Вы находитесь на странице: 1из 30

Afstudeerverslag

Van Theorie naar Praktijk met


videoanalyse voor schaatsers

B. Hakkenberg
Student nummer: 20042060
Den Haag, April 2010

Opleiding: Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding

Opdracht Begeleiders: ir. O. den Braver (TU Delft)


HALO begeleiders: Teatske Altenburg & Michiel Krijger
Van Theorie naar Praktijk, videoanalyse voor schaatsers

Van Theorie naar Praktijk met


videoanalyse voor schaatsers

Auteur: Bart Hakkenberg


Studentennummer: 20042060
Datum: April 2010

Afstudeerscriptie: Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding

-2- Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding 2009/2010


Van Theorie naar Praktijk, videoanalyse voor schaatsers

Voorwoord
Voor u ligt een afstudeerscriptie voor de Haagse Academie voor Lichamelijk Opvoeding. Dit
product is het resultaat van een jaar samenwerken met de schaatsafdeling van de
Technische Universiteit en een groep schaatsers (shorttrack) van het gewest Zuid- Holland.
Ik heb mij bezig gehouden met een probleem waar (schaats)trainers mee zitten. Zij hebben
te weinig tijd om feedback en informatie aan te bieden aan de sporters, die in hun ogen
noodzakelijk is voor een goede sportontwikkeling.
In de periode van de samenwerking met de Technische Universiteit Delft, heb ik gekeken
naar de mogelijkheid om die informatie via een forum aan te bieden. Daar omheen liepen de
onderzoeken van de TU Delft over de schaatsslag en de videoanalyse.
Omdat mijn opdracht vanuit de HALO bestaat uit het ontwikkelen van een “product” voor
sporters/ studenten, heb ik mij toegespitst op videoanalyse voor schaatsers. De schaatsers
(van het gewest Zuid- Holland) moeten met dit product een idee krijgen over wat de
mogelijkheden zijn van videoanalyse en hoe zij dit zelf kunnen toepassen, zodat de trainer
alleen een controlerende functie heeft, in plaats van uitvoerende functie.
Het product is niet bedoeld om te laten zien hoe videoanalyse gedaan moet worden, maar
om te laten zien hoe het gedaan kan worden. Na het lezen is de lezer hopelijk wijzer en heeft
het een globaal beeld van het proces van de analyse. Na een eigen analyse hoeft de sporter
niet eens zelf conclusies te trekken. Hij of zij kan hier samen met de trainer/ sporters op het
forum over discussiëren.
Ik wil graag mijn begeleider van de TU Delft, Otto den Braver, bedanken voor de prettige
samenwerking tijdens de brainstormmomenten en de schaatsprojecten waar ik een kijkje in
heb mogen nemen. Dit heb ik als erg leuk en leerzaam ervaren.

Bart Hakkenberg, April 2010

-3- Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding 2009/2010


Van Theorie naar Praktijk, videoanalyse voor schaatsers

Inhoudsopgave

H1. Samenvatting ......................................................................................................................5

H2. Inleiding ..............................................................................................................................6

H3. Hoe zit de schaatstechniek in elkaar? ..................................................................................8

H4. Videoanalyse: wat te analyseren. ...................................................................................... 12

H5. Voorbeeld: het verzamelen van de gegevens. ................................................................... 13

H6. Voorbeeld: Het verwerken van de gegevens. ................................................................... 15

H7. Analyseren van de gegevens. ............................................................................................ 16

H8. Een vergelijking maken met andere rijders. ...................................................................... 20

H9. Algemene conclusie, discussie en aanbeveling. ................................................................. 21

H10. Referentielijst. ................................................................................................................... 23

H11. Bijlages. ............................................................................................................................. 24

-4- Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding 2009/2010


Van Theorie naar Praktijk, videoanalyse voor schaatsers

H1. Samenvatting.

