Вы находитесь на странице: 1из 6

Bewegingswetenschappen

(Let op: Gebruik het antwoordformulier van BW)


Cardio-vasculaire regulatie tijdens inspanning
1

De aorta behoort tot de grote bloedsomloop.

De hartklep tussen het linkeratrium en de linkerventrikel is de


tricuspidalisklep.

De vena cava superior (bovenste holle ader) vervoert zuurstofarm bloed.

De hartfrequentie in rust is te berekenen als 220-leeftijd.

De impuls voor de hartfrequentie wordt aangestuurd door het sympathisch


zenuwstelsel.

De hartkleppen zijn bedoeld om terugstroom van bloed te voorkomen.

Gegeven: het autonome zenuwstelsel bestaat uit het parasympathisch en


het sympathisch zenuwstelsel.

Stelling: De hartfrequentie in rust overheerst de invloed van het


sympatische zenuwstelsel.
8

Het endocriene systeem heeft geen invloed op het slagvolume.

Gegeven: Bloed bestaat uit bloedplasma en diverse bloedcellen.

Stelling: Bloedplasma bevat voornamelijk bloedplaatjes.


10

Het hartminuutvolume (HMV) neemt bij maximale inspanning toe tot een
waarde van 40 liter/min.

11

Gegeven: bij de herverdeling van bloed in het lichaam spelen vasoconstrictie


en vasodilatatie een belangrijke rol.

Stelling: Vasodilatatie is bloedvatvernauwing.

Ademregulatie tijdens inspanning


12

Gegeven: er zijn diverse anatomische structuren betrokken bij de ventilatie

Stelling: Het middenrif staat omhoog in de thorax bij ingeademde toestand


13

Gegeven: het lichaam heeft een efficint transportmechanisme dat


zuurstof naar onze lichaamsweefsel brengt en kooldioxide eruit verwijdert.
Stelling: Bij longdiffusie vindt er uitwisseling van zuurstof en kooldioxide
plaats tussen de longcapillairen en de alveoli.

14

De partile druk van zuurstof is in de trachea lager dan in de longcapillairen.

15

Tijdens inspanning neemt de longdiffusie capaciteit toen.

16

Het grootste deel van de geproduceerde koolstofdioxide door spieren wordt


getransporteerd naar de longen door het op te lossen in het bloedplasma.

17

Gegeven: de zuurstofdissociatie curve bij inspanning.

Stelling: bij een hogere zuurgraad in de weefsels komt zuurstof (O2)


makkelijker los van Hemoglobine (Hb) zodat er meer O2 in de weefsels
beschikbaar komt.
18

De meeste vetverbranding (uitgedrukt in grammen per minuut) vindt plaats


bij een inspanningsintensiteit van rond de 50% van de VO2max.

19

20

De ademfrequentie neemt al toe kort voordat de inspanning


daadwerkelijk aanvangt.
Het doel van de ademregulatie is de pH van het bloed te verhogen.

21

Tijdens een steady state zal het ademvolume blijven stijgen.

22

De zuurstof concentratie van het arterile bloed is de belangrijkste


ademhalingsprikkel om de longventilatie te laten stijgen tijdens
inspanning.
Het ademminuutvolume bij maximale inspanning ligt normaal tussen de 80
en 90 liter per minuut.

23

Spieren en bewegen
24 Een spier bestaat uit spiervezels en de spierpees.

25 Het epimysium is het bindweefsel-omhulsel van de spierbundel.

26 Gegeven: het uitgebreide netwerk van buisjes in de spiervezel bestaat uit T-

tubili en het sarcoplasmatisch reticulum.

Stelling: Het sarcoplasmatisch reticulum is de opslagplaats voor magnesium.

27 Bij een excentrische spiercontractie vindt er een


spierlengteverandering plaats waarbij de Origo en Insertie verder van
elkaar af bewegen.
28 Gegeven: de Sliding filament theory voor een spiercontractie van de
fysioloog Huxley.

J
N

Stelling: Bij een verkortende (concentrische) spiercontractie wordt de Iband groter.

29 Gegeven: de Sliding filament theory voor een spiercontractie van de


fysioloog Huxley.

Stelling: Bij een isometrische spiercontractie bewegen de Z-lijnen dichter naar


elkaar.

30 Gegeven: de Sliding filament theory voor een spiercontractie van


de fysioloog Huxley.

Stelling: Om in de myofibril myosine aan actine te kunnen koppelen is de stof


natrium nodig.

31 Bij de optimum-krachtlengte van een sarcomeer is er een minimale

overlap van actine en myosine.

32 De kracht die een spier kan leveren is afhankelijk van de lengte van de spier.

33 De snelste sprinters bezitten een hoog percentage (boven de 80%) type-I

spiervezels in hun m.gastrocnemius (kuitspier).

34 Gegeven: Kruisbruggen in spiercellen worden gevormd door koppeling aan


troponine

Stelling: Troponine bevindt zich in het myosine filament.

35 Gegeven: Er bestaan verschillende typen spiercellen

Stelling: Gladde spiercellen bevinden zich in de hartwand.

36 Gegeven: Er bestaan verschillende typen spiercellen

Stelling: Hartspiercellen bevatten geen sarcoplasma.

Energie en bewegen
37 Vanuit vetten kan in de spiercel ATP worden gevormd.

38 De koolhydraatvoorraden in het lichaam zijn energetisch gezien veel groter

dan de vetvoorraden in het lichaam.

