Академический Документы
Профессиональный Документы
Культура Документы
w
S<
AA
V C D 7
A M P !
i w n
'
VAN'
M A L E I S C H E WOOR-DEN fN U I T D R U K K I N G E N
f
DIE IN D E N O M G A N G
M E T D E N
Net-Europesotn Militair
TE
PAS
KOMEN.
BIJEENGEZAMELD
DOOR
P. v. LAWICK v. PABST
IN
LEVEN
2
INWENDIGE
BUNDEL
DIENST, GARNIZOENSDIENST,
BUITEN DIENST.
~V^|FDE~DRUK~
Ifpf
V E R Z A M E L I N G
VAN
M A L E I S C H E W O O R D E N EN U I T D R U K K I N G E N
DIE
IN D E N O M G A N G
M E T D E N
Niet-Europeeschen Militair
TE
PAS KOMEN.
BIJEENGEZAMELD
DOOR
P. v. LAWICK v. PABST
IN
LEVEN
L U I T E N A N T - K O L O N E L DER INFANTERIE.
>
2
INWENDIGE
BUNDEL
DIENST,
BUITEN
VIJFDE
GARNIZOENSDIENST,
DIENST.
DRUK
INHOUD.
Bladz.
Inleiding
. 13
Soldij en menage
15
-Kleeding en wapening'.
. . . . 20
In de chambre.
25
28
Dagelijksche dienst
.30
Garnizoensdienst
32
Buiten dienst
;. 33
Eigenaardige uitdrukkingen
Telwoorden
38
!.
i . 39
40
. <. . 40
. . 45
I N L E I D I N G .
1.
D e laagi-maleische-taal i s m o e i l i j k
t e brengen,
van
eerstens
den A r c h i p e l
zeer
e n tweedens omdat,
het
hoog-maleisch
regels
wordt
dere reden
omdat
verschillend
waar
wordt
regels
deelen
gesproken
zij. n u e n d a n d e r e g e l s v a n
volgt,
afgeweken,
onder
zij! i n v e r s c h i l l e n d e
niettemin
zonder
dikwijls
dat daarvoor
v a n die
een an-
bestaat d a n de w i l l e k e u r v a n d e n spreker.
I n 't b i j z o n d e r i s d a t h e t g e v a l bij: b e t l a a g - m a l e i s c h ,
da,t
door
genen,
militairen
gesproken
wordt,
zelfs
zijn, e n d i e z i c h
door
die-
derhalve
kazerne-brabbel-
maleisch."
moeten
dan ook
De
aanwijzingen,
die hier
volgen,
Zij geven
s l e c h t s e e n m i d d e l a a n o m h e t beschaafde militair
maleisch
2.
s p o e d i g te
leeren.
D e woorden
itoe =
deze, dit,
moeten
de, het,
die,
achter het n a a m w o o r d
den,
waarbij
men
z e dikwijls v r het n a a m w o o r d
zij b e h o o r e n ;
den
z e o o k veelal geheel
dat
laag-
e n Lni
geplaatst wor-
i n het laag-maleisch
hoort
bezigen en wor-
weggelaten;
b. v .
3.
wordt
Het
meervoud
v a n zelfstandige
naamwoorden
6
De kok moet de Jcippen I KoJci mesti potong ajamslachten.
ajam.
Wanneer echter de duidelijkheid er niet door lijdt:
kan men ook i n het meervoud volstaan met het zelfstandige naamwoord nmaal uit te spreken; b. v.
De schoenen uittrekken.
j Boeka sepatoe.
4. Wanneer i n zinnen, zooals: het paard van den
majoor, de sleutel van de deur, enz. twee naamwoorden voorkomen, die ten opzichte v a n elkaar staan als
bezitter en bezitting, dan worden die. woorden onmiddellijk achter elkaar geplaatst en wel/eerst de bezitting
e m daarna de bezitter; b. v .
Het paard van den majoor. I Koeda majpr.
De sleutel van de deur.
\ Eoentji pintoe.
Is het woord dat den bezitter aanduidt, een voornaamwoord, dan wordt dit vastgehecht aan het eerste; b.v.
Mijn kind.
I Anaqkoe.
Uw kind.
Anaqmoe.
Zijn, haar kind.
\ Anagnja. .
Dikwijls en vooral als er v a n eene eigenlijke bezitting sprake is, wordt het achtervoegsel nja = zijn,
haar', aan het eerste woord verbonden; b. v .
Het paard van den majoor. | Koedan\a major.
Deze zinbouw komt dan overeen met de hollandscheuitdrukking de majoor z'n paard".
Het gebruik v a n nja is i n dergelijke zinnen zoo algemeen, dat 't ook wordt toegepast wanneer het tweede woord verzwegen wordt; b. v . sprekende over een
deur, d i e men openen w i l :
De sleutel is er niet.
\ Koentjin\a tida ada.
Het achtervoegsel nja heeft dan de beteekenis van.
* er van."
7
Een andere veel gebruikelijke wijze om de verhouding van bezitter en bezitting weer te geven bestaat m
het gebruik van het woord poenja, dat dan eveneens
tusschen de beide woorden wordt geplaatst, in dier
voege echter, dat nu de bezitter 't eerst en de bezitting 't laatst genoemd wordt; b. v.
Het paard van den majoor.
Mijn kind.
8
7. Woorden, die een bedrijf of eene bediening
aanduiden zooals: barbier, timmerman, enz. worden i n
bet maleisch vertolkt door het woord, dat het bedrijf,
de bediening of de hoofdgedachte er van aanduidt, te
laten voorafgaan door toekang; b. v.
Barbier.
IIiS
ren
Timmerman.
Kleermaker.
Het. is soms moeilijk te bepalen of men het voorvoegsel di dan wel ter moet gebruiken. In het laagmaleisch bezigt men meestal di, zelfs waar 't soms
duidelijk is, dat ter beter zou zijn.
9
Gebruikt men den passieven v o r m met behulp van
dij dan wordt i n den regel de persoon of de zaak
genoemd, waarvan de handeling uitgaat. Het woord,
dat die persoon of zaak aanduidt, komt dan achter
het werkwoord en wordt daarmee verbonden door het
voorzetsel oleh of pada; b. v .
Be kip wordt door den I Ajam dipotqngjaoa
kok geslacht.
koki.
(oleh)
| Kasih toeroen.
j Toeroenka.fi senaphan.
10
onderwerp van den z i n brengt i n den staat, die door
bet grondwoord wordt uitgedrukt; b. v .
De bamboe krom doen zijn
Bengkoqkan bamboe.
of buigen.
De hals van de jas wijd Longgarkan lehernja djas.
doen zijn of verwijden.
Is eindelijk het grondwoord de naam van een voorwerp, dan beteekent het samengestelde woord v a n dat
voorwerp gebruik maken; b. v.
Een sleutel gebruiken, op I Koentjikaa.
slot doen, sluiten.
Ook samenstellingen met het achtervoegsel i komen
dikwerf voor, die dan beteeknen iets voorzien v a n
de zaak of het voorwerp, wat door het grondwoord
wordt uitgedrukt; b. v . v a n garam zout wordt afgeleid garam = van zout voorzien, inzouten.
Het toepassen v a n deze samenstellingen is zeer
moeilijk. Men kan ze echter vermijden door eene omschrijving; b. v .
Laat het geweer zakken. Kasih toeroen senuphan.
Bekin (maken) bengkoq
De bamboe krom doen
bamboe.
zijn.
Bekin longgar lehernja
De hals van de jas wijd
doen zijn.
djas.
Het vleesch moet ingezou-Daging mesti ditaroh garam.
ten worden.
11. Het woord sama, dat met beduidt, wordt dikwijls gebruikt i n de beteekenis v a n aan; b. v .
Geef de sleutel aan den I Kasih koentji sama poefourier.
rier.
Aan wien schrijft gij? . | Sama sapa kow toelis?
11
12. E e n vragende z i n begint altijd met apa, tenzij daarin reeds eeri woord voorkomt, dat eene vraag
i n zich sluit, zooals dat het geval i s met de Woor
den kenapa = waarom, sapa = wie enz; b. v .
r
Djangan pegi.
Djangan pertjaja apa dia
bilang.
Djangan mandi di oedjan,
bijar djangan kow djadi sakit.
12
Hij is grooter dan zijn I Dia lebih besar deri bavader.
panja.
De overtreffende trap wordt gevormd door paling
vr, of sekali d a n w e l sendiri achter het bijvoegelijk naamwoord of bijwoord te plaatsen; b. v .
Hij is de grootste van al
Dia jang paling besar deri
zijne broeders.
soedaranja samoewa.
Wie heeft het best gescho- 8apa jang pasang bak
ten ?
sendiri?
16. Bij samengestelde woorden en woorden, die
te zanten n gedachte uitdrukken, komt het hoofdwoord altijd vooraan. Op grond hiervan gaat het zelfstandige naamWoord altijd het bijvoegelijk naamwoord
vooraf, waardoor 't nader bepaald wordt; b. v.
