Вы находитесь на странице: 1из 20

De geschiedenis leert ons, dat we nooit iets geleerd hebben van de geschiedenis!!

Het beleid van de Romeinse Keizers tot de 4e eeuw. Tweede stukje


De Christenvervolging, en aanvang van restricties tegen Joden. De mislukking van het herbouwen van de Tempel. De tsunami van 365.
Onder het bewind van Diocletianus, Galerius en later Licinius vond ook de n na laatste, zogenoemde staatsvervolging van christenen plaats. Licinius legde de christenen zware wetten op om het hen moeilijk te maken. Hij deed dit tevens om Constatijn te stangen, aangezien Constantijn christelijk was. Er wordt wel door sommige geschiedschrijvers gezegd, dat onder het bewind van Diocletianus en Galerius, de ergste vervolgingen van christenen zijn geweest uit de vroege kerk geschiedenis. Hoeveel christenen zijn vermoord onder hun bewind is moeilijk te zeggen. Sommige geschiedschrijvers noemen het getal van 660, alleen al in Egypte en Alexandri. De Koptische kalender begint in 284 van de Gregoriaanse Kalender, ter herinnering aan de vervolgingen door Diocletianus.

Onder de laatste keizers vanaf 299 t/324 waren de christenvervolgingen volgens de kerkhistorie het heftigst en zoals hierboven vermeld is. We zullen een opsomming van een aantal uitgebrachte edicten en bronnen vanaf 299 weergeven:

Datum:
299

Het verhaal:
In Antiochi, roept Diocletianus, de Fortuinvertellers bijeen. Zij waren niet in

bron(en):
Lactantius, de Mortibus Persecutorum 10.6

staat om de toekomst te voorspellen. Ze gaven de Christenen de schuld, zij waren er verantwoordelijk voor dat ze niet in staat waren om de voortekenen te lezen. Onder invloed van Galerius, gaf hij bevel aan alle leden van de Senaat het leger met andere religieuze godsdiensten als de staatsreligie, zich te bekeren, of anders te vertrekken. Met uitzondering van Joden. 23 feb. 303 Galerius haalt Diocletianus over om de Christenen te vervolgen. Christelijke bijeenkomsten werden verboden. Kerken en huizen van christenen worden in brand gestoken. Christenen die weigeren hun geloof af te zweren verliezen hun rechtspositie en worden gemarteld. Iedereen die voor de rechter moet verschijnen, is verplicht eerst een heidens offer te brengen. Voorjaar 303

Eusebius, Historica, Ecclesiasica 8 appndix

Eusebius,Historia Ecclesiastica 8.4

Deacon Romanus van Caesarea, beledigd Eusebius, Historia Diocletianus in Antiochi. Sommige kerken Palestinae 2 waren blijkbaar verwoest, en Romanus maakte hierover een scne, en veroordeelde publiekelijk voormalige christenen die op weg waren om een heidens offer te brengen. Voor straf wordt zijn tong uitgesneden en hij wordt gevangen gezet. Later in november 303 wordt hij gexecuteerd. 2e nieuwe edict wordt uitgevaardigd; Eusebius, Historia christelijke geestelijken worden gearresteerd Ecclesiastica 8.2.5 en gevangen gezet. Ze worden gedwongen door martelingen om heidense offers te brengen. 3e edict verklaart vrijlating voor alle gevangenen die offeren aan de goden. Marteling en de dood aan allen die het weigeren op te volgen. Velen waren al gemarteld gedurende de drie Tetrarchies, vooral in Noord-Afrika en Egypte. Eurebus, Historia Ecclesiastica 8.6.10

Zomer 303

Herfst 303

Feb. 304

4e edict orden alle inwoners zich te verzaEusebius, De Martyribus melen voor dagelijkse plengoffers te brengen. Palestinae 3.1 Dit maakt het moeilijker voor de christenen om zich te verbergen. Diocletian gaat met pensioen, Maximinus benoemd als caesar. Lactantius, De Mortibus Persecutorum 19.1

1 mei 305

Socrates, Historia Ecclesiastica 1.2

25 juli 306

Constantius overlijd in York, Constantijn wordt onmiddellijk benoemd als zijn opvolger. Constantijn verklaart meteen het einde van christenvervolging in zijn Rijk en herstelt hun vroegere privileges. Verloren eigendommen worden teruggegeven aan diegenen wie ze door vervolging waren kwijtgeraakt.

Eusebius, Vita Constantine 1.21 Socrates, Historia Ecclesiastica 1.2.1.

28 oktober 306

De Praetoriaanse Garde roep Maxentius uit tot Princeps van Rome. Zeer snel daarna, verkondigt hij tolerantie in zijn gebied.

Lactantius, De Mortibus Persecutorum 26.1

307

Constatijn is gepromoveerd tot Augustus Lactantius, De Mortibus en hij draagt de titel van Pontifex Maximus Persecutorum 26.1 Een titel die hij zou houden tot aan zijn dood. Licinius wordt Caesar in de plaats van de overleden Severus, en hij probeert Maximus positie omver te werpen. Galerius herroept vervolging edicten in een bevelschrift. Dat verplicht de vrijlating van gevangenen, vrijheid van bijeenkomsten etc. zonder beperkingen. Maximinus neemt de gebieden na de dood van Galerius over, en zet de christenvervolging voort. Eusebius, Vita Constantine 1.57 Lactantius, De Mortibus Persecutorum 29.1

11 nov. 308

311

30 april 311

Herfst 311

Dioclecian geeft opdracht om christenen te Lactantius, De Mortibus verminken die weigeren de heidense goden Persecutorum 36.1 een offer te brengen.( De toegebrachte verminkingen laten zien waarom later in Nicea, in 325, zoveel kreupele of misvormde bisschoppen waren). Maximinus heeft de bisschop van Alexandria Eusebius, Historia gearresteerd en laat hem executeren, Ecclesiastica 7.32, 9.6.2 hiermee herstart hij het martelaarschap van christenen in het Oosten. In Nicomedia, Maximinus laat de theologische Eusebius, Historia wetenschapper Lucian van Antiochi Ecclesiastica, 9.6.3 executeren. Nadat hij een langdurige

26 nov. 311

7 januari 312

verdediging van het Christendom had aangehoord.