-5- Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding 2009/2010


Van Theorie naar Praktijk, videoanalyse voor schaatsers

H2. Inleiding

Deze scriptie gaat over het krijgen van individuele feedback van trainers naar topsporters
(schaatsers). Bij grote groepen is het vaak moeilijk voor een trainer om elke pupil de
aandacht te geven die nodig is.
Ook in het voortgezet onderwijs bij het vak lichamelijk opvoeding (L.O.) kan een leraar nooit
iedereen de hoeveelheid feedback geven die nodig is om optimaal te presteren. De leraar
geeft een plaatje (visuele feedback) en geeft daarbij ook verbale feedback.
Het gebruik van videoanalyse zou naast een voorbeeld en verbale feedback, een extra
ondersteuning kunnen zijn. Borghouts (2005) heeft onderzoek gedaan naar de toepassing
van videoanalyse op scholen in de provincie Devon in Engeland. Het project test op negen
scholen de videoanalyse- software, waarbij ze kijken hoe de leerlingen de videoanalyse
toepassen. Van elke les worden er filmpjes opgenomen en in een database neergezet. De
leerlingen kunnen van die database hun eigen filmpje ophalen en analyseren. De
onderzoekers kijken of er na een bepaalde periode een beter leerresultaat in
bewegingsvaardigheid is opgetreden bij de leerlingen die de software gebruiken in
vergelijking met de leerlingen die dat niet gedaan hebben. Hieruit zal geconcludeerd worden
of en hoe de videosoftware gebruikt moet worden.
De conclusies uit het onderzoek zijn er nog niet, maar er is al positief gereageerd op het
onderzoek. En dat niet alleen, de animo voor de lessen L.O. op de school is gestegen!
Recenter is er onderzoek gedaan naar videoanalyse op de “Murry’s Bay Intermediate school”
(Bokhoven, 2009). Op die school werd gekeken naar het trainingseffect van de bovenhandse
worp (softbal) en de onderhandse badmintonservice. In het onderzoek werd gekeken of de
groep die met videoanalyse werkte, een hoger trainingseffect had in vergelijking met de
groep die daar niet mee werkte.
Een conclusie uit de steekproef is dat de leerlingen na de trainingsperiode allemaal
vooruitgang in trainingseffect hebben geboekt. Bij de groep die gebruik maakte van
videoanalyse was dit trainingseffect aanzienlijk hoger dan de groep die daar geen gebruik
van maakte.
Een groep schaatsers (Shorttrack) van de selectie Zuid- Holland ziet ook veel mogelijkheden
in videoanalyse. Zij hebben echter het bekende probleem dat het analyseren enorm veel tijd
van de trainer in beslag neemt.
Een oplossing zou een eigen “schaatsers- forum” kunnen zijn. Dit is een forum waar de
kennis die in het team aanwezig is, onderling op het forum besproken en opgeslagen wordt.
Op het forum worden de video’s gezet en door de sporters zelf geanalyseerd. Iedereen op
het forum kan daar zijn feedback op geven en de coach kan de analyse bekijken. Zo wordt er
een stukje werk van de coach door de sporters overgenomen.
In de toekomst zouden er ook meerdere schaatsdisciplines op het forum samengevoegd
kunnen worden, zodat ze van elkaar kunnen leren. De drie schaatsdisciplines zijn: Shorttrack,
Langebaanschaatsen en Marathonschaatsen.
Uit de discipline Shorttrack kwam de vraag wat er in de video’s geanalyseerd moet worden
en hoe de sporters dat zelf kunnen doen. Dat is geen makkelijke opgave voor een sporter.
Het doel van deze scriptie is dat het makkelijker wordt voor de sporter/ schaatser om een
videoanalyse toe te passen. Uit die analyse moeten sporters en trainer conclusies kunnen
trekken, waarmee ze in de praktijk aan de slag kunnen.

-6- Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding 2009/2010


Van Theorie naar Praktijk, videoanalyse voor schaatsers

De vraagstelling voor deze scriptie luidt dan ook: hoe kan een schaatser, door zijn eigen
techniek op video te analyseren, zijn kennis over die techniek vergroten en dat vertalen naar
de techniekverbetering in de praktijk.

De volgende vragen komen daarbij aan de orde:


- Hoe zit de schaatsbeweging in elkaar?
- Wat moet er geanalyseerd worden?
- Hoe wordt er gefilmd?
- Hoe wordt de video geanalyseerd?
- Wat zijn de conclusies uit de analyse?
- Hoe is het begrijpelijk voor de jeugd en hoe kunnen ze het toepassen?
- Aanbeveling voor de toekomst?

-7- Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding 2009/2010


Van Theorie naar Praktijk, videoanalyse voor schaatsers

H3. Hoe zit de schaatstechniek in elkaar?


Complex.
De schaatstechniek is een complexe beweging. Tijdens het
schaatsen moet het lichaam verschillende bewegingen
tegelijk uitvoeren. De ledematen bewegen gezamenlijk, met
de juiste kracht, snelheid, in de juiste richting. Het komt neer Lzp
op een goede coördinatie en veel oefenen. Het lichaam is van
nature gewend om zich te verplaatsen door middel van een
afzet naar achter waardoor het voorwaarts verplaatst
(lopen).Doordat het lichaamszwaartepunt (LZP) voor het Figuur 1: actiekracht naar de grond.
afzetvlak komt te liggen en er tegen de grond wordt afgezet (actie is reactie), gaan we met
lopen vooruit. (Houdijk, de Koning, & van Ingen, 1998)

Schaatsen is daarom een rare onnatuurlijke beweging. Er wordt gedeeltelijk naar de zijkant
afgezet en het LZP. gaat ook niet van achter naar voren, maar van links naar rechts (rechte
stuk). De analyse gaat dan ook over het rechte stuk, omdat dit de makkelijkste analyse is om
mee te beginnen.

