Вы находитесь на странице: 1из 5

TUMURA'S EN A VARA'S.

DOOR

Dr. J. GONDA.

Verscheidene Sanskrit geschriften spreken over de Tumbura's, met


welken naam ze een volksstam aanduiden, die op de hellingen van het
Vindhya-gebergte woont. Het Vayu Parana heeft, 45, 131133,
deze mededeeling: qrrmdhvam vindhyavasinah, ,,verneemt de bewoners van het Vindhya-gebergte", malavaq ca karsaq c a . . . . |
tumuras tumburaq caiva satsura nisadhaih sa ha j, ,,de Malava's,
Karsa's . . . . , Tumura's, Tumbura's, enz.".
Het Matsya Parana geeft, 113, 53, de volgende namen op: tumuras
tumbaraq. caiva padgama naisadhaih saha, Tumura's, Tumbara's,
Padgama's, Naisadha's".
Zijn nu, zoo kunnen we vragen, de Tumbura's en de Tumbara's
dezelfde volksstam?
Nu heeft het Markandeya Parana, 57, 54, deze lezing: tumburas
tumbulaq caiva patavo naisadhaih saha, de Tumbura's, Tumbula's,
Patu's en Naisadha's". Waar dus de andere teksten tumura hebben,
leest Mark. tumbura, waar zij tumbura of tumbara hebben: tumbula.
Men zou kunnen veronderstellen, dat in Mark. de namen van plaats
verwisseld zijn en dat de Tumbula's identiek zijn met de Tumura's.
Maar Pargiter heeft bij zijn vertaling van Mark., p. 343 een andere
meening verkondigd: this (the Tumbulas) is no doubt a tribe closely
allied to the last (nl. de Tumburas)". Andere teksten hebben tot
zekere hoogte varianten: Brahmanda Pur. 1, 16, 65: tuhunda barbaraq caiva; Brahma Pur. 27, 61 : tumburas tucaraq caiva; Vamana
Pur. 13, 55: turagas tumbarac, caiva.
Zooals men weet, wordt de oorsprong van de bewoners van het
Vindhya-gebergte, de Nisfida's, uitgelegd in de legende van koning
Vena, die zeer aanmatigend was. Daarom sloegen de wijzen hem met
bladeren van heilig gras en schudden aan zijn arm of dij. Daaruit
kwam toen te voorschijn een zeer kort wezen, met vlak gelaat. Ze

168

TUMURA'S EX (JAVARA'S.

zeiden hem te gaan zitten (nisda), daarom werd z'n naam Nisada
(vgl. Vayu Pur. 62, 119123; Harivamca 305310 en andere
teksten). Uit hem sproten voort de Nisada's die op de Vindhya-bergen
wonen. Hier leest het Visnu Pur. (1, 13, 36): tatas tatsambhava jata
vindhyacailanivasinah j nisada muniqardla papakarmopalaksanah,
en leert dus, dat zijn nakomelingen, die op het Vindhya-gebergte
wonen, nog Nisada's heeten en geteekend zijn met de kenmerken der
snoodheid en verdorvenheid. Het verhaal dat in andere teksten te
lezen staat is uitgebreider, het Vayu Pur. bv. heeft: nisadavamcakarta
'sau babhva.... \ dhvaran asrjat so ' p i . . . . | ye canye vindhyanilayas tumburah tuvarah khasah, hij was de stamvader van de
Nisada's, bracht de Dhvara's en de andere bewoners van den
Vindhya, Tumbura's, Tuvara's enz. in het aanzijn". De Harivamca
stemt met het Vayu Pur. overeen; slechts heeft het als namen der
volkeren: tukharis tumburas tatha (311). Ook het Brahmanda Pur.
(1, 36, 145) wijkt af: tamburas tumburas khacah. Deze varianten
mogen voldoende zijn.
We vinden dus deze namen: tumbura, tumbara, tumura, tumbula,
tambura, en tuvara, tukhara, tuhunda, tucara, turaga.
In de eerste passage houdt Kirfel, Bharatavarsa*), p. 48, tumbura
en tumbara voor de beste lezingen; tumburas tumbaraq caiva schijnt
hem de tekst van dezen pa da in zijn gereconstrueerd Purana te
moeten luiden ; alleen de b in het eerste woord, cursief gedrukt, zou
een secundaire wijziging, invoeging, kunnen zijn. Het verschil tusschen tumbula en de vormen met -r- kan uit de bekende wisseling
-1-: -r- verklaard worden.
De namen turaga, tucara, tuvara enz. zijn geheel andere vormen.
Het volk der Tukhara's is bekend: volgens het Mahabharata, 3,
12350, waren ze ..an outside northern race bordering on the Himalayas" (zie Pargiter, aant. op Mark., p. 320). Het Vayu Pur. (45,
118) en andere teksten geven tusara. Het wil Pargiter voorkomen,
dat deze twee namen denzelfden stam, die volgens de teksten in het
Noorden woonde (Vayu 45, 121 ; Mark. 57, 42 e.a"), aanduiden.
Mogelijk is tucara (Brahma Pur. 27, 61) identiek met tusara, en
is ook tuvara een variant.
Het is merkwaardig, dat we de Tukhara's ook met volkeren van
het Vindhya-gebergte in hetzelfde verband genoemd vinden (vgl. de
geciteerde teksten, vooral den Harivanica). Men zou zich, omgekeerd,
*) W. Kirfel, Bharatavarsa (Indien), Textgeschichtliche Darstellung zweier
geographischen Purana-Texte nebst Uebersetzung, Stuttgart, 1931.