Voorjaar 312

Constantijn schrijft een brief naar Maximinus Lactantius, De Mortibus met het verzoek om de vervolgingen in het Persecutorum 37.1 Oosten te stoppen. Maximinus verlicht de intensiteit van de vervolging. Maar gooit daarna, nog enkele christenen in zee. Constantijn verslaat Maxentius bij de Milvische brug met de christelijke labarum. Hierna heeft hij nooit geen offers meer gebracht aan heidense goden. Lactantius, De Mortibus Persecutorum 44.9

28 oktober 312

Herfst 312

Constantijn komt met Edict of Milan het Eusebius, Historia tolereren van christenen, het begint met een Ecclesiastica 9.9.12 reeks wetten die de eigendommen van christenen teruggeeft. Constantijn en Licinius schrijven een brief aan Maximinus en eisen dat hij stopt met het vervolgen van christenen. Lactantius, De Mortibus Persecutorum 47.1 Eusebius, Vita Constantine 1.59

30 april 313 Licinius verslaat Maximinus bij Adrianople

Mei 313

Maximinus geeft een edict uit met herstel Van privileges en teruggave van huizen aan Christenen. Maximinus pleegt zelfmoord in Tarsus

Juli 313

1. Concerning Licinius: Lactantius, c.f. Eusebius 2. Concerning the death of Maximinus: Lactantius, Eusebius, Eusebius, Vita Constantine 1.52

Nov. 316

Licinius nu in Nicomedia, zuivert het hof van christenen

317-320

Licinius vaardigt allerlei wetten tegen Eusebius, Vita christenen uit, hij verbied de bisschoppen Constantine 1.51-2.2 te communiceren, hij verbied bijeenkomsten van bisschoppen. Hij verbiedt mannen en vrouwen gezamenlijk te bidden, en hij verordend dat christelijke bijeenkomsten buiten de stadsmuren gehouden moeten worden. Licinius gouverneurs gebruiken deze wetten Eusebius, Vita als voorwendsel om de christenen te martelen. Constantine 2.1 De bisschop van Pontus wordt ter dood gebracht onder vreselijke martelingen.

Najaar 323

25 dec. 323 Voorjaar 324 19 sept. 324

Constantijn in Simium, schrijft een dreigende Theodosian, 16.2.5 brief aan Licinius en al degenen die christenen dwingen om offers te brengen aan de heidense goden. Constantijn bereid zich voor, oorlog te voeren Zosimus, New History tegen Licinius Licinius geeft zich over in Nicomedia. Constantijn de Grote wordt alleenheerser over het onmetelijke Romeinse Rijk. Het christendom wordt pas definitief staatsreligie over het hele rijk in 395, onder het bewind van keizer Theodosius I.

Donkere tijden breken aan voor de Joden, die tot heden ten dage, met enkele tussenposen van tijdelijke acceptatie, en wat de volgende eeuwen zal blijven voortduren. Het anti-Judasme (religieus) ontstond, en zou door de eeuwen heen zijn giftige kop nooit meer verliezen Telkens weer zal het zijn giftige kop weer opsteken, en weet het zijn loyale volgers tot de dag van vandaag te vinden. Vanaf de vroege middeleeuwen werd naast de religie ook, de Jood als persoon bij het anti-Judasme betrokken. Na de verlichting (Haskala) ontwikkelde zich een nieuwe variant van het antisemitisme: anti-Judasme, Jood als persoon, daarnaast werd nu ook, ras (het Joodse volk werd toen een ras genoemd = rassenleer), en politiek aan toegevoegd. (socialismekapitalisme, en zionisme). In de twintiger jaren van de twintigste eeuw ontstonden er ook vormen van antisemietische politiek waarvan het Nationaal Socialisme wel het ergst was. Het seculiere anti-Judasme, wat zich vooral richtte tegen de Jood als persoon, het Joodse volk als geheel, en, we weten de gevolgen en het resultaat hiervan zijn. Na de oprichting van de staat Isral in 1948 werd ook deze een doelwit van Anti Judasme. Hierbij worden ook alle anti-Joodse maatregelen, uit voorgaande eeuwen, weer uit de kast gehaald, en worden in een modern jasje gestoken, een voorbeeld hiervan is de BDS, Boycott Divestment Sanctions. De benaming is overigens aangepast aan deze tijd. Het woord antisemitisme, is nu door velen vervangen door het woord antizionisme. Antizionisme is politiek verzet tegen het zionisme, een internationale politieke beweging die een Joods thuisland of Joodse staat, in het Heilige of Beloofde Land, voor het Joodse volk in Eretz Isral voor ogen heeft. Antizionisme kan vele vormen aannemen, varirend van politieke of religieuze oppositie tegen het idee van een Joodse staat, tot het ontkennen van Israls recht om te bestaan en de legitimiteit van het concept zelf, tot verschillende vormen van geweld. Antizionisme kan zowel afkomstig zijn van politiek links als politiek rechts, religieuze of seculiere, joods of niet joodse overtuiging. Volgens sommige mensen bestaat er een link tussen antizionisme en antisemitisme. Kritiek op Isral of het zionisme zou volgens hen gepaard gaan met Joodse

stereotypen of kritiek op het Joodse karakter van de staat en niet slechts het politieke element of kritiek op het beleid van de staat Isral. Professor Robert Wistrich, die onder meer les heeft gegeven aan het University College in Londen (waar hij het Jewish Studies departement voor heeft gezeten), de Harvard en Brandeis universiteiten en het Royal Institute of Advanced Studies in Nederland stelt dat antizionisme een gevaarlijke en effectieve vorm van antisemitisme is geworden. Hoewel kritiek op Isral niet altijd antisemitisch is, zo stelt hij, is het in linkse en radicaal-rechtse kringen alsmede onder moslims wel zo verworden mede door het gebruik van Joodse stereotypen in de kritieken op het zionisme. Zo stelt hij ook dat kritiek op Isral steevast met kritiek op Joods gedrag gepaard gaat. Lees Hier.

Veel theologen bestrijden nog steeds, dat het antisemitisme niet voortkomt uit het christendom, maar dat het al veel ouder is. Ikzelf onderschrijf, wat Jules Isaac tijdens zijn onderduikperiode 1943-45 en daarna heeft onderzocht. Hij heeft zijn onderzoek beschreven in o.a. in zijn boek(en) Jesus and Israel en Has Anti-Semitism Roots in Christianity? . Ook een goed boek over dit onderwerp is: John Gagers The Origins of Anti-Semitism Ondanks de al genoemde stellingname van vele theologen komt een groot deel van het Antisemitisme wel degelijk voort uit het Christendom. Bovendien werden sommige anti Judastische passages uit het Nieuwe Testament tijdens het ontstaan van de Islam als Soeras opgenomen in de Koran. Vooral na de oprichting van de staat Isral vermengde Islamitisch Antisemitisme zich met de Westerse variant daarvan en is er tevens sprake van een forse toename van Antisemitisme binnen de islamitische samenlevingen, en in links onder de noemer van politieke correctheid in het westen. Na de Russische revolutie is het fanatieke antisemitisme vanuit de Russisch Orthodoxe Kerk het Communisme/Stalinisme binnengeslopen en deed qua omvang en ernst niet onder voor de tijd van voor 1917. (Dit alles wil nog niet zeggen dat er geen anti-Joodse gevoelens waren onder de Grieken en sommige Romeinen, maar deze hadden niets van doen met de gangbare definitie van het begrip antisemitisme). Lees hier het boek Jews among the Greeks and Romans Het Bijbelboek Esther n van de oudste verhalen over antisemitisme. Maar was dit niet gebaseerd op Strangers within the gate en jaloezie? Het Bijbelboek Esther dankt zijn naam aan de hoofdpersoon van de geschiedenis, die er in wordt verhaald. Het Joodse meisje Hadassa, dat later de naam Esther aanneemt, wordt tot koningin van Perzi verheven en redt door haar tussenkomst Gods verbondsvolk Isral van de door Haman beraamde genocide. Daar bedoel ik mee, dat antisemitisme ,niet alleen zeer karakteristiek is voor ideologische en religieuze aanhangers van het Christendom, Islam en het Socialisme, maar de aspecten: Geloof-gevoel-acties in het antisemitisme nog eens extra gevoed wordt.

