Вы находитесь на странице: 1из 9

Marianne, 4de

Geschiedenis
Hoofdstuk 4
§1
Mensen ME = aarde plat, alleen Europa + Middellandse zeegebied bestaat,
midden = Heilig Land met Jeruzalem als hoofdstad  doorbreken door
Willem van Rubroek + Marco Polo in LM.
Verandering wereldbeeld 15de + 16de eeuw door ontdekkingsreizen door
PO + SP  veel contact met moslims in N-Afrika  vertellen over Azië.
PO begon kust Afrika te verkennen  hoefden ze niet meer de kruiden +
specerijen van de moslims te kopen.

1488 olv Vasco da Gama  PO bereikt India.


1519 – 1521 olv PO Magelhaen om zuidpunt Amerika naar Westen 
ook Azië  stichting factorijen.

Factorij = handelspost, bestaande uit fort, haven, pakhuizen, woningen.


Vanuit daar
werd handel gedreven met de inheemse bevolking. Langskomende
schepen konden
water + eten meenemen.

1492 SP geeft IT Columbus opdracht Azië via westelijke richting te


bereiken.
Columbus dacht India te hebben bereikt  inwoners = indianen. Pas
na de reis van Magelhaen werd duidelijk dat Columbus een nieuw
werelddeel had ontdekt.

SP + PO  groot koloniaal rijk.


SP  Caribisch gebied + rijken van de Azteken + Inca’s.
PO  Brazilië
Veel SP + PO naar Amerika  geen factorijen + geen handel met
inhemen, maar exploiteren land door aanleggen zilvermijnen + plantages.

Indianen werden verdreven/gedood/slaaf. Slaven uit Afrika. Inhemen


konden niet op tegen de Europese snelle schepen + vuurwapens.

Europese expansie voortgezet. PO verdreven door andere Europeanen.

17de eeuw NE grootste invloed in Azië


18/19de eeuw FA + EN

Beter inzicht heelal 


Eerst = aarde vaste middelpunt heelal  rest draaide er om heen.

1543 Copernicus maakte verandering  berekeningen Ptolemaeus +


eigen waarnemingen + berekeningen. Wilde visie Ptolemaeus niet
omverwerpen, maar verbeteren 
- Zon = vaste ster + middelpunt waar andere planeten om heen draaien.
- Hoofdplaneten, maar ook secundaire planeten  draaien om
hoofdplaneet.
- Aarde = hoofdplaneet.
- Beweging sterren = illusie  veroorzaakt door beweging +
schommelingen aarde.
Beweringen Copernicus revolutionair + in strijd met de Bijbel over
schepping + aantasting waarde van de mens  woonplaats geen centrum
meer van het heelal.
Geleerden zagen gelijk, kerken niet.
1616 Officieel verbod boek
1835 Opheffen verbod

§2
LM toename alfabeten.
Einde 15de eeuw uitvinding boekdrukkunst  grotere oplagen +
betaalbaarder. Lezers maakten eigen interpretatie Bijbel  kritiek  kerk
zegt niet de waarheid.
 Erasmus stoppen aflatenhandel
 Of nieuwe kerk maken  Luther + Calvijn
 Hervormers hun beweging = Hervorming/Reformatie.
Nieuwe kerk = Protestantse.

Eind ME begin aflatenhandel  gewetensvolle mensen + toppunt van


verloedering  Luther = Kerk stimuleert gewetensloosheid +
dubbelmoraal.

Maarten Luther  katholieke geestelijken moeten Bijbel beter + meer


lezen.
- 1483 - 1546
- Afschaffing pausschap, celibaat (niet trouwen priesters),
heiligenverering + kloosteroorden  niet in Bijbel.
- Iedereen moest persoonlijk in contact komen God  vertalen Bijbel +
meer onderwijs  lezen.
- Alleen vereren God, niet paus/andere geestelijken.
- Katholieke geestelijken waren te belangrijk.

Paus deed Luther in de ban. Luther kreeg steun van Duitse vorsten. Keizer
(hoofd vorsten) wilde katholiek blijven. Vorsten bleven Luther steunen 
maakten eigen kerken  Scandinavië volgde.
Lutheranisme aantrekkelijk voor vorsten =
- werden hoofd kerk  konden kloosters sluiten + hun bezittingen
overnemen
- onderdanen moesten de vorst altijd gehoorzamen.
1524 – 1525 boerenopstand  meer vrijheid. Volgens hen in Bijbel. Luther
koos kant vorsten.

FA Johannes Calvijn
- 1509 – 1564
- Calvinisme  in NL belangrijkste kerk.

