Академический Документы
Профессиональный Документы
Культура Документы
Dutch Level 1 - Course Content
Dutch Level 1 - Course Content
Course Content
Level 1
french
Level11
Level
Dutch
Holands
Nerlandais
Niederlndisch
Olandese
Course Content
Contenido del curso
Contenu du cours
Kursinhalt
Contenuto del corso
RosettaStone.com
RosettaStone.co.uk
???????
VERSION 3
Nederlands
Level 1
Dutch
Holands
Nerlandais
Niederlndisch
Olandese
Course Content
Contenido del curso
Contenu du cours
Kursinhalt
Contenuto del corso
VERSION 3
CCB-NED-L1-1.0 - 79011
ISBN 978-1-60391-752-0
All information in this document is subject to change without notice. This
document is provided for informational purposes only and Rosetta Stone Ltd.
makes no guarantees, representations or warranties, either express or implied,
about the information contained within the document or about the document
itself. Rosetta Stone, Contextual Formation, Language Learning Success,
Adaptive Recall, Dynamic Immersion, are trademarks of Rosetta Stone Ltd.
Copyright 2008 Rosetta Stone Ltd. All rights reserved.
Printed in the United States of America
Rosetta Stone
Harrisonburg, Virginia USA
T (540) 432-6166 (800) 788-0822 in USA and Canada
F (540) 432-0953
RosettaStone.com
Inhoud
Basis van de taal
1.1.
1.2.
1.3.
1.4.
1.5.
Hoofdles 1
Hoofdles 3
Hoofdles 5
Hoofdles 7
Mijlpaal 10
Begroeting en kennismaking
2.1.
2.2.
2.3.
2.4.
2.5.
Hoofdles 11
Hoofdles 13
Hoofdles 16
Hoofdles 18
Mijlpaal 20
Werk en school
3.1.
3.2.
3.3.
3.4.
3.5.
Hoofdles 21
Hoofdles 23
Hoofdles 25
Hoofdles 27
Mijlpaal 29
Winkelen
4.1.
4.2.
4.3.
4.4.
4.5.
Hoofdles 30
Hoofdles 32
Hoofdles 34
Hoofdles 36
Mijlpaal 38
Alfabet39
Index40
1.1
Hoofdles
12 Het meisje leest.
De jongen leest.
De man leest.
De vrouw leest.
01 Hallo.
Hallo.
02 een
een
een
een
meisje
jongen
jongen
meisje
rent.
leest.
drinkt.
eet.
14 De
De
De
De
jongen
jongen
jongen
jongen
rent.
eet.
drinkt.
leest.
16 De man drinkt.
De mannen drinken.
Het meisje rent.
De meisjes rennen.
vrouw
man
vrouw
man
07 een vrouw
een man
08 De
De
De
De
vrouw
vrouw
vrouw
vrouw
13 De
De
De
De
vrouw drinkt.
man eet.
vrouw eet.
man drinkt.
09 De man eet.
De vrouw eet.
Het meisje eet.
De jongen eet.
17 De
De
De
De
vrouw eet.
vrouwen eten.
jongen leest.
jongens lezen.
18 De
De
De
De
mannen lezen.
vrouwen lezen.
mannen rennen.
vrouwen rennen.
10 De man eet.
Het meisje drinkt.
De man drinkt.
Het meisje eet.
20 jongens
meisjes
mannen
vrouwen
21 De
De
De
De
jongens eten.
meisjes rennen.
vrouwen drinken.
mannen lezen.
1.1
Vervolg
22 Hij rent.
Hij eet.
Zij drinkt.
Zij leest.
33 Zij leest.
Hij drinkt.
Zij schrijft.
Hij eet.
23 Hij rent.
Zij drinkt.
Zij eten.
Zij lezen.
34 Zij drinkt.
Zij eet.
Hij drinkt.
Hij eet.
24 Hij rent.
Zij rent.
Zij rennen.
35 Tot ziens.
Tot ziens.
25 Hij kookt.
Zij kookt.
Zij koken.
26 De jongens zwemmen.
Het meisje zwemt.
De man zwemt.
De vrouwen zwemmen.
27 De
De
De
De
man kookt.
mannen koken.
man eet.
mannen eten.
28 De
De
De
De
vrouw rent.
vrouw zwemt.
vrouwen rennen.
vrouwen zwemmen.
29 Hij
Hij
Hij
Hij
zwemt.
rent.
kookt.
eet.
30 Zij schrijft.
Hij schrijft.
Zij schrijven.
31 Zij
Zij
Zij
Zij
eten.
koken.
zwemmen.
schrijven.
32 De meisjes lezen.
Het meisje leest.
De meisjes schrijven.
Het meisje schrijft.
2
1.2
Hoofdles
01 Hallo.
Hallo.
02 een
een
een
een
een
een
broodje
broodje
broodje
ei
ei
appel
03 brood
brood
brood
koffie
koffie
melk
04 een broodje
een ei
een appel
brood
koffie
melk
10 een
een
een
een
een
een
hond
hond
hond
kat
kat
paard
11 een
een
een
een
een
een
auto
auto
auto
krant
krant
fiets
12 een
een
een
een
een
een
hond
kat
paard
auto
krant
fiets
13 De man rijdt.
De vrouw rijdt.
De jongen loopt.
Het meisje loopt.
14 De man rent.
De vrouw loopt.
Het meisje rent.
De jongen loopt.
19 een boek
een pen
een vis
3
1.2
Vervolg
30 De jongen heeft melk.
De jongen heeft geen melk.
Het meisje heeft een fiets.
Het meisje heeft geen fiets.
20 Hij slaapt.
Zij slaapt.
Zij slapen.
21 De vis zwemt.
De kat slaapt.
De hond eet.
Het paard rent.
22 Zij
Zij
Zij
Zij
zwemmen.
lezen.
lopen.
slapen.
23 De
De
De
De
kinderen drinken.
volwassenen eten.
kinderen zwemmen.
volwassenen rennen.
31 De
De
De
De
32 Wat is dit?
Dit is een appel.
Wat is dit?
Dit is een krant.
33 Wat is dit?
Dit is een kat.
Wat is dit?
Dit is een fiets.
34 Wat is dit?
Dit is een ei.
Wat is dit?
Dit is een pen.
Wat is dit?
Dit is een vis.
Wat is dit?
Dit is rijst.
25 De man rijdt.
De jongen rijdt niet.
De vrouw rijdt.
Het meisje rijdt niet.
26 De
De
De
De
De
De
hond rent.
hond rent niet.
jongens hebben water.
jongens hebben geen water.
volwassenen koken.
volwassenen koken niet.
kinderen schrijven.
kinderen schrijven niet.
vrouw rijdt.
vrouw rijdt niet.
35 Slaapt hij?
Ja, hij slaapt.
Slaapt zij?
Nee, zij slaapt niet.
36 Zwemt de hond?
Ja.
Zwemt het paard?
Nee.
