Вы находитесь на странице: 1из 3

Samenvatting Geschiedenis

Hoofdstuk 3: 1870-1900, Het liberalisme in de praktijk.


Oriëntatiekennis
1848: Opstanden in heel Europa door de liberalen.
1800: Industriële Revolutie Engeland
1869: Suezkanaal werd geopend, dit bracht de koloniën dichterbij en meer mensen probeerde
daarom daar een fortuin te maken.
1870: Industriële Revolutie Nederland

De Westerse zagen zichzelf als de hogere soort door de Industriële Revolutie en zij
moesten daarom in de koloniën de beschaving stimuleren.
De beschavingsmissies werden al snel omgezet naar een missie naar delfstoffen en
landbouwgronden (voor plantages). Als grondstoffenleverancier, afzetgebied,
rekrutering van soldaten en nationale trots waren de koloniën al snel belangrijk.

Hoofdvraag
In hoeverre heeft het groeiende liberalisme in de 2e helft van de negentiende eeuw economie
en samenleving in Nederlands-Indië veranderd?

3.1 ‘Eere ons dappere Indische leger’


In het eerste deel van de 19de eeuw was er een politiek van onthouding: Bondgenotenpolitiek
waarbij de politieke, militaire, economische contracten gesloten werden tussen het
gouvernement en de locale vorsten (dualistische feodaal-agrarische systeem).Nederland wilde
liever geen oorlog meer en bood bescherming aan de vorsten in ruil voor producten.

1830: Het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) werd opgericht in Indië.


Het kader (bestuur) was Nederlands de rest werd vooral gevormd uit inlanders.

Atjehoorlog (1873-1904)
 Deze is begonnen omdat de particulieren ondernemers uit wilde breiden,hierdoor botsten
de economische en politieke plannen. Later werd er ook nog olie gevonden waardoor het
vaststond dat de uitbreiding noodzakelijk was.
 Het waren vier ‘echte’ oorlogen waar ook perioden van rust tussenzaten
 Guerrillatactiek van de inlanders maakte het de Nederlanders erg moeilijk.
 Door alle tegenslagen gingen de Nederlanders (Heutz, van Dalen en Colijn) over tot
terreurcampagnes waar vaak geen mens bij werd gespaard.

De oorlog was het einde van de onthoudingspolitiek van Nederland,de visie was veranderd.
De Nederlanders gingen zich voortaan ook bemoeien met de gewesten van de koloniën.
 Korte verklaring: Verklaring van een Indonesische vorst of sultan dat hij de
Nederlandse heerschappij erkent en geen buitenlandse politiek voert.
 Ambtenaren en soldaten controleerde de inlanders.
 Nederland had voor het eerst in de gehele kolonie het oppergezag.
3.2 ‘Van dwang naar vrijheid?’
1848: Opstanden in Nederland en het buitenland door de liberaal Thorbecke.
Thorbecke maakte ook een liberale grondwet waar de volgende dingen centraal in stonde:
 De macht van de koning werd beperkt
 De ministers diende voortaan het volk en niet de koning
 De ministers moesten voortaan verantwoording afleggen aan een vertegenwoordiging van
het volk i.p.v. aan de koning.
 De rechtstreeks door het volk gekozen Tweede kamer moest de machtigste politieke
orgaan worden.
 Censuskiesrecht, rijkere mannen konden stemmen.
De liberalen vonden dat het bestuur in de kolonie moest veranderen. Het Cultuurstelsel moest
worden afgeschaft. Dit was gebaseerd op dwang en volgens de Liberalen was dit niet
effectief. Er moest dus ruimte komen voor de het particuliere initiatief. Dit betekende dat DE
DHM geen monopolie meer had op de handel met Indonesië.

1850 Mijnwet, particulieren mochten delftstaffen gaan winnen in de koloniën.

Vanaf 1863 werden wetten aangenomen om de overheidsmonopoliën af bouwen zodat de


particulieren de sectoren konden overnemen.

1870 Suikerwet, de staat geeft de suikerteelt op en schiep ruimte voor de particulieren. Dit
was het begin van het einde voor het Cultuurstelsel.

De particulieren verdiende aardig wat maar voor gewone Javanen was er niets veranderd, dit
was dus raar genoeg helemaal niet Liberaal. Op Sumatra en Java kwamen steeds meer grote
landbouwondernemingen in tabak,koffie thee en rubber.

Koninklijke Pakketvaart Maatschappij, de KPM was het scheepvaartbedrijf in Indonesië


met de vaste dienstlijnen tussen de eilanden. Vanaf 1899 had ze de absolute monopolie en
hielp ze ook bij militair transport. De scheepsbouwindustrie profiteerde hiervan.

3.3 Ondernemers, arbeiders, koelies.


Het Cultuurstelsel werd langzaam afgeschaft naar een moderne geldeconomie. Herendiensten
werden verworpen door loonarbeid wat een verslechtering was voor de situatie van de
Javanen. Het loon daalde waardor de prijs naar rijst steef en de Javanen weg trokken van de
stad. Een voordeel was dat het tekort aan arbeiders in Delhi hierdoor daalde.
De Koelie was feitelijk weinig meer dan een slaaf et een wurgcontract. Weglopen was de
enige optie totdat door de Koelieordonnantie (1880) de verhoudingen tussen werknemers en
werkgevers werden vastgelegd. Dit was gunstig voor de Europese planters ook door de
poenale sanctie wat inhield dat ze weglopers streng mochten straffen.
Er werd over de slechte omstandigheden van de Javanen een rapport gemaakt maar Colijn liet
dit verdwijnen en keek de andere kant op. Het was noodzakelijk volgens hem voor een
gezonde economische politiek.

Er kwamen steeds meer Nederlanders waaronder ook vrouwen naar Indonesië. Ze wilde
helpen met de opbouw van de kolonie. Dit zorgde ervoor dat er een kloof tussen Oost en West
ontstond omdat de mengcultuur verdween en de Europese zich als superieuren gingen
beschouwen. Mensen gingen terug kijken op de Tempo Doeloe, de goeie oude tijd dat Oost
en West samen werkten aan een grootse kolonie.
Europeanen en Oosterlingen gingen naast elkaar leven. Er kwamen verschillende soorten
recht. Indo-Nederlanders kwamen ertussen in en werden eigenlijk tweederangs burgers.
Indonesiërs werden al als tweederangs burgers gezien en door het nationalisme werd het
verschil tussen Oost en West nog groter.

Вам также может понравиться