Horloge sleutel.
Koentji orlodji.
Eerste luitenant.
Litnan satoe.
Een groot huis.
Bemah besar.
17. Het Woord bijar, dat laten, vergunnen beteekent, wordt behalve i n die beteekenis veel gebruikt
ter vertolking v a n opdat. Voorbeelden zijn:
Laat ons gaan zitten.
Bijar kita-orang doedoeq.
Laat hem maar komen.
Bijar dia datang.
Pas goed op, opdat gij
Djaga baik-baik, bijar, koin rang stijgt.
w naik pangkat.
18. Ten slotte nog de opmerking: dat technische
en uitsluitend 'militaire uitdrukkingen meestal onvertaald blijven; zelfs dan wanneer ze i n 't maleisch
kunnen weergegeven worden, drukt mien zich tegenover den nieteuropeeschen militair toch verstaanbaar
uit, wannear men de hollandsche uitdrukking bezigt.
Men zegt dus peti koelit en kleedingtasch, sersan piket
en sergeant van de week, orang jang masoeq djaga
n opkomende wacht.
15
SOLDIJ E N MENAGE.
lste Les.
Hebt gij uw soldij al ontvangen?
In heb korting op mijn
soldij.
Hoe groot is uw schuld nog ?
De sergeant-majoor heeft
op den laatsten tractementsdag 10 cent ingehouden.
Laat dit papieren geld
wisselen.
Ik ontvang mijn soldij elken dag een vijfde.
Hij heeft schuld aan den
lande.
Ik dafrt dat mijne schuld
reeds was afbetaald.
2de Les.
Hoeveel betaalt gij i n de
menage?
Hoe sterk is de menage?
Twee man gaan heden uit
de menage.
Is het eten goed en genoeg?
16
Is er gisteren niemand i n
de menage gekomen ?
Ik ben nog niet verzadigd.
E r is een man, die over
het eten reclameert.
ssilHsrrlnn rlia
3de Les.
Aantreden om eten te haAantree ambil makanan.
len.
De fourier is juist naar | Poerier baroe pegi ka-goehet magazijn om rijst,
dang boewat ambil beazijn, koffie en zout te
ras, tjoeka, kopi dan garam.
halen.
Minta koentji goedang.
Vraag de sleutel van het
magazijn.
E r is een flesch soja ge- "Ada satoe btol ktjab petjah.
broken.
Sapoeloeh ramsoen soedah
Tien rantsoenen zijn reeds
di-ptong.
ingehouden.
Sersan menage beloem komDe menagemeester is nog
niet terug van de markt.
bali deri pasar.
D i a beli mahal.
Hij heeft duur gekocht.
Apa karoeng beras soedah
Zijn de rijstzakken al ver,di-djoewal?
kocht?
17
Heden is de zeevisch goedkcoper dan gisteren.
4de Les.
Vergeet niet de waarde
van de artikelen, die gij
gekocht hebt.
Hceveel kosten deze uien?
Mag op deze witte uien
(knoflook)
afgedongen
worden ?
Hebt gij die riviervisch
geteld?
Hier is een vischlucht aan.
Het is jammer: het afval
weg te gooien.
Laat 't maar verzameld
worden i n een emmer.
Dit vleesch is bedorven.
Als het vleesch van de
slachterij wordt gebracht
moet 't dadelijk ingezout
worden.
5de Les.
Het hout is vermolmd.
Leg het hout i n de zon
om te drogen.
18
De planton keuken mag
de keuken niet eigendunkelijk verlaten.
De eetketels
zijn
allen
schoon!
Het vleesch is niet gelijk
verdeeld.
Deze eetketel is nog leeg'.
Er ontbreken nog twee
eetketels i n de keuken.
Deze portie heeft te veel
peezen.
Gij moet de eetketels niet
eerder vullen.
6de Les.
penoeh
De keukengereedschappen I Bekakas dapoer
angoes.
zijn v o l roet.
De planton keuken moet
Planton dapoer' rriesti pariksa (nazien) itoe.
daarop letten.
Orang jang masoeq djaga
De opkomende wacht heeft
(lett. menschen die inal vooruit gegeten.
gaan wacht) soedah makan lebih dhoeloe..
[ A p a makanan soedah saIs het eten al klaar?
dija?
De soep smaakt naar rook. Sop bebaoe [rieken] asap.
Kenapa kow beloem beWaarom hebt gij nog geen
kin api ?
vuur aangelegd?
19
Het hout wil niet ontvlammen.
Het vuur is pas uitgedoofd.
De kok gebruikt te, veel
hout.
Het is te onvoordeelig het
hout in kleine stukken
te hakken.
Brand niet meer hout dan
noodig is.
7de Les.
De rijst wordt gestampt.
De rijst wordt gestoomd.
Is de rijst al gaar?
Het vleesch is nog niet
gebraden.
Laat aardappelen koken.
Het water kookt al.
Soep koken.
Doe de groenten in de
kookketel.
Deze rijst is niet genoeg
gewasschen.
De kippen moeten nog
geplukt worden.
De koffie moet gebrand
worden.
De koffie is aangebrand.
Beras ditoemboeq.
Beras dikoekoes.
Apa nasi soedah matong?
Daging beloem digoreng.
Soeroeh reboes kentang.
Aer soedah bedidih.
Masaq sop.
Masoeqkan sajoeran didalam ktel.
Beras ini tida sahpj ditjoetji.
Ajam-ajam lagi mesti ditjaboet boeloenja. (*)
Kpi mesti digoreng.
Kpi gsong.
20
8steLes.
Het vleesch is nog ongaar.
De aardappelen zijn te dik
geschild.
Het geBakt is niet fijn genoeg gehakt.
De kokosnooten mioeten geraspt en daarna met water uitgeperst Worden.
Het overblijfsel na uitpersing kan niet meer gebruikt worden.
De rijlsjt is: te zacht.
Vellen en peezen wegn^
men van het vleesch.
Laat de soep nog maar op
het vuur staan.
Het brood met boter besmeeren.
Voeg er nog wat bij.
bolh
KLEEDING E N WAPENING.
9de Les.
Is uwe kleeding passende?
Hebt gij reeds de vernieuwing ontvangen ?
Gij moet een witte broek
op schuld ontvangen.
A p a pakejanmioe
pas?
Apa kow soedah
barang baroe?
Kow mesti tarima
ptongan (lett.
soedah
tarima
dengan
ontvan-
21
Goederen verwisselen i n
het magazijn.
X a a t de soldaten de niet
passende broeken onderling verwisselen.
10de Les.
Hebt gij deze sprei op
vendutie gekocht?
D i e sabelkwast kan afgekeurd worden.
Laat uw haar knippen.
Straks moet gij u
scheeren.
laten
22
Gij moet uwe nagels knippen.
Hij ijs vrij van inspectie.
Baadt gij eiken dag?
Ik zoek een putemmer om
te baden.
Een hemd is bij den waschman.
De fuselier Abidin mankeert een boeseren.
Leer hem alle kleedingstukken op gelijke breedte vouwen.
11de Les.
23
Ik moet nog mijne schoenen
De
afborstelen.
schoenen
glimmend
mogen
niet
zijn.
Sepatoe
tida
blh
beki-
lap.
Zoolnja mesti
diganti ba-
roe.
12de Les.
De hakken zijn nog
Mijn
schoenriemen
bak.
weg.
ilang.
Tjelananja
terlaloe
pan-
djang.
Haal
uw
slaapbroek
op,
opdat
der
de
die
witte
wat
niet
on-
broek
te
zien zij.
De
(lett.
gen)
tjelana
bijar
tida
geef
stij-
tidoermoe,
kalihatan d i
mouwen
moeten
ver-
kort worden.
De
Kasih n a k
kan.
hals is te wijd.
Verplaats
de
knoop een
bovenste I Kantjing
weinig
naar
ngalih
terlaloe
longgar.
jang di-atas
ka-dalam
me-
sedikit.
binnen.
Uw
Dit
hemd
Kamedja i n i djamoeran.
is
Hier is * het
verweerd.
nummer niet
meer te zien.
poetsen.
boven buigen.
niet
Kow
mesti
gsoq
kan-
tjing d i pienggirnja.
soedah
tida kalihatan.
Di-sini nommemja
naar
K o w tida b o l h bengkoqkan
moe.
ka-atas
klep
tpi-
24
13de Les.
Uw
geweer
moet
beter
imtet s c h o o n w a t e r uitge-
pa
pompt
bresih.
De
worden.
kapmlesscheede
met
was
sama aer
wordt
S a r o n g *pedang d i g s o q s a -
inge-
zwart
wreven.
Dit
lebih bak
de was).
kapmes
i s beroest.
K a p m e s i n i a d a tahi besi.
U w p a t r o o n t a s c b i s v o l stof.
K o r n a m o e penoeh
De
Vizierkorrel
v i z i e r k o r r e l i s bescha-
aboe.
roesaq.
digd.
