Академический Документы
Профессиональный Документы
Культура Документы
DRAAGSTRUCTUUR
06950424_voorwerk.indd 1 22-11-2005 10:08:33
II
omslagontwerp Marjan Gerritse, Amsterdam
vormgeving binnenwerk Peter van Dongen, Amsterdam
opmaak Van de Garde, Zaltbommel
tekenwerk Advies en Tekenbureau voor Bouwtechniek ing F. Oomen, Almere-Stad
Veltman Bouwkundig Ontwerp- en Tekenburo, Delft
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen.
Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de
uitgever wenden.
ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor: Primair Onderwijs, Algemeen Voortgezet Onder-
wijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Beroepsonderwijs.
Voor meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen:
www.thiememeulenhoff.nl
ISBN 90 06 95042 4
Tweede druk, tweede oplage
ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2004
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een
geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij
elektronisch, mechanisch, door fotokopien, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopien uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet
1912 j
o
het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985,
Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen
te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van
gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16
Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
06950424_voorwerk.indd 2 22-11-2005 10:08:33
III
Bouwtechniek
Draagstructuur
3
06950424_voorwerk.indd 3 22-11-2005 10:08:34
IV
De serie Jellema Hogere Bouwkunde bestaat naast
het inleidende deel uit drie reeksen boeken:
bouwtechniek, bouwmethoden en bouwproces.
Tezamen vormt de inhoud de onontbeerlijke
basiskennis voor het hoger beroepsonderwijs en
wetenschappelijk onderwijs.
Ook deze vernieuwde uitgave is ontstaan vanuit
de noodzakelijke interactie tussen het onderwijs
enerzijds en het bedrijfsleven anderzijds. Beide
sectoren leveren auteurs, maar zijn ook bereid
tot het leveren van commentaar en kritiek in een
voortdurende discussie tussen redactie, auteurs
en het onderwijs.
De redactie:
ir. K. Hofkes
Docent Bouwkunde, Hogeschool
INHOLLAND, Haarlem en Alkmaar
ing. N. Zimmermann
Architect, Amsterdam
ir. A. van Tol
Architect, Zwolle
ir. M. Bonebakker
Adviseur Bouwmanagement, Geesteren
H.A.J. Flapper
Bouwinnovator, Amsterdam
ir. H. Brinksma
Docent Bouwkunde, Hogeschool van
Utrecht, Utrecht
Auteurs deel 3:
Ir. T.G.M. Spierings
Docent en opleidingscordinator bouwkunde,
Hogeschool Arnhem en Nijmegen
Architect, Uden
Ir. R.Ph. van Amerongen
Course director, Piet Zwart Institute,
Willem de Kooning Academy
Architect, Rotterdam
Ir. H. Millekamp Msc in Architecture
Bouwmanager, ASWA
Architecten bv, Rotterdam
06950424_voorwerk.indd 4 22-11-2005 10:08:34
V
J
E
L
L
E
M
A
H
O
G
E
R
E
B
O
U
W
K
U
N
D
E
J
E
L
L
E
M
A
H
O
G
E
R
E
B
O
U
W
K
U
N
D
E
J
E
L
L
E
M
A
H
O
G
E
R
E
B
O
U
W
K
U
N
D
E
J
E
L
L
E
M
A
H
O
G
E
R
E
B
O
U
W
K
U
N
D
E
1
Inleiding
Bouwnijverheid
www.jellema-online.nl
www.jellema-online.nl
7
Bouwmethoden
Bouwmethodiek 10
Bouwproces
Ontwerpen 2
Bouwtechniek
Onderbouw
Serieoverzicht
11
Bouwproces
Contracteren 8
Bouwmethoden
Woningbouw 3
Bouwtechniek
Draagstructuur
12
Bouwproces
Uitvoeren
A techniek
9
Bouwmethoden
Utiliteitsbouw 4
Bouwtechniek
Omhulling
A prestatie-eisen /
daken
12
Bouwproces
Uitvoeren
B organisatie
4
Bouwtechniek
Omhulling
B gevels
13
Bouwproces
Beheren 4
Bouwtechniek
Omhulling
C gevelopeningen
5
Bouwtechniek
Afbouw
6
Bouwtechniek
Installaties
A elektrotechnisch
en sanitair
6
Bouwtechniek
Installaties
B werktuigbouwkundig
en gas
6
Bouwtechniek
Installaties
C liften en roltrappen
06950424_voorwerk.indd 5 22-11-2005 10:08:45
VI
Woord vooraf
Binnen de reeks Bouwtechniek worden de ver-
schillende onderdelen besproken die in onze
gebouwen kunnen worden onderscheiden. Het
deel Draagstructuur beslaat hiervan de construc-
tieve onderdelen.
In dit boek worden alle voorkomende, verticale
en horizontale dragende elementen (wanden of
kolommen en vloeren) en de verbinding tussen
vloeren door middel van trappen en hellingen
beschreven.
Ten aanzien van de verticale en horizontale dra-
gende elementen volgt eerst een kort overzicht
over de verschillende combinaties tussen de ver-
schijningsvormen en materialen in hoofdstuk 1
Typologien.
Een keuze voor een van deze combinaties komt
mede voort uit de functies die de draagstructuur
naast die van het dragen zelf dient te vervul-
len. Deze functies staan samen met de daaruit
voortvloeiende eisen beschreven in hoofdstuk 2
Functies en eisen.
Als de verschijningsvorm in functionele zin is
bepaald, zal een keuze voor de materialisatie
moeten worden gemaakt. Alle constructieve on-
derdelen zelf zijn daartoe apart en gedetailleerd
beschreven in de hoofdstukken 3 tot en met 6:
Steen, Beton, Hout en Staal.
Zoals reeds is aangegeven, heeft de behandeling
van de overbrugging van de niveauverschillen
een aparte plaats gekregen in hoofdstuk 7 Trap-
pen. Ook hier is een opsplitsing naar materiaal
gehanteerd.
Het boek besluit met een register waarin alle rele-
vante gebruikte termen zijn opgenomen.
Door deze opbouw kan het boek zowel een basis
voor een afgewogen keuze voor verschijnings-
vorm en materialisatie zijn, als een naslagwerk bij
de uitwerking van een reeds bepaalde keuze.
De auteurs
mei 2004
06950424_voorwerk.indd 6 22-11-2005 10:08:46
VII
Inhoud
1 Typologien 1
Inleiding 2
1.1 Dragen versus scheiden: continum aan
mogelijkheden 2
1.2 Massieve structuren 3
1.2.1 Traditioneel metselwerk met houten
balklagen/vloeren 4
1.2.2 Lijmwerk in kalkzandsteen en cellenbeton
met (cellen)betonnen vloeren 5
1.3 Schijvenstructuren 6
1.3.1 Gietbouw 6
1.3.2 Prefab-betonnen vloerdragende gevels 7
1.4 Kolommenstructuren 8
1.4.1 Houten kolomskelet 9
1.4.2 Betonnen kolomskelet 10
1.4.3 Stalen kolomskelet 11
1.5 Moderne massieve structuren 11
1.5.1 Houtelementenbouw 11
1.5.2 Betonelementenbouw 12
1.6 Relatie bouwmethoden 13
2 Functies en eisen 17
Inleiding 18
2.1 Dragende functie 18
2.1.1 Constructieve eisen Bouwbesluit 18
2.1.2 Belastingen 19
2.1.3 Sterkte en stijfheid 21
2.1.4 Bezwijken gebouw, stabiliteit 22
2.2 Scheidende functie 22
2.2.1 Eisen Bouwbesluit 23
2.2.2 Ruimtescheidende functie 23
2.2.3 Geluidsisolerende eisen 24
2.2.4 Brandwerendheidseisen 27
2.2.5 Warmte-isolerende eisen 28
2.2.6 Vochtwerende eisen 30
2.3 Overzicht eigenschappen constructie-
materialen 32
Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 32
3 Dragende elementen in steen 33
Inleiding 34
3.1 Steen 34
3.1.1 Materiaaleigenschappen 34
3.1.2 Elementen en materialen 35
3.1.3 Baksteen 36
3.1.4 Betonsteen 38
3.1.5 Kalkzandsteen 39
3.1.6 Cellenbeton 40
3.1.7 Normen 41
3.2 Voegen 41
3.2.1 Voegfuncties 41
3.2.2 Voegvullingen 42
3.2.3 Metselmortels 42
3.2.4 Voegmortels 43
3.2.5 Speciebereiding 44
3.2.6 Lijmmortels 44
3.2.7 Scheurvorming in metselwerk 44
3.2.8 Dilatatievoegen 46
3.3 Wanden in steen, algemeen 47
3.3.1 Opbouw, muurtypen 47
3.3.2 Metselverbanden 49
3.3.3 Muurdoorbrekingen 51
3.3.4 Lateien 52
3.3.5 Opleggingen 55
3.4 Wanden in baksteen 57
3.4.1 Baksteenformaten 57
3.4.2 Baksteenmortels 58
3.4.3 Maatvoering baksteenmetselwerk 58
3.4.4 Detaillering baksteen 60
3.4.5 Vuistregels baksteen wand-constructies 61
3.5 Wanden in betonsteen 62
3.5.1 Betonsteenformaten 62
3.5.2 Betonsteenmortels 64
3.5.3 Betonsteenverbanden en opbouw 65
3.5.4 Maatvoering betonsteen 66
3.5.5 Dilataties betonsteen 66
3.5.6 Detaillering betonsteen 66
3.5.7 Vuistregels betonsteenwanden 69
3.6 Wanden in kalkzandsteen 69
3.6.1 Kalkzandsteenformaten 69
3.6.2 Kalkzandsteenmortels 71
3.6.3 Kalkzandsteenmetselwerk, verbanden en
opbouw 71
3.6.4 Kalkzandsteenlijmwerk 73
3.6.5 Maatvoering kalkzandsteen 74
3.6.6 Dilataties kalkzandsteen 77
3.6.7 Detaillering kalkzandsteen 78
3.6.8 Vuistregels kalkzandsteenwanden 81
3.7 Wanden in cellenbeton 82
3.7.1 Formaten cellenbetonblokken 84
3.7.2 Cellenbetonmortels 84
3.7.3 Maatvoering cellenbeton 85
3.7.4 Dilataties cellenbeton 87
3.7.5 Detaillering cellenbeton 87
3.7.6 Vuistregels cellenbetonwanden 89
Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 89
06950424_voorwerk.indd 7 22-11-2005 10:08:46
VIII
4 Dragende elementen in beton 93
Inleiding 94
4.1 Beton 94
4.1.1 Betonsoorten 94
4.1.2 Beton als constructiemateriaal 96
4.1.3 Ter plaatse gestort versus prefab-beton 97
4.1.4 Normen 99
4.2 Ter plaatse gestorte betonnen vloeren 99
4.2.1 Vloeren op zand 99
4.2.2 Vlakke plaatvloeren 100
4.2.3 Koker-, bollenplaat-, ribben- en cassette-
vloeren 101
4.2.4 Paddestoelvloeren 102
4.2.5 Balkenvloeren 103
4.2.6 Vuistregels ter plaatse gestorte betonnen
vloeren 104
4.3 Halfgeprefabriceerde betonvloeren 104
4.3.1 Breedplaatvloeren 104
4.3.2 Verzwaarde strokenvloeren 106
4.3.3 Vuistregels halfgeprefabriceerde vloe-
ren 107
4.4 Prefab-betonnen vloeren 107
4.4.1 Rib(cassette)vloeren 108
4.4.2 Combinatievloeren 109
4.4.3 Kanaalplaatvloeren 111
4.4.4 Massieve plaat- en leidingvloeren 112
4.4.5 T- en TT-plaatvloeren 113
4.4.6 Vuistregels prefab-betonnen vloeren 115
4.5 Prefab-betonnen galerij- en balkon-
platen 115
4.5.1 Galerij- en balkonplaten 116
4.5.2 Opleggingen galerij- en balkonplaten 117
4.6 Betonnen wanden 119
4.6.1 Typologie en toepassingsgebieden 119
4.6.2 Ter plaatse gestorte betonwanden 120
4.6.3 Halfgeprefabriceerde holle wanden 123
4.6.4 Geprefabriceerde wanden in beton-
elementenbouw 124
4.6.5 Geprefabriceerde betonnen vloerdragende
gevels 125
4.6.6 Vuistregels dimensionering betonwan-
den 127
4.7 Betonnen kolommen en liggers 127
4.7.1 Betonkolommen 129
4.7.2 Betonnen liggers 129
4.7.3 Betonportalen 130
4.7.4 Verbindingen bij ter plaatse gestorte
kolomskeletten 131
4.7.5 Verbindingen bij prefab-kolomskelet-
ten 132
4.7.6 Vuistregels dimensionering betonkolom-
men en liggers 136
Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 138
5 Dragende elementen in hout 139
Inleiding 140
5.1 Hout 140
5.1.1 Houtsoorten 140
5.1.2 Algemene materiaaleigenschappen 141
5.1.3 Hout als constructiemateriaal 143
5.1.4 Conserveringen 144
5.1.5 Normen 144
5.2 Houten balklagen 145
5.2.1 Balklagen 145
5.2.2 Sparingen 146
5.2.3 Verankeringen 146
5.2.4 Vloerhout 148
5.2.5 Ontwerp balklagen 150
5.2.6 Begane-grondbalklaag 151
5.2.7 Verdiepingsbalklaag 155
5.2.8 Dakbalklaag 158
5.2.9 Samengestelde balklagen 158
5.2.10 Geprefabriceerde vloerconstructies 159
5.2.11 Vuistregels houten balklagen 161
5.3 Houtskeletbouw 161
5.3.1 Algemene beschrijving 161
5.3.2 Houtskeletbouwmethoden 162
5.3.3 Vloerconstructies 163
5.3.4 Wandconstructies 167
5.3.5 Dakconstructies 170
5.3.6 Ontwerp 170
5.4 Houtconstructies 171
5.4.1 Houten kolommen 172
5.4.2 Houten liggers 172
5.4.3 Houten spanten 175
5.4.4 Stabiliteit 177
5.4.5 Vuistregels houten kolommen, liggers en
spanten 179
5.5 Verbindingen in houtconstructies 179
5.5.1 Mechanische verbindingsmiddelen 182
5.5.2 Kolom-funderingverbindingen 184
5.5.3 Kolom-liggerverbindingen 184
5.5.4 Spant-funderingverbindingen 185
5.5.5 Spanthoekverbindingen 187
5.5.6 Spantnokverbindingen 188
5.5.7 Ligger/spant-liggerverbindingen 189
5.5.8 Verbindingen voor stabiliteitsconstruc-
ties 190
5.5.9 Opleggingen dakelement 191
Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 193
06950424_voorwerk.indd 8 22-11-2005 10:08:46
IX
6 Dragende elementen in staal 195
Inleiding 196
6.1 Algemeen 196
6.1.1 Eigenschappen staal 198
6.1.2 Fabricage en bewerkingsmethoden 199
6.1.3 Corrosiebestrijding 201
6.1.4 Basisproducten 203
6.1.5 Normen 205
6.2 Staalskelet 205
6.2.1 Opbouw staalskelet 205
6.2.2 Stabiliteit 207
6.3 Kolommen 210
6.3.1 Kolomvormen 210
6.3.2 Kolommen en leidingen 211
6.3.3 Vuistregels dimensionering
kolommen 212
6.4 Liggers 212
6.4.1 Liggers en vakwerkliggers 212
6.4.2 Staalbetonliggers 216
6.4.3 Liggers en leidingen 218
6.4.4 Vuistregels dimensionering stalen
liggers 218
6.5 Vloeren in staalskelet 219
6.5.1 Stalen vloerconstructies 219
6.5.2 Steenachtige vloeren 221
6.5.3 Cellenbetonelementen en houten
dakdozen 221
6.5.4 Roostervloeren 221
6.5.5 Vuistregels dimensionering stalen vloer-
constructies 222
6.6 Verbindingen in staalskelet 222
6.6.1 Verbindingsmiddelen 222
6.6.2 Kolom-funderingverbindingen 225
6.6.3 Kolom-kolomverbindingen 226
6.6.4 Kolom-liggerverbindingen 227
6.6.5 Ligger-liggerverbindingen 228
6.6.6 Stabiliteitsconstructiesverbindingen 230
6.7 Brandbeveiliging 230
6.7.1 Brandbeveiligingsprincipes 231
6.7.2 Brandwerend bekleden 232
6.7.3 Brandwerend scheiden 232
6.7.4 Samenvatting brandwerendheid 233
Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 233
7 Trappen 235
7.1 Inleiding 236
7.1.1 Standaardisatie 236
7.1.2 Benamingen traponderdelen 237
7.1.3 Trapvormen 240
7.1.4 Algemene voorschriften betreffende
trappen 241
7.1.5 Maten voor trappen 242
7.1.6 Trapleuningen en balustraden 243
7.1.7 Materiaalkeuze 245
7.1.8 Voorzieningen voor integrale toegankelijk-
heid 246
7.2 Gewapendbetontrappen 247
7.2.1 In het werk gestorte betontrap 249
7.2.2 Geprefabriceerde betonnen bordes-
trap 249
7.2.3 Voorgespannen betontrap 252
7.2.4 Betonnen spiltrap 253
7.3 Metalen trappen 253
7.3.1 Metalen vluchttrap 254
7.3.2 Open stalen trap met hoekbordes 256
7.3.3 Stalen bordestrap 259
7.3.4 Stalen spiltrap 259
7.4 Houten trappen 259
7.4.1 Rechte steektrap met details 260
7.4.2 Houten trap met kwarten 262
7.4.3 Houten spiltrap 264
7.4.4 Houten bordestrappen in woningrenova-
tie 266
7.5 Bijzondere trappen 266
Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 267
Bijlagen (conform Bouwbesluit 2003) 268
Register 271
INHOUD
06950424_voorwerk.indd 9 22-11-2005 10:08:47
X
06950424_voorwerk.indd 10 22-11-2005 10:08:47
1
Typologien
ir. T.G.M. Spierings
Bouwen kan op veel manieren. Ook de draagstructuur kan op veel
manieren worden samengesteld. Er wordt gebouwd in steen of beton,
hout of staal, met dragende wanden dan wel gevels of met kolom-
men.
Om voor de dragende onderdelen tot een afgewogen keuze te ko-
men, wordt in dit hoofdstuk een overzicht gegeven van de vele mo-
gelijkheden. De groepering die hiervoor worden gehanteerd, is die
naar de invloed van de draagstructuur op de ruimtevorming in de
plattegrond. Een keuze voor een kolommenstructuur geeft meer vrij-
heid voor indeling dan een schijvenstructuur.
De andere afweging die een bouwer moet maken is die van de mate-
riaalkeuze, vooral die voor de draagstructuur.Omdat sommige com-
binaties van materialen elkaar beter verdragen dan andere, geeft dit
hoofdstuk ook een overzicht van voor de hand liggende combinaties
van materialen voor de draagstructuur.
06950424_hfdst01.indd 1 22-11-2005 10:09:54
2
Inleiding
Als er voor een gebouw een type draagstructuur
moet worden gekozen, komen er direct twee
vragen naar voren:
handmatige verwerking;
weinig voorbereiding;
eenvoudige uitvoering;
eenvoudige materiaalkeuze;
geringe bouwvoorbereiding;
onbeperkte exibiliteit.
Nadelen
slechte geluidsisolatie;
brandgevaarlijk.
Massief steens metselwerk voor gevels heeft bo-
vendien slechte warmte- en vochtregulerende
eigenschappen. Dit werd in latere tijden onder-
vangen door de introductie van de spouwmuur,
waarbij het binnenblad droog bleef.
Figuur 1.3 Traditioneel metselwerk met houten balklagen
geprefabriceerde houten
vloerelementen
par. 5.2.10
dragend metselwerk
in betonsteen
par. 3.5
balklaag verdieping
par. 5.2
dragend metselwerk
in baksteen
par. 3.4
begane grond
houten balklaag
par. 5.2
houten vloerplaten
par.5.2.4
houten
stroken vloeren
par. 5.2.4
06950424_hfdst01.indd 4 22-11-2005 10:09:56
1 TYPOLOGIEN 5
1.2.2 Lijmwerk in kalkzandsteen en
cellenbeton met (cellen)betonnen vloeren
Tegenwoordig is er naast baksteen een uitge-
breide materiaalkeuze voor wanden, het zoge-
noemde opgaand werk, voorhanden. Voor dra-
gende wanden kan kalkzandsteen of betonsteen
worden gebruikt. Voor laagbouw is bovendien
het materiaal cellenbeton geschikt. Specieke
materiaaleigenschappen, verwerkingsmethode
en/of kostprijs bepalen doorgaans de uiteindelijke
keuze. Voor vloeren gaf de introductie van beton
een scala van nieuwe mogelijkheden. Grote ge-
prefabriceerde elementen als breedplaatvloeren
en kanaalplaatvloeren zijn geigende toepassin-
gen voor verdiepingsvloeren. Voor de begane-
grondvloer zijn er veel uitvoeringen met al dan
niet gentegreerde isolatie beschikbaar.
Toepassingen
kleinschalige utiliteitsbouw.
Uitvoering
De uitvoering is afhankelijk van de grootte van
de elementen. Duidelijk is de verregaande me-
chanisering van de arbeid, blokken van zand-
steen of beton en zelfs hele wandelementen
worden met kleine kranen geplaatst en veelal
verlijmd.
Ook de vloeren worden elementsgewijs op de
wanden geplaatst, waarna de volgende bouw-
laag volgt, guur 1.4.
Deze moderne stapelbouwmethoden hebben
voor- en nadelen:
Voordelen
exibiliteit;
snelle bouwtijd;
milieuvriendelijk;
brandveilig;
exibiliteit in gebruik;
onderhoudsongevoelig.
Nadelen
gering gewicht;
in het vlak;
tegen torsie.
Figuur 2.12 Stabiliteit hoofddraagconstructie
De verschillende oplossingen die hiervoor kun-
nen worden aangedragen, zijn te onderscheiden
naar, guur 2.13:
buitenruimten;
gebruiksoppervlakte;
verblijfsgebieden;
verblijfsruimten.
Deze begrippen komen in de volgende paragra-
fen telkens terug.
Voor een uitgebreidere behandeling van
het Bouwbesluit zie deel 7 Bouwmethodiek,
hoofdstuk 2.
NPRs
Het eenvoudig vaststellen van een eis levert niet
even eenvoudig een daarbij passende constructie
op. Ten behoeve van het vertalen van eisen naar
de constructie zijn er Nederlandse Praktijk-Richt-
lijnen verschenen, de zogenoemde NPRs, afge-
stemd op de verschillende NEN-normen. In de
verschillende materiaalhoofdstukken wordt een
aantal principedetails hieruit vermeld. Het in spe-
cieke gevallen naslaan van de NPR blijft echter
geen overbodige zaak. Daarnaast heeft de Stich-
ting Bouwresearch (SBR) detailoverzichten voor
energie-efcinte woningbouw uitgegeven, zie
de literatuuropgaven. Deze bevatten gestandaar-
diseerde details van bouwkundige aansluitingen,
guur 2.16.
2.2.2 Ruimtescheidende functie
Het kiezen van een type draagconstructie in een
schetsontwerp wordt bepaald door onder an-
dere, guur 2.17:
elke woning;
elk vluchttrappenhuis;
elke 1.000 m
2
in kantoren.
De weerstand tegen branddoorslag en -overslag
wordt ook weer uitgedrukt in minuten, guur
2.28.
2.2.5 Warmte-isolerende eisen
Maakt het constructieonderdeel onderdeel
uit van een uitwendige scheidingsconstructie,
dan moet het voldoen aan zekere eisen ten
aanzien van de energiezuinigheid,
guur 2.29.
Tot november 1995 werden er directe eisen
aan de warmteweerstand van de uitwendige
scheidingsconstructie gesteld, voor woningen
op 2,5 m
2
K/W. Vanaf 1 december 1995 geldt
hiernaast echter de Energieprestatienorm (EPN),
Bouwconstructie Brandwerendheid m.b.t. bezwijken
<13 m
Bouwconstructie (grenzend aan) vluchtroute 30 minuten
<13 m
Hoofddraagconstructie woning of woonge-
bouw met verblijfsgebieden lager dan 7 m
60 minuten,
30 minuten
1
<13 m
Hoofddraagconstructie van een woning of
woongebouw met verblijfsgebied hoger dan 7
meter en lager dan 13 m
90 minuten
60 minuten
1
<13 m
Hoofddraagconstructie van een woning of
woongebouw met verblijfsgebied hoger dan 13
meter
120 minuten,
90 minuten*
1
de permanente vuurbelasting lager is dan 500 MJ/m
2
Figuur 2.26 Brandwerendheidseisen bezwijken (hoofd)draagconstructie woningbouw
branddoorslag door constructieonderdeel
heen en brandoverslag langs constructieonder-
deel heen.
branddoorslag
brand-
overslag
weerstand
tegen
bezwijken
Figuur 2.25 Drie soorten eisen voor de brandveiligheid
Weerstand tegen bezwijken
Als er in een gebouw brand uitbreekt, kan de
hoofddraagconstructie bezwijken. Dit kan ge-
beuren door:
geringe bouwsnelheid;
arbeidsintensiviteit.
3.1.2 Elementen en materialen
Men spreekt zowel over het materiaal steen als
over de vorm steen. Dit kan, vooral bij wanden,
voor de nodige spraakverwarring zorgen als er
bijvoorbeeld wordt gesproken over kalkzandste-
nen en kalkzandsteenelementen, waarbij steen
respectievelijk de vorm dan wel het materiaal
aanduidt. In dit hoofdstuk is het uitgangspunt
het materiaal steen. Omdat echter voor de be-
schrijving van de bouwtechniek de vorm, het for-
maat en het stapelen essentieel zijn, worden ook
betonsteen en cellenbeton besproken.
Zoals gesteld is voor stenen wanden een uitge-
breide materiaalkeuze voorhanden. Specieke
materiaaleigenschappen en de kostprijs bepalen
de uiteindelijke keuze. Deze kostprijs wordt niet
alleen door het materiaal zelf, maar vooral door
de grootte van de elementen en daarmee de
verwerkingsmethode benvloed. Hoe groter de
elementen, hoe economischer een bouwwerk
kan worden uitgevoerd.
De verschillende elementen voor wandconstruc-
ties worden naar grootte onderscheiden en kun-
nen indicatief als volgt worden omschreven:
baksteen;
betonsteen;
kalkzandsteen;
cellenbeton.
3.1.3 Baksteen
Baksteen is een van de oudste bouwmateria-
len. Al in de 12e eeuw werd klei met de hand
gevormd en gebakken in veldovens. De stenen
werden dicht bij de bouwplaats geproduceerd.
Het is nog steeds de baksteenarchitectuur die
Figuur 3.2 Oplopende grootte stenen wandelementen en -materialen
2
(16,7 elementen/m )
werkende maat 900 x 600 mm
CELLENBETONPANEEL
CELLENBETONELEMENT
KALKZANDSTEENELEMENT
werkende maat 750 x 2500 mm
werkende maat 1000 x 600 mm
5
(0,53 elementen/m )
CASCOPANEEL
2
(1,85 elementen/m )
(1,67 elementen/m )
4
2
2
werkende maat 300 x 100 mm
werkende maat 200 x 60 mm
KALKZANDSTEENBLOK
werkende maat 300 x 200 mm
KALKZANDSTEEN
(33,3 elementen/m )
BETONSTEEN
BETONBLOK
CELLENBETONBLOK
3
2
2
BAKSTEEN
(79,4 elementen/m )
1
2
1
3
,
5
l
a
g
e
n
9000
2
7
0
0
1
l
a
a
g
2
7
0
0
4
l
a
g
e
n
+
k
i
m
2
7
0
0
2
7
0
0
2
7
l
a
g
e
n
2
7
0
0
4
5
l
a
g
e
n
06950424_hfdst03.indd 36 22-11-2005 10:25:15
3 DRAGENDE ELEMENTEN IN STEEN 37
in onze oude stadscentra het stedelijke karakter
bepaalt. Hoewel baksteen door de zeer kleine
maateenheid voor dragende wanden nauwelijks
meer wordt toegepast, wordt baksteen gezien
de enorme bestaande bouwvoorraad wel behan-
deld.
In overeenstemming met de norm Metselbak-
steen nr. 2489 wordt baksteen onderscheiden
naar:
eigenschappen en gebruiksklasse;
vormmethode;
uiterlijk;
verwerkbaarheid;
zandtype;
aard bindmiddel.
Hoe meer aanmaakwater er wordt toegepast,
des te meer water dringt er door in de bindmid-
delkorrels waardoor het de celvorming versterkt.
Water laat na verdamping ook meer holle ruim-
ten in de mortel achter, zodat de dichtheid ach-
teruitgaat. Voor drukvast metselwerk wordt er
dan ook metselzand gebruikt dat door de korrel-
vorm zomin mogelijk water vraagt. Anders dan
bij betonmortel kan bij metselmortel de water-
cementfactor hoog zijn, omdat de hechting van
de steen veel beter wordt, evenals de vulling van
de stootvoegen.
Hulpstoffen
Hulpstoffen die in de praktijk aan metselmortels
worden toegevoegd, zijn:
plasticeerders;
luchtbelvormers;
vertragers.