We zullen laten zien hoe dit tot stand is gekomen, en beschrijven dit in de loop van dit essay. Terugkomend op de geschiedenis: Hierboven hebben we de christenvervolgingen onder o.a. Diocletianus beschreven. Over de christenvervolgingen daarvoor hebben we niets beschreven, terwijl deze ook plaatsgevonden hadden. De reden daarvoor is dat we de Geschiedenis van de Joden in Diaspora beschrijven. De vervolging, de martelingen, de leeuwengevechten etc. in het Rome en in het Romeinse Rijk zijn bekend. Toch blijkt volgens de historici in het algemeen, dat er relatief weinig christenen zijn vermoord in het Colosseum zelf. De historici (tijdgenoten)die geschreven hebben dat christenen verscheurd werden in de arena, kunnen niet over het Colosseum hebben geschreven. In de tijd van bijvoorbeeld Nero bestond het Colosseum nog niet. Wat de Joden in diaspora in het Romeinse Rijk betreft, hebben we kunnen lezen dat zij vrijwel, een normaal leven hebben kunnen leiden. Ze hadden religieuze vrijheid, ze konden bijna, elk beroep, uitoefenen etc. Er werd rekening met de Shabbat gehouden door de Romeinen tijdens de verdeling van voedsel etc. Aan dat alles kwam een eind, toen Constantijn alleenheerser werd, de wetten veranderde en nieuwe wetten ten nadeel van de Joden uitgaf. Voordien kende het Romeinse Rijk religieuze vrijheid mits men geen Romeinse staatsburgers ( die de staatsreligie aanhingen probeerden te bekeren. Vele Romeinen vooral onder de hogere standen gingen uit eigen beweging over tot het Jodendom ) Met het aantreden van Constantijn, en het bewerkstelligen dat het Christendom de nieuwe staatsreligie zou worden, kwam aan de religieuze vrijheid in het Romeinse Rijk, definitief een eind.

De donkere vroege Middeleeuwen


De donkere vroege middeleeuwen, en zeker voor de Joden, begon bij de verkregen macht, en alleenheerschappij van Constantijn de Grote. Naast Hadrianus 135, en Caracalla in 212, is Constantijn de eerste Keizer die raciale wetten rechtstreeks tegen de vrijheid van de Joden, inwoners van het Romeinse Rijk uitgaf. Het groeien van christendom in het Romeinse Rijk, benvloede de heersende elite, om de Joden steeds minder rechten, zowel religieus, ambtelijk als politiek te verlenen. De meeste uitgevaardigde wetten die gericht waren tegen de Joden sinds het aantreden van Constantijn, naast Constantijns edicten, zijn ook terug te vinden in de Latijnse Codex Theodosianus (438) en in de Latijns Griekse code van Justinianus (534) Beide historische werken zijn uiterst belangrijk, ze stellen ons in staat, om de geschiedenis van progressieve uitsluiting, de achteruitgang van Joden, en hun rechten te volgen. De echte betekenis van de Romeinse wetgeving, -tegen de Joden in zijn geschiedenis-, is dat het grote invloed uitoefende op de latere christelijke en in de islamitische wetgeving (de Sharia). De status van 2e klas burger van Joden werd verduidelijkt in de Codex van Justinianus, het was volkomen ingeworteld in de middeleeuwen, mede,

doordat de kerk religieuze sancties oplegde, hen daarmee op een nog lager niveau plaatste. In de eerste uitgifte van wetten opgelegd door Constantijn de Grote verhinderde, dat het Jodendom geen kans kreeg om een missionaire religie te worden, door het verbod op bekering. In de 2e sectie in de wetgeving van Constantijn, werd het een Joodse man verboden om met een christelijke vrouw te trouwen. Een generatie (388) later werd het verboden voor beide religies, dat Joden en christenen met elkaar te trouwen. Daarna werd het verboden voor Joden om slaven te hebben. In die tijd was het normaal om slaven te hebben of daarin te handelen. Deze wet benadeelde de Joden niet alleen, met het in bezit hebben van slaven, maar ook economisch, doordat het hen verboden werd om te handelen in slaven. Dit betekende een algemene economische achteruitgang voor Joden. Met deze wet kregen de christenen een duidelijke economische voorsprong, tevens werden ze bevooroordeeld, dat hun concurrentie positie extra verzekerd en versterkt werd. Doordat de Joden geen slaven meer mochten bezitten, werden ze gedwongen om arbeiders in te huren. De 3e sectie in de codex van Theodosius II (408-450) verbiedt de Joden het houden van any advantegeous office of Honor een soort juridisch/handels kantoor in het Romeinse Rijk. De Joden mochten geen civiel ambtelijke beroepen meer bekleden zoals jurisdictie , ambtenarij, militair, etc. ze werden dus gedwongen om hun functies op te geven. Dit veroorzaakte enorme financile en maatschappelijke gevolgen in de Joodse gemeenschappen. Er werd geen uitzonderingen gemaakt voor vrijstelling, in de uitvoering van deze wet. Deze Novella III (Nieuwe Wet) van Theodosius II, was ook een directe aanval op het religieuze leven van de Joden, door het verbieden van het bouwen van nieuwe synagogen. Dit verbod, werd elders al een generatie daarvoor al voorgesteld. In het oostelijke gedeelte van het Rijk hadden christenen al getracht deze wet in te voeren, om de religieuze geest van het Judasme in Jerusalem te breken. Door een Latijnse wet van Justinianus (527-565) in de laatste sectie van de wet, werd het verboden voor Joden om te getuigen tegen een christen in de rechtbank. Dus, halverwege van de 5e eeuw waren de Joden al buitengesloten van alle sociale, economische, civiele, politieke en religieuze publiekelijke functies in de samenleving.

