gemachtigde: mevrouw mr. C.E. Verploeg, jurist bij DAS Rechtsbijstand te s-Hertogenbosch,
en
C, hierna te noemen aanneemster,
v e r w e e r s t e r,
gemachtigde: mr. J. de Roo, advocaat te Oosterhout.
HET SCHEIDSGERECHT 1. De ondergetekende, M.G.H. ZEILLEMAKER, lid-deskundige van het College van Arbiters van de Raad van Arbitrage voor de Bouw, is door de voorzitter van de Raad overeenkomstig het Geschillenreglement van de Stichting Arbitrage Instituut GIW-woningen 2010 benoemd tot enig scheidsman in dit geschil. De ondergetekende heeft zijn benoeming schriftelijk aanvaard. Bij brief d.d. 17 november 2010 is daarvan mededeling gedaan aan partijen. Overeenkomstig dit Geschillenreglement is aan het scheidsgerecht toegevoegd mr. K. Duitscher-Hummel, secretaris van de Raad van Arbitrage voor de Bouw. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE 2. Voor de loop van het geding wordt verwezen naar de volgende stukken: - het inleidende verzoekschrift d.d. 13 juli 2010, bij de Raad binnengekomen op 16 augustus 2010, met producties 1 tot en met 5.8; - de memorie van antwoord, met producties 6 tot en met 16; - de pleitnotities van mr. Verploeg voornoemd. 3. De mondelinge behandeling van het onderhavige geschil heeft plaatsgevonden op 18 januari 2011.
2 DE GRONDEN VAN DE BESLISSING de bevoegdheid 4. De bevoegdheid van de ondergetekende tot beslechting van het onderhavige geschil bij scheidsrechterlijk vonnis staat onbetwist tussen partijen vast. Zij berust op artikel 13 van de tussen partijen tot stand gekomen aannemingsovereenkomst waarin een arbitraal beding is opgenomen dat verwijst naar het Geschillenreglement van de Stichting Arbitrage Instituut GIW-woningen 2010. In dit reglement is de Raad als geschilbeslechtende instantie aangewezen. de feiten 5. Tussen partijen staat het volgende vast: a. Partijen hebben een aannemingsovereenkomst gesloten volgens de door hen op 27 oktober 2008 en 3 november 2008 ondertekende akte, op grond waarvan de thans door opdrachtgevers bewoonde woning is gerealiseerd (hierna: de overeenkomst). b. De aanneemsom bedraagt 348.000,00 inclusief BTW. c. Op de overeenkomst zijn van toepassing de Algemene Voorwaarden voor de aannemingsovereenkomst (projectmatige bouw) voor eengezinshuizen, versie 1 januari 2007 (hierna te noemen: de algemene voorwaarden) met toepassing van de GIW garantie- en waarborgregeling. d. Artikel 11 van de algemene voorwaarden bepaalt, voor zover hier van belang: 5. Bij overschrijding van het aantal werkbare werkdagen als omschreven in artikel 5 van de aannemingsovereenkomst en ook, indien een door de ondernemer reeds aangekondigde oplevering wordt opgeschort, zal de ondernemer zonder ingebrekestelling aan de verkrijger een gefixeerde schadevergoeding van vijf/tiende promille van de aanneemsom per kalenderdag verschuldigd zijn. e. De overeengekomen gefixeerde schadevergoeding bedraagt 174,00 (= 0,05% x 348.000,00) per kalenderdag. f. Op 24 mei 2009 hebben opdrachtgevers geconstateerd dat een plafondplaat in de woonkamer niet horizontaal lag. Aanneemster heeft toegezegd dit gebrek later in het bouwproces te herstellen door de uitstekende plaat deels weg te slijpen en vervolgens het plafond te stukadoren.
