Вы находитесь на странице: 1из 27

4

HET ONDERBEEN
FIGUUR 4-1
Ventraal aanzicht
94
TOPOGRAFISCH OVERZICHT
VAN HET ONDERBEEN (CRUS)
FIGUUR 4-2
Dorsaal aanzicht
1. Proximale begrenzing
2. Distale begrenzing
De volgende benige structuren zijn palpabel:
Tibia
margo anterior (fig. 4-3)
margo medialis (fig. 4-4)
facies medialis (fig. 4-5)
facies posterior (fig. 4-6)
Fibula
facies lateralis (fig. 4-7)
FIGUUR 4-4
Tibia, margo medialis
Deze loopt van de condylus medialis tibiae naar de
malleolus medialis en vormt de mediale begrenzing
van de facies medialis tibiae. Ook deze margo is in zijn
geheel palpabel.
95
OSTEOLOGIE
HET ONDERBEEN
FIGUUR 4-3
Tibia, margo anterior
Deze rand van de tibia loopt van de tuberositas tibiae
tot aan de malleolus medialis. In het proximale
driekwart gedeelte is het een scherpe rand die distaal
naar de malleolus medialis toe loopt en stomper wordt.
De margo anterior ligt direct onder de huid en is
eenvoudig te palperen.
FIGUUR 4-5
Tibia, facies medialis
Dit is een glad en egaal oppervlak dat direct onder de
huid ligt. De spieren van de pes anserinus insereren op
het proximale gedeelte vlak bij de tuberositas tibiae. De
facies medialis ligt tussen de margo anterior (fig. 4-3)
en de margo medialis (fig. 4-4) en is volledig palpabel.
FIGUUR 4-6
Tibia, facies posterior
Dit is dorsaal van de margo medialis gedeeltelijk
palpabel, in het bijzonder in het proximale en in het
distale gedeelte van corpus tibiae.
We zien op de foto dat het onderbeen in
exorotatiestand is gebracht om het proximale deel van
de facies posterior dorsaal van de margo medialis
toegankelijk te maken voor palpatie (zie fig. 4-4).
Belangrijk hierbij is dat de kuitspieren goed
ontspannen zijn.
FIGUUR 4-7
Fibula, facies lateralis
Deze facies is in het distale gedeelte eenvoudig te
palperen. Hij wordt van proximoventraal naar
distodorsaal door een schuine kam in twee gedeelten
verdeeld:
1. een driehoekig ventraal gedeelte dat direct onder
de huid ligt en eenvoudig te palperen is;
2. een dorsaal gedeelte waarover de pezen van de mm.
peronei longus en brevis glijden.
96
4 H E T O N D E R B E E N
97
Deze omvat de volgende vier spieren:
M. tibialis anterior (fig. 4-9 t/m 4-12)
M. extensor hallucis longus (fig. 4-15 t/m 4-17)
M. extensor digitorum longus (fig. 4-18 en 4-19)
M. peroneus tertius (fig. 4-20)
MYOLOGIE
VENTRALE SPIERGROEP
FIGUUR 4-8
Ventraal aanzicht van het onderbeen
1. M. tibialis anterior
2. M. extensor digitorum longus
3. M. extensor hallucis longus
4. M. peroneus tertius
5. Retinaculum musculorum extensorum
6. Tibia, margo anterior
M. TIBIALIS ANTERIOR
FIGUUR 4-9
Ventraal aanzicht van het onderbeen
1. M. tibialis anterior, origo
2. M. tibialis anterior, spierbuik
3. M. tibialis anterior, distale pees
98
4 H E T O N D E R B E E N
FIGUUR 4-10
Het distale deel van de pees van de m. tibialis anterior
De voet wordt in inversiestand gebracht. Hierbij wordt
weerstand gegeven tegen de mediale zijde van de voet
waardoor de pees promineert. Deze pees ligt het meest
mediaal van de pezen van de ventrale spiergroep juist
voor de malleolus medialis.
Hier worden twee vingers van de palperende hand
naast de pees geplaatst ter hoogte van de insertie aan
het os cuneiforme mediale. Deze zet zich voort op de
basis van os metatarsale I.