1. Wetten van Constantijn de Grote, oktober 18, 315 Betreffende: Joden, Hemel-aanbidders*, en Samaritanen (* Hemel aanbidders was een sekte in die tijd, dat dicht bij het Judasme stond) Wij willen het bekend maken aan de Joden, hun ouderen, en Patriarchen, dat, na de inwerkstelling van deze wet, n van hen durft aan te vallen of stenen te gooien, of welke uiting van woede, tegen iemand die de gevaarlijke sekte is ontvlucht, om zich te bekeren ter verering van Gd (christendom), zal spoedig worden overgeven aan de vlammen en verbrand worden met zijn handlangers. Bovendien als n uit de bevolking lid zou worden van deze afschuwelijke sekte, en ook nog hun bijeenkomsten zou bijwonen, zal hij op gepaste wijze gestraft worden.

II. Wetten van Constantius, Augustus 13, 339. Betreffende: Joden, Hemel-aanbidders, en Samaritanen Heeft betrekking op vrouwen in onze weef-fabrieken en wie Joden in hun verdorvenheid ten huwelijk nemen. Er is besloten dat deze vrouwen kunnen blijven in de fabrieken. Huwelijk tussen Joden en christelijke vrouwen in de fabrieken moeten ontbonden worden. Met de komst van Constantijn II lijken de wetten strenger te worden. Volgens Bachrach komt dat door de steeds agressievere manier waarop Joden trachten christenen te bekeren. Tijdens de tussenregering na Constantijns dood zou een groep Joodse missionarissen een keizerlijke wolspinnerij zijn binnengedrongen, waarop zij christelijke vrouwen die daar aan het werk waren probeerden te bekeren. Zij hadden succes, de vrouwen bekeerden zich tot het Jodendom en weigerden voortaan te werken in de staatsweverij. Dit verhaal van Bachrach, sluit aan bij de wet die Constantijn II afkondigde. De wet zou een vervolg zijn vanwege deze bekeringspoging. Volgens Bachrach speelde deze gebeurtenis zich af in Antiochi, wat echter onmogelijk is want daar waren geen keizerlijke spinnerijen. De weverijen waren hoofdzakelijk in het westelijke deel van het Romeinse Rijk. Zou deze wet wel in Antiochi tot stand zijn gekomen, dan kon Constantijn deze wet niet hebben uitgebracht, omdat hij keizer was van het westen. Daarnaast lijkt het niet voor de hand liggen dat Joodse mannen een weverij binnendringen om christelijke vrouwen te bekeren. Er zou eerder sprake van kunnen zijn dat de weverijen Joods bezit waren en dat de Christelijke vrouwen die daar werkten met een Joodse man waren getrouwd en om die reden zich bekeerden.

Het verbod van gemengde huwelijken moet worden bewaard voor de toekomst, opdat de Joden niet hun schandelijke leven delen met een christenvrouw. Mochten ze toch een huwelijk aangaan dan moeten zij zich onderwerpen aan een doodsvonnis (De Joodse mannen moeten worden bestraft met de dood)

Een Jood zal geen christelijke slaaf in zijn bezit hebben. Ten eerste; Joden hadden geen Joodse slaven, tenzij uit vrije wil of vanwege schuldenslavernij (bv. Een bruidsschat indien ze geen geld hadden) Joodse schuldenslaven werden automatisch na zes jaar vrijgelaten. Joodse slaven in het bezit van niet-Joden moesten door Joden worden vrijgekocht. De nietJoodse slaven die werkzaam waren in Joodse huishouden, moesten volgens de Joodse wet bekeerd worden, omdat verscheidene taken in de huishouding alleen door Joden waren toegestaan.

Indien een Jood een slaaf heeft gekocht van een andere sekte of natie, dan zal deze in beslag worden genomen en toegevoegd worden aan de keizerlijke schatkist. Als een Jood een slaaf besnijdt (Brit Mila) die hij heeft gekocht, zal hij niet alleen beboet worden voor de schade die hij aan de slaaf heeft gebracht, maar hij krijgt tevens de doodstraf. Indien een Jood niet aarzelt een slaaf of meerdere slaven te kopen die die tot het geloof behoort welk respect verdient (christendom), dan zullen alle slaven die gevonden bij hem zijn, in beslag worden genomen. Dit zal onmiddellijk worden uitgevoerd bij slaven die christenen zijn.

III Een Wet van Theodosius II, januari, 439 Novella III: Betreffende Joden, Samaritanen, Ketters, en Heidenen. Daarom, hoewel volgends een oud gezegde (van de Griekse Hippocratisch de vader van de geneeskunde) No Cure wordt toegepast in wanhopige ziekten, niettemin, omdat deze gevaarlijke sekten, die onachtzaam zijn in onze tijden, zich in het vrije leven niet verspreiden, in willekeurige stoornis als het ware, we wijden deze wet, dat het geldig is voor alle tijden . Geen Jood of Samaritaan die onderschrijft, nog godsdienst zullen ambtelijke functies of waardigheden verkrijgen; niemand zal worden toegestaan de administratie in dienst van de stad, nog zal iemand in functie van verdediger (opzichter) van de stad kunnen uitoefenen. Sterker nog, wij geloven dat het zondig is, dat vijanden van de hemelse majesteit en van de Romeinse wetten de executeurs van onze wetten kunnen