De schaatsbeweging op het rechte stuk wordt in de volgende fases opgedeeld (Snoep & Bult,
1999):

Voorbeeld rechterbeen:
Fase 1: plaatsing/ inzet schaats.
Fase 2: glijfase.
Fase 3: afzetfase.
Fase 4: bijhaalfase.

Fase 1: plaatsing.
Deze fase begint met het eerste contact met het ijs. In figuur 2 is dat het rechterbeen. De
fase eindigt als het volle gewicht boven het rechterbeen is. Hierbij is het linkerbeen volledig
van het ijs.

Figuur 2: het begin van plaatsfase (1) plaatsing van het Figuur 3: einde plaatsfase (1), begin glijfase (2)
rechter been.

-8- Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding 2009/2010


Van Theorie naar Praktijk, videoanalyse voor schaatsers

Fase 2: glijfase.
In deze fase wordt het lichaam in stelling gebracht om te
gaan afzetten.
Het einde van fase 1 is meteen het begin van fase 2
(figuur 3). Het volle gewicht (LZP) is boven op het
rechterbeen (afzetvlak). Deze glijfase eindigt als het LZP
vanaf een hoek van 90 graden met het ijs, begint te
kantelen. (figuur 4)

In fase 2 wordt er zo kort mogelijk gegleden, omdat er


geen voortstuwingsmoment is maar wel weerstand met
het ijs en de lucht optreedt.
Figuur 4: eind glijfase (2), begin afzetfase (3).

Fase 3: de afzet.
De afzetfase begint na het kantelen van het LZP (figuur
4) en eindigt als er geen contact meer is met het ijs.
(figuur 5).

De afzet is de kernfase van de schaatsbeweging, omdat


hier de kracht wordt geleverd om het lichaam te
verplaatsen.

In figuur 6 is het snijden van een rechterschaats in het ijs Figuur 5: eind afzetfase (3), begin bijhaalfase (4).
weergegeven (Ruben, 2009). Na de plaatsing stuurt de
schaatser de schaats expres naar buiten. Hierdoor creëert hij na de glijfase, in de afzetfase
een schuine stand van het ijzer op het ijs. Hierdoor is de kracht naar achter gericht ten
opzichte van het LZP. Het LZP valt buiten het steunpunt waardoor er ook een valbeweging
naar het andere been ontstaat.

Figuur 7 laat de rechter afgezet zien tegen het ijs


(v2) vanuit het LZP. Omdat er tegen het ijs gedrukt
wordt ontstaat er een reactiekracht schuin naar
voren (v1). Omdat de schaatser al snelheid naar
voren heeft (v3), is het resultaat van die krachten
bij elkaar snelheid schuin naar voren (v4), (Oonk,
Jongejan, Legemate, van den Munckhof, & van der
Zwet, 2006).

Figuur 7: krachten (v) op het ijs

Figuur 6:
Baan van het ijzer in het ijs.
Baan lichaamzwaartepunt
Bewegingsrichting schaatser

-9- Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding 2009/2010


Van Theorie naar Praktijk, videoanalyse voor schaatsers

Fase 4: de bijhaalfase.
Deze fase begint bij het afhalen van het been van het ijs (einde afzetfase) en eindigt met het
eerste contact met het ijs waarna de fases 1 tm 4 zich weer herhalen.

Nadat het been de afzet afgemaakt heeft en van het ijs wordt gehaald, beweegt de voet van de
zijkant naar de achterkant. Bij die schaarbeweging van achter naar voren wordt eerst de knie naar
voren bewogen waarna de schaats wordt neergezet.

Tweebenig rijden.
De fases van het linker en het rechterbeen gaan geleidelijk in elkaar over. Bij de afzet van het
rechterbeen is het linkerbeen al aan het plaatsen (pag. 11, figuur 8). De tussenfase heet de
“bipedale fase”. Hierin wordt het gewicht van het ene been overgebracht op het andere been. De
beide benen staan allebei op het ijs.
De essentie van een effectieve techniek op het rechte eind is: de kracht van het afzetbeen op het
ijs, vanaf het LZP, zo effectief mogelijk omzetten in snelheid naar voren. Daarbij wordt er alleen
snelheid gehaald uit het afzetbeen. Als er twee benen op het ijs staan is dit dus heel inefficiënt. De
kracht wordt verdeeld over beide benen, waardoor er de minder kracht door het afzetbeen
geleverd kan worden. De bipedale fase moet dus zo kort mogelijk zijn.

