Fiscoloog
10.05.2006/1026
NIEUWSBRIEF OVER FISCALITEIT
Kosten eigen aan de werkgever
Buitenlandse zakenreizen : zelfstan-
digen moeten kosten bewijzen
De rol van de forfaitaire vergoedingen die de
FOD Buitenlandse Zaken aan zijn ambtenaren
voor een buitenlandse opdrache betaalt, is in de
privé-sector beperkt tot richtsnoer voor de onkos-
tenvergoedingen die een werknemer of bedtifs-
leider belastingyrij kan ontvangen in verband met
cen buitenlandse diensires. Zelltandigen mogen
zich niet erop baseren om hun aftrekbare
beroepskasten te bepalen met betrekking tot bui-
tenlandse zakenreizen. Dat stelt de Minister van
Financién in antwoord op een aantal parlemen-
taire viagen over deze forfaitaie vergoedingen, In
2ijn antwoorden verduidelijkt de Minister tevens
het begrip buitenlandse dienst'reis'. Volgens de
Minister is een “minimale” afwezigheid van
10 uren verest (V. 6-4. Kamer 2005-2006, ng, 51-115
van 3 april 2006, p. 22.196 en p. 22.203; V. & A
Kamer 2005-2006, nr. 51-118 van 24 april 2006,
p. 22919)
Buitenlandse dienstreizen
De Federale Ovetheidsdienst Buitenlandse Zaken
beta aan ain ambtenaren die met een opdracht
naar het buitenland worden gezonden, forstare
agvergoedingen waarvan het bedrag schommelt
in functie van het land van bestemming. Deze
vergoedingen worden regelmatig, aangepast. De
faatsee aanpassing dateert van 1 maart 2006 (2ie
Fic. nt, 1020, p. 10).
Privé-sector
Reeds meermaals heeft de Minister van Financia
Litdrukkeliik bevestigd dat deze forfaitaire ve
goedingen “overeenkomstig ernstige normen'
zin vasigesteld, Met als gevolg dat die vergoedin-
gen ook in de privé-sector mogen worden
gebruik, om te bepalen in welke mate onkosten-
vergoedingen voor buitenlandse dienstreizen
belastingvnj kunnen worden toegekend als een
vergoeding van “Kosten eigen aan de werkge-
ver’, Volgens de Minister moet daarbij worden
sekeken naar de vergoedingen die ain vastge-
steld voor het “persone! hoofdbeswur’ van de
FOD Buitenlandse Zaken (sc, nz. 768, p. 6 en
a 862, p. 12)
In antwoord op de nieuwe parlementaire vragen
bevestigt de Minister nogmaals uitdrukkeljle dat
de forfatare vergoedingen zoals vastgesteld voor
het *personeel hoofdbestuur" als een niet belast-
bare terugbetaling van kosten eigen aan de werk-
‘gever mogen wortlen beschouwd
‘Aan de Minister werd ook gevraagd of zlfstandi.
n, naar deze vergoedingen mogen verwijzen
‘om hun afirekbare beroepskosten te bepalen in
verband met beroepsmatige buitenlandse ver-
plaatsingen. De Minister antwoorde van niet, De
forfataire vergoedingen gelden in de privé-sector
enkel voor “belastingplichtigen die bezoldigingen
Verkrigen als werknemer of als bedsifleider in
de 2in van artikel 30, 1 of 2
WIB. 1992". 2 kunnen volgens | Een buitenlandse
Ge Miniter “let as noem de. | djent'res verest een
en voor zelistandigen die winst
Minimale afwezigheid
‘of Baten behalen zoals bedoeld
in de antkelen 24 en 27 WB.
1992", Zelfstandigen “die in het
kader van hun beroepswerkzaamheid buiten-
landse reizen maken’, moeten bijgevolg “de echt-
heid en het bedrag van de in dit kader gemaakte
kosten verantwoorden door middel van bewijs-
stukkes! Of ingeval dit niet mogelik 5, door
van 10 uren
U1 1012006
FISCOLOOG 102610 NEI 2006
FIscoLoos 1026 ON
andere door het gemeen recht toegelaten bewijs-
middelen, met uitzondering van de eed”.
‘Kleine uitgaven’
De vergoedingen die de FOD Buitenlandse
Zaken aan zijn ambtenaren uitbetaalt, worden
‘geacht de kosten van maaliden, plaatselike ver-
‘voerskosten en ‘kleine vitgaven’ te dekken (met
uitzondering van reis- en logementkosten). Met
‘kleine vitgaven’ zijn volgens de Minister van
Financién, onder meer, bedoeld, “drank, versna-
peringen, lokale telefoongesprekken en fooien’
Minstens 10 uren afwezigheid
De bedragen die ziin opgenomen in de landen-
lijst zoals opgesteld door de FOD Buitenlandse
Zaken zijn forfaitaire ‘dag'vergoedingen. De Mi-
nister van Financién bevestig dat aldus een “vol-
ledige” forfaitaire vergoeding in rekening mag
worden gebracht voor “elke volle dag van afwe-
zigheid’,ziinde, voor elke “dag tussen twee over-
rachtingen op dienstreis", Voor de dagen van
vertrek en terugkeer mag volgens de Minister
slechts de helft van een forfaitare vergoeding als
een nietelastbare kost eigen aan de werkgever
in aanmerking worden genomen,
Quid met buitenlandse dienstreizen waarbij het
vertrek en de tenugkeer zich binnen dezelfde 24
uur voordoen ? Volgens de Minister kan dan een.