27 Zij zwemmen.
Zij zwemmen niet.
Hij slaapt.
Hij slaapt niet.
39 Tot ziens.
Tot ziens.
4
1.3
Hoofdles
09 De vis is rood.
De vissen zijn rood.
De fiets is geel.
De fietsen zijn geel.
Het ei is blauw.
De eieren zijn blauw.
Het paard is wit.
De paarden zijn wit.
01 Hallo.
Hallo.
02 wit
wit
wit
zwart
zwart
rood
10 Het
Het
Het
Het
Het
Het
03 blauw
blauw
blauw
groen
groen
geel
04 blauw
wit
groen
zwart
rood
geel
05 De
De
De
De
De
De
06 De
De
De
De
De
De
melk is wit.
rijst is wit.
auto is wit.
auto is groen.
appel is groen.
fiets is groen.
is
is
is
is
is
is
rood.
blauw.
zwart.
wit.
groen.
geel.
11 De
De
De
De
hond is zwart.
hond is wit.
kat is zwart.
kat is wit.
12 de
de
de
de
de
de
maan
maan
maan
zon
zon
lucht
13 een boom
een boom
een boom
een bloem
een bloem
gras
14 de maan
de zon
de lucht
een boom
een bloem
gras
07 Het ei is blauw.
De eieren zijn blauw.
De fiets is geel.
De fietsen zijn geel.
De auto is zwart.
De autos zijn zwart.
De bal is rood.
De ballen zijn rood.
08 De
De
De
De
boek
boek
boek
boek
boek
boek
auto is rood.
autos zijn rood.
kat is zwart.
katten zijn zwart.
5
1.3
Vervolg
26 Ik heb een groen boek.
Ik heb een geel boek.
Ik heb een rood boek.
16 De zon is geel.
De appel is geel.
De lucht is blauw.
Het ei is blauw.
17 De maan is wit.
De auto is wit.
Het gras is groen.
De bal is groen.
28 Het ei is geel.
een geel ei
De vis is rood.
een rode vis
Het paard is zwart.
een zwart paard
18 De bloem is klein.
Het ei is klein.
De bloemen zijn klein.
De eieren zijn klein.
29 een
een
een
een
een
een
hond is groot.
hond is klein.
bloemen zijn groot.
bloemen zijn klein.
30 De auto is geel.
een gele auto
Het ei is geel.
een geel ei
De pen is wit.
een witte pen
Het paard is wit.
een wit paard
21 Zij is dokter.
Hij is leraar.
Zij zijn politieagent.
22 Hij is leerling.
Zij is leerling.
Zij zijn leerling.
Hij is leraar.
Zij is lerares.
31 Bent u dokter?
Ja, ik ben dokter.
Bent u dokter?
Nee, ik ben geen dokter.
23 Hij is politieagent.
Zij is lerares.
Hij is dokter.
Zij zijn leerling.
24 Ik
Ik
Ik
Ik
ben
ben
ben
ben
een
een
een
een
25 Ik
Ik
Ik
Ik
Ik
Ik
ben
ben
ben
ben
ben
ben
lerares.
geen lerares.
dokter.
geen dokter.
leerling.
geen leerling.
witte auto
wit paard
blauw ei
blauwe fiets
groen boek
groene pen
32 Wat drinkt u?
Ik drink water.
Wat eet u?
Ik eet rijst.
jongen.
meisje.
man.
vrouw.
33 Wat heeft u?
Ik heb een broodje.
Wat heeft u?
Ik heb een pen.
34 Ik ben lerares.
Wij zijn leraar.
Ik ben een meisje.
Wij zijn meisjes.
1.4
35 Wij
Wij
Wij
Wij
zijn
zijn
zijn
zijn
meisjes.
jongens.
politieagent.
dokter.
Hoofdles
01 Hallo.
Hallo.
02 n
twee
drie
vier
vijf
zes
03 n, twee, drie
zes, n, drie, vijf, twee
twee, vier, zes
n, twee, drie, vier, vijf
04 n auto
n ei
twee honden
twee pennen
drie fietsen
drie katten
05 vier jongens
vier mannen
zes meisjes
vijf boeken
vijf kranten
zes appels
06 Er
Er
Er
Er
Er
Er
is
is
is
is
is
is
n
n
n
n
n
n
vis.
boek.
vrouw.
ei.
kind.
mobiele telefoon.
07 Er
Er
Er
Er
Er
Er
08 Er
Er
Er
Er
1.4
Vervolg
09 Er
Er
Er
Er
is n kopje.
zijn vier stoelen.
zijn twee tafels.
zijn drie telefoons.
10 Er
Er
Er
Er
is n bal.
zijn drie stoelen.
is n tafel.
zijn twee tafels.
17 schoenen
schoenen
schoenen
een overhemd
een overhemd
een broek
18 een
een
een
een
een
een
19 schoenen
een overhemd
een broek
een jas
een jurk
een rok
zijn
zijn
zijn
zijn
14 een
een
een
een
een
een
jas
jas
jas
jurk
jurk
rok
20 een
een
een
een
een
een
drie eieren.
vijf eieren.
vier kopjes.
zes kopjes.
blauw overhemd
zwart overhemd
groen T-shirt
geel T-shirt
witte bloes
rode bloes
kom
kom
kom
bord
bord
kopje
vrouw
vrouw
vrouw
vrouw
draagt
draagt
draagt
draagt
een
een
een
een
jurk.
rok.
broek.
hoed.
man
man
man
man
35 Wat is dit?
Dit is brood.
Wat is dit?
Dit is een bed.
Wat is dit?
Dit is water.
Wat is dit?
Dit is een bord.
36 Wat is dit?
Dit is een boom.
Is het gras groen?
Ja, het gras is groen.
37 Wat is dit?
Dit is een fiets.
Hoeveel fietsen zijn er?
Er zijn drie fietsen.
Wie heeft een fiets?
Zij heeft een fiets.
Heeft zij een fiets?
Ja.
38 Wat is dit?
Dit is een broodje.
Hoeveel broodjes zijn er?
Er zijn twee broodjes.
Eet u een broodje?
Ja.
1.4
1.5
Vervolg
Mijlpaal
01 Hallo.
Hallo.
40 Hallo.
Hallo.
Tot ziens.
Tot ziens.
04 Wat is dit?
Dit is koffie.
10
2.1
Hoofdles
01 een
een
een
een
09 een baby
een vrouw en haar man
een meisje en haar ouders
twee meisjes en hun ouders
02 een
een
een
een
03 Dit
Dit
Dit
Dit
Dit
Dit
is hun broodje.
zijn hun broodjes.
is hun krant.
zijn hun kranten.
is hun boek.
zijn hun appels.