-10Haagse
- Academie voor Lichamelijke Opvoeding 2009/2010
Van Theorie naar Praktijk, videoanalyse voor schaatsers

Figuur 8: schematische weergave fases

-11- Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding 2009/2010


H4. Videoanalyse: wat te analyseren.

Om een oordeel te geven over de techniek, zal er eerst data


verzameld moeten worden over die techniek.
Het doel van de analyse is de verschillende fases in kaart brengen.
Hierbij zal gekeken moeten worden naar de hoek ten opzichte van
het ijs, per fase en de duur van de fase zelf (figuur 9).

De tijd is belangrijk om te analyseren, zodat de schaatsslag later


Figuur 9: hoek met het ijs,
einde afzetfase. schematisch weergegeven kan worden. Ook de afzethoeken geven
belangrijke informatie over de richting van de afzetkrachten (met
name aan het eind van de afzetfase) en de balans die een schaatser heeft.

Per fase wordt het begin van elke fase genoteerd (tabel 1). Hierbij wordt de tijd en de hoek
ten opzichte van het ijs gemeten en genoteerd. Er wordt niet gesproken in de tabel van
rechter en linkerbeen. Dit komt omdat het eerst geanalyseerde been per video verschilt en
anders komt dit met het verwerken in de war. Wij nemen het eerste geplaatste been voor
het begin van de videoanalyse.

Tabel 1: invulschema

Om de hoek te kunnen bepalen tussen het standbeen en het ijs, zal er vanaf het frontale vlak
(voor of achterkant) gefilmd moeten worden. Een statische (vaste) camera geeft hierbij de
meest betrouwbare beelden om de hoeken te kunnen meten. In figuur 10 zijn de
verschillende camerastandpunten aangegeven.

Figuur 10: keuze schema camera standpunt


Van Theorie naar Praktijk, videoanalyse voor schaatsers

H5. Voorbeeld: het verzamelen van de gegevens.


Er zijn verschillende soorten videoanalyse software. In de meeste gevallen is dat software
waarvoor betaald moet worden. Dat kan in de honderden of duizenden euro’s oplopen. Om
bijvoorbeeld een jaar “Silicon Coach” te gebruiken, een programma dat op de HALO veel
gebruikt wordt, moet je 410 euro betalen.

Er is echter een gratis programma. Het “open source” videoanalyse programma Kinovea.
Omdat dit een gratis programma is past dit perfect bij de doelgroep (scholen, verenigingen).
Het programma heeft de tools die nodig zijn voor onze analyse. Het is makkelijk om de tijd
bij te houden, en de hoeken zijn snel aan te geven.

Nadat het filmpje op de computer opgeslagen is en het programma Kinovea gestart is,
moeten de data verzameld worden waar later conclusies over getrokken worden.
In dit voorbeeld (figuur 11) is een video op het rechte stuk van voren opgenomen. Van de
vier fases wordt de hoek ten opzichte van het ijs gemeten, in combinatie met de tijd die de
fase duurt. De hoek wordt altijd vanuit het afzetbeen aan de binnenkant gemeten.
Bij de plaatsing van het been begint de tijd te lopen.

Begin plaatsing Begin glijfase

Begin afzet fase Begin afhaal fase


Figuur 11: analyse 1 slag, 1 been

-13- Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding 2009/2010


Van Theorie naar Praktijk, videoanalyse voor schaatsers

Alle data worden ingevoerd in het daarvoor bestemde Excel bestand (tabel 2). Als de
verschillende slagen vergeleken moeent worden, zal hetzelfde been minstens twee keer
geanalyseerd moeten worden. Er moeten dus minstens vier slagen geanalyseerd worden.

In deze voorbeeldanalyse zijn er vijf slagen op het rechte stuk gedaan waarbij de laatste
afhaalfase niet goed in beeld is geweest. De tabellen zijn ingesprongen om te laten zien dat
de afzetfase en de plaatsingsfase tegelijk kunnen vallen (bipedale fase).

Tabel 2: invulschema

-14- Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding 2009/2010


Van Theorie naar Praktijk, videoanalyse voor schaatsers

H6. Voorbeeld: Het verwerken van de gegevens.

Uit de ingevulde tabel komt het volgende schema naar voren (tabel 3). Hierin wordt voor
elke fase berekend hoelang die fase duurde. Er wordt meteen berekend hoeveel procent van
de slag de fase duurde. De procenten staan erbij omdat er bij sommige video’s in slomotion
wordt opgenomen. Hierdoor zou een vertekend beeld kunnen ontstaan. Met procenten valt
er echter wel met de verschillende video’s een vergelijking te maken.

Tabel 3: conclusie tabel

Daaronder volgt de tabel met de overige gegevens (tabel 4). Hierin staat de zweeffase van
het bijhaalbeen. Uiteraard is er pas een zweeffase na de eerste afzetfase. Die wordt daarom
ook na twee lege velden weergegeven.