Hoe
lang
i s u w geweer-
r i e m i n de reparatie?
kow
geweerriem
ma-
s o e q (lett. ingaan)
repa-
ratie?
Mijn
gordelriem
is
pas
verwisseld.
Lk k a n m i j n
gordel
niet
doen.
riempje
v a n d e ge-
w e e r r i e m m a g n i e t zichtbaar
poenja
gordel
baroe
(lett.
d i toekar.
v a s t e r o m h e t lijf
Het
Saja
zijn.
Saja
vastbinden)
lebih r a p a t d i
geweerriem
tida
kalihatan.
14de Les.
[Wrijf
u w geweer
een
In
af met
d e n loop i s n o g kruit-
Hij k o m t altijd v u i l
De
onder
Di-dalam
Dia
ma
wapenen.
mend
senaphanmoe
worden.
sama
gemoeq.
bekas
slijmL
de
Gsoq
lap
vetlap.
loop
obat
selamanja
sendjata
misi
ada
pasang.
datang
sa-
ktor.
bekilap.
25
De naden van den patroontasch moeten nu en
dan met vet bestreken
worden.
Gij mjoogt uw ontlaadstok
niet gebruiken 6m den
loop uit te pompen.
De naad is- losgetornd.
Hoe komt bet, dat aan
deze lade zooveel krassen zijn?
IN DE CHAMBRE.
15de Les.
Goeloeng tikar.
Pakejan mesti* disiempan
di-dalam peti koelit.
Taroh senaphan di-mana
geweerrak.
26
16de Les.
De schoenen hangen niet
op de plaats.
De soldaten mogen een
particuliere kist onder
hun slaaptafels hebben.
Maar de kisten moeten gesloten zijn (meteen slot).
Leg den ransel op de
kleedingtaschstelling.
Neem dat vuile goed van
den grond op.
Het is het mijne niet.
De sergeant van de week
heeft order gegeven, dat
de geheele kamer moet
geswabberd worden.
Wanneer zijn deze muren
het laatst gewit?
Ik geloof i n de vorige
maand.
17de Les.
W i e heeft deze ruit gebroken ?
Ik weet ' f niet.
Doe versch zand i n de
spuwbakken.
Gooi dat v u i l niet links
en rechts neer.
27
Dit geweerrak is nog niet
afgestoft.
Gij moogt hier geen spijkers inslaan.
De smeerbakjes zijn gevuld door den magazijnsknecht.
Verzoek den sectiecommandant dat naamkaartje te vernieuwen.
iWie is kamerwacht?
18de Les.
28
Vergeet niet straks o m 10 I Djangan loepa nanti poeure twee lampen uit te
koel sapoeloeh boenoeh
maken.
doewa lampoe.
D r a a i de lampekous wat
Toer oen kan
(lett.
laten
neer.
zakken) soemboe lampoe
sedikit.
O R D E , TJJCHT E N Z .
19d Les.
D e luitenant A . beeft de I Litnan A . ada piket.
week.
Gij zijt verantwoordelijk
K o w tanggoeng (lett. invoor uwe sectie.
staan) deri sectiemoe.
De sergeant majoor heeft
Sersan major soedah bekin
daarvan rapportgemaakt
rapport deri itoe sama
aan den kapitein.
kaptn.
Neem behoorlijk de posiA m b i l positie bagimana
tie aan als u w suprieur
patoet, kaloe kapalamoe
met u spreekt.
betjara sama' kow.
- V o l g de orders op zonder
Toeroet parintah dengran
morren.
tida njmel.
Betoon eerbied tegenover
Toendjoek hormat
pada
elk hoogere i n rang.
sapa sapa, jang lebih
tinggi pangkatnja.
Degene, die goed oppast
Sapa-sapa jang djaga baik
kan i n rang stijgen.
bisa n a k pangkat.
Hij z a l spoedig gedegraDia nanti
lekas
Hang
deerd worden.
streepnja. (lett. zijn streep
verliezen).
Hij is met vier dagen proDia dapat hoekoeman amvoost gestraft om den
pat hari provoost, ma-
29
anderen dag te water
en rijst e n gesloten.
Gij zult zeker i n de 2
klasse v a n militaire discipline komen.
d e
20ste Les.
Pas op dat gij niet ge^
straft wordt.
Hij z a l voor den krijgsraad
terechtstaan, want hij
heeft zijn meerdere uitgescholden.
Gij spreekt zeer ongepast.
Is
hij "brutaal
tegenover
it?
Zijn u de krijgsartikelen
reeds voorgelezen?
30
21ste Les
Hij is nu en dan beschonken.
D e soldaat mag geen goed
verkoopen en amfioen
schuiven.
K o m rond voor de zaak
ujt.
Schaamt gij' u niet?
De fuselier Kairo mankeert
al 2 dagen.
Laat hem de boeien aandoen.
Zijt gij reeds uit uw arrest ontslagen ?
Klop aan de deur voor
dat gij binnentreedt.
Gij moet behoorlijker salueeren.
Hij is door de politie opgevat geworden.
^lSf
D A G E L I J K S CHE DIENST.
22steLes.
Opstaan als er reveille
blaast.
Breng uw slaapplaats i n
orde.
K o m vlug aankleeden.
I s ' u w escouade present?
Z i j n de plaatscorvers a l
naar de wacht geleid?
31
E r h e b b e n z i c h h e d e n morgen 3 m a n ziek gemeld.
Ik moet
i n het
opgenomen
hospitaal
worden.
slechts
pagi
ada
medicijnen
tiga
jang rapport
Saja
mesti
ingaan)
De officier v a n gezondheid
heeft
Ini
orang
sakit.
masoeq
roeman
(lett.
sakit.
T o e w a n dokter k a s i h
obat
sadja.
gegeven.
Hij
heeft
k w a r t i e r z i e k ge-
Dia
dapat kwartierziek.
kregen.
Lever
zijne
bij
den
goederen
fourier
in
in
de
K a s i h masoeq barangnja d i
g o e d a n g samla
poerier.
rustkamer.
Gij m o e t m e e o p h e t rap-
Kow
nanti
rapport
mandant.
dant.
mesti
toeroet
korps-comman-
23ste Les
De hoornblazer S i d i n vraagt
het
r a p p o r t a a n bij d e n
compagnies-commandant.
Op het
alles
middagappl
was
present.
S e l o m p r e t S i d i n m i n t a rapport
Tempo
De korporaal v a n d e week
juist
boekje
met het
middag
dienst.
Aantreden
poekoel sct-
lima
(lett.
5) s a m i o e w a
om
persen.
rond.
W i e komen heden
in
order-
compagnies-
appl
tengah
half
is
sama
commandant.
Sapa'
nanti
sor
dapat
dienst ?
om
te
exer-
Aantree
baris.
Compeni
bolh
ceeren.
De
compagnie
k a n inruk-
ingerukt.
ken.
Heeft
d e s e r g e a n t v a n de
Apa
sersan
bekin
piket
appl?
soedah
32
Waarom' roept gij niet I Kenapa kow tida panggit
In orde" als ik binnen I n orde" kapan akoe
kom?
masoeq?
GARNIZOENSDIENST.
24ste Les.
Degenen die op.... wacht
trekken moeten aantreden.
De afkomende wacht behoeft niet mee te exerceeren.
Ik stond o m 9 ure og_
post.
Voor het schilderhuis heen
en weer loopen.
Waarom roept gij den luitenant van piket niet
aan?
Een schildwacht mag zijn
post niet eigendunkelijk
verlaten.
Die schildwacht moet afgelost worden.
Voor straf een uur schilderen.
Laat de hoornblazer van
de wacht taptoe blazen
33
e Les.
Steek de lantaarn aan en
volg den ronde-luitenant.
Dat is het contresigne niet.
De wacht moet vlugger
in 't geweer komen.
Hij is door een patrouille
gearresteerd.
Een schildwacht op zijn
post aanranden.
Hebt gij' de wacht reeds
overgenomen ?
De arrestantenkamiers moeten gelucht worden.
Er mankeert een stel boeien.
Gij moet in de boeien gesloten worden.
Wie heeft de schilderlijst
weggenomen ?
De wacht overgeven aan
den oudsten soldaat.
BUITEN DIENST.
26ste Les.
Welke dag is 't vandaag? [ Ini hari apa? (lett. deze
dag welke).
De hoeveelste is 't van- j Ini hari brapa? (lett. deze
daag?
dag hoeveel).
34
Het is morgen de twaalfde.
Wanneer is 't tractementsdag?
Pas gisteren.
Over hoeveel dagen is 't
nieuwjaar?
Dat duurt nog lang.
Dinsdag over een week
krijg i k paspoort.
Dinsdagavond stond een
huis i n brand.
Hoe laat is 't?
Tien uur.
Kwart over tien.
Half a c h t
27ste Les.
Ik vertrek morgen middag
o m 12 uur.
Hij! komt morgen middag
om 4 uur t'huis.