“volledige” vergoeding in rekening worden ge-
bracht, indien de werknemer of bedrifsleider
“minstens 10 uren” afwezig is. Of dit al dan niet
het geval is, moet worden berekend “op basis
van de afwezigheid van de werknemer of de be-
deilecer van 2ijn vaste plaats van tewerkstelling
(andplaats) tot het uur van terugkeer aldaar
En wat als de afwezigheid van de werknemer of
bedrifsleider minder dan 10 uren bedraagt ? Dan
‘mag biijkens de Minister geen gebruik worden
gemaakt van de forfaitaire vergoedingen zoals
vasigesteld door de FOD Buitenlandse Zaken. In
principe mag dan enkel “de terugbetaling op
basis van de kosten die worden verantwoord
door het overleggen van bewijsstukken" worden
aangemerkt als een terugbetaling van “kosten
eigen aan de werkgever’. Volgens de Minister
“mag evenwel worden aangenomen” dat de “toe-
‘gekende dagvergoeding niet belastbaar is, wan-
neer het bedrag [ervan) aiet hoger is dan de
-gelikaardige vergoedingen die de Staat aan zijn
personeel verleent [...] voor dienstreizen in
Belgid” (voor deze bedragen, zie verden,
Minister van Sociale Zaken
Noteer dat enkele maanden geleden aan de
Minister van Sociale Zaken werd gevraagdl of de
vergoedingen die de FOD Buitenlandse Zaken
vaststel ook op social vlak als werkelijke
onkostenvergoedingen worden aanvaard (zodat
ij niet onderworpen ziin aan sociale bijdragen),
De Minister bevestigde toen op zijn beurt dat
deze bedragen inderdaad als een “betrouwbare
basis kunnen” dienen voor de privé-sector.
Ook hij stelde dat als het vertrek en de terugkeer
van de buitenlandse dienstreis zich binnen
dezelfde 24 uur voordoen, de werknemer *mini-
‘maal 10 uren afwezig moet ziin", opdat een vol-
ledige forfaitaire vergoeding kan worden uitbe-
taald. Is hij minder dan 10 uren afwezig, dan
‘moet hij “de werkelifk gemaakte kosten aan de
hand van bewifsstukken aantonen’. In tegenstel-
ling tot de Minister van Finaneién, verduideljkte
de Miniger van Sociale Zaken niet of dan mag
worden verwezen naar de overheidsvergoedin-
‘gen voor binnenlandse dienstreizen,
Wel voegde de Minister van Sociale Zaken eraan
toe dat als de buitenlandse diensteis meer dan
30 dagen duurt, de “list met maximumrichtpr-
zen Izoals vasigesteld door de FOD Buitenlandse
Zaken] enkel in aanmerking wordt genomen
‘wanneer er geen voordeligere regeling kon wor-
den getroffen” (zie Fie. nr. 1007, p. 18).
Op dit geval ging de Minister van Financién dan
‘weer niet in. Hij verklaarde voorheen wel dat de
belastingvrije fyrfaitaire kostenvergoedingen
enkel gelden voor “een opdracht van dente duur
in het buitenland ir dienst van de werkgever’
Zonder evenwel te preciseren tot wanneer een.
dienstreis als “kort” kan worden beschouwd (zie
isc. ne. 7168, p. 6).
Binnenlandse dienstreizen
Ook de forfaitaite vergoedingen die een werk-
gever aan een werknemer tockent voor de ti
dens een binnenlandse dienstreis gemaakte kos-
ten kunnen volgens de Administratie worden
aangemerkt als een (belastingvrie) terugbetaling
van kosten eigen aan de werkgever. Vereist is
dan dat die vergoedingen vastgesteld zijn met
inachtneming van het werkelike aantal verplaat-
singen en dat ze niet hoger ziin dan de gelikaar-
lige vegoedingen die de Staat aan ziin personel
tockent (zie Com.18. 1992 nr. 31/36).
Ingevolge indexering in september 2005 bedraagt
dit plafond “voor werknemers die worden gelik-
‘gesteld met staatsambtenaren van de niveaus B,
, en D” 3,26 EUR voor een ontbift; 11,13 EUR
voor een middag- of avondmaal en 32,13 EUR
voor logies. Zo blijkt uit het antwoord van de
‘Minister van Financién op een mondelinge pase
mentaire vraag (Beknopt Verslag Kamercommissie
voor Financién, 2005-2006, nt. 51 Com, 931 van
24 april 2006, p. 12).