Академический Документы
Профессиональный Документы
Культура Документы
(Matthes 13)
Voorwoord
In de tekst zijn citaten uit het Nieuwe Testament ontleend aan: Het Nieuwe
Testament Herziene Voorhoeve-Uitgave. Uitgeverij H.Medema, Vaassen, 1982.
Citaten uit het Oude Testament zijn ontleend aan de vertaling van het Nederlands
Bijbel Genootschap, die dateert uit 1951.
Er zijn ook wel andere structuren voor dit Bijbelgedeelte voorgesteld, bijvoorbeeld
AABBCCDD en ABCCDDB(A). Deze alternatieven berusten op de misvatting dat de
gelijkenissen van het mosterdzaad en de zuurdesem, en ook de gelijkenissen van de
verborgen schat en de parel dezelfde betekenis zouden hebben. De meeste
uitleggers veronderstellen bovendien dat het hoofdstuk niet acht maar zeven
gelijkenissen bevat. Maar in vs.52 vertelt Jezus een achtste gelijkenis door een
parallel te trekken tussen een Schriftgeleerde en een rijke huiseigenaar.
1. Rijken die een aardse oorsprong hebben zijn tijdelijk van aard. Na kortere
of langere tijd gaan ze te gronde, doordat de heerschappij van het ene volk
op een ander volk overgaat. Met het rijk dat zijn oorsprong heeft in de
hemelen zal dat niet het geval zijn, de heerschappij daarvan zal op geen
ander volk meer overgaan en in eeuwigheid niet te gronde gaan (Danil
2:44).
2. Het koninkrijk der hemelen zal de wereldrijken vernietigen en in hun
plaats komen. Het zal immers al die koninkrijken verbrijzelen en daaraan
een einde maken, maar zelf bestaan in eeuwigheid (Danil 2:44). De steen
in de droom van Nebukadnezar die het rijk uitbeeldt, wordt tot een grote
berg, die de hele aarde vult (Danil 2:35).
3. De vorst over het rijk is iemand gelijk een mensenzoon, dat wil zeggen:
een menselijk wezen (Danil 7:13). Maar geen gewoon mens, want hij sterft
niet en wordt nooit oud. Zijn heerschappij is eeuwig (d.w.z. blijvend) en zijn
koningschap is onverderfelijk. Het begint nooit te tanen en het raakt nooit in
verval (Danil 7:14).
4. De vorst over het rijk ontvangt zijn koningschap pas nadat hij met de
wolken des hemels bij de Oude van dagen is gekomen, dat wil zeggen: bij
God (Danil 7:13).
5. De vorst over het rijk heerst over de hele mensheid. Alle volken, natin
en talen dienen hem (Danil 7:14).
6. De vorst over het rijk heerst niet alleen. Onder alle volken, natin en talen
die samen de mensheid vormen is er n volk dat samen met hem de
koninklijke heerschappij uitoefent, het volk van de heiligen des
Allerhoogsten (Danil 7:27). Die naam betekent: het volk dat de
Allerhoogste, de Schepper, op een bijzondere wijze toebehoort en dat door
Hem van alle andere naties is afgezonderd.
7. Het koninkrijk der hemelen is (uiteindelijk) een wereldrijk op aarde, want
aan het heilige volk zal het koningschap, de macht en de grootheid van de
koninkrijken onder de ganse hemel worden gegeven (Danil 7:27).
Bij het Nederlandse woord koninkrijk denken wij aan een natie met een
bepaalde staatsvorm, of aan het grondgebied waarover een koning heerst.
Het Bijbelse begrip basileia heeft echter in de eerste plaats betrekking op het
mannen van Ninev hadden naar Jona geluisterd, en de koningin van Scheba
had er een verre reis voor over gehad om naar Salomo te kunnen luisteren.
Maar Isral luisterde niet naar het woord van God (Matthes 12:38-42). Hun
hart was vet geworden en hun oren waren hardhorend geworden en hun
ogen hadden zij gesloten (Matthes 13:15). Al kijkend zagen ze niet en al
horend luisterden of begrepen ze niet. Jezus dorpsgenoten meenden Hem
door en door te kennen. Ze vonden dat die eenvoudige timmermanszoon
niet zoveel kapsones moest hebben (Matthes 13:53-58). De afwijzende
houding van het volk en zijn leiders was voor Jezus aanleiding om
gelijkenissen te gaan vertellen (Matthes 13:13-15). Aan de hand van deze
verhalen laat Hij zien wat er zou gaan gebeuren nu het volk haar koning had
verworpen.
Doel van de gelijkenissen
Jezus omschreef het doel van de gelijkenissen als volgt:
1. Ze betroffen de verborgenheden van het koninkrijk der hemelen
(Matthes 13:11): ontwikkelingen van het rijk, die in de profetische Schriften
niet of slechts op verhulde wijze waren voorzegd en die door de Joodse
hoorders niet werden verwacht (Matthes 13:35).
2. Ze zouden bij het gehoor tweerlei uitwerking hebben. Wie bereid was om
te leren en Jezus naar de gelijkenissen vroeg, ontving uitleg en kreeg een
groeiend inzicht in Gods bedoelingen. Wie alles al meende te weten, of
alleen belust was op sensatie en lichamelijke genezing, zou van de verhalen
echter niets begrijpen. Aan wie had, zou worden gegeven en hij zou
overvloed hebben. Wie echter niet had, zou zelfs worden ontnomen wat
hij nog had (Matthes 13:12).
Vanwege deze tweevoudige bedoeling (onthullen voor de gelovigen,
verhullen voor de ongelovigen) zijn de gelijkenissen in twee reeksen van vier
geordend. De reeks voor de menigten (Matthes 13:1-33) laat zien dat het
rijk dat nabij was (in de persoon van de koning) zich niet volgens de gangbare
verwachtingen zou ontwikkelen. De reeks voor de discipelen (Matthes
13:36-51) laat zien wat God ondanks deze ontsporing zou gaan doen en hoe
het beloofde rijk uiteindelijk toch volmaakt gestalte zou krijgen.
Dat de eerste reeks een negatieve strekking heeft blijkt uit het volgende:
beschreven gebeurtenis uit het dagelijks leven, maar niet zijn bedoeld om
geestelijke informatie over te dragen3.
Op het eerste gezicht lijkt deze bewering aannemelijk. De gelijkenis van de
barmhartige Samaritaan (Lukas 10:25-37) geeft antwoord op de vraag: Wie
is mijn naaste? (Lukas 10:29). Zodra een Bijbellezer andere vragen begint te
stellen: Wie waren de rovers? Hoeveel rovers waren er? Wat betekenen het
verband, de olie en de wijn? Wat stelt het rijdier voor? In welke stad stond
de herberg? Waarom betaalde de Samaritaan met denaren? Waarom gaf hij
er twee? Waar ging de Samaritaan heen nadat hij het slachtoffer bij de
herbergier had achtergelaten?, dan begeeft hij zich buiten de in de Schrift
gemarkeerde paden. Zulke vragen worden in de Bijbel niet gesteld.
Toch kunnen we de opvatting van de theologen niet aanvaarden. Want wie is
bevoegd om te bepalen welke details van een gelijkenis van belang zijn en
welke niet? Kan dit op grond van objectieve criteria worden vastgesteld? Zou
er in de Bijbel werkelijk iets staan dat geen betekenis heeft? Zodat lezers het
kunnen negeren, zonder de boodschap geweld aan te doen? Moeten we op
gezag van experts aanvaarden dat bepaalde woorden van Jezus van belang
zijn, terwijl andere woorden er minder toe doen? Het gezag van de Schrift is
daarvoor te groot. Ook al begrijpen wij niet waarom details worden vermeld
of juist worden weggelaten, God heeft hier stellig een bedoeling mee gehad.
We kunnen niet op voorhand aannemen dat details die de evangelisten
vermelden onbelangrijk zijn.
In de uitleg die Jezus van de gelijkenis van de zaaier geeft blijken de details
van het verhaal juist wel betekenis te hebben: de zaaier, het zaad, de vier
soorten grond, de vogels en de dorens (Matthes 13:18-23). In de uitleg van
de gelijkenis van het onkruid is dat ook het geval. De boer, de akker, de
tarwe, het onkruid, de vijand, de oogst en de maaiers hebben allemaal
betekenis (Matthes 13:36-43)4. Het is daarom onverstandig om op de
details van de gelijkenissen geen acht te slaan.
Zie b.v. George Eldon Ladd, The Gospel of the Kingdom, Grand Rapids: Eerdmans
st
1994 [1 ed. 1959], p.59-60 voor een uiteenzetting van deze visie.
Arthur W.Pink heeft in dit verband terecht geschreven: There are some who decry
the idea that we should seek for a meaning to every detail in our Lords parables,
and tell us we should be content with discovering its general significance. But such a
loose conception is manifestly condemned by Christs own example. In His
10
Identieke betekenissen?
Met de genoemde opvatting hangt een tweede kwestie samen. In sommige
Bijbelcommentaren wordt beweerd dat uiteenlopende gelijkenissen dezelfde
betekenis hebben. De gelijkenissen van het mosterdzaad en het zuurdeeg
zouden dezelfde waarheid prediken. Ook de gelijkenis van de schat in de
akker en de kostbare parel zouden dezelfde strekking hebben.
Zulke denkbeelden kunnen alleen maar ontstaan door de verschillen tussen
de gelijkenissen te negeren, en aan menselijke meningen meer gewicht toe
te kennen dan aan het woord van God. Wanneer twee Bijbelverhalen precies
dezelfde betekenis zouden hebben, zou n van de twee kunnen worden
geschrapt zonder verlies van informatie. Maar dat was niet de
Schriftopvatting van de Here Jezus. Volgens Hem hadden zelfs de leestekens
in de Torah en de profeten betekenis, geen enkele daarvan kon worden
gemist (Matthes 5:18, Lukas 16:17).
Gemakkelijk te begrijpen?
Een derde misvatting betreft het doel van de gelijkenissen. Velen menen dat
gelijkenissen bedoeld waren om het onderwijs van Jezus te verduidelijken.
Zelfs eenvoudige hoorders zouden zulke verhalen nog kunnen begrijpen en
ze gemakkelijk kunnen onthouden. Volgens de Bijbel is echter het tegendeel
het geval. Gelijkenissen waren niet bedoeld om Jezus boodschap voor de
menigten te verduidelijken, maar om die te verhullen (Matthes 13:10-17).
Alleen de leerlingen, die hun leraar naar de betekenis van de verhalen
vroegen, was het gegeven om de verborgenheden van het koninkrijk der
hemelen te kennen (vs.11). Aan de menigten was dit niet gegeven. Uit het
tweeledig doel van de gelijkenissen (verhullen voor de menigten, openbaren
aan de discipelen) blijkt dat we er niet voetstoots van uit kunnen gaan dat
we de betekenis van Jezus woorden begrijpen. De algemeen aanvaarde
uitleg van de gelijkenissen is waarschijnlijk onjuist. Want de menigten
begrepen niet wat Jezus met zijn gelijkenissen wilde zeggen. Toch bestonden
die menigten uit Joden die de Schriften van jongs af kenden!
* * * * * * *
interpretation He gave a meaning to every detail (in: The Prophetic Parables of
Matthew 13, Summer Hill, NSW, Australia: Studies in the Scriptures, 1927, eind van
het artikel over de gelijkenis van de zaaier)
11
12
De zaaier
De gelijkenis van de zaaier is overgeleverd in alle synoptische evangelin
(Matthes 13:1-9, Markus 4:1-9 en Lukas 8:4-8). Een uitleg van deze
gelijkenis is vastgelegd in Matthes 13:18-23, Markus 4:13-20 en Lukas 8:1115.