Morgen ochtend ga ik weg.
Van morgen was 't erg koud.
(*)
35
36
Is daar geen brug ?
De brug is vernield door
bet hooge water (overstrooming).
Ik ben vermoeid.
Hij is op den w e g achtergebleven.
Laat ons i n de schaduw
van dien boom uitrusten.
29steLes.
Het regent een weinig;.
Het is maar een motregen.
37
30ste Les.
Hoe gaat 't?
Gaat 't goed?
Redelijk.
Onlangs heb ik koorts en
buikpijn gehad.
Bagimana ada?
Ada bak?
Sedang.
Tempo hari saja dapat sakit demam dan sakit
peroet"
31ste Les.
Deze pisangs kosten twe:
centen het stuk.
38
,Wt gij een geheele tros
koopen?
Mag ik afdingen?
Ik k a n ze niet goedkooper geven.
Anders heb i k schade.
Ik heb geen duit winst.
Hoeveel kost dat pak tabak?
Ik heb geen geld.
Ik zal aan u een gulden
leenen.
Ik heb v a n u reeds een
gulden geleend.
De waschman vraagt drie
centen per stuk.
EIGENAARDIGE UITDRUKKINGEN.
Een uitroep, welke medelijden of deelneming uitdrukt.
Een uitroep, welke verbazing uitdrukt.
Een uitroep, welke afkeer
uitdrukt.
Ik heb 't land op hem.
Kom!
Laat maar! (berusting).
Het komt er niet op aan.
Och kom! (verwondering).
Bedankt.
Kasihan!
39
Precies
hetzelfde.
Sama
djoega.
Satali tiga
oewang.
Het
is werkelijk
zoo.
Soenggoeh
miati!
Soeng-
goehan!
Geheel en
Het
In
al.
gaat je n i e t
aan.
sekali.
tra perdoeli.
Tra
wanorde.
Onzin
Sama
Kow
karoewan.
Betjara
praten.
ksong.
In e e n zaak b e t r o k k e n zijn.
Kena
perkara.
Er
Nanti
saja
z a l mij
een
ongeluk
dapat
tjilaka.
overkomen.
Ruzie
hebben.
Ada
G e r a a s m a k e n bij h e t k r a -
stori.
Gger-gger.
keelen.
Wat
is
Dat
er
aan
spreekt
Ik w e e t 't
Loop
te
doen!
Apa
v a n zelf.
niet.
naar
den
bolh
Soedah
boewat!
tantoe!
ij'!
Setahoe.
duivel!
Pegi
persjtan.
TELWOORDEN.
satoe,
doewa,
tiga,
delapan,
ampat,
anam,
toedjoeh,
10
sembilan,
11
sapoeloeh,
20
100
12
sabelas,
50
doewabelas,
72
5
lima,
436
1000
sariboe,
10000
s a r i b o e d o e w a r a t o e s t i g a b e l a s , s a l a q s a of s a p o e l o e h r i b o e ,
y*
saprapat,
%
satengah,
3
8
saperdelapan,
/4
tigaprapat,
40
DAGEN V A N DE WEEK.
Zondag.
Maandag.
Dinsdag.
Woensdag.
Donderdag.
Vrijdag.
Zaterdag.
Hari
Hari
Hari
Hari
Hari
Hari
Hari
Minggoe.
Senen.
Selassa.
Rebo.
Kemis.
Djoemahat.
Saptoe.
Lengtematen = Oekoeran.
=: 1 vadem, afstand tusschen
de vingertoppen van de
uitgestrekte armen.
elo compeni
=: Meter.
elo
: 1 Amst. el = 0.687 Meter.
kilan (uitspr. sakilan) == 1 span, afstand tusschen
de toppen v a n duim en
pink van de uitgespreide hand.
tebah
=: 1 handbreedte, alleen op
Midden-Java.
tangan (uitspr. satangan) =
een lengtemaat, waarmee
soms linnengoed gemeten
wordt bij verkoop i n 't
1 depah
1
1
i
1
1
MUNTEN.
41
1 kojang = 30 pikoel
1 batok = 1 klapperdop
1 ikot
1 bos
1 takker =
1 maat
Takkeran.
Gewichten == Timbangan.
1
1
1
1
pikoel
= 100 katti = 61,76 kilogr.
gantang W. en M. Java= = 10 = 6,176
gantang O. Java
= = 5 = 3,088
katti
= 0,617
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
ringgit
roepija
roepija tembaga
soekoe, satengah roep.
tali (uitspr. satali)
ketip, pitji, tj
teng. (uitspr. soteng)
kobang
sen
doewit
Munten = Oewang.
=
=
=
=
WOORDENLIJST
IJ S T
VAN DE
M E E S T
GEBRUIKELIJKE
W O O R D E N .
( ) Pasang (.schieten), geplaatst voor den naam van eenig voorwerp duidt eene handeling aan, waardoor dat voorwerp aan zijn
doel kan beantwoorden, b. v. pasang kareta - wagen inspannen,
pasang kantjing = knoop aannaaien, pasang tali = touw spannen,
pasang klamboe = gordijn ophangen, pasang bandera = vlas uitsteken.
s
()
2
46
Afspannen, boeka koeda
(lett. openen paard).
Afstammen, toeroen, zie
zakken.
Afstand, antara, djaoebnja,
zie ver.
Afstoffen, boewang aboe
(lett. weggooien stof).
Aftuigen, boeka pakejan
(lett. openen Meeding).
Afval, sisa.
Afvegen, ska.
Al, reeds, soedah.
Al, alle, allen, alles, samoewa.
Als, kaloe.
Altijd, slamanja.
Aluin, tawas.
Amboinees, orang Ambon
(lett. mensch Amboina).
Amfioen, madat, tjandoe;
schuiven minoem (lett.
drinken amfioen).
Ander, lan.
B .
Baard, ring, b r w ; (sik),
djenggoet.
Babbelen, mong-mong.
Baden, mandi.
Bakken, bakar, zie branden.
I ) Z i e Inleiding 7.
3
Bal, bola.
Bang, takoet.
Bank, bangkoe.
Barbier, toekang tjoekoer,
zie scheeren ( ).
Baren, beranaq, zie kind.
3
47
Bed, tampat tidoer (lett. Behoorlijk, pantes, patoet,
plaats slapen).
zie billijk.
Bedekken, toetoep.
Beitel, tatab.
Bederven, roesaqkan, zie
Bekennen, mengakoe.
bedorven ( ).
Beklaagde, sakitan.
Bediende, djongos, boe- ^Beloven, djandji.
djang.
Beminnen, tjienta.
Bedkoets, krib, tampat tiBeneden, bawah.
doer besi (lett. plaats
Benedenlanden, ilir.
slapen ijzer).
Beproeven, tjoba.
Bedorven, roesaq, zie beBericht, chabar.
schadigd, (in een staat
Berichten, kasih chabar
van ontbinding), boesoeq.
(lett. geven bericht).
Bedriegen, djoesta.
Bj5g, goenoeng.
Bedroefd, sakit bati (lett.
Beschadigd, roesaq, zie beziele hart).
dorven.
Been, (lichaamsdeel, kaki, Beschuldigen, kasih salah
zie voet.
(lflT geven schuld).
Beenderen, toelang toelang
Beslaan, (paard), pasang
Begeeren, kepingin.
besi, zie ijzer. (}).
Begieten, siram.
Besnijden, soenat.
Begin, permoela-an.
Bestormen, serang.
Begrafenis, petanaman.
Bestrijken, gsoq, zie wrijBegraven, tanam, zie planven.
ten.
Betalen, bajar.
Begrijpen, mengarti.
Bevel, parintah.
Behalve, melingken.
\ l .Beven, gem'etar.
Behoeven, oesab, korang, T Bewaren, siempan.
zie noodig, ontbreken,
Bewenen, gojang, begeraq.
onvoldoende.
(*)
2
48
Bezem, sapoe,
zie aanve-
gen.
Bil, pantat.
Biljart, manan bola (lett.
spel bal).
Boegis
Boei, boewi.
Boek, boekoe.
Boete, denda.
Billijk, patoet, zie behoorBoog, (schietwapen) panah.
lijk.
Boom, pohon.
Binden, ikat.
Boor, boor, penggiriq.
Binnen, dalam.
Boot, sampan, tambangan.
Binnengaan,
masoeq, zie
Bord, piring.
binnenkomen.
J _ B o r q _ s t a a n , tanggoeng.
Binnenkomen, masoeq zie
Borrel, slokki.
binnengaan.
Bitter, pabit.
Blad, daoen.
Blaffen, sonaeonff.
Blanketsel, bedaq.
Blauw, biroe.
-Blazen, tijoep.
Bleek, poetjat.
Blik, kaleng.
Bliksem, kilat, beledek, ge
ledek.
Blind, boeta.
Bloed, darah.
Bloedzuiger, lientah.
Bloem, kembang.
Bluffen, kotjaq.
Borst, dada.
Bosch, oetan.
Boter, mantga.