04 Dit
Dit
Dit
Dit
Dit
Dit
05 een
een
een
een
een
een
gezin
gezin
gezin
familie
familie
familie
06 een
een
een
een
gezin
vrouw en haar dochter
man en zijn zoon
familie
07 een
een
een
een
gezin
jongen en zijn vader
meisje en haar moeder
familie
08 de
de
de
de
12 De
De
De
De
is
is
is
is
is
is
mijn
mijn
mijn
mijn
mijn
mijn
moeder.
vader.
zoon.
dochter.
fiets.
bed.
moeder
dochter
vader
zoon
11
2.1
Vervolg
17 Dit
Dit
Dit
Dit
is
is
is
is
mijn
mijn
mijn
mijn
18 Dit
Dit
Dit
Dit
zijn
zijn
zijn
zijn
19 Dit
Dit
Dit
Dit
is mijn vriendin.
zijn mijn vriendinnen.
is mijn broer.
zijn mijn broers.
20 Dit
Dit
Dit
Dit
is mijn zus.
zijn mijn zussen.
is mijn moeder.
zijn mijn ouders.
21 Dit
Dit
Dit
Dit
Dit
Dit
is mijn dochter.
zijn mijn kinderen.
is mijn moeder.
zijn mijn zoons.
is mijn zus.
zijn mijn ouders.
22 Dit
Dit
Dit
Dit
Dit
Dit
is onze zoon.
is mijn zoon.
is onze moeder.
is mijn moeder.
zijn onze kinderen.
zijn onze ouders.
zus.
vriendin.
broer.
vriend.
27 zes
zeven
acht
negen
tien
elf
twaalf
nul
zussen.
broers.
geen broers. Dit zijn vrienden.
geen zussen. Dit zijn vriendinnen.
is
is
is
is
is
is
is
is
n jaar oud.
twee jaar oud.
drie jaar oud.
vier jaar oud.
vijf jaar oud.
zes jaar oud.
zeven jaar oud.
acht jaar oud.
12
2.2
Hoofdles
01 een
een
een
een
een
een
appartement
appartement
appartement
huis
huis
deur
02 een televisie
een televisie
een televisie
een radio
een radio
computers
03 een pc
een pc
een pc
een laptop
een laptop
computers
35 Slaap jij?
Nee.
Wat doe jij?
Ik lees.
36 Eet u?
Nee.
Wat doet u?
Ik schrijf.
04 een
een
een
een
een
een
appartement
deur
huis
computer
televisie
radio
05 De man staat.
De jongen zit.
De hond ligt.
Het meisje zit.
De vrouw staat.
De kat ligt.
06 De
De
De
De
De
De
07 De vrouw staat.
De vrouw zit.
De vrouw ligt.
13
2.2
Vervolg
16 Deze deur is groot.
Deze deur is klein.
Dit raam is groot.
Dit raam is klein.
08 De
De
De
De
De
De
09 De
De
De
De
17 een
een
een
een
een
een
10 De
De
De
De
18 De
De
De
De
slaapkamer
slaapkamer
slaapkamer
eetkamer
eetkamer
badkamer
11 een
een
een
een
een
een
raam
raam
raam
toilet
toilet
gootsteen
19 De keuken is groen.
De slaapkamer is groen.
De badkamer is groen.
De woonkamer is groen.
De eetkamer is groen.
Het huis is groen.
12 een
een
een
een
een
een
woonkamer
woonkamer
woonkamer
keuken
keuken
badkamer
13 een
een
een
een
een
een
woonkamer
badkamer
keuken
raam
toilet
gootsteen
14 De
De
De
De
21 De
De
De
De
23 Ik
Ik
Ik
Ik
hou
hou
hou
hou
van
van
van
van
mijn
mijn
mijn
mijn
moeder.
broer.
zus.
opa.
14
35 Is dit uw boek?
Ja, dit is mijn boek.
Is dit uw hoed?
Nee, dit is niet mijn hoed.
32 De man staat.
De jongen zit.
De vrouw staat.
Het meisje zit.
33 De
De
De
De
34 De
De
De
De
man staat.
man zit.
vrouw staat.
vrouw zit.
15
2.3
Hoofdles
09 een
een
een
een
een
11 Deze
Deze
Deze
Deze
04 Rome
Rome
Rome
Parijs
Parijs
Moskou
08 een
een
een
een
een
een
park
park
park
straat
straat
brug
05 Waar woont u?
Ik woon in Moskou.
Waar woon jij?
Ik woon in Parijs.
07 een
een
een
een
een
een
land
stad
straat
park
brug
14 China
China
China
Rusland
Rusland
Egypte
15 Waar kom jij vandaan?
Ik kom uit de Verenigde Staten.
Waar komt u vandaan?
Ik kom uit Egypte.
Waar komt u vandaan?
Wij komen uit Frankrijk.
Waar komen jullie vandaan?
Wij komen uit China.
16 De jongen staat dicht bij het huis.
Het meisje staat ver van het huis.
De hond zit dicht bij het huis.
Het paard staat ver van het huis.
16
26 Hoe heet u?
Ik heet Mark Smit.
Leuk om u te ontmoeten.
Hoe heet u?
Ik heet Ellen de Vries.
Leuk om u te ontmoeten.
sta
sta
sta
sta
27 Tot
Tot
Tot
Tot
19 Brazili
Brazili
Brazili
Japan
Japan
Itali
20 Dit
Dit
Dit
Dit
land
land
land
land
heet
heet
heet
heet
28 Hoi.
Hallo, hoe heet jij?
Ik heet Tim de Vries.
Leuk om je te ontmoeten.
Tot ziens.
Itali.
Japan.
Egypte.
Rusland.
29 Hallo,
Hallo,
Hallo,
Hallo,
ziens.
ziens.
ziens.
ziens.
30 Ik
Ik
Ik
Ik
ben dokter.
heet Mieke Pengel.
ben politieagent.
heet Edwin Blokland.
ben lerares.
heet Stella Brink.
kom uit Rusland.
heet Viktor Popov.
ik
ik
ik
ik
woon
woon
woon
woon
31 Dit
Dit
Dit
Dit
is
is
is
is
heet
heet
heet
heet
in
in
in
in
mijn
mijn
mijn
mijn
Viktor.
Lin.
Isabella.
Pierre.
17
2.4
Hoofdles
01 een
een
een
een
een
een
09 grijs
paars
roze
bruin
oranje
blauw
geel
groen
trui
trui
trui
spijkerbroek
spijkerbroek
riem
02 een pak
een pak
een pak
sokken
sokken
een stropdas
03 een trui
een stropdas
een pak
sokken
een riem
een spijkerbroek
12 Ik
Ik
Ik
Ik
06 De
De
De
De
07 Mijn
Mijn
Mijn
Mijn
jurk is roze.
schoenen zijn bruin.
riem is roze.
stropdas is bruin.
08 Haar
Haar
Haar
Haar
broek is blauw.
T-shirt is oranje.
jas is blauw.
jurk is oranje.
ben
heb
ben
heb
lang.
bruin haar.
klein.
rood haar.
18
hoed is blauw.
stropdas is oranje.
riem is bruin.
trui is paars.