worden de administratie die zij sluw hebben verkregen-, en dat zij, gesterkt door het gezag van de verworven rang, moet de bevoegdheid om te oordelen of te beslissen als ze willen tegen christenen, ja vaak meer dan bisschoppen van onze heilige religie zelf, en dus, als het ware beledigen ze ons geloof. Meer over, om dezelfde reden, verbieden we dat er nieuwe synagogen worden gebouwd (Minder synagogen betekende immers dat minder christenen en heidenen zich zouden bekeren naar het Jodendom) Echter het stutten van oude synagogen die dreigen in te storten is toegestaan. Echter wordt er toegevoegd, wie een slaaf of een vrije man misleidt tegen zijn wil of door strafbaar advies, in plaats van het volgen van christelijke leer, maar die van de afschuwelijke sekte rituelen, wordt gestraft met verlies van eigendom en zijn leven. (dat wil zeggen, als een Jood iemand bekeerd tot het Jodendom, hij niet alleen zijn eigendommen verliest maar ook zijn leven). Aan de ene kant wie een synagoge bouwt moet beseffen dat hij in het voordeel van de katholieke kerk heeft gewerkt. (die zal het gebouw confisqueren), aan de ander kant, wie al een positie in functie heeft veilig gesteld, zal niet in het bezit zijn van deze verworven waardigheden, in tegendeel, hij zal moeten vechten om in het positie te blijven, zoals voorheen, in de laagste rang, hoewel hij een hoge positie zou hebben verdiend. En voor hen, die aan de bouw van een synagoge begint, en het niet onderhoud, wordt bestraft met een boete van 50 pond in goud voor zijn nalatigheid. Bovendien als hij met zijn kwade leer en geloof aan een ander overbrengt, zal zijn rijkdom in beslag worden genomen, hij zal onderworpen worden aan een doodsvonnis. En aangezien het de keizerlijke majesteit betaamt om alles te overwegen met een dergelijk vooruitziende blik dat het algemeen welzijn het minst lijd, we wijden dat de belasting betalende gemeentekantoren in alle steden, zo ook de provinciale ambtenaren die echter verplicht zijn dienst, erfgenaam en publieke giften maakt als onderdeel van hun belastende en diverse officile en militaire plichten zal blijven in hun klasse afkomst, ongeacht welke sekte ze toebehoren. Laat het niet lijken alsof we vrijstelling hebben verleend aan die verachtelijke mannen daarin hun onbeschaamdheid in willen manoeuvreren. (Joden moeten financile runeuze openbare ambten aanvaarden zonder hoop op vrijstelling) De ze verdere beperking dient in acht te worden genomen, namelijk, dat deze ambtenaren van deze bovengenoemde sekten zullen nooit, voor zover, privzaken betreft, het uitvoeren van gerechtelijke vonnissen, nog cipiers zijn van de gevangenis. Dit wordt gedaan om christenen, zoals het soms gebeurt, kan niet, een verborgen lijden aan een dubbele gevangenisstraf, door haat van de bewakers. (opsluiting is al erg genoeg zonder een Joodse cipier) en verder kan worden getwijfeld dat zij terecht zijn gevangen.

IV. Een wet van Justinianus, juli 28, 531: Betreffende Ketters en Manicheers en Samaritanen. Aangezien veel rechters bij geval van een beslissing, en behoefte hebben aan onze beslissing, hebben wij dat aangepakt, zij hadden vragen wat er moest gebeuren met getuigen die ketters zijn, moet hun getuigenis worden aanvaard of moeten ze worden geweigerd. Wij bepalen dus, dat geen ketter, nog zij, die het Joodse bijgeloof koesteren, kunnen zich aanbieden te getuigen tegen orthodoxe christenen die betrokken zijn bij rechtszaken, of de ene of ander partij een orthodoxe christenen is. (maar een Jood kan getuigen, voor een christenen, tegen iemand die niet orthodox is)
We hebben hier enkele wetten genoemd om ze allemaal te noemen is een beetje te veel. De Codex van Theodosianus alleen al bevat 468 officile wetten tegen Joden, samengesteld door Cassiodorus gedurende zijn dienst in de Ostrogotische Rijk van Itali. Vier documenten in de Codex zijn door Cassiodorus zelf geproduceerd, die rechtsreeks te maken hadden met de zeer anti Joodse wetten. Dan hebben we het nog niet eens over de wetten die er daarvoor al waren, en wat er daarna aan toegevoegd werd, of in koninkrijken in het Romeinse Rijk na 900, die ook eigen wetten tegen Joden hadden, zoals de Bourgondirs, Franken, Visgoten etc.. Echter al deze wetten waren, hoofdzakelijk gebaseerd op de Codex van Theodosianus en Justinianus. Aan de andere kant, moeten we ook niet vergeten, dat de meeste wetten, geproduceerd tussen 500 en 1500, (dan hebben we het niet over de wetten tegen de Joden), nog steeds gehanteerd worden, in de moderne wetgeving van diverse landen. Ook de huidige Europese wetgeving is gebaseerd op wetten die ingevoerd zijn in bovengenoemd tijdsbestek. In dit essay zal men dan ook constant diverse wetgevingen tegen Joden in diverse tijdvakken tegenkomen. Ook de Nazis gebruikten diverse wetten uit de vroege middeleeuwen, in hun maatregelen tegen Joden. Dan hebben we het nog niet over de Bloed Sprookjes. Hier komen we later op terug. Voor de mensen die genteresseerd zijn in de uitgevaardigde wetten, raden we aan The Jews in the Legal Sources of the Early Middle Ages van Amnon Linder, te lezen. Bij voorbaat, Het is wel redelijk zware kost. Je moet het zien als naslagwerk. Hier te lezen. Een boek wat bij het bovengenoemde boek behoort en van dezelfde schrijver is: The Jews in Roman imperial legislation .

Julianus en de Joden 361 363


Het Christendom werd voor het eerst getolereerd door de Romeinse Keizers in 311. De enige serieuze poging om dit proces te verhinderen, is gedaan door keizer Flavius Claudius Julianus ook wel Julianus Apostata (afvallige) wordt

genoemd. Julianus deed afstand van het christelijk geloof. Eigenlijk deed hij dit voor de vrijheid van religie, hij accepteerde niet de religieuze intolerantie van de christenen, en stond open voor Joden. Hij schafte de speciale belastingen fiscus Judaicus die betaald werden aan Romeinse regering af, en zocht ook een manier dat de Joden niet meer belasting hoefden betalen aan het Patriarch in Palestina. ( de Joden in Diaspora betaalden een belasting voor onderhoud van de Patriarch) In een fameuze brief aan de Joden, (zie onder) bemoedigde hij het herbouwen van de Joodse Tempel aan in Jerusalem. Was hij succesvol geweest, dan had dit betekend dat er een nieuwe staat Isral was gekomen, met zijn offeranden, priesters, en wat veel belangrijker was, haar Sanhedrin of Senaat in Jerusalem. In de 2e sectie van zijn wet beschrijft hij de werken van het bouwen van de Tempel. Het is mogelijk, dat het niet zon aardschok was, zoals de kerkhistorici zeggen, maar met de dood van Justianus in 363, en met het weer aan de macht komen van een christelijke keizer, kwam een eind aan het bouwen van de Tempel. (sommige moderne historische onderzoekers, geloven overigens zonder enig bewijs, dat de aanvang van de bouw nooit tot stand is gekomen, en zien het daarom als een fabel). Het verhaal, of de poging tot het bouwen van de Tempel is te vinden in de Ecclesiastical Historia geschreven in het Syrisch door Salamanius Hermia Sozomenus rond 443 450. Sozomen was van geboorte een Gazaan, hij zegt dat hij deze wetenschap heeft van iemand, die beweerde met eigen ogen te hebben gezien, dat men aan de bouw van de Tempel was begonnen. Sozomenus was een conservatief christen, zonder enige sympathie voor de Joden of Julianus.