Plasticeerders en luchtbelvormers vervullen
deels dezelfde rol: zij verbeteren de verwerkbaar-
heid van de specie. Het gebruik van plasticeer-
ders en vooral van luchtbelvormers moet tot een
minimum worden beperkt, want een deel van de
ingebrachte lucht blijft ook na uitharding als
porinruimte in de mortel achter. Hierdoor kan
het metselwerk meer waterdoorlatend en meer
vorstgevoelig worden. Te veel lucht kan ook een
ongunstige invloed hebben op de hechtsterkte.
Vertragers worden voornamelijk toegepast in
natte prefab-species, die vooraf in een centrale
met water worden aangemaakt en na aanvoer
op de bouwplaats voor langere tijd verwerkbaar
moeten blijven.
Mortelsamenstelling
De verhouding bindmiddel en zand varieert
van 1:2 voor werk waar hoge eisen aan worden
gesteld, tot 1:3 voor normaal metselwerk in
baksteen. Voor betonsteen is deze verhouding
1:4. Bij de cement-kalkverhouding in het bind-
middel moet steeds naar een hoog percentage
kalk worden gestreefd, met inachtneming van
eerder genoemde punten. Door veel kalk vermin-
dert de sterkte van het metselwerk nauwelijks.
In de normen zijn voor verschillende toepassin-
gen verschillende referentiemortelsamenstel-
lingen vastgesteld.
3.2.4 Voegmortels
Mortels ten behoeve van het afvoegen van
metselwerk moeten wat de samenstelling betreft
worden afgestemd op de toegepaste steensoort
en metselmortel. Indien mogelijk verdient het
de voorkeur voeg- en metselmortel van gelijke
samenstelling te nemen. Dit kan veel narigheid
voorkomen door slechte hechting, met als ge-
volg het losvriezen van de voegen.
Bij hoogbouw en daar waar grote vlakken niet
of weinig vochtopzuigend materiaal boven het
1 doorgestreken of
dichtgestreken
4 hol
3 platvol gekamd
of geklopt
6 afwaterend of
schaduwvoeg
2 platvol glad 5 verdiept
Figuur 3.9 Voegafwerkingen
06950424_hfdst03.indd 43 22-11-2005 10:25:18
44
metselwerk zijn aangebracht, mogen geen te
grote hoeveelheden kalk in de voegspecie wor-
den verwerkt. De voegen worden dan door de
grote hoeveelheid langsstromend water uitge-
spoeld. In zulke gevallen wordt een samenstel-
ling van ten minste n deel bindmiddel op
tweeneenhalf tot drie delen zand geadviseerd.
Vlakvoegwerk met een zo groot mogelijke dicht-
heid beperkt het inwateren van het metselwerk
en daarmee voor een deel het ontstaan van
muuruitslag. Figuur 3.9 toont enkele veel toege-
paste voegafwerkingen.
3.2.5 Speciebereiding
Traditionele speciebereiding
Met traditionele speciebewerking wordt bedoeld
het zelf mengen van bindmiddel, zand en water
op de bouwplaats. De mortelkwaliteit is dan
sterk afhankelijk van de uitvoerder, te meer daar
het gebruik van plasticeerders en luchtbelvor-
mers de verwerkbaarheid van mortels wel verbe-
teren, maar een onjuiste en overvloedige dose-
ring ervan de kwaliteit van de uiteindelijke voeg
negatief benvloedt. Natuurlijk is de omvang van
het werk van invloed of de specie op de bouw
wordt bereid.
Bulk-silosystemen
Bulk-silosystemen berusten op het principe dat
de vaste bestanddelen van de mortel, zand en
bindmiddel, al geheel of gedeeltelijk gemengd,
in een silo op het werk worden aangevoerd.
Daarna vindt alleen nog menging met water
plaats. In beginsel betekent dit dat er een zekere
garantie bestaat voor een goed en constant
product.
Natte prefab-specie
Natte prefab-specie is een door betonmortelcen-
trales geproduceerde metselspecie, die daar is
aangemaakt met water, net zoals betonspecie.
Aanlevering op de bouwplaats gaat per truck-
mixer. De toevoeging van een bindtijdvertrager
is noodzakelijk, omdat de levering op een werk
meestal eenmaal per dag plaatsvindt. In de
meeste gevallen betekent dit dat de vertrager
ten minste 24 uur werkzaam moet blijven. In de
praktijk blijkt dat aan deze lange vertragingen
bezwaren kleven. Doordat de specie onvol-
doende snel uithardt, werkt dit remmend op het
metseltempo. Voor betonsteen kunnen alleen
zogenoemde dag-species worden toegepast die
maximaal 8 uur verwerkbaar zijn.
3.2.6 Lijmmortels
Naast lijmmortels worden er voor het verlijmen
van kalkzandsteen en cellenbeton ook speciale
mortels vervaardigd. Door de dunnere voegen
en de andere steenmaterialen is de samenstelling
anders dan bij metselmortels. Kunnen metselmor-
tels eenvoudig op het werk worden vervaardigd
uit eenvoudige bestanddelen, zo niet bij lijmmor-
tels. Deze worden dan ook door de fabrikanten
van respectievelijk kalkzandsteen en cellenbeton
vervaardigd en meegeleverd met de blokken en
elementen. Voor de verwerking bij lagere tem-
peraturen is een speciale wintermortel beschik-
baar (tussen +8 C en 3 C). De 2 mm dikke
lijmmortel wordt met behulp van een slede (of
mortelbakje) aangebracht. Deze lijmmortel kan
ongeveer gedurende vier uur worden verwerkt.
3.2.7 Scheurvorming in metselwerk
In gebouwen waarin er onvoldoende rekening is
gehouden met dilataties markeren scheuren de
plaatsen waar ontoelaatbare trek- en schuifspan-
ningen optraden. Spanningen worden veroor-
zaakt door:
belemmering bewegingsverschillen;
bewegingsverschillen.
Belemmering bewegingsverschillen door:
verhardingskrimp;
drogingskrimp;
temperatuurveranderingen;
zettingsverschillen in fundering;
koude of knipvoeg;
tweesteensmuur, enzovoort.
In funderingen kwam zelfs nog dikker metsel-
werk voor om de stabiliteit van de bovenlig-
gende wand te waarborgen in relatie met de
onderliggende grondslag.
Het stapelen van de baksteen moest vroeger
zodanig gebeuren, dat het verband in het met-
selwerk de sterkte aan de muurconstructie gaf,
daar het materiaal voor de voegen (zogenoemde
kalkspecie) weinig hechting gaf en hoofdzakelijk
een egaliserende functie had. Om deze construc-
tieve redenen werden aan het metselverband
twee eisen gesteld:
spanningsconcentraties in de hoeken;
grotere arbeidintensiviteit;
gevelsteen, moduulformaat
(190/290 90 65/90 mm);
binnenwandsteen, maasformaat
(210 100/150 83 mm);
binnenwandsteen, moduulformaat
(190/290 90/140 90 mm).
Gevelstenen worden hier verder niet behandeld.
Voor tweezijdig schoonwerk zijn er zogenoemde
leidingstenen verkrijgbaar, guur 3.40. Door deze
toe te passen, kunnen leidingen en dozen voor
Betonstenen
enkelzijdig schoon
115
113
240
115
88
240
115
71
240
150
83
210
100
83
210
100
52
210
90
90
190
90
65
190
90
65
190
Betonstenen
dubbelzijdig schoon
Splitstenen
115
113
240
115
88
240
115
71
240
115
71
240
150
83
210
100
83
210
100
52
210
100
52
210
90
90
190
90
90
190
140
90
190
90
90
dikte 90/140/190
nominale afmetingen in mm
l b h
434 100 240
323 100 240
323 150 240
323 200 240
290 90 90 190 98 190 390 95 190
90
190
90
190
140
190
290
190
190
290
227
190
hoekblokken
hoofdblok
moduulformaat
Betonblokken
grootformaat
Betonblokken
nominale afmetingen in mm
l b h
Splitblokken
dikte 90/140/190
pasblokken
R = 190
R = 90
Figuur 3.39 Overzicht MBI-betonstenen
06950424_hfdst03.indd 63 22-11-2005 10:25:36
64
vooral elektra op een eenvoudige manier worden
weggewerkt. Uiteraard wordt de geluidsisole-
rende werking van de wand hierdoor nadelig be-
invloed, ondanks het vullen van de kanaalkeep.
Betonblokken
Betonblokken worden geleverd voor zowel
vuil- als schoonwerk voor binnentoepassing.
Vuilwerkblokken worden geproduceerd met een
druksterkte van 10 en 20 N/mm
2
. Betonblokken
hebben een maatvoering die is afgestemd op
guur 3.39: de maten van standaardwaalformaat
(grootformaat), of die is gebaseerd op de modu-
laire maatvoering van 1M (moduulformaat).
De werkende lengte van het grootformaat B2
is gebaseerd op de 111 mm-moduulmaat en
werkt 333 dan wel 444 mm, dat wil zeggen, een
lengte van 323/434 mm plus een voeg van 10
mm. De grootformaat B2-blokken zijn 240 mm
hoog, en met een lintvoeg van 10 mm werken
zij 250 mm. De dikte daarentegen is niet be-
paald door bestaande maten van andere bouw-
materialen.
B2 moduulformaat is gebaseerd op de modulaire
maatvoering van 1M en werkt in de lengte 3M
en in de hoogte 2M; bij lint- en stootvoegen van
10 mm bedraagt de lengte van het moduulblok
dus 290 mm en de hoogte 190 mm.
Oppervlaktestructuur
Zowel de stenen als blokken worden met ver-
schillende oppervlaktestructuren geleverd, guur
3.41: een ruwe gestructureerde variant en een
gladde. Daarnaast zijn er zogenoemde splitblok-
ken die door het splijten tijdens het productie-
proces hun oppervlaktestructuur verkrijgen.
3.5.2 Betonsteenmortels
In verband met het capillaire karakter van beton-
steen en betonblokken verdient het aanbeveling
ze zo droog mogelijk te verwerken en een niet
te vochtige specie te gebruiken. Bij schoonwerk
in betonsteen wordt aangeraden portlandcement
voor de metselspecie te gebruiken, vooral omdat
deze cement procentueel minder vrije kalk bevat,
zodat de kans op kalkuitslag (calciumcarbonaat)
kleiner wordt. Bij lagere temperaturen kan het
raadzaam zijn portlandcement in plaats van
hoogovencement te gebruiken, omdat specie met
portlandcement (vooral de eerste zeven dagen)
sneller verhardt dan specie met hoogoven-
cement.
1 leidingsteen
2 horizontale doorsnede 3 verticale doorsnede
leidingsteen
5
Figuur 3.40 Leidingstenen
1 gladde steen 2 structuursteen 3 splitsteen
Figuur 3.41 Oppervlaktestructuren betonsteen
06950424_hfdst03.indd 64 22-11-2005 10:25:37
3 DRAGENDE ELEMENTEN IN STEEN 65
3.5.3 Betonsteenverbanden en opbouw
Betonsteenwanden worden toegepast in de vol-
gende verschijningsvormen, guur 3.42:
terugliggende specievoeg;
vorstongevoeliger;
geen afvoegwerk;
laag eigengewicht;
vloerplaten;
lateien.
In het kader van dit hoofdstuk worden alleen
dragende wanden in blokken, elementen en pa-
nelen behandeld.
Voor niet-dragende wanden in panelen en
blokken zie deel 5 Afbouw, hoofdstuk 2.
De overeenkomsten met kalkzandsteen vallen
het meest op door:
cellenbeton.
Bij beide vloeren worden onder de oplegging de
twee lintvoegen gewapend uitgevoerd, guur
3.78. Bij een cellenbetonvloer worden zowel de
oplegging van de vloer als die van de volgende
wand gelijmd, guur 3.78-1. Bij een prefab-
betonnen en zeker bij een ter plaatse gestorte
betonvloer echter past men een kimlaag toe in
verband met de vereiste vlakheid van de
ondergrond voor de volgende cellenbetonwand,
guur 3.78-2.
Oplegging lateien
Voor de overbrugging van sparingen is het mo-
gelijk stalen of betonlateien toe te passen. Daar-
naast echter zijn er ook gewapende lateien in
cellenbeton verkrijgbaar. Dit heeft het voordeel
van gelijke materiaaleigenschappen en opper-
vlaktelaag. De lateien zijn in diverse standaard-
maten leverbaar afgestemd op de wanddiktes
van het cellenbeton, guur 3.79-1 en guur
3.80. Daarnaast kunnen op bestelling voor gro-
tere overspanningen zogenoemde wandlateien
worden toegepast, speciek gewapend per be-
lastingsgeval, guur 3.79-2.
Standaardlateien zijn berekend op een oplegging
van 2 200 m, minimale oplegging 2 100 mm.
En van beide opleggingen moet glijdend wor-
den uitgevoerd met behulp van een kunststof
folie. Aan die zijde moet het bovenliggende
muurwerk worden gedilateerd. Figuur 3.80 geeft
een overzicht van leverbare cellenbetonlateien.
3.7.4 Dilataties cellenbeton
Gesloten ononderbroken wanden van cellenbe-
ton moeten worden gedilateerd op afstanden
van ten hoogste tweemaal de wandhoogte met
een maximum van 8,000 m. Voor niet-dragende
wanden geldt een maximum van 4,000 m. Dila-
taties kunnen worden uitgevoerd als verdiepings-
hoge sparing. Dilataties moeten een breedte van
10 mm hebben, guur 3.84.
3.7.5 Detaillering cellenbeton
Voor het detailleren in cellenbeton zijn de
warmte-, geluidsisolerende en brandwerende
eigenschappen van belang, guur 3.81 tot en
met guur 3.83.
Figuur 3.78 Oplegging vloeren
1 cellenbetonvloer 2 betonvloer
wapening
in lijmvoeg
lijmvoeg
wapening in
lijmvoeg of specie
stelspecie / kim
1 cellenbetonlatei 2 cellenbetonlatei wandlateiplaat
cellenbetonlatei
2000 x 250
glijoplegging
dilataties
wandlateiplaat 4000 x 600
Figuur 3.79 Cellenbetonlateien
06950424_hfdst03.indd 87 22-11-2005 10:26:12
88
Woningscheidende wanden
Massieve, vloerdragende woningscheidende
wanden zijn in verband met de geluidsisolerende
werking niet zonder aanvullende constructies te
realiseren. Wel kan de wand als ankerloze spouw-
muur worden uitgevoerd met een opbouw van
150-50-150 bij voorkeur in G5/800 in verband
met de massa, guur 3.85.
Dragend binnenspouwblad
De detaillering van een dragend binnenspouw-
blad komt overeen met die van (de helft van)
een ankerloze spouwmuur. De dikte van het bin-
nenspouwblad is afhankelijk van hoogte van de
wand en van de belasting, guur 3.86.
Dikte
latei
Formaat
mm
h
Maximale
belasting
in kN/m
Massa
per stuk
in kg
100 1.250 250 6,5 25
1.500 250 3,5 30
2.000 250 2 40
3.000 250 4 120
150 1.500 250 17,5 45
2.000 250 9 60
2.500 250 5 75
3.000 250 5 90
200 1.500 250 25 60
2.000 250 12 80
2.500 250 7 100
3.000 375 6 180
240 1.500 250 25 72
2.000 250 13,5 96
2.500 250 7 120
3.000 375 8,5 216
Wandlateiplaten
Hoogten 600 en 750 mm
Maximale lengte 6.750 mm
Dikten 150, 200, 240 en 300 mm
Figuur 3.80 Overzicht leverbare cellenbetonlateien
Figuur 3.84 Dilataties in cellenbeton
Figuur 3.81 R
c
-waarden cellenbetonwanden (massief,
gelijmd)
Dikte wand in
mm
R
c
-waarde in m
2
K/W
G4/600 G5/800
70 0,44 0,61
100 0,63 0,87
150 0,94 1,29
200 1,25 1,72
240 1,50 2,06
300 1,88 2,59
1 dilatatie in cellenbetonwand 2 dilatatie aansluiting
dilatatie door sparing dilatatievoeg
dilatatie anker
pur-schuim
10
gaasverband
h
=
3
1
0
0
maximaal 2x h ( = 6200 )
06950424_hfdst03.indd 88 22-11-2005 10:26:13
3 DRAGENDE ELEMENTEN IN STEEN 89
3.7.6 Vuistregels cellenbetonwanden
De rekenwaarden voor druksterkte, enzovoort,
zijn afhankelijk van de klasse en het voegmate-
riaal, guur 3.86. Hieruit zijn voor de schatting
van de wanddikten de volgende waarden te
geven, uitgesplitst naar:
dragende binnenspouwbladen;
niet-dragende binnenspouwbladen.
Geraadpleegde en aanbevolen
literatuur
1 Normen en voorschriften
NEN 6790 Steen, met daarbij NPR 6791, Reken-
regels
Nr. 2489 Metselbaksteen
Enkele, massieve wand, G4/600
Wanddikte in mm
Karakteristieke luchtgeluidsindex I
lu;k
in dB bij
Blokelementen met
dunne pleisterlaag
Gemetselde blokken, met
10 mm afwerklaag
Gelijmde blokken, met
weerszijden 10 mm
afwerklaag
100 21 20 19
150 18 17 16
200 15 14 13
240 13 12 11
300 11 10 9
Ankerloze spouwmuur, spouw groter dan 50 mm
Wanddikte in mm
Volumegewicht
Karakteristieke luchtgeluidsindex I
lu;k
in dB op
Begane grond Verdieping
150 + 150 G4/600 + 0 + 4
200 + 200 G4/600 + 2 + 6
150 + 150 G5/800 + 1 + 5
200 + 200 G5/800 + 3 + 7
Figuur 3.82 Geluidsisolatie cellenbetonwanden
Figuur 3.83 Brandwerendheid dragende cellenbetonwand
Dikte wand Belasting
in N/mm
2
Voegmateriaal Brandwerendheid
in minuten
100 0,5 gelijmd 113
150 0,32 gelijmd 246
200 0,5 gemetseld 360
06950424_hfdst03.indd 89 22-11-2005 10:26:13
90
Figuur 3.85 Details ankerloze spouwmuur
1 aansluiting verdiepingsvloer, vloer in cellenbeton
2 aansluiting begane-grondvloer, vloer in cellenbeton 4 aansluiting begane-grondvloer, vloer in beton
3 aansluiting verdiepingsvloer, vloer in beton
>
4
5
0
> 50 > 50
uitvlakspecie
waterwerende
folie
isolatie
dekvloer
wapening
in lijmvoeg
lijmvoeg
uitvlakspecie
stelspecie
geisoleerde
vloerconstructie
wapening
in lijmvoeg
stelspecie
06950424_hfdst03.indd 90 22-11-2005 10:26:14
3 DRAGENDE ELEMENTEN IN STEEN 91
Figuur 3.86 Vuistregels cellenbetonwanden Bron: Ytong Nederland b.v.
Cellenbeton G4/600: minimale constructieve wanddikte d eind- en tussenwanden bij
laagbouwwoningen (wandhoogte 2,500 m) in mm
l
l
h
d
d
d
d
Overspanning
< 3,500 m > 3,500
en < 5,000 m
> 5,000 m
en < 7,000 m Bouwlaag Type vloer
Begane grond cellenbeton 100 150 150
Begane grond massief beton 150 150 150
Verdieping cellenbeton 100 100 100
Verdieping massief beton 100 100 150
Cellenbeton G4/600: minimale constructieve wanddikte d eind- en tussenwanden bij
woongebouwen (wandhoogte 2,500 m) in mm
l
l
h
d
d
d
d
Gemetseld, bij overspanning van Gelijmd, bij overspanning van
Aantal bouwlagen < 5,000 m < 6,000 m < 5,000 m < 6,000 m
1 125 125 125 125
2 150 175 175 175
3 175 200 200 250
4 250 250 250 300
5 250 300 300
Cellenbeton G4/600: minimale constructieve wanddikte d dragende binnenspouwbladen
(wandhoogte 3,000 m) in mm
l
l
h
d
d
d
d
Windbelastings-
gebied 1
(Noord-Holland)
Windbelastings-
gebied 2
(Friesland, Gro-
ningen, Flevoland,
Zuid-Holland, Zee-
land)
Windbelastings-
gebied 3
(Drenthe, Overijssel,
Gelderland, Utrecht,
N.Brabant, Limburg)
Bouwhoogte h
010 m 150 150 150
1020 m 200 200 150
2030 m 240 200 200
06950424_hfdst03.indd 91 22-11-2005 10:26:15
92
06950424_hfdst03.indd 92 22-11-2005 10:26:15
4
Dragende elementen in beton
ir. T.G.M. Spierings
Veel van wat men om zich heen ziet bouwen, wordt gebouwd in
beton. Nederland is zeker een betonbouwend land bij uitstek, maar
daar zijn ook goede redenen voor. Beton is een materiaal dat bestand
is tegen een nat klimaat, in tegenstelling tot hout en staal, waar
detaillering en conservering een veel grotere aandacht behoeft. Een
nadeel van beton is het relatief grote eigen gewicht. Wanneer men
echter vooral in de woningbouw naast de dragende ook de
scheidende functie van wanden en vloeren wil inzetten, komt de
positieve zijde van deze massiviteit om de hoek kijken: de geluids-
isolerende werking en de brandwerendheid.
06950424_hfdst04.indd 93 22-11-2005 10:55:58
94
Inleiding
Beton wordt hoofdzakelijk samengesteld uit een
mengsel van grind, zand en cement, dat men
kan gieten en laten verharden tot veel soorten
constructie-elementen. Dat gieten en verharden
kan op het werk plaatsvinden of in de fabriek.
In het eerste geval wordt er gesproken van ter
plaatse gestort of in situ, in het tweede geval van
geprefabriceerd of prefab-beton, guur 4.1.
1 ter plaatse gestort woningbouwcasco
2 prefab-beton woningbouwcasco
Figuur 4.1 Voorbeelden betoncascos
Veelvoorkomende elementen worden in dit
hoofdstuk behandeld, waarbij grofweg de vol-
gende indeling wordt gevolgd:
halfgeprefabriceerde betonvloeren;
prefab-betonvloeren;
betonnen wanden;
bekisting is minimaal;
Vlakke plaatvloer
l
l
d
d
d
d
l
d
l
l
d
l
l
d
510
1
35
Kokervloer
l
l
d
d
d
d
l
d
l
l
d
l
l
d
l
l
d
d
d
d
l
d
l
l
d
l
l
d
710
1
35
Bollenplaatvloer
l
l
d
d
d
d
l
d
l
l
d
l
l
d
l
l
d
d
d
d
l
d
l
l
d
l
l
d
715
1
25
1
35
Ribbenvloer
l
l
d
d
d
d
l
d
l
l
d
l
l
d
l
l
d
d
d
d
l
d
l
l
d
l
l
d
513
1
20
1
25
Cassettevloer
l
l
d
d
d
d
l
d
l
l
d
l
l
d
l
l
d
d
d
d
l
d
l
l
d
l
l
d
718
1
35
Paddestoelvloer
l
l
d
d
d
d
l
d
l
l
d
l
l
d
l
l
d
d
d
d
l
d
l
l
d
l
l
d
615
1
35
Balkenvloer
l
l
d
d
d
d
l
d
l
l
d
l
l
d
l
l
d
d
d
d
l
d
l
l
d
l
l
d
710
1
10
1
12
rib(cassette)vloeren;
combinatievloeren;
kanaalplaatvloeren;
1
in m
Verhouding
d
1
Verhouding
2
Breedplaat-
vloer
l
d
l
1
l
2
d
l
d
l
1
l
2
d
49
1
30
1
40
Verzwaarde
strokenvloer
l
d
l
1
l
2
d
l
d
l
1
l
2
d
510
1
30
1
40
1
2
1
Figuur 4.20 Vuistregels dimensionering halfgeprefabriceerde betonvloeren
3
0
-
1
0
0
m
m
ruwe vloer aanstorten langsvoegen
afwerklaag
constructieve druklaag wapening
1 ruwe (systeem) vloer
2 afwerklaag
3 constructieve druklaag
kelkvoeg
Figuur 4.21 Afwerk- en druklaag
06950424_hfdst04.indd 107 22-11-2005 10:56:27
108
4.21-1. Hiervoor is het noodzakelijk dat er nog
een geringe afwerklaag wordt aangebracht om de
naden tussen de elementen te vullen en de vloer
een gladder oppervlak te geven. Daarnaast kan
deze afwerklaag afhankelijk van de dikte dienen
voor het wegwerken van dunne cv- en of water-
leidingen (dikte afwerklaag 50 mm) en aansluit-
leidingen van riolering of mechanische ventilatie
(dikte afwerklaag 100 mm), guur 4.21-2.
Bij sommige systeemvloeren is een naderhand
aan te brengen druklaag noodzakelijk, guur
4.21-3. Deze druklaag is een ter plaatse gestorte
toevoeging die enerzijds een bijdrage levert aan
de druksterkte van de constructie als geheel.
Anderzijds verzorgt de druklaag de constructieve
koppeling van de vloer tot een doorgaande
schijf, als noodzakelijk onderdeel van de stabili-
teitsvoorziening.
Warmte-isolatie
De warmte-isolerende functie van een dakvloer
wordt in het algemeen gerealiseerd door een
standaardvloer toe te passen, waarbij een isola-
tielaag bovenop wordt toegepast, guur 4.22-1.
De afwerkvloer kan hierbij vervallen. Bij een be-
gane-grondvloer wordt de isolatie onder de vloer
aangebracht en in de systeemvloer gentegreerd,
guur 4.22-3.
4.4.1 Rib(cassette)vloeren
Bij ribbenvloeren zijn de afzonderlijke vloerele-
menten in de lengterichting voorzien van twee
ribben aan de randen van de plaat. De plaat
heeft meestal een standaardbreedte van 1200
mm, guur 4.23-1. Wanneer de langsribben
op de einden nog verbonden worden door een
dwarsrib, spreekt men van ribcassettevloeren.
De ribben verzorgen de belastingsoverdracht in
lengterichting en zijn geschikt voor het opne-
Figuur 4.22 Plaats warmte-isolatie
toegevoegde isolatielaag
afwerklaag kan vervallen
buiten
binnen
1 dakvloer
binnen
binnen
binnen
kruipruimte element met isolatielaag
2 verdiepingsvloer
3 begane-grondvloer
afwerklaag
afwerklaag
2 vloerplan
sparinggebied
1 opbouw ribcassettevloer
1200
pas - element
600 1200
oplegnok
1200
ongewapende
1200
passtrook
1200
passtrook
gewapende
spiegel-
wapening
hoofdwapening
< 300 > 300
isolatie
ruimte voor
afwerklaag
leidingen
aanstorten langsnaad
Figuur 4.23 Rib(cassette)vloeren
06950424_hfdst04.indd 108 22-11-2005 10:56:29
4 DRAGENDE ELEMENTEN IN BETON 109
men van lijnbelastingen zoals door muren. Het
element zelf spreidt de nuttige belasting in de
kortste richting over de twee ribben waardoor de
zogenoemde spiegel zeer dun kan zijn.
Ribbenvloeren kunnen aan de onderzijde al
vooraf zijn voorzien van een warmte-isolerend
materiaal en worden dan ook gebruikt als
begane-grondvloer boven kruipruimtes in
zowel de woning- als de utiliteitsbouw. Daar-
naast worden ze ongesoleerd ook toegepast in
de utiliteitsbouw. Wanneer de elementen zijn
geplaatst worden de langsnaden afgestort al dan
niet in combinatie met een eventuele afwerk- of
druklaag.
Wapening
De ribben zijn in de hoofdoverspanningsrich-
ting gewapend met betonstaal eventueel met
voorspanning. De spiegel is in de dwarsrichting
gewapend.
Sparingen en passtroken
Kleinere sparingen tot een grootte van een vloer-
luik zijn alleen mogelijk in de spiegel en moeten
vooraf zijn ontworpen, zodat ze worden mee-
genomen bij de fabricage. Grotere sparingen in
een begane-grondvloer kunnen alleen worden
gerealiseerd door het weglaten van platen en het
plaatselijk opvangen van de overige platen door
afzonderlijke funderingstroken.
Passtroken zijn alleen in beperkte maatstappen
standaard, bijvoorbeeld op een halve en een
driekwart plaatbreedte. Daarnaast is het beperkt
mogelijk in het werk passtroken te overbruggen.
Daarvoor worden speciale isolatieplaten op de
inkeping boven aan de ribben gelegd en ver-
volgens opgestort met de afwerk- of druklaag,
guur 4.23-2. Dit is tot een breedte van 300 mm
mogelijk zonder wapening, daarboven moet
wapening in de dwarsrichting opgenomen
worden.
Installaties
In de afwerklaag kunnen installaties van beperkte
doorsnede, zoals cv-leidingen, worden opgeno-
men. Andere leidingen moeten in de kruipruimte
onder de vloer worden aangebracht.