Jezus zei:
Zie, de zaaier ging uit om te zaaien. En terwijl hij zaaide, vielen sommige
zaden bij de weg, en de vogels kwamen en aten ze op. Andere nu vielen op de
rotsachtige bodems, waar ze niet veel aarde hadden, en ze kwamen terstond
op, doordat ze geen diepe aarde hadden. Toen echter de zon was opgegaan,
verschroeiden ze, en doordat ze geen wortel hadden, verdorden ze. Andere
zaden nu vielen tussen de dorens, en de dorens schoten op en verstikten ze.
Andere zaden nu vielen in de goede aarde en gaven vrucht, het ene honderd-,
het andere zestig- en het andere dertigvoudig. Wie oren heeft om te horen,
laat hij horen (Matthes 13:3-9)
Tussen de weergave van de drie evangelisten bestaan sterke overeenkomsten, maar ook verschillen. Bij alle evangelisten is de volgorde dezelfde:
1. zaad bij de weg wordt opgegeten, 2. zaad op de rotsgrond kiemt snel maar
verdort in de middaghitte, 3. zaad tussen de dorens wordt verstikt en 4. zaad
in goede aarde draagt vrucht. Matthes spreekt over honderd-, zestig- en
dertigvoudige opbrengst; Markus draait deze volgorde om en spreekt van
dertig-, zestig- en honderdvoudige vrucht. In tegenstelling tot de overige
evangelisten noemt Lukas alleen honderdvoudige vrucht (Lukas 8:8). Hij
vertelt als enige dat zaad bij de weg niet alleen wordt opgegeten maar ook
wordt vertrapt. Verder spreekt hij niet over vogels zonder nadere
aanduiding, maar over vogels van de hemel (Lukas 8:5). En hij vermeldt dat
het zaad op de rotsgrond verdorde omdat het geen vochtigheid had (Lukas
8:6).
De symbolen van de gelijkenis
Van de symbolen in de gelijkenis gaf Jezus de volgende verklaring:
13
1. Het zaad gebruikte Hij als beeld van het woord (Markus 4:14), meer
specifiek het woord van het koninkrijk (Matthes 13:18) of het woord van
God (Lukas 8:11).
2. Van de zaaier gaf Hij geen verklaring. Maar dat was ook niet nodig. Indien
het zaad het woord van God is, dan kan de zaaier (althans in laatste
instantie) niemand anders zijn dan God zelf.
3. De weg is een aanduiding van keiharde grond, die volledig ongeschikt is
voor het kiemen van zaad. Jezus gebruikte die als beeld van een hoorder die
het woord niet begrijpt (Matthes 13:18).
4. Vogels zijn een beeld van handlangers van Gods tegenstander. Matthes
noemt hem de Boze (Matthes 13:18), Markus de satan (Markus 4:15),
en Lukas de duivel (Lukas 8:12). Vogels zijn er in het dagelijks leven als de
kippen bij om zaad dat open en bloot ligt op te eten.
5. Het opeten van het zaad staat model voor: het woord wegnemen
(Markus 4:15, Lukas 8:12) of wegroven (Matthes 13:18). Handlangers van
de Boze roven het woord weg opdat de hoorders niet geloven en behouden
worden (Lukas 8:12). Zij willen voorkomen dat een hoorder het onthoudt en
het begrijpt.
6. Rotsachtige bodems zijn plaatsen met ondiepe aarde, waar het zaad niet
echt wortel kan schieten en de hoeveelheid vocht beperkt is. Zaad dat daar
valt kiemt snel omdat ondiepe aarde spoedig warm wordt, maar bij gebrek
aan vocht gaat de kiemplant ook weer snel te gronde. De rotsachtige
bodems zijn een beeld van oppervlakkige hoorders die niet diepgaand door
het woord worden benvloed. Ze nemen het woord terstond met vreugde
aan(Matthes 13:20, Markus 4:16, Lukas 8:13), maar zijn mensen van het
ogenblik (Matthes 13:21, Markus 4:16). Ze geloven voor een tijd (Lukas
8:13) en hebben geen wortel in zichzelf (Matthes 13:21, Markus 4:16,
Lukas 8:13).
7. Het opgaan van de zon staat model voor hitte en droogte die het leven
van de kiemplant bedreigen. Volgens Jezus is dit een beeld van
geloofsvervolging, verdrukking en beproeving (Matthes 13:21, Markus 4:17,
Lukas 8:13).
14
8. Bij gebrek aan water kan een kiemplant door de zonnehitte verschroeien
en verdorren. Jezus verklaarde dit als een aanduiding van afvallig worden en
het geloof verliezen (Matthes 13:21, Markus 4:17, Lukas 8:13)
9. Wanneer zaad tussen de dorens valt, zal blijken dat distels sneller groeien
dan het jonge graan. In de gelijkenis is dit een beeld van aardse
beslommeringen die alle aandacht opeisen en na kortere of langere tijd geen
ruimte voor het woord meer overlaten. Het kan gaan om zorgen (Matthes
13:22, Markus 4:19, Lukas 8:14), maar ook om het bedrieglijke van de
rijkdom (Matthes 13:22, Markus 4:19) dat Jezus omschrijft als de jacht om
steeds mr te bezitten (Markus 4:19), en het najagen van de genietingen
van het leven (Lukas 8:14).
10. Goede aarde is een aanduiding van grond die zodanig is voorbewerkt dat
aan alle voorwaarden voor de ontwikkeling van het zaad is voldaan. Volgens
Jezus is dit een beeld van hoorders die diepgaand en blijvend door het woord
worden benvloed omdat ze het begrijpen en het ter harte nemen (Matthes
13:23, Markus 4:20, Lukas 8:15). Het woord draagt in hun levens vrucht. De
oogst waarop de zaaier had gehoopt ontstaat.
De volgorde van de grondsoorten
De gelijkenis van de zaaier wordt doorgaans uitgelegd alsof deze zou leren
dat waar en wanneer het woord van God ook maar verkondigd wordt, er
altijd vier soorten hoorders zijn, terwijl het woord slechts bij n van de vier
het beoogde resultaat te weeg brengt. Let op hoe je luistert, zou Jezus
willen zeggen, Begrijp je wel wat je hoort? Heb je de kosten van
gehoorzaamheid wel berekend? Heb je het onkruid in je hart wel
opgeruimd? Ben je wel voldoende op je hoede voor wereldse invloeden?
Onjuist is deze verklaring niet, maar wel onvolledig. Indien de gelijkenis
bedoelde te leren dat er altijd en overal vier soorten hoorders zijn, dan zou
de volgorde van de grondsoorten er weinig toe doen. Maar alle evangelisten
vermelden de grondsoorten in dezelfde volgorde. Het zaad ontwikkelt zich in
elke volgende grondsoort een stukje verder, om uiteindelijk tot volle
wasdom te komen.
15
16
17
heeft om te horen, laat hij horen. Met wie echter zal Ik dit geslacht
vergelijken? Het is gelijk aan kinderen die op markten zitten en de anderen de
woorden toeroepen: Wij hebben voor jullie op de fluit gespeeld en jullie
hebben niet gedanst; wij hebben klaagliederen gezongen en jullie hebben
niet geweeklaagd. Want Johannes is gekomen zonder te eten en te drinken,
en zij zeggen: Een demon heeft hij. De Zoon des mensen is gekomen en heeft
gegeten en gedronken, en zij zeggen: Zie, een mens die een gulzigaard en
wijndrinker is, een vriend van tollenaars en zondaars... (Matthes 11:12-19)
In de Griekse tekst van Matthes 11:12 wordt voor wegrukken hetzelfde
werkwoord (harpazoo) gebruikt als in Matthes 13:19: Als iemand het
woord van het koninkrijk hoort en het niet verstaat, komt de boze en rooft
weg (Gr. rukt weg) wat in zijn hart was gezaaid. Het optreden van Johannes
was in veel opzichten te vergelijken met zaaien bij de weg. De vogels zijn
gekomen en hebben het zaad opgegeten.
Voor de tweede maal klonk het woord uit de mond van Jezus en zijn
discipelen (Matthes 4:17, 10:7). Aangezien Jezus wonderen deed om te
bewijzen dat het rijk nabij was (Markus 16:20, Hebreen 6:5), kwamen grote
mensenmassas op Hem af en werd Hij door vele nieuwsgierigen gevolgd.
Maar de godsdienstige leiders beweerden dat Hij demonen uitdreef met
hulp van Belzebul, de overste van de demonen (Matthes 9:34,10:25,
12:24). De belangstelling van de menigten was vluchtig en hield geen stand.
De meesten lieten Jezus weer spoedig in de steek (Lukas 4:28-30, Johannes
6:66). Het volk koos Barabbas en liet de rabbi uit Nazareth vallen (Matthes
27:21-26). Het optreden van Jezus en zijn discipelen was te vergelijken met
zaaien op rotsachtige bodem. Velen leken oprechte belangstelling te
hebben en de boodschap te aanvaarden, maar die belangstelling begon
spoedig te tanen.
Voor de derde keer klonk het woord van het koninkrijk uit de mond van de
apostelen - nadat Jezus uit de doden was opgestaan en de Heilige Geest was
uitgestort:
Hebt dan berouw en bekeert u, opdat uw zonden worden uitgewist, opdat
de tijden van verkwikking komen van het aangezicht van de Heer en Hij de
voor u voorbestemde Christus, Jezus, zendt, die de hemel moet opnemen tot
18
op de tijden van de herstelling van alle dingen, waarvan God heeft gesproken
door de mond van zijn heilige profeten van oudsher (Handelingen 3:19-21).
De oproep van de apostelen had aanvankelijk groot succes. Er werden velen
aan de gemeente toegevoegd (Handelingen 2:41,47; 6:7). Maar Lukas schetst
ook toenemende tegenstand en afwijzing vanuit Isral, die uitliep op de
steniging van Stefanus en op felle vervolging van de aanhangers van de
weg (Handelingen 7:54-8:3). Dorens en distels groeiden sneller dan het
goede zaad. Toen de verwoesting van Jeruzalem voor de deur stond schreef
de auteur van de brief aan de Hebreen over de situatie in Isral:
... het is onmogelijk hen die eens verlicht zijn geweest en van de hemelse
gave geproefd hebben en deelgenoten van de Heilige Geest geworden zijn, en
het goede woord van God en de krachten van de toekomstige eeuw geproefd
hebben en afgevallen zijn, nog eens te vernieuwen tot bekering, daar zij voor
zichzelf de Zoon van God opnieuw kruisigen en openlijk te schande maken.
Want de grond die de dikwijls daarop komende regen indrinkt en nuttig
gewas voortbrengt voor hen ten behoeve van wie hij ook bebouwd wordt,
ontvangt zegen van God; maar als hij dorens en distels voortbrengt, is hij
verwerpelijk en de vervloeking nabij, en het einde ervan leidt tot
verbranding (Hebreen 6:4-8)
Omdat na verloop van enkele decennia de meeste gelovigen afvallig waren
geworden en Isral dorens en distels had voortgebracht, werd het land in
het jaar 70 verwoest door de Romeinen.