FIGUUR 4-11
M. tibialis anterior op het onderbeen.
De distale pees (1) ligt lateraal van de margo anterior.
Dit geldt ook voor de spierbuik (2) die mediaal wordt
begrensd door de m. extensor digitorum longus. We
vragen de proefpersoon om de bij fig. 4-10 beschreven
beweging te maken.
Opmerking: op de foto zijn de hierboven beschreven
onderdelen van de spier te zien.
1. Pees van de m. tibialis anterior
2. Spierbuik van de m. tibialis anterior
FIGUUR 4-12
Origo van de m. tibialis anterior
Zie ook hoofdstuk 3 De knie, de figuren 3-56 tot en met 3-58.
Vraag om dezelfde spieractiviteit als beschreven bij
figuur 4-10. Hierbij wordt op een overeenkomstige
manier weerstand gegeven tegen de mediale zijde van
de voet. De spanning van de spierbuik is onder de
vingers waarneembaar.
99
M Y O L O G I E
M. EXTENSOR HALLUCIS
LONGUS, M. EXTENSOR
DIGITORUM LONGUS,
M. PERONEUS TERTIUS
De overige spieren van de ventrale spiergroep zijn:
M. extensor hallucis longus (fig. 4-15 en 4-16)
M. extensor digitorum longus (fig. 4-18 en 4-19)
M. peroneus tertius (fig. 4-20)
De laatstgenoemde spier is niet altijd aanwezig en loopt
van het distale eenderde deel van de fibula naar os
metatarsale V.
Opmerking: de m. extensor digitorum brevis is ook een
strekker van de tenen maar maakt deel uit van de
intrinsieke spieren van de voet. Hij wordt besproken in
hoofdstuk 5 De enkel en de voet.
FIGUUR 4-13
Dorsaal aanzicht van de voet
1. M. extensor hallucis longus
2. M. extensor digitorum longus
3. M. peroneus tertius
4. M. tibialis anterior
5. M. extensor digitorum brevis
6. M. peroneus brevis
100
4 H E T O N D E R B E E N
FIGUUR 4-14
Ventraal aanzicht van de enkel
1. M. extensor hallucis longus
2. M. tibialis anterior
FIGUUR 4-15
Pees van de m. extensor hallucis longus ter hoogte van de
insertie
De proefpersoon wordt gevraagd de grote teen te
extenderen. De onderzoeker geeft met de duim
weerstand tegen distale falanx en probeert de grote
teen in flexie te brengen.
De onderzoeker geeft hier met de wijsvinger de insertie
aan dorsaal op de distale falanx van de grote teen en op
de laterale zijde van de basis van de proximale falanx.
FIGUUR 4-16
Pees van de m. extensor hallucis longus op het proximale
deel van de voet
De bij fig. 4-15 beschreven spieractiviteit wordt
gevraagd. De pees wordt hier met de wijsvinger
aangegeven.
Bij de figuren 4-15 tot en met 4-17
1. M. tibialis anterior
2. M. extensor hallucis longus
3. M. extensor digitorum longus
FIGUUR 4-17
Spierbuik van de m. extensor hallucis longus op het distale
deel van het onderbeen
De pees loopt naar proximaal onder de beide delen
van het retinaculum extensorum tot zijn spierbuik die
tussen de m. tibialis anterior (mediaal) en de m.
extensor digitorum longus (lateraal) ligt. Zie hiervoor
ook de beschrijving van deze beide spieren op blz. 99
en 102.
101
M Y O L O G I E
FIGUUR 4-18
Pezen van de m. extensor digitorum longus
De onderzoeker geeft met de distale hand weerstand
tegen de extensie van de tenen. Men kan de
proefpersoon ook vragen dorsaalflexie en eversie met
de voet uit te voeren (de laatste beweging wordt hier
niet gedemonstreerd).
Het verloop van alle vier de pezen kunnen we zien
vanaf de insertie tot aan het proximale deel van de
voet. Het proximale deel van de pezen wordt hier met
de wijsvinger aangegeven.