4.4.2 Combinatievloeren
Combinatievloeren, ook wel broodjesvloeren
genoemd, zijn systeemvloeren die worden op-
gebouwd uit geprefabriceerde betonnen liggers,
afzonderlijke isolatie-elementen (vulelementen)
en een ter plaatse gestorte betonlaag, guur
4.24-1.
afwerklaag
eps - isolatie
element
prefab
betonligger
1 opbouw combinatievloer
2a randligger 2b dubbele ligger 2c geisoleerde
ligger
2 liggervarianten combinatievloer
ruimte voor
leidingen
druklaag
3 vloerplan combinatievloer
Figuur 4.24 Combinatievloeren
Combinatievloeren zijn door hun isolatie
typische begane-grondvloeren die uit voorraad
leverbaar zijn, doordat liggers en vulelementen
standaard zijn. Ook deze vloeren worden
zowel in de utiliteits- als in de woningbouw
toegepast.
06950424_hfdst04.indd 109 22-11-2005 10:56:31
110
Als eerste worden de liggers geplaatst met een
onderlinge hart-op-hartafstand van globaal 600
mm, waartussen de vulelementen van een stijf
isolatiemateriaal, gexpandeerd polystyreen
(EPS), worden aangebracht. Deze vulelementen
verzorgen de isolatie en vormen tevens de (ver-
loren) bekisting voor de constructieve druklaag.
Op deze druklaag volgt, afhankelijk van beno-
digde inbouwhoogte voor installaties, nog de
afwerklaag van 30 50 mm.
Wapening
De liggers zijn verkrijgbaar in lengtes tot circa
6,000 m en zijn voorzien van voorspanwapening
in onder- en bovenzijde. De druklaag wordt
voorzien van wapeningsnetten in betonstaal,
in de eerste plaats voor de krimp, daarnaast is
aanvullende wapening afhankelijk van de vloer-
belasting.
Zoals gezegd is een combinatievloer een
standaardproduct, geschikt voor normaal ge-
bruik in de woningbouw. Bij grotere vloer-
belastingen is het mogelijk de hart-op-hart-
afstand van de liggers te verkleinen. Ook kan een
plaatselijk hogere belasting worden opgevangen
door de toepassing van een dubbele ligger,
guur 4.24-2b.
Sparingen en passtroken
Kleine sparingen kunnen achteraf in het isola-
tiegedeelte (vulelementen) worden uitgezaagd,
zij tasten de constructieve opbouw niet aan.
Grotere sparingen, breder dan de hart-op-hart-
afstand van de liggers worden met behulp van
een raveelconstructie gerealiseerd. Een stalen
raveling op twee liggers of op een funderings-
strook moet de tussenliggende ligger opvangen.
Passtroken worden bij voorkeur door variaties in
ruimte voor leidingen
kanaalplaat
voorgespannen wapening
voorgespannen
1 opbouw (kanaal) plaatvloer
2 vloerplan kanaalplaatvloer
300 mm
pasplaat
voor begane-grondvloeren
eventuele isolatie
ophangijzers
vulplaat
detail a
voorgespannen massieve
eventuele druklaag
plaatvloer eventuele afwerklaag
3 geisoleerde kanaalplaat
4 detail a
raveelijzer
raveelijzer
eindplaat
oplegging kopgevel
bovenwapening
langsnaden
eventueel extra
aanstorten
isolatie
oplegging langsgevel
>
=
Figuur 4.25 Kanaalplaatvloeren
06950424_hfdst04.indd 110 22-11-2005 10:56:32
4 DRAGENDE ELEMENTEN IN BETON 111
de isolatievulelementen opgevangen of door de
toepassing van een extra ligger.
Isolatie
De EPS-isolatievulelementen, zijn in verschil-
lende R
c
-waarden verkrijgbaar en hebben veelal
een uitstekende vleugel die de onderzijde van
de betonligger isoleert, guur 4.24. Ter plaatse
van een dubbele ligger of langs de gevel zijn
aanvullende na-isoleerstroken noodzakelijk die
met beugels aan deze liggers worden bevestigd,
guur 4.24-2a en 4.24-2b. Ook zijn er systemen
met liggers die fabrieksmatig al van isolatie zijn
voorzien, waardoor geen vleugels aan de vulele-
menten noch aanvullende isolatie noodzakelijk
zijn, guur 4.24-2c.
4.4.3 Kanaalplaatvloeren
Kanaalplaten zijn volledig geprefabriceerde,
voorgespannen vloerplaten die, ter besparing
van het eigengewicht, van holle kanalen zijn
voorzien, guur 4.25-1.
Door de voorspanning en het geringe eigen
gewicht zijn voor toepassing in utiliteitsbouw
zeer grote overspanningen tot 15 m te realise-
ren. Kanaalplaten wordt ook in de woningbouw
toegepast, tot een lengte van 6 8 m. Door de
geringe massa zijn zij, zonder aanvullende maat-
regelen, niet geschikt voor woningscheidende
vloeren in meerverdiepingbouw.
Kanaalplaten worden veelal in een standaard-
breedte van 1.200 mm gefabriceerd en op
bestelling geleverd. Na de montage van de
platen worden de voegen gevuld met een zand-
cementmortel. Ook kan het noodzakelijk zijn
een constructieve druklaag toe te passen voor de
noodzakelijke schijfwerking van de vloer als on-
derdeel van de stabiliteitsconstructie of voor de
spreiding van een hogere punt- of lijnbelasting.
De niet-constructieve afwerklaag kan in dikte va-
riren afhankelijk van benodigde installaties die
in de vloer moeten worden opgenomen.
Wapening
Kanaalplaten zijn in de onderzijde van de plaat
in de lengterichting voorzien van voorgespannen
wapening. In de breedte is geen wapening aan-
wezig. Bij grotere overspanningen of belastingen
kan de bovenzijde eveneens van voorspanwape-
ning worden voorzien.
Sparingen en passtroken
Sparingen voor doorvoer van leidingwerk zijn tij-
dens de fabricage eenvoudig vooraf op te nemen
en moeten ter plaatse van de kanalen worden
aangebracht. Grotere sparingen leiden tot aan-
vullende wapening en zijn mogelijk afhankelijk
van het plaattype. Sparingen voor bijvoorbeeld
trapgaten kunnen met behulp van raveelcon-
structies worden opgelost, guur 4.25-2. Deze
ravelingen moeten in verband met de vereiste
brandwerendheid meestal twintig minuten
brandwerend worden uitgevoerd.
Passtroken van halve, driekwart en kwart plaat-
breedte zijn standaard leverbaar. Passtroken klei-
ner dan 300 mm kunnen eventueel ter plaatse
worden gestort nadat aan de onderzijde een
tijdelijke, provisorische bekisting is aangebracht.
De kopzijde van de platen kan schuin of zelf
gebogen worden uitgevoerd, zodat schuine of
gebogen vloerbeindigingen mogelijk zijn. De
langszijde is altijd recht.
Installaties
In de woningbouw kan een belangrijk nadeel
het leidingwerk van riolering en mechanische
ventilatie zijn dat niet in de normale vloerdikte
kan worden verwerkt. In sanitaire ruimten, en-
zovoort, zijn dan extra dikke afwerkvloeren met
de onvermijdelijke opstapjes dan wel plaatselijk
verlaagde plafondconstructies noodzakelijk. Cen-
traaldozen voor elektra kunnen wel eenvoudig
al zijn opgenomen in de kanaalplaat zelf. Een
alternatief vormen hier de leidingvloeren, zie pa-
ragraaf 4.4.4.
Isolatie
Hoewel het merendeel van de kanaalplaten
als verdiepingsvloer wordt toegepast, zijn er
ook gesoleerde kanaalplaten voor de begane-
grondvloer verkrijgbaar. De onderzijde is daarbij
voorzien van bijvoorbeeld steenwol, waarbij
de koppen ten behoeve van de oplegging met
nokken zijn uitgevoerd, guur 4.25-3. Een aan-
dachtspunt is de geluidsisolatie bij woningschei-
dende wanden ter plaatse van de oplegging bij
de bouwmuren. Om aan de eisen te kunnen vol-
doen, moeten de kanalen hier aan de kop dicht-
gezet worden met bijvoorbeeld isolatiemateriaal.
06950424_hfdst04.indd 111 22-11-2005 10:56:33
112
4.4.4 Massieve plaat- en leidingvloeren
Massieve plaat- en leidingvloeren die, net zoals
kanaalplaten, voor een zeer groot gedeelte zijn
geprefabriceerd, kunnen eveneens een zeer
snelle bouwtijd verzorgen. Voor de toepassing in
zowel de utiliteits- als de woningbouw is er de
gewone massieve plaatvloer die sterk vergelijk-
baar is met de hiervoor besproken kanaalplaat-
vloer. Door de massieve opbouw is deze vloer
vanwege de grotere massa en dus de geluidsiso-
lerende werking vooral geschikt voor meerver-
diepingbouw.
Daarnaast is er sinds kort een nieuw type vloer
ontwikkeld, de leidingvloer. Dit is een extra dikke
kanaalplaatvloer waarbij het onderste gedeelte
van de doorsnede massief is uitgevoerd. Hiermee
zijn de constructieve sterkte en geluidsisolerende
werking gewaarborgd. Het gedeelte van de
kanalen kan deels door volledige sleuven worden
vervangen. De sleuven zijn geschikt voor het
aanbrengen van de leidingen van riolering en
mechanische ventilatie over grotere lengten in
de vloer. Plaatselijk verhoogde vloeren in bad-
kamers zijn zo niet meer nodig.
Wanneer besloten wordt een volledige ringsleuf
aan te brengen, kan de keuze voor de plek van
de aansluitingen en dus de indeling van de
woning uitgesteld worden tot tijdens de bouw
en eveneens later zonder al te grote ingrepen
worden aangepast. Niet-gebruikte ringsleuven
kunnen met gestabiliseerd zand worden gevuld.
Deze vloeren zijn in dikten van 200 tot 320
mm te verkrijgen, waarbij de overspanningen
respectievelijk 6,5 tot 12 m kunnen bedragen.
De dikste variant is hierbij gezien zijn massa, die
met een cementdekvloer van 50 mm 800 kg/m
2
bedraagt, ook geschikt als woningscheidende
vloer voor woongebouwen. De fors grotere dikte
maakt het tevens mogelijk ten behoeve van ge-
leidingen
riolerings-
2 vloerplan
pasplaat
1 opbouw leidingvloer
(ring)sleuf voor
ventilatieleidingen
standaardplaat
>
3
7
0
3 aansluiting dakterras-leidingvloer
dus geen massa voor
geluidsisolatie
geen woningscheiding
2
0
0
2 >
massa 800 kg/m
=
woningscheiding
ventilatie
mechanische
riolering
20 mm i.v.m.
toegankelijkheid
maximale opstap
2
0
= <
=
afwerklaag
1
2
0
0
Figuur 4.26 Leidingvloeren
06950424_hfdst04.indd 112 22-11-2005 10:56:34
4 DRAGENDE ELEMENTEN IN BETON 113
isoleerde dakterrassen opstappen te vermijden
doordat daar geen geluidsisolerende massa no-
dig is, guur 4.26.
Daarnaast is er voor de woningbouw de volle-
diktevloer, waarin al alle benodigde leidingwerk
is opgenomen, guur 4.27. Deze vloer is in grote
breedten tot 3,000 m verkrijgbaar en vraagt
geen afzonderlijke afwerkvloer.
3000
toplaag eventuele afwerklaag
aanstorten
langvoegen
standaardplaat
trapgatplaat
pasplaat oplegging
sparing
1 opbouw volle dikte vloer
2 vloerplan
Figuur 4.27 Massieve plaatvloeren
Wapening
Alle wapening wordt tijdens de fabricage aan-
gebracht en moet dus volledig afgestemd zijn
op overspanningen, sparingen, opleggingen,
enzovoort. De wapening bestaat uit betonstaal
of voorspanstaal. Ook versterkte wapeningsstro-
ken voor punt- of lijnbelastingen kunnen worden
opgenomen.
Sparingen en passtroken
Zowel kleine als grote sparingen kunnen in de
platen worden opgenomen omdat deze tot
3,000 m breed kunnen zijn. Raveelconstructies
zijn dan ook niet nodig.
De sparingen voor bijvoorbeeld trappen kunnen
bij een standaardplaat van 3,000 m niet langer
zijn dan 2,400 m omdat er voor de krachtsover-
dracht aan weerszijden een strook van ten min-
ste 300 mm nodig is, guur 4.27-2.
Installaties
Zoals gezegd kunnen in de prefab-elementen al
alle benodigde (woningbouw)installaties worden
opgenomen. Dit vraagt een zeer goede en dus
langere voorbereidingstijd omdat alle aanslui-
tingen en posities van het leidingwerk bekend
moeten zijn. Aanpassingen in het werk zijn dan
ook niet of nauwelijks mogelijk.
Koppelingen tussen de leidingen in de verschil-
lende platen moeten zeer zorgvuldig worden uit-
gevoerd. Hiervoor zijn voor elektra, mechanische
ventilatie en mantelbuizen cv speciale koppel-
stukken ontwikkeld. De koppelingen vinden door
de speciale prolering aan de langszijden van de
platen plaats. Ook voor zak- en stijgleidingen zijn
doorkoppeldozen beschikbaar die zoals de cen-
traaldozen in de kist worden meegenomen.
Leidingen van riolering, water en gas kunnen
niet over meerdere platen doorlopen, maar
moeten binnen de plaatbreedte van 3,000 m
vallen. Bij de opzet van de plattegrond moet
hiermee rekening worden gehouden.
4.4.5 T- en TT-plaatvloeren
Vooral in de utiliteitsbouw zijn er veel bouwsys-
temen op de markt met hun specieke vloer-
elementen. Het voert te ver deze complete
bouwsystemen hier uitgebreid te behandelen.
De in deze bouwsystemen toegepaste vloerele-
menten zijn veelal een afgeleide van de bespro-
ken ribben-, kanaalplaat of massieve plaatvloe-
ren. Daarnaast worden bij grote overspanningen
en zeer grote belastingen enkele en dubbele
T-plaat-vloeren toegepast. In verband met het
algemenere voorkomen worden deze vloeren
hieronder wel nader behandeld.
Bij T- en TT-plaatvloeren zijn de ribben niet aan
de rand, maar in het midden onder de vloerplaat
gesitueerd. Door de statische vorm zijn TT-plaat-
vloeren zeer geschikt om grote overspanningen
te realiseren bij een relatief laag eigen gewicht,
guur 4.28-1.
06950424_hfdst04.indd 113 22-11-2005 10:56:35
114
Enkele T-plaatvloeren hebben geen stabiele op-
legging wat tijdens transport en montage en
indien niet gekoppeld ook na uitvoering een
minder gewenste situatie oplevert.
De vloer kan worden voorzien van een afwer-
klaag of een constructieve druklaag, maar kan
ook onafgewerkt worden toegepast. Hierbij
is nauwelijks koppeling tussen de vloerplaten
aanwezig.
Een ongelijkmatige belasting kan wisselen van
de platen veroorzaken. Als de vloer een sta-
biliteitsfunctie vervult, kan de constructieve
druklaag noodzakelijk zijn. Dit is ook het geval
als puntlasten of mobiele belastingen enigszins
gespreid moeten worden. Koppeling kan ook
plaatsvinden door lasplaatjes in de randen van
de vloerelementen aan te brengen, guur 4.28-1
en 4.28-1b.
Wapening
De wapening van voorspanstaal bevindt zich
voornamelijk in het ribgedeelte. Daarnaast is in
de breedte de benodigde wapening opgeno-
men die de krachtsoverdracht van het vloerveld
naar de ribben verzorgt. Als er een constructieve
druklaag wordt toegepast, zorgen uitstekende
beugels van betonstaal voor de noodzakelijk kop-
peling van de druklaag.
Opleggingen
De kopse kanten van de platen kunnen op ver-
schillende manieren worden beindigd. Naast
een standaarduitvoering waarin het proel nor-
maal wordt beindigd, guur 4.28-2a, kunnen
om de constructiehoogte te verminderen ook
proleringen worden geleverd met een plaat-
selijke uitsnijding ter plaatse van de oplegging,
guur 4.28-2b. In beide gevallen ontstaat er een
scharnierende oplegging. Is een momentvaste
verbinding gewenst, dan moet een plaatselijke
aanstorting de momentvaste verbinding verzor-
gen, guur 4.28-2c.
Sparingen en passtroken
In de platen zijn beperkte sparingen mogelijk
voor zover zij de ribben niet onderbreken. Om-
dat de vloer in de utiliteitsbouw wordt toege-
past, lopen de leidingen veelal onder plafonds en
in schachten. Passtroken zijn veelal tot een halve
plaatbreedte beperkt, wat noodzaakt tot een
zeer systematische opzet gebaseerd op de maat-
voering van de platen.
Installaties
Leidingen in de vloerelementen komen met uit-
zondering van een bijzondere elektraleiding niet
voor. Horizontaal vindt het leidingwerk onder
de vloer plaats al dan niet boven een verlaagd
plafond.
ruimte voor leidingen
verbinding
gelaste
2 opleggingen TT-platen
2c momentvast
2a scharnierend 2b scharnierend, met
uitsnijding
eventueel afwerklaag
eventueel drukverdelende wapening
TT-vloer element
element
T-vloer
g
v
detail 1a of 1b
1a stukjes ingestort
hoekprofiel
(150 - 200 mm lang)
in het werk aanlassen
1b wapeningsbeugel
met wapening mee-
vlechten
in het werk aanlassen
1 opbouw T- en TT-vloer
wapening
Figuur 4.28 T- en TT-plaatvloeren
06950424_hfdst04.indd 114 22-11-2005 10:56:36
4 DRAGENDE ELEMENTEN IN BETON 115
In de lengterichting kunnen de leidingen tussen
de ribben worden aangebracht. Bij de oplegging
van de platen moet er rekening worden gehou-
den met eventueel noodzakelijke koppelingen en
doorvoeringen.
4.4.6 Vuistregels prefab-betonnen vloeren
In guur 4.29 zijn de vuistregels voor de bepa-
ling van de constructieve hoogte en de maxi-
male overspanning gegeven.
4.5 Prefab-betonnen galerij- en
balkonplaten
In de voorgaande paragrafen zijn veel prefab-be-
tonnen vloeren de revue gepasseerd. In het ver-
lengde hiervan wordt hier ingegaan op prefab-
betonnen galerij- en balkonplaten. Hoewel deze
niet tot de hoofddraagstructuur van een gebouw
worden gerekend en eigenlijk buiten het bestek
van dit deel vallen, is er toch een plaats voor
deze buitenvloer ingeruimd.
Galerij- en balkonplaten worden hoofdzakelijk
toegepast in de meerverdiepingbouw waar ze
respectievelijk de woningen ontsluiten dan wel
voorzien in de noodzakelijke buitenruimte. Om
een aantal redenen zijn deze platen voor het over-
grote deel van beton en niet van hout of staal.
Houten balkons werden in de vooroorlogse
bouw nog zeer algemeen toegepast. De geringe
weerstand tegen branddoor- en overslag is een
groot nadeel. Daarnaast is het onderhoud aan
de zich permanent in de buitenlucht bevindende
elementen een voortdurende zorg. De geringe
massa is oorzaak van veel geluidsoverlast naar
onderliggende verdiepingen. Staal als materiaal
voor de balkonplaat valt om dezelfde redenen af
en wordt alleen nog ter ondersteuning van gale-
rij- en balkonplaten gebruikt.
Construc-
tie-element
Doorsnede en aanzicht Element-
breedte b
in mm
Over-
spanning
in m
Verhouding
d
Ribbenvloer
l
l
l
l
l
l
b
b
b
b
b
b
d
d
d
d
d
h =
110
140
170
600/900/
1.200
47
1
20
1
25
Combinatie-
vloer
l
l
l
l
l
l
b
b
b
b
b
b
d
d
d
d
d
h =
110
140
170
500650 46
Kanaalplaat-
vloer
l
l
l
l
l
l
b
b
b
b
b
b
d
d
d
d
d
h =
110
140
170
600/900/
1.200
515
1
25
1
40
1
35
Massieve
plaatvloer
l
l
l
l
l
l
b
b
b
b
b
b
d
d
d
d
d
h =
110
140
170
1.2003.000 47
1
35
Verdieping-
ribbenvloer
l
l
l
l
l
l
b
b
b
b
b
b
d
d
d
d
d
h =
110
140
170
600/1.200 412
1
25
TT-plaatvloer
l
l
l
l
l
l
b
b
b
b
b
b
d
d
d
d
d
h =
110
140
170
1.800/2.400 1030
1
25
Figuur 4.29 Vuistregels dimensionering prefab-betonnen vloeren
06950424_hfdst04.indd 115 22-11-2005 10:56:36
116
4.5.1 Galerij- en balkonplaten
Galerij- en balkonplaten worden meestal gepre-
fabriceerd en op bestelling geleverd. Dit vereist
de nodige voorbereiding en overleg met behulp
van tekenwerk tussen ontwerpende, uitvoerende
en leverende partij. De mallen voor de platen
worden meestal speciaal voor een project ge-
maakt, guur 4.30. Eind- en pasplaten zijn een
variant op de standaardplaat en door eenvou-
dige veranderingen van de hoofdmal te fabrice-
ren.
moeilijk af
waterhol
afgespaand of gerold
malzijde glad,
eventueel antislip profiel
middels mat
te werken (loopzijde = bovenzijde balkon)
Figuur 4.30 Storten prefab-balkonplaat
Afwerking
De malzijde is meestal de bovenzijde van de
plaat omdat deze glad kan zijn. De platen
worden niet helemaal glad gemaakt omdat het
loopvlak spiegelglad zou kunnen worden door
regenwater. Daartoe wordt deze zijde voorzien
van een anti-slip prolering door in de kist speci-
ale kunststof matten op te nemen. De stortzijde
wordt gerold of met een spaan vlak afgewerkt,
guur 4.30.
Afschot
Galerij- en balkonplaten staan voor een deel
bloot aan regen en wind. Hierdoor is het nood-
zakelijk regenwater af te voeren via het nodige
afschot en een aansluiting op een aantal regen-
waterafvoeren te maken, guur 4.31-1a en
4.31-1b.
Hemelwaterafvoeren kunnen aan de gevel of aan
de buitenzijde worden geplaatst, wat het verloop
van het afschot bepaalt, guur 4.31-2a en
4.31-2b. De gevel is de meest voor de hand lig-
gende plaats omdat hemelwaterafvoeren (hwa)
hier eenvoudig kunnen worden bevestigd.
2b afschot van de gevel,
kleinere opstap
hwa
hemelwaterafvoer (hwa)
2a afschot naar de gevel,
grote opstap
aansluiting met gevel
gevel
1a diagonaal afschot
2c afschot naar de gevel,
aansluiting prefab balkon
bij de deur
1b eenzijdig afschot + afschot in de goot
toegankelijkheid
maximale opstap
20 mm ivm
raveelijzer
Figuur 4.31 Hemelwaterafvoer en afschot bij galerij- en balkonplaten
06950424_hfdst04.indd 116 22-11-2005 10:56:39
4 DRAGENDE ELEMENTEN IN BETON 117
Om het water naar de verticale afvoer te kunnen
voeren, kan het afschot bij platen met een klei-
nere lengte diagonaal worden gemaakt, guur
4.31-1a. De mal wordt hierdoor wel complexer
van vorm. Langere platen krijgen een eenzijdig
afschot, het horizontaal transport langs de gevel
wordt met een goot opgevangen, guur
4.31-1b. Ter plaatse van de entree naar de
woning moet deze goot worden onderbroken
dan wel overbrugd.
Een opstand aan alle randen voorkomt dat het
regenwater over de plaat de gevelconstructie
binnendringt of onderliggende verdiepingen
bereikt. In verband met een eventuele verstop-
ping is het van belang dat de opstand aan de
buitenzijde van de plaat lager is dan die aan de
gevel, vooral ook bij de entree, guur 4.31-2a en
4.31-2b. Dit is tegenstrijdig met de wens
bij meerverdiepingbouw de woningen toegan-
kelijk te maken voor rolstoelgebruikers. Een op-
lossing kan de toepassing van een geperforeerd
metalen rooster zijn dat de overgang van loop-
vlak naar hoger gelegen dorpel vormt, guur
4.31-2c.
Instortvoorzieningen
Tijdens de fabricage van de platen kan een
aantal benodigde instortvoorzieningen worden
opgenomen:
hemelwaterafvoeren;
eventuele elektra.
Omdat de meeste galerij- en balkonplaten la-
ter worden voorzien van metalen hekwerken,
worden hiervoor vooraf sparingen en eventuele
schroefhulzen ingestort, wat een goede voor-
bereiding vereist. Eventueel kunnen hiervoor op
het werk gaten worden geboord; ongewenste
beschadigingen van de plaat zijn dan vaak niet
te voorkomen.
4.5.2 Opleggingen galerij- en balkonplaten
De oplegging van galerij- en balkonplaten kan
op verschillende manieren gebeuren, in volgorde
van de meest voorkomende toepassing zijn dit,
guur 4.32:
door middel van consoles ter plaatse van de
bouwmuren;
hoeklijnen bevestigd aan de betonvloer;
aangestort aan de betonvloer;
op kolommen of een andere separate con-
structie.
console oplegging koudebrug onderbreking
galerijplaat
bouwmuur
aanstortnokken
onderbreking
koudebrug
galerijplaat
bouwmuur
balkon
oplegging hoeklijn
loggia
Figuur 4.32 Overzicht opleggingen galerij- en balkonplaten
Consoles
Vooral bij de doorgaande galerijplaten zijn uitkra-
gende constructies veelal niet te voorkomen. De
meest gangbare oplossing is het toepassen van
betonnen consoles ter plaatse van de bouwmu-
ren, guur 4.33-1.
Zijn de bouwmuren van (ter plaatse gestort) be-
ton, dan kan de console eenvoudig worden mee-
gestort en door stekken worden verankerd aan
de hoofddraagconstructie. Is de bouwmuur van
bijvoorbeeld kalkzandsteen, dan moet de con-
sole worden ingeklemd. De console is dan langer
en loopt van binnen naar buiten door. Zeker
bij de laatste constructie is de vorming van een
06950424_hfdst04.indd 117 22-11-2005 10:56:40
118
koudebrug onoverkomelijk. Oplossingen kunnen
zijn de insnoering van de console ter plaatse van
de gevelisolatie of de toepassing van een koude-
brugonderbreking door middel van roestvast
stalen stekken.
Aandachtspunten bij consoles zijn:
geprefabriceerde betonelementenbouw;
vierkant of rechthoekig;
halfgeprefabriceerde breedplaatvloeren;
geprefabriceerde systeemvloeren.
Als ook de vloeren ter plaatse worden gestort, is
er geen sprake van een oplegging, maar is een
monoliet geheel ontstaan. De schijfwerking van
2 randkolom met verdiepingsligger
stortnaad
stekken (haarspeldvormig)
1 randkolom met dakligger 3 middenkolom met verdiepingsligger
stortnaad
wapening kolom
tot bovenkant vloer
stortnaad
stortnaad
wapening
kolom tot
stortnaad
bovenkant
vloer
Figuur 4.51 Verbinding kolom-ligger, ter plaatse gestort
06950424_hfdst04.indd 131 22-11-2005 10:56:56
132
de vloer en daardoor haar rol in de stabiliteit
van de hoofddraagstructuur is hierdoor gewaar-
borgd, guur 4.52-1.
Breedplaatvloeren worden toegepast om dure
bekistingen te voorkomen. Ook hier ontstaat een
monoliet geheel, doordat het grootste gedeelte
van het beton voor de vloer ter plaatse wordt
gestort, guur 4.52-2.
De keuze voor de combinatie van ter plaatse ge-
storte kolommen en liggers met prefab-vloeren
ligt, door de verschillen in uitvoering, niet zozeer
voor de hand, maar is wel mogelijk. Bij prefab-
vloeren is deze schijfwerking afhankelijk van het
feit of er een constructieve druklaag dan wel een
ringwapening, guur 4.52-3, wordt toegepast.
4.7.5 Verbindingen bij prefab-
kolomskeletten
Verbindingen tussen kolommen en liggers kun-
nen in een prefab-kolomskelet op verschillende
manieren gerealiseerd worden:
geprefabriceerde systeemvloeren.
Plaats verbindingen bij prefab-
betonelementen
De meest gebruikelijke plaats voor de ver-
bindingen van prefab-betonelementen is het
knooppunt van de balken en de kolommen.
Achterliggende redenen hiervoor zijn de
eenvoudige fabricage en transporten van de
elementen die lineair van vorm kunnen zijn.
Omdat echter in dit knooppunt, zeker bij mo-
mentvaste verbindingen, de grootste krachts-
overdracht plaatsvindt, is het maken van de
kwetsbare verbinding aldaar minder logisch
dan op het eerste gezicht lijkt.
Een alternatief is de verbinding tot stand te
brengen in de moment-nulpunten waarbij de
aansluiting kolom-balk in de geconditioneerde
fabriek wordt gemaakt. De zo ontstane drie-
dimensionale kruisvormige elementen vragen
wel meer ruimte bij het transport. Tussen deze
elementen worden balken aangebracht met
gelaste verbindingen.
aanstorten
console
staalvilt
wapeningsbeugel
bout
ingestorte huls
staalvilt
wapening, beugels
1 momentvast met dubbele stekken 2 scharnierend met enkele stek- of boutverbinding
3 momentvast met aanstorting 4 scharnierend op console met tandoplegging
Figuur 4.55 Verbinding kolom-ligger, geprefabriceerd
06950424_hfdst04.indd 134 22-11-2005 10:57:01
4 DRAGENDE ELEMENTEN IN BETON 135
Natte versus droge verbindingen
Wanneer er toch wordt gekozen voor verbin-
dingen in het werk ter plaatse van de ontmoe-
ting balk-kolom, rest er de keuze tussen natte
en droge verbindingen.