Ook de duur van de bipedale fase wordt getoond. Dit in combinatie met de totale afzet van
het been. In de procententabel kun je zien of de bipelae fase kort of lang was.
Om alle gegevens bij elkaar te hebben wordt ook per slag de afzethoek en de glijhoek
aangegeven.

Tabel 4: conclusie tabel

Om van de verschillende slagen een beter beeld te krijgen komt er uit de tabel automatisch
een grafiek, waarin de cijfertjes omgezet worden in visuele informatie.
De schaatser kan kiezen om de tabel en/ of de grafiek op het forum te zetten zodat andere
schaatsers, of de trainer er feedback op kunnen geven. In het volgende hoofdstuk zal
gekeken worden naar die grafieken.

-15- Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding 2009/2010


Van Theorie naar Praktijk, videoanalyse voor schaatsers

H7. Analyseren van de gegevens.

Uit de grafieken (en eventueel tabellen), zal een analyse gemaakt moeten worden. Dit kan
een trainer, een ploeggenoot of de rijder zelf doen. Er zal gekeken worden naar de volgende
zaken:
- Tijd per been,
- Plaatsingsfase.
- Glijfase.
- De afzetfase.
- Bipedale fase.

De tijd per been, vergelijking hele slag.


Uit de grafiek van de slagen in de tijd (zonder
procenten) is te zien wat de verschillen tussen het
rechter en het linkerbeen zijn. Per been is er te
zien hoelang de slag duurde. Na een aantal slagen
te hebben geanalyseerd kan er geconcludeerd
worden dat een schaatser in balans schaatst of niet. Grafiek 1: rijder 2 in balans
Als dat wel het geval is zullen beide slagen
ongeveer evenveel tijd kosten (grafiek 1). Is de
schaatser niet in balans dan zal per slag een
duidelijk tijdsverschil te zien zijn (grafiek 2). Dan is
de ene slag korter dan de andere slag.

De oorzaak van een onregelmatige slag kan zijn


Grafiek 2: rijder 1 uit balans

dat de schaatser niet goed recht op de schaatsen


kan staan. Het lichaamszwaartepunt is niet loodrecht boven het afzetvlak waardoor er
ongewild te vroeg naar het andere been wordt gevallen.

Plaatsingsfase.
De plaatsing gaat uit van het eerste contact met het ijs (bijvoorbeeld rechts), totdat het
andere been van het ijs gehaald wordt en de glijfase begint. Bij de plaatsing staan dus twee
benen op het ijs. Deze bipedale fase dient zo kort mogelijk uitgevoerd te worden (pag. 10
tweebenig rijden). De schaats wordt schuin ingezet zodat er in de glijfase met het
lichaamszwaartepunt boven de schaats gebalanceerd kan worden. De hoek met het ijs is bij
een rijder in balans ongeveer 100-110 graden.
Een te lange plaatsing/ bipedale fase kan er op duiden dat de schaatser het moeilijk vind om
op één schaats zijn balans te houden.
Het lichaamszwaartepunt is niet boven het afzetbeen maar tussen de twee benen in. Figuur
12 geeft links een schaatser aan die lang op twee benen staat en rechts een schaatser die
een minder lange bipedale fase heeft.

-16- Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding 2009/2010


Van Theorie naar Praktijk, videoanalyse voor schaatsers

Figuur 12: 95 graden om 107 graden

De linker schaatser zal minder lang glijden omdat zijn lichaamszwaartepunt niet boven het
steunvlak gaat vallen. Het kan ook zijn dat de rechterschaats te ver van het afzetbeen
geplaatst word, waardoor dit rechtse plaatsingsbeen met een hoek van minder dan 100
graden geplaatst wordt. Een oplossing kan zijn dat het plaatsingsbeen als het van achter
komt, langs het andere been naar voren geplaatst moet worden.

Glijfase.
In de glijfase stuurt de schaatser de schaats naar buiten zodat er daarna afgezet kan worden.
Hierbij is het lichaamszwaartepunt loodrecht op het afzetvlak. In de fase wordt er geen
snelheid gecreëerd en ondervindt de schaatser alleen maar weerstand (pag. 9, de glijfase).
Daarom dient de fase ook kort uitgevoerd te worden. Er moet echter een balans worden
gevonden tussen het kort uitvoeren van de glijfase en het creëren van de juiste schuine
afzetpositie van de schaats ten opzichte van het ijs (pag. 9 de afzet).
Als de glijfase te kort is (grafiek 3, rood) kan dat duiden op het te recht plaatsen van de
schaats ten opzichte van het ijs. Hierdoor komt het LZP niet boven de schaats en valt de
schaatser meteen terug (figuur13).

