Een hartslag: Een menselijk hart bestaat uit een linker- en een rechterhelft. Elke helft bestaat uit een boezem en een kamer. Een hartslag bestaat uit twee tonen: 1 e toon: het sluiten van de kleppen tussen boezems en de kamers: de hartkleppen. 2 e toon: het sluiten van de kleppen tussen de kamers en de slagaders: de slagaderkleppen. Na de 2 e toon is er een korte pauze.
Een hartslag bestaat uit drie fasen: 1 e fase: het vullen van de kamers 2 e fase: het leegpersen van de kamers. 3 e fase: een korte pauze.
De drie fasen lopen links en recht synchroon. Ze herhalen zich voortdurend en vormen de hartcyclus. Aan het begin van de 1 e fase (vulfase) zijn zowel de kamers als de boezems ontspannen: diastole. Het bloed stroomt door de boezems via de hartkleppen de kamers in. Dan trekken de boezems samen: de boezemsystole. Het bloed gaat van de boezems naar de kamers; die raken daardoor gevuld. Daarna volgt de kamersystole. Hierdoor gaat het bloed naar de beide longslagaders en de aorta.
Bloedsomloop De kleine bloedsomloop: De rechterharthelft pompt het O2-arme bloed door de longslagaders naar de beide longen. Het O2-rijke bloed komt door de longaders terug naar de linkerboezem van het hart. De grote bloedsomloop: De linkerharthelft pompt het O2-rijke bloed via de aorta en slagaders naar de organen, waar (een deel van) de O2 het bloed uitgaat naar de cellen. Het O2-arme bloed stroomt via aders en holle aders terug in de rechterboezem van het hart. De kleine en de grote bloedsomloop vormen samen de dubbele bloedsomloop. Hart orgaan slagader vernoemt naar het orgaan Orgaan hart ader vernoemt naar het orgaan 1 e slagader uit de aorta hart kransslagader Aders die bloed afvoeren vanuit hartspierweefsel : kransaders Grote aders hart holle aders Darmen lever poortader Een dubbele gesloten bloedsomloop maakt het snel vervoeren van O2-rijk bloed (veel) naar de hersenen en spieren mogelijk. Bij dieren met een enkelvoudige of open bloedsomloop verloopt de aanvoer van O2 trager.
9.2 Bloeddruk Bloedgolven
De pompdruk van het hart veroorzaakt tijdelijk een verhoging van de bloeddruk in de slagaders: de systolische druk of bovendruk Ontspanen de kamers tijdens de diastole, dan neemt de bloeddruk weer af tot de basiswaarde: de diastolische druk of onderdruk. Atherosclerose is een vernauwing en verstijving van bloedvaten, dit kan onder andere komen door een te hoge concentratie cholesterol.
9.3 Regeling hartwerking
Hartfilmpje
De elektrische activiteit begint in een gebied met gespecialiseerde spiercellen in de wand van de rechterboezem, de boezemknoop of sinusknoop. De sinusknoop vuurt in een vast tempo. Zenuwen die zijn aangesloten op de sinusknop, kunnen dit tempo verlagen of verhogen. Door het elektrische stroompje van de sinusknoop trekken de spiervezels in de buurt samen. Het samentrekken van een spiervezel levert ook een elektrisch stroompje, waardoor nog meer spiervezels in de buurt samentrekken. Het gevolg is dat beide boezems (vrijwel tegelijkertijd) samentrekken. De elektrische stroom bereikt een tweede gebied van het hart met gespecialiseerde cellen: de AV-knoop (atrioventriculaire knoop) in het tussenschot tussen de kamers. Hier trekken de kamers iets later samen dan de boezems. Van de AV-knoop naar de hartpunt toe loopt een bundel geleidingscellen, de bundel van His. Vanuit de bundel van His verspreiden de signalen zich in Purkinjevezels over de wand van beide kamers. De kamersystole die volgt, beweegt dus vanuit de hartpunt naar boven. Daardoor beweegt het bloed in de richting van de slagaders.
Ecg pieken
In een ecg zie je de elektrische activiteit van het hart als een lijn met 3 toppen. De P-top geeft vooral het samentrekken van de boezems weer, het QRS-complex vooral het samentrekken van de kamers en de T-top vooral de elektrische activiteit die ontstaat bij het ontspannen van de kamervezels. Hoeveelheid bloed Het zenuwstelsel en hormonen benvloeden het ritme waarmee de sinusknoop zijn signaal afgeeft. Als je je hartslag in rust meet dan kom je uit rond de 70-80 slagen per minuut. Bij elke hartslag pompen de kamers 70 ml bloed in de slagader. Per minuut is dat ongeveer 70 x 70 = 4900 mL = 4,9 L. dit is het hartminuutvolume in rust. Bij inspanning kan de hartslag oplopen tot 180 slagen per minuut en ook de hoeveelheid bloed per hartslag, het slagvolume, neemt dantoe. Dat slagvolume is afhankelijk van de mate van vulling van de kamer vlak voordat de systole begint.
Bloedverdeling
Bij inspanning verandert niet alleen het hartminuutvolume, maar ook de verdeling van het bloed over de verschillende organen krijgt een aanpassing. Het veranderen van de bloedverdeling gaat via kringspiertjes rond kleine slagaders. Die spiertjes trekken samen in de slagaders waar minder bloed nodig is. In slagaders die bloed naar organen voeren waar veel bloed nodig is, ontspannen ze juist.
9.4 Stoffentransport
Bloedsamenstelling
In bloedplasma worden de meeste stoffen vervoert. Zoals: zouten, voedingsstoffen, afvalstoffen, hormonen en een kleine hoeveelheid gassen: O 2 , CO 2 en N 2. Het bloedplasma bevat ook eiwitten. Deze hebben verschillende functies: Transporteren van moeilijk oplosbare stoffen zoals: vetten en metalen. Afweer Bloedstolling
Eiwitmoleculen bestaan uit lange ketens aminozuurmoleculen, het zijn polymeren. Ze zijn niet in het plasma opgelost, maar zijn er zeer fijn in verdeeld. Ze vormen een collod.
Bloedplasma bestaat uit rode en witte bloedcellen en bloedplaatjes. Ze ontstaan in het rode beenmerg.
Rode bloedcellen transporteren O 2 en spelen een rol bij het CO 2 transport Witte bloedcellen zijn betrokken bij de afweer tegen ziekteverwekkers. Bloedplaatjes zijn nodig bij de bloedstolling.
Zuurstoftransport, zuurstoftekort, zuurstofafgifte en koolstofdioxidetransport.
Rode bloedcellen bezitten het eiwit hemoglobine dat O 2 bindt volgens het evenwicht: Hb + O 2
-><- HbO 2 . De O 2 -binding is minder sterk bij een lagere concentratie O 2 , een hogere concentratie O 2 , een lagere pH en een hogere temperatuur van de omgeving. Hemoglobine raakt verzadigd met O 2 in de longen en geeft de meeste O 2 weer af in de weefsels. De grote hoeveelheid CO 2 bij hard werkende weefsels verhoogt de O 2 -afgifte: het Bohr-effect. Rode bloedcellen zetten een groot deel van de CO 2 , die in de weefsels vrijkomt om in H + en HCO 3 - .