De natte verbinding heeft hierbij het grote
voordeel van het ontbreken van passingspro-
blemen ten gevolge van maatafwijkingen bij
de fabricage dan wel het stellen van de ele-
menten, doordat de aangestorte verbinding
deze kan opvangen.
Nadelig echter bij grotere hoogte is het aan-
brengen van het beton dat de veiligheids-
(stort)voorzieningen vraagt. Bovendien
moeten de elementen tot het moment van
volledige uitharding van de verbinding zeer
solide op hun plaats worden gehouden/
geschoord, omdat bij de minste verschuiving
de verbinding constructief aan waarde ver-
liest. Deze tijdelijke, arbeidsintensieve en dus
kostbare xatie van de prefab-onderdelen
gebeurt met stalen bekistingen of met stalen
proelen versterkte bekistingen die aan in de
prefab aangebrachte schroefhulzen worden
bevestigd en na verharding weer worden ver-
wijderd.
Het uitharden is door de geringe hoeveelheid
beton ook een heikel punt. Bij felle zon is het
aanmaakwater snel verdampt en bij vorst is
de verhardingswarmte snel verdwenen mede
door de koude prefab-elementen. Bovendien
heeft de afkoelende wind vrij spel op het
kolommenskelet. Daarnaast werkt de verhar-
ding ook vertragend op het bouwtempo. Natte
verbindingen worden al met al alleen beperkt
toegepast en bij voorkeur in de laagbouw.
Breedplaatvloeren in combinatie met prefab-
kolommen en liggers komen wel voor. Door het
grote gehalte aan geprefabriceerde onderdelen
kan er enerzijds redelijk snel worden gewerkt en
spelen anderzijds de voordelen van de breed-
plaat, zoals het monoliete karakter, de grotere
massa en de mogelijkheid voor het instorten van
leidingen een rol.
Breedplaatvloeren werken als een schijf mee in
de stabiliteitsvoorziening. Voor de afdracht naar
de fundering kunnen stabiliteitswanden en/of
kernen zorgdragen waardoor de kolom-lig-
gerverbindingen scharnierend kunnen worden
uitgevoerd. Door het grotere monoliete karakter
van de vloer en de momentvaste oplegging
wordt een groot aandeel in de stabiliteit gele-
verd, guur 4.57-1.
De combinatie van geprefabriceerde kolommen
en liggers met volledig geprefabriceerde vloeren
is het meest systeemeigen. Hiervoor zijn kanaal-
platen bijzonder geschikt. De oplegging van de
kanaalplaten op de liggers kan zowel bovenop
3 secundaire ligger vertand en
doorgaand verbonden met stekken
2 secundaire ligger op console primaire ligger
aanstorten
koppelwapening
vertanding
console
1 secundaire ligger boven op primaire ligger
Figuur 4.56 Verbinding ligger-ligger, geprefabriceerd
06950424_hfdst04.indd 135 22-11-2005 10:57:02
136
gebeuren, guur 4.57-2, als, ter verkleining van
de constructiehoogte op een ens van een T-lig-
ger, guur 4.57-3.
Door het grotere aandeel van de prefab-onder-
delen kan de stabiliteit alleen worden verzorgd
door een combinatie van een constructieve
druklaag of een ringwapening met respectievelijk
stabiliteitswanden en kernen of momentvaste
verbindingen van kolommen en liggers bij be-
perkte gebouwhoogte.
4.7.6 Vuistregels dimensionering beton
kolommen en liggers
Figuur 4.58 en guur 4.59 geven de vuistregels
voor de bepaling van de constructieve hoogte en
de maximale overspanning.
ter plaatse gestort beton
3 oplegging kanaalplaatvloer op omgekeerde
T - ligger
aanstorten
prefab balk
stekken
prefab kolom
oplegmateriaal
kanaalplaatvloer
wapening
trekband-
1 oplegging breedplaatvloer op rechthoekige balk
prefab kolom
oplegmateriaal
prefab balk
stekken
breedplaatvloer
wapening
doorkoppel-
2 oplegging kanaalplaatvloer op rechthoekige balk
aanstorten
oplegmateriaal
prefab kolom
prefab balk
stekken
kanaalplaatvloer
trekbandwapening
koppelwapening
Figuur 4.57 Oplegging breed- en kanaalplaatvloeren bij prefab-liggers
06950424_hfdst04.indd 136 22-11-2005 10:57:02
4 DRAGENDE ELEMENTEN IN BETON 137
Constructie-
element
mmmAanzicht kolom en
mmmplattegrond gebouw
Verhouding
b
k
Verhouding
d
k
Ronde kolom
l
b
l
k
d
l
k
n
l
b
n
d
ter plaatse gestort
beton
1
1
25
n
1
2
1
35
1
40
n
prefab-beton
1
1
30
1
35
n
1
2
1
45
1
55
n
Vierkante kolom
l
b
l
k
d
l
k
n
l
b
n
d
ter plaatse gestort
beton
1
1
25
1
35
n
1
2
1
40
1
50
n
prefab-beton
1
1
35
1
45
n
1
2
1
55
1
65
n
4m
Constructie-
element
Doorsnede en aanzicht Overspanning
in m
Verhouding
h
Verhouding
b
h
Ligger ter plaatse
gestort
l
h
l
h
l
b
h
418
1
10
1
3
1
5
Ligger prefab-
voorgespannen
beton
l
h
l
h
l
b
h
525
1
10
1
12
1
3
1
5
I-ligger prefab-
gewapend beton
l
h
l
h
l
b
h
535
1
20
1
25
2
5
Figuur 4.58 Vuistregels dimensionering betonkolommen
Figuur 4.59 Vuistregels dimensionering betonnen liggers
06950424_hfdst04.indd 137 22-11-2005 10:57:03
138
Geraadpleegde en aanbevolen
literatuur
1 Boom, G.H. van en J.W. Kamerling (red.), Con-
strueren in gewapend beton, deel 3, Ontwerp en
dimensionering. Elsevier.
2 Gevels in prefab. Belton/Bevlon.
3 Handboek prefab beton, Belton/Belvon.
4 Hogeslag, A.J. en J.C. Walraven, Gebouwen in
geprefabriceerd beton. TU Delft.
5 Prefab beton in de woningbouw. Belton/Belvon.
6 Prefab beton in detail. Belton/Belvon.
7 Normen en voorschriften
TGB Beton - normering mechanische eigenschap-
pen beton
NEN 6720 Basiseisen betonconstructies
NEN 5950 VB technologie
NEN 6722 VB uitvoering
06950424_hfdst04.indd 138 22-11-2005 10:57:03
5
Dragende elementen in hout
ir. T.G.M. Spierings
Het gebruik van hout als constructiemateriaal is van alle tijden. Zodra
de mens tijdelijke verblijfsplaatsen oprichtte onderkende hij de vele
voordelen van dit letterlijk voor de hand liggende materiaal. In de
traditionele bouw is hout eeuwenlang voor de horizontale en hellende
vlakken gebruikt.
Hout kent nog steeds in algemene zin een belangrijke rol als bouw-
materiaal. Als constructiemateriaal is haar rol tegenwoordig doorgaans
meer beperkt tot de kap.
In bijzondere gevallen worden er echter nog steeds prachtige hout-
constructies gebouwd. Daarnaast deed de snelle houtskeletbouw-
methode haar intrede in Nederland.
In dit hoofdstuk worden zowel houtconstructies in de bestaande
bouwvoorraad als moderne houtconstructies behandeld.
06950424_hfdst05.indd 139 22-11-2005 11:02:49
140
Inleiding
Hout is traditioneel een veelvuldig toegepast
bouw- en constructiemateriaal. Vanwege de
beschikbaarheid en exibiliteit werd en wordt
het veel toegepast in vooral balklagen voor
vloeren en kappen.
Door de aanscherping van normen en eisen op
het gebied van de geluidsisolatie is de rol als
constructiemateriaal aanzienlijk teruggedron-
gen. Momenteel is in de woningbouw nog de
toepassing in de speciek hier op toegesneden
houtskeletbouw te zien. Daarnaast is hout nog
zeer geschikt als materiaal voor de kapconstruc-
tie, waarbij er zeker in de utiliteitsbouw een scala
van mogelijkheden is voor diverse spantvormen.
Omdat de bestaande bouwvoorraad voor een
niet onaanzienlijk deel nog houten vloeren kent,
worden deze in verband met de benodigde ken-
nis ten behoeve van renovatie ook behandeld.
Bij de toepassing van hout in de bouw is een
aantal categorien te onderscheiden. Deze
onderverdeling komt terug in de verschillende
paragrafen:
1 Houten balklagen, als begane-grond- en
verdiepingsvloer in de bestaande bouw en in
(platte) daken, guur 5.1-1;
2 Geprefabriceerde houten wanden en vloeren,
voor houtskeletbouw, guur 5.1-2;
3 Houtconstructies, voor utilitaire laagbouw,
guur 5.1-3.
Geprefabriceerde houten wanden en vloeren
komen ook aan de orde in deel 8 Woningbouw;
voor houtconstructies voor utilitaire laagbouw
zie ook deel 9 Utiliteitsbouw; voor houtconstruc-
ties speciek voor de kap, zoals gording- en
sporenkappen, zie deel 4a Daken.
5.1 Hout
5.1.1 Houtsoorten
Hout is er in veel soorten, de hoofdindeling is die
naar loof- (hardhout) en naaldhout (zacht hout),
guur 5.2. Loofhout wordt opgesplitst in Euro-
pese houtsoorten, zoals eiken en kastanje, en
in tropische houtsoorten, zoals merbau en ban-
kirai. Hardhout kenmerkt zich in het algemeen
door een veel dichtere structuur en een groter
gewicht. Het heeft veelal een hogere druk- en
treksterkte en een grotere duurzaamheid en kan
veelal onbehandeld worden toegepast. Belang-
rijk aandachtspunt is de milieubelasting. Door de
veel langere groeitijd is het toepassen van vooral
tropische hardhoutsoorten sinds een aantal jaren
sterk ter discussie komen te staan. Hierdoor is het
duurzame beheer van tropische bossen een voor-
waarde voor een milieuverantwoorde toepassing
geworden. Veruit het meeste constructiehout
is naaldhout, vooral afkomstig uit Scandinavi,
houtskeletbouw in woningbouw 2
1 houten balklagen in bestaande woningbouw
houten spanten in laagbouw utiliteitsbouw 3
Figuur 5.1 Houtconstructies
06950424_hfdst05.indd 140 22-11-2005 11:02:50
5 DRAGENDE ELEMENTEN IN HOUT 141
vooral vurenhout voor balklagen. Daarnaast
wordt er voor gelamineerde houtconstructies
ook grenen toegepast. In de verdere bespreking
wordt vooral hieraan aandacht geschonken.
harskanalen
naaldhout
ringporig
loofhout
verspreidporig
loofhout
Figuur 5.2 Loof- en naaldhout
5.1.2 Algemene materiaaleigenschappen
Om hout toe te kunnen passen, moeten eerst de
materiaaleigenschappen worden eigen gemaakt.
Daarnaast vinden veel van deze eigenschappen
hun weerslag in de verschillende normen ten
aanzien van constructiesterkte, brandwerend-
heid, enzovoort.
Hout is een natuurlijk materiaal, waarbij alle
belangrijke eigenschappen voortkomen uit de
opbouw en de groei van de cellen en de eigen-
schappen van het celmateriaal. Hout groeit
zowel in de lengterichting als in de dikte (jaar- of
groeiringen). Doordat het een natuurproduct is,
is het niet homogeen van samenstelling, guur
5.3.
Massa en vochtgehalte
De totale massa van het hout is afhankelijk van
de dichtheid van de cellen en het vochtgehalte
dat wordt uitgedrukt in de massa van het aan-
wezige water als percentage van het droge hout.
Een opgegeven volumieke massa geldt meestal
bij een vochtgehalte van 12 of 15% en is voor
vurenhout circa 550 kg/m
3
.
Krimpen en zwellen
Als het gekapte hout droogt, wordt het niet al-
leen lichter, maar het krimpt ook. Deze krimp is
sterk afhankelijk van de vezelrichting. In de tan-
gentile richting is deze het grootst, in de radi-
ale richting ongeveer de helft. De krimp in de
vezelrichting (axiaal) is zeer gering, guur 5.3.
Omdat de vezelrichting van invloed is op sterkte
en krimp, is indirect de manier van verzagen van
invloed, guur 5.4.
vezelrichting
tangentiale
richting
radiale
richting
Figuur 5.3 Opbouw naaldhout
kwartiers gezaagd
half kwartiers gezaagd
en dosse
Figuur 5.4 Relatie zagen en krimpen stam
06950424_hfdst05.indd 141 22-11-2005 11:03:35
142
Omgekeerd geldt dat bij vochtopname het hout
zwelt. Het krimpen en zwellen wordt het werken
van hout genoemd. Bij het construeren en ver-
binden van hout moet er met de (verschillende)
werking van hout rekening gehouden worden.
Verbindingen van langs- en dwarshout kennen
verschillen in krimp.
Bescherming tegen vocht
Hout moet gedroogd, bewaard en toegepast
worden met een vochtgehalte dat vergelijkbaar
is met de gebruikstoestand. Daarnaast moet
hout ook tegen vocht worden beschermd in
de gebruikstoestand, vooral in constructies die
in contact komen met buiten. Vooral de kopse
einden zijn zeer gevoelig. De maatregelen die
hiervoor zijn te nemen, kunnen principieel zeer
verschillen, guur 5.5:
H.o.h.-
afstand
a in m
Vloerdeel
l
b h
l a
b h
a
b h
a
h
a
l
l
l
d
0,4500,750
1
25
1
30
Verdieping-
balklaag, bij
normale be-
lasting
l
b h
l a
b h
a
b h
a
h
a
l
l
l
d
26,5
1
3
1
20
0,4500,750
Verdieping-
balklaag, bij
zware belas-
ting
l
b h
l a
b h
a
b h
a
h
a
l
l
l
d
24,5
1
3
1
15
0,4500,600
Dakbalklaag
l
b h
l a
b h
a
b h
a
h
a
l
l
l
d
2,56,5
1
3
1
20
0,3001,000
Triplex-
ribpaneel
l
b h
l a
b h
a
b h
a
h
a
l
l
l
d
2,58,0
1
3
1
25
1
30
0,4000,750
06950424_hfdst05.indd 160 22-11-2005 11:03:56
5 DRAGENDE ELEMENTEN IN HOUT 161
Toepassingsmogelijkheden
triplexribpaneelvloeren
In een traditionele bouwmethode zijn de triplex-
ribpaneelvloeren onbruikbaar. Bij het optrekken
van gevels en bouwmuren in metselwerk zouden
de vloerpanelen gelijktijdig met het opgaande
werk moeten worden geplaatst. Dat is in ver-
band met beschadigingen en het nat worden
van de panelen ontoelaatbaar.
Wel is deze constructie te overwegen voor de
vloer onder een kapconstructie. Zoldervloer- en
kapconstructie worden dan achter elkaar bracht,
zodat bezwaren van vervuiling en nat worden
zijn ondervangen. Daarnaast is de triplexrib-
paneelvloer goed toe te passen in een bouw-
methode als houtskeletbouw. De belangrijkste
toepassing is de dakvloer voor vooral laagbouw
in de utiliteitsbouw.
5.2.11 Vuistregels houten balklagen
Voor houten balklagen is er een verband tussen
de h.o.h.-afstand en de overspanning voor de
vereiste breedte en vooral hoogte van de balken.
Voor de toepassing in respectievelijk begane-
grondvloeren, verdiepingsvloeren en daken zijn
in guur 5.31 de ontwerpregels hiervoor opge-
nomen. In guur 5.32 zijn de handelsafmetingen
van Europees en Amerikaans naaldhout gegeven.
5.3 Houtskeletbouw
Typerend voor houtskeletbouw is de toepassing
van hout voor zowel de dragende als de niet-dra-
gende delen van de constructie (wanden, vloe-
ren en dak). In het bouwkundig taalgebruik is de
benaming houtskeletbouw nogal misleidend. De
draagconstructie van het bouwwerk wordt im-
mers gevormd door wanden en vloeren, waarbij
de horizontale krachten naar de fundering wor-
den overgebracht door de schijfwerking van deze
bouwdelen. Er is dus geen sprake van een echt
skelet en de term houtsysteembouw of hout-
elementenbouw zou meer op zijn plaats zijn.
5.3.1 Algemene beschrijving
Houtskeletbouw is een eenvoudige en logische
bouwmethode waarbij er voor de constructie
gebruik wordt gemaakt van hout in een beperkt
aantal standaardafmetingen. Hiermee worden
de wand-, vloer- en dakelementen vervaardigd.
De wanden bestaan uit stijl- en regelwerken die in
hun vlak onvervormbaar worden gemaakt door
middel van een beschieting of een enkele maal
door middel van schoren. De stabiliteit van de
constructie wordt ontleend aan de combinatie
van deze wanden en stijve vloervelden en verder
aan de onderlinge koppeling van deze elemen-
ten, guur 5.33.
koppelregel
Figuur 5.33 Houtskeletbouw (platformmethode)
De triplexbeschieting van de gevelwanden en
het dak wordt aan de buitenzijde voorzien van
een laag water- en windkerend, maar damp-
doorlatend bouwfolie, zeer toepasselijk wel eens
de regenjas genoemd. Hierop komt dan in de
afbouwfase de buitenbekleding respectievelijk de
dakbedekking.
06950424_hfdst05.indd 161 22-11-2005 11:03:58
162
De binnenbekleding bestaat meestal uit gipskar-
tonplaten waarmee op een goedkope manier
een zeer goede brandwerendheid wordt verkre-
gen, die ruimschoots voldoet aan de gestelde
eisen. Op deze gipskartonplaten kunnen vrijwel
alle gebruikelijke wandafwerkingen worden aan-
gebracht. Om condensatie in de gevelconstructie
uit te sluiten, wordt achter de gipskartonplaten
een dampremmende folie aangebracht, terwijl er
tussen de stijlen ruimte is voor het thermisch en
akoestisch isolatiemateriaal.Voor de buiten-
bekleding ten slotte is er een vrije keuze uit
diverse materialen, zoals metselsteen, hout,
metaal, plaatmaterialen en stucadoorswerk.
Bouwfysisch is deze opbouw optimaal en tevens
wordt een duurzame, brandveilige en uitstekend
gesoleerde constructie verkregen.
Brandwerendheid en -veiligheid
Houtskeletbouw kan ondanks het rijkelijk aan-
wezige hout ruimschoots voldoen aan de brand-
werendheidseisen. De vereiste brandwerendheid
wordt bij houtskeletbouw voornamelijk verkre-
gen door de juiste dikte en de aard van de afwer-
klagen (gipskartonplaten). Daarmee wordt de
brandwerendheid van elk bouwdeel bewust op
het vereiste niveau gebracht. De brandwerend-
heid berust op de volgende principes:
9 of 12,5 mm gipskarton.
De vloerconstructies die aan de onderzijde zijn
voorzien van een gipskarton beplating voldoen
aan de hierboven genoemde brandwerendheids-
eis.
Zoals gezegd zorgen de triplexvloerplaten door
de bevestiging op balken en kopbalken tevens
voor de koppeling van deze onderdelen. Om bij
grotere overspanningen de vloeren meer stijfheid
te geven en verdraaiing van de balken tegen te
gaan, kunnen er andreaskruisen of verspringende
klossen worden toegepast. Wordt de vloer in
elementen geprefabriceerd, dan bevinden zich
daarin al de nodige klossen, guur 5.40.
1 andreaskruizen verspringende klossen 2
Figuur 5.40 Verstijving balklaag
Woningscheidende vloer
Voor de geluidsisolatie van een woningschei-
dende vloer is de eis 0 dB. Deze waarde kan bij
een houten vloerconstructie worden bereikt door
een vrijhangende plafondconstructie. Door de
negatieve invloed van ankerende geluidsover-
dracht voldoet dit in een HSB-methode niet. Het
Figuur 5.38 Geprefabriceerde houten verdiepingsvloer
trapgat opgenomen
in vloerelement
balkzwaarte afhankelijk van
overspanning
geprefabriceerde halfopen
vloerelementen
overspanningsrichting vloerelement
vloerelement-breedte gebaseerd
op maten plaatmateriaal
opleggingen op wanden
( 3x 2400 en 1x uitzondering )
06950424_hfdst05.indd 166 22-11-2005 11:04:04
5 DRAGENDE ELEMENTEN IN HOUT 167
is gebruiksvriendelijker een zwevende dekvloer
toe te passen. Figuur 5.41-1 geeft een construc-
tie met een steenachtige zwevende dekvloer. Het
nadeel van deze oplossing is dat een natte vloer
in een droge bouwmethode wordt toegepast.
Meer afgestemd op houtskeletbouw is het alter-
natief met een droge zwevende dekvloer, guur
5.41-2.
5.3.4 Wandconstructies
Opbouw
De geprefabriceerde wandelementen worden
samengesteld uit stijlen en regels en worden aan
de bovenzijde gekoppeld door een koppelregel.
De h.o.h.-afstand van de stijlen is in het alge-
meen 400 of 600 mm. Doordat er gebruik wordt
gemaakt van nagelverbindingen, wordt de vaak
geringe houtdoorsnede niet verzwakt door ver-
bindingen. De koud op elkaar genagelde delen
worden veelal overlapt door beschieting, plaat-
materiaal, enzovoort, en zo vormvast met elkaar
verbonden, guur 5.42. De afmetingen van de
stijlen worden bepaald door de belastingen,
maar ook door de gewenste isolerende werking
van de stijlen en de isolerende vulling.
cementdekvloer 50 mm
folie
isolatieplaten
triplex vloerplaat
vloerbalken
minerale wol
minimaal 100 mm
gipskartonplaat 2 x 12,5 mm
beugels
rachels tegen
viltstroken
vloerbalken
plaatmateriaal
isolatieplaten
triplex
platen minerale wol 2 x 50 mm
brandisolatiestroken
gipskartonplaat 2 x 12,5 mm
veerrail
1 uitvoering met "natte" zwevende dekvloer + 5 dB
2 uitvoering met "droge" zwevende dekvloer 0 dB
( ) schaal 1: 20
nagels in elke stijl
onderregel met 2
schakeling prefab elementen
dubbele stijl t.p.v.
koppelregel met
nagels in elke stijl
bovenregel met 2
nagels h.o.h. 300
onderregel
hulpstijl
latei
nagels h.o.h. 300
nagels h.o.h. 150
wandbeschieting
nagels h.o.h. 150
onderregel na montage uitzagen
doorlopende stijl
multiplex
Figuur 5.41 Details woningscheidende vloer
Figuur 5.42 Opbouw vloerdragende wand
06950424_hfdst05.indd 167 22-11-2005 11:04:08
168
Stabiliteit en vormvastheid
Bij houtskeletbouw wordt er voor de stabiliteit
gebruikgemaakt van (in hun vlak) vormvaste
panelen voor wanden en vloeren. De panelen
worden vormvast gemaakt door middel van de
plaatmaterialen, guur 5.43-1, of door schoren,
guur 5.43-2. De vormvaste wandelementen
zijn te beschouwen als stijve schotten die onder-
ling loodrecht op elkaar worden geplaatst. Door
de wanden en vloeren over de hele lengte van
de aansluitvlakken aan elkaar vast te nagelen,
vormen zij een stabiel geheel. Het is niet noodza-
kelijk dat iedere vloer op vier stijve schotten rust.
Ook al staan de woningen in rijen, ze worden
toch steeds qua draagconstructie self-supporting
uitgevoerd, omdat de wanden van beide aan-
grenzende woningen ter wille van de geluidsiso-
latie los van elkaar worden gehouden.
stabiel middels schoor stabiel middels
plaatmateriaal
1
h.o.h. 300
h.o.h. 150
nagels
nagels
2
beschieting
wand-
Figuur 5.43 Vormvastheid wandelementen
De vormvastheid van wanden en vloeren speelt
bij houtskeletbouw een belangrijke rol. Het aan-
tal en de zwaarte van bevestigingsmiddelen, die
volgens een vast patroon worden aangebracht,
wordt dan ook berekend.
Figuur 5.43-1 geeft een voorbeeld van een pa-
neel met draadnagelverbindingen voor triplex.
Voor de totale stijfheid van het gebouw is ook
de onderlinge verbinding van de wanden en van
de wanden met de vloeren van groot belang.
Bij prefab-bouw met kleine elementen worden
de stijlen om en om tegen elkaar genageld met
nagels h.o.h. 150 mm. De onder- en koppelregel
worden ook om de 150-300 mm bevestigd.
De stijfheid van een wand kan worden verhoogd
door het gebruik van dubbele eindstijlen en een
bekleding met triplex aan twee kanten. Als er
schoren voor de verstijving worden toegepast,
moeten deze zowel op de stijlen als op de onder-
en bovenregel worden gespijkerd.
Warmte-isolatie en dampremmende laag
Van groot belang is dat het inwendige van de
houtconstructie en de toegepaste isolatiemateri-
alen geen kans krijgen vochtig te worden, noch
door condensatie, noch door doorslag van de
buitenbekleding. Bij houtskeletbouw wordt hier-
voor polyetheenfolie, dik 0,15 mm, aangebracht
achter de uit gipskartonplaten bestaande bin-
nenbekleding.
Theoretisch is hierdoor het gevaar voor inwen-
dige condensatie uitgesloten; in de praktijk is het
door onvermijdelijke onvolkomenheden bij de
uitvoering toch nog mogelijk dat enige water-
damp in de constructie doordringt. Deze moet
naar buiten kunnen verdwijnen. Daarom wordt
bij horizontale triplexbeschieting aan de bui-
tenzijde, op halve verdiepingshoogte, een naad
gehouden; bij verticale beschieting moeten er
enkele ventilatiegaatjes in de triplexplaat worden
geboord.
Voor het weren van doorslaand regenwater en
wind wordt op de triplex aan de buitenzijde een
laag waterkerend bouwpapier aangebracht. De
in de wand aanwezige waterdamp moet echter
vrij door dit papier kunnen diffunderen. In het
algemeen wordt de buitenbekleding op houten
regels aangebracht waardoor tussen bekleding
en waterkerende laag een spouw ontstaat die
licht geventileerd moet worden.
Binnenwand
De eis voor brandwerendheid voor een binnen-
wand is twintig minuten. Een toepasbare con-
structie hiervoor is guur 5.44-1:
9 of 12,5 mm gipskarton;
9 of 12,5 mm gipskarton.
Door het aanbrengen van minerale wol of dub-
bele gipskartonplaten in de wandconstructie
wordt de geluidsisolatie verbeterd, guur
5.44-2. De geluidsisolatie van de binnen-
wanden ligt minstens in dezelfde orde als bij
06950424_hfdst05.indd 168 22-11-2005 11:04:09
5 DRAGENDE ELEMENTEN IN HOUT 169
andere bouwmethoden. Van belang voor de
buigslapheid is hierbij de h.o.h.-afstand van de
stijlen die bij voorkeur niet kleiner is dan
600 mm.
Woningscheidende wand
De geluidsisolatie bij houtskeletbouw berust
op het principe van de buigslappe wand, in
tegenstelling tot de steenachtige bouw, waar de
geluidsisolatie berust op massa. Een goede
geluidsisolatie tussen de woningen onderling
wordt bereikt doordat de woningscheidende
wanden consequent tot in de fundering zijn
gescheiden, guur 5.36-2 en 5.37-2. Deze wo-
ningscheidende wanden worden opgebouwd
uit twee gedeelten, elk bestaande uit stijl en re-
gelwerk, aan de woningzijde bekleed met twee
gipskartonplaten dik 12,5 mm en opgevuld met
90 mm minerale wol. De wandgedeelten wor-
den onderling gescheiden door een spouw van
50 mm. Een alternatieve oplossing is toepassing
van een brandvertragende gipskartonplaat dik
15 mm, guur 5.44-3. Hoewel deze wandcon-
structie een massa heeft van slechts 65 kg/m
2
,
is de gemeten geluidsisolatie in de middenfre-
quentie van 500 Hz 57 dB. In principe moeten
er in de woningscheidende wanden geen wand-
contactdozen worden aangebracht ter voorko-
ming van geluidlekken en onderbreking van de
brandwerendheid. Moeten ze er toch komen,
dan moeten ze ter weerskanten ten minste een
stijlafstand versprongen zijn aangebracht.
De eis voor brandwerendheid van een woning-
scheidende wand is zestig minuten. De in guur
5.44-3 getoonde opbouw van de woningschei-
dende wand kan hier ruimschoots aan voldoen.
De gipskartonbeplating van de woningschei-
dende wand moet ter plaatse van de aansluitin-
gen met bijvoorbeeld de binnenwanden doorlo-
pen.