Uit de gelijkenis die Jezus vertelde blijkt dat het woord van het koninkrijk nog
nmaal zal klinken, en dan in goede, dat wil zeggen goed voorbereide,
aarde zal vallen. Dat zal zijn in het tijdperk dat voorafgaat aan de oogst, in
de voleinding van de eeuw. De HERE heeft aangaande Zijn volk beloofd:
Zie, Ik zend u de profeet Elia, voordat de grote en geduchte dag des HEREN
komt. Hij zal het hart der vaderen terugvoeren tot de kinderen en het hart der
kinderen tot hun vaderen, opdat Ik niet kome en het land treffe met de ban
(Maleachi 4:5)
Ik zal hun afkerigheid genezen, Ik zal hen vrijwillig liefhebben, want mijn
toorn keert zich van hen af (Hosea 14:5)
19
20
Het onkruid
Hij die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen (vs.37)
De akker is de wereld (vs.38)
Het goede zaad, dat zijn de zonen van het koninkrijk (vs.38)
De dolik zijn de zonen van de boze (vs.39)
De vijand die het gezaaid heeft is de duivel (vs.39)
De oogst is de voleinding van de eeuw (vs.39)
De maaiers zijn de engelen (vs.39)
21
Dolik
Dolik (Gr. zizania, botanische naam Lolium temulentum) is een gras dat in
jonge toestand op tarwe lijkt en er alleen maar door experts van kan worden
onderscheiden7. Pas wanneer tarwe en dolik beginnen te bloeien, wordt het
verschil tussen beide gewassen duidelijk. De aartjes van dolik staan met de
smalle zijkant naar de as van de hoofdaar gericht, bij tarwe is dat de brede
zijkant.
Dolik heeft weinig voedingswaarde en vormt een bedreiging voor de
gezondheid. Aartjes van het gras zijn vaak genfecteerd met een schimmel
(Neotyphodium coenophialum) die duizeligheid, stoornissen van het
gezichtsvermogen, en bij hoge dosering blindheid en dood kan veroorzaken.
Vandaar dat dolik in artikel 536 van het Belgische Wetboek van Strafrecht
wordt vermeld:
...wordt gestraft hij die kwaadwillig... zaad van dolik of van enig ander
schadelijk kruid of gewas op een akker strooit..."
Wat de vijand van de landeigenaar in de gelijkenis deed, wordt in de
Belgische wet verboden. De vijand zaaide onkruid terwijl de mensen
sliepen, zodat niemand hem op heterdaad zou betrappen en voor het
gerecht zou slepen.
Voor Joodse hoorders was dolik een bekende plant. De patriarch Job
verklaarde dat hij zijn pachters altijd rechtvaardig had behandeld:
Indien mijn akker over mij heeft gejammerd en zijn voren altezamen hebben
geweend, indien ik zijn opbrengst heb verteerd zonder te betalen en de ziel
van zijn bezitters heb bedroefd, dan mogen dorens voor tarwe opschieten, en
onkruid voor gerst (Job 31:38-40).
Volgens E.W.Bullinger, de schrijver van de Companion Bible, zou het Griekse woord
zizania een aanduiding zijn van zewan of sewan gras (Lasiurus scindicus, ook bekend
onder de naam Saccharum hirsutum). Zewan lijkt echter niet op tarwe en is niet
giftig (hoewel Bullinger het tegendeel beweert).
22
23
24
Over zulke aanleidingen tot vallen, personen die voor anderen een
struikelblok zijn en hen belemmeren om het koninkrijk der hemelen in te
gaan, spreekt Jezus ook in de gelijkenis van het onkruid.
Zonen van de boze
Bij de uitdrukking zonen van de boze denken wij aan mensen die zich
buiten de kring van de gelovigen bevinden, misdadigers die met God of
gebod geen rekening houden en die nergens voor terugdeinzen. Maar dat is
niet de betekenis die de Bijbelschrijvers aan de uitdrukking hechtten.
Zonen van de boze worden in de Griekse schriften op meerdere plaatsen
vermeld. Onder andere in de volgende tekst:
Jezus antwoordde hun: Heb Ik niet u, de twaalf, uitverkoren? En n van u is
een duivel. Hij nu sprak van Judas Iskariot, [de zoon] van Simon; want die zou
Hem overleveren, n van de twaalf (Johannes 6:70)
Judas was een godsdienstig mens en een discipel. In een Messias die de weg
van de vernedering moest gaan, kon hij echter niet geloven. Een succesvolle,
overwinnende Messias was de leider naar wie hij verlangde.
In het Johannes-evangelie lezen we hoe Jezus tegen zijn tijdgenoten zei:
Waarom kent u mijn spraak niet? Omdat u mijn woord niet kunt horen. U
bent uit uw vader, de duivel, en wilt de begeerten van uw vader doen; die
was een mensenmoordenaar van [het] begin af en staat niet in de waarheid,
omdat geen waarheid in hem is. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij
uit het zijne, omdat hij een leugenaar is en de vader ervan. Maar omdat Ik de
waarheid zeg, gelooft u Mij niet (Johannes 8:43-45)
Volgens de evangelist richtte Jezus zich hier tot Joden die in Hem
geloofden (Johannes 8:31). Hij had hun boosheid opgewekt door hen slaven
van de zonde te noemen (vers 34) en te ontkennen dat ze kinderen van God
waren (vers 42). Vanwege die opmerkingen waren ze moordlustig geworden.
Zo kwam hun ware aard op schrijnende wijze aan het licht.
25
Toen hij op het eiland Cyprus bij de landvoogd Sergius Paulus te gast was,
gebruikte de apostel Paulus de uitdrukking zoon van de duivel eveneens.
Tegen een zekere Elymas zei hij:
O jij, vol van alle bedrog en alle schurkerij, zoon van de duivel, vijand van
alle gerechtigheid, zul je niet ophouden de rechte wegen van de Heer te
verdraaien? (Handelingen 13:9-10)
Deze Elymas (of Bar-Jezus) was een Jood. Hij ging door voor een profeet
(Handelingen 13:6) maar keerde zich tegen het geloof dat Paulus predikte
(Handelingen 13:8). Godsdienstige mensen die het van eigen werken
verwachten en zich verzetten tegen de boodschap dat een mens door geloof
gerechtvaardigd wordt, worden in het boek Handelingen zonen van de
duivel en vijanden van alle gerechtigheid genoemd.
In zijn brieven gebruikte Paulus de uitdrukkingen dienaren van satan,
bedrieglijke arbeiders en boze arbeiders in dezelfde zin. We lezen daar:
Want zulke mensen zijn valse apostelen, bedrieglijke arbeiders, die zich
voordoen als apostelen van Christus. En geen wonder, want de satan zelf
doet zich voor als een engel van het licht. Het is dus niets bijzonders als ook
zijn dienaars zich voordoen als dienaars van de gerechtigheid; hun einde zal
zijn naar hun werken (2 Korinthe 11:13-15)
Kijkt uit voor de honden, kijkt uit voor de boze arbeiders, kijkt uit voor de
versnijdenis (Filippenzen 3:2)
De personen die Paulus bestreed waren vrome Joden (2 Korinthe 11:22). Ze
spraken over de Messias (2 Korinthe 11:23), maar het was een andere
Jezus dan Paulus verkondigde (2 Korinthe 11:4). Ze brachten een evangelie,
maar het was een andersoortig evangelie met een andersoortige geest
(2 Korinthe 11:4). Ze weken af van de eenvoudigheid in Christus (2
Korinthe 11:3). Bij hen was het: geloof in Christus plus eigen werken (zoals de
besnijdenis), bij Paulus was het: geloof in Christus en u zult worden gered
(Handelingen 16:31).
Volgens de gelijkenis die Jezus vertelde zaait de duivel geen dorens of
distels, dat wil zeggen: geen openlijk zondige of wereldse mensen.
Wanneer de Boze dat deed, zou het onderscheid tussen onkruid en tarwe
direct duidelijk zijn. Openlijke zondaars zijn er genoeg en ze ontstaan door de
26
werking van het menselijke vlees. De duivel komt daar niet bij te pas. Diens
strategie is veel geraffineerder. Zijn zonen doen zich voor als boden van
het licht en dienaars van de gerechtigheid (2 Korinthe 11:13-15). Het zijn
buitengewoon godsdienstige mensen: briljante theologen en ijverige
verdedigers van normen en waarden. Ze prediken gerechtigheid, maar
omdat ze de gerechtigheid van God niet kennen trachten ze hun eigen
gerechtigheid op te richten (Romeinen 10:3).
Zonen van de Boze lijken in alle opzichten op zonen van het koninkrijk,
net zoals dolik in jonge toestand alleen maar door experts van tarwe kan
worden onderscheiden. Ze bevinden zich binnen de kring van de gelovigen.
Onkruid en tarwe zijn immers nauw verstrengeld (Matthes 13:29). Pas na
enige tijd en door naar hun vruchten te kijken (Matthes 7:16, 12:33), wordt
hun aard openbaar.
Aanleidingen tot vallen
Van het verzamelen van de dolik door de maaiers ten tijde van de oogst en
het binden van dit gras in bossen om het te verbranden (vs.30) gaf Jezus de
volgende uitleg:
Zoals dan de dolik verzameld en met vuur verbrand wordt, zo zal het zijn in
de voleinding van deze eeuw. De Zoon des mensen zal zijn engelen uitzenden
en zij zullen uit zijn koninkrijk verzamelen alle aanleidingen tot vallen en hen
die de wetteloosheid doen, en zij zullen hen in de vuuroven werpen; daar zal
het geween zijn en het tandengeknars (vs.41-42).
Voor alle aanleidingen tot vallen en hen die de wetteloosheid doen staat in
de Griekse tekst letterlijk: alle struikelblokken (panta ta skandala) en de
bedrijvers van de wetteloosheid (tous poiountas ten anomian). Wie dit
leest, denkt dat iedere reclame voor de zonde en elke verstokte zondaar zal
worden weggenomen (en dat is waarschijnlijk ook zo). Maar de evangelist
Matthes hechtte aan de woorden skandalon (struikelblok) en anomia
(wetteloosheid) een heel andere betekenis.
Onder een aanleiding tot vallen verstaan wij een pornografisch blaadje in
een kiosk, of een onbewaakte kas met geld erin. Maar het Griekse woord
skandalon, dat in Matthes 13:41 met aanleiding tot vallen is vertaald, en
het werkwoord skandalizoo (een struikelblok opwerpen), hebben in de
27
28
29
Bekeert u want het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen (Matthes 3:2, 4:17,
10:7; Markus 1:15).
30
31
de tarwe. Wat de slaven van de heer des huizes met hun misplaatste ijver
(vs.27-29) uitbeelden, verklaart hij niet. Toch zijn die slaven een belangrijk
element van de vertelling; bijna de helft van het verhaal is aan hen gewijd.
De gelijkenis bevat een scherpe waarschuwing om echte of vermeende
tegenstanders van God onder geen enkel beding met geweld te gaan
bestrijden9.
De slaven van de heer des huizes nu kwamen en zeiden tot hem: Heer, hebt
u niet goed zaad in uw akker gezaaid? Waar heeft hij dan dolik vandaan? Hij
nu zei tot hen: Een vijandig mens heeft dat gedaan. De slaven nu zeiden tot
hem: Wilt u dan dat wij het gaan verzamelen? Hij echter zei: Nee, opdat u bij
het verzamelen van de dolik niet misschien tegelijk daarmee de tarwe
uittrekt. Laat beide samen opgroeien tot de oogst (Matthes 13:27-30)
Uit het antwoord dat de heer aan zijn slaven geeft blijkt dat verzamelen in
deze verzen de betekenis heeft van uittrekken of uitroeien. Ook de
apostel Paulus waarschuwde:
Hij die mij beoordeelt is de Heer. Oordeelt daarom niets vr de tijd, totdat
de Heer komt, die ook wat in de duisternis verborgen is, aan het licht zal
brengen en de raadslagen van de harten openbaar zal maken; en dan zal
ieder zijn lof ontvangen van God (1 Korinthe 4:4-5)
Tarwe en dolik zijn nauw met elkaar verstrengeld en kunnen pas bij de oogst
worden gescheiden. Wie het onkruid probeert uit te roeien, zal altijd ook wat
tarwe uittrekken. Voor het bijeenverzamelen van het onkruid zijn Goddelijk
inzicht en een Goddelijke volmacht vereist. De uit de doden opgestane
Messias zal die inzameling voltrekken, samen met zijn boodschappers, de
engelen (vs.30,41). Vr die tijd mogen Zijn knechten dwaling alleen maar
bestrijden door van de waarheid te getuigen.