Boven, atas.
Bovenlanden, oediq.
Braadpan, kawali, wadjan.
Braden, goreng.
Braken, moentah.
Branken,
bakar, zie
bak-
ken.
49
Brief, soerat.
Buigen, bengkoqkan, zie
Bril, katja-mata (lett. glas
krom. ( )
oog).
Buik, peroet.
Broeder, soedaxa.
Buiten, loewar.
Broek, tjelana; slaap,. ^Bukken, (het hoofd), toentidoer; werk , pendeq.
doeq;
(het
geheele
Brood, r t i ; versch ,
lichaam), djongkoq.
Bureau, kantor.
baroe; oudbakken ,
Buskruit, obatpasang (lett.
lama.
middel schieten).
Brug, djembatan.
Bijl, kampaq.
Bruiloft, penganten.
Bijna, ampir.
Bruin, merab toewa, (lett.
Bijten, gigit.
rood oud).
Bijvoegen, tambah, GeverBrutaal, moeloet besar.
meerderen. .
Buffel, karbo.
2
C .
Cavallerist, hoesar.
Chevron, (distinctief) strip;
(langdurige dienst) sepron.
Daar, sitoe.
Daardoor, deri itoe.
Dadelijk, sebentar, lantas.
Dag, hari.
Dagelijks, saban hari (lett.
'elk dag), bari-hari.
Dagjicht, sijang.
Dak, 'pannen, genteng( )
5
()
5
Het woord dak kan niet vertaald worden; men noemt het
dak naar het materiaal, waarvan het vervaardigd is, aizoo
genteng atap. alang-alang enz.
50
Deken, wollen, selimoet
panas (lett. sprei warm)
Denken, (gelooven, veronderstellen), k i r a ; (herinneren) ingat; (peinzen),
pikir.
Deur, pintoe.
Dicht,' deket.
Die, (aanwijzend
voorn.),
itoe; (betrekkelijk voorn.),
jang.
Dief, maling.
Dienst, pekerdja&n, dines.
Dienst nemen, masoeq soldadoe (lett. ingaan soldaat).
Dier, binatang.
Dik, tebal, gemoeq, zie vet.
Dikwijls, sering-sering;.
Dit, i n i .
Dobjejen, mandadoe(lett.
spelen dobbelsteen).
Dobbelsteen, dadoe.
Doen, (uitvoeren),
bkin;
(laten), soeroeb.
Dokter, dokter; inlandsche
vrouwelijke, doekoen.
Dom, bodoh.
Donder, goentoer.
Donker, gelap.
Dood, mati.
Dooden, boenoeh, zie blusschen.
Doof, toeli.
51
Echtgenoot,
(m.), laki;
(vr.), bini, isteri ( ).
Eed, soempah, zie bezweren.
Eend, bbk.
Eenzaam, sepi.
Eerbiedig, dengan hormat
(lett. met eerbied).
.Eergisteren, kemaren dhoeloe (lett. gisteren te voren).
Eerst, lebih dhoeloe (lett.
meer te voren).
Eetketel, blek, blek makan, zie eten.
Ei, telor; gezouten, asin.
Eigen, sendiri.
Eigendunkelijk, dengan maoenja sendiri (lett. met
zijn wil eigen).
Eigenlijk, sebetoelnja, zie
juist.
Eiland, poeloe.
6
52
Feest, pesta.
Flauw, (smakeloos), tawar;
(uitgeput), lesoe; (la),
ketjil hati (lett. klein
hart).
Flesch, btol.
Flink, gagah.
Fluisteren, bisiq-bisiq.
Fluit, soeling.
Foelie, kembang pala (lett.
bloem muskaatnoot). Fooi, persen.
. ,
G.
Gaan, pegi.
- Geleiden, hantar.
Gaar, miatang, zie rijp Gelooven, pertjaja.
Galoppeeren, tjongklang.
Gelukkig, slamat beroenGaren, benang.
toeng.
Garnaal, oedang.
Gelukwenschen, kasih slaGast, tamoe, daj.
mat (lett. geven gelukGebergte, goenoeng.
kig).
Gebit, (hoofdstel), kendali Gelijk,
(zooals) seperti;
Gebruiken, pakj.
(evenveel), ^amla banjaq;
Geel, koening.
. (tegelijk) sama rata.
Gehakt, pergedel.
Gemachtigde, wakil.
Geheel, sama sekali (lett
Gemakkelijk, gampang.
met eenmaal).
Gember, dja.t.
Geit, kambing.
Generaal, djindral; (luiteGek, gila.
nant l i m a n ; maGelaat, mioeka.
joor, major).
Geld, oewang.
Genist, sappir.
Geldzak, kantong.
Genoeg, sampj.
53
Gereedschappen, bekakas.
Getuige, saksi.
'Gevangenis, boewi.
Geven, kasih.
'Geweer, senaphan.
Gewennen, bkin bijasa, bijasakan, zie gewoon. ( )
Gewoon, bijasa.
Gewoonte, adat.
Gezag, koewasa.
'Gezicht, moeka. .
Gezond, n a q badan (lett.
lekker lichaam).
Gezwel, bengkaq.
Gierig, skagger.
"Ginds, sana.
Gistereii, .kamaren.
Glad, litjin.
Glas, gelas, katja.
Glimmend, bekilap.
God, Allah.
Goed, bak.
Goederen, barang-barang,
zie artikelen.
2
Goedkoop, moerah.
Goochelen, soelap.
Gooien, boewang, limpar.
Goot, got.
Gordijn, klamboe.
Goud, maas.
Gouvernement van N. I.,r
compeni.
Graat, doeri, zie doornGras, roompoet.
Grasmes, arit.
Griffel, grip.
Grijs, warna aboe, zie
kleur, asch.
Groen, idjoe.
Groenten, sajoran.
Groet, tab, sembah. ( )
Grof, kas ar.
Grond, tanah.
Groot, besar.
Grootmoeder, nnh, matjang.
Grootvader, kak, patjang.
8
H .
Haak, gat.
Haar, rambqet.
Haastig, kesjbehsoeh.
Hagedis, huis,
tjitjaq;
veld, kadal.
Hakken, tjientjang.
Hakmes, golok, piso tjientjang.
Halen, ambil, zie nemen.
Hals, lher.
(8) Sembah is een groet van een iniander tegenover meerderen, bestaande in het voorover buigen van hoofd en bovenlijf en
3iet samenvoegen der handen vr het gelaat.
54
Halsdas, dasi.
Hamer, martil.
Hand, tangan.
Handgemeen, bekalahi, zie
vechten.
Handteekening, tanda tangan, (lett. teelten hand).
Handschoen, sarong tangan,
(lett. omhulsel hand).
Hangen, gantoeng.
Hard, keras, zie streng.
Hart, gemoed, hati; (ingewand) djantoeng.
Haten, bentji.
Hebben, poenja, zie bezitten, ada, zie zijn. ( )
Heden, i n i hari (lett. deze
dag).
Heen en weer, bolak-balik.
Heer, toewan.
Heet, panas.
Heg, pagger.
Helder, terang.
Helpen, toeloeng.
9
'
t
Hemd, kamdja,
Hersenen, oetaq.
Hert, mendjangan.
Het, itoe.
Heuvel, boekit.
Hiel, toemit, toengkah.
Hier, sini.
nderlaag, adang; in
liggen, beradang.
Hoe, pegimana, kaja apa
(lett. zooals wat).
Hoef, koekoe.
Hoekig, pesagi; vier, ampat pesagi.
Hoer, soendel.
Hoesten, batoeq.
Hoeveel, brapa.
Hoewel, maski.
Holander, blanda, zie Europeaan.
Hond, andjing.
Honger, lapar.
Hoofd, kapala.
Hoofdkussen, bantal.
19) Daar in 't maleisch eene eigenlijke vervoeging van de werkwoorden niet bestaat, worden hebben en zijn als hulpwerkwoorden
nooit vertaald. Het werkwoord wordt gewoonlijk zonder toevoeging van een hulpwoord in den oorspronkelijken vorm gebruikt,
onverschilling of de werking nog piaats vindt dan wel voorbij is. Is 't echter voor de duidelijkheid volstrekt noodig te doen
uitkomen, dat de werking afgeloopen is, dan laat men het werkwoord voorafgaan door = soedah al, reeds. In de voorafgaandelessen wordt dit door tal van voorbeelden duidelijk gemaakt.
55
Hoofdstel, koelit kedali
(lett. leder gebit).
Hoog, tinggi.
Hoogte, katinggi-an.
Hooren, dengar.
Hoorn, horn, selompret.
Hoornblazer, selompret, zie
hoorn.
-Hopen, harap.
nnoge, onoaji.
Hospitaal, roeman
fTTT 7 i s Geit).
sakit
inlandsche
nja.
-pHuren, s w a
.... dia.
v.
Hij,
I.
Jaar, taboen.
Jammer, sajang.
Jas, djas.
Javaan, orang Djawa (lett.
mensch Java).