Extra aandacht verdient de aansluiting
verdiepingsvloer/woningscheidende wand.
Hierin moet een brandstop worden opgenomen
om schoorsteenwerking in de spouw tegen te
gaan. Verder moeten ten behoeve van geluid-
wering achter de kopbalk klossen of een strook
minerale wol worden opgenomen, guur 5.45.
Lateiconstructies
Voor openingen in dragende wanden wordt er
gebruikgemaakt van lateien. Deze lateien wor-
den veelal samengesteld uit balken, die worden
opgelegd op de kop van een of meer aange-
spijkerde wandstijlen, guur 5.46-2. In niet-
dragende wanden kan soms met een regel van
dezelfde houtzwaarte als de stijlen worden vol-
staan, guur 5.46-1. Bij grotere overspanningen
worden de lateibalken samengesteld uit twee
vloerbalken naast elkaar, zonodig gekoppeld met
een onder en bovenregel, guur 5.46-3. Ook
worden zelfs gelamineerde liggers toegepast,
guur 5.46-4.
Figuur 5.44 Opbouw binnen- en woningscheidende wand
binnenwand met binnenwand in 1 2
stijl
gipskartonplaat gipskartonplaat
op half-hardboard
minerale wol
zonder cachering
gipskartonplaat, glasvezel-
versterkt min. 15 dik
of twee lagen gipskarton-
plaat elk 12,5 dik
spouw
minerale wol 90 dik
zonder cachering
stijl
woningscheidende wand 3 verhoogde geluidsisolatie normale toepassing
06950424_hfdst05.indd 169 22-11-2005 11:04:10
170
5.3.5 Dakconstructies
De dakconstructie kan bestaan uit een plat-
balklaag, of bij een hellend dak uit gordingen,
sporen of spanten. De spanten kunnen worden
samengesteld uit houten staven, onderling ver-
bonden door schetsplaten van triplex of metalen
nagelplaten, guur 5.33. De bovenzijde van de
constructie wordt in het algemeen bekleed met
triplexplaten en een waterkerende dampdoor-
latende laag. Daarop komt de afwerking. In het
dak respectievelijk de plafondconstructie wordt
minerale wol aangebracht en de onderzijde
van de constructie wordt bekleed met een laag
dampremmende folie en gips kartonplaten, dik
9 of 12,5 mm. De warmteweerstand is, bij een
isolatie van 120 mm minerale wol, praktisch
gelijk aan die van de houten wand als hiervoor
omschreven.
5.3.6 Ontwerp
Het maken van een efcint bouwkundig ont-
werp houdt in dat tijdens het ontwerpproces
een aantal nancile afwegingen moet worden
gemaakt. Het is daarbij noodzakelijk een aantal
varianten tegen elkaar af te wegen. Enkele aan-
dachtspunten zijn:
1 Evenals bij steenachtige vloerconstructies geldt
dat een kleine overspanning goedkoper is dan
een grote;
2 Grootst mogelijke overspanning, met balken
Figuur 5.45 Aansluitingen woningscheidende wand op
verdiepingsvloer
150
brandvertragende
gipskartonplaat
dik 15 mm
tochtdichting
minerale wol
dik 120 mm
klossen
gipskartonplaat
dik 12,5 mm
stalen strip hart op
hart 1200 mm
metalen
veerrail
brandkering
(minerale wol)
metaalstrook
1 mm dik of
brandkering van
gipskartonplaat
2 x 12,5 mm
regel
dubbele randbalk
kopbalk
minerale wol
minerale wol
metalen veerrail
op 150 mm uit zijkant
minerale wol
dik 120 mm
tochtdichting
bijvoorbeeld kit
in verband met
flexibele hoekaan-
sluiting van gipsplaten
minerale wol
dik 120 mm
tochtdichting
brandkering
(minerale wol) regel
gipskartonplaat
dik 12,5 mm 2 x 12,5 mm
gipskartonplaten
stalen strip hart op
hart 1200 mm
1 balkrichting loodrecht op
de woningscheidende wand
2 balkrichting loodrecht op
de woningscheidende wand
(variant)
3 balkrichting evenwijdig aan
de woningscheidende wand
( ) schaal 1: 20
+_
balken en regels 3
1 regel
4
2
gelamineerde ligger
balken
met multiplex
eventueel opvullen
Figuur 5.46 Varianten lateiconstructies
06950424_hfdst05.indd 170 22-11-2005 11:04:12
5 DRAGENDE ELEMENTEN IN HOUT 171
van handelsafmetingen, bedraagt ongeveer
5,400 m;
3 Bij houtskeletbouw is het mogelijk de vloeren
te overspannen van de voor- naar de achter-
gevel. Er is dan wel een tussensteunpunt nodig
(soms wel twee) en er moeten lateiconstructies
boven de raamopeningen in de gevel worden
gemaakt. Tussensteunpunten kunnen soms
gevolgen hebben tot in de fundering.
Uitgangspunten bij de keuze van de mate en de
plaats van prefabricage zijn:
projectgrootte;
seriegrootte;
verlangde bouwtijd;
ronde doorsnede;
samengestelde doorsnede.
Kolommen met een vierkante of rechthoekige
doorsnede zijn het meest gebruikelijk. Zij zijn
eenvoudig te zagen en te schaven en daarnaast
is de aansluiting op een dergelijke kolom een-
voudiger. Ronde kolommen worden soms vanuit
esthetisch oogpunt verkozen en zijn leverbaar in
oplopende doorsnede. De aansluiting van liggers
vraagt meer aandacht. Samengestelde kolommen
bestaan uit twee of soms vier staafdelen met een
rechthoekige doorsnede die onderling zijn
gekoppeld. Zo ontstaat een kolom met een
grotere stijfheid die bovendien een zogenoemd
gestapelde aansluiting van een ligger mogelijk
maakt, zie paragraaf 5.5.3.
5.4.2 Houten liggers
Houten liggers kunnen worden onderscheiden
naar:
massieve liggers;
gelamineerde liggers;
vakwerkliggers.
Massieve liggers
Massieve liggers bestaan uit uit voorraad lever-
bare handelsafmetingen van gezaagd hout. Zij
worden door de beperkte afmetingen toegepast
bij kleinere overspanningen of als secundaire
liggers. De afmetingen zijn relatief gering, zie
guur 5.32.
Gelamineerde liggers
Gelamineerde liggers worden vervaardigd uit
gelamineerd hout, dat wil zeggen, hierbij wor-
den meerdere planken aan elkaar gelijmd tot een
grotere of bijzondere doorsnede. Deze gelami-
neerde liggers zijn geschikt voor grotere over-
spanningen. Door de samenstelling uit meerdere
kleine planken, de zogenoemde lamellen, kan
enerzijds door sortering het hout beter van sa-
menstelling zijn, anderzijds door de zeer hechte
verlijming zijn grote doorsneden en zeer grote
lengte mogelijk. Onderscheiden worden daarbij
verticaal en horizontaal gelamineerde liggers. Bij
horizontaal gelamineerd hout lopen de lijmna-
den horizontaal en worden de grotere lengtes
door zogenoemde vingerlassen mogelijk, guur
5.48-1. Bij verticaal gelamineerd hout lopen de
doorlopende lijmnaden verticaal en zijn de hori-
zontale naden verspringend, guur 5.48-2.
normale vingerlas voor het verlengen van lamellen 3
1 horizontaal gelami-
volle doorsnede-vingerlas voor een geknikte 4
verticaal gelami- 2
hoek in een driescharnierspant
neerd hout
(niet nodig in verticaal gelamineerd hout)
neerd hout
Figuur 5.48 Horizontaal en verticaal gelamineerd hout
Lijmen
Moderne gelamineerde liggers en spanten
worden met thermohardende kunstharslijmen
opgebouwd uit de verschillende lamellen. De
verbinding tussen de verschillende lamellen in
horizontaal gelamineerd hout worden door mid-
del van vingerlassen gerealiseerd. Zo ontstaat
een vergroot contactvlak tussen de kopse kanten
van de lamellen, guur 5.48-3. Daarnaast wordt
de volledoornsnede-vingerlas of blokvingerlas
gebruikt voor het aan elkaar lijmen van gelami-
neerde elementen en onderdelen, guur 5.48-4.
06950424_hfdst05.indd 172 22-11-2005 11:04:14
5 DRAGENDE ELEMENTEN IN HOUT 173
Figuur 5.49 Voorbeeld afmetingen gelamineerde liggers
hoogte
in mm
aantal
lamellen
breedte in mm
42 56 66 90 115
115
90
135
180
225
270
315
360
405
450
495
540
630
2
1
/
2
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
14
06950424_hfdst05.indd 173 22-11-2005 11:04:15
174
Bij horizontale liggers zijn eenvoudig verlopende
proeldoorsneden mogelijk, guur 5.50-1. Met
de verticale lijmtechniek zijn ook I-vormige lig-
gers of zelfs holten in de ligger mogelijk, guur
5.50-3. Figuur 5.49 geeft een overzicht van de
verkrijgbare afmetingen van rechthoekige gela-
mineerde liggers.
rechte ligger 1
verlopende dakliggers 2
- ligger 3
volwandige ligger 3
a
b
toepassen schoren;
k
Ronde massief houten kolom
l
k
d
l
k
d
24
1
20
1
25
H.o.h.-
afstand
a in m
Massieve ligger l
b h
l
b h
l
b
h
l
b
h
l
b
h
2,58
1
3
1
15
1
20
Gelamineerde
ligger
l
b h
l
b h
l
b
h
l
b
h
l
b
h
625
1
6
1
10
1
17
1
20
1
20
Doosligger
l
b h
l
b h
l
b
h
l
b
h
l
b
h
635
1
12
1
15
312
Vakwerkligger
l
b h
l
b h
l
b
h
l
b
h
l
b
h
1540
1
7
1
12
415
Kapspanten
l
b h
l
b h
l
b
h
l
b
h
l
b
h
624
1
5
1
7
48
Constructie-
element
Zijaanzicht en doorsnede Over-
span-
ning
in m
Verhou-
ding
b
h
Verhou-
ding
b
a
Verhou-
ding
h
H.o.h.-af-
stand
a in m
Drieschar-
nierspant
met geknikte
spanthoek
h
b h
H
g
l l
h
h
b h
H
g
l l
b h
H
l
R
660
1
6
1
10
1
15
g
H
1
30
48
Drieschar-
nierspant
met gebogen
spanthoek
h
b h
H
g
l l
h
h
b h
H
g
l l
b h
H
l
R
660
1
6
1
10
1
16
g
H
1
32
48
Boogspant
h
b h
H
g
l l
h
h
b h
H
g
l l
b h
H
l
R
25100
1
5
1
6
1
40
1
40
1
60
68
2 3
stalen damwandplaten;
houten dakdozen;
cellenbetonelementen.
Door het geringe gewicht is ook bij platte daken
de verankering van de elementen aan de onder-
liggende constructie een voorwaarde voor het
voorkomen van opwaaien. De staalplaten wor-
den verbonden aan de onderliggende spanten
of liggers, guur 5.88-1. De dakdozen worden,
afhankelijk van de dikte, rechtstreeks of met
hoeklijnen door houtschroeven of houtdraad-
bouten verbonden, guur 5.88-2. Voor de cel-
lenbetonelementen zijn er speciale haken die elk
element afzonderlijk verankeren, guur 5.88-3.
Figuur 5.85 Ligger-liggerverbindingen, gestapeld
Figuur 5.86 Kruisverbandverbindingen
met klos bij steilere dakvlakken 2 met stalen ankers 3 genageld of geschroefd 1
houten drukstaven met stalen schoen 4 stalen trekstang met I - profiel 2
stalen trekstang 1
stalen trekstangen en drukstaven 3
06950424_hfdst05.indd 192 22-11-2005 11:05:08
5 DRAGENDE ELEMENTEN IN HOUT 193
Geraadpleegde en aanbevolen
literatuur
1 Gatz, K. en G. Henn (red.), Holzbauatlas.
Institut fr internationale Architektur-Dokumen-
tation, 2003.
2 Haan, H. de, en I. Haagsma, Hout in Neder-
land. Sdu.
3 Haven, W. en J. Koelman, Dictaat Houtcon-
structies voor het HTO, deel 1 Materiaalkunde.
Stichting Centrum Hout.
4 Haven, W. en J. Koelman, Dictaat Houtcon-
structies voor het HTO, deel 2 Construeren. Stich-
ting Centrum Hout.
5 Haven, W. en J. Koelman, Dictaat Houtcon-
structies voor het HTO, deel 3 Voorbeelden. Stich-
ting Centrum Hout.
6 Technische houtdocumentatie. Centrum Hout.
7 Normen en voorschriften
TGB 1990
KVH 2000
Figuur 5.87 Kipsteunen
Figuur 5.88 Opleggingen
1 verbinding met gordingen in staal
dubbele verbinding met gordingen in hout 2
voor gordingen zelf: met andreaskruizen 3
1 stalen damwandplaten met nagels
2 houten dakdozen met houtschroeven
3 cellenbeton elementen met stalen ankers
06950424_hfdst05.indd 193 22-11-2005 11:05:10
194
06950424_hfdst05.indd 194 22-11-2005 11:05:10
6
Dragende elementen in staal
ir. T.G.M. Spierings
Staal als constructiemateriaal kent zijn oorsprong in de bruggenbouw.
Halverwege de 19e eeuw werden ook de mogelijkheden voor
gebouwen ontdekt en begon het materiaal aan de opmars in vooral
de utiliteitsbouw. Staal werd daarmee, nog meer dan beton, de
verpersoonlijking van het industrile bouwen.
Staal leent zich bij uitstek voor skeletbouw. Als snel te verwerken
materiaal met een grote exibiliteit in het gebruik vindt het in
Nederland vooral in laagbouw zijn toepassing. De wijdverbreide
toepassing in de verdieping- en hoogbouw in het buitenland vindt
langzaamaan ook zijn weg in Nederland.
In dit hoofdstuk wordt vooral het staalskelet met een hoogte van een
of enkele bouwlagen besproken. Behandeld worden de verschillende
verschijningsvormen van staalconstructie, de aansluitingen onderling
en met de constructieonderdelen uitgevoerd in andere materialen.
06950424_hfdst06.indd 195 22-11-2005 11:11:39
196
Inleiding
Vanuit de bruggenbouw ontstonden in de 19e
eeuw de eerste stalen constructies. In tegenstel-
ling tot steen was staal uitermate geschikt om
trekbelastingen op te nemen, waardoor totaal
nieuwe constructievormen konden ontstaan met
grote overspanningen. Staal en glas waren met
beton de nieuwe materialen die het moderne
bouwen tussen de twee wereldoorlogen een
totaal nieuwe uitdrukking gaven. Het bouwen
in skeletten met vrij indeelbare plattegronden
en op een zeer industrile manier, dat alles werd
mogelijk met staal door de uitzonderlijke mecha-
nische eigenschappen en de geschiktheid voor
prefabricage.
In Nederland bleef en blijft de toepassing van
staal in de hoofddraagconstructie vooral beperkt
tot de utiliteitsbouw met een of meer bouw-
lagen, guur 6.1. De belangrijkste toepassingen
zijn laagbouwhallen voor opslag, werkplaatsen,
showrooms en de wat elegantere laagbouw-
skeletten voor kleinere bankgebouwen, scholen
en kiosken.
In toenemende mate wordt ook in Nederland
staal als alternatief ingezet in (middel)hoogbouw.
Naast de efciency kan de toepassing van staal
ook vanuit esthetisch oogpunt worden verkozen
doordat men een uitgebreid scala van standaard-
proelen en detailleringen kent.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de algemene
eigenschappen van staal en de toepasbaarheid
ervan in de hoofddraagstructuur. In de volgende
paragrafen worden achtereenvolgens beschre-
ven:
brandbeveiligingsconcepten.
Voor de uitgebreidere toepassingen in staal-
constructies en het ontwerpen daarvan zie deel 9
Utiliteitsbouw.
Naast staal zijn ook andere metalen, zoals alumi-
nium, geschikt voor constructies. Als toepassing
voor de hoofddraagstructuur voor gebouwen
worden deze echter nog zelden gebruikt en ze
worden daarom hier niet nader beschreven.
6.1 Algemeen
Om de specieke geschiktheid als constructie-
materiaal te kunnen beoordelen, worden eerst
de verschillende eigenschappen op een rij gezet.
Staal is een hoofdzakelijk uit ijzer en koolstof
samengestelde metaallegering. Er zijn verschil-
3 verdiepingbouw Nissan kantoor
2 dwarsdoorsnede passagierspier Schiphol
laagbouwhal 1
Figuur 6.1 Voorbeelden laag- en verdiepingbouw in staal
06950424_hfdst06.indd 196 22-11-2005 11:11:40
6 DRAGENDE ELEMENTEN IN STAAL 197
lende soorten samenstellingen. De voor de bouw
belangrijkste samenstellingen zijn:
Constructiestaal;
Gietijzer en gietstaal;
Roest- en weervast staal.
Constructiestaal
Constructiestaal is zoals het woord zegt de meest
gangbare staalsoort die in hoofddraagconstruc-
ties wordt gebruikt. Het heeft een zeer hoge
trek- en druksterkte varirend van 310 tot 510
N/mm
2
. Veelgebruikt zijn de staalsoorten met de
coderingen S 235 en S 355, waarbij het getal de
minimaal geiste vloeigrens van het materiaal
aanduidt. Deze zijn vergelijkbaar met de oude
benamingen Fe 360 en Fe 510, waarbij het getal
de treksterkte aanduidde.
Constructiestaal bevat slechts 0,3% koolstof,
waardoor het veel minder broos is dan bijvoor-
beeld gietijzer en gietstaal. Deze taaiheid heeft
als grote voordeel dat een constructie niet direct
volledig bezwijkt, maar eerst zodanig vervormt,
dat er een waarschuwende werking vanuit gaat.
Constructiestaal is prima lasbaar en vervormbaar,
guur 6.2.
Figuur 6.2 Verbinding constructiestaal
Gietijzer en gietstaal
De eerste, 19e-eeuwse, ijzeren constructies wer-
den opgebouwd uit gietijzer dat circa 3% kool-
stof bevatte en daardoor vele malen brozer was
en een lagere treksterkte dan het moderne con-
structiestaal had. Deze oude constructies werden
niet of nauwelijks op trek en buiging belast. Ze
tonen veel meer overeenkomsten met op druk
belaste stenen boogconstructies.
Gietijzer wordt tegenwoordig toegepast in com-
plexe onderdelen die alleen kunnen worden
gegoten. Het is door het hoge gehalte aan kool-
stof moeilijk lasbaar, maar krimpt daarentegen
nauwelijks. Bij gietijzer wordt nog lamellair en
nodulair gietijzer onderscheiden. Verschillen heb-
ben betrekking op de manier waarin het koolstof
in respectievelijk een laagjes- of bolletjesstructuur
voorkomt. De mechanische eigenschappen van
de bolletjesstructuur zijn beter.
Naast gietijzer is er nog een tussenvorm, giet-
staal, waarbij het koolstofgehalte tussen 0,2 en
0,5% ligt. Hierdoor is het eveneens minder broos
en wordt bijvoorbeeld toegepast in speciale ele-
menten zoals de knopen voor ruimtevakwerken,
guur 6.3.
Figuur 6.3 Vakwerkknoop uit gietstaal
Roest- en weervast staal
Constructiestaal is veelal ongelegeerd, dat wil
zeggen, het bestaat nagenoeg geheel uit ijzer
en koolstof en de hoeveelheid andere metalen
is minimaal. Daardoor gaat het materiaal, bloot-
gesteld aan de buitenlucht, roesten, ook wel
corroderen genoemd. Omdat staal hierdoor niet,
zoals sommige anderen metalen, zelf een
beschermend laagje vormt, kunnen hiertoe an-
dere metalen worden toegevoegd.
Roestvast staal is, veelal door de toevoeging van
chroom, zeer goed beschermd tegen corrosie.
AISI-nummer Eigenschappen
304 Goede corrosiebestendigheid en
vervormbaarheid, niet-lasbaar
304L Goede corrosiebestendigheid
en vervormbaarheid, lasbaar
316 Bestendig tegen vervuilde
atmosfeer en zeenvloeden,
niet-lasbaar
316L Bestendig tegen vervuilde
atmosfeer en zeenvloeden,
lasbaar
Figuur 6.4 AISI-nummers roestvaststaal voor bouwkundige
toepassingen
06950424_hfdst06.indd 197 22-11-2005 11:11:41
198
Roestvrij is het niet, extreme omstandigheden
als een zure omgeving kunnen alsnog tot roest
leiden. Belangrijkste nadeel is de afname van de
sterkte. Roestvast staal is zeer kostbaar, de hoofd-
draagconstructie van een gebouw wordt veelal
op andere manieren beschermd tegen corrosie.
Specieke details of verbindingsmiddelen of bij-
voorbeeld kleinere afmetingen in staal toegepast
in hekwerken of handleuningen zijn meer geijkte
toepassingen. Daarnaast worden gevelbekledin-
gen of stalen lateien veelal in roestvast staal uit-
gevoerd. In guur 6.4 zijn de meest gebruikelijke
soorten roestvast staal opgenomen.
Weervast staal kent het nadeel van de afne-
mende treksterkte niet of minder. Wanneer de
bescherming tegen corrosie minder stringent is,
in bijvoorbeeld een droge omgeving, kan wor-
den volstaan met weervast staal dat met koper is
gelegeerd. Bekend onder de benaming Corten-
staal is dit dan ook geschikt voor speciale, kwets-
bare draagconstructies zoals bruggen.
6.1.1 Eigenschappen staal
De verdere behandeling is geconcentreerd op
constructiestaal, omdat dit veruit de meeste
toepassing binnen staalconstructies vindt, guur
6.5.
buiging worden belast. Grote overspanningen
zijn mogelijk met relatief slanke constructies. Wel
zijn de relatief grote vervormingen een belangrijk
nadeel dat meegenomen moet worden bij de
toepassing. Ter vergelijking zijn in guur 6.6 de
afmetingen van een kolom en een ligger met
gelijke belastingen gegeven in beton respectie-
velijk staal.
1 betonkolom stalen kolom met 2
brandwerende bekleding
300 200
1
5
0
2
5
2
5
Figuur 6.6 Dimensionering staal versus beton
Al genoemd is de taaiheid van het materiaal
waardoor het niet direct breekt bij overschrijding
van de belasting. Deze taaiheid kan verder wor-
den benvloed door de manier van bewerken, zie
paragraaf 6.1.2.
Brandveiligheid
Een van de belangrijkste aandachtspunten is de
brandgevoeligheid. Al bij temperaturen vanaf
400 C gaat het staal vloeien, waardoor het snel
bezwijkt. Dit wordt veroorzaakt door de geringe
massa en de snelle geleiding van het staal. Van
belang hierbij is de proelfactor, guur 6.7. Dit
is de verhouding tussen de omtrek en de op-
pervlakte van het proel. Hiervoor moet het
Dragende eigenschappen
Druksterkte in N/mm
2
235
Treksterkte in N/mm
2
235
Stijfheid E in N/mm
2
210.000
Volumieke massa in kg/m
3
7.800
Toelaatbare druksterkte/gewicht
SGR in 1/m 2.000
Thermische uitzetting in 10
-5
m/mK 1,2
Scheidende eigenschappen
Thermische geleiding in W/mK 41-52
Soortelijke warmte c in J/kgK 480-530
Dampdiffusieweerstand
Figuur 6.5 Eigenschappen staal
Constructieve eigenschappen
Staal heeft een grote trek- en druksterkte ge-
koppeld aan een laag gewicht, waardoor het
zeer geschikt is voor constructies die op trek en
t
e
m
p
e
r
a
t
u
u
r
tijd
standaard brand kromme
hoge profielfactor
hoge opwarmsnelheid
lage profielfactor
lage opwarmsnelheid
Figuur 6.7 Proelfactor
06950424_hfdst06.indd 198 22-11-2005 11:11:42
6 DRAGENDE ELEMENTEN IN STAAL 199
staal beschermd worden. Deze beschermings-
constructies kunnen een aanzienlijk deel van het
economisch voordeel van staal teniet doen. De
totale dimensies blijven echter nog altijd kleiner
dan die van een betonkolom. Voor de verschil-
lende brandbeveiligingsprincipes, zie paragraaf
6.7.
Bouwfysische eigenschappen
Bouwfysisch kent staal enkele belangrijke na-
delen. De thermische geleiding is zeer groot
waardoor koudebruggen kunnen ontstaan bij
verkeerde toepassing. Ook de uitzetting als ge-
volg van temperatuurverschillen is aanzienlijk
zodat hiermee in de detaillering rekening moet
worden gehouden, door deze uitzetting mogelijk
te maken.
De isolatie met betrekking tot contactgeluid is
slecht en die voor luchtgeluid kan niet door het
staal zelf worden opgelost. Afschermende con-
structies zijn veelal geboden.
Staal als bouwmateriaal
Als bouwmateriaal is staal vooral te verkiezen om
de zeer grote snelheid van bouwen. Principieel
kan een stalen constructie op twee manieren
worden opgebouwd, met:
thermisch verzinken;
t
w
ht
Figuur 6.21 Buizen en kokerproelen
06950424_hfdst06.indd 204 22-11-2005 11:11:52
6 DRAGENDE ELEMENTEN IN STAAL 205
ming tegen corrosie. Naast geproleerde plaat
kan de plaat ook tot koudgevormde proelen
worden gebogen, gekant, gezet, enzovoort,
guur 6.22. Ook hier treedt een sterke standaar-
disatie op. Omdat deze bewerkingstechnieken
minder krachtige machines vereisen, zijn ook
speciale proelseries te vervaardigen, zoals de
dragerproelen voor binnenwanden bekleed met
gipsplaten (metal-stud).
6.1.5 Normen
In de voorgaande paragrafen zijn de meeste
standaardproelseries met afmetingen opgeno-
men. Een volledig overzicht met alle proelen en
hun mechanische eigenschappen zijn te vinden
in proelboekjes of het Polytechnisch Zakboekje.
Voor de normering wordt verwezen naar de TGB
Staal. De basiseisen zijn opgenomen in de NEN
6770. De overige eisen staan in de NEN-serie
6771 tot en met 6774:
momentvast;
scharnierend.
Ongeschoord raamwerk
Worden bijvoorbeeld de verbindingen tussen ko-
lom en ligger momentvast gemaakt, dan wordt
gesproken van een portaal, dat hierdoor in zijn
eigen vlak stabiel is. Een skelet dat met behulp
van dergelijke portalen stabiel wordt gemaakt,
wordt een ongeschoord raamwerk genoemd,
guur 6.28-1. Zowel de verbinding als kolom
moeten momenten en dwarskrachten op kunnen
nemen. Dit stelt zwaardere eisen aan onder meer
de proelafmetingen. Figuur 6.29 geeft enkele
vuistregels voor de afmetingen van portalen.
1 ongeschoord raamwerk
geschoord raamwerk 2
Figuur 6.28 Ongeschoord en geschoord raamwerk
Geschoord raamwerk
Als de stabiliteit niet wordt ontleend aan mo-
mentvaste verbindingen, maar aan verbanden,
wordt er gesproken van een geschoord raam-
werk, guur 6.28-2. De kolommen en liggers
zijn nu veelal scharnierend verbonden, waardoor
de kolommen enkel verticaal worden belast en
06950424_hfdst06.indd 207 22-11-2005 11:11:56
208
slanker kunnen zijn. Ook aan de verbinding zelf
worden er minder eisen gesteld doordat deze
geen momenten moet hoeven opnemen. Voor
het overbrengen van de horizontale belasting bij
een geschoord raamwerk kunnen de volgende
principes worden toegepast:
Enkellaags
l
d
d
l
l
l
d
l
960
1
35
1
40
Meer verdiepingen
l
d
d
l
l
l
d
l
620
1
20
1
35
1
stijve wand of gevel
verbinding met verband met schoren 2 3
stabiel gebouw
koppeling aan
1 met zeer buig-
stijve kolommen
om sparingen heen geleid 2 windrichtingen afzonderlijk 3
Figuur 6.30 Verticale stabiliteitsconstructies
Figuur 6.31 Alternatieven bij (gevel)openingen
06950424_hfdst06.indd 208 22-11-2005 11:11:59
6 DRAGENDE ELEMENTEN IN STAAL 209
In alle richtingen moeten de horizontale belastin-
gen worden opgevangen.
Dit betreft de stabiliteit in de dwarsrichting, de
langsrichting en de stabiliteit tegen torsie.
Omdat de plaatsing van de verticale verban-
den soms onvermijdelijk samenvalt met een
gewenste opening in bijvoorbeeld de gevel,
kunnen extra diagonalen soms een oplossing
vormen, guur 6.31.