Een steeds duidelijker verschil
Wanneer de oogst nadert die volgens Jezus een beeld is van de voleinding
van de eeuw (vs.39) zal het onderscheid tussen zonen van de Boze en zonen
van het koninkrijk zich scherp beginnen af te tekenen. God zal een
(krachtige) werking van de dwaling zenden, die velen ertoe brengt om de
9
Op dit aspect van de gelijkenis is ook gewezen door Joachim Jeremias (a.w., p.148150)
32
33
Niet ieder die tot Mij zegt: Heer, Heer, zal het koninkrijk der hemelen
binnengaan, maar (alleen) hij die de wil doet van mijn Vader die in de
hemelen is (Matthes 7:21).
De vuuroven
De vuuroven waarin engelen de zonen van de Boze zullen werpen, wordt
door velen opgevat als de (roomse) hel waarin zondaren onafgebroken en
onophoudelijk gepijnigd worden. Maar zon uitleg is on-Bijbels. Jezus
ontleende het beeld van de vuuroven aan de Hebreeuwse schriften. De
profeet Maleachi heeft over de dag des HEREN gezegd:
Want zie, de dag komt, brandend als een oven! Dan zullen alle
overmoedigen en allen die goddeloosheid bedrijven, zijn als stoppels, en de
dag die komt, zal hen in brand steken zegt de HERE der heerscharen
welke hun wortel noch tak zal overlaten (Maleachi 4:1)
En David heeft over de messiaanse koning geprofeteerd:
Uw hand zal al uw vijanden vinden,
uw rechterhand zal uw haters vinden.
Gij zult hen maken als een vurige oven
Ten tijde dat gij verschijnt, o HERE.
In zijn toorn zal Hij hen verslinden,
en het vuur zal hen verteren;
hun kroost zult Gij van de aarde verdelgen
en hun nageslacht uit de mensenkinderen (Psalm 21:9-11)
De voorloper van de Messias, Johannes de Doper, had tegen de
godsdienstige leiders van Isral al gezegd:
Adderengebroed, wie heeft u een aanwijzing gegeven om de komende toorn
te ontvluchten? Brengt dan vrucht voort, de bekering waardig; en denkt niet
dat u bij uzelf kunt zeggen: Wij hebben Abraham tot vader! Want ik zeg u,
dat God uit deze stenen Abraham kinderen kan verwekken. En de bijl ligt al
aan de wortel van de bomen; elke boom dan die geen goede vrucht
voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen (Matthes 3:7-10)
De profeet Maleachi liet er geen twijfel over bestaan wat het vuur van de
oven met zonen van de Boze zou doen:
34
35
onkruid waren. Net zoals de verbranding van Sodom en Gomorra niet het
definitieve einde van de beide steden betekent (Ezechil 16:44-62, Matthes
10:15, 11:24), zo betekent de verbranding van het onkruid ook niet dat het
met deze mensen voorgoed afgelopen is. Bij het oordeel van de grote witte
troon zullen ze opstaan en worden geoordeeld op grond van wat er in de
boeken geschreven staat, naar hun werken (Openbaring 20:11-13). Wanneer
ze niet geschreven blijken te zijn in het boek van het leven, worden ze in de
poel van vuur geworpen, waarvan de Bijbel zegt: Dit is de tweede dood
(Openbaring 20:14-15). Maar na de tijden van de eeuwen zullen ze worden
levend gemaakt. Want in Christus zullen llen worden levend gemaakt, ieder
in zijn eigen rangorde (1 Korinthe 15:22-23). Als laatste vijand wordt de dood
te niet gedaan (1 Korinthe 15:26, 2 Timothes 1:10).
* * * * * * *
36
Het mosterdzaad
37
gelijkenis van de zaaier vereenzelvigt Jezus het zaad zowel met het woord
van het koninkrijk (vers 19) als met de persoon die uit dat zaad opschiet, hij
zegt immers:
dit is hij die bij de weg is gezaaid (vers 19)
Hij nu die op de rotsachtige bodem is gezaaid (vers 20)
Hij nu die tussen de dorens is gezaaid (vers 22)
Hij nu die in goede aarde is gezaaid (vers 23)
Niet in absolute zin, maar onder de zaden van de tuinkruiden was het
(zwarte) mosterdzaad het kleinste (vers 32). Wanneer het publiek van Jezus
met de aanhang van andere godsdienstige stromingen werd vergeleken,
bijvoorbeeld de achterban van de farizeen, de sadduceen of de Essenen,
dan was het maar een kleine kudde (Lukas 12:32) die bovendien bestond
uit onaanzienlijke mensen. Hoewel er grote menigten naar Jezus kwamen
luisteren, had Hij maar weinig standvastige volgelingen. De Statenvertalers
hadden het wat dit betreft bij het rechte eind.
Een mens en zijn akker
De handelende persoon in de gelijkenis is een mens maar niet de eerste
de beste mens, want de later genoemde akker is niet het eigendom van
iedereen. In verband met de gelijkenis van het onkruid zou de Heere later
nog opmerken:
Hij, die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen (Matthes 13:37)
We mogen daarom veronderstellen, dat ook in de gelijkenis van het
mosterdzaad de zaaiende landeigenaar de Zoon des mensen is.
In verband met de gelijkenis van het onkruid zei Jezus bovendien:
De akker is de wereld (Matthes 13:38)
De wereld is Zijn akker, want als Mensenzoon is Hij bestemd om te heersen
over alle volken, natin en talen (Danil 7:13-14).
Groenten
Het woord groenten (Gr. lachanoon) komt buiten de gelijkenis van het
mosterdzaad maar in twee andere Bijbelteksten voor. De farizeen
38
onderwezen hun leerlingen dat die zelfs van de groenten in hun tuin tienden
behoorden te geven (Lukas 11:42). En de apostel Paulus merkt op dat wie
gewetensbezwaren heeft tegen de consumptie van vlees omdat runderen in
afgodstempels worden geslacht, kan besluiten om voortaan alleen nog maar
groenten te eten (Romeinen 14:2). Met het symbool van de groenten
bedoelde Jezus: cultuurgewassen op de akker die uit ander zaad zijn
opgeschoten. Niet het joods-christelijke mosterdzaad, maar de kiemen van
andere godsdiensten of ideologien.
Een boom
Bij een boom die zo groot wordt dat de vogels van de hemel in zijn takken
komen nestelen zullen Joodse hoorders hebben gedacht aan een droom van
koning Nebukadnezar, die door de profeet Danil als volgt is verklaard:
De boom die gij gezien hebt, die groot en sterk was, welks hoogte tot de
hemel reikte en die over de gehele aarde te zien was, welks loof schoon en
welks vrucht zo overvloedig was, dat hij voedsel bood voor allen, onder welke
het gedierte des velds huisde en in welks takken het gevogelte des hemels
nestelde dat zijt gij, o koning, die groot en sterk zijt geworden, wiens
grootheid zo is toegenomen, dat zij tot aan de hemel reikt, en wiens
heerschappij zich uitstrekt tot aan het einde der aarde (Danil 4:20-22)
In de Bijbelse profetie zijn reusachtige bomen een beeld van vooraanstaande
leiders of machtige koningen met hun rijken (vgl. Ezechil 31, Danil 4 en
Matthes 3:7-12). Een boom is het symbool van aardse grootheid, aanzien
in de wereld, en beschuttende macht.
Het is opvallend dat de Heere slechts n zinnetje uit de droom van
Nebukadnezar aanhaalt. Hij zegt niet, dat de mosterdboom z hoog wordt
dat hij over de hele aarde te zien is. Ook vertelt Hij niet dat de boom mooie
bladeren heeft en overvloedig vrucht draagt, zodat hij voedsel geeft aan
allen en de dieren onder hem een schuilplaats zoeken. Indien Hij had willen
onderwijzen dat Zijn woord de hele aarde zou vervullen en het
wereldgebeuren positief zou gaan benvloeden, dan waren zulke citaten
goed van pas gekomen. Maar Jezus zwijgt erover. Hij vermeldt alleen de
vogels van de hemel, die in de takken van de mosterdboom komen
nestelen (Matthes 13:32). Aan dat symbool uit de gelijkenis moeten we
bijzondere aandacht schenken.
39
11
Het werkwoord kataskeenoun betekent eigenlijk niet: hun nest maken, maar
letterlijk hun tent opslaan. De vogels zouden in de takken van de mosterdboom
gaan wonen.
40
ongewenste gasten zijn. En dat Jezus over die vogels opmerkt, dat het
handlangers zijn van de Boze.
In de richting van een uitleg
Het koninkrijk der hemelen dat vanaf de dagen van Johannes nabij was
gekomen (Matthes 3:1-2) en in het optreden van Christus gestalte had
gekregen (Matthes 12:28) begon als een mosterdzaad. Niet aan de grote
menigte, maar aan een klein groepje van onaanzienlijke mensen werd het
gegeven om de verborgenheden van het koninkrijk der hemelen te kennen
(vers 11). Alleen hun ogen zagen en hun oren hoorden (vers 16). Het zaad
van zwarte mosterd is kleiner dan dat van andere tuinkruiden, maar het kan
uitgroeien tot een grote plant. Zo zou het woord van Christus gaan groeien
vanuit een klein begin. Uit het onderwijs en het geloofsvertrouwen van n
onbetekenende rabbi uit een onaanzienlijk dorpje in een uithoek van het
Romeinse rijk, een rabbi die werd vermoord door zijn volksgenoten en die
door al zijn discipelen in de steek werd gelaten (Matthes 26:56).
De boodschap van die rabbi zou een ongekend grote invloed krijgen. De
plant die uit dat kleine zaad zou opschieten zou in de akker (beeld van de
wereld) groter worden dan de (overige) groenten. De joods-christelijke
traditie zou in de loop van de geschiedenis een groter deel van de mensheid
gaan benvloeden dan de andere wereldgodsdiensten of ideologien. Wie
het schamele begin zag had dit nooit verwacht.
Dat de mosterdplant zou groeien was op grond van het leven dat God in dit
zaad heeft gelegd wel te verwachten. Maar dat het een boom zou worden,
een meerjarig houtgewas met takken, is met de aard van deze plantensoort
in strijd. En dat er vogels in zouden nestelen, moet op grond van het
tekstverband negatief worden opgevat. Handlangers van de Boze zouden
zich in de joods-christelijke traditie gaan nestelen. Zij zouden het woord van
Christus wegroven en het door leugens en halve waarheden vervangen, om
de mensheid te bedriegen en de plannen van God te dwarsbomen.
Menselijke activiteit zou in velerlei opzicht in de plaats komen van het werk
van God. Nadat men in de Geest was begonnen, wilde men volmaakt worden
in het vlees (Galaten 3:3). Werken van wet vervingen in toenemende mate
de prediking van geloof (Galaten 3:5, 1 Tim.1:7-11, 2 Korinthe 11:1-15).