17 De riem is roze.
Het huis is bruin.
Het huis is roze.
De riem is bruin.
20 Ik
Ik
Ik
Ik
28 Hallo.
Hoe gaat het met jou?
Goed, dank je.
heb
heb
heb
heb
honger.
dorst.
het warm.
het koud.
29 Hallo.
Hoe gaat het met u?
Goed, dank u.
23 De jongen is moe.
Het meisje is ziek.
De man is ziek.
De vrouw is moe.
24 Ik
Ik
Ik
Ik
ben
ben
heb
heb
ziek.
moe.
het koud.
honger.
19
33 Dit
Dit
Dit
Dit
is
is
is
is
mijn
mijn
mijn
mijn
34 Hoi
Hoi
Hoi
Hoi
mama.
papa.
oma.
opa.
moeder.
vader.
oma.
opa.
2.4
35 Tot
Tot
Tot
Tot
2.5
Vervolg
ziens
ziens
ziens
ziens
mama.
papa.
oma.
opa.
Mijlpaal
01 Hoi.
Hallo.
02 Hallo.
Hallo.
36 Hoi mama.
Hoi Maaike.
Hoe gaat het met jou?
Ik ben ziek.
Hoe gaat het met jou?
Goed, dank je.
03 Hoe heet u?
Ik heet Paulo Lima.
04 Hoe heet u?
Ik heet Pei-chi Yu.
37 Hoi papa.
Hallo Maaike.
Hoe gaat het met jou?
Goed, dank je.
05 Leuk om u te ontmoeten.
Leuk om u te ontmoeten.
38 Hoi oma.
Hallo Maaike.
Hoe gaat het met jou?
Goed, dank u.
Hoe gaat het met u?
Goed, dank je.
06 Is dit uw broer?
Ja, dit is mijn broer.
39 Hoi opa.
Hallo Maaike.
Heb jij honger?
Ja, ik heb honger.
3.1
Hoofdles
01 De vrouwen werken.
De jongens spelen.
De man werkt.
Het meisje speelt.
11 Wij
Wij
Wij
Wij
02 een
een
een
een
12 Waar werkt u?
Ik werk in een park.
Ik werk in een ziekenhuis.
Ik werk op een school.
Ik werk in een restaurant.
03 De
De
De
De
04 Ik
Ik
Ik
Ik
school
ziekenhuis
restaurant
park
13 Wanneer werkt u?
Ik werk s ochtends.
Wanneer werkt u?
Ik werk s middags.
Wanneer werkt u?
Ik werk s nachts.
07 ochtend
middag
avond
nacht
ochtend
middag
avond
nacht
08 Het
Het
Het
Het
is
is
is
is
ontbijten binnen.
eten buiten.
ontbijten buiten.
eten binnen.
ochtend.
middag.
avond.
nacht.
3.1
Vervolg
29 Goedenavond.
Goedenavond.
Hoe gaat het met jou?
Goed, dank je. Hoe gaat het met jou?
Ik heb het koud.
Welterusten.
Welterusten.
30 Goedemorgen.
Ik ben David de Jong.
Dit is Janet Janssen.
Dit is haar boek.
Hallo mevrouw Janssen. Hoe gaat het met u?
Goed, dank u.
22 zeventien borden
achttien ballen
negentien bloemen
twintig boeken
31 Wanneer schrijft u?
Ik schrijf s ochtends en s avonds.
Wat doet u s middags?
s Middags spelen mijn zoon en ik.
23 dertien
veertien
vijftien
zestien
zeventien
achttien
negentien
twintig
32 Waar schrijft u?
s Ochtends schrijf ik in het park.
s Avonds schrijf ik in mijn woonkamer.
3.2
Hoofdles
01 zeven dagen
Deze baby is n dag oud.
twee dagen
Deze kat is twintig dagen oud.
11 De
De
De
De
03 een
een
een
een
dag
week
maand
jaar
04 Hij
Hij
Hij
Hij
is
is
is
is
achttien
achttien
achttien
achttien
dagen oud.
weken oud.
maanden oud.
jaar oud.
05 Het is vrijdag.
Het is zaterdag.
Het is zondag.
17 Dit
Dit
Dit
Dit
Dit
Dit
09 maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
zondag
is mijn gezin.
is ons huis.
zijn onze gasten.
is mijn gezin.
is ons huis.
zijn onze gasten.
10 maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
zondag
20 Welkom
Welkom
Welkom
Welkom
23
in
in
in
in
ons huis.
ons hotel.
ons restaurant.
Nederland.
3.2
Vervolg
30 een hand
vingers
een voet
tenen
22 Hallo.
Hallo.
Waar komt u vandaan?
Ik kom uit Rusland.
Welkom in Nederland.
Dank u.
33 lente
zomer
herfst
winter
34 Dit
Dit
Dit
Dit
is
is
is
is
een
een
een
een
boom
boom
boom
boom
35 Dit
Dit
Dit
Dit
is
is
is
is
mijn
mijn
mijn
mijn
in
in
in
in
de
de
de
de
winter.
lente.
zomer.
herfst.
huis in de winter.
huis in de zomer.
hoed in de winter.
hoed in de zomer.
huis in de winter
park in de lente
stad in de zomer
boom in de herfst
37 Waar woont u?
Ik woon in het rode huis.
Waar werkt u?
Ik werk in een restaurant.
Wanneer werkt u?
Ik werk maandag, dinsdag en donderdag.
ruikt vies.
ruikt lekker.
smaakt vies.
smaakt lekker.
38 Goedemorgen.
Goedemorgen.
Hoe oud is uw baby?
Mijn baby is negen weken oud.
Hoe oud is uw zoon?
Mijn zoon is achttien maanden oud.
29 vier vingers
drie handen
tien tenen
n voet
24
3.3
Hoofdles
11 Deze vrouw komt uit China. Zij spreekt
Chinees.
Dit dier komt uit China. Het spreekt geen
Chinees.
Deze man komt uit Australi. Hij spreekt
Engels.
Dit dier komt uit Australi. Het spreekt geen
Engels.
01 Hij schrijft.
Zij leest.
Hij spreekt.
Zij spreekt.
02 De man leest Chinees.
De vrouw leest Engels.
De jongen schrijft Arabisch.
Het meisje schrijft Nederlands.
12 Deze
Deze
Deze
Deze
13 Ik
Ik
Ik
Ik
16 Pardon.
Spreekt u Engels?
Ja, ik spreek Engels.
Pardon.
Spreekt u Nederlands?
Ja, ik spreek Nederlands.
17 tien riemen
twintig kopjes
dertig ballen
veertig borden
vijftig stropdassen
zestig hoeden
is een dier.
is een mens.
zijn dieren.
zijn mensen.
10 Mensen
Mensen
Mensen
Mensen
uit
uit
uit
uit
Chinees.
Arabisch.
Engels.
Nederlands.
lees Chinees.
schrijf Chinees.
lees Nederlands.
schrijf Nederlands.