FIGUUR 4-19
M. extensor digitorum longus
De spierbuik proximaal van de pezen ligt op de gehele
lengte van het onderbeen tussen (van proximaal naar
distaal) de m. peroneus longus en de m. peroneus
brevis aan de laterale zijde en de m. tibialis anterior aan
de mediale zijde.
Dankzij hun functie zijn deze twee laatste spieren goed
te lokaliseren. Het vinden van de spierbuik van de m.
extensor digitorum longus kan zo nauwkeuriger
plaatsvinden (zie fig. 4-22).
FIGUUR 4-20
M. peroneus tertius
De pees van deze spier is te zien op de laterale rand van
de m. extensor digitorum longus op het deel dat naar
de kleine teen loopt.
Om de pees te laten promineren wordt de
proefpersoon gevraagd eversie met de voet uit te
voeren. Tegen deze beweging wordt dan weerstand
gegeven. De pees loopt naar het dorsale deel van de
basis van os metatarsale V.
102
4 H E T O N D E R B E E N
M. peroneus longus (fig. 4-23 t/m 4-25)
M. peroneus brevis (fig. 4-27 t/m 4-29)
103
M Y O L O G I E
LATERALE SPIERGROEP
FIGUUR 4-21
Lateraal aanzicht van het onderbeen
1. M. peroneus longus
2. M. peroneus brevis
3. M. gastrocnemius, caput laterale
4. M. gastrocnemius, caput mediale
5. M. soleus
6. Achillespees (tendo calcaneus)
M. PERONEUS LONGUS
FIGUUR 4-22
Lateraal aanzicht van het onderbeen
1. M. peroneus longus
2. Pees van de m. peroneus longus
3. M. peroneus brevis
4. M. extensor digitorum longus
5. M. tibialis anterior
6. M. soleus
7. M. gastrocnemius, caput laterale
104
4 H E T O N D E R B E E N
FIGUUR 4-23
Pees van de m. peroneus longus op de laterale rand van de
voet
De proefpersoon voert plantairflexie en eversie van de
voet uit. Nadat de pees (1) ter hoogte van de malleolus
lateralis van richting is veranderd loopt hij over de
laterale zijde van de calcaneus, dorsaal van de trochlea
peronealis (2) en gaat daarna de sulcus tendinis m.
peroneus longus binnen.
FIGUUR 4-24
Pees van de m. peroneus longus op het onderbeen
Van de proefpersoon wordt dezelfde spieractiviteit
gevraagd als beschreven bij fig. 4-23. Halverwege het
onderbeen ligt de pees op de spierbuik van de m.
peroneus brevis die de pees zowel ventraal als dorsaal
begrenst (zie fig. 4-29).
Bij de figuren 4-23 tot en met 4-25
1. Pees van de m. peroneus longus
2. M. peroneus brevis
3. M. extensor digitorum longus
4. M. soleus
FIGUUR 4-25
Spierbuik van de m. peroneus longus
Van de proefpersoon wordt dezelfde spieractiviteit
gevraagd als beschreven bij figuur 4-23. De spierbuik
ligt op het proximale laterale deel van het onderbeen
tussen de m. extensor digitorum longus (3) (ventraal
ervan) en de m. soleus (4) (dorsaal ervan).
105
M Y O L O G I E
M. PERONEUS BREVIS
FIGUUR 4-26
Lateraal aanzicht van het distale tweederde deel van het
onderbeen
1. M. peroneus brevis
2. Pees van de m. peroneus longus
3. M. extensor digitorum longus
4. M. soleus
5. M. gastrocnemius, caput laterale
6. M. tibialis anterior
7. M. peroneus longus
106
4 H E T O N D E R B E E N
FIGUUR 4-27
Het distale deel van de pees van de m. peroneus brevis op
de laterale zijde van de voet
Door het maken van een eversiebeweging met de voet
wordt de pees duidelijk zichtbaar. Volg de pees tot aan
de insertie op de tuberositas ossis metatarsalis V.
Opmerking: voor het verloop op de laterale zijde van de
calcaneus ten opzichte van de trochlea peronealis zie
hoofdstuk 5 De enkel en de voet.