Figuur 13: schaatser valt terug.


Grafiek 3: korte glijfase, (rood)

Hierdoor krijgt de schaatser niet de tijd om de juiste stand van het afzetijzer te creëren (naar
buiten sturen), waardoor er naar achter afgezet wordt in plaats van opzij.
Uit de hoek die het been met het ijs maakt is te zien of de schaatser goed boven het LZP
komt (figuur 14).

Figuur 14: links komt niet over, rechts wel

De hoek is tussen de 95 en 115 graden.


Het aantal graden is ook afhankelijk van hoe snel de schaatser wil gaan afzetten. Een sprinter
wil zijn slagfrequentie snel hebben. Hij wil zo min mogelijk glijden en zo snel mogelijk zijn
kracht in de afzetfase leveren.

-17- Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding 2009/2010


Van Theorie naar Praktijk, videoanalyse voor schaatsers

Afzetfase.
Bij de afzetfase wordt er gekeken naar de afzethoek ten opzichte van het ijs, bij de maximale
strekking van het afzetbeen. De hoek gaat van het begin van de afzet van 90 graden (figuur
15) naar een hoek van 40-55 graden in maximale strekking (figuur 15).

Figuur 15: maximale strekking

Is die strekkingshoek erg groot dan is het been niet uitgestrekt of zit de
schaatser niet diep genoeg. Hoe dieper de schaatser zit hoe kleiner
de hoek is met het ijs.
Dit is positief. Hierdoor kan een schaatser verder zijn afzetbeen
wegzetten waardoor er langer kracht geleverd kan worden,
waardoor er snelheid ontwikkeld wordt. (figuur 16) Figuur 16: vergelijking minder
diepe zit (links) en diepe zit (rechts)

Het is echter niet altijd zo dat een kleine hoek ten opzichte
van ijs effectief is. In figuur 15 zijn twee schaatsers te zien. Schaatser 1 (links) heeft een hoek
van 44 graden en schaatser 2 (rechts) een hoek van 53 graden bij een volledige uitstrekking.
Toch is schaatser 1 minder effectief aan het schaatsen dan schaatser 2. Dit komt omdat voor
de maximale strekking, tijdens de afzetfase, schaatser 1 al het bijzetbeen (het linker been)
naast het afzetbeen (het rechterbeen) heeft gezet. Hierdoor ontstaat er al heel snel een
bipedale fase. In het begin van deze bipedale fase was de hoek bij de linker schaatser 56
graden (figuur 17). Bij schaatser 2 was deze hoek echter 53 graden en ook al bijna volledig
uitgestrekt.
Schaatser 1 verdeelt dus het gewicht over beide benen wat inefficiënt is. Bij de maximale
strekking is de hoek met het ijs wel klein, maar met het afzetbeen wordt weinig afgezet.

Figuur 17: afzethoek rechterbeen voor schaatser 1 en 2.

Bipedale fase.
De bipedale fase is al aan bod gekomen bij de plaatsingsfase en afzet fase. Daar wordt al
gekeken naar hoelang de schaatser er over doet om van twee benen op het ijs naar één
been op het ijs te gaan. Toch is het goed om naar de grafiek te kijken waar de hele steunfase
in procenten weergegeven wordt.

In grafiek 4 valt duidelijk af te lezen of de schaatser in balans is. De bipedale fases zijn dan
ongeveer gelijk. Ook kunnen er conclusies getrokken worden over de totale tijd van de twee

-18- Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding 2009/2010


Van Theorie naar Praktijk, videoanalyse voor schaatsers

benen op het ijs. In figuur 25 is iemand weergegeven die zijn beide benen lang op het ijs
houdt. Dit is af en toe 27% van zijn totale slag. Een goede bipedale fase zal rond de 12-20% .

Grafiek 4: bipedale fase in procenten

De conclusie wordt in een kijkwijzer ingevuld door de persoon die analyseert. Hierdoor moet
het makkelijker zijn voor de rijders om de conclusie te trekken. Wellicht komen in de
toekomst nog wel meer waardevolle relaties aan het licht als de diverse parameters worden
vergeleken tussen toprijders en subtoprijders.

-19- Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding 2009/2010


Van Theorie naar Praktijk, videoanalyse voor schaatsers

H8. Een vergelijking maken met andere rijders.

Om de video tussen rijders te vergelijken, moet goed gekeken worden naar het type opname
dat geanalyseerd wordt. Het beste is natuurlijk om altijd dezelfde procedure te doorlopen
als er gefilmd wordt, maar soms is dat niet mogelijk. Van topschaatsers is veel
beeldmateriaal beschikbaar en dat vormt een waardevolle bron van informatie.