Horizontale stabiliteitsconstructies
Voor de afdracht van de horizontale windbelas-
ting naar de verticale stabiliteitsverbanden is ook
een horizontaal verband noodzakelijk. Dit kan
worden gerealiseerd met behulp van:
Enkellaags
geschoord
raamwerk
l
l
d
d
H
b
l
640
1
20
1
35
Totale hoogte
(H)
Verhouding
H
b
Geschoord
raamwerk met
scharnierende
verbindingen
l
l
d
d
H
b
l
520 68
Figuur 6.35 Vuistregels dimensionering geschoorde raamwerkconstructie Bron: Basisboek Overspannend staal
06950424_hfdst06.indd 210 22-11-2005 11:12:02
6 DRAGENDE ELEMENTEN IN STAAL 211
wenselijk zijn een kolom met een rechthoekige
doorsnede te kiezen. Hiervoor kunnen holle ge-
walste proelen worden gebruikt dan wel kolom-
men worden samengesteld uit H- dan wel U-pro-
elen met aangelaste platen, guur 6.37.
samengesteld
profiel
kokerprofiel 1 2 3 staafprofiel
afmetingen
voor geringe
Figuur 6.37 Rechthoekige kolommen
Aansluitingen in twee richtingen kunnen hierbij
op een gelijke manier gebeuren, maar er moeten
dan toegevoegde elementen worden gemaakt
gezien de onbereikbaarheid van het hele proel.
Kolommen met cilindrische doorsnede
Om esthetische redenen worden wel kolommen
met een ronde of ovale doorsnede gekozen. Af-
hankelijk van doorsnede en wanddikte kunnen
aanzienlijke belastingen worden opgenomen als
vraagt de plaatselijke aangrijping van die krach-
ten extra voorzieningen, guur 6.38.
Voordelig is de in alle richtingen gelijke weer-
stand tegen buiging. De buisvormige proelen
zijn wel duurder dan de open proelen. Daar-
naast zal het duidelijk zijn dat vooral de aanslui-
tingen met liggers bijzondere aandacht vraagt.
Kolommen met samengestelde doorsnede
Ten slotte is het mogelijk uit diverse proelen
speciale kolommen samen te stellen die grote
belastingen kunnen dragen dan wel integratie
met bijvoorbeeld leidingen mogelijk maken,
guur 6.39. Naarmate het aantal elementen en
gelaste verbindingen toeneemt, nemen ook de
kosten toe.
I - profielen U - profielen 1 2 L - profielen 3
Figuur 6.39 Samengestelde kolommen
6.3.2 Kolommen en leidingen
Doordat de doorsnede van een stalen kolom,
in tegenstelling tot een kolom in beton of hout
bijna nooit massief is, is er ruimte om plaats te
bieden aan een andere veelbepalende structuur
binnen het gebouw, die van de installaties. De
open ruimte tussen dunwandige of samenge-
stelde proelen leent zich uitstekend voor de
1 bij horizontale aansluitingen samengestelde kolom 2 sparingen in kop- en voetplaten 3
Figuur 6.40 Leidingen in open, dunwandige of samengestelde kolommen
Figuur 6.38 Ronde en ovale kolommen
ovaal profiel
profiel
2 1 buisprofiel 3
(voor geringe
afmetingen)
buisprofiel
dikwandig
06950424_hfdst06.indd 211 22-11-2005 11:12:06
212
plaatsing van leidingen. Echter bij de aansluitin-
gen met de liggers en fundering moet hiermee
rekening worden gehouden door gebruik van
kopplaten dan wel sparingen, guur 6.40.
Het kan noodzakelijk zijn de kolom brandwerend
te bekleden. Het spreekt vanzelf dat deze bekle-
ding demontabel moet zijn voor het bereiken
van de leidingen bij eventuele reparatie, enzo-
voort, guur 6.41-1.
Het opnemen van leidingen in gesloten proelen
bevat een groot gevaar voor niet te onderkennen
corrosie aan het proel en daarnaast is vervan-
ging van de leidingen hierbij ook uitgesloten,
guur 6.41-2.
doorsnede
bekleding 1 nooit in gesloten 2
Figuur 6.41 Leidingen bij (brandwerende) beklede
kolommen
6.3.3 Vuistregels dimensionering
kolommen
Stalen kolommen kunnen relatief een geringere
doorsnede hebben door de hoge druksterkte. Zij
kunnen hierdoor uitstekend op druk worden be-
last. Maatgevend voor de doorsnede is veelal de
knik. Daarnaast wordt in geval van ongeschoorde
raamwerken de kolom meer op buiging belast
dan in geval van een geschoord raamwerk.
Knik kan in twee richtingen optreden waardoor
kolommen met een zelfde weerstand tegen
buiging in beide richtingen in het voordeel zijn.
Kan de kniklengte worden verminderd door het
aanbrengen van een koppeling in een of twee
richtingen, dan kan met een relatief geringe
doorsnede worden volstaan, guur 6.42.
In guur 6.43 zijn voor verschillende kniklengtes
en belastingen benaderingen voor de kolom-
afmetingen gegeven.
6.4 Liggers
De vloeren en daken in een staalconstructie
dragen in het algemeen hun krachten niet
rechtstreeks op de kolommen af maar via hori-
zontale constructieonderdelen, de liggers. Als de
doorsnede van een stalen ligger op het krach-
tenverloop wordt beschouwd, is net als bij de
kolommen ook hier een hoge efcintie van het
materiaalgebruik te zien. De ligger is opgebouwd
uit een relatief hoog, dun lijf dat de dwarskrach-
ten opneemt. Daarnaast zijn de delen die de nor-
maalkrachten op moeten nemen, de enzen, aan
de uiteinden gesitueerd, guur 6.44.
6.4.1 Liggers en vakwerkliggers
Ook liggers bestaan of worden veelal samen-
gesteld uit basisproelen, zie paragraaf 6.1.4.
Hierbij kunnen de volgende verschijningsvormen
worden onderscheiden:
1 Vollewandliggers, met ononderbroken lijf;
2 Raatliggers, waarbij in het lijf openingen zijn
uitgespaard;
3 Vakwerkliggers, samengesteld uit staven met
driehoekige opbouw;
4 Vierendeelliggers, samengesteld uit staven
met rechthoekige opbouw.
Vollewandliggers
De eenvoudigste vorm van deze horizontale ele-
menten zijn de vollewandliggers. Meestal
zijn dit standaard gewalste proelen met een
I-, H- of U-vormige doorsnede. De prolering
is zeer materiaaleconomisch doordat een grote
hoogte kan worden bereikt met weinig materiaal
en dus met geringe kosten en gering eigen-
gewicht.
Liggers uit warmgewalste proelen
IPE-liggers worden het meest toegepast gezien
de gunstige hoogte-breedteverhouding en de
vaak benodigde symmetrische opbouw. HE-A-,
k
l
Figuur 6.42 Knik bij kolom
06950424_hfdst06.indd 212 22-11-2005 11:12:08
6 DRAGENDE ELEMENTEN IN STAAL 213
HE-B- dan wel HE-M-proelen worden toegepast
bij grotere belastingen of wanneer de construc-
tiehoogte beperkt is. Daarnaast zijn zij in zijde-
lingse richting stijver, guur 6.44.
IPE - profiel HE-A - profiel samengesteld
profiel
1 2 3
Figuur 6.44 Vollewandliggers met H- of I-vormige door-
snede
Liggers uit koudgevormde proelen
Koudgevormde proelen zijn in verschillende
standaardafmetingen verkrijgbaar. Zij hebben
een U-, C- of Z-vormige doorsnede. Door de ge-
ringe stijfheid worden deze proelen vooral toe-
gepast als secondaire of tertiaire dakligger door
de geringere stijfheid, guur 6.45.
1 UNP - profiel C - profiel 2
Figuur 6.45 Vollewandliggers met C-vormige doorsnede
Samengestelde vollewandliggers
Als extreme belastingen gepaard gaan met een
relatief geringe constructiehoogte, kunnen spe-
ciale samengestelde vollewandliggers uitkomst
Constructie-
element
Doorsnede en zijaanzicht Knik-
lengte
(
k
) in m
Doorsnede-hoogte verhouding
d
k
Gewalst of gelast
proel
d d
l
k
d d
l
k
l
k
d d d
l
k
d
28
1
20
1
25
n bouwlaag
24
1
7
1
18
meer bouwlagen
Kokerproel
d d
l
k
d d
l
k
l
k
d d d
l
k
d
28
1
20
1
35
n bouwlaag
24
1
7
1
28
meer bouwlagen
Kolom samenge-
steld uit proelen
d d
l
k
d d
l
k
l
k
d d d
l
k
d
410
1
20
1
25
Staalbetonkolom
d d
l
k
d d
l
k
l
k
d d d
l
k
d
24
1
6
1
15
Figuur 6.43 Vuistregels dimensionering stalen kolommen Bron: Basisboek Overspannend staal
1 samengestelde
kokerligger
hoedligger 2
Figuur 6.46 Samengestelde vollewandliggers
06950424_hfdst06.indd 213 22-11-2005 11:12:13
214
bieden. Door bijvoorbeeld twee UNP-proelen te
combineren met aangelaste randplaten, ontstaat
er een ligger die ondanks zijn geringe hoogte
zeer geschikt is voor extreme belastingen, guur
6.46-1.
Daarnaast kan een asymmetrische doorsnede,
zoals een zogenoemde hoedligger, guur 6.46-2,
een functie bij de oplegging van vloeren hebben
of bij de integratie tot een staal-betonligger, zie
paragraaf 6.4.2.
Bijzondere vormen
Als vanuit de functie dan wel vanuit esthetische
redenen een bijzonder vorm is gewenst, kan
deze door het geautomatiseerde bewerken vrij
eenvoudig ontstaan. Zo kan voor het afschot in
het dak de ligger geknikt worden uitgevoerd,
guur 6.47-1. Liggers met een verlopende
hoogte kunnen door aanpassing van het lijf wor-
den gerealiseerd, guur 6.47-2 en 6.47-3.
Raatliggers
Bij grotere overspanningen zijn er steeds hogere
lijven noodzakelijk. Voor de uitvoering als
vollewandligger is er een alternatief dat niet
zozeer wordt gekozen vanuit materiaal-
economische redenen als wel uit esthetische
of functionele redenen, bijvoorbeeld voor de
doorvoer van leidingen. Daartoe wordt de ligger
uitgevoerd met zeshoekige of zelfs ronde sparin-
gen.
Een veelvoorkomende uitvoering is die van de
raatligger. Hierbij wordt het basisproel versne-
den en verschoven weer aaneengelast, guur
6.48-1. Zo ontstaat een hoger proel met zes-
hoekige gaten, de raten, in het lijf, guur 6.48-2.
Als er tussen de raten eerst nog rechthoekige
platen worden aangebracht, wordt er gesproken
van een verhoogde raatligger, guur 6.48-3.
3 verhoogde raatligger met tussenschotjes
raatligger met lasnaden 2
basisprofiel met snijlijn 1
h
3
h
2
h =
2
h
1
h
1
1,5 x
+
3
h = h
2
x
x
Figuur 6.48 Raatliggers
Vakwerkliggers
Wordt het materiaal in de verticale opbouw nog
verder beperkt, dan kan een vakwerkligger wor-
den toegepast. Hierbij worden de dwarskrachten
opgenomen door trek- en drukstaven die verti-
caal en diagonaal zijn geplaatst. De uitvoering
kan op verschillende manieren gebeuren door
combinatie van op trek dan wel druk belaste dia-
gonalen al dan niet gecombineerd met verticale
staven, guur 6.49. Door de bovenlijn te laten
verlopen, kan in geval van een dakligger het af-
schot worden opgelost.
het krachtenverloop
aanpassingen aan 3
snijden, buigen en
van ligger met afschot
lassen van dakligger
snijden en lassen 2
1
Figuur 6.47 Bijzondere vollewandliggers
06950424_hfdst06.indd 214 22-11-2005 11:12:15
6 DRAGENDE ELEMENTEN IN STAAL 215
1 ligger met diagonalen en verticalen
K - ligger 2
V - ligger 3
_
+
_
+
_
_
+
_
_
+
_
_
+ + +
_
_
+
_
_ _
_ _
_
+
_
_ _
_
_
_
_
_ _ _
_
+
_
_
+
_
+
_
+
_
+
_
+
+
_
_
Figuur 6.49 Krachtenverloop in vakwerkliggers
Lichte vakwerkliggers
Als de dwarskrachten gering zijn zoals bij dak-
constructies, kunnen vakwerkliggers worden uit-
gevoerd met relatief lichte proelen. De randsta-
ven bestaan bijvoorbeeld uit een enkelvoudig of
dubbel basisproel gecombineerd met gebogen
staven. Ook koudgevormde proelen zijn ge-
schikt voor de uitvoering in lichte vakwerkliggers,
guur 6.50.
Zware vakwerkliggers
Voor het opvangen van vloerconstructies of voor
grote overspanningen moeten er zwaardere
proelen worden toegepast. De samenstelling en
combinatie uit basisproelen is schier eindeloos.
De verbindingen tussen de verschillende onder-
delen kunnen worden gebout of gelast en al dan
niet van zogenoemde knoopplaten worden voor-
zien, guur 6.51.
met knoopplaten 1
met T - profielen voor 2
de onder- en bovenrand
Figuur 6.51 Zware vakwerkliggers
Vakwerkliggers uit buisproelen
Ook uit gesloten proelen is een vakwerkligger
te construeren, guur 6.52-1 en 6.52-2. Voordeel
hiervan kan de geringere corrosiegevoeligheid
zijn. Daarnaast worden deze liggers veelal vanuit
esthetische redenen gekozen. Ook hier vragen
opgebouwd uit koudgewalste profielen 2
met gebogen staaf als diagonalen 1
Figuur 6.50 Lichte vakwerkliggers
06950424_hfdst06.indd 215 22-11-2005 11:12:17
216
de verbindingen die veelal gelast zijn om speciale
aandacht. Een kostbare variant is de driedimensi-
onale buisconstructie die veelal vanuit esthetisch
oogpunt worden toegepast, guur 6.52-3.
1 opgebouwd uit buisprofiel
2 opgebouwd uit kokerprofiel
3 drie-dimensionale buisconstructie
Figuur 6.52 Vakwerkliggers uit buisproelen
Vierendeelliggers
Als de diagonalen in een vakwerkligger geheel
worden weglaten, wordt er gesproken van een
vierendeelligger. Doordat de vormvaste driehoe-
ken ontbreken en de verbindingen momentvast
moeten zijn, moeten alle verbindingen verste-
vigd worden met verstijvingsschotjes. Vierendeel-
liggers worden toegepast als er een zware open
ligger is vereist, bijvoorbeeld bij de doorvoer van
grotere leidingen of als een verdiepingshoge lig-
ger, guur 6.53.
6.4.2 Staalbetonliggers
Als de stalen liggers worden gecombineerd met
een gewapend betonnen vloer, is het moge-
lijk een zekere koppeling tussen beiden aan te
brengen. Hierdoor kan een sterke reductie van
de constructiehoogte worden verkregen. Het
Figuur 6.53 Vierendeelligger
1
voor oplegging op onderflens
fabricage staalbetonligger
2 op onderflens met
doorkoppelwapening
3
binding met deuvels
op bovenflens ver-
Figuur 6.54 Staalbetonliggers
06950424_hfdst06.indd 216 22-11-2005 11:12:19
6 DRAGENDE ELEMENTEN IN STAAL 217
principe dat hieraan ten grondslag ligt is dat de
betonvloer feitelijk als bovenens van de stalen
ligger gaat functioneren. Hierdoor kan de stalen
ligger lichter zijn en kan een kleinere constructie-
hoogte en stijvere vloerconstructie worden be-
reikt. De ligger kan zowel als vollewand-, raat- of
vakwerkligger worden uitgevoerd, guur 6.54.
Voorwaarde bij dit alles is dat de koppeling
tussen ligger en betonvloer goed is. Hiervoor
worden veelal deuvels gebruikt die op de stalen
ligger worden gelast. Hoewel dit machinaal kan
gebeuren, doet deze extra handeling het eco-
nomische voordeel van de materiaalbesparing
van het proel grotendeels teniet. De geringere
constructiehoogte wordt in het hele gebouw
terugverdiend.
In paragraaf 6.5.1 en 6.5.2 wordt verder inge-
gaan op de combinaties tussen staal en beton.
verstijvingsplaat
1 volle wandliggers
raatliggers 2
vakwerkliggers 3
Constructie-
element
Doorsnede en zijaanzicht Afmeting van
het element
(h) in mm
Overspanning
() in m
Verhouding
h
Breedens-
proelen of
kokers
l
h
h
l
l
h
h
l
l
h
100500 412
1
18
1
28
Proelstaal
l
h
h
l
l
h
h
l
l
h
200500 630
1
15
1
20
Vakwerk van
warmgewalste
proelen
l
h
h
l
l
h
h
l
l
h
10004000 1245
1
8
1
15
Vierendeel-
ligger
l
h
h
l
l
h
h
l
l
h
10003000 618
1
4
1
12
Staalbeton-
ligger
l
h
h
l
l
h
h
l
l
h
3001000 715
1
20
1
25
Figuur 6.56 Vuistregels dimensionering stalen verdiepingsvloerliggers Bron: Basisboek Overspannend staal
Figuur 6.55 Leidingen in vollewand-, raat- en
vakwerkligger
06950424_hfdst06.indd 217 22-11-2005 11:12:24
218
6.4.3 Liggers en leidingen
Net als bij kolommen is het mogelijk de ruimte
gereserveerd voor de liggers te combineren met
die voor de installaties, waardoor de bruto-ver-
diepingshoogte soms kan worden gereduceerd.
Vollewandliggers hebben een gesloten lijf dat re-
latief dun is en daardoor gemakkelijk van sparin-
gen is te voorzien. Bij grotere sparingen moeten
deze worden verstevigd door opgelaste platen,
guur 6.55-1. Op plaatsen waar de dwarskrach-
ten hoog zijn (in de buurt van de oplegging)
moeten deze sparingen worden vermeden.
Andere typen liggers zijn speciaal vormgegeven
vanuit de wens de leidingen hierin te integreren,
zoals raat- en vakwerkliggers, guur 6.55-2 en
6.55-3.
6.4.4 Vuistregels dimensionering
stalen liggers
Om in het ontwerpproces de dimensionering
van stalen liggers te kunnen inschatten, zijn in
guur 6.56 tot en met guur 6.58 de relatie tus-
sen overspanning en hoogte van de ligger op-
genomen. De liggers zijn verdeeld in de verschil-
lende behandelde types en in de toepassing als
verdiepingsvloerligger, primaire dan wel
secundaire dakligger.
Constructie-
element
Doorsnede en zijaanzicht Overspanning
() in m
Verhouding
h
(afmeting
element in
mm)
Raatligger
l
h
h
l
h
h
l
h
h
l
l
h
h
l l
h
h
618
1
10
1
18
Vakwerk met
evenwijdige
randen van
warmgewalste
proelen
l
h
h
l
h
h
l
h
h
l
l
h
h
l l
h
h
1275
(met zeeg)
1
8
1
12
Vakwerk van
koudgevormde
proelen
l
h
h
l
h
h
l
h
h
l
l
h
h
l l
h
h
528
1
15
1
25
h=(300-1000)
Vakwerk met
schuine randen
van warm ge-
walste proelen
l
h
h
l
h
h
l
h
h
l
l
h
h
l l
h
h
820
1
5
1
10
Breedenspro-
elen of kokers
l
h
h
l
h
h
l
h
h
l
l
h
h
l l
h
h
614
1
20
1
30
h=(100-500)
Ruimtevakwerk
l
h
h
l
h
h
l
h
h
l
l
h
h
l l
h
h
30150
1
15
1
30
Figuur 6.57 Vuistregels dimensionering stalen primaire dakliggers Bron: Basisboek Overspannend staal
06950424_hfdst06.indd 218 22-11-2005 11:12:29
6 DRAGENDE ELEMENTEN IN STAAL 219
6.5 Vloeren in staalskelet
Het is ook mogelijk met staal een vloerconstruc-
tie te realiseren. Zeker wanneer de vloer wordt
toegepast in een staalskelet kan deze materiaal-
keuze zijn voordeel hebben. Een voordeel van
volledig stalen vloeren is het lichte gewicht en de
prefabricage. Een nadeel is de brandgevoeligheid
van het materiaal. De volgende typen zijn te on-
derscheiden:
1 Staalplaatvloeren, enkel staal zonder toevoe-
gingen;
2 Staalbetonvloeren, waarbij beton en staal
wordt gecombineerd.
Een bijzondere vorm van de combinatie staal en
beton is al behandeld bij de staal-betonligger, zie
paragraaf 6.4.2.
6.5.1 Stalen vloerconstructies
Staalplaatvloeren
Vloeren in staal worden geconstrueerd uit staal-
plaat dat is geproleerd zodat het een zekere
buigstijfheid verkrijgt. De plaatdikte is ongeveer
1 1,5 mm en de prolering kan veel vormen
aannemen, guur 6.59-1. Hoe hoger de prole-
ring, des te groter de overspanning kan zijn. Ook
als dakvloer is de staalplaat geschikt zeker gezien
de geringere belasting.
De platen zijn licht en daardoor gemakkelijk
te vervoeren en aan te brengen. Nadelig is de
geringe massa wanneer het geluidsisolerend ver-
mogen betreft en ook de brandscheidende func-
tie is minimaal. Daardoor worden de staalplaat-
vloeren vaak aangevuld met geluidsisolerende en
brandvertragende materialen. Het eenvoudigst
is de staalplaat te gebruiken als bekisting voor
beton dat daarbij deze functies vervuld. Andere
Constructie-
element
Doorsnede en zijaanzicht Afmeting
element
(h) in mm
Overspanning
() in m
Verhouding
h
Koud-
gevormde
proelen
l
h
l
h
120300 3-12
1
25
1
35
Proelstaal
l
h
l
h
2001000 6-40
1
18
1
26
Figuur 6.58 Vuistregels dimensionering secundaire dakliggers Bron: Basisboek Overspannend staal
1 diverse profileringen gelaagde opbouw 2
verzinkte staalplaat
geluiddempende laag
estrich of betonplaten
afwerklaag
Figuur 6.59 Staalplaatvloeren
06950424_hfdst06.indd 219 22-11-2005 11:12:33
220
materialen zoals verende tussenlagen zijn ook
mogelijk, guur 6.59-2.
Stalen dak- en vloerplaten kunnen alleen geringe
belastingen opnemen. Zij worden geschroefd
of genageld aan de liggers. Bij dakplaten ligt in
verband met de verdere opbouw met eventuele
isolatie en dakafwerking de bevestiging bovenop
de liggers het meest voor de hand.
Staalbetonvloeren
Als het beton op de staalplaat ook constructief
gaat meewerken, wordt gesproken van staal-
betonvloeren. Afhankelijk van het meewerken
van staal als constructieve vloer zijn de volgende
twee typen te onderscheiden:
lasverbindingen;
Stalen vloer-
plaat
l
d
l
d
5075 23
1
35
1
40
Staalplaat-
betonvloer
l
d
l
d
100150 24
1
25
1
30
Figuur 6.63 Vuistregels dimensionering stalen verdiepingsvloeren Bron: Basisboek Overspannend staal
Constructie-
element
Doorsnede en zijaanzicht Afmeting van
het element
(d) in mm
Overspanning
() in m
Verhouding
d
Koud gewalst
plaat
l
d
l
d
25120 26
1
40
1
70
Sandwich-
element met
stalen platen
l
d
l
d
75 23
1
25
1
30
Figuur 6.64 Vuistregels dimensionering stalen dakvloeren Bron: Basisboek Overspannend staal
06950424_hfdst06.indd 222 22-11-2005 11:12:40
6 DRAGENDE ELEMENTEN IN STAAL 223
Bouten en lassen zijn de meest voorkomende
verbindingstechnieken. Klinken als verbindings-
techniek voor de hoofdverbindingen wordt niet
meer toegepast, guur 6.65, maar wordt evenals
schroeven nog wel gebruikt voor de bevestiging
van plaatmateriaal aan de hoofddraagconstruc-
tie.
Figuur 6.65 Hoekverbinding met klinknagels
Vaak komt de combinatie van gelaste en ge-
boute verbindingen voor. Hierbij is belangrijk na
te gaan welke verbindingen vooraf onder betere
condities in de fabriek kunnen worden aange-
bracht en daarbij het transport toch mogelijk en
handig houden. De verbindingen in het werk
waar de condities minder zijn worden meestal
gebout.
Lasverbindingen
Voor de hoofddraagconstructie is het lassen
van de verbindingen de beste oplossing. Zo-
wel vooraf in de fabriek als op het werk kan dit
plaatsvinden. Gebeurt dit in de fabriek, dan is
het proces gecontroleerder en daardoor fraaier
en sterker. Bovendien kunnen de proelen volle-
dig worden afgewerkt. Te grote onderdelen zijn
echter niet vervoerbaar en moeten dus op het
werk aan elkaar worden gelast. Plaatselijk wordt
hiermee een eventuele beschermingslaag aange-
tast die moet worden nabehandeld.
Een goed uitgevoerde lasverbinding zorgt voor
een vloeiende overgang die even sterk kan zijn
als het proel zelf. Afhankelijk van de vorm wor-
den onderscheiden:
stompe lassen;
hoeklassen.
Stompe lassen, die tussen twee platen liggen,
zijn minder eenvoudig te realiseren doordat de
uiteinden van de platen veelal voorbewerkt moe-
ten worden, guur 6.66-2 en 6.66-3, zodat er
een volledige verbinding ontstaat, guur
6.67-1. Hoeklassen, die op een van de platen
liggen, hebben daarom sterk de voorkeur, guur
6.67-2. Figuur 6.68 geeft enkele aandachtspun-
ten voor het lassen.
niet voorbewerkt voorbewerkt verbinding na lassen 1 2 3
elektrode openingshoek
beperkt
inbranddiepte
vooropening
laslagen
Figuur 6.66 Stompe en hoeklassen
Figuur 6.67 Voorbewerken stompe las
1 stompe lassen hoeklassen 2
voor toepassingen buiten af te raden,
in de naden kan zich vocht verzamelen
06950424_hfdst06.indd 223 22-11-2005 11:12:43
224
Boutverbindingen
Het monteren van een staalconstructie gebeurt
door middel van boutverbindingen. Vooraf zijn
hiervoor de gaten in de proelen aangebracht.
De verbinding zelf komt tot stand door de moe-
ren mechanisch aan te draaien op de bouten,
guur 6.69.
b
l k
s
dd
b1
m
s = sleutelwijdte
= steellengte
= draadlengte
= nominale boutdiameter
= gatdiameter in sluitring
= moerhoogte
= kophoogte
l
b
d
d
m
k
1
b
zeskantbout M10:
= metrische schroefdraad
10 = nominale boutdiameter 10 mm
M
Figuur 6.69 Bout met moer en volgring
Boutverbindingen worden het meest toege-
past in scharnierende verbindingen. De bouten
worden dan loodrecht op hun vlak belast op
afschuiving en op stuik, guur 6.70-1. Moet de
verbinding ook momenten opnemen, dan wordt
de bout ook op trek belast.
Bouten komen voor in diameters tot 64 mm
en worden aangeduid met de boutdiameter
en draadtype. De meest gangbare draad is de
metrische draad, aangeduid met de letter M, de
meest gebruikelijke diameters lopen van M12 tot
M36.
Omdat de diameter van het gat 2 mm groter is
dan de boutdiameter, kunnen de boutverbin-
dingen schuiven. Wil men dit voorkomen, dan
kunnen er voorspanbouten worden toegepast
waarbij de voorspanning zorgt dat de bout op
zijn plaats blijft en de verbinding op wrijving
wordt belast, guur 6.70-2.
Nabijgelegen boutverbindingen kunnen van-
uit de fabricage het beste in een lijn en met
2 zo min mogelijk schotjes en niet pas gemaakt
1 aangelaste platen op de flenzen met hoeklassen
1 verbinding met bout 2 verbinding met
voorspanbout
contactdruk
open ruimte
schuifspanning
open ruimte
voorspanning wrijving
Figuur 6.68 Aandachtspunten lasverbindingen
Figuur 6.70 Gewone en voorgespannen boutverbinding
1 gaten zoveel mogelijk dezelfde diameter
en in n lijn
bereikbaarheid 2
randafstand 3
d
d = 1,5 boutdiameter
en >30 mm
= randafstand + 5 mm
i.v.m. ruimen van de gaten
d
d d
Figuur 6.71 Aandachtspunten boutverbindingen
06950424_hfdst06.indd 224 22-11-2005 11:12:47
6 DRAGENDE ELEMENTEN IN STAAL 225
dezelfde diameter zijn uitgevoerd. De afstand
van gat naar rand moet niet te klein zijn omdat
het noodzakelijk kan zijn de gaten te ruimen bij
maatafwijkingen. Daarnaast moeten de bouten
uiteraard bereikbaar zijn bij het monteren, guur
6.71.
Schroef- en klinkverbindingen
Bij de bevestiging van plaatmateriaal worden
nog andere mechanische technieken gebruikt.
Hiervoor is een hele reeks verbindingsmiddelen
geschikt in veel uitvoeringen, de belangrijkste in
dit verband zijn, guur 6.72:
2
0
0
=
3
0
0
0
4
a
a
n
t
r
.