FIGUUR 4-28
M. peroneus brevis op het onderbeen.
De proefpersoon maakt de bij figuur 4-27 beschreven
beweging. De spierbuik is ventraal van de pees van de
m. peroneus longus zichtbaar. Herhaaldelijk
aanspannen en ontspannen is nuttig om een goed
beeld te krijgen van de spier in ontspannen toestand.
Bij de figuren 4-27 tot en met 4-29
1. M. peroneus longus
2. Pees van de m. peroneus longus
3. M. peroneus brevis
FIGUUR 4-29
M. peroneus brevis op het onderbeen
De proefpersoon maakt de bij figuur 4-27 beschreven
beweging. Eventueel voert hij tevens een plantairflexie
uit waardoor de contractie beter waargenomen kan
worden.
Men kan de spierbuik ook dorsaal van de pees van de
m. peroneus longus zien.
107
M Y O L O G I E
De oppervlakkige spierlaag bestaat uit:
M. triceps surae
m. soleus (fig. 4-36 t/m 4-38)
m. gastrocnemius, caput mediale (fig. 4-32 en 4-33)
m. gastrocnemius, caput laterale (fig. 4-34 en 4-35)
m. plantaris (fig. 4-40)
De diepe spierlaag bestaat uit:
M. popliteus (fig. 4-35)
M. tibialis posterior (fig. 4-42 t/m 4-44)
M. flexor digitorum longus (fig. 4-46 t/m 4-48)
M. flexor hallucis longus (fig. 4-50 t/m 4-52)
108
4 H E T O N D E R B E E N
DORSALE SPIERGROEP
FIGUUR 4-30
Dorsaal aanzicht van het onderbeen
1. M. gastrocnemius, caput mediale
2. M. gastrocnemius, caput laterale
3. M. soleus
4. Achillespees (tendo calcaneus)
5. M. plantaris
OPPERVLAKKIGE SPIERLAAG:
M. TRICEPS SURAE EN
M. PLANTARIS
De m. triceps surae bestaat uit drie spieren:
m. gastrocnemius, caput mediale (fig. 4-32 en 4-33)
m. gastrocnemius, caput laterale (fig. 4-34 en 4-35)
m. soleus (fig. 4-36 t/m 4-38)
Deze drie spieren insereren met een
gemeenschappelijke pees aan de calcaneus, de
achillespees (tendo calcaneus) (fig. 4-39).
M. plantaris (fig. 4-40)
Opmerking: uit didactische overwegingen zullen de
delen van de m. gastrocnemius, de m. soleus en de m.
plantaris in deze volgorde en afzonderlijk aan de orde
komen.
109
M Y O L O G I E
FIGUUR 4-31
Dorsolateraal aanzicht van het onderbeen
1. M. gastrocnemius, caput mediale
2. M. gastrocnemius, caput laterale
3. M. soleus
4. Achillespees (tendo calcaneus)
5. M. plantaris
6. M. peroneus longus
7. Pees van de m. peroneus longus
8. M. peroneus brevis
9. Malleolus lateralis
10. Calcaneus
11. Caput fibulae
12. Pees van de m. biceps femoris
FIGUUR 4-32
M. gastrocnemius, caput mediale op het onderbeen
De proefpersoon wordt gevraagd enige malen
plantairflexie in het bovenste spronggewricht en flexie
in de knie uit te voeren en weer te ontspannen: dit zijn
de bewegingen die contractie van bovenstaande spier
tot gevolg hebben. Tegen de eerste beweging wordt
weerstand gegeven met de onderarm van de distale
hand en tegen de tweede beweging met de hand die de
calcaneus omvat. Deze spier ligt op het dorsomediale
deel van het onderbeen, oppervlakkig van de m. soleus.
Opmerking: de spierbuik van de m. gastrocnemius,
caput mediale reikt verder naar distaal dan die van het
caput laterale.
FIGUUR 4-33
M. gastrocnemius, caput mediale ter hoogte van de knie
De spierbuik wordt op de hierboven beschreven wijze
op spanning gebracht.
De origo van deze spier ligt op de facies poplitea vlak
boven de condylus medialis van het femur. De spier is
palpabel aan de mediale zijde van de fossa poplitea,
waarvan ze de mediodistale begrenzing vormt.