09 Dit
Dit
Dit
Dit
spreek
spreek
spreek
spreek
14 Spreekt u Arabisch?
Ja, ik spreek Arabisch.
Spreek jij Chinees?
Nee, ik spreek geen Chinees.
18 tien
twintig
dertig
veertig
vijftig
zestig
25
3.3
Vervolg
19 twintig kopjes
eenentwintig kopjes
tweentwintig kopjes
drientwintig borden
vierentwintig borden
vijfentwintig borden
20 vierendertig kommen
vijfendertig kommen
zesendertig kommen
zevenendertig borden
achtendertig borden
negenendertig borden
26 Ik geef Engels.
Hij geeft Arabisch.
Zij geeft Chinees.
Geeft u Nederlands?
27 Hij geeft de jongens Arabisch.
Hij geeft de jongens Engels.
Zij geeft de meisjes Chinees.
Hij geeft de meisjes Nederlands.
21 vierenveertig
vijfenveertig
zesenveertig
zevenenveertig
achtenveertig
negenenveertig
28 Ik leer Chinees.
Hij leert Arabisch.
Zij leren Engels.
Wij leren Nederlands.
22 veertig
eenenveertig
tweenveertig
drienveertig
vierenveertig
vijfenveertig
zesenveertig
zevenenveertig
achtenveertig
negenenveertig
29 Ik geef Engels.
Jullie leren Engels.
U geeft Arabisch.
Wij leren Arabisch.
30 Wie is jouw lerares?
Mevrouw Li is mijn lerares.
Wie is jouw leraar?
Meneer Haddad is mijn leraar.
31 Ik geef Chinees.
Wij leren Chinees.
Ik geef Nederlands.
Ik leer Nederlands.
23 tien
twintig
dertig
veertig
vijftig
zestig
32 Ik heet Reem.
Ik spreek Arabisch maar ik leer Engels.
Dit is mijn leraar. Hij heet meneer Haddad.
33 Ik heet Lin.
Mijn ouders komen uit China.
Wij wonen in New York.
Mijn ouders spreken geen Engels.
Ik spreek Engels en Chinees.
Ik leer Nederlands.
26
3.4
Hoofdles
03 De
De
De
De
13 Waar is mama?
Zij is in de badkamer.
Waar is papa?
Hij is in de keuken.
17 een tandenborstel
een tandenborstel
een tandenborstel
tandpasta
tandpasta
tanden
straat is nat.
T-shirts zijn droog.
honden zijn nat.
kat is droog.
18 een borstel
een borstel
een borstel
zeep
zeep
een handdoek
27
3.4
Vervolg
28 Ik lig onder de deken.
Het laken ligt op het bed.
De kat ligt op het kussen.
De handdoek ligt in de badkamer.
19 een tandenborstel
tandpasta
tanden
een borstel
zeep
een handdoek
20 De
De
De
De
kussen
kussen
kussen
laken
laken
deken
27 een
een
een
een
laken
kussen
deken
handdoek
28
3.5
Mijlpaal
01 Hoi Sandra.
Hoi.
29
4.1
Hoofdles
10 vlees
groente
fruit
speelgoed
kleding
sieraden
paraplu
kaartje
zonnebril
ladder
13 een
een
een
een
oude televisie
nieuwe televisie
oude telefoon
nieuwe telefoon
08 sieraden
sieraden
sieraden
kleding
kleding
speelgoed
17 Deze
Deze
Deze
Deze
09 fruit
fruit
fruit
groente
groente
vlees
18 een
een
een
een
een
een
30
winkel
winkel
winkel
winkel
verkoopt
verkoopt
verkoopt
verkoopt
supermarkt
supermarkt
supermarkt
bouwmarkt
bouwmarkt
juwelier
oude sieraden.
nieuwe sieraden.
oude boeken.
nieuwe boeken.
19 een supermarkt
een bouwmarkt
een juwelier
20 Zij kopen bij de supermarkt.
Zij koopt bij de bouwmarkt.
Hij koopt bij de juwelier.
24 chocola
een taart
medicijnen
een apotheek
een boekwinkel
een bakker
televisie is kapot.
speelgoed is kapot.
ladder is niet kapot.
bril is niet kapot.
35 Waar is de bouwmarkt?
De bouwmarkt is dicht bij de boekwinkel.
Wat heeft u nodig?
Ik heb een nieuwe ladder nodig.
Waarom heeft u een nieuwe ladder nodig?
Omdat mijn oude ladder kapot is.
31
4.2
01 een
een
een
een
een
een
Hoofdles
09 Hij
Hij
Hij
Hij
toneelstuk
toneelstuk
toneelstuk
concert
concert
film
vindt
vindt
vindt
vindt
11 De vrouwen golfen.
De vrouwen voetballen.
De vrouwen tennissen.
03 voetbal
voetbal
voetbal
golf
golf
tennis
04 een concert
een toneelstuk
een film
voetbal
tennis
golf
05 sinaasappels
sap
thee
wortels
17 De
De
De
De
vind
vind
vind
vind
vind
vind
24 vijf dollar
tien euro
vijftien pond
25 n euro
vijf euro
tien euro
33
4.3
Hoofdles
01 metaal
metaal
metaal
hout
hout
papier
02 plastic
plastic
plastic
papier
papier
hout
03 hout
papier
metaal
plastic
04 Deze tafel is van hout.
Deze stoel is van plastic.
Dit kaartje is van papier.
Deze ladder is van metaal.
05 een
een
een
een
06 Ik
Ik
Ik
Ik
houten kom
plastic bord
plastic kom
houten bord
heb
heb
heb
heb
07 Dit
Dit
Dit
Dit
is
is
is
is
een
een
een
een
van
van
van
van
13 Deze
Deze
Deze
Deze
14 Deze
Deze
Deze
Deze
auto is goedkoop.
auto is duur.
jurk is goedkoop.
jurk is duur.
plastic bord.
papieren bord.
houten tafel.
metalen tafel.
hout.
plastic.
papier.
metaal.
19 Deze
Deze
Deze
Deze
34
is
is
is
is
snel.
licht.
zwaar.
langzaam.
20 Dit
Dit
Dit
Dit
dier
dier
dier
dier
is
is
is
is
snel.
sneller.
langzaam.
langzamer.
24 De
De
De
De
25 Mijn
Mijn
Mijn
Mijn
opa is oud.
dochter is jong.
dokter is oud.
dokter is jong.
26 Mijn
Mijn
Mijn
Mijn
Mijn
Mijn
dochter is jong.
dochter is jonger.
dochter is het jongst.
vader is oud.
vader is ouder.
vader is het oudst.
27 Mijn
Mijn
Mijn
Mijn
huis is groot.
huis is groter dan jouw huis.
computer is klein.
computer is kleiner dan jouw computer.
35
4.4
Hoofdles
10 Deze zonnebril is te groot.
Deze jas is te klein.
Deze schoen past.