Rituelen en godsdienstige kalenders kwamen in de plaats van de dagelijkse
vrede die God geeft. Men begon te streven naar beknotting van de
41
42
Daarom, zo zegt de Here HERE, omdat hij hoog van stam geworden was en
zijn top tot in de wolken had gestoken, en omdat zijn hart zich verhovaardigd
had op zijn hoogte, daarom gaf Ik hem over. Vreemden, de gewelddadigste
der volken, velden hem en deden hem neerstorten. opdat geen boom aan
het water zich meer verhovaardige op zijn hoogte of zijn top tot in de wolken
steke, en opdat de waterdrinkers in hun trots zich niet verbeelden in eigen
kracht te kunnen staan. Want zij zijn allen aan de dood overgegeven, om
naar de onderwereld te gaan, te midden der mensenkinderen, naar hen die in
de groeve zijn neergedaald (Ezechil 31:10,12,14).
Ik zag in de gezichten die mij op mijn legerstede voor ogen kwamen, en zie,
een wachter, een heilige, daalde uit de hemel neer: hij riep luide en sprak
aldus: Houwt de boom om en kapt zijn takken, stroopt zijn loof af en
verstrooit zijn vruchten. opdat de levenden mogen weten, dat de
Allerhoogste macht heeft over het koningschap der mensen en dat geeft aan
wie Hij wil, ja, zelfs de nederigste onder de mensen daarin aanstelt (Danil
4:13-14,17).
De normale ontwikkeling van het mosterdzaad zou zijn geweest: een groei
in nederigheid, zachtmoedigheid en dienstbetoon, in navolging van de
Messias die niet kwam om gediend te worden maar om te dienen (Matthes
20:28). Jezus heeft immers tegen zijn discipelen gezegd:
Wie onder u groot wil worden, zal uw dienstknecht zijn, en wie onder u de
eerste wil zijn, zal uw slaaf zijn (Matthes 20:26-27)
Neemt Mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig
van hart (Matthes 11:29)
Maar het mosterdzaad ontwikkelde zich al spoedig op een heel andere
manier. Mannen die zich volgelingen van de Messias noemden streefden
naar heerschappij, aanzien, wereldse grootheid en macht, vertoon van
pracht en praal. Een goede ontwikkeling was dat beslist niet. Het was een
vorm van groei die niet in overeenstemming was met de aard van het zaad.
Toen het streven van eerzuchtige mensen succes had, werd het christendom
een broedplaats van onrein gevogelte. En een organisatie die
andersdenkenden met geweld begon te onderdrukken en vervolgen.
Wanneer het tijdstip voor de oogst aanbreekt en de mens bij de
voleinding van de eeuw zijn akker komt bezien, zal er uit het mosterdzaad
43
* * * * * * *
44
Het zuurdeeg
45
voor de priesters (Leviticus 2:9-10). Het spijsoffer was als het ware een
gezamenlijke maaltijd van God en Arons zonen, net zoals de drie hemelse
gasten de maaltijd gebruikten bij Abraham en zijn gezin.
Een stiekeme daad
De vrouw in de gelijkenis doet wat Sara niet deed: zij neemt zuurdeeg en
verbergt dat in de drie maten meel. Terwijl Sara het meel onmiddellijk begon
te kneden en er met haast koeken van ging bakken (Genesis 18:6), laat de
vrouw in Jezus verhaal het meel rijzen en zuur worden.
Jezus beschrijft de handelwijze van de vrouw op een manier die te denken
geeft: ze neemt zuurdeeg en verbergt dat in het meel. Hij zegt niet, dat
de vrouw zuurdeeg aan het meel toevoegt of een stukje zuurdeeg met het
meel vermengt. Door het woord verbergen te gebruiken, wekt Hij de
indruk dat de vrouw het zuurdeeg stiekem toevoegt13. Zoals de vijand van de
landeigenaar uit een eerdere gelijkenis dolik in de akker zaaide terwijl de
mensen sliepen (Matthes 13:25), zodat niemand het zou zien, zo verstopt
de vrouw zuurdeeg in het meel. Wiens meel dit was wordt in het midden
gelaten. Gezien de parallel met de geschiedenis van Abraham is het
aannemelijk dat Gods meel door de vrouw zuur werd gemaakt.
Waarom handelde zij zo? Waarschijnlijk om dezelfde reden als waarom de
vijand in de eerdere gelijkenis zijn dolikzaad s nachts uitstrooide. De vijand
en de vrouw wilden niet gezien of betrapt worden. Zolang het onkruid nog
niet volgroeid was, zou niemand in de gaten hebben dat er dolik tussen de
tarwe stond. En zolang het meel nog niet doorzuurd was, zou niemand
vermoeden dat het aan het verzuren was.
Zuurdeeg in de evangelin
Wanneer we nagaan wat de Bijbel over zuurdeeg zegt, dan wordt dit
negatieve beeld van het optreden van de vrouw uit de gelijkenis bevestigd14.
De dichtstbijzijnde tekst in de evangelin is de volgende:
13
Hierop is o.a. gewezen door Ray C.Stedman in een toespraak van 20 juni 1971 over
dit onderwerp (The Case of the Sneaky Housewife, www.raystedman.org).
14
Op de negatieve betekenis van zuurdeeg is o.a. gewezen door de Chinese arts Yves
I-Bing Cheng (The Parable of the Leaven, www.meetingwithchrist.com).
46
Jezus nu zei tot hen: Let op en past op voor het zuurdeeg van de farizeen en
sadduceen! Zij nu overlegden onder elkaar en zeiden: Dat is omdat wij geen
broden hebben meegenomen. Daar nu Jezus dit merkte, zei Hij: Waarom
overlegt u onder elkaar, kleingelovigen, dat u geen broden hebt
meegenomen? Begrijpt u nog niet... Hoe begrijpt u niet, dat Ik niet over
broden heb gesproken? Past u echter op voor het zuurdeeg van de farizeen
en sadduceen. Toen beseften zij dat Hij niet had gezegd dat zij moesten
oppassen voor het zuurdeeg van de broden, maar voor de leer van de
farizeen en sadduceen (Matthes 16:5-12)
In het Markusevangelie blijkt dat er behalve een zuurdeeg van de farizeen
ook een zuurdeeg van Herodes bestaat:
En Hij gebood hun en zei: Let op en kijkt uit voor het zuurdeeg van de
farizeen en voor het zuurdeeg van Herodes. (Markus 8:15)
In het Lukasevangelie wordt het zuurdeeg van de farizeen gelijkgesteld aan
huichelarij:
Toen intussen de duizenden van de menigte bijeengekomen waren, zodat zij
elkaar verdrongen, begon Hij allereerst tot zijn discipelen te zeggen: Past u op
voor het zuurdeeg, dat is de huichelarij van de farizeen (Lukas 12:1)
Bovengenoemde drie plaatsen zijn de enige teksten in de evangelin waar
over zuurdeeg wordt gesproken, afgezien van de gelijkenis die we aan het
bestuderen zijn (Matthes 13:33, Lukas 13:21).
Uit wat Jezus over zuurdeeg zegt kunnen we een aantal dingen afleiden:
1.
Zuurdeeg is het beeld van een kwalijke leer (zie Matthes 16:12).
2.
Jezus noemt verschillende vormen van zuurdeeg: het deeg van de
farizeen (Matthes 16:6,11,12; Markus 8:15; Lukas 12:1), van de
sadduceen (Matthes 16:6,11,12) en van Herodes (Markus 8:15). Met het
zuurdeeg van de farizeen en de sadduceen bedoelt Hij bepaalde
godsdienstige denkbeelden, met het zuurdeeg van Herodes: politieke
inzichten.
3.
Het zuurdeeg van de farizeen omschrijft Hij als huichelarij (Lukas
12:1). Huichelarij (Gr. hupokrisis) betekent: iets zeggen maar iets anders
47
48
uit van onderricht dat Jezus vanaf een schip in de zee gaf aan de menigten op
het strand (Matthes 13:2). Volgens Lukas was de gelijkenis de afsluiting van
een toespraak die Hij in een synagoge hield op de sabbat (Lukas 13:10,2021). Blijkbaar heeft Jezus dezelfde gelijkenis bij verschillende gelegenheden
verteld. Het Lukasevangelie verschaft aanvullende informatie over de
betekenis van de gelijkenis.
Het tekstverband van de gelijkenis bij Lukas
Op een zekere sabbat gebeurde er het volgende: Jezus bevond zich in een
synagoge en mocht daar het woord voeren. Onder de gemeenteleden
bevond zich een vrouw die al achttien jaar ziek was. Haar rug was helemaal
kromgegroeid en ze kon zich niet meer oprichten. Jezus, die haar zag, riep
haar bij zich en genas haar volkomen door tegen haar te spreken en haar de
handen op te leggen (Lukas 13:10-13).
De leider van de synagoge nam het Jezus bijzonder kwalijk dat Hij op de
sabbat genas en zei tegen de gemeente:
Er zijn zes dagen waarop men moet werken; komt u dan op die dagen laten
genezen en niet op de sabbatdag! (Lukas 13:14).
Deze reactie van het synagogebestuur was ronduit walgelijk. Alsof
gehandicapte mensen een bepaalde dag zouden kunnen uitkiezen om zich te
laten genezen, en op de sabbat niet naar de synagoge zouden mogen komen
om het woord van God te horen!
Blijkbaar vertolkte de synagogeleider de mening van de farizeen. Want
Jezus zei:
Huichelaars (Gr. hupokrita), maakt niet ieder van u op de sabbat zijn os of
ezel van de kribbe los, leidt hem weg en geeft hem te drinken? Moest dan
deze, die een dochter van Abraham is, die de satan, zie, achttien jaar had
gebonden, niet van deze band worden losgemaakt op de sabbatdag? (Lukas
13:15-16)
De synagogeleider was geheel doorzuurd met de huichelarij van de
farizeen (Lukas 12:1) en daardoor een zuurpruim geworden. De
gemeenteleden dachten er net zo over als hij, daarom verweet Jezus niet
alleen hm dat hij een huichelaar was, maar de synagoge als geheel. Volgens
Jezus was de sabbatdag juist de aangewezen dag om een gebondene los te
49
50
51
kenden kan het niet moeilijk zijn geweest om te raden wie deze dame was.
In de Hebreeuwse Bijbel wordt Isral immers dikwijls voorgesteld als de
echtgenote van de HERE. De geestelijke en politieke leiders van het volk
zetelden in de dochter Sions, dat wil zeggen: de stad Jeruzalem. Vooral zij
waren de verspreiders van een gevaarlijk zuurdeeg (Matthes 16:6,11,12;
Markus 8:15; Lukas 12:1).