110
4 H E T O N D E R B E E N
FIGUUR 4-34
M. gastrocnemius, caput laterale op het onderbeen
Er wordt weerstand gegeven tegen plantairflexie van de
voet en flexie in de knie op de wijze die bij figuur 4-32
is beschreven. Hierdoor zal het caput laterale
promineren.
Het is nuttig de proefpersoon te vragen beurtelings aan
te spannen en te ontspannen waardoor de spanning in
de spierbuik beter kan worden gevoeld.
FIGUUR 4-35
M. gastrocnemius, caput laterale in de fossa poplitea en de
m. popliteus
De spier wordt op de hiervoor beschreven wijze op
spanning gebracht.
De origo is de dorsolaterale zijde van de condylus
lateralis van het femur. Het proximale deel van deze
spier is van belang bij de palpatie van dit gebied omdat
het de laterodistale rand vormt van de fossa poplitea.
Het caput laterale wordt hier aan de mediale zijde
begrensd door de wat dieper gelegen m. plantaris (1).
Opmerking: de spierbuik van de m. popliteus die
proximaal en dorsaal op het onderbeen ligt kan
indirect worden gelokaliseerd door de spierbuik van de
m. gastrocnemius heen (hier niet gedemonstreerd).
Voorzichtigheid is geboden bij palpatie in dit gebied
met het oog op het verloop van de n. tibialis.
De lokalisering van de pees van de m. popliteus is aan
de orde geweest bij figuur 3-76 in hoofdstuk 3 De knie.
111
M Y O L O G I E
112
4 H E T O N D E R B E E N
FIGUUR 4-36
Het deel van de m. soleus dat aanhecht aan de fibula (zie
ook de opmerking): het distale deel
Dit deel ligt proximaal van de m. peroneus brevis (2)
en dorsaal van de m. peroneus longus (3). De distale
hand omvat de hiel terwijl met de onderarm weerstand
wordt gegeven tegen plantairflexie. Door afwisselend
te laten aanspannen en ontspannen kan men de
spierbuik goed waarnemen. Hij ligt over de lengte van
de fibula tussen het caput laterale van de m.
gastrocnemius (1) aan de dorsale zijde en de m.
peroneus longus (3) aan de ventrale zijde.
Opmerking: het deel van de m. soleus dat zijn origo op
de fibula heeft is veel breder dan het gedeelte dat de
tibia als origo heeft.
FIGUUR 4-37
Het deel van de m. soleus dat aanhecht aan de fibula: het
proximale deel (zie ook de opmerking bij fig. 4-36).
Dit deel van de spier (4) ligt halverwege het been en
proximaal dorsaal van de m. peroneus longus (3) en
ventraal van de m. gastrocnemius, caput laterale (1).
Bij de figuren 4-36 tot en met 4-38
1. M. gastrocnemius, caput laterale
2. M. peroneus brevis
3. M. peroneus longus
4. M. soleus, fibulaire en tibiale origo
5. Pees van de m. peroneus longus
6. M. gastrocnemius, caput mediale
FIGUUR 4-38
M. soleus: het deel van de spier dat aanhecht aan de tibia
Met de distale hand wordt de hiel omvat terwijl met de
onderarm tegen de plantaire zijde van de voet
weerstand wordt gegeven tegen plantairflexie in het
bovenste spronggewricht.
Door afwisselend te laten aanspannen en te
ontspannen is dit deel van de spier goed te zien. Het
ligt tussen de margo medialis van de tibia (distale
tweederde deel) en de m. gastrocnemius, caput
mediale (aan de dorsale zijde) (6).
Opmerking: het tibiale deel van de m. soleus (4) heeft een
veel geringer oppervlak aan de mediale zijde van het
onderbeen dan het fibulaire deel aan de laterale zijde.
FIGUUR 4-39
Achillespees (tendo calcaneus)
De distale hand omvat de hiel en de onderarm rust op
de plantaire zijde van de voet. Op deze wijze kan men
de spanning in de pees variren.
