De Engelse taal wint het op alle fronten. Dansgelegenheden worden al tig
decennia lang als dancing aangeduid. Het aloude, vertrouwd klinkende woord; danszaal is definitief op zolder opgeslagen. Bijgezet in het vergeetwoordenboek. Eind vorige eeuw volgden feestzaal en zalencentrum. Partycentre ontsiert nu menig voormalig feestgebouw. ‘Een kwestie van de vlaggen die de ladingen dienen te dekken’, hoorde ik ’n horecaffer ooit verdedigend zeggen. In de krant lees ik hoe een transportbedrijf in hoge financiële nood in een fractie van geen tijd afslankt en herstart en met een boerenslimheid van heb ik jou daar, zijn naam transformeert van Huppeldepup Internationaal Transport BV in Huppeldepup Logistics BV. De snelle korte woorden triomferen. SMS. Daar de Angelsaksische taal, en dan vooral de Amerikaanse variant ervan, het in kortheid zal winnen van een goed Nederlands alternatief, hebben we al raps ‘t schaop an ’t drieten. De Engelse ziekte. Het ziekenfonds, pardon mijn zorgverzekeraar vraagt zich in ziekmakend taalgebruik af of ‘My Fitness’ wel in orde is. Mmmmwaaaeeeuhhh! Brakend leg ik ’t epistel terzijde. Voor m’n werk lees ik op de webstek van het ministerie van OCW in een ‘lumpsumfactsheet’. Zuchtend droom ik weg van m’n beeldscherm. Waarom geen ‘som-in-eens-feitenvel’? Op het kantoor hoor ik een reorganisator het enthousiast hebben over ‘stakeholders’. Ik kijk hem vragend aan. M’n collega’s gelukkig ook. Ik zie even steaks op grote borden liggen. Dan rolt onzeker en traag be…lang…hebbenden, over de lippen van de dertiger. “Zeg dat dan!”, schreeuw ik hem tegemoet. In het huis-aan-huisblad, een advertentie van wat vroeger het sociaal-cultureel werk mocht heten. Ik lees met stijgende verbazing over ‘Creadoe for kids’ in Etten en over een project ‘Get started’ in Ulft. Taalconstructies van een andere planeet die ik in het lawaaierige Kawaii kabaal, op de dinsdagachterkant van het regiokatern, soms ook met verwondering aanschouw. Het geeft overigens wel ’n mooi doorkijkje naar de mogelijke taal van over vijftig jaar verder. In ‘Testing the Best Thing’ worden diverse deo’s getest. Hetter en te zwetter. It doesn’t matter. Langzaam maar zeker breidt de Engelse ziekte zich uit over onze taal. Natuurlijk, ik begrijp wel dat door globalisering men in sommige gevallen noodgedwongen kiest voor een internationaal begrepen begrip. Alleen nemen we het met z’n allen te gemakkelijk klakkeloos over. Nee, nee, nee! Ik pleit niet voor een taal van alle vreemde smetten vrij. Natuurlijk niet. Mensen communiceren met elkaar, en taal heeft de gelukkige neiging zich, al dan niet in een veranderende betekenis, klank of schrijfwijze, te nestelen in een vreemde omgeving. Ik lees zaterdags bij de koffie met veel plezier over de wetenswaardig- en toevalligheden bij de verschillende talen over heel de wereld. De taalwonderen die zich bij mijn rechter, voor de lezer, linker, paginagenoot Henk Harmsen openbaren. Over de verbijsterende overeenkomst tussen de Achterhoekse marketonzen -een perziksoort- en de Spaanse melocotones. Is de perziksoort wellicht ooit hier terechtgekomen, onder invloed van de Spaanse bezetting? De Tachtigjarige oorlog? Het slingert m’n gedachten via ‘Het beleg van Grol’ naar de Groenlose dichter Sebastiaan Roes. Gisteren na weer een werkdag vol nieuwmodische nieuwspraak, sloeg ik zijn spiksplinternieuwe bundel open. Even m’n ziel wassen. Hij viert het tienjarig bestaan van de officiële erkenning van de Nedersaksische taal, waarvan ‘t Achterhoeks een variant is, met een derde bundel Achterhookse gedichten. “Dreestramp”. De benaming voor een gaffelvormige tak met drie tanden. Hij schrijft in een ten geleide over de politici die in 1995 van ’t Nedersaksisch ‘n erkende spraoke hebt gemaakt: “At dát zo is, dan maak ik der wal literatuur bi-j.” En dat hef e! Ofschoon ik het Grols niet echt machtig ben, nodigt Roes’ werk uit tot hardop lezen. Zoals dat met goede gedichten gaat,… het geschrevene tot poëzie maakt. Klank en ritme in ’n óndeurboorbaor, ónbedaorbaor verband. Godsgankelek goed. ’t Schittert in m’n ogen. Stekeblind val ik stil. Misschien een andere keer meer. Nu even niet, ik geniet. Nòh, goed, één voorbeeld dan. Onder één vóórwaarde! Dat als het ontroerend goed u bevalt, het ook door u gekocht gaat worden. ”Engels grös//Nargens ‘t grös greuner/as bi-j Leeds Castle,/dat grote, olde hoes.//Met ne schere emaejd/en of-estokkene/deur nen mathematicus/met rechte hand/dén nooit wat drunk/zo liekt ‘t:/zó lieke,/zó alderbastend Brits.//Laot de stadsen maor praoten,/dech boer Roes://’Natuur in cultuur/is de mooiste natuur.’”