Van dat zuurdeeg bestaan er verschillende vormen:
1. Allereerst huichelarij (het zuurdeeg van de farizeen). De Bijbel laat zien
hoe zulk deeg werkt:
Maar toen Kefas [d.w.z. Petrus] in Antiochi kwam, weerstond ik [Paulus]
hem in zijn gezicht, omdat hij te veroordelen was. Want voordat er enigen
van Jakobus kwamen, at hij met [die uit] de volken; maar toen zij gekomen
waren, onttrok hij zich en zonderde zich af uit vrees voor die uit [de]
besnijdenis; en met hem huichelden <ook> de overige Joden, zodat zelfs
Barnabas door hun huichelarij werd meegesleept. Maar toen ik zag dat zij
niet recht wandelden naar de waarheid van het evangelie, zei ik tot Kefas in
het bijzijn van allen: Als u, die een Jood bent, leeft als de volken en niet als de
Joden, waarom dwingt u de volken naar joodse wijze te leven? (Galaten
2:11-14)
De waarheid van het evangelie is dat God geen onderscheid maakt tussen
Joden en niet-Joden, omdat Hij door het geloof hun harten reinigt
(Handelingen 15:8-9). Ieder mens die op Christus vertrouwt mag als broeder
of zuster worden aanvaard. Zo iemand behoort tot hetzelfde gezin, ook al
gedraagt hij zich misschien niet in elk opzicht als wij. Waar het zuurdeeg van
huichelarij insluipt, verliest men uit het oog dat niet wat de mens doet
beslissend is maar wat God doet. De rechtvaardiging door geloof raakt hoe
langer hoe meer uit het zicht. In de tijd van de apostelen betekende dit dat
men alleen mensen die zich aan de spijswetten hielden, nog maar als
gelovigen wilde aanvaarden en alleen nog maar met hen wilde eten. In onze
tijd wil men alleen mensen die zich aan een bepaald doopritueel hebben
onderworpen, die er een bepaalde opvatting van het avondmaal op na
houden, en die bepaalde leefregels eerbiedigen, nog maar als christen
aanvaarden. Paulus schreef over zulke denkbeelden:
De Geest nu zegt uitdrukkelijk, dat in [de] latere tijden sommigen van het
geloof zullen afvallen, terwijl zij zich zullen bezighouden met verleidende
52
53
* * * * * * *
54
De schat in de akker
Matthes heeft als enige van de vier evangelisten de gelijkenis van de schat
in de akker doorgegeven. Jezus vertelde deze gelijkenis nadat Hij naar zijn
huis in Kapernam was teruggekeerd (Matthes 13:36). Hij had zich aan
boord van een schip begeven en vanuit de zee de menigte op het land
onderricht gegeven in gelijkenissen (Matthes 13:1-3). De gelijkenis van de
schat in de akker was bestemd voor de discipelen en had een korte maar
krachtige boodschap:
Het koninkrijk der hemelen is gelijk aan een schat, in de akker verborgen, die
een mens vond en verborg; en vanwege zijn blijdschap daarover gaat hij heen
en verkoopt alles wat hij heeft, en koopt die akker (Matthes 13:44)
Uitleg van de gelijkenis gaf Jezus niet, maar zijn discipelen begrepen wat Hij
wilde zeggen (Matthes 13:51). Of wij het k begrijpen, is de vraag want
er worden van deze gelijkenis uiteenlopende verklaringen gegeven.
De gangbare uitleg
De gangbare uitleg is te vinden in de kanttekeningen van de Statenvertaling:
Met deze gelijkenis wijst Christus aan de uitnemende waardigheid van de
leer en de beloften des Evangelies, mitsgaders den ijver en naarstigheid, die
men behoort aan te wenden om dezelve te verkrijgen, al ware het ook met
schade en verlies van alle tijdelijke dingen (zie Filippenzen 3:7).
Volgens de Statenvertalers staat de mens in de gelijkenis model voor de
gelovige. Om te verkrijgen wat in het evangelie wordt beloofd, volgens de
kanttekeningen toegang tot het koninkrijk der hemelen, behoort een
gelovige ijver en opofferingsgezindheid aan de dag te leggen. Hij moet bereid
zijn om afstand te doen van alles wat hij heeft, ja zelfs van zijn eigen leven,
om het hemelrijk te kunnen berven.
De redacteuren van de NIV Study Bible zijn het met de Statenvertalers eens.
Hun commentaar is het volgende:
55
Het koninkrijk is van zon grote waarde dat men bereid behoort te zijn om
alles wat men bezit op te geven ten einde het te kunnen winnen15.
Ook de bekende Engelse commentator Matthew Henry meende dat dit de
betekenis van de gelijkenis was, hij schreef:
Wie door Christus behouden willen worden moeten bereid zijn om alles voor
Hem op te geven, alles in de steek te laten en Hem te volgen16.
Onbevredigend
Hoe het u vergaat weet ik niet, maar mij heeft bovengenoemde uitleg nooit
kunnen overtuigen. En wel om de volgende redenen:
1. Volgens Jezus eigen woorden hadden de gelijkenissen die Hij
vertelde betrekking op de verborgenheden van het koninkrijk der
hemelen geheimen die aan de discipelen werden bekendgemaakt,
maar die de menigte niet begreep omdat hun hart vet was
geworden en zij hun ogen en oren hadden gesloten (Matthes
13:10-17, 34-35).
2. Dat het volgen van Christus offers vraagt, was echter geen geheim
Jezus had dat al meerdere malen onomwonden gezegd (Matthes
6:24, 8:18-22, 10:34-39) en Hij zou het bij een latere gelegenheid
opnieuw zeggen (Matthes 16:24-27).
3. De mens in de gelijkenis koopt niet de schat maar de akker, en krijgt
de schat op de koop toe. De schat maakt deel uit van de akker en is
in de akker verborgen. In de gangbare uitleg wordt aan dit aspect
van het verhaal geen enkele betekenis toegekend.
4. Ook aan andere details van de gelijkenis wordt in de uitleg van de
Statenvertalers geen aandacht besteed. De schat werd volgens Jezus
niet gevonden in een akker maar in DE akker, d.w.z. de ene,
15
Barker K (ed.) The NIV Study Bible (New International Version). Grand Rapids, MI:
Zondervan Bible Publishers, 1985, p.1462.
16
Matthew Henrys Commentary: The Four Gospels [edited and introduced by David
Winter] London: Hodder and Stoughton, 1974, p.119-120.
56
welbekende akker waarover Hij eerder had gesproken. Wat wil het
zeggen dat de schat in die akker werd gevonden? En dat de vinder
hem weer verborg en wegging om de akker te gaan kopen? Waarom
moest de vinder alles wat hij had verkopen om de akker te
verwerven? Waarom alles, en niet veel?
5. De gelijkenis kan niet als een aansporing voor de gelovigen zijn
bedoeld, want indien de hoofdpersoon een beeld was van de mens
in het algemeen, dan handelde hij onoprecht. De vinder van de schat
had de landeigenaar behoren te informeren. Maar hij zweeg en
betaalde alleen de koopprijs voor het stuk grond. Het offer van zijn
bezittingen was voor hem een kleinigheid, binnen enkele
ogenblikken zou hij immers schatrijk zijn! Ten koste van een
nietsvermoedende volksgenoot, wel te verstaan17. Aan een
geschiedenis als deze kon een gelovige Jood onmogelijk een
voorbeeld nemen.
6. De gangbare uitleg ontleent aan het verhaal een conclusie die in de
Bijbel niet wordt getrokken. De mens uit de gelijkenis moet niet
afstand doen van al wat hij heeft, maar hij is z blij over zijn vondst
dat hij al zijn bezittingen spontaan verkoopt. In de gangbare uitleg
ligt de nadruk op moeten, behoren, en plicht. Maar in het
verhaal dat Jezus vertelde ligt de nadruk op blijdschap18.
7. De schat in de akker is volgens het Bijbelwoord niet een erfdeel in
het koninkrijk of behoud door Christus of toegang tot het rijk,
maar het koninkrijk zlf.
De symbolen van de gelijkenis
Door Schrift met Schrift te vergelijken kan de betekenis van de symbolen in
de gelijkenis worden achterhaald. Ook dan moeten we nog gissen naar het
punt van de vergelijking, maar de kans dat we de plank mis slaan wordt wel
een stuk kleiner. In het tekstverband ontdekken we het volgende:
17
In zijn verklaring maakt Joachim Jeremias zich er op dit punt wel wat gemakkelijk
van af door te schrijven: ber die Rechtslage wird nicht reflektiert; es wird
geschildert wie der Durchschnittsmensch handelt (a.w., p.132).
18
57
58
59
60
gaan kocht Hij de akker, de schat incluis. Heel de wereld (Gr. kosmos) is zijn
eigendom geworden, met alles wat daarin is. Niet alleen Isral, ook de
volken. Niet alleen de levenden, maar ook de gestorvenen (vgl. Romeinen
14:7-12). Niet alleen de schepselen op de aarde en onder de aarde, maar ook
die in de hemel (Filippenzen 2:10). Elke knie zal zich buigen en elke tong zal
belijden, dat Hij heer is (Filippenzen 2:5-11).
De gelijkenis veronderstelt dat de koper naar de akker zal terugkeren om die
in bezit te nemen, de schat op te graven, zich die toe te eigenen en hem te
gaan gebruiken. Maar dat gedeelte van het verhaal wordt niet verteld. De
gelijkenis beantwoordt de vraag hoe het koninkrijk der hemelen zich tijdens
het leven van de luisteraars zou ontwikkelen. Het opeisen van de akker bij de
voleinding van de eeuw wordt in andere gelijkenissen beschreven.
Tegenstelling met het voorafgaande
Tussen de gelijkenis van de schat in de akker en die van het zuurdeeg
bestaan belangrijke tegenstellingen. Met de gelijkenis van het zuurdeeg
beschreef Jezus een geleidelijk proces dat zich gedurende het hele
tegenwoordige tijdperk voortzet. De verborgenheid van de wetteloosheid
is nu al aan het werk (2 Thessalonicenzen 2:7). Zuurdeeg begint zijn werk te
doen zodra het in het meel is verstopt. Uiteindelijk is het meel geheel
doorzuurd en rijp geworden voor de oven. Het zuurdeeg is een beeld voor
krachten van de tegenwoordige eeuw die in de joods-christelijke
gemeenschap werkzaam zijn en die haar naderingsgave voor de Eeuwige
negatief benvloeden: mensenwerk, eigenmachtig en selectief Bijbelgebruik,
vervolging van andersdenkenden, kerkelijke intriges en de verleiding van de
aardse macht. De Messias heeft zijn discipelen gewaarschuwd voor het
zuurdeeg van de farizeen, de sadduceen en Herodes, en Hij heeft van het
symbool van het zuurdeeg een verklaring gegeven.
In tegenstelling tot de gelijkenis van het zuurdeeg beschrijft het verhaal van
de schat in de akker een proces met twee (of drie) gescheiden fasen. De
hoofdpersoon vindt een schat en is daar erg blij mee. Maar na zijn
ontdekking verbergt hij zijn vondst weer goed. Hij gaat weg en verkoopt alles
wat hij heeft om de akker te kunnen kopen. Na het verbergen van de schat is
die weer even onzichtbaar als eerst. Wanneer de hoofdpersoon naar de
akker terugkeert, de akker die intussen zijn eigendom is geworden, zal de
61
62
hem die de macht van de dood had te niet om allen te verlossen die uit vrees
voor de dood hun hele leven door aan slavernij onderworpen waren
(Hebreen 2:14-15). Door n mens is de zonde in de wereld gekomen en
door de zonde de dood. De dood is vervolgens tot alle mensen doorgegaan
(Rom.5:12). Maar zoals de sterfelijkheid er is door n mens, zo is ook de
opstanding van de doden er door n mens. Want evenals in Adam allen
sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden (1 Korinthe
15:21-22). Christus is opgewekt uit de doden, als eersteling van hen die
ontslapen zijn (1 Korinthe 15:20).