1. Julianus schriftelijk voorstel om Jerusalem te herbouwen. Aan de Joodse Gemeenschap.


Om de originele tekst zo goed mogelijk aan te houden gebruik ik de Engelse vertaling. Het kan namelijk zijn dat in het Nederlands teveel afwijkt van de originele tekst. Julianus heeft 4 brieven geschreven naar de Joodse gemeenschap en de Patriarch. Hieronder n van de brieven: In the times past, by far the most burdensome thing in the yoke of your slavery has been the fact that you were subjected to unauthorized ordinances and had to contribute an untold amount of money to the accounts of the treasury. (Sinds Vespasianus, in 72 betaalden de Joden aan de Romeinen een speciale belasting, de Fiscus Judaicus) Of this I used to see many instances with my own eyes and I have learned of more, by finding the records which are preserved against you. Moreover, when a tax was about to be levied on you again I prevented it, and compelled the impiety of such of such obloquy to cease her; and I threw into the fire the

records against you that were stored in my desks; so that it is no longer possible for anyone to aim at you such reproach of impiety. * My brother (neef) Constantius of honor memory (in wiens regering, 337-361, werden er strenge wetten uitgevaardigd tegen de Joden) was not so much responsible for these wrongs of yours as were the men who used to frequent his table, barbarians in mind, godless in soul. These I seized with my own hands and put them to death by thrusting them into the pit that not even any memory of their destruction might still linger amongst us. And since I wish that you should prosper yet more, I have admonished my brother Iulus (Hillel II) your most venerable Patriarch that the levy which is said to exist among you (the taxes paid by world Jewry for support of the Palestinian Patriarchate) should be prohibited, and that no one is any longer to have the power to oppress the masses of your people by such exactions; so that everywhere, during my reign, you may have security of mind, and the enjoyment of peace may offer more fervid prayers for my reign to the Most High Gd, the Creator, who has deigned to crown me with his own immaculate right hand. For it is natural that men who are distracted by any anxiety should be hampered in spirit, and should not have so much confidence in raising their hands to pray; but that those who are in all respects free from care should rejoice with their whole hearts and offer their suppliant prayers on behalf of my imperial office to Mighty Gd, even to Him who is able to direct my reign to noblest ends, according to my purpose. This is you ought to do, in order that, when I have successfully concluded the war with Persia, I may rebuild by my own efforts, the sacred city of Jerusalem (Jerusalem te betreden, was voor Joden verboden sinds de Bar Kochba opstand in 135), which for so many years you have longed to see inhabited, and may bring settlers there, and, together with you, may glorify the Most High Gd therein.

II. De mislukking van het herbouwen van de Tempel, 363


Na de verwoesting van de Tempel door de Romeinen in 70 heeft het Joodse volk nog drie pogingen ondernomen om de tempel te herbouwen op de berg Moria. Iedere keer gebeurde er iets waardoor de bouwactiviteiten moesten worden stopgezet. De eerste poging vond plaats in de tijd van Bar Kochba tussen 132 en 135. De tweede poging vond plaats in het jaar 324, toen keizer Constantijn volgens Eusebius toestemming gaf om het Huis van Gd in Jeruzalem te herbouwen. Terwijl de Joden met bouwen begonnen, klaagden een aantal christenen bij de keizer en overtuigden hem ervan dat de bouw van de Tempel niet in het belang van het christendom was. Dit resulteerde erin dat Constantijn de oren zou laten afsnijden van degenen die poogden de Tempel te herbouwen. De derde poging werd door Julianus gedaan, zoals hieronder beschreven:

Julianus haatte de christenen en onderdrukte hen. Hij manifesteerde zijn menselijkheid en welwillendheid tegenover de Joden. Hij schreef brieven naar de Joodse leiders, en ook naar de Joodse gemeenten, met het verzoek voor hem te bidden, en voor de welvaart van het Romeinse Rijk. Het is mij niet helemaal duidelijk wat nu precies de motieven van Julianus zijn geweest. Mogelijk verkeerde hij in de veronderstelling dat door op te komen voor de Joden hij de op zijn meest verstokte vijand, de christenen hiermee ten zeerste benadeelde, en hun macht door hen te onderdrukken inperkte. De restauratie van de Joodse Tempel, zou naar zijn mening tevens, het christelijke argument van de Vervangingstheologie te niet doen. Ook had hij de Joodse ondersteuning nodig in zijn komende oorlog tegen de Perzen. Het kan natuurlijk ook zijn, zoals eerdere keizers getracht hebben, dat hij dacht de Joden zo te kunnen benvloedden dat zij zouden overstappen naar het heidendom. De Tempel die gebouwd zou gaan worden, kon dan gemakkelijk veranderd worden, van Tempel voor het Jodendom in een Tempel geweid aan n van de goden van Julianus. Uit enkele voorvallen bleek dat dit laatste zijn echte motief was. Hij vermaande hen, de Joden om de wetten van Mozes na te leven, na de gewoonten van hun voorvaderen. De Joden beantwoorden hem dat dit niet mogelijk was om te offeren. Ten eerste de tempel was vernietigd, het was noch wettisch, en noch voorouderlijk dit te doen in een andere plaats dan Jerusalem. (Een offer brengen in Diaspora werd niet toegestaan door de Joodse wet, dit mocht alleen in Jerusalem). Julianus gaf hen daarom opdracht en geld om de Tempel te herbouwen in Jerusalem, en om de oude cultus van hun voorvaderen her in te voeren. De Joden begonnen meteen aan de onderneming, zonder er bij na te denken, wat volgens, de voorspellingen van de profeten, niet bereikt zou kunnen worden. (De profetien staan beschreven in: Ezechil 40-48 lees hier.) Zij zochten de meest bekwame ambachtslieden uit, verzamelden materialen en ontruimden de bouwgrond. Ze namen hun werk zo serieus, dat zelfs de vrouwen hun sieraden verkochten om aan de bouwkosten mee te betalen. De keizer, de heidenen, en alle joden, beschouwden iedere andere onderneming als ondergeschikt aan de bouw van de Tempel. Hoewel de heidenen de Joden niet welgezind waren, assisteerden ze hen wel in deze onderneming, omdat ze rekenden op ultiem succes, en hoopten op deze wijze de profetien van Christus te vervalsen. (omdat Jezus in het Nieuwe Testament de verwoesting van de Tempel geprofeteerd had, zou wederopbouw daarvan van Jezus een valse profeet maken) Naast het motief, werden de joden zelf (met een beroep op de sympathie van Julianus) werden gedreven, door de overtuiging, dat de tijd kwam voor de wederopbouw van hun tempel. Toen ze de runes van het voormalige gebouw hadden verwijderd, groeven ze in de grond, tot aan het fundament, er wordt gezegd dat op de volgende dag toen ze weer aan het werk gingen, ze op het punt stonden om de eerste steen te leggen. Op dat moment kwam er een enorme aardbeving, stenen werden uit de diepte naar boven geworpen, arbeiders verdwenen in de ontstane scheuren in de diepte, andere arbeiders raakten gewond, huizen in de buurt van de bouw stortten in, van andere