Verschil lutheranisme & calvinisme =


- L  vorst hoofd kerk
- C  iedere gemeente bestuurt zichzelf door een raad van gekozen
ouderlingen
- C  mogen in verzet tegen hun vorst  wanneer handelt tegen Gods
gebod
- L  niet in verzet

Anglicaanse kerk (EN)


Koning Hendrik VIII (toen hoofd kerk) mocht niet scheiden  1532 nieuwe
kerk.
- veel hetzelfde als katholiek
- 1563 afschaffing celibaat, katholieke mis, Latijn als kerktaal +
kloosters.
- Koning van EN benoemde aartsbisschop van Canterbury + bisschoppen
als hoofd
- Koning kreeg steun van de adel  kreeg deel van de grond

Reactie van de katholieke kerk  contrareformatie.


Katholieke kerk genoodzaakt tot bezinning + tegenmaatregelen 
vergaderen van 1545 – 1563 in Trente (Noord-Italië): alle geslaagde
hervormingsmaatregelen werden ketterijen + versterkende maatregelen:
- index  lijkt met verboden boeken
- verbood priesters andere inkomsten dan de kerk
- verbood handel in kerkelijke ambten + aflaten
- aanvaarde oude Latijnse vertaling van de Bijbel  wel gezuiverd van
fouten
- catechisme  de leer in een leerboek.
- Priesters  gedegen opleiding + celibaat + vaste woon- en werkplaats.

Uitvoeren van de disciplinaire maatregelen  nieuwe orde der Jezuieten


(erg strenge orde)

Inquisitie (kerkelijke rechtbanken) gingen tuchtlozen binnen de kerk en


daarbuiten opsporen + veroordelen.

 mensen bleven/werden katholiek.


Optreden van de kerk = contra-reformatie.

Pas vanaf Franse Revolutie godsdienstvrijheid in West-Europa


Tot in 18de eeuw  Europese koningen: “onderdanen zelfde geloof”. 
bang dat hun onderdanen anders elkaars vijanden zouden worden +
godsdienstverdeelden nooit achter 1 man.

Nu: scheiding kerk & staat.


 kerk + staat eigen taak. Kerk godsdienstige taken. Staat bestuur +
rechtspraak.
Iedereen vrij te geloven + geen geloofsdiscriminatie.
Scheiding kreeg in de 18de eeuw een groeiende aanhang tijdens de
verlichting.

Gevolg van de Franse Revolutie  in veel Europese landen wetten


ingevoerd  officieel de scheiding vastleggen.

Islamitische landen verwachtten dat iedereen moslim is.

§3 Westerse wortels in de Grieks-Romeinse wereld


Italiaanse stadstaten 4de eeuw  uitvindingsvrijheid.
 sommige wilden veranderen  voorbeeld = Grieken + Romeinen
vernieuwers = humanisten. Deze verandering in denken: Renaissance:
lett. wedergeboorte ( van de Grieks-Romeinse cultuur).

Begin Nieuwe Tijd met ontdekkingsreizen + Reinaissance.

Veranderend mensbeeld
ME: mens = nietig schepsel in grote kosmos. Gebruik G-R cultuur voor
aanvulling christelijke levensvisie.
Renaissance: naar voorbeeld G-R vonden ze:
- mens hoeft zichzelf niet op de achtergrond te plaatsen
- ieder mens belangrijk + leefde voor zichzelf
- leven geen voorbereiding op leven na de dood, maar Carpe Diem
- talenten + mogelijkheden van individuen mogen niet beperkt worden

Ideale mens: uomo universale: mens die zich ontplooide op een zo breed
mogelijk vlak. Vb: Leonardo da Vinci (1452 – 1519). Was schilder,
beeldhouwer, etc.

Grieks-Romeinse invloed blijft  in verschillende vormen


Van Renaissance naar Barok:
ME kunstenaars: ging het alleen over godsdienstig onderwerp. Alle
kunstvormen leken op elkaar door gebrek aan eigen manier van
uitbeelden.
Renaissance: vorsten, et cetera gingen eigen gebouwen met niet-
godsdienstige kunst versieren. Kunstenaar gingen veel aandacht besteden
aan anatomie.

Verandering in kunst in Contra-Reformatie: Barok. Invloeden uit G-R


bouwstijl bleven behouden. Voor macht + grootheid kerk: bouwstijl +
inrichting uitbundiger. Absolute macht vorsten sloten zich ook aan.

Classicisme:
2e helft 18de eeuw. Gestimuleerd door opgravingen in Herculaneum +
Pompeji. Kunstenaars wilden de G + R overtreffen door rationeler te werk
te gaan. Kunstenaars bewonderden vooral de harmonie (juiste
verhoudingen) in de kunst van de Klassieke Oudheid.