* * * * * * *
allen (1 Timothes 2:5-6) Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben,
heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deelgenomen, opdat Hij door de dood te niet
zou doen hem die de macht over de dood had, dat is de duivel, en allen zou verlossen
die uit vrees voor [de] dood hun hele leven door aan slavernij onderworpen waren
(Hebreen 2:14-15). U bent voor een prijs gekocht; verheerlijkt dan God in uw
lichaam! (1 Korinthe 6:20). U bent voor een prijs gekocht; wordt geen slaven van
mensen (1 Korinthe 7:23). U weet dat u niet door vergankelijke dingen, zilver of
goud, verlost bent van uw onvruchtbare, door de vaderen overgeleverde wandel,
maar door kostbaar bloed, als van een vlekkeloos en onbesmet lam, [het bloed] van
Christus (1 Petrus 1:18-19).
63
64
De parelkoopman
De gelijkenis van de kostbare parel is evenals het verhaal van de schat in de
akker alleen door de evangelist Matthes overgeleverd (Matthes 13:45-46).
Tegen zijn discipelen zei Jezus:
Het koninkrijk der hemelen is eveneens gelijk aan een koopman die mooie
parels zocht; toen hij nu n zeer kostbare parel gevonden had, ging hij weg
en verkocht alles wat hij had, en kocht die
Gezien de overeenkomst tussen een kostbare parel en een verborgen schat
nemen vele uitleggers aan dat vers 44 en vers 45-46 dezelfde strekking
hebben. Volgens de NIV Study Bible onderwijzen beide gelijkenissen dezelfde
waarheid: Het koninkrijk der hemelen is z kostbaar dat men bereid moet
zijn om daarvoor alles op te geven. Volgens Matthew Henry is de parel van
grote waarde Christus, en de zoekende koopman is de gelovige, die niet
moet rusten totdat hij Hem gevonden heeft. Zodra hij Hem vindt, moet een
zondaar alles achterlaten en de Messias volgen.
De gangbare uitleg
Ook de verklaringen die doorgaans van deze gelijkenis worden gegeven
kunnen mij niet erg overtuigen. De redenen voor mijn twijfels zijn de
volgende:
1. Commentaren spreken over de parel van grote waarde of de
gelijkenis van de kostbare parel. Maar in de Bijbel is de parel niet
het punt van de vergelijking. In vers 45 staat niet: Het koninkrijk der
hemelen is gelijk aan een parel. Er staat: Het koninkrijk der
hemelen is gelijk aan een koopman. Kopjes in Bijbelvertalingen
kunnen de argeloze lezer misleiden. Er had moeten staan: de
gelijkenis van de parelkoopman.
2. Gelijkenissen waren bedoeld om aan de
discipelen
verborgenheden te openbaren (Matthes 13:11). Dat het volgen
van Christus offers vraagt, was echter geen verborgenheid. Jezus had
65
66
leerlingen zouden niet aan iedereen kunnen voorhouden wat ze van hun
Meester hadden gehoord. De honden en de zwijnen, dat wil zeggen: de
niet-Joden (vgl. Matthes 15:26-27, Markus 7:27-28), zouden de boodschap
niet waarderen en zich tegen de discipelen keren als die in hun bijzijn over
heilige dingen zouden beginnen. Omdat Jezus het woord parels gebruikte
als symbool van het heilige: de gerechtigheid van het koninkrijk, ligt het
voor de hand om aan te nemen dat het woord ook in de gelijkenis van de
parelkoopman deze betekenis heeft.
Uit een drietal teksten blijkt dat parels vooral door vrouwen als sieraad
werden gedragen (1 Timothes 2:9, Openbaring 17:4, 18:16). Qua
kostbaarheid worden ze op n lijn gesteld met goud, zilver en edelstenen
(Openbaring 18:12).
Een laatste tekst is van bijzonder belang. Over het nieuwe Jeruzalem, de
bruid, de vrouw van het Lam, merkt de ziener Johannes op:
En de twaalf poorten waren twaalf parels, elk afzonderlijk van de poorten
was uit n parel (Openbaring 21:21)
De bruid (Openbaring 21:9) is met allerlei edelgesteente voor haar man
versierd (Openbaring 21:2 en 19). In verband met haar poorten wordt
vermeld:
En geenszins zal in haar iets onheiligs binnengaan, noch wie gruwel en
leugen doet, behalve zij die geschreven zijn in het boek van het leven van het
Lam (Openbaring 21:27)
Indien de parel model staat voor de gerechtigheid van het koninkrijk, dan
beelden de paarlen poorten van het nieuwe Jeruzalem uit dat alleen wie
deze gerechtigheid bezit de stad kan binnengaan.
Het zoeken naar parels
Van de koopman in de gelijkenis wordt gezegd dat hij mooie parels zocht.
Over dat zoeken had Jezus eerder gesproken, we lezen in het Matthes
evangelie immers:
67
Weest dan niet bezorgd, door te zeggen: wat zullen wij eten, of wat zullen
wij drinken, of waarmee zullen wij ons kleden? Want naar al deze dingen
zoeken de volken; want uw hemelse Vader weet dat u al deze dingen nodig
hebt. Zoekt echter eerst het koninkrijk en zijn gerechtigheid , en al deze
dingen zullen u erbij gegeven worden (Matthes 6:31-33)
In verband met de gerechtigheid van het rijk had Jezus ook gezegd:
Bidt, en u zal gegeven worden; zoekt, en u zult vinden; klopt, en u zal
worden opengedaan. Want ieder die bidt, ontvangt, en die zoekt, vindt; en
die klopt, zal worden opengedaan (Matthes 7:7-8)
Uit deze teksten blijkt dat het zoeken van mooie parels beeldspraak is voor
het zoeken van de gerechtigheid van het koninkrijk.
Aangezien het rijk gelijk is aan een koopman die mooie parels zocht is de
koopman uit het verhaal niet een beeld van de gelovige. In vers 45 staat niet,
dat wie het rijk binnengaat gelijk is aan een koopman, maar dat het rijk gelijk
is aan een koopman. De koopman is de belichaming van het rijk, en daarom
een beeld van de koning. Vorst en rijk worden in de Schrift vaak
vereenzelvigd. Dat deed Danil bijvoorbeeld in zijn uitleg van de droom van
Nebukadnezar (Danil 2:36-39). De koopman is de Messias - Jezus zelf.
Over het zoeken naar parels wordt in de evangelin dikwijls gesproken. De
evangelisten vertellen hoe Jezus al vanaf zijn vroegste jeugd bezig was met
de Schriften, die overpeinsde en ijverig bestudeerde. Toen Maria en Jozef
hun twaalfjarige zoon tijdens het paasfeest in Jeruzalem uit het oog hadden
verloren en Hem dagenlang hadden gezocht, bleek er het volgende aan de
hand te zijn:
En het gebeurde na drie dagen, dat zij Hem in de tempel vonden, waar Hij
zat temidden van de leraren en naar hen luisterde en hun vragen stelde. Allen
nu die Hem hoorden, waren buiten zichzelf over zijn inzicht en zijn
antwoorden. En toen zij Hem zagen, stonden zij versteld; en zijn moeder zei
tot Hem: Kind, waarom heb je ons dit aangedaan? Zie, je vader en ik hebben
je met smart gezocht! En Hij zei tot hen: Waarom hebt u mij gezocht? Wist u
niet dat ik in de dingen van mijn Vader moet zijn? En zij beseften het woord
niet dat Hij tot hen sprak (Lukas 2:46-50)
68
69
70
Toen er ondanks de vele wonderen en tekenen die Hij met zijn discipelen
had gedaan van bekering en gehoorzaamheid bij Isral geen sprake was,
moet Jezus hebben gedacht aan de passages uit de wet en de profeten, waar
sprake is van een nieuw verbond dat God eens met zijn volk zal oprichten.
Een verbond waarvan de zegeningen niet afhankelijk zijn van de trouw van
de menselijke verbondspartners, maar alleen van de trouw van hun
Schepper. Een verbond waarin de Schepper de gerechtigheid die nodig is om
in Zijn nabijheid te kunnen verkeren zlf in het binnenste legt van het volk
dat Hij heeft uitgekozen:
"Zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik met het huis van
Isral en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal. Niet zoals het
verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten dage dat Ik hen bij de hand
nam, om hen uit het land Egypte te leiden: mijn verbond, dat zij verbroken
hebben, hoewel Ik heer over hen ben, luidt het woord des HEREN. Maar dt is
het verbond, dat Ik met het huis van Isral sluiten zal na deze dagen, luidt het
woord des HEREN: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart
schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. Dan
zullen zij niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder leren: Kent
de HERE: want zij allen zullen Mij kennen, van de kleinste tot de grootste
onder hen, luidt het woord des HEREN, want Ik zal hun ongerechtigheid
vergeven en hun zonde niet meer gedenken (Jeremia 31:31-34)
Wanneer de wet in je binnenste is gelegd en in je hart is geschreven dan
ben je niet langer ongehoorzaam en vijandig, maar rechtvaardig en trouw.
Dan kun je het nieuwe Jeruzalem binnengaan (Openbaring 21:27) en de
betrouwbare genadewijzen van David, de zegeningen van het nieuwe
verbond, genieten.
De koop van de parel
Nadat hij de kostbare parel had gevonden, ging de koopman weg en
verkocht alles wat hij had, en kocht die (vers 46). Dezelfde beeldspraak had
Jezus al eerder gebruikt (vers 44). In de gelijkenissen van de schat in de akker
en de parelkoopman heeft weg gaan of heen gaan dezelfde betekenis als
in het evangelie van Johannes. Het heeft betrekking op de gang van de
Messias naar het kruis. Hij zou van zijn leerlingen weg gaan door te
sterven. Hij verkocht alles wat hij had door afstand te doen van zijn
71
72
73
74
Het sleepnet
75
76
Laat geen vuil woord uit uw mond komen, maar veeleer n dat goed is tot
opbouwing waar dat nodig is, opdat het genade geeft aan hen die horen
(Efeze 4:29)
Door het woord bedorven (of rot) te gebruiken wekt Jezus de indruk, dat
de vangstdieren in het net vooral gescheiden worden op grond van de vraag
of ze levend en gezond dan wel dood en bedorven zijn.
4. De gelijkenis van de dolik sluit af met de woorden: Verzamelt eerst de
dolik en bindt het in bossen om het te verbranden (vs.30). De gelijkenis
van het sleepnet heeft een ander slot. Het net brengt (dieren) van allerlei
soort bijeen en het wordt vol. Het vol worden van het net is voor de vissers
een aanleiding tot grote vreugde (vgl. Johannes 21:1-14). Dat er behalve
goede vissen ook onbruikbare dieren worden gevangen, is onvermijdelijk. De
gelijkenis sluit af met de woorden en zij gingen zitten en verzamelden het
goede in vaten (vs.48). Uit het gebruik van het werkwoord verzamelen
(Gr. sullegoo) blijkt, dat de gelijkenis van de dolik betrekking heeft op het
verzamelen van het onkruid, terwijl de gelijkenis van het sleepnet vooral
gericht is op het verzamelen van het goede. De gelijkenis van de dolik heeft
een negatieve strekking. De gelijkenis van het sleepnet is in de eerste plaats
positief.
5. Hoewel de uitleg van de gelijkenis van het sleepnet veel overeenkomst
vertoont met het slot van de uitleg van de gelijkenis van de dolik, is er ook
sprake van verschillen. In de uitleg van de gelijkenis van de dolik zegt Jezus,
dat de engelen alle aanleidingen tot vallen verzamelen en hen die de
wetteloosheid doen (vs.41). Maar in verband met het sleepnet spreekt hij
over het afscheiden van de bozen (vs.49). In verband met de eerste
gelijkenis wordt er gezegd, dat de engelen het onkruid uit het koninkrijk
zullen verzamelen (vs.41). In verband met de tweede gelijkenis merkt de
verteller op, dat de bozen worden afgescheiden uit het midden van de
rechtvaardigen (vs.49).