Jenever, sopi.
Jeuk, gatal.
Jokken, djoesta.
Jong, moeda.
56
Jongen, (eur. kind), sinjo.
Juweel, ientan.
(io).
Juist, betoel.
Jij, kow.
( ).
u
K .
Kaal, goendoel.
Ketenen, pakj boewi, (lett.
Kaars, lilin.
aandoen boei).
Kaas, kdjoe. ( )
Keuken, dapoer.
Kalk, kapoer.
Keukengereedschappen, beKam, sisir; fijne, serit.
kakas dapoer.
Kamerwacht, kamarwak.
Kies, gigi besar (lett. tand
Kammen, sisir; zie kam
Kaneel, kajoe manies (letter'Kiezen, pilib.
hout zoet).
Kikvorsch, kdq.
Kanon, marijam.
Kin, djanggoet.
Kantoor, kantor.
Kind, anaq.
Kapitein, kaptn;
van Kindermeid, baboe.
politie, politie.
Kip, ajam.
Kapoen, ajam kebiri.
Kist, peti.
Kapstok, Sffmpiran.
Klaar, sadija, habis.
Kar, goederen, grobak. - 'Klagen, klag, mengadoe.
Karwats, samboeq.
Klasse van discipline, klas
Kat, koetjing.
doewa.
Kazerne, tangsi.
Kleeding, pakjan.
Kfinnen, (bekend zijn), ke- Kleedingtasch, peti koelit
nal; (weten), bisa, taboe.
(lett. kist leder).
Kerk, grdja.
Kleerborstel, sikat pak-JLc
jan.
12
57
Kleermaker, toekang mendjait, pakejan,
zie
naaien kleeding ( ).
Klein, ketjil.
Kleinkind, anaq tjoetjoe
Klemmen, djepit.
Kleur, warna.
Kleurling,
(man)
sinjo;
(vrouw) nonna.
Klimmen, nak.
Klok, lontjeng.
Knap, pienter.
Knevel, koemis.
Knie, loetoet, dengkoel.
Knippen,
goenting,
zie
schaar; het haar, ptong ramboet, zie snijden.
Knoop, kantjing.
Koe, sapi, sampi.
Koek, kw-kw. ( )
Koevoet, lienggis.
Koffie, kpi.
j
Kogel, plor.
Kok, kki.
Koken, masaq, reboes, bedidib
Kokosnoot, kalapa.
Kolonel, kornel.
Komen, datang.
Komkommer, ketimoen.
Koning, radja.
3
1S
Koningin, ratoe.
Kookketel, ketel.
Koopen, beli.
Koorts, demam.
Koper, (geel) koeningan;
(rood), tambaga.
Kopje, mangkoq.
Korporaal, kopral; van
aflossing, kopral aplos.
Kort, pendeq.
Korting, ptngan.
Kosten, harganja, zie waarde.
Koud, dingin.
Kous, kas.
Kraag, krag.
Kraai, gah, boeroeng gagah zie vogel.
Kraam, warong.
Krabben, garoeq.
Krachtig, qoewat.
Kras, (streep), garis.
Kreeft, kepiting.
Krekel, djangkriq.
Kreupel, pientjang.
Krokodil, boaja.
Krom, bengkoq.
Kruiderijen, boemboe-boemboe.
Kruidnagelen, tjengkh.
Kruis, bientang.
58
L
Laag, (dichtbijden grond),
rendah.
Laars, stiwel.
Laat, lat.
Laatste keer, pengbabisan,
zie klaar.
Lachen, ketawa.
Ladder, tangga, zie trap.
Laden, i s i .
Laf, ketjil hati (lett. klein
hart).
Lamp, lampoe.
Lampeglas, gelas lampoe,
semprong.
Lang, (lengte afmeting),
pandjang; (tijdduur), lama.
Langs, sepandjangnja.
Langzaam, plan-plan.
.-Lans,- toembaq.
Lantaarn, lantera.
Lastig, soesah.
Laten, soeroeh.
Leeg, ksong.
Leelijk, djelek.
Leenen, piendjam.
Leeren, (kennis opdoen),
adjar (onderwijzen), kasih adjar.
Leergoed, barang koelit.
Lejr, bola-tantara.
Leggen, taroh.
Legmatje, tikar.
Lei',' batoe toelis (lett. steen
schrijven).
Lek, btjor.
Lekker, naq.
Leksteen, saringan.
Lendenen, pienggang.
Lepel, sendoq.
59
Leunen, sender, sander.
Leven,
(in tegenstelling
van sterven), hidoep;.
(luidruchtig) roesoeh.
Lever, hati.
Lezen, batja.
Lichaam, badan.
Lied, njanji-an, pantoen.
Lief, manies.
Liefhebben, tjienta.
Liegen, djoesta.
Liggen, tidoeran, zie sla pen: voorover mengoeroep.
Links, kiri.
Lint, pita.
Lip, bibir.
Litteeken,
bekas
loeka,
(lett. merk wond).
Logeeren, mondoq.
Logement, roemah makan
(lett. huis eten).
Lommerd,
roemah gadj |
60
I
Mak, djinaq.
Maken, bkin, boewat.
Maleier.
orang melajoe.
(lett. mensch maleisch).
Maleisch, melajoe.
Man, orang l a M (lett. mensch
man).
61
Moorden, boenoeh zie blusMug, njamoeq.
schen; verwoed, amok. Muil, (slof), tjenella.
Morgen, besoeq.
Muildier, koeda kaldj, stiMorgenstond, pagi.
lor.
Morren, njmel.
Muis, tikoes, zie rat.
Moskee, mesigit.
f-Muite|ing, brandal.
Motregen, oedjan gerimis.
Muskaatnoot, pala.
Mouw, tangan, zie hand
Muur, temboq.
IV.
Naad, pendjatan.
Naakt, telandjang.
Naaien, mendjat.
Naald. diaram
Neus, idoeng.
Nieren, giendjel.
Niet, tida, trada, tra, boekan.
Naarstig, radjin.
Nieuw, baroe.
Naast, sahelah.
Nijptang, kakatoewa.
Nacht, malam.
Nog, lagi; zijn, m i s i ;
Nagel, koekoe.
niet beloem.
Namiddag, sor.
Noodig, perloe, mesti, zie
Nat, basah.
moeten, korang, zie onNauw, sesek.
voldoende, ontbreken, beNauwelijks, baroe.
hoeven.
Nauwkeurig, betoel
jJ-Nooit, tida sekali (lett. niet
Navel, poesat.
eenmaal).
Nazien, pariksa.
Noord, laoet, oetara, lor.
Nederlaag, k a l a h ; lijNu, sekarang.
den, dapat kalah, zie
Nu en dan, tempo tempo.
krijgen.
Nummer, nommer.
Neergooien, limpar.
Nummeren, nommeri.
Neerzetten, taroh.
Nut, goena.
Nemen, ambil, zie halen
Nuttig, bergoena.
62
O.
eten ochtend).
Ochtend, pagi.
Onthouden, ingat.
Oester, tiram.
-LOntkennen, meniangkal.
Officier, opsir.
-[-Ontmoeten, ketemoe.
Olie, minjaq.
Ontslag, lepas, zie los.
Olifant, gadjah.
Ontvangen, tarima.
Oliefleschje, btol minjaq.
Ontvlammen, menjala.
Om, boewat, poer, akan.
Ontzag hebben, takoet, zie
Omdat, sebab.
bang,
Omhelzen, peloeq.
Onvoldoende, korang, zie
Omroeren, adoeq.
noodig.
Omsingelen, ngempoeng.
Onvoordeelig, roegi.
Onbeleefd, korang patoet,
Oog, mata.
(lett.
onvoldoende beOogenblik, waktoe tempo;
hoorlijk).
(eew oogenblik, even) seOnder, bawab.
bentar.
Onderling, satoe sama laOok, djoega.
m~(lett. een met ander).
Oor, koeping.
Onderwerpen, mengalabkan.
Oorveeg, tempiling.
Ondeugend, nakal.
Oorlog, perang.
Oneerbiedig, korang horOorring, anting.
mat (lett. onvoldoende
Oorsieraad,, kraboe.
eerbied).
Oost, tinior w t a n .
Oneven, gasal, gandjil.
Opbergen, siempan.
Ongaar, mentah.
UOpdat, bij ar so epaja.
Ongelukkig, tjilaka.
Open, teboeka.
Ongemakkelijk, soesah.
Openen, boeka.
Ongeveer, kira-kira.
Ophouden, berhenti.
Onkosten, belandja.
Opnemen, angkat^oengoet,
Onlangs, baroe, tempo hari.
zl optillen, oprapen.
Ontbreken,
korang,
zie
Oppassen, djaga baik (lett.
noodigwacht goed).
Ontbijt, makanan pagi (lett.
3
63
Oprapen, poengoet.
Oud, toewa lama.
Oprecht, teroes terang (lett.
Ouders, orang toewa (lett.
rechtuit
duidelijk).
mensch oud).