§4 Wetenschappelijke Revolutie
Veranderingen in wetenschappen sinds de Renaissance
ME: geestelijken zijn geleerden.
Renaissance: vaker niet-geestelijken  wilden zich ook niet meer volledig
aan de leiding van de kerk onderwerpen bij onderzoek.
Belangrijke kenmerken:
- nieuwe manier van onderzoeken: observeren, experimenteren,
redeneren  Emperische methode  systematisch was nieuw.
- grote veranderingen in leven mensen  energie, gas, etc.
- met geweld gepaard gaand verzet van de Kerk + aanvankelijk overheid
+ sommige bevolkingsgroepen.

Andreas Vesalius (1514 – 1564) legde de basis voor de moderne westerse


natuurkunde.

Onderzoekers ondervinden veel tegenstand in 16de eeuw


Veel tegenstand van de kerk  verloor greep op de wetenschap +
kerkelijke opvattingen door onderzoek ondermijnd.
Bekendste slachtoffers:
- Gordiano Bruno (1548 – 1600):
1563 aansluiten bij de orde van Dominicanen
1572 priester
1576 vluchten uit klooster  aanklacht wegens ketterij aanhanger van
Copernicus + Luther
1592 verraden door venetiaanse edelman + gearresteerd
1600 terechtgesteld  wilde zijn filosofische opvattingen niet
herroepen
- Galileo Galilei (1564 – 1642)
Bewees mbv telescopen dat Copernicus gelijk had  door Kerk voor
ketterij beschuldigd + gevangen genomen. Inquisitie veroordeelde hem
 levenslang huisarrest  trok opvattingen in + beloofde niet meer te
schrijven.
Eind 16de eeuw klimaat voor onderzoekers beter  samenwerken in
wetenschappelijke verenigingen met regeringssteun.

17de eeuw Nicolaes Tulp door Rembrandt geschilderd tijdens het ontleden
van een dode.

Isaac Newton (1642 – 1727) door En koningin in adelstand verheven +


standbeeld.

Ruimtevaart mede mogelijk gemaakt door Copernicus, Galilei en Newton.


Newton  leer van de zwaartekracht.
Antoni van Leeuwenhoek (1632 – 1723) ontwierp goede microscopen.
1680  lid van de Royal Society  vereniging van geleerden van
Engeland.

Door deze uitvindingen  Europeanen voorsprong.

§5 Ancien Régime gaat in Europa de toon aangeven


1660 – 1789 in Frankrijk = Ancien Régime  oude bewind. Kenmerk =
absolute macht van de koning + pracht & praal aan het hof  Hof van
Versailles.
Bovenlaag bevolking = Frans leren spreken + lezen + mode + kookkunst.

Vorst + zijn steden breken de macht van de adel


Steden bevrijden zich dmv overeenkomst met de vorst  taak om met
geld & militaire steun van de steden een leger uit te rusten  de vorst
onderwierp de edelen aan zijn macht. Adel  nieuwe functies: militair
bevelhebbers (zoals vroeger) + taken in het bestuur + gouverneur +
provinciaal gemachtigde oude adel aangevuld met burgers.

14de eeuw van feodale domeinen naar bestuurlijke eenheden. Met


gekroonde edelman aan het hoofd met belastingstromen vanuit de steden.

De vorst verwerft in veel Europese steden absolute macht


Absolute macht = absolutisme/autocratie. Regeringsvorm waarbij de vorst
alle macht in handen heeft. De vorst heeft de overtuiging dat hij door God
is aangesteld. Hij is aan niemand verantwoording verschuldigd.

Vorst bouwt zijn macht uit 2 monopolies


- belastingmonopolie
- geweldsmonopolie  zeggenschap over politie + leger.
Daarmee:
- omtrekken moderne staat zichtbaar
- absolute macht Lodewijk XIV, XV, XVI (1660 – 1789)

De burgers maakten er een einde aan tijdens de Franse Revolutie.

2 landen geen absolute macht in Europa


- de Republiek der 7 verenigde Nederlanden
- Engeland
1215 Magna Charta
Eind 1200 oprichting parlement
17de eeuw burgeroorlog Engeland tussen aanhangers koning en parlement.
Parlement won  rechten uitgebreid 
1689 Bill of Rights = parlement krijgt meeste macht + goedkeuring nodig
voor wet + enige grondrechten.

§6 De verlichting
De 18de eeuw.
Onderzoekers in die tijd = verlichters  samenleving moest net zo als de
natuur op een redelijke manier worden onderzocht  als kennis mensen
groter wordt  lossen de problemen in de samenleving op = rationeel
optimisme.