huizen scheurden de voorgevels, mensen raakten beklemd, en opgesloten onder het puin, en stierven onmiddellijk of raakten zwaar verminkt. Slachtoffers werden later gevonden met afgerukte ledenmaten. Een kerkvader die overtuigd was dat de Tempel niet herbouwd kon worden beschreef dit alles wat blijkt uit het volgende citaat: Toen Gd de oorzaak van de aardbeving staakte, keerden de overlevende werklieden terug naar hun taak, mede, omdat het de opdracht was van de keizer, en gedeeltelijk omdat zijzelf genteresseerd waren in de onderneming. Mannen proberen vaak om hun eigen hartstochten te bevredigen, zoeken naar wat schadelijk is voor hen, en verwerpen wat werkelijk hun voordeel zou zijn, en worden misleid door het idee, dat er echt niets nuttig is, behalve wat aangenaam is voor hen. Wanneer ze eenmaal op het dwaalspoor zijn gebracht door deze fout, zijn ze niet meer in staat op een wijze die bevorderlijk is voor hun eigen belangen, of om waarschuwingen waar te nemen, door rampen welke op hen worden bezocht. Naar mijn mening zagen de Joden deze aardbeving niet als een straf van Gd omdat ze de Tempel herbouwden. Daarom hervatten ze na deze ramp met al de gevolgen van dien weer het werk. Terwijl zij dat deden kwam er heel plotseling een enorme steekvlam vanuit de fundamenten van de in aanbouw zijnde Tempel, en verbrande alles wat in de buurt was. Ook de werklieden die aan het werk waren, werden verteerd door de vlammen. (In een artikel in de Scottish Review over de brand, schreef J.M. Cambell in 1900 zijn theorie over de oorzaak van de plotselinge brand; Hij neemt aan, dat de brand werd veroorzaakt door een explosie van olie, die daardoor een einde maakte aan de bouw van de Tempel. Dit klinkt fantasievol). Dit artikel is onvervaard vermeld, en werd vervolgens door iedereen als waarheid aangenomen. Het enige verschil in de overlevering is zoals sommigen beweren; dat de vlam uit het binnenste van Tempel losbarstte, toen de werklieden zich een weg forceren naar de ingang, terwijl anderen zeggen; dat het vuur rechtstreeks vanuit de aarde kwam. Op welke manier het fenomeen zich ook heeft gemanifesteerd, of voortgedaan, het is en blijft een raadsel. Aan dit gebeuren, is ook nog een religieuze en mirakelleuze mythe verbonden; Plotseling verscheen spontaan een teken van het kruis op de kleding van degenen die aan het werk waren. De kruisen gaven licht, gelijk als het schitteren van steren aan de hemel, een waar kunstwerk. Ze knielden gelijk neder, en hieven hun armen naar de hemel, en beleden aan Gd dat zij fout waren g eweest om de Tempel te bouwen. Anderen haasten zich naar de kerk, en zongen psalmen ter ere van Gd, en smeekten om hun overtreding en zonden te vergeven. Mocht iemand mijn verhaal niet geloven, laat hem overtuigd worden, door de feiten die ik heb verkregen, van diegenen die ooggetuige waren, want zij, zijn nog in leven.

Laat hem informeren over de Joden en de heidenen, en die het onvoltooide werk hadden verlaten, of die, nauwkeuriger het kunnen vertellen, maar niet in staat waren om erover te spreken.

Onder keizerin Eudocia ,getrouwd met keizer Theodosius II, die zelf in Jerusalem woonde, leefde de Joodse hoop op de herbouw van de Tempel weer op. Maar opnieuw was het tevergeefs. In 614 versloegen de Perzen de Byzantijnen. De Joden die hen daarbij geholpen hadden tegen de christelijke keizer Heraclius kregen opnieuw toestemming de Tempel te herbouwen. De Perzische koning Chosroes II benoemde een Jood genaamd Nehemia, tot gouverneur over de stad, en de geschiedenis leek zich te gaan herhalen. Onder een andere Nehemia waren immers met toestemming van de koning der Perzen, weer de muren van de stad Jerusalem herbouwd (500). De Joden genoten een korte tijd (614-617) enige invloed bij deze Perzische Sjah, maar daarna onder christelijke druk- veranderde hij van mening, en van de toegestemde Tempelbouw kwam niets terecht. Sterker nog; de Perzen verdreven de Joden uit Jerusalem. Toen deze stad 15 jaar later door de christelijke Byzantijnse keizer Heraclius heroverd werd, vervlogen hun droom en hoop helemaal, want de keizer bouwde een achthoekige christelijke kerk, vlakbij de runes op het Tempelplein van de voormalige Joodse Tempel. In 638 veroverden de Mohammedanen het heilige land, en op de plaats van de achthoekige kerk bouwde kalief Abd-al-Malik in 691-692 zijn achthoekige Dome of the Rock, de Rotskoepel, de moskee van Omar, met het bladgoud bedekte koepeldak, de blikvanger in het panorama van de stad. Op de moskee staat een citaat uit de koran: ; Allah heeft geen zoon , dat is duidelijk gericht tegen het christendom. Op het andere eind van het vroegere tempelplein verscheen even later de Al Aqsamoskee. Vanuit deze moskee werd toen, en ook nu nog bij het vrijdaggebed regelmatig haat tegen het Joodse volk gepreekt. Beide gebouwen staan dus op de resten van het oude Joodse Tempelplein. Franklin ter Horst heeft een artikel gewijd aan de geschiedenis van de Tempel, van vroeger tot heden: http://www.franklinterhorst.nl/De%20Derde%20Tempel.htm

In het begin van de 18e eeuw is in Jeruzalem de Hurva-Synagoge gebouwd, die ook diverse keren is vernietigd door moslimgeweld, en waar heden ten dage, nog veel over is te doen. Lees hier de geschiedenis. Julianis Aposta was vastbesloten om de reputatie van het Romeinse Rijk in het Oosten te herstellen. In 363 viel hij Perzi binnen. Hij drong diep het Perzische Rijk binnen. Op 26 juli 363 raakte hij bij de hoofdstad Clesiphon in een veldslag. Julianus raakte hierbij gewond door een speer in zijn zij, en overleed. Hij was 31 jaar oud en hij had in totaal slechts negentien en een halve maand geregeerd. Er bestaat onduidelijkheid of de speer afkomstig was van een Perzische- of een christelijke -soldaat.