Dit kan op twee manieren plaatsvinden:
1. door druk uit te oefenen op de voetzool waardoor
de voet in dorsaalflexie wordt gebracht: de pees
wordt daardoor gerekt;
2. door de proefpersoon te vragen afwisselend
plantairflexie uit te voeren en weer te ontspannen.
Opmerking: wanneer de pees eenmaal gelokaliseerd is
kan palpatie van voorzijde, achterzijde en de zijkanten
van de pees ook in ontspannen toestand plaatsvinden.
FIGUUR 4-40
M. plantaris in de fossa poplitea
Deze vormt de ventrale en mediale begrenzing van de
m. gastrocnemius, caput laterale. De m. plantaris is niet
altijd aanwezig en moeilijk te lokaliseren
De distale hand omvat de hiel en de onderarm rust op
de plantaire zijde van de voet. Zo kan tegelijkertijd
weerstand worden gegeven tegen plantairflexie van de
voet en flexie van de knie.
De spier (1) ligt in de in de fossa poplitea mediaal van
de m. gastrocnemius, caput laterale. Het hangt van de
lichaamsbouw van de proefpersoon af of de contractie
van de spier waarneembaar is.
113
M Y O L O G I E
DIEPE SPIERLAAG:
M. TIBIALIS POSTERIOR
FIGUUR 4-41
Mediaal aanzicht van het distale eenderde deel van het
onderbeen
1. Pees van de m. tibialis posterior
2. Spierbuik van de m. tibialis posterior
Opmerking: voor de ligging ten opzicht van de beide
andere pezen van de diepe dorsale onderbeenspieren
zie blz. 116.
M. flexor digitorum longus
M. flexor hallucis longus
114
4 H E T O N D E R B E E N
FIGUUR 4-42
Pees van de m. tibialis posterior tussen de tuberositas ossis
navicularis en de malleolus medialis
De distale hand stuurt en/of geeft weerstand aan
inversie van de voet die bij voorkeur ook in
plantairflexiestand is gebracht. De pees is zichtbaar
tussen de beide hierboven beschreven botpunten. Het
kan soms zinvol zijn eerst de tuberositas ossis
navicularis te palperen. (Zie ook hoofdstuk 5 De enkel en de
voet.)
FIGUUR 4-43
Pees van de m. tibialis posterior ter hoogte van de enkel
De distale hand stuurt en/of geeft weerstand aan
inversie van de voet die bij voorkeur ook in
plantairflexiestand is gebracht. De pees is dorsaal van
de malleolus medialis te zien. Onder de vingers voelt
hij aan als een hard koord.
FIGUUR 4-44
Pees en de spierbuik van de m. tibialis posterior op het
onderbeen
Het onderbeen ligt met de laterale zijde op de
behandeltafel, de voet staat in plantairflexiestand. We
hoeven slechts met de vingers van de palperende hand
langs de margo medialis van de tibia (1) te glijden om
de spiercontractie te voelen. Dit gaat beter wanneer we
de proefpersoon vragen afwisselend aan te spannen en
te ontspannen tijdens een inversiebeweging, waarbij
weerstand tegen de voet wordt gegeven.
De spierbuik van de m. tibialis posterior ligt proximaal
van de pees (2) en ventraal van de m. flexor digitorum
longus tot aan de boogvormige origo van de laatste
spier aan de tibia ongeveer tien centimeter proximaal
van de malleolus medialis. Nadat hij deze boog
onderlangs is gepasseerd (chiasma cruris) ligt de
spierbuik lateraal van die van de m. flexor digitorum
longus. Hier is de spier niet direct toegankelijk doordat
ze wordt bedekt door m. triceps surae.
115
M Y O L O G I E
DIEPE SPIERLAAG:
M. FLEXOR DIGITORUM
LONGUS
FIGUUR 4-45
Mediaal aanzicht van het distale eenderde gedeelte van
het onderbeen
1. M. tibialis posterior
2. M. flexor digitorum longus
3. M. flexor hallucis longus
4. Achillespees (tendo calcaneus)
116
4 H E T O N D E R B E E N
FIGUUR 4-46
Pezen van de m. flexor digitorum longus aan de plantaire
zijde van de voet
De distale hand stuurt en/of geeft lichte weerstand
tegen een aantal snelle flexiebewegingen van de tenen.
