Вы находитесь на странице: 1из 3

verbinden

Rekenregels voor hoeklassen


volgens Eurocode 3 en TGB Staalconstructies
A. M. Gresnigt en T. Luijendijk, TU Delft

In het vorige nummer van Metaal Magazine zijn in de eerste aflevering van deze serie van drie artikelen over de nieuwe rekenregels de IIW aanbevelingen uit 1976 en NEN 2062 uit 1977 besproken. In NEN 2062 zijn de IIW aanbevelingen overgenomen. Bij het opstellen van de Eurocode 3 heeft men gekozen voor een gewijzigde opzet voor de rekenregels voor hoeklassen. Deze gewijzigde opzet is overgenomen in de TGB 1990 Staalconstructies. In dit deel worden de rekenregels voor hoeklassen gegeven volgens de TGB 1990 Staalconstructies.
De foto toont een aantal hoeklassen in een dikwandige constructie (foto: Lastechniek Europa)

De TGB Staalconstructies en de Eurocode 3 geven twee methoden om de sterkte van hoeklassen te berekenen: de gecombineerde spanningen methode en de gemiddelde spanning methode. De gemiddelde spanning methode is een vereenvoudiging van de gecombineerde spanningen methode. De beide methoden worden toegelicht aan de hand van de twee gelaste verbindingen in figuur 1.

In figuur 1 links zijn voor kophoeklassen de schuifspanning en de normaalspanning in de keeldoorsnede weergeven en in de rechter figuur de belastingswijze van zijhoeklassen. Spanningscomponenten Voor de kophoeklassen in figuur 1 geldt: (1) met (2)

Voor de zijhoeklassen geldt: en

(3)

Lasformule In de keeldoorsnede kunnen meer spanningen werken (meerassige spanningstoestanden). Voor de beoordeling van de sterkte in het moedermateriaal wordt bij meerassige spanningstoestanden gebruikgemaakt van het vloeicriterium van Hber-Hencky-Von Mises. Voor een vlakke spanningstoestand geldt: (4) met (5)

Voor de berekening van hoeklassen wordt uitgegaan van dezelfde formule met een aantal modificaties: (6)

met (7) en (8)


Figuur 1. Definitie van spanningen in dubbele kophoeklassen en belastingswijze van zijhoeklassen (zie ook Metaal Magazine 1 2007 , pag. 10 - 12)

De formules (6) en (7) kunnen ook wor-

36

metaalmagazine 2 2007

www.metaalmagazine.nl

Nieuwe normen hoeklassen


den geschreven als: (9) Hierin zijn: w;s;d de rekenwaarde van de vergelijkingsspanning in de las door de belasting w;u;d de rekenwaarde voor de treksterkte van het lasmetaal t;d de rekenwaarde van de treksterkte van het moedermateriaal in de factor is het verschil in sterkte tussen het lasmetaal en het moedermateriaal in rekening gebracht. De waarde van is bepaald door middel van een statistische evaluatie van meer dan 1000 proefresultaten in veel verschillende landen modelfactor: : 1,25 normaalspanning loodrecht op de keeldoorsnede schuifspanning in de keeldoorsnede loodrecht op de wortellijn // schuifspanning in de keeldoorsnede evenwijdig aan de wortellijn Opmerkingen: De 3 in de noemer van (6) en (7) leidt er toe dat w;u;d voor de gecombineerde spanningen methode en de gemiddelde spanningen methode dezelfde waarde geeft. Waarden voor en t;d zijn in tabel 1 gegeven. Ten opzichte van de lasformule in NEN 2062 is de factor verhuisd van het linkerlid naar het rechterlid van de formule. Hierdoor is een logischer opzet ontstaan waarbij in het linkerlid alle effecten van de belastingen (de optredende spanningen) staan en in het rechterlid alle factoren die de sterkte bepalen. Verder is als kenmerk voor de materiaalsterkte de treksterkte gekozen en niet de vloeigrens. De reden hiervoor is dat in de vergelijking met de proeven het steeds gaat om de breuksterkte in de proeven. Het is dan logischer om in de sterktefunctie voor de treksterkte te kiezen in plaats van de vloeigrens. Om het juiste veiligheidsniveau te bereiken worden in de Eurocode 3 en de TGB veiligheidsfactoren M in de sterktefunctie gehanteerd. Voor bezwijkgevallen waarbij vloeien (grote vervormingen) de bezwijkvorm is geldt = 1,0 en waar breuk de bezwijkvorm is geldt = 1,25. Door de gewijzigde opzet van de lasformule is de waarde van de factor anders geworden dan in NEN 2062, zie tabel 1. De voorwaarde (9) is alleen maatgevend als duidelijk groter is dan . Dit is alleen het geval als kophoeklassen schuin worden belast. Indien voorwaarde (9) niet zou worden gesteld, dan zou de flankdoorsnede (moedermateriaal) maatgevend kunnen worden. In praktische constructies komt een dergelijke schuine belasting waarbij (9) maatgevend is zelden voor. Gecombineerde spanningen methode Invullen van de spanningscomponenten (1) en (2) in de lasformule (9) geeft: (10) zodat: (11) met: Fs;d de rekenwaarde van de kracht die op de lassen werkt het keeloppervlak van de beschouwde las(sen)

Metaal Magazine schenkt in drie edities aandacht aan de nieuwe ontwerpregels voor hoeklassen. De eerste aflevering is gepubliceerd in Mataal Magazine 1 2007 , pag. 10-12. In deel 3 wordt ingegaan op de berekening van hoeklassen volgens de normen van AICS en AWS (American Welding Society), de Zweedse lascode BSK94 en er wordt ingegaan op recente ontwikkelingen binnen het IIW (International Institute of Welding).