Volgens de Byzantijnse historicus Johannes Malalas is de moord gepleegd in opdracht van de Anatolische bisschop Basilius van Caesarea en heeft een christelijke speer hen gedood.. Aangezien Julianus tijdens zijn leven geen opvolger had aangewezen, werd De Christen Flavius Jovianus, die commandant van de keizerlijke lijfwacht was aangewezen als zijn opvolger. Zo brak er weer donkere tijden aan voor de Joden. Eigenlijk hoort dit stuk, in de Geschiedenis van de Joden in Palestina en het Midden Oosten maar past naar mijn mening ook bij dit stuk. Aanrader is het boek: Julianus de laatste heidense keizer, Ammianianus Marcellinus, vertaald in het Nederlands door Daan den Hengst.

De aardbeving en tsunami in 365.


Had hetgeen 2 jaar later in 365 is gebeurd zoals J.M. Cambell in de Scottish Review, waarin hij zijn theorie omschrijft, van wat de vernietiging van de Tempel veroorzaakte met elkaar te maken? Maar aan de andere kant, het kan dus ook een voorbode zijn geweest van de enorme aardbeving die plaats heeft gevonden in 365 in het oostelijke Middellandse Zee gebied, wat honderdduizenden mensen het leven heeft gekost. Men veronderstelt dat het epicentrum daarvan in de nabijheid van Kreta was. We moeten natuurlijk ook niet vergeten dat men in de geschiedenis wel vaker tientallen jaren naast het werkelijke jaar, en datum zat, dus het is mogelijk dat de bouw van de Tempel ongeveer gelijktijdig plaatsvond met de aardbeving en Tsunami. Hedendaagse geologen schatten dat de aardbeving een kracht had van 8 of hoger op de schaal van Richter had. De aardbeving bij Kreta veroorzaakte namelijk grootschalige verwoesting in Midden- en Zuid-Griekenland, in het noorden van Libi en in Cyprus en Sicili. In Kreta werden bijna alle steden verwoest. De aardbeving werd gevolgd door een tsunami, die de oostelijke kusten van de Middellandse Zee, met name Alexandri en de Nijldelta, verwoestte. Daarbij vielen honderdduizenden doden ( meer als 225.000 volgens professor Beth Shaw, Cambridge university), en belandden schepen tot drie kilometer landinwaarts. De aardbeving liet een diepe indruk na op laat-antieke tijdgenoten, en vele schrijvers refereerden in hun werken aan deze gebeurtenis. De laat-antieke historicus Ammianus Marcellinus beschreef de tsunami, die Alexandri en andere plaatsen in het oostelijke Middellandse Zeebekken in de vroege uren van 21 juli 365 trof, in detail. Zijn beschrijving is in het bijzonder

opmerkelijk omdat hij een duidelijk onderscheid maakt tussen de drie belangrijkste fasen van een tsunami, namelijk eerst de aardbeving, vervolgens de plotse terugtrekking van de zee, en tenslotte de daaropvolgende vloedgolf die het land binnenrolt: Iets na zonsopgang en aangekondigd door een snelle opeenvolging van heftig schuddende bliksemschichten werd de stevigheid van de gehele aarde aan het schudden en huiveren gemaakt, en de zee werd weggedreven, haar golven rolden terug en de zee verdween, zodat de afgronden van haar diepten werden blootgelegd en veelvormige soorten zeewezens vast bleken te zitten in de modder; de grote woestenijen van de valleien en bergen, die de schepping een plaats onder de weidse kolkende golven had toegewezen, keken op dat moment, zoals men wil laten geloven, op in de stralen van de zon. Vele schepen strandden op dat moment als op het droge, en mensen dwaalden rond langs de schamele restanten van de wateren om vissen en anders zaken met de hand te verzamelen; toen kwam de zee brullend, als beledigd door haar verdrijving, op haar beurt weer terug opgerezen, en wierp zich razend door de ondiepten gewelddadig op eilanden en op grote stukken vasteland, en verwoestte ontelbare gebouwen in de steden en in andere plaatsen waar de zee ze maar kon vinden. Zo werd in het razende conflict van de elementen het aangezicht van de aarde veranderd en werden er wonderlijke dingen gezien. Doordat de watermassa op het moment terugkeerde dat men dat het minst verwachtte, verdronken er vele duizenden, en toen het getij hoog werd opgedreven bij het terugwijken van de golven, zag men, toen de woede van het natte element oud was, dat sommige schepen waren gezonken en de lichamen van de omgekomen mensen in het water lagen, met hun gezicht omhoog of omlaag. Andere enorme schepen, voortgedreven door de waanzinnige stuwkracht, belandden op de daken van de huizen, zoals in Alexandri gebeurde, en andere werden bijna twee mijl landinwaarts geworpen, zoals het schip in de buurt van de stad Methone in Laconi, dat wij zagen toen wij daar langs kwamen, al bijna uit elkaar gevallen door het langdurig verval. Opvallend is echter, dat vlak na de tsunami het christendom zich enorm verspreide en toenam, in een zeer korte periode. Zou, dit te maken hebben met het idee dat de christenen deze catastrofe in hun bekeringdrift, uitgelegd hebben als een straffe Gds? En dat er nooit meer een keizer als Julianus, een heiden die tegen het christendom was, mocht regeren, over christelijke onderdanen, die het ware geloof aanhingen? Bekend is natuurlijk dat de oostkant van de mediterranen aardbevingen gevoelig is. Men wacht nog steeds op een gelijksoortige catastrofe. Isral neemt dit zeer serieus lees hier. Hier ook meer informatie over een onderzoek naar de catastrofe van 365.

Reverenties: J. S. Golub, Medieval Jewish history. Heinrich Greatz, Die Geschichte der Juden Jacob R. Marcus, The Jew in the Medieval World Wikipedia en andere artikelen internet Bachrach, B.S., The Jewish community of the later Roman empire as seen in theCodex Theodosianus in: J. Neusner en E.S. Frerichs (ed.), To see ourselves as others see us. Simone Wolthuis, De invloed van de christelijke kerk op de verandering in depositie van de joden in het Romeinse Rijk van 312 tot 429 Boeken, die in het stuk zelf worden genoemd Diverse artikelen op het internet

Wordt vervolgd

Diverse boeken stellen wij u regelmatig gratis ter beschikking. Een vrijwillige bijdrage aan het Digibieb-project, klein of groot, is zeer welkom. Naam en bankrekeningnummer: J.P. Siepman Sneek ING 3607055 onder vermelding van: donatie-boeken

Вам также может понравиться