13 Past de jurk?
Ja, hij past.
Past het overhemd?
Nee, het is te groot.
04 Deze
Deze
Deze
Deze
05 Deze
Deze
Deze
Deze
14 Past de jurk?
Ja, hij past.
Past de bril?
Nee, hij is te klein.
Past de hoed?
Nee, hij is te groot.
06 Deze
Deze
Deze
Deze
07 Deze
Deze
Deze
Deze
15 Mijn
Mijn
Mijn
Mijn
hoed is te groot.
bril is te klein.
bril is te groot.
hoed is te klein.
36
31 Dank u.
Alstublieft.
Dank u.
Alstublieft.
32 Ik ben vier jaar oud. Ik vind taart lekker.
Welke kleur taart wil jij?
Ik wil een blauwe taart.
Welke taart wil jij?
Ik wil de grootste taart.
juwelier is open.
boekwinkel is open.
apotheek is dicht.
speelgoedwinkel is dicht.
28 De
De
De
De
supermarkt is open.
supermarkt is dicht.
bakker is open.
bakker is dicht.
29 Wilt u taart?
Ja, lekker.
Dank u.
Alstublieft.
37
4.5
Mijlpaal
01 Hallo.
Hallo.
18 Past het?
Ja, het past.
19 Dank u.
Alstublieft.
20 Is het restaurant open?
Ja, het restaurant is open.
38
Alfabet
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
a
b
c
d
e
f
g
h
i
j
k
l
m
n
o
p
q
r
s
t
u
v
w
x
y
z
Index
In this index, each word is followed by the Core Lesson in which it occurs.
The number of times that the word appears in the lesson is enclosed
in parentheses.
En este ndice, cada palabra est seguida por la Leccin principal en que
aparece. La cantidad de veces que aparece la palabra en cada leccin
est entre parntesis.
In diesem Index steht nach jedem Wort die Hauptlektion, in der das
Wort vorkommt. In Klammern wird angegeben, wie oft ein Wort in einer
Lektion vorkommt.
Dans cet index, chaque mot est suivi de la Leon principale correspondante.
Le nombre de fois o le mot apparat dans chaque leon est indiqu
entre parenthses.
In questo indice, ogni parola seguita dalla Lezione principale
corrispondente. Il numero di volte che la parola appare in ogni lezione
indicato tra parentesi.
. .
s avonds
s middags
s nachts
s ochtends
aan
acht
achtendertig
achtenveertig
achttien
al
alle
alstublieft
Anna
Anne
apotheek
appartement
appel
appels
Arabisch
Australi
auto
autos
avond
baby
babys
badkamer
bakker
bal
ballen
bed
bedden
ben
bent
Bertrand
betaal
betaalt
betalen
bezoek
bezoeken
bezoekt
bij
binnen
blauw
blauwe
3.1(4)
3.1(4)
3.1(2)
3.1(5)
3.2(4)
2.1(6)
3.3(1)
3.3(2), 4.5(1)
3.1(3), 3.2(5)
4.4(3)
4.4(6), 4.5(2)
4.4(5), 4.5(4)
3.5(1)
2.3(1)
4.1(7), 4.4(1)
2.2(6), 2.3(6)
1.2(8), 1.3(2), 1.4(1), 2.1(2),
2.2(1), 3.2(1)
1.3(3), 1.4(3), 1.5(1), 2.1(3),
2.2(1), 4.2(4), 4.3(3)
3.3(15)
3.3(4)
1.2(6), 1.3(9), 1.4(1), 2.1(2),
2.2(10), 3.4(2), 4.1(6), 4.2(2),
4.3(3)
1.3(3), 4.1(1)
3.1(4)
2.1(2), 3.2(3)
2.1(1)
2.2(5), 3.4(4)
4.1(6), 4.4(2)
1.3(2), 1.4(4), 2.2(2), 3.4(3)
1.3(1), 1.4(2), 2.1(1), 3.1(1),
3.3(1), 4.4(3)
1.4(2), 2.1(1), 2.2(7), 3.4(1),
4.3(1)
1.4(2)
1.3(14), 2.1(10), 2.3(3), 2.4(11),
2.5(2), 3.1(5), 3.2(1), 3.3(3),
3.5(3), 4.4(2)
1.3(2), 2.1(7), 3.3(1), 4.4(1)
2.3(1)
4.3(1)
4.3(2)
4.3(9), 4.5(2)
3.2(2), 3.4(1)
3.2(1)
3.2(6)
2.3(8), 2.5(1), 4.1(16)
3.1(8), 3.5(1)
1.3(13), 1.4(2), 2.1(1), 2.4(5),
4.3(1)
bloem
bloemen
bloes
Blokland
blond
boek
boeken
boekwinkel
bomen
boom
bord
borden
borstel
borstelen
borstelt
bouwmarkt
Brazili
bril
Brink
broek
broer
broers
brood
broodje
broodjes
brug
bruin
bruine
buiten
camera
cheque
cheques
China
Chinees
chocola
computer
computers
concert
concertkaartje
41
contant
creditcard
creditcards
dag
dagen
dan
dank je
dank u
David
de
De Bruin
De Jong
De Vries
deken
dertien
dertig
deur
deze
dezelfde
dicht
dicht bij
dier
dieren
dinsdag
dit
dochter
dochters
doe
doen
doet
dokter
dollar
donderdag
dorst
draag
draagt
dragen
drie
drientwintig
drienveertig
drink
drinken
4.3(5)
4.3(4), 4.5(1)
4.3(1)
3.2(2)
3.2(5)
4.2(34), 4.3(3), 4.4(3)
2.4(6), 3.1(1), 3.2(2)
2.4(7), 3.1(3), 3.2(2), 3.5(1),
4.4(5), 4.5(4)
3.1(1)
1.1(61), 1.2(40), 1.3(75), 1.4(26),
2.1(15), 2.2(96), 2.3(25), 2.4(22),
3.1(13), 3.2(44), 3.3(10), 3.4(55),
3.5(4), 4.1(35), 4.2(52), 4.3(26),