Als er beeldmateriaal gebruikt wordt wat niet zelf gemaakt is, moet er gelet worden op een
filmfragment zonder al te grote camerabewegingen en een frontale opname in verband met
het bepalen van hoeken.

Hieronder zijn drie rijders weergegeven (Tabel 4).


De video’s van de rijders zijn alle drie verschillend. Ze verschillen in getraindheid,
schaatsdiscipline en type video.

Naam rijder 1 Sven kramer


Afstand 5 kilomter
Schaatsen Klapschaats
Beeld Frontaal
Afspeelsnelheid Normaal
Naam rijder 2 Amateur schaatser
Afstand 500 meter
Schaatsen Klapschaats
Beeld Frontaal
Afspeelsnelheid Normaal
Schorttrack
Naam rijder 3
schaatsster
Afstand 2 rondes
Schaatsen Shorttrack schaats
Beeld Frontaal
Afspeelsnelheid Slow motion
Tabel 4: drie verschillende rijders

Als er na het vergelijken conclusies worden getrokken moet er rekening gehouden worden
met deze verschillen. Een langeafstandsrijder op een 5 kilometer heeft bijvoorbeeld een
langere glijfase dan een sprinter. Ook een schaatser op vaste schaatsen (shorttrack) heeft
een kortere afzetfase dan iemand met klapschaatsen, omdat degene met klapschaatsen zijn
schaats langer op het ijs kan houden.

-20- Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding 2009/2010


Van Theorie naar Praktijk, videoanalyse voor schaatsers

H9. Algemene conclusie, discussie en aanbeveling.

Algemene conclusie.
Uit de vergelijking met andere rijders en topschaatsers van de televisie, kan waardevolle
informatie verkregen worden over de timing en de afzethoeken van de schaatser.
Er kan met een relatief eenvoudige videoanalyse, zonder enorme kosten (open source
software) waardevolle informatie verzameld worden over de schaatstechniek.
Topschaatsers kunnen geanalyseerd worden vanaf tv-beelden en schaatsers kunnen zichzelf
analyseren door videoopnames op hun eigen trainingen. Met deze methode van
videoanalyse is het dus mogelijk dat schaatsers zichzelf sportintelligentie aanbrengen en
zorg dragen voor individuele feedback. Voor de trainer kost het relatief weinig tijd en de
kwaliteit van de begeleiding gaat omhoog. Door op het forum een database aan te leggen
waar sporters bij kunnen, is het mogelijk dat sporters zichzelf vergelijken met wereldtoppers
waardoor het leerresultaat wordt vergroot.

Discussie.
In het verslag wordt er weinig aandacht besteed aan de precieze fasering van de
schaatsbeweging. Er worden vier globale fases genoemd maar de beweging zou veel
specifieker gefaseerd kunnen worden. Alleen al de afzetfase heeft drie verschillende
bewegingen die allemaal beschreven kunnen worden. De hoek in de heupen, knie en enkel
worden gestrekt en dat wordt niet aangegeven in het verslag.
In de analyse wordt er ook geen rekening gehouden met de zweeffase. De enige informatie
die er verkregen wordt is de tijd van afhalen en neerzetten van het been. Dit terwijl de
bijhaalfase een belangrijke fase in de schaatsbeweging is.
De armbeweging wordt helemaal weggelaten terwijl dit een ondersteuning is van de
schaatsbeweging. Uit een analyse van de armbeweging kunnen conclusies over de balans
van de schaatser getrokken worden en dat is nu niet aan de orde gekomen.
Er is met één slag rekening gehouden. Dit is het rechte eind, terwijl de schaatsbeweging in
de bocht net zo belangrijk of zelfs belangrijke is om een goede tijd te rijden op een ijsbaan.
Ook is er niet aangegeven hoe de fasering van de start is, met de verschillende
aandachtspunten erbij.
De analyse die is uitgevoerd is erg subjectief. Er wordt goed aangeven wanneer de notering
van de verschillende fases moet gebeuren. Dit gebeurt namelijk aan het begin van elke fase.
Als de video geanalyseerd wordt, gebeurt dit beeldje per beeldje. Omdat dit zo nauwkeurig
is, is het bijna onmogelijk om per geanalyseerde video overal de beginfase op precies
hetzelfde punt te noteren.
Het is bijvoorbeeld zo dat de afzetfase begint als de hoek met het ijs 90 graden is. Het
lichaam begint hier naar de andere kant te vallen en zo kan er in de video gezien worden
wanneer de afzetfase begint. Echter in sommige video’s is het moeilijk om precies te zeggen
wanneer de hoek 90 graden is. Dit komt omdat de camera niet loodrecht op de rijder staat.
Hierdoor kan er in de analyse een vertekend beeld ontstaan.
De beeldjes per seconden verschillen ook vaak per video. Hierdoor kan het zijn dat de ene
video één beeldje per vier honderdste vooruitspoelt terwijl de andere video één beeldje per
acht honderdste vooruitspoelt. Hiertussen zit dus een fase waarin niet geanalyseerd kan