TUMURA'S EN CJAVARA'S.

169

kunnen afvragen, of er ook Tum(b)ura's in het Noorden geweest zijn.


Doch beperken we ons tot de bewoners van de Vindhya-bergen.
Wat was, volgens de traditie, de verhouding tusschen de Tum(b)ura's
en de naburige volkeren ? De boven geciteerde passages leeren, dat
ze tot het aggregaat der Nisada's behoorden. Nu heeft het Padma
Purana een merkwaardige mededeeling over deze Nisada's en andere
volkeren (2, 27, 4243): parvatesu vanesv eva tasya vamc,ah
pratisthitah | nisadac ca kiratac. ca bhillanahalakas tatha | bhramarac,
ca pulindc, ca ye ciinye mlecchajatayah | papacarac, ca te sarve
,,op bergen en in wouden zijn zijn (nl. van den uit Vena ontstanen
Nisada) afstammelingen gevestigd: Nisada's, Kirata's enz."; de
eigenaardigheden van het uiterlijk van Nisada, bij uitbreiding van
de Nisada's enz., worden in de voorafgaande verzen uitvoerig opgegeven : dwergachtig-klein van gestalte, zwart van kleur (krsnafijanacayopetam), groot van buik (lambodaram) en met lange ooren
(vydakarnam).
Passages als deze geven ons een voorstelling van den indruk, die
het uiterlijk en de gedragingen van de niet-Arische berg- en woudvolkeren op de Arische bewoners van Indi, wanneer ze met hen
in aanraking kwamen, maakten.
In dit verband is het m.i. niet zonder nut een plaats uit het OudJavaansche Brahmanda Purana te vergelijken, en wel p. 120, 22,
waar na het verhaal van het ontstaan van Nisada gezegd wordt:
manak tekari Nisada. yatika Qawara riaranya. yeka tamolah ri parc,wa
nii'i Windhya, kadyanga nikan deqa riri Tumura. athr pinakanaran
in gananya wkasan, d.w.z. die Nisada nu had een zoon (nageslacht).
Deze (dit) droeg den naam (Jawara en hield verblijf in de onmiddellijke nabijheid van het Vindhya-gebergte, zooals het gebied der
Tumura's. Het werd voorts op den duur de naam van zijn gana
(bijeenhoorende, vaak als gevolg, aanhang, voorgestelde groep of
schare)".
De voorstelling is dus, dat de Qawara's een bijeenhoorende groep
menschen, hun naam hebben van Qawara, hun eponymos, en als hun
stamvader Nisada te beschouwen is. Men vergelijke ook de lezing
van de Kakawin (1, 23, 24):
manak tan Nisada yateka Qawaran sakwehnya tatan waneh
nkanen parcwa nikan giri prakac.itei Windhyadri rama nika
kadyanga nikanati pradeqa Tumura nya tongwan in Qabara.
We vinden het hier dus zoo voorgesteld, dat de Qavara's het
nakroost van Nisada zijn en de Tumura's een volk, welks gebied onder

170

TUMURA'S EN qAVARA's.

