Вы находитесь на странице: 1из 5

Lesvoorbereidingsmodel

Student: Paul Godschalk Stageschool: Mentor: Karlijn Studieloopbaanbegeleider: Suzanne Raaijmakers Titel onderwijsactiviteit: Paboklas: P13EhvD Groep: 3 Aantal kinderen: 16 Datum en tijdstip:

Beginsituatie van de leerlingen Wat hebben de leerlingen geleerd van eerdere onderwijsactiviteiten en ervaringen, wat kennen/weten/kunnen ze vanuit hun leef- en ervaringswereld, wat zijn hun interesses en gewoontes (dit alles in relatie tot onderstaande doelen)? Didactische vaardigheden: De kinderen uit groep 3 hebben nog geen geschiedenisles gehad dit jaar. Wel zijn ze bezig geweest met tijdsbesef. Er zullen een aantal kinderen zijn in deze groep die nog nooit in de trein hebben gezeten. Coginitief: De leerkracht heeft een groot bord in de klas hangen waar de dagen, de maand en het jaar op hangen. De kinderen kunnen de maanden van het jaar opnoemen maar alleen in de goede volgorde. Als je aan de kinderen vraagt welke maand er voor augustus moet, weten ze dit niet. Met de dagen van de week is dit al we het geval. Maar er zijn er ook een aantal die dit nog wel moeilijk vinden. Het verschil in niveau erg groot. Sociaal-affectieve vaardigheden: Doordat kinderen tijdens deze les heel enthausiast worden kan dit als gevolg hebben dat ze gaan praten door de klas zonder een vinger op te steken. A. wil dit nog wel eens doen. Zij heeft 3 blokjes op haar tafel liggen. Als ze door de klas praat zonder stille vinger wordt er een blokje van haar tafel af gehaald. Als ze alle blokjes nog op haar tafel heeft mag ze een sticker en als alle blokjes weg zijn zitten daar consequenties aan vast. Doelstellingen voor de leerlingen (deze les en eventueel op de langere termijn) Wat kunnen leerlingen aan het eind van deze les(sen) beter uitvoeren, uitleggen en/of demonstreren dan op dit moment? Beschrijf het nieuwe gedrag zo concreet mogelijk. Aan het eind van deze les weten de kinderen wat een stoomtrein is en dat dit een uitvinding is uit Engeland. Ook weten de kinderen dat de stoomtrein een stoommachine is op wielen. Door de kijkplaat kunnen de kinderen vertellen voor wie de stoomtrein wel, en voor wie de stoomtrein niet fijn was dat deze uitgevonden was. Aan het eind van de les kunnen de kinderen door samen te werken een mindmap maken die gaat over de kijkplaat die wordt geprojecteerd op het digibord. Beginsituatie van jezelf Wat is sterk of minder sterk aan je ontwikkelde kennis, vaardigheden en attitudes, in relatie tot wat nodig is in deze les? Didactische vaardigheden: Ik heb in groep 8 lessen geschiedenis gegeven en daarbij gebruik gemaakt van beeldvormers. Met groep 3 heb ik nog geen andere les gegeven wat betreft NAO. Ik ga deze les van alles mee maken en leren.

Cognitief: Als het gaat om de kennis die ik heb van de stoomtrein weet ik daar veel van. Ik ben dit jaar nog naar het spoorwegmuseum geweest en kan over verschillende treinen vertellen. De vragen die de kinderen stellen kan ik hoogstwaarschijnlijk beantwoorden. Sociale vaardigheden: Ik vind het leuk om geschiedenisles te geven. Ik vind het ook erg leuk om geschiedenis te leren. Ik heb de instaptoets geschiedenis nog niet gehaald vanwegen de MBOopleiding die ik heb gevolgd voordat ik aan de PABO begon.

Doelstellingen voor jezelf als leraar (deze les en eventueel op langere termijn) Wat kun je aan het eind van deze les(sen) beter dan op dit moment? Beschrijf het nieuwe gedrag zo concreet mogelijk. Ik wil de doelstelling van mijn les terug laten komen in de afsluiting van de les. Ik wil opmeten of ik mijn doelstelling heeb behaald. Aan het eind van de les wil ik coperatief leren aan bod hebben laten komen deze les. Tijdens de les wil ik de betrokkenheid hoog houden door af te wisselen tussen verschillende werkvormen. Tijdens de les meet ik de betrokkenheid zodat elke werkvorm die ik gebruik niet te lang duurt. Bronnen/theoretische verantwoording Literatuur, mentor, medestudenten, internet, opleiders, Mentor Spoorwegmuseum Entoen.nu Mede studenten Brandaan (malmberg)

Tijd

De leerlingen Wat doen de leerlingen?

De leraar Wat doe jij, hoe en waar let je op?

Beschrijf stap voor stap wat jij gaat doen in deze les.

INLEIDING

10 MIN

De kinderen zitten stil op hun plek en luisteren naar mijn vragen. Als je een vraag wilt beantwoorden, steken de kinderen hun vinger op.