3 g. Opdrachtgevers hebben in oktober 2009 geconstateerd dat aanneemster was begonnen met het stukadoren van het plafond in de woonkamer zonder dat een deel van de plafondplaat is weggeslepen. Opdrachtgevers hebben aanneemster hiervan per e-mail van 11 oktober 2009 op de hoogte gesteld. h. Aanneemster heeft per brief d.d. 10 november 2009 aan opdrachtgevers meegedeeld dat de woning op 2 december 2009 opgeleverd zal worden. i. Aanneemster heeft per e-mail d.d. 16 november 2009 aan opdrachtgevers meegedeeld dat vanwege het feit dat het probleem rondom de plafondhoogte in de woonkamer nog niet is opgelost, zij de woning niet op 2 december 2009 zal opleveren en dat zij dit probleem zo spoedig mogelijk zal trachten op te lossen, zodat de woning spoedig opgeleverd kan worden. j. Aanneemster heeft per brief d.d. 10 februari 2010 aan opdrachtgevers meegedeeld dat de woning op 23 februari 2010 zal worden opgeleverd. k. De oplevering heeft op 23 februari 2010 plaatsgevonden. l. Een deskundige van D heeft omtrent de oplevering gerapporteerd. Dit rapport vermeldt, voor zover hier van belang: Worden de buitendeuren verlaagd en trap aangepast, zijn de [opdrachtgevers] zeer tevreden en zal er niet verder actie gevoerd worden. m. Aanneemster heeft op 24 februari 2010 de tijdens de oplevering gemaakte afspraken aan opdrachtgevers bevestigd. n. Opdrachtgevers hebben per e-mail d.d. 13 april 2010 aanneemster onder meer meegedeeld dat zij conform de algemene voorwaarden recht hebben op een gefixeerde schadevergoeding en dat deze schadevergoeding, nu vanaf 2 december 2009 tot 23 februari 2010 83 kalenderdagen zijn verstreken, 14.442,00 (zijnde 83 X 174,00) bedraagt. Bij voormelde e-mail hebben opdrachtgevers, in verband met het verrekenen van de schadevergoeding vanuit het depot, aanneemster verzocht het aantal dagen te bevestigen aan de notaris. de vordering 6. Opdrachtgevers stellen dat zij, nu aanneemster de woning niet, zoals door haar is aangekondigd, op 2 december 2009 maar op 23 februari 2010 heeft opgeleverd, aanspraak hebben op een gefixeerde schadevergoeding van 14.442,00.
4 7. Opdrachtgevers vorderen aanneemster te veroordelen tot betaling van 14.442,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2010 tot aan de dag der voldoening. het verweer 8. Aanneemster betwist de vordering gemotiveerd en concludeert tot afwijzing daarvan, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, met veroordeling van opdrachtgevers in de kosten van deze procedure, de kosten van rechtsbijstand daaronder begrepen. de beoordeling van het geschil aangekondigde oplevering 9. Allereerst zal arbiter beoordelen in hoeverre er sprake is (geweest) van een door aanneemster aangekondigde oplevering als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de algemene voorwaarden. 10. Tussen partijen staat vast dat aanneemster op 10 november 2009 een brief heeft gestuurd waarin staat vermeld dat de woning van opdrachtgevers zal worden opgeleverd op 2 december 2009. 11. Aanneemster betoogt dat deze brief niet kan worden gezien als een mededeling van aanneemster dat het werk klaar is om te worden opgeleverd. Aanneemster stelt daartoe dat het werk immers nog niet opleveringsgereed was en dat de mededeling afkomstig is van een medewerker die niet bevoegd was aanneemster te vertegenwoordigen. 12. Arbiter overweegt dat het niet bevoegd zijn van de medewerker, alsmede de vergissing in de reeds aangekondigde opleverdatum, zo ook opdrachtgevers betogen, omstandigheden zijn die voor rekening en risico van aanneemster komen. Bovendien heeft aanneemster in haar e-mail d.d. 16 november 2010 niet gemeld dat de brief abusievelijk is verstuurd. 13. Aanneemster heeft ook nog gesteld dat het voor opdrachtgevers duidelijk had kunnen en moeten zijn dat de brief op een misverstand berustte omdat het werk nog niet opleveringsgereed was en er nog overleg plaatsvond over de wijze waarop het herstel zou moeten plaatsvinden. Arbiter deelt dit standpunt niet. Met opdrachtgevers is arbiter van oordeel dat uit de omstandigheid dat