dat der C,avara's behoort. De naam Tumura hebben we hierboven


ontmoet in de Vayu- en Matsya Purana's.
De Oud-Javaansche tekst schijnt er op te wijzen, dat de C,avara's
beschouwd werden als een conglomeraat van een aantal verschillende
volksstammen.
Wat weten wij van de Qavara's ? Ze vormen een ouden en over zeer
grooten afstand verspreiden stam in Orissa, Chota Nagpur, WestBengalen, Madras en de Central provinces *). In het Aitareya Brahn?ana they are classed as Dasyus, with the Andhras, Pulindas,
Mtibas and Pundras (7, 18, 2)"). Men heeft vermoed, dat in hen
het volk te zien is, dat Ptolemaeus *) als Sufiayai noemt en Plinius *)
als Suari vermeldt. In het Maha.bha.rata en Ramayana is er zelden
van hen sprake; ze worden er voorgesteld als bewoners van CentraalIndi en Dekhan, zijn Dasyus en houden zich bezig met kwade praktijken ; het zijn barbaren".
Tegenwoordig kent men hen als Sabar, Saur, Suir. Their stronghold is the two northernmost districts of the Madras Presidency and
the neighbouring districts of Bengal and the Central Provinces. Thus
we find them largely spread over the Orissa division and the Orissa
Tributary States, Singbhum, Sambalpur . . . . , and so on. Farther to
the north they occur in Saugor and Damoh . . . . * ) " .
De laatste woorden van dit citaat zijn voor ons van belang. Het
Saugor District ligt aan de N. O. zijde van het Vindhya-gebergte,
en wel van 23 9'24 27' N.; 78 4'79 22' O.
Nemen wij dus aan, dat de tegenwoordige Savara's (Sabar enz.)
in Saugor de afstammelingen zijn van de C,avara's, die het agregaat
van volksstammen vormden, van welke in het Javaansche Brahmanda
Purana gesproken wordt, dan loont het de moeite, nog eenige bijzonderheden na te gaan. Tegenwoordig zijn de Savara's divided into
several sub-tribes and are, accordingly, known under various names
such as Sonds, Sowras, Jara Savaras, Luda Savaras, Arisa Savaras,
and Tekkati Savaras" "). Wat belet ons nu te veronderstellen, dat dit
in vroegere tijden ook zoo was; dat nl. in vorige eeuwen de C,avara's
eveneens uit een aantal onder-stammen bestonden ?
*) Sten Konow, in Linguistic Survey of India", IV, p. 217.
-) Macdonell and Keith, Vedic Index, II, 354.
3) Ptol. 7, 1, 80, a!s volk van Z.-O. Indie intra Gangem.
*) Zie: Imperial Gazetteer of India, I, p. 384; Plin., 6, 19; 23.
5) Konow, t.a.p.; vergelijk ook Imperial Gazetteer, I, p. 384; XVI, p. 261;
XIX, p. 255; XXII, pp. 9, 136, 140 enz.
") Konow, t.a.p.

TUMURA'S EN QAVARA'S.

171

In dat geval schijnt liet mogelijk, dat ook de Tumuru's of Tuinburu's een deel van het geheel, dat de Qavara-volkjes uitmaakten,
vormden.
In den tegenwoordigen tijd is het dialect, dat deze volkjes spreken,
overal hetzelfde : het is een mengdialect, in hooge mate benvloed door
het Telugu. We weten echter, dat het Savara oorspronkelijk een lid
\an de Munda taai-familie was'). We lezen bij Risley"). dat ,.the
Savars believe their original condition to have been that of a
wandering tribe
living on the fruits of the forest and acknowledging the rule of no recognized chief". Met deze en andere beschrijvingen van aard en levenswijze van deze volkjes uit den modernen
td stemmen de teksten die ik hierboven heb geciteerd overeen.
Overweegt men dit alles, en volgt men de in het Oucl-Javaansche
I'rahmanda Purana gegeven voorstelling''), dat de Tum(b)ura's een
deel van de Cavara's vormden, dan kan men tot de conclusie komen,
dat in de Tumura's of Tumbura's waarschijnlijk een Munda-volkje
te zien is, behoorende tot het over grooter gebied verspreide conglomeraat der (^avara's. die met de Pulinda's, Andhra's. Pundra's en
vele andere volkeren *) onder de dasyu, ncakula, mleccha gerangschikt worden. De inheemsche traditie stelt al deze volksstammen
voor als nageslacht van Nisacla: tasya vamqas tu naisada girikananagocarfih (Hhag. Pur. 4, 14. 46).
Ausr. '32.
) Konow, o.c, pp. 21, 22. 21S.
-) Geciteerd door Pargiter, Mark. Pur., p. 335.
') Die uit Voor-Indi afkomstig is: zie Gouda. Einige Mittcilungen ber das
altjavanische Brahmanda I'urana, Acta Orientalia, XI. 219.
"*) \"gl. Sylvain Lvi, Journal asiatique, 203 (1923), pp. 1 vlgg.. vooral onder
no. 5.

Вам также может понравиться