2
0
0
=
8
0
0
9 aantreden 200 = 1800
1 zijaanzicht (schaal 1:50)
3 detail A (schaal 1:20)
4 detail B (schaal 1:20)
5 detail C (schaal 1:20)
6 detail D (schaal 1:20)
7 detail E (schaal 1:5)
2 plattegrond (schaal 1:50)
C
E
B
D
A
Figuur 7.14 Stalen trap met hoekbordes met details
06950424_hfdst07.indd 255 22-11-2005 11:42:12
256
Als er helemaal geen ruimte aanwezig is, bijvoor-
beeld in een steeg, of als de desbetreffende gevel
waarlangs de vluchtladder moet worden aan-
gebracht hierdoor ernstig zou worden ontsierd,
bestaat de mogelijkheid van een uitklapbare
vluchtladder. De in een vierkante koker opge-
nomen sporten en tweede leuning, klappen uit
na gebruik van het ontgrendelingsmechanisme,
guur 7.13.
7.3.2 Open stalen trap met hoekbordes
In guur 7.14 zijn de plattegrond en het aanzicht
van een open trap met hoekbordes aangegeven.
Deze trap zou volgens het Bouwbesluit 2003 niet
voldoen voor een woonfunctie. Voor andere ge-
bruiksfuncties kan deze trap echter wel worden
toegepast. De trap is opgebouwd uit stalen
kokerproelen, die door middel van een voet-
plaat op de betonvloer zijn geplaatst. Ter plaatse
van het bordes zijn de kokerproelen opgelegd
in het metselwerk en aan de bovenzijde steunen
deze proelen met een kopplaat tegen een inge-
stort stalen hoekproel, guur 7.14-3.
Op de trapbomen zijn tredendragers van gevou-
wen stripstaal aangebracht, waarop hardhouten
treden zijn bevestigd, guur 7.14-3 t/m 7.14-5.
Het bordes wordt eveneens samengesteld uit
hardhouten delen. Om op het bordes een enigs-
zins vergelijkbare bevestiging te verkrijgen wordt
op de koker een T-proel aangebracht, waarop
de hardhouten delen kunnen worden bevestigd,
guur 7.14-4 en 7.14-6. Een strakke belijning
kan worden verkregen door de tredendragers en
het T-proel even breed te kiezen als het
kokerproel. Deze treden worden vaak verlijmd
uit smallere delen of samengesteld uit kleine
balkjes, verbonden met een veerconstructie. De
1 sprong in leuning 2a in uitvoering moeilijk te maken
2b in uitvoering moeilijk te maken 3 voorkant treden meer dan een aantrede
uit elkaar
Figuur 7.15 Leuningverloop ter plaatse van het hoekbordes
06950424_hfdst07.indd 256 22-11-2005 11:42:13
7 TRAPPEN 257
treden zijn voorzien van een antislipproel. De
aansluiting tussen de trapboom en de verdie-
pingsvloer bepaalt de vorm en afmeting van de
weltrede. In dit voorbeeld wordt de weltrede
nog breder dan een normale trede en aan de
bovenzijde gelijk gehouden met de verdiepings-
vloer. De vloerafwerking wordt daarop aangeslo-
ten.
Voor de balusters van de trap is eveneens een
kokerproel gekozen, waarlangs een eenvoudig
hardhouten leuningplank is bevestigd, guur
7.14-1 en 7.14-6. De detaillering is in overeen-
stemming met de trap strak en sober gehouden,
guur 7.14-6. De proelkeuze van de balusters
wordt benvloed door het leuningverloop in
verband met de stabiliteit. Als de leuningen op
de hoeken onderling worden verbonden en de
uiteinden van de leuningen aan de wanden wor-
den bevestigd, is het geheel stijver en kunnen de
balusters iets lichter worden.
Indien gewenst of geist (in openbare situaties)
kan de balustrade eenvoudig worden dichtgezet
met bijvoorbeeld gelaagd glas of kunststofplaat,
guur 7.14-7. Uiteraard kunnen er dan ook pre-
fab-leuningsystemen worden toegepast. Zoals
al eerder aangegeven, benvloedt de vorm van
het bordes het leuningverloop; zo ook hier bij
het hoekbordes. Als dit leuningverloop langs de
binnenkant als criterium wordt genomen, is een
aantal kenmerkende situaties aan te geven,
guur 7.15.
Als de vorm van het bordes precies vierkant zou
zijn, komen de hoeken van de bovenste en on-
derste trede van de opkomende en neergaande
traparm min of meer boven elkaar te liggen.
Figuur 7.16 Stalen bordestrap met details (Gebouw afdeling Bouwkunde TU-Delft, Architecten gemeenschap Van den Broek
en Bakema)
3 mm rubber
leuning/balustrade 70
aluminium 70
L 160 160 15
vrijdragende leuning
UNP 160
staal 70
baluster 100 5 met
2 opgelaste strippen 50 5
60
60
1000 65
65
70
70
260
65
820
820
trapboom
/ 300 200 12,5
treden gevouwen staalplaat (5 mm)
met rubberafwerking (3 mm)
5 mm staalplaat
trapboom
kokerprofiel 300 200 12,5
baluster 100 5 met
2 opgelaste strippen 50 5
8 mm staalplaat
zijplaat
leuning 70
voetplaat 700 300 10
en 6 ankers M12
12 aantr. 250 = 3000
13 optr. 175
= 2275
11 optr. 175
= 1925
1 doorsnede / aanzicht (schaal 1:100)
3 detail (schaal 1:20)
4 detail (schaal 1:20)
5 detail (schaal 1:20) 2 plattegrond (schaal 1:100)
4
detail 3
detail 5
06950424_hfdst07.indd 257 22-11-2005 11:42:13
258
aangelaste
lippen
baluster
20 20 2
14
13
12
11
10
9 8
7
6
5
4
3
2
1
1 doorsnede / zijaanzicht (schaal 1:50)
2 plattegrond (schaal 1:50)
6 bevestiging leuningprofiel 5 bevestiging balusters
3 bevestiging aan verdiepingvloer
4 trede element
1
3
5
trede
dragers
inbusbouten
leuningregel
waarop kunststof
leuningprofiel
bus
vulring
trede element
vulring
baluster
20 20 2
centrale as
draadeind
volgring
moer
vul- of tussenring
hardhouten
treden
trapgat
hardhouten trede
centrale as
welstuk
trede drager
vul- of
tussenring
aangelaste platen voor
verankering van de trede
hulpspil
hulpspil
hoeklijn
70 50 6
inwendig
koppelstuk
variabel
Figuur 7.17 Stalen spiltrap
06950424_hfdst07.indd 258 22-11-2005 11:42:13
7 TRAPPEN 259
Omdat de leuninghoogte boven de treden bij
voorkeur constant wordt gehouden, zou in deze
hoek van het bordes een lelijke sprong in de leu-
ning ontstaan, guur 7.15-1.
Als de voorkanten van de treden in de hoek van
het bordes over de totaalmaat van minimaal n
aantrede uit elkaar worden geschoven, kan dit
hoogteverschil worden opgevangen en loopt de
leuninglijn zowel boven de trap als in het hoek-
punt van het bordes op dezelfde hoogte. In het
snijpunt van de leuningen kan, afhankelijk van
de positie van de leuning ten opzichte van de
treden, de dikte van de leuning en de maat van
de wel, een vierkant horizontaal vlakje ontstaan,
guur 7.15-2a en 7.15-2b. In uitvoering is dit
niet zeer gemakkelijk te maken. Daarom wordt
meestal een groter verschil tussen de voorkanten
van de treden aangenomen, bijvoorbeeld twee
aantreden, guur 7.15-3. Ook wordt hierdoor,
mede afhankelijk van de breedte van de trap,
het bordes prettiger beloopbaar. Als de leuning-
hoogte boven het bordes nu niet wordt
verhoogd ten opzichte van de leuninghoogte
boven de treden, ontstaat hier een horizontaal
leuningverloop. Deze verbreding van het bordes
kan uiteraard ook weer in de richting van de
traparm of in de richting van beide traparmen
worden gevonden. De keuze benvloedt alleen
de plaats waar het horizontale stuk leuning
loopt.
7.3.3 Stalen bordestrap
De stalen bordestrap van guur 7.16 laat ten
opzichte van de hiervoor behandelde bordes-
trappen zien hoe de materiaaleigenschappen
van staal in combinatie met het ontwerp kunnen
worden benut.
De twee traparmen hebben eigenlijk ieder n
(hoofd)boom, in de vorm van een kokerproel,
ter plaatse van het schalmgat, die onder het bor-
des aan elkaar worden gekoppeld, guur 7.16-1
en 7.16-4. De aan de hoofdboom bevestigde
treden bestaan uit gevouwen staalplaat die in
deze vorm altijd stijf is, guur 7.16-3. De trappen
zijn geheel bekleed met rubber, guur 7.16-4.
De buitenleuning is als vrijdragende NP-balk uit-
gevoerd. De balusters op de binnenboom en van
de trapgatafscheiding zijn gemaakt van stripstaal
in kruisvorm waar de ronde buisleuning tussen
en overheen loopt, guur 7.16-5.
7.3.4 Stalen spiltrap
In woonhuizen en bij verbouwingen worden
vaak kleine stalen spiltrappen toegepast. Door
het beperkte ruimtegebruik en de sierlijke trap-
vorm is dit type zeer populair, guur 7.17. Het
gebruik is enigszins beperkt door de geringe
beloopbare breedte (looplijn precies op 1/3-2/3).
Spiltrappen zouden alleen moeten worden toe-
gepast in de woningbouw bij verbouw als het
echt niet anders kan. Vooral stalen spiltrappen
zijn niet optimaal veilig bij gebruik door bijvoor-
beeld kleine kinderen en ouderen vanwege de
open uitvoering van de trap en de veelal toege-
paste spijlenbalustrade, guur 7.17-1 en
7.17-2. De montage is betrekkelijk eenvoudig
door boutverbindingen aan de vloer en in het
trapgat, guur 7.17-1 en 7.17-3. De maatvoe-
ring in hoogte kan gemakkelijk worden aange-
past, guur 7.17-4 en 7.17-5.
7.4 Houten trappen
In de volkswoningbouw worden nog veel houten
trappen toegepast. Het betreft meestal vuren-
houten trappen (bomen, spillen en treden) met
stootborden van multiplex of spaanplaat. In
situaties waarin de trap aan een zekere brand-
werendheid moet voldoen, wordt het stootbord
niet in 10 of 12 mm (standaard) maar bijvoor-
beeld in 16 mm multiplex uitgevoerd. Voordat
de trappen op het werk komen (in hun geheel,
of in onderdelen) worden ze vaak al in de fabriek
verduurzaamd door middel van bijvoorbeeld
tweemaal dompelen in een dekkende verf of
beits met een bepaalde randindringing. Is dit
niet het geval, dan moeten alle vlakken die met
beton of metselwerk in aanraking komen in ieder
geval worden gegrond.
Er is in Nederland een aantal grote trappen-
fabrieken met een uitgebreid leveringspro-
gramma. Eigenlijk is voor iedere normale situatie
wel een standaardproduct te vinden. Uitvoering
en detaillering van de trappen stemmen veelal
overeen. In verband met betere transportmoge-
lijkheden worden de trappen veelal op het werk
in elkaar gezet. De losse onderdelen worden naar
een verdieping hoger gebracht en na montage
van de trap laat men deze in het trapgat zakken.
06950424_hfdst07.indd 259 22-11-2005 11:42:13
260
Bij de aansluitingen van de trap op de wanden
en de vloeren wordt ter beperking van het con-
tactgeluid eerst een rubberen tussenbrug aan-
gebracht, guur 7.19-3 en vervolgens wordt de
trap bevestigd met zogenoemde kozijnschroeven
of, een minder goede oplossing, met schiet-
nagels. Veelal wordt er een gebogen of rechte
houten stokleuning, 40 mm, toegepast, die is
bevestigd met een eenvoudige leuninghouder,
guur 7.5-4. In een enkel geval worden nog
smetplanken toegepast. Rond de trapgaten vindt
er meestal een aftimmering plaats met multiplex
op vurenhouten regelwerk. De trapbomen langs
de muurzijden kunnen aan de bovenzijde wor-
den voorzien van een vurenhouten krimplijstje,
guur 7.18-3. Ook de traphekken en balustra-
den zijn vaak op dezelfde manier uitgevoerd:
een vurenhouten vloer- en dekregel waartussen
balusterspijltjes 22 mm h.o.h. 100 mm, guur
7.18-4 en 7.18-5. Deze uiterst sobere uitvoering
en detaillering van de hedendaagse standaard-
trappen heeft uiteraard veel te maken met het
beperkte budget dat hiervoor beschikbaar is.
In de betere bouw kunnen ook luxe standaard-
trappen, of trappen naar geheel eigen ontwerp
worden toegepast. Dan is er meer vrijheid voor
de vormgeving en detaillering. Dit kan vooral tot
uiting komen in de vorm van de bomen en de
aansluiting van de treden.
7.4.1 Rechte steektrap met details
In guur 7.19 is een rechte steektrap getekend.
Uit de details volgt de opbouw van de trap.
De treden dragen (in daarvoor in de bomen aan-
gebrachte inkrozingen) de zogenoemde nesten,
diep 10 mm. De verbinding wordt genageld en/
of verlijmd. Ook de stootborden worden inge-
kroosd, zowel in de bomen als in de onderkant
van de bovenliggende treden. Hierdoor is de
wellat, uit vroegere details, verdwenen. De stoot-
borden dragen, of liever ondersteunen de trede.
66113
minimaal n verdreven trede
in de steek
i.v.m. contactgeluid-
isolatie
8 9 10 11 12
13
14
15
15
14
13
12
11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1
1 zijaanzicht trap met bovenkwart (schaal 1:50)
3 detail
(schaal 1:10)
4 detail
(schaal 1:10)
5 detail
(schaal 1:10)
2 plattegrond trap met bovenkwart (schaal 1:50) 6 detail (schaal 1:10)
2
6
0
0
m
m
Figuur 7.18 Houten trap met bovenkwart met details
06950424_hfdst07.indd 260 22-11-2005 11:42:13
7 TRAPPEN 261
Bij het belopen van de trap willen de treden
doorbuigen. Na enige krimp van het hout kan
het gaan kraken. Om dit te voorkomen, worden
de stootborden aan de bovenzijde in hun lengte-
richting rondgeschuurd. Soms wordt in de inkro-
zing in de onderzijde van de trede in het midden
een neopreenblokje aangebracht. De voorkant
van de treden, het welproel, wordt meestal
recht uitgevoerd met iets afgeronde hoeken om
snel afsplinteren van het hout tegen te gaan.
De afwerking van de weltrede is afhankelijk van
de aansluiting op de vloerafwerking van de ver-
diepingsvloer. Een zorgvuldige afwerking moet
voorkomen dat de vloerafwerking hier niet ge-
makkelijk kan loslaten. Als de trap wordt gestof-
feerd, is een recht afgewerkte weltrede niet goed
te bekleden. Zelfs de toegepaste kunststof neus-
proelen laten hierop los. Daarom is het in die
gevallen beter het stootbord schuin te plaatsen
en onder dezelfde helling als de voorzijde van de
treden en weltrede, af te werken, guur 7.19-4.
Ten behoeve van het traphek wordt niet alleen
boven maar ook beneden een hoofdbaluster
(trappaal) aan de kant van de vrije (binnen)boom
aangebracht, waartussen de balustrade wordt
bevestigd. De balustrade van het trapgat wordt
tegen de trappaal op de verdieping geplaatst.
De vroeger gebruikte verbrede trappaal wordt
niet meer toegepast. De ruimte onder een dichte
trap kan, bijvoorbeeld voor kastruimte, worden
dichtgezet met een licht scheidingswandje onder
de vrije boom, guur 7.18-4.
Bij de afwerking van het trapgat wordt er,
veelal bij aansluiting op houten vloer of bor-
des, gebruikgemaakt van de vloerregel van de
trapgatbalustrade voor de beindiging van de
vloerafwerking, guur 7.18-5. Bij aansluiting kan
zowel een houten aftimmering als een afwer-
king in pleisterwerk worden toegepast. De rand
van de verdiepingsvloer kan afhankelijk van het
materiaal (veelal beton) in pleisterwerk worden
stoffering
3 4 1 2 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
onafgewerkte onderzijde
(bijv. trapkast)
1 zijaanzicht rechte steektrap
(schaal 1:50)
3 detail (schaal 1:10)
4 detail (schaal 1:10) 2 plattegrond rechte steektrap (schaal 1:50)
2
6
0
0
m
m
1
8
5
m
m
220 mm
1
8
5
m
m
Figuur 7.19 Houten rechte steektrap met details
06950424_hfdst07.indd 261 22-11-2005 11:42:13
262
afgewerkt (spuitwerk), guur 7.18-5, of van een
aftimmering worden voorzien.
7.4.2 Houten trap met kwarten
Trappen met kwarten (kwartslag) zijn dicht bij de
spil moeilijk beloopbaar, omdat de treden hier
zeer smal zijn. Bovendien kan een plotselinge
overgang van schuine treden in het kwart naar
rechte treden in de steek in het gebruik zeer hin-
derlijk zijn. In deze delen van de trap maken de
voorkanten van de treden verschillende hoeken
met de spil en een deel van de bomen. Om het
verloop van de schuinte geleidelijk te maken,
en daardoor de trap gemakkelijker beloopbaar,
worden de treden verdreven, door middel van
een verdrijfmethode. Uitgangspunt bij een ver-
drijfmethode is dat de aantreden, ter plaatse van
de looplijn van de trap, even groot moeten zijn.
Bovendien wordt in de NEN 3509 een kleinste
tredebreedte, (b
min
) en een maximaal verschil in
kleinste tredebreedten aangegeven. Dit laatste is
gedaan om de overgang van kwarten naar delen
van de trap met een rechte looplijn zo vloeiend
mogelijk te maken. Een gevolg hiervan is dat bij
trappen met een onder- en bovenkwart in het
deel van de trap met een rechte looplijn ten min-
ste n verdreven trede voorkomt, guur 7.3-2
en 7.3-3.
In Nederland zijn van oudsher verschillende ver-
drijfmethoden toegepast. De belangrijkste zijn:
fuikverdrijving, cirkelboogverdrijving, harmoni-
sche verdrijving en verdrijving in het oneindige.
Hierbij werden soms alle treden, en meestal
evenveel treden van het rechte deel als van het
kwart, in de trap verdreven. Weliswaar worden
de trappen op deze manier zo gemakkelijk mo-
gelijk beloopbaar, maar een belangrijk bezwaar
is dat n of beide bomen een gebogen vorm
krijgen en dat dan ook gebogen leuningen,
balustraden en betimmeringen ontstaan. Die
zijn zeer bewerkelijk, vragen veel materiaal (pro-
ductienadelen) en zijn bovendien niet zeer fraai.
Vanwege de bovengenoemde nadelen is, vooral
bij serieproductie van trappen met een kwart,
overgegaan tot het verdrijven van zo min moge-
lijk treden in het rechte deel van de trap, zodat
er een rechte binnenboom kan ontstaan. Volgens
middelpunt spil waar de onverdreven
treden op uit komen
aantrede t.p.v. de looplijn
c b
a
1
abc
9
looplijn
10 9 8 7 6 5
4
3
2
1
onverdreven treden
verdreven treden
1 plattegrond (schaal 1:20)
2 detail (schaal 1:20)
K J H G F E D C B A
K'
J'
H'
G'
F'
E'
D'
C'
B'
A'
Figuur 7.20 Fuikverdrijfmethode
06950424_hfdst07.indd 262 22-11-2005 11:42:14
7 TRAPPEN 263
de norm (NEN 3509) moet er ten minste n
trede in het rechte deel verdreven worden. Als er
in incidentele gevallen wordt afgeweken van de
norm om de trap nog iets beter beloopbaar te
maken, kunnen er twee drie treden in de steek
worden verdreven. Hiervoor wordt als verdrijf-
methode overwegend de fuikverdrijfmethode
toegepast, guur 7.20.
Fuikverdrijfmethode
Nadat de breedte van de trap en de plaats van
de bomen en de spil zijn bepaald, wordt de
looplijn getekend op 300 mm uit de buiten-
boom, guur 7.20-1. Na het vastleggen van
de voorkant van de eerste trede, worden nu de
gelijke aantreden op de looplijn uitgezet. Hieruit
volgt de plaats van de laatste trede, de weltrede
moet hier nog aan worden toegevoegd.
66113
14
15
13
12
11 10 9 8 7 6
5
4
3
3
4
5
6 7 8 9 10 11
12
13
14
15
1
2
1
2 w
e
l
gezaagd
gelijmd
4 plattegrond (schaal 1:50)
6 enkele tredevormen (schaal 1:5)
5 detail spil (schaal 1:5)
1 aanzicht (schaal 1:50) 2 spilzijden (schaal 1:50) 3 bomen spiltrap (schaal 1:50)
220
1
8
5
inkrozingen
in de spil
Figuur 7.21 Houten spiltrap met details
06950424_hfdst07.indd 263 22-11-2005 11:42:14
264
Nu wordt bepaald hoeveel treden worden ver-
dreven, in dit voorbeeld zijn dat negen treden.
Over deze lengte wordt in de plattegrond langs
de binnenboom de lijn bc getrokken, alsmede de
kwartcirkelboog ba (de straal hiervan is gelijk aan
de halve spilbreedte).
Om nu de afmetingen van de geleidelijk te ver-
drijven treden op de lijn abc te bepalen, wordt
een hulptekening gemaakt, guur 7.20-2. Er
wordt een lijn AK getrokken met een willekeurige
lengte. Deze lijn wordt verdeeld in evenveel ge-
lijke delen als het aantal te verdrijven treden (hier
dus negen gelijke delen). Op de loodlijnen door
de punten A tot en met J worden nu de respec-
tievelijke maten bepaald door in K de loodlijn KK
te tekenen met een lengte gelijk aan de breedte
van de treden ter plaatse van de looplijn. Ten be-
hoeve van de middelste te verdrijven trede wordt
de loodlijn EE getrokken met een lengte gelijk
aan de gemiddelde verdrijving, in dit voorbeeld
dus een negende van de lengte van de lijn abc in
de plattegrond.
Nu wordt in de hulptekening de lijn KE getrok-
ken en doorgetrokken tot A. Daarmee zijn de
lengten van alle loodlijnen AA tot en met JJ
bepaald en kunnen worden overgezet op de lijn
abc in de plattegrond, guur 7.20-1.
De verdreven treden worden bepaald door lijnen
te trekken van de eerder gevormde aantreden ter
plaatse van de looplijn en de gevonden punten
op de lijn abc. Om de vorm van de bovenzijde
van de binnenboom zo fraai mogelijk te doen
zijn, wordt vaak de voorkant van de treden ver-
dreven en niet de voorkanten van de stootbor-
den. Ook worden vaak de eerste twee treden van
het kwart niet verdreven.
7.4.3 Houten spiltrap
Nog meer ruimtebesparend dan de kwartslag-
trap is de spiltrap, die veel in de woningbouw
wordt toegepast, bijvoorbeeld in eengezinshui-
zen, guur 7.21.
De manier van verdrijven van de treden is het-
zelfde als bij de kwartslagtrap. In tegenstelling
hiermee zijn de lange en twee korte buitenbo-
men echter wel gebogen, guur 7.21. De hou-
ten stokleuningen worden hierbij ook gebogen
uitgevoerd. Om materiaal te besparen worden
deze bomen zodanig gezaagd en verlijmd, dat
zo min mogelijk hout wordt verspild.
In guur 7.21 is een spiltrap met minimale afme-
tingen aangegeven; de spil heeft een afmeting
van 66 x 113 mm. Als er meer ruimte beschik-
baar is, wordt de spil verbreed. Dit kan door
twee kleinere spillen naast elkaar te plaatsen (al
dan niet voorzien van een stukje binnenboom ter
plaatse van de treden) of door tussen deze twee
spillen de ruimte dicht te zetten met plaatmate-
riaal.
Als gevolg van de standaardisatie zijn de details
voor bijvoorbeeld aansluitingen, leuningen en
balustraden hetzelfde als bij de rechte steektrap.
Aansluiting treden op spil
Het is duidelijk dat bij ruime afmetingen van de
spil, bij voorkeur in een vierkante vorm, de aan-
sluiting van de treden (oplegbreedte) niet veel
problemen zal geven. Bij een veel toegepaste
spil van 66 x 113 mm is dat echter aan de smalle
zijde problematisch. In verband met de bewer-
king van de traponderdelen met machinale frees-
machines is bij de aansluiting van treden op de
hoeken van de spil minimaal 8 10 mm voor- of
achterhout nodig tegen het afsplinteren, guur
7.21-5, treden 7 en 13.
De aansluiting van de stootborden op de hoe-
ken moet zodanig worden gekozen, dat het
achterhout wegvalt en de inkrozing de hoek
meeneemt. Hierdoor wordt splinteren voorko-
men en zijn de stootborden gemakkelijker aan
te brengen. Bovendien wordt vermeden dat bij
het door de hoek gaan van het stootbord een
ingewikkeld proel voor het afsnuiten van het
stootbord ontstaat. Het afsnuiten is namelijk no-
dig om een strakke aansluiting op de loodrecht
in de spil of boom aangebrachte nesten te kun-
nen maken, guur 7.21-5: stootborden 4 en 10.
Vanwege deze praktische gegevens is een aantal
treden uitgangspunt voor de verdere verdeling
van de tussenliggende treden. Deze verdeling
gebeurt op onderling gelijke afstanden of op
het oog. Daarbij vindt controle plaats of de
minimale tredebreedte aanwezig blijft. De aan-
trede in de looplijn blijft gehandhaafd zodat de
verschillen ten opzichte van de verdrijfmethoden
06950424_hfdst07.indd 264 22-11-2005 11:42:14
7 TRAPPEN 265
stalen
schoen
gipskartonplaten 12,5 mm
gipskartonplaat 12,5 mm
akoestische plafondplaat
underlayment 19 mm
rachels
akoestische plafondplaat
gipskartonplaat
multiplex 12 mm
steenwol 90 mm
underlayment 19 mm
bouwvilt 10 mm
rachels 22 50
hoeklijn 100 100 8
vilt
6
5 4
balklaag 75 225
7
5
2
2
5
rubber antislipstrips
uitvoering
trap: hardhout ( bijv. iroko)
balusters: 67 67 iroko
leuningdelen: 28 200 iroko
treden: 35 270 iroko
bomen: 40 320 iroko, verankerd
met 3 slotbouten M16
stootborden: 18 mm multiplex
iroko-kwaliteit
1 overzicht
2 doorsnede (schaal 1:100)
3 plattegrond (schaal 1:100)
4 detail (schaal 1:20)
5 detail (schaal 1:20)
6 detail (schaal 1:20)
7 bestaande woningcasco
,
s
waarin een nieuw trappen-
huis is aangebracht
Figuur 7.22 Houten hoofdtrap voor hoogniveau woningrenovatie met details (toegepast in de Rotterdamse renovatiepraktijk)
06950424_hfdst07.indd 265 22-11-2005 11:42:14
266
minimaal zijn. Om bij de minimale trappen toch
nog aan de norm te voldoen, voor wat betreft de
minimale tredebreedte, wordt de maximale maat
voor de wel op 45 mm gesteld.
Overigens worden voor veel verschillende afme-
tingen van trapgaten standaardtrappen aange-
boden. Hoe meer ruimte er beschikbaar is, des
te beter de trap beloopbaar is. De marges wor-
den voornamelijk bepaald door de beschikbare
ruimte voor het trapgat.
7.4.4 Houten bordestrappen in woning-
renovatie
Vooral de afgelopen jaren is in de grote steden
in Nederland de hoogniveau renovatie van voor-
oorlogse volkswoningbouw sterk toegenomen.
Complexgewijze aanpak van deze woningen
maakt het mogelijk geheel nieuwe woningplat-
tegronden binnen de bestaande cascos te ont-
werpen, waarbij de ontsluiting van de woningen
door middel van nieuwe centrale trappenhuizen
vaak een belangrijke rol speelt, guur 7.22-7.
De inmiddels opgedane ervaring heeft tot een
aantal karakteristieke oplossingen geleid. In
nagenoeg alle gevallen bij twee-, drie- en vier-
pandige ontsluiting wordt gebruikgemaakt van
een bordestrap, guur 7.22. Ook deze trappen
moeten voldoen aan het Bouwbesluit en de NEN
3509. In het algemeen worden in verband met
de akoestiek gesloten trappen toegepast. De
stootborden en afwerking tegen de onderzijde
maken deze houten trappen echter duurder dan
een open trap. Een open trap wordt in dit soort
situaties wel geaccepteerd, mits vanuit de wonin-
gen een tweede (andere) vluchtweg aanwezig is.
Voor deze nieuwe trappen moeten door middel
van ravelingen in de bestaande balklagen, ook
nieuwe trapgaten worden gecreerd. Deze trap-
gaten zijn echter aanzienlijk groter dan de oude
en liggen vaak op een geheel andere plaats. De
belasting op de raveelbalken is dan te groot voor
de bestaande balkafmetingen, meestal 75 x 225
mm. Als er bestaande balken worden gebruikt,
moeten ze worden verzwaard door een extra
balk eronder, of aan weerzijde twee extra balken
tegen de bestaande balk aan te brengen. Als er
nieuwe balken worden ingebracht, wordt er veel
gebruikgemaakt van kleine gelamineerde liggers,
waarop als vloerbeschot underlaymentwordt
aangebracht.