Oprollen, goeloeng.
<L Overgeven, (een dienst),
Opstaan, bediri.
kasih tarima (lett. geven
Optillen, angkat.
i-. ontvangen);
zich, seOptoomen, pasang hoofd
rahkan, diri.
stel. (i)
Overloopen, (desertie), lari
Opvatten ,(arresteer en), pkamoesoeh (lett. wegloogang, tangkap.
pen naar vijand).
Opvolgen, toeroet.
Overmorgen, hari loesa.
Opvouwen, lipat.
Opzadelen, taroh sella (lett: .Overnachten, menginap.
Overnemen, (een dienst),
leggen zadel).
tarima, zie ontvangen.
Opzettelijk, sengadja.
Opziener, mandor.
Oversjteken, (een rivier),
Orde, (regeling), atoeran;
njabrang.
militaire Willems, bien
Overstrooming, bandjir.
tang tandjoeng (") zie -^Overwinnen, menang.
ster.
Overwinning, kamenangan.
Orer,(bevel), parintah.
Overzijde, sabrang.
- Paal, tijang zie pilaar.
I Pak, boengkoesan.
Paar, pasang.
Pantoffel, tjenella.
Paard, koeda; bij de handPap, boeboer.
sche , k i r i ; draag
Papier, kertas.
, pikoel; rij ,
Parapluie, pajong.
toenggang; trek taParasol, pajong ketjil (lett.
r i k ; van de handsche
parapluie
klein).
, kanan.
Parel, moetijara.
Paardedeken, k a m boeloe.
Particulier, (burger burPaarsch, woengoe.
gerlijk), prhiman.
(16) Tandjoeng is de naam van een boom waarvan de bloemen
eenige gelijkenis hebben met een ridderkruis.
64
grond plat).
Pas, (niet lang geleden),
Plukken, (een bloem)
baroe.
metik; (veeren), tjaPassend, pas.
boet, boeboet.
Patroontasch, korna.
Plunderen, rampas.
Pauw, meraq. ( )
Poetsen, gosq.
Peezen, oerat.
Pokken, tjatjar.
Pen, pna. su.
Portie, bagjan.
Peper, meritja, lada.
Praten,
betjara, mongPilaar, trjang, zie Paal.
mong.
Pink, djari ketjil, maPrent, gambar.
nies, kelingking.
Present, (aanwezig), perPisjool, pistol.
sen, ada, zie, zijn.
Pit, bidji.
Priester, penghoeloe.
Plaats, tampat.
Prikken, toesoeq.
Plaatscorveer,
orang
Proeven, tjoba, itjip.
plaats corvee.
Plaatsen, taroh, zie neer- I Puist, bisoel.
! Punt, oedjoeng.
zetten, leggen.
_Liput, soemoer.
Plagen, ganggoe.
L Pijij anaq panah (lett.
Plank, papan.
(kindboog).
Planten, tanamL
Pijn, sakit.
Plat, tjper.
_ tPlein, tan ah lapan (lett. Pijp, pvpa.
1T
R.
I Raspen, paroed, zie rasp.
Raam, djandella.
Raken, kena.
Rat, tikoes, zie muis.
Rand, pienggir.
Rattenkruit, warangan.
Rajig, pangkat.
Recht, teroes.
Rantsoen, ramsoen.
Rechts, kanan.
Rapport maken, bkin rap
Reclameeren, (Magen) klag,
port.
reklamir, mengadoe.
Rasp, paroed.
(17) Niet te verwarren met mrah = rood.
65
Ronduit, teroes terang, zie
oprecht.
Rood, mrah. ( )
Rook, asap.
Roosteren, panggang.
Roover, ktjoe. ( ),
Rotting, rotan.
Rug, belakang, zie achter.
Ruiken, tijoemi, zie kus.
Ruilen, toekar, ganti, zie
aflossen, verwisselen.
Ruit, (venster), katja.
Rustkamer, goedang.
gen, njipat (afkomstigJ, Rjjk7"kaja.
lijn, regel).
van sipat
Rijksdaalder, ringgit.
Ridderorde
bientang zie
Rijp, matong, zie gaai*.
ster.
Rijst, (als- plant), padi;
Rieken, bebaoe.
(in den bolster), gabah;
Ring, tjientjin.
(ontbolsterd ongekookt)
Rivier, kali.
beras; (gekookt), nasi;
Riviermond, koewala
een bijzonder soort, kleRoepen, panggil.
verig na gekookt te zijn),
Roest, tahi; ijzer
beras (nasi) ketanl
Recruut, orang baroe (lett.
mensch nieuw).
Redelijk, sedang.
Reeds, soedah.
Rengageeren, teken lagi
(lett. teeltenen weer).
Regen, oedjan; mot ,
gerimis.
Richten, een schietwapen
), mik, mitar, zie mikken ; eenige voorwerpen
in eene rechte lijn bren-
besi.
Roet, angoes.
Rond, boendar.
Rondgaan, koeliling.
l8
19
Rijststoomton,
ton koekoesan.
Rijstveld, sawah.
Rijstzak, karoeng beras.
8.
Sabel, pedang.
Sabelkwast,
koewas pedang.
66
Schaap,kambing.
Schaar, goenting.
Schade, roegi.
Schaduw, bajangan. ( )
Schamen, maloe.
Sche.de, kapmes, sarong
pedang (lett. omhulsel
sabel).
Scheef, serong, zie schuin.
Scheiden, betjerj.-yScheren, tjoekoer.
Scheuren, robq.
Schimmel, kbeda dauq, zie
paard.
Schieten, pasang.
Schil) koelit.
Schilderhuis, roemah skilwak, mlonjet (lett. huis
schildwacht, aap).
Schilderij, gambar.
Schildwacht, skilwak.
Schillen, koepas.
Schip, kapal; oorlogs,
perang.
Schoen, sepatoe.
20
Schoenborstel,
sikat sepatoe.
School, skola.
Schoon, bresih.
Schop, skop; (inlandsch
model) patjol.
Schorpioen, kaladjenking.
Schouder, poendah.
Schreeuwen, beterjaq. -*
Schreien, nangis.
Schrikken, gaget.
Schroefdraaier, skroepdra,
pefih".
Schuin, miring, srong, zie
Scheef.
Schuld (verkeerdheid) salah; (debet), oetang.
Schuren, gsoq.
Schurft, koreng.
Schrijven, toelis.
Schrijver, djoeroe toelis,
zie schrijven. ( )
Seizoen, moesim.
Sergeant, sersan; majoor, sersan major.
21
(20) Bajangan is alleen gebruikelijk, als men een schim bedoelt, b. v. de schaduw van iemand tegen een muur.
Uitdrukkingen als: In de schaduw loopen, of in de schaduw van
een boom zitten, moeten met een omschrijving weergegeven worden.
AIzoo zegt men djalan di dingin=loopen in koud, doedoeq di bawah pohon = zitten onder boom.
(21) Djoeroe wordt altijd verbonden met een ander woord, en
duidt dan den persoon aan, wiens ambt of bezigheid wordt aangegeven door het tweede woord.
67
Sik, djenggoet.
Sits, tjita.,
Sjouwer, koeli.
Slaan, poekoel.
Slaapplaats, tampat tidoer
(lett. plaats slapen).
Slaaptafel, mdja tidoer
(lett. tafel slapen).
Slachterij, ptngan.
Slagen, djadi, zie worden.
Slang, oelar.
Slap, (niet gesterkt) kendor; (zacht, week), lembeq; (zwak, buigzaam),
lemas.
Slapen, tidoer.
Slecht, djaliat, tida bak
(lett. niet goed).
Slaperig, ngantoeq.
Slechts, tjoema sadja, zie
maar.
Sleutel, koentji.
Sluiten,
(dicht
maken),
toetoep; (op slot doen),
koentjikan,
zie
sleutel. (*)
Smaken, rasa, zie voelen
Smakelijk, rasa naq (lett.
smaken lekker).
Smal, ketjil, zie klein, tida
lbar, (lett. niet breed).
Smeersel, (voor lederwerken),
smir itam,
zie
zwart; (voor vuur - en
68
Spoedig, lekas.
Sprei, selimoet.
Spreken, betjara.
Springen, meloempat, belontjat.
Spuwbak, tampat loedab
(lett. plaats speeksel).
Spuwen, loedah, zie speekselSpjjker, pakoe.
Staan, bediri.
Staart, boentoet.
Stad, kota, negeri.
Stal, stal.
Stampen, toemboeq, banting.
Steel, tangkj, gagang.
Steen, batoe.
Steken, toesoeq, tikam.
Stem, soewara.
Ster, bientang.
Sterk, (aantal) uitdrukkende), banjaqnja, zie
veel; (krachtig), qoewat.
Sterkte, (versterkte plaats),
benteng.
Sterven, mati, meningal. ( )
Sti|, diam.
Stinken, bebaoe boesoeq
(lett. rieken bedorven).
Stipt, betoel.