In NEN 6770 is deze vereenvoudigde methode overgenomen naast de gecombineerde spanningen methode. Deze vereenvoudigde methode is in NEN 6770 aangeduid als de 'gemiddelde spanningenmethode'. Volgens NEN 6770 geldt: (16)

Waarden voor w;u;kop zijn gegeven in tabel 1. Voor de dubbele kophoeklassen in figuur 1 volgt met: en voor de benodigde lasdikte: (13) De grootste lasdikte wordt gevonden als in de plaat de vloeispanning aanwezig is (dus bij "vol aansluiten"). In tabel 1 zijn de dan benodigde lasdikten gegeven voor dubbele hoeklassen. Voor de zijhoeklassen in figuur 1 volgt met (3) en (9): (14) Waarden voor w;u;zij zijn gegeven in tabel 1. De benodigde lasdikte volgt uit (figuur 1): (15) (12)

al l;e

In het rechterlid in (16) is w;u;gemsp gelijk aan w;u;zij volgens (14). In tabel 1 zijn daarvoor waarden gegeven. Bij zijhoeklassen geeft de gemiddelde spanningen methode dus hetzelfde resultaat als de gecombineerde spanningen methode. Bij kophoeklassen leidt de gemiddelde spanningen methode tot een lasdikte (a-maat) die een factor 3/2 = 1,22 groter is. Voor de lasinhoud betekent dit een factor 3/2 = 1,5 (laskosten!).

Tabel 1. Waarden voor en grenswaarden w;u;kop en w;u;zij voor verschillende staalsoorten (tot plaatdikten van 40 mm), en benodigde lasdikten bij 'vol aansluiten. Staal y [N/mm2] u [N/mm2] w;u;kop [N/mm2] w;u;zij = w;u;gemsp [N/mm2] Bij een dubbele kophoeklas volgt voor z = y : S235 235 360 0,80 255 208 S275 275 430 0,85 286 234 S355 355 510 0,90 321 262 S420M S420N S460M S460N 420 520 1,00 294 240 420 550 1,00 311 254 460 550 1,00 311 254 460 580 1,00 328 268

Gemiddelde spanningenmethode Bij de opzet van de Eurocode 3 werd in verschillende landen de lasberekening met de gecombineerde spanningen te ingewikkeld gevonden. In de ENV versie van de Eurocode 3 [6] heeft dit er toe geleid dat in de hoofdtekst een vereenvoudigde methode is opgenomen die aansluit bij de rekenpraktijk in verschillende Europese landen.

a a a a a a a 0,46 t 0,48 t 0,55 t 0,71 t 0,68 t 0,74 t 0,70 t

Aanvullende informatie De gegeven waarden voor S420 en S460 zijn ontleend aan Annex D van de ENV versie [6] van Eurocode 3, waarin rekenregels zijn gegeven

www.metaalmagazine.nl

metaalmagazine 2 2007

37

verbinden
REFERENTIES
[1] Design for arc-welded connections in steel submitted to static loads. Welding in the world, Volume 14, no 5/6, 1976. [2] NEN 2062 (1977). Booglassen. Het berekenen van gelaste verbindingen in ongelegeerd en zwakgelegeerd staal tot en met Fe 510 (Fe 52) die overwegend statisch worden belast. [3] NEN 2063 (1988). Booglassen. Op vermoeiing belaste constructies. Het berekenen van gelaste verbindingen in ongelegeerd staal en zwakgelegeerd staat tot en met Fe 510 (Fe 52). [4] NEN 6770. Technische grondslagen voor bouwconstructies TGB 1990 Staalconstructies - Basiseisen en basisrekenregels voor overwegend statisch belaste constructies. [5] NEN 6772. Technische grondslagen voor bouwconstructies TGB 1990 Staalconstructies Verbindingen. [6] ENV 1993-1-1:1995. Eurocode 3, Design of Steel Structures, General rules and rules for buildings. [7] EN 1993-1-1: 2005, Eurocode 3, Design of Steel Structures : General rules and rules for buildings. [8] EN1993-1-8: 2005, Eurocode 3, Design of steel structures, Design of joints. [9] EN1993-1-9: 2005, Eurocode 3, Design of steel structures, Fatigue. [10] EN1993-1-12: 2007 , Eurocode 3, Design of Steel Structures: Supplementary rules for high strength steel. [11] Gresnigt, A.M. Berekening van hoeklassen volgens Eurocode nr. 3, NEN 6770 en NEN 6772, Lastechniek, jaargang 57 , november 1991, pag. 381-388. [12] Gresnigt A.M. Update on design rules for fillet welds. 3rd European Conference on Steel Structures September 19-20, 2002, Coimbra, Portugal. [13] Specification for Structural Steel Buildings, American Institute of Steel Construction, Chicago, March 9, 2005 (kan worden "gedownload" van de website van AISC: zie www.aisc.org). [14] American Welding Society, Structural Welding Code - Steel, AWS D1.1, Miami, USA.