39 Vetten zijn voor de energielevering minder snel bruikbaar dan koolhydraten

in de spieren en lever.

40 De fosfaatbatterij (ATP-CP systeem) heeft in vergelijking tot het

zuurstofsysteem een hoge capaciteit (=omvang) voor energieleverantie.

41 Bij inspanning streeft het lichaam naar een constant niveau van ATP.

42 Het ATP-CP systeem is het dominante energiesysteem bij explosieve

inspanningen van minder dan 15 seconden.

43 De Krebs-cyclus is een proces binnen het zuurstofsysteem (arobe

energievoorziening).

44 Tijdens de vetzuurverbranding is er sprake van een anaeroob a-lactisch

energieproces.

45 Bij een steady state vermindert de zuurstofopname in de spier.

46 Gegeven: koolhydraten en vetten zijn de belangrijkste energiebronnen voor


het lichaam.

Stelling: Koolhydraten leveren per gram meer energie dan vetten.

47 Gegeven: eiwitten kunnen een energiebron zijn voor het lichaam.

Stelling: Eiwitafbraak zorgt voor een toename van de vetvrije massa.

48 De maximale zuurstofopname (VO2max) is de betrouwbaarste indicator voor

49 Gegeven: 1 van de methoden om de hartfrequentie te bepalen is het tellen

het duuruithoudingsvermogen.

van de hartslagen gedurende 15 seconden.

Stelling: Een nadeel van de deze methode is de mogelijke foutmarge.

50 Gegeven: Een persoon heeft een rusthartfrequentie van 50 slagen per

minuut en een maximale hartfrequentie van 200 slagen per minuut. Om


trainingseffect te verkrijgen wil hij zich inspannen op een hartfrequentie die
ligt op 80% van zijn hartfrequentiereserve.
Stelling: Zijn streefhartfrequentie bedraagt 150 slagen per minuut.

Cardiovaculaire en respiratiore reacties op inspanningen


51 Volgens de vergelijking van Fick is de maximale zuurstofopname afhankelijk

van het hartminuutvolume vermenigvuldigt met het arterio-veneuze


zuurstofverschil.

52 Gegeven: De VO2max is bij vrouwen lager dan bij mannen.

Stelling: Bovenstaande wordt veroorzaakt door een hogere vetvrije massa.

53 Gegeven: De VO2max is een belangrijke maat voor fitheid

Stelling: Bij een vrouwelijke topatleet zal deze VO2max liggen tussen de
20 en 25 ml/kg/min.

54 Na een duurtrainingsperiode van 25 weken zal de maximale hartfrequentie

tijdens maximale inspanning toegenomen zijn.

55 Na een duurtrainingsperiode van 25 weken zal de hartfrequentie sneller

afnemen na het beindigen van een inspanning dan voor de


duurtrainingsperiode.

56 Na een duurtrainingsperiode van 25 weken is de hoeveelheid bloed

(uitgedrukt in liters) gelijk zijn gebleven in vergelijking tot de hoeveelheid


bloed voor de duurtrainingsperiode.

57 Het arterioveneus zuurstofverschil ((a-v)O2 verschil) wordt kleiner tijdens een


inspanning.

58

Na een duurtrainingsperiode van 25 weken is de contractiliteit van het hart


afgenomen.

59

Na een duurtrainingsperiode van 25 weken is er bij inspanning sprake van


een verhoogde activiteit van het sympathische zenuwstelsel.

60

Het slagvolume neemt toe naar een submaximale inspanning.

61

De zuurstofopname door een weefsel is onafhankelijk van de hoeveelheid


zuurstof die uit het bloed naar het weefsel gaat.

62

Gegeven: Na 25 weken duurtraining is de effectiviteit van de longventilatie


toegenomen

Stelling: Dit komt doordat de ademhalingspieren zelf een groter deel van
de opgenomen O2 gebruiken.
63

De hartfrequentie in rust is na een periode van duurtraining van 25 weken


lager geworden.

64

Na 25 weken duurtraining is het atriumvolume van het hart toegenomen.

65

Het linkerventrikel verandert het meest onder invloed van langdurige


duurtraining.

66

Een toename aan Calcium- ionen in de spier belemmert het


contractievermogen van een spier.

67

Door 25 weken duurtraining wordt de melkzuurtolerantie verlaagd.

68

Genetische aanleg is van grote invloed op de VO2max van een


individuele sporter.

Energie en Vermoeidheid
69 Gegeven: De VO2max is de maximale zuurstofopname per minuut per kg

lichaamsgewicht.

Stelling: De VO2max is grotendeels bepalend voor het sprintvermogen van een


sporter.

70 Hoge glycogeengehaltes kunnen het gevoel van vermoeidheid sterk verminderen. J


71 Gegeven: EPOC (excess postexercise oxygen consumption) wordt bepaald
door meerdere variabelen.

Stelling: EPOC zorgt voor een verhoogde VO2max na inspanning.

72 Gegeven: Lactaat is biochemisch vergelijkbaar met melkzuur


Stelling: de lactaatdrempel wordt overschreden als de productie van lactaat groter
is dan de verwijdering.

73 Gegeven: De VO2max waarden bij vrouwen zijn lager dan bij mannen.

Stelling: De VO2max wordt bepaald door de hoeveelheid vet- en botmassa.

74 Tijdens ATP-CP energieleverantie wordt de melkzuurdrempel overschreden

75 Hogere VO2max waarden hebben geen invloed op de steady state waarden die

behaald kunnen worden.

Вам также может понравиться