De symbolen in de gelijkenis
De gelijkenis van het sleepnet maakt gebruik van zeven symbolen: het net,
de zee, goede en rotte vissen, het strand, de vaten en de vissers.
Laatstgenoemden worden in het verhaal aangeduid als zij.
77
Voor sleepnet gebruikt Matthes een Grieks woord (sageenee) dat binnen
het Nieuwe Testament alleen hier voorkomt. Ons Nederlandse woord
zegen is mogelijk van dit Griekse woord afgeleid. Een zegen is een
bepaald type visnet, dat bestaat uit een drijfnet met een soort fuik eronder
en daaraan twee lange vleugelnetten.
Het woord dat de evangelist gebruikt voor het bijeenbrengen van allerlei
soort (sunagoo) is veel bekender. In de tweenzestig Bijbelteksten waarin
het voorkomt heeft het bijna altijd betrekking op het bij elkaar brengen van
mensen gelovigen voor de eredienst, of vijanden van God voor het
beramen van kwade plannen. Het Nederlandse woord synagoge is van dit
Griekse werkwoord afgeleid.
Bij de zee moeten we denken aan de grote zee, d.w.z. de Middellandse
Zee. Jezus opmerking dat het net (vissen) van allerlei soort bijeenbrengt
heeft in de Hebreeuwse Schriften een parallel in een profetie van Ezechil
over de toekomst van de Dode Zee:
Vissers zullen erlangs staan van Engedi tot En-Eglam; het zal een plaats zijn
om de netten uit te spreiden, en de vissen erin zullen van allerlei soort zijn,
zoals de vissen van de grote zee, zeer talrijk (Ezechil 47:10)
Bij vissen van allerlei soort dacht een Israliet aan de vissen van de grote zee.
In de profetische Schriften is die grote zee een beeld voor de
volkerenwereld buiten het land Isral (zie bijvoorbeeld Danil 7:2 e.v.).
Het woord vaten is een aanduiding van (stenen) potten of kruiken. In
het Nieuwe Testament komt het verder alleen nog maar voor in de gelijkenis
van de wijze en de dwaze meisjes. De wijzen hadden olie in kruiken
meegenomen om hun lampen te kunnen bijvullen (Matthes 25:4), in
tegenstelling tot de dwazen wier lampen uitgingen.
Voor wegwerpen staat in het Grieks letterlijk uitwerpen. Dezelfde
uitdrukking gebruikt Jezus later voor het uitwerpen van een onnutte slaaf
in de buitenste duisternis (Matthes 25:30).
78
Gezien de uitleg die de verteller van het slot van de gelijkenis geeft zijn de
vissers, die het net op het strand trekken wanneer het vol is geworden om
de vis te gaan sorteren: engelen (vers 49).
In de richting van een verklaring
Jezus ging over tot het vertellen van gelijkenissen omdat het volk Isral
kijkend niet keek en horend niet hoorde. Hun hart was vet geworden. Ze
namen de blijde boodschap van het nabije koninkrijk niet ter harte en ze
begrepen de zin niet van de vele tekenen die wezen op de Koning en zijn
volmacht (Matthes 13:10-17).
Met de eerste reeks van vier gelijkenissen liet de Messias zien dat het
koninkrijk dat nabij was zich vanwege de verwerping van Zijn boodschap niet
normaal zou ontwikkelen. In de tweede reeks van vier wijst Hij zijn discipelen
op het feit dat Gods heilsplan ondanks alles doorgaat en dat Zijn bedoelingen
volmaakt gestalte zullen krijgen.
De schat die even aan het daglicht kwam werd weer verborgen. De krachten
van de toekomstige eeuw die zich in Isral hadden gemanifesteerd hielden
op (Hebreen 6:4-8). De vinder vertrok om de hele akker te gaan kopen
(Matthes 13:44). De vorst van het toekomstige rijk wendde zich af en ging
op weg naar het kruis. Maar de manifestaties van dat rijk verdwenen niet
voorgoed. De gelijkenis veronderstelt dat de vinder die een koper is
geworden, eens zal terugkomen om zich de akker te gaan toe-eigenen. Dan
zal de schat opnieuw, en ditmaal definitief, zichtbaar worden. Isral wordt de
bruid van het Lam. De koninkrijken van de wereld worden het eigendom van
onze Heer en van zijn Gezalfde (Openbaring 11:15). De koper zal de akker die
door de betaling van de losprijs aan het kruis Zijn eigendom werd eens
opeisen.
De parelkoopman deed afstand van zijn hele verzameling en ging weg om
n kostbare parel te kopen. De Messias sprak niet meer over het nabije
koninkrijk en riep de scharen niet meer op om zich vanwege de nabijheid van
dat rijk te gaan bekeren. Integendeel, Hij sprak een wee uit over de
farizeen, sadduceen en wetgeleerden, en ook over de inwoners van
Jeruzalem en het Joodse land. Hij sprak met Zijn discipelen over Zijn
naderend einde. Door dat sterven zou Hij de dood overwinnen en na Zijn
79
80
* * * * * * *
81
82
De Schriftgeleerde
De laatste gelijkenis die Jezus in het huis aan zijn discipelen vertelde is
evenals de voorafgaande drie alleen maar opgetekend door Matthes. Naar
aanleiding van de zeven gelijkenissen die Hij had verteld, vroeg de Spreker:
Hebt u dit alles verstaan? (vs.51). En de discipelen gaven een bevestigend
antwoord. Waarop Jezus tegen hen zei:
Daarom is iedere Schriftgeleerde die een discipel van het koninkrijk der
hemelen is gemaakt, gelijk aan een heer des huizes die uit zijn schat nieuwe
en oude dingen voortbrengt (Matthes 13:52).
De meeste uitleggers gaan voorbij aan het feit dat hier van een achtste
gelijkenis sprake is20. En toch is dat het geval. Want Jezus verklaart dat iets in
de geestelijke werkelijkheid gelijk is aan iets uit het dagelijks leven.
Bovendien laat Matthes op het verhaal van de Schriftgeleerde volgen:
En het gebeurde toen Jezus deze gelijkenissen had beindigd, dat Hij
vandaar vertrok (Matthes 13:53)
De evangelist schreef niet dat Jezus toen Hij het verhaal van het sleepnet had
verteld deze gelijkenissen had beindigd. Wanneer Matthes dat had
geschreven, zou de gelijkenis van het sleepnet de laatste uit de reeks zijn
geweest. Maar de evangelist merkt pas na het verhaal van de Schriftgeleerde
op dat Jezus na deze gelijkenissen te hebben beindigd, vandaar vertrok.
Het verhaal van de Schriftgeleerde is k een gelijkenis.
Overeenkomsten en verschillen
De gelijkenis van de Schriftgeleerde vertoont zowel overeenkomst als
verschil met de gelijkenis van de zaaier. De overeenkomsten zijn de
volgende:
20
Dat er in vers 52 van een achtste gelijkenis sprake is, is opgemerkt door de
protestantse uitleggers G.Campbell Morgan en G.J.Pauptit, en de katholieke
uitlegger L.Sabourin (in: The Parables of the Kingdom, Biblical Theology Bulletin
6:115-160,1976).
83
84
De uitdrukking een mens, een huisheer moet worden opgevat als een
Aramesme. Het betekent: een welgesteld iemand, een zeker mens die de heer is
van een huis (en voor dat huis verantwoordelijkheid draagt).
85
Volgens H.Ridderbos zou het nieuwe dat een Schriftgeleerde uit zijn schat naar
buiten kon brengen vooral bestaan uit het feit dat in de persoon van Jezus de
Messias is verschenen (De Komst van het Koninkrijk, Kampen:J.H.Kok, 1950). Gezien
het voorafgaande (Matthes 13:1-51) gaat het echter ook om de ontwikkeling van
het koninkrijk nadat Jezus het woord van dat rijk had gezaaid, een vorm van
ontwikkeling die door de profeten niet duidelijk was voorzegd of voorzien.
86
87
88
Slotwoord
De boodschap die Jezus door middel van de acht gelijkenissen van Matthes
13 doorgaf is verrassend. Omdat hij geliefde stokpaardjes omver werpt heeft
hij een ontnuchterende werking. Maar omdat hij laat zien wat God ondanks
het falen van de mens gedaan heeft en nog zal gaan doen is hij ook
bemoedigend.
Een ontnuchterende boodschap
1. Velen menen dat dankzij de prediking van het evangelie en het werk van
de zending de aarde met de kennis van God zal worden vervuld. Maar dit
stokpaardje wordt door Christus weerlegd. Onkruid en tarwe zullen samen
opgroeien tot de oogst. Juist bij de voleinding van de eeuw zal er zoveel
onkruid aanwezig zijn dat het kan worden bijeengebonden in bossen!
(Matthes 13:30, 13:37-43). De aarde zal beslist vol worden van de kennis
van de HERE zoals de wateren de bodem van de zee bedekken (Jesaja
11:9). Maar dat zal pas gebeuren in de toekomstige eeuwen (aionen, of
wereldtijdperken, vgl. Efeze 2:7) en het zal een gevolg zijn van het aanbreken
van de dag des Heren.
2. Velen gaan ervan uit dat de Kerk de bron is van sociale gerechtigheid en de
bouwster van een rechtvaardige samenleving. Maar wie op kerkelijke
bijstand hoopt, kan volgens de derde gelijkenis (Matthes 13:31-32) bittere
teleurstelling ervaren. Het streven naar aanzien en grootheid dat overal op
aarde werkzaam is functioneert k binnen de discipelkring, met
persoonsverheerlijking, protectionisme, intrige, manipulatie en vervolging als
het wrange resultaat. De doelen die de Kerk nastreeft en de middelen die zij
gebruikt zijn niet altijd wegen die God behagen.
3. Velen geloven dat het christendom de waarheid predikt. Wat in
belijdenisgeschriften wordt uitgesproken, zou elke christen dienen te
beamen. Maar volgens Jezus moeten gelovigen juist oppassen voor het
geestelijk voedsel dat herders hun kudde verschaffen (Matthes 13:33). Het
is met zuurdeeg vermengd, waardoor het de geestelijke gezondheid kan
aantasten in plaats van die te bevorderen. Feestvieren kan men alleen met
het ongezuurde (1 Korinthe 5:8).
89
90
91
* * * * * * *
92
Inhoud
Voorwoord 1
1. Gelijkenissen van het koninkrijk .. 3
Opbouw van het betoog .. 3
Het koninkrijk der hemelen 5
Voorgeschiedenis .. 7
Doel van de gelijkenissen . 8
Details onbelangrijk? .. 9
Identieke betekenissen? . 11
Gemakkelijk te begrijpen? . 11
2. De zaaier . 13
De symbolen van de gelijkenis 13
De volgorde van de grondsoorten 15
In de richting van een verklaring .. 17
3. Het onkruid 21
De uitleg . 21
Dolik .. 22
Zonen van het koninkrijk 23
Zonen van de Boze . 25
Aanleidingen tot vallen 27
Die de wetteloosheid doen .. 29
Twee gewassen . 30
Overijverige slaven . 31
Een steeds duidelijker verschil 32
De vuuroven 34
4. Het mosterdzaad .. 37
Het kleinste zaad . 37
Een mens en zijn akker 38
Groenten .. 38
Een boom . 39
Vogels van de hemel . 40
In de richting van een uitleg . 41
Het lot van de boom . 42
93
94