Stoel, krsi.
Stof, aboe.
Stokvisch, ikan kajoe (lett.
visch hout).
Stom, (sprakeloos) bisoe;
(dom) bodoh.
Stoomen, (van rijst), koekoes.
Stormenderhand innemen,
menggagahi.
Straf, boekoeman, strap.
Strafexerceeren,
baris
strap.
Straffen, kasih hoekoeman
(lett. geven straf).
Straks, nanti.
Streng, keras, zie hard.
Stroozak, stroozak, bolzak.
Stukrijder, orang streng.
Stutten, gandjil.
Suiker, goela.
Suikerriet, teboe.
Tabak, tambako.
Tafel, mdja.
Tak, tangkj.
Tamarinde, asam.
Tamboer, tamboer.
22
69
Tarwe, turksche , dja- Timmerman, toekang kajoe,
goeng.
zie hout. ( )
Teeken, tanda.
Tin, timah.
Teen, djari kaki.
Toen, tempo.
Tegenover, sabrang.
Toestaan kasih, zie geTegenspreken, lawan beven.
tjara (lett. verdedigen
Toezien, pariksa.
spreken).
Tolk, djoeroe basa. ( ) .
Tellen, itoeng.
Toonen, toendjoeq.
Tenue, p a k j a n ; groot ,
Tong, lida.
besar; exercitie , baTouw, tali.
r i s ; klein , hari hari,
Traan, minjaq ikan (lett.
zie dagelijks.
olie visch); (uit het oog),
Termstreep, sepron.
aer mata (lett. water oog).
Terstond, lajitas.
Tractement, gadji.
Terugkeeren, kombali.
Trap, tangga, zie ladder.
Terugjcekken, (retireeren),
Trekken, tarik.
moendoer, zie achteruit.
Trom, trom.
Tevreden, senang, tarima,
Trouwen, kawin.
zie ontvangen.
Tevredenheid, kasenahgan.
Tuin, kebon.
Thee, th.
Tuinman, toekang kebon,
Tijger,
matjan; gevlekte
zie tuin. ( )
, toetoel.
Twisten, tjerwet.
U,
Ui, bawang; (witte, knof- Uitpersen, peros.
look), bawang poetih.
Uitpompen, pompa.
Uitdooven, boenoeb, bkin
Uitrusten, (gereed maken),
mlati (lett maken dood),
langkap; (rust nemen),
zie moorden.
berhenti.
Uitgaan, kaloewar.
Uitschelden, maki.
Uitglijden, plset, gelientjir.
Unidore toestel, kakoes.
Uitleenen, kasih piendjam,
Uur, djam.
(lett. geven leenen).
3
21
70
V.
Vaandel, bandera.
Vaandeldrager,
toekang
bandra, zie vaandel- ( )
Vader, bapa.
Vallen, djatoh.
Valsch, palsoe.
Van, (afkomstig), deri; (bezitting aanduidend), poenja. (23).
Vangen, tangkap.
Varken, babi; wild, tjelleng.
Vast, qoewat, kentjang.
Vasten, (tijd van onthouding), poewasa.
Vasthaken, gat, zie Haak.
Vasthouden, pgang.
Vastland, darat.
Vastmaken, ikat.
Vechten, bekalabi.
Veder, boeloe.
Veel, banjaq.
Vegen, sapoe, zie bezem.
Veinzen, poera-poera.
Vel, koelit.
Veldf lesch, btol zie f lesch.
Vendutie, llang.
Venster, djandella.
Ver, djaoeh.
s
Veranderen,
djadi lan
(lett. worden anders).
Verantwoordelijk, jang tanggoeng (lett. die instaan).
Verbaasd, hjran*
Verbergen, semboeni.
Verbieden, larang.
Verdedigen, lawan.
Verdeden, bagi.
Verdragen, tahan.
Verdrinken, mati tenggelami (lett. dood zinken).
Verdwalen, sas ar.
Verf, tjet.
Vergeefs, pertjoema.
Vergelden, balas.
Vergeten, loepa.
Vergeven, kasih ampoen.
(lett. geven vergiffenis).
Vergiffenis, ampoen.
Vergift, ratjoen.
Vergiftigen, kasih makan
ratjoen (lett. geven eten
vergift).
Vergissen, kasalahan, zie
verkeerd.
Vergulden, mengamasi, zie
goud. (**)
Vergunnen, kasih.
71
Verhui[zen,
piendah,
ne-
ngalih.
Verjagen, oesir.
Verkeerd, salah.
Verkoopen, djoewal.
Verkorten, pendqkan, zie
kort. (2)
Verlaten,
blijven
tinggalkan, zie
()
2
Verliezen, ilang.
Verlof, perlop.
Vermeerderen, tambah.
Vermoeid, tjap.
Vermolmd, kena boeboeq,
ada.
Vernielen,
roesaqkan, zie
beschadigd. ( )
ganti
kat.
Vertrouwen, pertjaja.
Vervangen, ganti.
Vervelen, kesal.
Vervolgen, boeroe.
Verwaand, kotjaq.
Verward, bingoeng.
Verweerd, djameran.
Verwisselen, ganti, toekar.
Verzadigd, kenjang.
Verzamelen, koempoel.
Verzoeken, minta.
Verzwaren, bkin berat
Vernieuwen,
baroe
Vest, rornpi.
(lett. verwisselen nieuw). Vetlap, lap gemoeq.
Vernieuwing, barang baroe Vierkant,
ampat pesagi,
Verpanden, gadj.
Verplaatsen, zich, pien-
zie hoekig.
Vinden, dapat.
Vinger, djari. .
Vitriool, proesi.
Visch, ikan; gedroogde,
ikan" kering.
roepa
Vischlucht, amies.
(lett. anders voorkomen). Vlag, bandra.
Verschillende, (verscheide- Vlas, ranj.
ne), roepa-roepa, zie voor- Vleermuis, kalong.
komen.
Vleesch, dag%ig; gezouten
Verschuiven, srong.
, daging as in.
Verstaan, mengarti.
Vlek, nda.
Versterken, bkin qoewat, Vlieg,. lalar.
72
Vliegert, terbang.
Vloeibaar, entjer.
Vloeken, mengoetoeq.
Vloer, das ar.
Voorbij, liwat.
Voordeelig, oentoeng.
Voorkomen, roepa.
Vooruit, (naar voren), madjoe.
Voorzichtig, ati-ati.
Vork, garpoe.
Vormen, ^militaire, adat
militer, zie gewoonte.
Vragen, (om iets te hbten), ininta; (inlichting
inwinnen), tanja.
Vreezen, takoet.
Vriend, sobat.
Vroeg, (in den ochtend),
pagi.
Vroeger, (eerder), lebih
dhoeloe; (destijds), tempO' dhoeloe.
Vroolijk, soeka hati, zie
blij.
Vuren, pasang.
Vuur, api.
W,
Waaier, kipa*
Waar? mana?
Waarde, harga.
Waarlijk, soenggoehan.
73
Waarom? kenapa?
Waarschuwen, kasih ingat,
(lett. geven denken).
a , > djaga; afkomende
, lama; opkomende
, baroe; op trekken, masoeq ; van
nt
74
Winst, oentoeng.
Wisselen, toekar.
Wit, poetih.
Witten, kapoer, laboer.
Wolk, awan.
Wond, loeka.
Woord, kata.
Worden, djadi.
Wortel, akar.
Wrijven, gsoq.
Wij, kita-orang'.
^ - Wijd, longgar.
Wijn, angger.
Wijze, op deze, bagini;
op die,
bagitoe.
IJ.
IJS, es, aer natoe (len. water steen).
IJswater, aer es.
Ijverig, radjin. u
Uzer, besi.
IJzerdraad,
kawat
besi
(lti.
metalen
draad
ijzer).
Z^ag, gergadji.
Zaak, perkara.
Zacht,
(week), lembeq;
vriendelijk (lief), manis.
Zadel, sella.
Zakdoek, satangan.
Zakken, toeroen.
'Zand, pasir.
Zaniken, tjerwet.
-Zee, laoet.
Zeef, tampah.
Zeep, saboen.
Zeil, lajar.
.Zelden, djarang.
Zelf, sendiri.
Zemelen, dedaq.
75
Zoo, bagitoe.
.
Zooals, kaja, seperti.
jt^wi Zoodat, djadi, zie worden.
Zooeven, tadi.
Zool, zool.
Zon, mata hari, (lett. oog
dag).
Zout, (zelfst. n.) giaram';
(bijv. n.), asin.
Zuid, kidoel, selatan..
Zullen, nanti. ( )
Zuster, soedara perampoewan (lett. broeder vrouw).
Zuur, asam; zien, moek a asami, zie gezicht.
Zwaar, herat.
2e
(26) Nanti beteekent eigenlijk straks. Met een werkwoord verbonden geeft 't eene werking aan in een tijd, die nog komen
moet, b.v. ik zal komen = saja nanti dateng. Zie verder noot. 9.