4.4(35)
3.2(1)
3.1(1)
2.3(3), 2.4(3)
3.4(4)
3.1(4)
3.3(5)
2.2(4), 2.3(2), 3.2(2), 4.4(3)
2.2(2), 2.3(4), 3.1(4), 3.2(2),
3.3(9), 4.1(4), 4.2(2), 4.3(30),
4.4(34), 4.5(2)
4.4(6), 4.5(2)
4.4(8)
2.3(8), 2.5(1), 4.1(5)
3.3(3), 4.2(4), 4.3(5)
3.3(2), 4.4(1)
3.2(4)
1.2(16), 1.4(14), 1.5(2), 2.1(50),
2.2(12), 2.3(17), 2.4(4), 2.5(6),
3.1(2), 3.2(18), 3.3(8), 3.5(3),
4.1(4), 4.2(7), 4.3(15), 4.4(3)
2.1(7), 2.2(4), 3.4(2), 4.3(4)
2.1(3)
2.1(1), 3.2(3), 3.5(1)
3.2(6)
1.3(8), 1.4(1), 1.5(2), 2.1(1),
3.1(1)
1.3(11), 1.4(1), 2.1(1), 2.3(1),
3.1(1), 4.3(4)
4.2(5), 4.3(1), 4.4(1), 4.5(1)
3.2(4)
2.4(7), 2.5(2), 3.4(1)
1.4(3), 3.1(2), 3.4(2)
1.4(17), 2.4(8), 3.1(2)
1.4(3)
1.4(18), 2.1(3), 3.2(1), 4.2(2)
3.3(1)
3.3(1)
drinkt
droog
duur
duurder
duurst
Edwin
een
n
eenentwintig
eenenveertig
eet
eetkamer
Egypte
ei
eieren
elf
Ellen
en
Engels
enkele
er
eten
euro
even
familie
fiets
fietsen
film
Frankrijk
fruit
gaat
gast
gasten
geef
geeft
geel
42
geen
geld
gele
gezicht
gezichten
gezin
Giulia
goed
goedemiddag
goedemorgen
goedenavond
goedkoop
golf
golfen
gootsteen
gras
grijs
grijze
groen
groene
groente
groot
grootst
grootste
groter
haar
Haddad
hallo
hand
handdoek
handdoeken
handen
heb
hebben
heeft
heet
herfst
het
hetzelfde
hij
hoe
hoed
hoeden
hoeveel
hoi
hond
honden
honger
hotel
hou
houden
houdt
hout
houten
huis
hun
ik
in
is
Isabella
Itali
ja
43
jaar
Janet
Janssen
Japan
jas
je
jij
jonge
jongen
jongens
jonger
jongst
jou
jouw
jullie
jurk
jurken
juwelier
kaartje
kapot
kapotte
kat
katten
Kerkstraat
keuken
kijk
kijken
kijkt
kind
kinderen
kleding
klein
kleine
kleiner
kleinst
kleur
koffie
koken
kom
komen
kommen
komt
kookt
koop
koopt
kopen
kopje
kopjes
kost
kosten
koud
krant
kranten
kussen
kust
ladder
laken
lakens
land
lang
lange
langzaam
langzamer
laptop
leer
leerling
leerlingen
leert
lees
leest
lekker
lekkerder
lente
leraar
lerares
leren
44
leuk
leuker
lezen
Li
licht
lichte
lichter
lichtst
lig
liggen
ligt
Lima
Lin
loopt
lopen
lucht
luister
luisteren
luistert
lunch
lunchen
luncht
Maaike
maakt
maan
maand
maandag
maanden
maar
mama
man
mannen
Mark
Marktstraat
medicijnen
meer
meeste
Mei
meisje
meisjes
melk
meneer
mens
mensen
met
metaal
metalen
mevrouw
Michel
Michiel
middag
Mieke
mijn
minder
minste
mobiele
moe
moeder
mooi
mooier
mooist
Moskou
munt
munten
na
naar
nacht
nat
Nederland
Nederlands
nee
negen
negenendertig
negenentwintig
negenenveertig
negentien
New York
niet
nieuw
nieuwe
nodig
nul
ochtend
45
3.3(1)
3.3(6), 3.4(3), 4.2(1)
2.4(16), 3.1(5), 3.2(11), 3.4(4),
3.5(1), 4.3(12), 4.5(1)
4.3(7), 4.4(1)
4.3(4)
2.4(2), 3.1(1), 3.3(1)
3.2(1)
2.3(1)
3.1(4)
2.3(1)
2.1(38), 2.2(15), 2.3(13), 2.4(16),
2.5(3), 3.1(2), 3.2(14), 3.3(5),
3.4(10), 3.5(1), 4.1(7), 4.3(15),
4.4(5)
4.2(10), 4.4(5)
4.4(2)
1.4(3), 4.4(1)
2.4(6)
2.1(10), 2.2(5), 2.3(2), 2.4(1),
3.4(1), 4.2(2)
4.2(8), 4.5(2)
4.2(18), 4.4(2)
4.4(2)
2.3(4), 3.2(1)
4.3(1)
4.3(1), 4.4(4)
3.1(7), 3.4(2)
2.2(5), 3.2(1), 4.2(5)
3.1(3)
3.4(6)
2.3(4), 3.2(2), 3.3(2)
3.3(19), 3.5(2)
1.2(4), 1.3(1), 1.4(1), 2.1(2),
2.2(1), 2.4(6), 2.5(1), 3.3(2),
3.5(1), 4.1(2), 4.3(4), 4.4(5),
4.5(1)
2.1(7), 2.5(1), 3.2(1), 3.4(1),
4.2(1)
3.3(1)
4.2(1)
3.3(2)
3.1(4)
2.3(1), 3.3(1), 3.4(1)
1.2(13), 1.4(1), 2.1(3), 2.2(1),
2.4(4), 3.1(2), 4.1(2), 4.2(8),
4.4(8), 4.5(1)
4.1(2)
4.1(14), 4.2(2)
4.1(27), 4.3(3), 4.5(2)
2.1(3)
3.1(4)
om
oma
omdat
omhelst
onder
ons
ontbijt
ontbijten
ontmoeten
onze
op
opa
open
oranje
oud
oude
ouder
ouders
oudst
overhemd
paard
paarden
paars
paarse
pak
pakken
papa
papier
papieren
paraplu
pardon
Parijs
park
passen
past
Paulo
pc
Pei-chi
Pei-li
Peking
pen
Pengel
pennen
Peter
Pierre
plastic
poets
poetsen
poetst
politieagent
politieagenten
pond
Popov
proeft
proeven
raam
radio
Reem
ren
rennen
rent
restaurant
riem
riemen
rij
rijdt
rijst
rode
rok
Rome
rood
roze
ruiken
ruikt
Rusland
Ruud
Sandra
sap
Sara
schoen
schoenen
school
schoon
schrijf
schrijft
schrijven