Om geluidsoverlast (contactgeluid) te voor-
komen, worden er speciale voorzieningen
getroffen. De tussenbordessen worden verend
opgelegd, guur 7.22-4 en de onderzijde van
de hogere bordessen wordt met geluidsabsor-
berend materiaal afgewerkt. Ook de trapbomen
worden met verende materialen aan de balklaag
bevestigd.Voor de geluiddempende werking
wordt op de bordessen soms een zwevende
vloer toegepast, guur 7.22-6.
7.5 Bijzondere trappen
In enkele situaties worden nog wel bijzondere
houten trappen toegepast. Enkele trapfabrikan-
ten hebben nog kennis en materieel in huis om
Figuur 7.23 Glazen trap in Carita Fashion Center, Maas-
tricht (architect ir. Mathieu Bruls)
06950424_hfdst07.indd 266 22-11-2005 11:42:15
7 TRAPPEN 267
bijvoorbeeld spiltrappen te maken waarbij de
buitenboom spiraalvormig in n geheel wordt
gemaakt, door verlijming van dunne triplex
platen. Ook kan de spil nog worden vervangen
door een kuipstuk dat is samengesteld uit ver-
lijmde delen waarbij de houtdraad overwegend
rechtop staat. Als de houtdraad meeloopt in de
richting van de traphelling, wordt er gespro-
ken van wrongstukken. Kuip- of wrongstukken
kwamen vroeger ook voor in het schalmgat bij
bordestrappen om de bomen gebogen in elkaar
over te laten lopen. Figuur 7.23 geeft nog een
voorbeeld van een onorthodoxe trapoplossing,
in ieder geval wat betreft het materiaalgebruik.
Het gaat hier om een trap met glazen treden en
stootborden.
De trap is gesitueerd boven de ingang van een
tot winkel verbouwd kantoorpand in het cen-
trum van Maastricht. Lopend over de trap is er
een onbelemmerd uitzicht naar de ingang en de
straat. De trap bestaat uit stalen trapbomen van
UNP 300, waarop de glazen treden en stootbor-
den zijn opgelegd. De trap toont naast de on-
gebruikelijke verschijningsvorm ook een creatief
omgaan met de normeringen. Glas moet vierzij-
dig worden opgelegd, wat in dit geval is onder-
vangen door de traptreden en stootborden te
verlijmen. Hierdoor zijn zelfdragende construc-
tieve elementen ontstaan. Dit is een voorbeeld
waarbij de trap, naast zijn primaire functie om
op een hoger of lager gelegen niveau te komen,
ook blijk geeft van architectonische kwaliteiten.
Ten slotte geeft guur 7.24 letterlijk weer welke
eisen het Bouwbesluit formuleert ten aanzien van
open delen van een balustrade.
Geraadpleegde en aanbevolen
literatuur
1 Een Brandveilig gebouw bouwen. Nederlandse
Brandweer Federatie, 1994.
2 Handboek voor Toegankelijkheid. Elsevier Be-
drijfsinformatie, 2003.
3 Normen en voorschriften
NEN 1087 Ventilatie van gebouwen
NEN 2778 Vochtwering in gebouwen
NEN 3509 Trappen in woningen en woongebou-
wen
NEN 3569 Veiligheidsbeglazing in gebouwen
NEN 6720 Voorschriften Beton
NEN 6770 T4B 1990 Staalconstructies
Figuur 7.24 Balustrade conform eisen Bouwbesluit (Sterkos)
06950424_hfdst07.indd 267 22-11-2005 11:42:15
268
Bijlagen (conform Bouwbesluit 2003)
Bijlage A
Benamingen trappenhuis
Trappenhuis
Verkeersruimte waarin een trap ligt.
Veiligheidstrappenhuis
Trappenhuis waardoor een brand en rookvrije vluchtroute voert, en dat in de vluchtrichting uitsluitend
kan worden bereikt vanuit een niet-besloten ruimte.
Een veiligheidstrappenhuis wordt geist bij de volgende categorien gebouwen: kinderopvangge-
bouw, woongebouw en logiesgebouw.
Vanuit het principe van gelijkwaardigheid mogen in plaats van het toepassen van een veiligheidstrap-
penhuis alle trappenhuizen voorzien worden van voorportalen, of kan het desbetreffende trappenhuis
worden voorzien van een overdrukinstallatie in combinatie met voorportalen.
Vluchttrappenhuis
Trappenhuis waardoor een rookvrije vluchtroute voert.
Bijlage B
Benamingen voor vluchtroutes
Rookvrije vluchtroute
Van rook gevrijwaarde route, die begint bij een toegang van een rookcompartiment of een subbrand-
compartiment, uitsluitend voert over vloeren, trappen of hellingbanen en eindigt op een veilige plaats,
zonder dat er een lift gebruikt hoeft te worden.
trappen bestemd voor het ontsluiten van nieuw te bouwen woningen en woongebouwen met een
gebruiksoppervlakte van minder dan 500 m
2
.
Trappen categorie B
trappen bij nieuwbouw van een woongebouw waarop in totaal meer dan 600 m
2
aan vloerop-
pervlakte van verblijfsgebied is aangewezen. Dit geldt ook voor trappen die een woonfunctie met een
gebruiksoppervlakte 500 m
2
ontsluiten.
Voor de afmetingen van trappen categorie A en B zie bijlage G.
Bijlage F
Bezettingsgraadklassen niet tot bewoning bestemde gebruikafuncties
Niet tot bewoning bestemde gebruiksfuncties worden ingedeeld in bezettingsgraadklassen.
Bezettingsgraadklasse
In m
2
gebruiksoppervlakte per persoon In m
2
vloeroppervlakte aan verblijfsgebied
per persoon
B1 >0,8 2 <0,5 1,3
B2 >2 5 >1,3 3,3
B3 >5 12 >3,3 8
B4 >12 30 >8 20
B5 >30 >20
06950424_hfdst07.indd 269 22-11-2005 11:42:15
270
Bijlage G
Afmetingen trap woonfunctie in categorie A en B
Categorie A B
Minimum breedte trap 0,800 m 1,200 m
Minimale vrije hoogte boven trap 2,300 m 2,300 m
Maximum hoogte trap 4,000 m 4,000 m
Minimumaantrede ter plaatse van klimlijn, gemeten loodrecht op voorkant trede 0,22 m 0,240 m
Maximum hoogte optrede 0,185 m 0,185 m
Minimum breedte tredevlak, gemeten loodrecht op voorkant van dat vlak 0,050 m 0,170 m
Minimum breedte tredevlak ter plaatse van klimlijn, gemeten loodrecht op
voorkant van dat vlak 0,230 m 0,240 m
Minimum afstand klimlijn tot zijkanten trap 0,300 m 0,300 m
Afmetingen trap niet tot bewoning bestemde gebruiksfunctie in categorie A en B
Categorie A B
Minimum breedte trap 0,800 m 1,100 m
Minimale vrije hoogte boven trap 2,100 m 2,100 m
Maximum hoogte trap 4,000 m 4,000 m
Minimum aantrede ter plaatse van klimlijn, gemeten loodrecht op voorkant trede 0,185 m 0,210 m
Maximum hoogte optrede 0,210 m 0,210 m
Minimum breedte tredevlak, gemeten loodrecht op voorkant van dat vlak 0,050 m 0,170 m
Minimum breedte tredevlak ter plaatse van klimlijn, gemeten loodrecht op
voorkant van dat vlak 0,230 m 0,230 m
Minimum afstand klimlijn tot zijkanten trap 0,300 m 0,300 m
Bijlage H
Afmetingen trappen in bestaande woningen
Minimumbreedte trap 0,700 m
Minimale vrije hoogte boven trap 1,900 m
Minimum aantrede ter plaatse van klimlijn, gemeten loodrecht op voorkant trede 0,130 m
Maximum afmeting optrede 0,220 m
Minimum afstand klimlijn tot zijkant trap 0,200 m
06950424_hfdst07.indd 270 22-11-2005 11:42:15
REGISTER
Register
A
aanloopruimte 240
aanmaakwater 43
aansluitingen, haakse 65, 74, 86
aanstorten aan vloer 118
aanstorting 133
aantrede 237
afboeren 56
afschot 116
afwerklaag 107
anderhalfsteensmuur 47
andreaskruisen 166
ankerplan 164
antislipproel 257
antisliptreden 254
B
baksteen 36
baksteen, detaillering 60
baksteen, eigenschappen 37
baksteen, gebruiksklasse 37
baksteen, vormen 37
baksteenformaten 57
baksteenlateien, samenwer-
kende voorgespannen 53
baksteenmetselwerk, maatvoe-
ring 58
baksteenmortel 58
balk 145
balken, onderslag- 154
balken, oplegging beton 56
balken, oplegging houten 55
balken, oplegging stalen 56
balken, staart- 146
balken, strijk- 146
balklaag 145
balklaag, begane-grond- 151
balklaag, dak- 158
balklaag, verdiepings- 155
balklagen, enkelvoudige 158
balklagen, houten 145
balklagen, ontwerp 150
balklagen, samengestelde 158
balklagen, schone 157
balklagen, vuile 156
balkonplaten, opleggin-
gen 117
balkonplaten, prefab-beton-
nen 115
balloonmethode 162
balloonmethode, gemodi-
ceerde 163
balusters 240
balustraden 240, 244
basterdmortel 42
bekisting, contact- 96
bekisting, verloren 96
bekistingsmal 99
belastingen, interne 20
belastingen, permanente 20
belastingen, veranderlijke 20
beschermingsconstructies 201
beton 94
beton, constructieve eigen-
schappen 97
beton, dragende elemen-
ten 93
beton, gewapend 95
beton, milieuklasse 95
beton, ongewapend 95
beton, prefab- 98
beton, sterkteklasse 94
beton, ter plaatse gestort 98
beton, voorgespannen 96
betonblokken 64
betongranulaat 94, 97
betonkolommen 129
betonlateien, samenwerkende
voorgespannen prefab 54
betonlateien, zelfdragende 55
betonportalen 130
betonrot 97
betonsoorten 94
betonsteen 38, 62
betonsteen, detaillering 66
betonsteen, maatvoering 66
betonsteenformaten 62
betonsteenmortel 64
betonstenen 62
betontrap, ter plaatse ge-
storte 249
betontrap, voorgespan-
nen 252
betonwanden, ter plaatse ge-
storte 120
bewegingsverschillen 44
bindtijdvertrager 44
binnenboom 239
binnenspouwbladen 80
bint 145
bintlaag 145
bordessen 237
bordestrap 240
bordestrap, geprefabriceerde
betonnen 249
bordestrap, stalen 259
borstweringselement, vloerdra-
gend 130
bouten 182
bouten, aangelaste 133
boutverbindingen 224
Bouwbesluit 23, 241, 267
bouwmethoden, relatie met
typologien 13
bouwvilt 67
brandbaarheid 143
brandcompartimenten 24
branddoorslag 28, 35, 143
brandoverslag 28, 35, 143
brandstop 169
brandveiligheid 97, 143, 152,
155, 162, 198
brandwerendheid 27, 67, 162,
166, 168, 231, 242
brandwerendheidseisen 27
brandwerend bekleden 232
brandwerend scheiden 232
breedensproelen 203
buigsterkte 142
buitenboom 239
buizen 204
bulk-silosystemen 44
C
Calduran 69
cascobouwmethoden, schijf-
vormige 6
cascobouwsystemen 124
cellenbeton 40, 82
cellenbeton, detaillering 87
cellenbetonblokken 85
cellenbetonblokken, forma-
ten 84
cellenbetonelementen 221
cellenbetonlateien 87
cellenbetonmortel 84
06950424_hfdst07.indd 271 22-11-2005 11:42:16
cellenbetonpanelen 86
cementgehalte 45
centerpennen 121
consoles 117
constructiematerialen, eigen-
schappen 32
constructiestaal 197
contactgeluid 26
corrosiebehandelingen 203
corrosiebestrijding 201
D
daglichttoetreding 236
dagmaat 58
dakconstructies 170
dakdozen, houten 221
dakelement, opleggingen 191
dampremmende laag 168
dilatatie 40
dilatatieankers 76
dilatatieproel 66
dilataties 87, 123
dilataties kalkzandsteen 77
dilatatievoegen 46, 66
dimensionering baksteen
wandconstructies 61
dimensionering betonkolom-
men 137
dimensionering betonnen lig-
gers 138
dimensionering betonsteen-
wanden 69
dimensionering betonwan-
den 128
dimensionering cellenbeton-
wanden 89
dimensionering gelamineerde
houten spanten 180
dimensionering geschoorde
raamwerkconstructie 210
dimensionering halfgeprefabri-
ceerde betonvloeren 107
dimensionering houten balkla-
gen 160
dimensionering houten kolom-
men 179
dimensionering houten lig-
gers 180
dimensionering kalkzandsteen-
wanden 81
dimensionering portaalcon-
structies 208
dimensionering prefab-beton-
nen vloeren 115
dimensionering secundaire
dakliggers 219
dimensionering stalen kolom-
men 213
dimensionering stalen primaire
dakliggers 218
dimensionering stalen verdie-
pingsvloeren 222
dimensionering stalen verdie-
pingsvloerliggers 217
dimensionering ter plaatse ge-
storte betonvloeren 104
draadnagels 182
draagprincipe, samenwer-
kend 53
draagprincipe, zelfdragend 53
draagstructuur, functies en
eisen 17
draagstructuur, typologien 1
drieklezoor 48
droge montage 125
drukboog 52
drukkrachten 187
druklaag 107, 136
drukvastheid 41
dubbelscheluwe trap 240
duurzaamheid 144, 199
dwarsrib 108
E
elementenbouw 11
elementenbouw, hout- 12
elementenklem 73
externe invloeden 20
F
exibiliteit 3, 23
folie, dampdichte 153
folie, dampremmende 162
fuikverdrijfmethode 263
functie, constructieve 18
functie, dragende 18
functie, omhullende 18
functie, ruimtescheidende 23
functie, scheidende 18, 22
fundering 164
G
gains 132
galerijplaten, opleggingen 117
galerijplaten, prefab-beton-
nen 115
gasbeton 40
geluidbelasting 26
geluidisolatie 67, 143, 155,
165, 166
geluidsisolerende eisen 24
geluidsoverdracht 26
geluidsoverdracht, anke-
rende 26
gevel, dragende 127
gevelelementen 127
gevels, geprefabriceerde be-
tonnen vloerdragende 125
gevels, prefab-betonnen vloer-
dragende 7
gewapendbetontrappen 247
gewelfwerking 52
gietbouw 6
gieten 200
gietijzer 197
gietstaal 197
glijankers 67
glijfolie 67
gordingankers 76
grindbeton 124
gripankers 183
griphoekankers 146
H
haakankers 147
halfsteensmuren 65
halfsteensmuur 47
hamerstuk 56
handvormsteen 38
hartafstand (h.o.h.-
afstand) 146
HE-proelen 210
hechtplaten 183
06950424_hfdst07.indd 272 22-11-2005 11:42:16
REGISTER
hellingbaan 247
hemelwaterafvoeren 116
hijsankers 129
hoekbordes 240, 257
hoekverdraaiing 55
hoofdbalk 146
hoogovencement 64
hout, constructieve eigen-
schappen 143
hout, dragende elemen-
ten 139
hout, kwaliteitsklasse 142
hout, materiaaleigenschap-
pen 141
hout, mechanische eigen-
schappen 142
hout, sterkteklasse 142
houtconservering 144
houtconstructies 171
houtdraadbouten 182
houtrot 144
houtschroeven 182
houtskeletbouw 161
houtskeletbouwmethoden 162
houtsoorten 140
I
I-liggers 174
inklemmen 177
installaties 105, 109, 111, 113,
114, 122, 125
instortvoorzieningen 117
interne invloeden 20
IPE-liggers 212
IPE-proelen 210
isolatie 111
isolatie-index 26
K
kalkzand(metsel)stenen 71
kalkzandsteen 39, 69
kalkzandsteen(lijm)elemen-
ten 73
kalkzandsteen, detaillering 78
kalkzandsteen, maatvoering 74
kalkzandsteenformaten 69
kalkzandsteenlijmblokken 73
kalkzandsteenlijmwerk 73
kalkzandsteenmetsel-
blokken 72
kalkzandsteenmetselwerk 71
kalkzandsteenmortel 71
kalkzandsteenvelling-
blokken 73
kanaalplaten 111
kapconstructie 161
kepen 181
kim 74, 120
kimblokken 74
kinderbinten 158
kinderleuning 243
kip 178
kipsteunen 190
kitvoeg 47, 66
klauwankers 156
kleikorrels als isolatie-
materiaal 100
klezoor 48
klimlijn 237
klinkverbindingen 225
klisklezoor 48
kloostersponning 72
knik 212
knikken 146
knipvoeg 66
knoopplaten 183
kokers 204
kolom-fundering, verbin-
ding 133
kolom-funderingverbinding,
momentvaste 207
kolom-funderingverbinding,
scharnierende 207
kolom-ligger, verbinding 133
kolomkop 102
kolommen 129
kolommen, cilindrische door-
snede 211
kolommen, houten 172
kolommen, I-vormige door-
snede 210
kolommen, rechthoekige door-
snede 210
kolommen, samengestelde
doorsnede 211
kolomplaat, verborgen 102
kolomskeletten, betonnen 10
kolomskeletten, houten 9
kolomskeletten, stalen 11
kooiladders 254
kop 47
koppelen 178
koppelregel 167
koppenmaat 58
kopschotten 121
koudebrugonderbreking 118
koudgevormde plaat 204
koudgevormde proelen 204
koudvervormen 200
kramplaten 183
krimp 45, 97
kruip 45, 97
kuipstuk 267
KVH 2000 144
L
lagenmaat 59
lassen, hoek- 223
lassen, stompe 223
lasverbindingen 223
latei 52
lateien 87, 169
lateien, stalen 55
lateiopleggingen 67
leidingstenen 64
leuningen 239
leuningplank 257
leuningzone 239, 243
lichtbeton 94, 125
ligger, V-vakwerk- 175
ligger-ligger, verbinding 133
ligger-liggerverbindingen 189
liggers 130
liggers, gelamineerde 172
liggers, houten 172
liggers, massieve 172
liggers, N-vakwerk- 174
liggers, plaat- 174
liggers, vakwerk- 174
liggersystemen 207
lijmkoppelstrippen 76
lijmmortel 44, 71, 85
lijmspouwankers 76
lijmwerk in kalkzandsteen
en cellenbeton met
(cellen)betonnen vloeren 5
loggias 118
06950424_hfdst07.indd 273 22-11-2005 11:42:17
loodvoeg 74
loofhout 140
looplijnen 236
luchtbelvormers 43, 94
luchtdichtheid 152
luchtgeluid 25
luchtgeluidsisolatie 35
luchtvolumestroom 30
M
maattoleranties 41
maatvoering, cellenbeton 85
metselbaksteen 37
Metselbaksteen nr. 2489 57,
89
metselbaksteen nr. 2489 37
metselmortel 42, 71, 85
metselverbanden 49
metselwerk, traditioneel, met
houten balklagen/vloeren 4
milieubelasting 144
minerale wol 165
Model Bouwverordening
1950 61
modulaire cordinatie 171
moer- en kinderbalken 103
moerbalken 158
mortelsamenstelling 43
muurboom 239
muurdoorbrekingen 51
muurpenanten 58
muurverzwaring 56
N
naaldhout 140
natte montage 125
natte prefab-specie 44
Nederlandse Praktijk-Richtlijnen
(NPRs) 23
NEN 2778 30, 241
NEN 3509 236, 243
NEN 5077 26, 32
NEN 5950 99
NEN 6068 27, 32
NEN 6069 27, 32
NEN 6702 18, 27, 32
NEN 6720 99
NEN 6722 99
NEN 6770 205, 233, 253
NEN 6771 205, 233
NEN 6773 205, 233
NEN 6774 205, 233
nesten 260
normen, beton 99
normen, hout 144
normen, staal 205
normen, steen 41
normen, trappen 236
normen, utiliteitsbouw 27
normen, woningbouw 26
O
onderslagbalken 156
ontlastingsconstructies 60
opbouw 163
opleggingen 55, 75, 114, 146
oplegvoorzieningen 131
opstand 117
optrede 238
overspanning 145, 170
P
pasblokken 86
passtroken 105, 109, 110,
111, 113, 114
plaatdeuvels 183
plaatvloeren 100, 112
plasticeerders 43, 94
platen, aangelaste 133
platformmethode 162
platte kant 47
poeren 154
porringpunt 60
portlandcement 64
prefab-betonelementen, ver-
bindingen 134
prefab-betonskeletten, verbin-
dingen 132
proelstaal 203
R
raamwerk, geschoord 207
raamwerk, ongeschoord 207
raatliggers 214
randbalk 101
raveelankers, bat-speedy 146
raveelbalk 146
raveeldragers 76
ravelingen 146
rechte steektrap 240
ringdeuvels 183
ringwapening 136
roestvast staal 197
rollaag, halfsteens 60
rollaag, steens 60
rollagen 59
rotting 151
rugvulling 47
S
sandwichelementen 127
schalmgat 239
scheidend vormgeven 201
scheluwe trap 240
scheurvorming in metsel-
werk 44
schijfwerking 161
schoenen 183
schoren 177
schrobrand 248
schroefverbindingen 225
schuimbeton 94
schuimbeton als isolatiemateri-
aal 100
separate oplegging op metsel-
werk 118
Silka 69
slagspouwankers 76
spaanplaat 150
spanning-gewichtratio
(SGR) 37
spanningsconcentraties 51
spant-liggerverbindingen 189
spanten, boog- 177
spanten, driescharnier- 176
spanten, houten 175
spanten, kap- 175
spanten, tweescharnier- 176
sparingen 23, 51, 67, 75, 105,
109, 110, 111, 113, 114,
124
spatkrachten 187
speciebereiding 44
spiegel 109
06950424_hfdst07.indd 274 22-11-2005 11:42:17
REGISTER
spiltrap 240
spiltrap, betonnen 253
spiltrap, houten 264
spiltrap, stalen 259
splitblokken 64
spouwankers 48
spouwmuur 48, 65
spouwmuur, ankerloze 49, 68,
125
spouwmuurbekisting 121
spouwwandkist 122
staafstaal 95
staal, basisproducten 203
staal, bewerkingsmetho-
den 199
staal, bouwfysische eigen-
schappen 199
staal, codering 206
staal, constructieve eigen-
schappen 198
staal, dragende elemen-
ten 195
staal, fabricage 199
staal, klimaatklassen 201
staal, nagerekt 96
staal, voorgerekt 96
staalbetonliggers 216
staalskelet, opbouw 205
staalskelet, prefab-vloeren 229
stabiliteit 22, 124, 126, 168,
177, 207
stabiliteitsconstructies, horizon-
tale 209
stabiliteitsconstructies, verti-
cale 208
stabiliteitsconstructiesverbin-
dingen 230
stabiliteitsverbanden 190
stafstaal 204
stalen stiften 182
stapelbouw 2
stapeltreden 248
steektrap, rechte 260
steen, dragende elementen 33
steen, geschifte 48
steen, materiaaleigenschap-
pen 34
steensmuren 65
steensmuur 47, 61
stekken 131, 132
stekwapening 127
stelvoorzieningen 129
stempelperssteen 38
sterkte 21
stijfheid 22
stijl- en regelwerken 161
stokleuning 243
stootbord 238
stootvoegen 48
strek 47, 60
strengperssteen 37
strippen, aangelaste 156
structuren, kolommen- 8
structuren, massieve 3
structuren, schijven- 6
T
tafelkist 120
TGB-staal 253
TGB 1990 144, 150
TGB Beton 99
TGB Staal 205, 233
traditioneel bouwen 2
trap, met hoekbordes 256
trap, met kwarten 262
traparm 237
trapbomen 239
trapgat 237
traphelling 237
trapmaten 242
trapmaterialen 245
traponderdelen 237
trappen 235
trappen, houten 259
trappen, integrale toegankelijk-
heid 246
trappen, metalen 253
trappen, voorschriften 241
trappen, woningrenovatie 266
trapvormen 240
tredebreedte 237
treden 237
triplex 150
tunnelbekisting 122
tweesteensmuur 47
U
U-proelen 211
uitvlaklaag 153
V
vakwerken, horizontale 230
vakwerken, verticale 230
vakwerkliggers 175, 214
vakwerkliggers, buisproe-
len 215
vakwerkliggers, lichte 215
vakwerkliggers, zware 215
veerrail 166
veiligheidstrappenhuizen 236
ventilatie 152, 153
verankering 164
verband, ketting- 51
verband, koppen- 51
verband, halfsteens- 49, 73, 85
verband, klezoren- 49, 72
verband, kruis- 50
verband, Noors 51
verband, staand 50
verband, Vlaams 50
verband, wild- 49
verbanden, betonsteen- 65
verbanden, houten 190
verbanden, stalen 190
verbindend vormgeven 201
verbindingen, ambachte-
lijke 179
verbindingen, droge 132
verbindingen, houtconstruc-
ties 179
verbindingen, kolom-funde-
ring- 184, 225
verbindingen, kolom-
kolom- 226
verbindingen, kolom-
ligger- 184, 227
verbindingen, ligger-
ligger- 228
verbindingen, ligger/spant-
ligger- 189
verbindingen, moment-
vaste 131, 132
verbindingen, monoliete 131
verbindingen, natte 132
06950424_hfdst07.indd 275 22-11-2005 11:42:18
verbindingen, schar-
nierende 131, 132
verbindingen, spant-funde-
ring- 185
verbindingen, spanthoek- 187
verbindingen, spantnok- 188
verbindingen, stabiliteitscon-
structies 190
verbindingen, stek- 133
verbindingsmiddelen, mecha-
nische 182
verblendsteen 38
verdreven treden 240
verdrijfmethoden 262
verlichting 236
verschralingsmiddel 42
verspanen 201
verstijven 178
vertragers 43, 94
vierendeelliggers 216
vlieringtrap 240
vloerconstructies 163
vloerconstructies, geprefabri-
ceerde 159
vloerdelen 148
vloeren, afwerk- 100
vloeren, balken- 103
vloeren, bekistingsplaat- 104
vloeren, betonnen begane-
grond- 165
vloeren, bollenplaat- 102
vloeren, breedplaat- 104, 132,
135, 221
vloeren, broodjes- 109
vloeren, cassette- 102
vloeren, combinatie- 109
vloeren, halfgeprefabriceerde
betonnen 104
vloeren, houten begane-
grond- 165
vloeren, kanaalplaat- 111, 221
vloeren, koker- 102
vloeren, kruis- 103
vloeren, leiding- 112
vloeren, massieve plaat- 112
vloeren, ondersteunde 100
vloeren, oplegging 56, 87,
127, 131, 134
vloeren, paddestoel- 102
vloeren, prefab-betonnen 107
vloeren, ribben- 102, 108
vloeren, ribcassette- 108
vloeren, rooster- 221
vloeren, schil- 104
vloeren, staalbeton- 220
vloeren, staalplaat- 219
vloeren, staalskelet 219
vloeren, stroken- 149
vloeren, systeem- 107
vloeren, T-plaat- 114
vloeren, ter plaatse gestorte
betonnen 99
vloeren, triplexpaneel- 159
vloeren, TT-plaat- 113
vloeren, verdiepings- 165
vloeren, verzwaarde stro-
ken- 106
vloeren, vlakke plaat- 100
vloeren, volle-dikte- 113
vloeren, vrijdragende 100
vloerhout 148
vluchtladder, uitklapbare 256
vluchttrap, metalen 254
vluchttrappenhuizen 236
vochtwerende eisen 30
vocht afvoeren 202
voeg, drukkrachtoverbren-
gende 42
voeg, lint- 42
voeg, stoot- 42
voegfuncties 41
voegmortel 43
voegvullingen 42
vollewandliggers 212
vormbaksteen 37
vormvastheid 168
vrije breedte 239
vrije hoogte 239
W
waalformaat 57
walsen 199
wand, balkdragende 60
wand, woningscheidende 61
wandankers 76
wandconstructies, houten 167
wanden, baksteen 57
wanden, betonnen 119
wanden, betonsteen 62
wanden, cellenbeton 82
wanden, geprefabriceerde 124
wanden, halfgeprefabriceerde
holle 123
wanden, houten woningschei-
dende 169
wanden, kalkzandsteen 69
wanden, scheidings- 156
wanden, stenen 47
wandkisten 120
wanduitslagen 74
wapening 109, 110, 111, 113,
114, 124, 157
wapening, bijleg- 95
wapening, functies 95
wapening, hoofd- 95
wapening, krimp- 95
wapening, verdeel- 95
wapeningsnetten 95
wapeningsoorten 95
wapeningspercentage 45
warmte-isolatie 35, 108, 152,
168
warmte-isolerende eisen 28
warmteweerstand 28
watercementfactor 43, 45
WBDBO 28
weerstand tegen bezwijken 28
weervast staal 197
wel 238
welstuk 238
wenteltrap 240
wrongstukken 267
Z
zoldervloerconstructie 161
zwaarbeton 94
06950424_hfdst07.indd 276 22-11-2005 11:42:18