Opkomen voor een menswaardig bestaan


ME: leven voorbereiding op de dood.
Verlichters (net als Renaissance): mensen tijdens hun leven op aarde ook
gelukkig  sociale verhoudingen moesten beter  vrijheid belangrijkste
begrip  vrijheid van meningsuiting, drukpers, geloof, handel drijven.
Verlichters streden tegen misstanden als:
Gevangenenmarteling, godsdienstvervolging, heksenverbranding, oorlog,
slavernij.

Verlichters & godsdienst


God = schepper van de wereld. God greep niet in op de wereld 
natuurkrachten bestonden.
Agnosten = niet wetenden of God bestond.
Franse verlichter = Voltaire

Verlichters & economie


19de eeuw invloedrijke econoom = Adam Smith (1723 - 1790): “ieder
individu vrijheid voor het nastreven van eigenbelang  alle eigenbelangen
samen = welvaart voor iedereen”.

Verlichters & politiek


Voor volkssoevereiniteit: degene die macht uitoefenen, ontlenen hun
macht aan het volk + zijn verantwoording schuldig.

John Locke (1632 – 1704)  beperkingen van de staat:


- “Regeringen moeten hun beleid op wetten baseren die voor iedereen
gelijk zijn
- Belastingen mogen alleen met toestemming volk/vertegenwoordigers
worden geheven
- Staat mag godsdienstkeuze niet dwingen
- Staat moet alle godsdiensten gelijk behandelen”

Jean-Jacques Rousseau (1712 – 1778)  maatschappelijk verdrag.


- “maatschappelijk verdrag voor algemeen welzijn waarin iedereen
beloofde te gehoorzamen aan de gemeenschappelijke wil. Algemene
wil is goed voor iedereen. Weigeren aan algemene wil  wordt
gedwongen.”

Montesquieu (1689 – 1755)  scheiding der machten


- “alles is verloren als 3 machten in één hand zijn!”

Vereren van de natuur


Mens is van nature goed. Kwaad is gevolg van slecht bestuur,
onverdraagzaamheid en onwetendheid.
Andere culturen respecteren
Door ontdekkingsreizen. Justus van Effen (1684 – 1735)

§7
Verlichte despoten = vorsten in de 18de eeuw die enkele verlichte ideeën
uitvoerden. Hielden wel alle macht in handen  voor goed bestuur, maar
meer rekeningen met belangen van de bevolking.
Ook Frederik de Grote, koning van Pruisen. Deed =
- Afschaffen pijnbank, beperkte persvrijheid, christelijke minderheden
meer vrijheid,
horigheid afschaffen op eigen grondbezit.
Maar hij bleef een absolute vorst.
Catharina de Grote, Rusland, 1762 =
- Correspondeerde met Voltaire & Diderot. West-Europese gebouwen
gemaakt.
Uitbreiding onderwijs. Geen machtenscheiding.

§10
Wereldwijde handelscontacten leiden tot begin wereldeconomie
Door niet-voorkomende producten begint de handel in de 17de eeuw.
Nieuwe producten alleen te betalen door rijke bevolkingsbovenlaag.
18de eeuw verandering  bleef wel kostbaar, maar door toenemende
welvaart meer afzet.
Voordelen = nieuwe producten/banen/rijkdom/andere producten
Nadelen = slaven  slechts af = indianen

Plantagekoloniën worden gesticht in Amerika


Indianen verdreven  Europeanen in de plaats.
- zilvervloot
- veel grond  binnenland veeteelt. Kustprovincies plantage.
NE  Suriname
Z/O-Noord-Amerika  Engelsen
Azië 19de eeuw  Europeanen plantages.

Ontstaan handelskapitalisme
Kapitalisme = een economie waarbij de grond + bedrijven eigendom zijn
van ondernemers die streven naar een zo groot mogelijke winst.
Belangrijkste kenmerken:
1) arbeider werkt in opdracht van een werkgever, die is daarbij niet
aanwezig  scheiding kapitaal & arbeid.
2) werkgever = zakenman met kapitaal voor betaling van grondstoffen,
werktuigen, vervoermiddelen & lonen.
3) meeste bedrijven zijn in particuliere handen
4) werkgever probeert zoveel mogelijk winst te maken.

Handelskapitalisme = de eerste vorm van kapitalisme, waarbij de winst


dmv de handel gemaakt werd.
Werkgevers = voornamelijk kooplieden die via huisnijverheid producten
lieten maken.
Ontstond in LM (± 1400).

Вам также может понравиться