sieraad
sieraden
sinaasappel
sinaasappels
sinaasappelsap
slaap
slaapkamer
slaapt
slapen
46
3.4(1)
3.4(4)
1.3(5), 1.4(1), 2.1(1), 2.3(1)
1.4(2)
4.2(4), 4.3(2)
2.3(1)
3.2(2)
3.2(2)
2.2(6), 3.2(1), 4.4(3)
2.2(7), 3.2(1), 4.1(1), 4.2(2)
3.3(1)
3.2(1)
1.1(6), 1.2(2), 1.4(1), 4.2(2)
1.1(13), 1.2(8), 1.3(1), 1.4(1),
3.1(2)
3.1(4), 3.2(2), 4.5(2)
2.4(6)
3.1(1), 3.3(1)
1.3(1)
1.2(9), 1.3(1)
1.2(7), 1.3(2), 3.2(3), 3.5(1), 4.4(3)
1.3(9), 1.4(2), 3.2(1), 4.1(2),
4.2(3), 4.4(1), 4.5(1)
1.4(6), 3.4(1), 4.2(2)
2.3(5), 3.2(1)
1.3(15), 1.4(3), 2.4(5), 4.2(4)
2.4(5), 3.4(4), 4.2(1)
3.2(2), 3.4(1)
3.2(9), 3.4(1), 3.5(2)
2.3(5), 3.2(1), 3.3(1), 3.5(1)
3.2(1)
3.5(1)
4.2(6)
2.3(2), 2.4(2)
2.2(1), 4.4(1)
1.4(8), 2.2(2), 2.4(1), 3.1(4),
4.2(5), 4.4(3)
3.1(5), 3.5(1)
3.4(8)
1.3(1), 2.1(1), 3.1(3), 3.3(2)
1.1(4), 1.3(1), 1.4(2), 3.1(2),
3.3(6)
1.1(3), 1.2(2), 1.4(1)
4.1(2)
4.1(7), 4.2(1), 4.3(2)
4.2(1)
4.2(6)
4.2(1)
2.1(1)
2.2(6), 2.3(3), 3.4(2)
1.2(9), 2.1(2), 2.3(1), 3.4(2)
1.2(2), 3.1(1), 4.2(1)
sleutels
smaakt
Smit
snel
sneller
sokken
speel
speelgoed
speelgoedwinkel
speelt
spel
spelen
spijkerbroek
spreek
spreekt
spreken
sta
staan
staat
stad
Stella
stoel
stoelen
straat
stropdas
stropdassen
supermarkt
taart
tafel
tafels
tanden
tandenborstel
tandpasta
te
telefoon
telefoons
televisie
tenen
tennis
tennissen
thee
tien
Tim
toilet
toneelstuk
tot ziens
trui
T-shirt
47
Vladimir
vlees
voet
voetbal
voetballen
volwassene
volwassenen
voor
vriend
vrienden
vriendin
vriendinnen
vrijdag
vrouw
vrouwen
waar
waarom
wakker
wanneer
warm
was
wassen
wast
wat
water
week
weken
welk
welke
welkom
welterusten
werk
werken
werkt
wie
wij
wil
wilt
winkel
winter
wit
witte
woensdag
wonen
woon
woonkamer
woont
wordt
wortel
wortels
Yu
zaterdag
zeep
zes
zesendertig
zesenveertig
zestien
zestig
zeven
zevenendertig
zevenenveertig
zeventien
ziek
ziekenhuis
zij
2.3(1)
4.1(5)
3.2(3), 3.4(1)
4.2(4)
4.2(6)
1.2(1)
1.2(5)
3.1(6), 3.2(2), 3.4(1)
2.1(2), 3.4(1)
2.1(1), 3.2(1)
2.1(3), 2.2(1), 3.2(1), 3.5(1)
2.1(2), 3.2(2)
3.2(5)
1.1(16), 1.2(9), 1.3(3), 1.4(9),
2.1(12), 2.2(11), 2.3(1), 2.4(7),
3.1(2), 3.2(5), 3.3(4), 3.4(8),
4.1(1), 4.2(10), 4.3(6), 4.4(3)
1.1(9), 1.2(1), 1.4(3), 3.1(3),
3.3(1), 4.1(1), 4.2(5)
2.2(9), 2.3(11), 2.5(3), 3.1(3),
3.2(3), 3.4(3), 3.5(3), 4.1(5)
3.4(13), 3.5(1), 4.1(3), 4.4(1)
3.4(13)
3.1(8), 3.2(1)
2.4(7)
3.4(9), 3.5(3)
3.4(4)
3.4(14)
1.2(8), 1.3(12), 1.4(8), 1.5(5),
2.1(2), 3.1(1), 3.2(2), 3.4(1),
3.5(2), 4.1(3), 4.2(5)
1.2(5), 1.3(1), 1.4(1), 3.2(1),
3.4(2)
3.2(2)
3.2(3)
4.2(8), 4.4(1)
2.4(6), 4.2(9), 4.3(1), 4.4(7),
4.5(2)
3.2(8)
3.1(3)
3.1(9), 3.2(4), 3.5(2)
3.1(8)
3.1(11), 3.2(2), 3.5(2)
1.4(13), 2.1(4), 3.2(2), 3.3(2)
1.3(9), 1.4(7), 1.5(1), 2.1(4),
2.3(9), 2.4(6), 2.5(1), 3.1(4),
3.2(3), 3.3(10), 3.5(2), 4.1(1),
4.3(2)
4.1(11), 4.3(5), 4.4(8), 4.5(3)
4.3(5), 4.4(3), 4.5(3)
4.1(4)
zijn
zit
zitten
zomer
zon
zondag
zonnebril
zoon
zoons
zus
zussen
zwaar
zwaarder
zwart
zwarte
zwemmen
zwemt
48
3.2(5)
1.3(21), 1.4(3), 2.4(1), 4.3(1)
1.3(2), 1.4(2), 4.1(1), 4.2(3)
3.2(3)
2.3(10), 2.5(2), 3.3(1)
2.3(14), 3.2(1)
2.2(10), 3.1(1), 3.2(1), 3.4(3)
2.3(2), 3.2(1), 3.4(2)
3.4(8)
4.2(1)
4.2(4)
2.5(1)
3.2(5)
3.4(4), 4.1(1)
1.4(9), 2.1(5)
3.3(1)
3.3(2)
3.1(4)
3.3(3), 4.2(1), 4.3(1)
2.1(6), 3.2(2), 4.2(1)
3.3(1)
3.3(2)
3.1(4)
2.4(7)
3.1(4), 3.2(1), 3.5(1), 4.1(1)
1.1(19), 1.2(28), 1.3(9), 1.4(5),
2.1(12), 2.2(3), 2.3(9), 2.4(4),
2.5(2), 3.1(9), 3.2(6), 3.3(9),
3.4(17), 3.5(2), 4.1(25), 4.2(5),
4.3(5), 4.4(2)
1.3(31), 1.4(52), 2.1(35), 2.2(12),
2.4(8), 3.2(8), 3.3(4), 3.4(23),
4.2(10), 4.3(11), 4.4(28)
2.2(24), 2.3(3), 4.4(1)
3.2(1), 3.4(2), 4.4(2)
3.2(5)
1.3(5)
3.2(5)
4.1(5), 4.2(2), 4.4(1)
2.1(7), 2.2(4), 3.1(1), 3.2(2),
4.2(2), 4.4(1)
2.1(4)
2.1(5), 2.2(5), 2.3(1), 3.2(2)
2.1(3), 3.1(2)
4.3(6)
4.3(1)
1.3(12), 1.4(5), 2.1(1), 2.4(4),
4.2(2), 4.3(1)
4.2(4), 4.4(1), 4.5(1)
1.1(4), 1.2(4), 4.2(1)
1.1(4), 1.2(3), 3.2(2)