5 aanneemster een oplevering op 2 december 2010 aankondigde, veeleer kon worden afgeleid dat aanneemster hiermee te kennen gaf nog voor die datum de gebreken aan het plafond naar de eisen van goed en deugdelijk werk te herstellen. Gelet op de hoeveelheid werk was dat naar het oordeel van arbiters ook mogelijk. 14. Aanneemster betoogt dat het versturen van deze brief gezien moet worden als een aanbod om op te leveren, welk aanbod zolang opdrachtgevers dit aanbod nog niet hebben aanvaard, door haar kan worden herroepen (artikel 6:219 BW). Aanneemster is van opvatting dat zij door de e-mail van 16 november 2009 dit aanbod heeft herroepen. Opdrachtgevers doen dan ook ten onrechte een beroep op artikel 11 lid 5 van de algemene voorwaarden waarin over opschorting wordt gesproken, aldus aanneemster. 15. Arbiter volgt opdrachtgevers in hun standpunt dat deze brief geen aanbod is tot oplevering, welk aanbod door opdrachtgevers behoort te worden aanvaard. Het is aan aanneemster om te bepalen wanneer het werk gereed is om te worden opgeleverd. Zij heeft dit als zodanig gemeld in haar brief van 10 november 2009. Van het herroepen van een aanbod is dan ook geen sprake. 16. Gelet op het voorgaande is arbiter van oordeel dat de brief d.d. 10 november 2009 dient te worden beschouwd als een door aanneemster aangekondigde oplevering als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de algemene voorwaarden. 17. Nu de woning, zoals tussen partijen vaststaat, op 23 februari 2010 is opgeleverd, is er sprake van een opschorting van een aangekondigde oplevering. In een dergelijke situatie is aanneemster conform artikel 11 lid 5 van de algemene voorwaarden een gefixeerde schadevergoeding verschuldigd. 18. Aanneemster stelt dat opdrachtgevers nimmer aanspraak hebben gemaakt op schadevergoeding. Arbiter overweegt hierover dat in de algemene voorwaarden is bepaald dat de schadevergoeding zonder ingebrekestelling verschuldigd is. Dit betekent naar het oordeel van arbiter dat het niet uitdrukkelijk aanspraak maken op deze vergoeding niet in de weg kan staan aan verschuldigdheid ervan.
6 19. Aanneemster heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat opdrachtgevers tijdens de oplevering afstand hebben gedaan van hun recht de boete alsnog te vorderen. Ter ondersteuning van haar stelling verwijst aanneemster naar het rapport dat D ter zake van de oplevering heeft opgesteld en zij biedt aan deze stelling met getuigen te bewijzen. 20. Arbiter acht het echter zeer aannemelijk dat, zoals opdrachtgevers ook stellen, de in het rapport van D opgenomen zinsnede worden de buitendeuren verlaagd en trap aangepast, zijn kopers zeer tevreden en zal er niet verder actie gevoerd worden alleen slaat op de opleverpunten en dat met die zinsnede geenszins bedoeld wordt dat opdrachtgevers geen aanspraak zullen maken op een schadevergoeding. Dit blijkt ook uit de brief van 24 februari 2010 van aanneemster aan opdrachtgevers, waarin aanneemster de bij de oplevering gemaakte afspraken bevestigde. Deze brief heeft enkel betrekking op de bij de oplevering gemaakte afspraak dat, als aanneemster de gebreken aan de buitendeuren en de trap herstelt, (de) andere punten van het opleveringsrapport zullen vervallen. Er is uit deze brief op geen enkele wijze op te maken dat opdrachtgevers tijdens de oplevering afstand hebben gedaan van hun recht op schadevergoeding. 21. Daarbij is deze stelling van aanneemster volstrekt in tegenspraak met het ook door haar ingenomen standpunt dat opdrachtgevers niet eerder dan op 13 april 2010 aanspraak hebben gemaakt op de schadevergoeding in verband met te late oplevering. 22. Gelet op het voorgaande kan het standpunt van aanneemster niet worden gevolgd. Arbiter ziet geen enkele aanleiding aanneemster toe te laten tot het leveren van bewijs door getuigen op dit punt. schade 23. Aanneemster betwist dat opdrachtgevers als gevolg van de mededeling dat de woning op 2 december 2009 zou worden opgeleverd, schade hebben geleden. 24. Voor toewijzing van een gefixeerde schadevergoeding is voldoende dat opdrachtgevers stellen enige schade geleden te hebben als gevolg van een te late oplevering.