voor constructies in S420 en S460. In de TGB staalconstructies is het toepassingsgebied beperkt tot en met S355. In de nieuwe EN versie is het toepassingsgebied in de hoofdtekst (EN1993-1-1 [7] en EN1993-1-8 [8]), uitgebreid tot S460, terwijl in een apart deel (EN1993-1-12) rekenregels zijn opgenomen voor de hoge sterkte staalsoorten tot S700. Meer hierover in het derde deel van deze serie. Uit tabel 1 volgt dat de ontwerpsterkte w;u;kop en w;u;zij voor S420 en S460 lager is dan voor het minder sterke staal S355. De belangrijkste reden voor de relatief lage ontwerpspanningen voor hoeklassen in S420 en S460 volgens de huidige ontwerpregels in Eurocode 3, is het beperkte aantal beschikbare beproevingsresultaten en de spreiding in de resultaten ervan. Meer onderzoek op dit gebied is nodig; zie deel 3 van in een volgend nummer van Metaal Magazine. Voor alle staalsoorten geldt dat de sterkte van het toevoegmateriaal tenminste gelijk (matching) moet zijn aan de sterkte van het basismateriaal. Het verschil in sterkte tussen het basismateriaal en het lasmetaal is impliciet in rekening gebracht met de factor . In de praktijk hangt de mate aan overmatching af van het staaltype: voor de staalsoorten met een geringere sterkte is er gewoonlijk meer overmatching dan voor de staalsoorten met een hogere sterkte. Het belang van taai lasmetaal Bij de lasberekening wordt aangenomen dat de spanningen , en // die door de uitwendige belastingen op de las worden uitgeoefend gelijkmatig over de keeldoorsnede zijn verdeeld. In werkelijkheid is de spanningsverdeling veel gecompliceerder en zijn ernaast de genoemde spanningen nog verschillende andere spanningen: Restspanningen als gevolg van krimp die tijdens het afkoelen na

Deze lassers leggen hoeklassen met het T.I.M.E. lasproce (foto: Fronius)

het lassen optreedt (krimpspanningen). Deze belopen waarden in de grootte van de vloeigrens, zodat al bij geringe belasting vloeien in de las zal optreden. Bij taai lasmetaal mag worden aangenomen dat tijdens dit vloeien de spanningen zich zo zullen instellen (herverdelen) dat de restspanningen voor de berekening van de sterkte van de las buiten beschouwing mogen blijven. Spanningsconcentraties die het gevolg zijn van de geometrie van de las. Hierdoor zijn de spanningen over de keeldoorsnede niet gelijkmatig verdeeld, zie figuur 2. Bij de wortel van de las zal al bij geringe belasting de daardoor veroorzaakte spanning gelijk zijn aan de vloeigrens. Bij verder toenemende belasting zal daar vloeien optreden, waarbij de spanning in naastgelegen vezels verder toeneemt, zie figuur 2b. Uiteindelijk zal de gehele lasdoorsnede vloeien, zie figuur 1c. Na het vloeien zal versteviging optreden en zal uiteindelijk breuk optreden als in de gehele lasdoorsnede de spanning gelijk is aan de treksterkte. Uiteraard is dit alleen

mogelijk als het lasmetaal en het naastgelegen moedermateriaal voldoende taai zijn. Ook in de lengterichting van de las is de spanningsverdeling in werkelijkheid niet gelijkmatig. Bijvoorbeeld bij een zijhoeklas zullen aan het begin en einde van de lassen spanningsconcentraties en rekconcentraties optreden. De taaiheid van de las kan dus bepalend zijn voor de sterkte van de hoeklasverbinding. Factoren die de sterkte en taaiheid van het neergesmolten lasmetaal bepalen zijn: a. De chemische samenstelling van het toevoegmateriaal; b. De chemische samenstelling van het basismateriaal; c. Het lasproces en de lasparameters. Het gaat hierbij voornamelijk om de afkoelsnelheid na het lassen, die af zal hangen van een eventuele voorwarmtemperatuur, de warmteinbreng en de plaatdikte; d. De dikte van de las; e. De geometrie van de las (lasonregelmatigheden, spannings- en rekconcentraties).

a. elastisch

b. elastisch - plastisch

c. plastisch

Figuur 2. Spanningsconcentraties over de keeldoorsnede ( ), plaatselijk vloeien en herverdeling van spanningen.

38

metaalmagazine 2 2007

www.metaalmagazine.nl

Вам также может понравиться