De kinderen luisteren naar mijn verhaal. Ook hierbij geldt de regel van het opsteken van je vinger.

Ik laat de kinderen de afspraken herhalen wat we nog weten. Als er iemand praat, ben jij stil en luister je naar hem/haar. Ik ga de kinderen vertellen wat we vandaag gaan leren. We gaan het Vraagvorm hebben over de trein. Ik ga de kinderen een aantal vragen stellen: wie heeft er wel eens in de trein gezeten? Wie weet er wat een stoomtrein is? Wat is stoom eigenlijk? Wie weet waar de treinen van tegenwoordig op rijden (vertellen) Daarna ga ik een verhaal vertellen Verhaalvorm (deel 1) over hoe de stoomtrein kwam te bestaan. kijkplaat De kinderen krijgen een vel. Ze mogen met verschillende kleurtjes op het vel woorden schrijven die ze op de plaat zien.

Beschrijf de werkvormen / groeperingsvormen die je gaat gebruiken. Klasikale instructie

Beschrijf de materialen en leermiddelen die je inzet De afspraken die gemaakt zijn

Beschrijf je aandachtspunten

Tijdens het vragen stellen speel ik voor schreidsrechter. Hiermee wil ik zeggen dat ik steeds kinderen corrigeer die er toch doorheen praten.

Als de kinderen er doorheen blijven praten, leg ik de les stil. Ik zorg er eerst voor dat de afspraken goed nageleefd worden. Als iemand anders praat ben je stil.

KERN 15 MIN

Coperatieve werkvorm Brainstorm.

Kijkplaat op het digibord. Entoen.nu/stoomtrein

De opdracht voor de leerlingen herhaalt zich.

Ik stel aanvullende vragen: Wat zullen de dieren zijn? Ze hebben nog nooit eerder een trein gezien. Kun je misschien bedenken voor wie de trein wl heel fijn was? Ik vertel weer een verhaal (deel2) Hoe heet de man die de stoomtrein bestuurd? stoom MACHINE, MACHINist. Hij bestuurd de machine. Vandaar dat die zo heet. Vertellen (deel 3)

10 MIN

De leerlingen kijken naar het Filmpje White cowboy. filmpje. Ik zet het filmpje op stop nadat het fragment met het stoplicht, de auto, en de ophaalbrug is geweest. Ik vraag de kinderen wat er nou niet klopte.

Als de leerlingen veel door het filmpje heen praten zet ik het filmpje op pauze totdat het weer stil is en we weer veder kunnen kijken.

AFSLUITING mij en beantwoorden mijn 5 MIN


vragen.

De leerlingen luisteren naar

1 MIN

De kinderen die stil zijn mogen hun jas en tas pakken en klaar zitten om naar huis te gaan.

Aan het eind van de les stel ik controlerende vragen aan de leerlingen. Dit zijn vragen zoals: Uit welk land kwam de stoommachine? Wat heeft er nu allemaal met de trein te maken? Wie vonden het fijn dat de trein er was? Wie vonden dit minder fijn? Ik wijs groepjes aan die helemaal klaar zitten om naar huis te gaan.

Terugblik De kinderen waren betrokken. De coperatieve werkvorm duurde lang. Zorg er voor dat je het overzicht bewaard. Bij deze opdracht is het niet erg als niet iedereen klaar is. Het samenwerkend leren heb je goed begeleid. Leuke afsluiting. Deel 1 Voordat de stoomtrein er was, was er eerst de stoommachine. Een stoommachine werkt op stoom. En stoom is waterdamp. Heb je wel eens gezien als papa op mama aan het koken was, dat het water begon te borrelen en te klotsen? Dit gebeurd ook in de stoommachine! Als het water begon met bewegen kon dat andere dingen ook in beweging zetten. Zoals een groot wiel. En toen bedacht er iemand heel slim: weet je wat nu is een slim plan is? Ik zet mijn grote stoommachine op wielen. Dan kunnen we er mee rijden. Omdat er nog helemaal geen autos waren, en geen trams, was dit nu het snelste rijtuig wat er bestond. Deel 2 De boeren waren al helemaal niet blij met de trein. Ten 1e: Er lag opeens een spoorlijn dwars door het land heen van de boeren, en ten 2e: De koeien waren zo geschrokken dat ze helemaal geen melk meer gaven. De paarden sloegen op hol en durfde niet eens meer in de buurt te komen van de spoorlijn. Omdat de boeren nog geen autos hadden was het lastig om dan je spullen aan de andere kant van de spoorlijn te krijgen. Deel 3 Toen in Nederland de aller eerste trein reed wist natuurlijk niemand nog hoe die de trein moest besturen. Want nog nooit iemand had zon ding gezien! Daarom besloot een machinist uit Engeland naar Nederland. Want daar reden de stoomtreinen al veel eerder! Dus de allereerste machinist in nederland sprak Engels!

Вам также может понравиться