7 25. Arbiter acht het voldoende aannemelijk dat opdrachtgevers, zoals zij stellen, bij een oplevering op 2 december 2009 nog veel werkzaamheden zelf hadden kunnen doen en dat bij de latere oplevering, nu kort daarna sprake is geweest van een bevalling, voor het verrichten van deze werkzaamheden derden hebben moeten inschakelen. Arbiter is van oordeel dat zij derhalve aannemelijk hebben gemaakt dat zij enige schade hebben geleden. Het verweer van aanneemster wordt dan ook verworpen. 26. Aanneemster stelt dat zij met een oplevering op 23 februari 2010 ruimschoots binnen de overeengekomen bouwperiode is gebleven, zodat op die grond geen recht zou bestaan op enige schadevergoeding. 27. Aanneemster miskent daarmee het bepaalde in het tweede deel van de eerste zinsnede van artikel 11 lid 4 van de algemene voorwaarden ter zake van de gevolgen bij de opschorting van een reeds aangekondigde oplevering. Aan het verweer van aanneemster moet daarom worden voorbijgegaan. beroep op matiging 28. Arbiter overweegt dat uit de bewoordingen van de wet (artikel 6:94 BW) voortvloeit dat met terughoudendheid gebruik dient te worden gemaakt van de mogelijkheid om een tussen partijen overeengekomen boete, waaronder ook een gefixeerde schadevergoeding valt, te matigen. 29. Aanneemster stelt dat de gevorderde schadevergoeding zich niet in redelijke mate tot de geleden schade verhoudt en dat toewijzing tot een zeer onbillijk resultaat zou leiden. Ter onderbouwing van haar stelling verwijst aanneemster naar een tweetal uitspraken van de Raad van Arbitrage (nrs. 17.882 en 28.447). Arbiter is echter van oordeel dat deze uitspraken niet zonder meer van toepassing zijn, aangezien de omstandigheden in het onderhavige geschil anders zijn. 30. Arbiter ziet in het onderhavige geval geen grond om de gefixeerde schadevergoeding, zoals aanneemster heeft verzocht, als zodanig te matigen. resumerend 31. Gelet op het voorgaande komt opdrachtgevers derhalve een bedrag van 14.442,00 toe, vermeerderd met de niet specifiek door aanneemster
8 weersproken rente vanaf 23 februari 2010. Arbiter wijst dienovereenkomstig toe. de proceskosten en overige vorderingen 32. Arbiter overweegt dat aanneemster voor 100 % in het ongelijk wordt gesteld. 33. De door de Raad gemaakte kosten hebben tot en met het depot van dit vonnis ter griffie van de rechtbank te Utrecht 3.982,62 (waarvan 618,16 aan BTW) bedragen. 34. Aanneemster wordt voor 100 % in deze kosten verwezen, ofwel 3.982,62 (waarvan 618,16 aan BTW). 35. Nu opdrachtgevers voor minder dan 75 % in het ongelijk worden gesteld, worden zij gelet op artikel 18 lid 4 van het Geschillenreglement niet in de kosten verwezen en hebben zij recht op terugbetaling door de Raad van het griffiegeld ad 320,00. 36. De door aanneemster gevorderde tegemoetkoming in de kosten van rechtsbijstand wijst arbiter af op grond van artikel 18 lid 8 van het Geschillenreglement. 37. Omdat hoger beroep van een vonnis op grond van het Geschillenreglement niet mogelijk is, heeft aanneemster geen belang bij de gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring. Arbiter zal deze derhalve niet uitspreken. 38. Hetgeen meer of anders is gevorderd dient te worden afgewezen.
DE BESLISSING Arbiter, rechtdoende naar de regelen des rechts:
VEROORDEELT aanneemster aan opdrachtgevers te betalen 14.442,00 (veertienduizend vierhonderdtweenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente daarover, vanaf 23 februari 2010 tot de dag der algehele voldoening;