De enkel staat daarbij in een neutrale stand. De andere
hand ligt op de plantaire zijde van de voet en omvat de
laterale rand ervan. Om de contractie goed te kunnen
waarnemen wordt gebruikgemaakt van een brede
palpatiehandgreep. De pezen zijn niet direct palpabel
doordat ze worden bedekt door de pezen van de m.
flexor digitorum brevis.
Opmerking: de contractie van beide flexoren is veel
beter te voelen wanneer de proximale falangen in
hyperextensiestand worden gebracht.
FIGUUR 4-47
M. flexor digitorum longus in de mediale tarsale tunnel.
De proefpersoon voert een aantal snelle
flexiebewegingen uit met de tenen. De voet rust hierbij
op de hiel of op de laterale voetrand.
De pees kan bij de malleolus medialis, dorsaal van de
pees van de m. tibialis posterior, worden gevoeld.
FIGUUR 4-48
Spierbuik van de m. flexor digitorum longus op het distale
eenderde gedeelte van het onderbeen
Het onderbeen rust op de laterale zijde, de enkel is
ontspannen.
De spierbuik wordt hier met de wijsvinger aangewezen.
Deze ligt dorsaal van de m. tibialis posterior tot aan de
boog die wordt gevormd door de m. flexor digitorum
longus (chiasma cruris). De laatste spier heeft
ongeveer 10 cm boven de malleolus medialis een
aanhechting aan de tibia.
Aan de andere kant van de boog ligt de spierbuik
mediaal van die van de m. tibialis posterior.
De contractie van deze spierbuik is het beste
waarneembaar als de proefpersoon de spier afwisselend
aanspant en ontspant. We vragen hem daarom enkele
snelle flexiebewegingen met de tenen uit te voeren.
117
M Y O L O G I E
DIEPE SPIERLAAG:
M. FLEXOR HALLUCIS LONGUS
FIGUUR 4-49
Mediaal aanzicht van het distale eenderde deel van het
onderbeen
1. Pees van de m. tibialis posterior
2. Pees van de m. flexor hallucis longus
Opmerking: zie ook blz. 116 voor de ligging van deze
spier ten opzichte van de andere diepe dorsale
onderbeenspieren.
M. tibialis posterior
M. flexor digitorum longus
118
4 H E T O N D E R B E E N
FIGUUR 4-50
M. flexor hallucis longus op de plantaire zijde van de voet
De distale hand stuurt en/of geeft lichte weerstand
tegen een aantal snelle flexiebewegingen van de grote
teen. De enkel staat in een neutrale stand en de voet
rust op de hiel of op de laterale voetrand.
De andere hand ligt op de plantaire zijde van os
metatarsale I met een brede palpatiehandgreep om de
contracties beter te kunnen voelen. Op deze wijze is de
pees van de m. flexor hallucis longus beter te palperen.
Deze voelt aan als een koordvormige structuur onder
de vingers.
Opmerking: de pees is veel beter palpabel wanneer de
proximale falanx in hyperextensiestand wordt
gebracht.
FIGUUR 4-51
M. flexor hallucis longus in de mediale tarsale tunnel
De distale hand stuurt en/of geeft lichte weerstand
tegen aantal snelle flexiebewegingen van de grote teen.
De enkel staat in een neutrale stand en de voet rust op
de hiel of op de laterale voetrand.
De spier is in de tarsale tunnel tussen de malleolus
medialis en de achillespees te voelen, dorsaal van de
pees van de m. flexor digitorum longus. (Zie ook figuur
5-123 in hoofdstuk 5 De enkel en de voet.)
FIGUUR 4-52
M. flexor hallucis longus in de mediale tarsale tunnel: het
zichtbaar maken van de spierbuik
Hier wordt de spierbuik aangewezen die eerst op de
hiervoor beschreven wijze is gelokaliseerd. Deze ligt
dorsaal van de m. flexor digitorum longus (zie fig. 4-45).
De contractie is het beste waarneembaar als de
proefpersoon een aantal flexiebewegingen met de
grote teen uitvoert.
119
M Y O L O G I E

Вам также может понравиться