-21- Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding 2009/2010


Van Theorie naar Praktijk, videoanalyse voor schaatsers

worden terwijl de schaatser hier toch in beweegt. De verschillende video’s kunnen dus niet
altijd op hetzelfde punt stilgezet worden.
Het tekenen van de hoeken in het plaatje is ook subjectief. Als je het met de muis tekent kun
je er zo een paar graden vanaf zitten. En als een camera schuin staat is het moeilijk om een
goede horizontale lijn met het ijs te maken. Een vergelijking tussen verschillende video’s is
dus ook moeilijk, omdat die camerastandpunten per video allemaal verschillen.

Aanbeveling.
De analyse van de schaatsbeweging op het rechte eind kan uitgebreider. Er is echter in het
verslag voor gekozen om te beginnen met een makkelijke analyse. Later kunnen de
verschillende fases onder de loep genomen worden. Er zal bijvoorbeeld in het forum een
topic afzetfase gemaakt worden en daar wordt dan samen met de rijders besproken wat de
belangrijke aspecten van de afzetfase zijn. Er zal dan ook waarschijnlijk vanuit een andere
camerapositie (zijkant) gefilmd moeten worden om hier een goed beeld van te krijgen. Dat is
ook de reden waarom er weinig over de zweeffase gezegd kan worden. In een frontaal vlak
is de zweeffase niet goed te waarnemen. De afzetfase is de kern van de beweging en goed
waar te nemen. Daarom wordt er in dit verslag veel nadruk op de afzetfase gelegd.
Over de verschillende aspecten van het schaatsen, zoals de start en de bocht, is n het verslag
is geen onderzoek naar gedaan. Het verslag werd anders veel te uitgebreid en er is maar een
beperkte tijd beschikbaar gesteld door de HALO om in het onderzoek te stoppen. In de
toekomst zal dit moeten gebeuren om een goed beeld van alle aspecten van de schaatsslag
te krijgen.
Nadat de verschillende langebaanaspecten uitgediept zijn, kan er een vergelijking worden
gemaakt met de verschillende schaatsdisciplines. Er kan bijvoorbeeld een vergelijking met
een shorttrackbocht en een langebaanbocht gemaakt worden, waardoor er van elkaar
geleerd kan worden.
Om de analyse en de vergelijking zo betrouwbaar mogelijk te maken zal er in de toekomst
met een betere camera gefilmd moeten worden. Deze camera kan in een hoge kwaliteit
filmen met 120 tot 1000 beeldjes per seconde. De video kan daardoor op het gewenste punt
stil gezet worden. Om de hoek precies te kunnen tekenen kan er in “Kinovea” een raster
getekend worden waardoor de horizontale lijn aangegeven wordt. Er dient echter uitgezocht
te worden hoe dat raster het beste getekend kan worden waardoor de waarneming
betrouwbaar is.

-22- Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding 2009/2010


Van Theorie naar Praktijk, videoanalyse voor schaatsers

H10. Referentielijst.

Bokhoven v. M. (2009). Meerwaarde van video feedback voor het aanleren van een motorische
vaardigheid gedurende de les Lichamelijke Opvoeding.

Borghouts L.B. (2005). Videoanalyse in de les LO. Lichamelijke Opvoeding, 11, p. 9-11

Snoep, H., & Bult, P. (1999). Het complete schaatsboek voor jong en oud. Haarlem: De Vrieseborch.

drs. Houdijk, H., dr. de Koning, J., & prof. dr. ir. van Ingen, G. J. (1998). De Klapschaats.
Natuurwetenschap & Techniek .

Oonk, H., Jongejan, B., Legemate, M., van den Munckhof, M., & van der Zwet, J. (2006). Relatie
tussen ronding, bending en afzethoek bij schaatsen. Geneeskunde en sport , 221-229.

Carol, m. (2008). SchaatsinfoTCT.pdf. Opgeroepen op 2010, van techniekconditietraining.nl:


http://www.techniekenconditietraining.nl/loboek/schaatsinfoTCT.pdf

Ruben, A. (2009). My ice site. Opgeroepen op april 2010, van My ice site:
http://www.mywatersite.nl/myicesite/index.htm

Silicon Coach. (sd). Opgeroepen op April 2010, van http://www.siliconcoach.com/

Kinovea. (sd). Kinovea. Opgeroepen op April 2010, van Kinovea: http://www.kinovea.org/en/

http://www.youtube.com/watch?v=DHJr-RQOrRQ (Regisseur). (2009). Speed skating - Heather


Richardson and Jennifer Rodriquez [Film].

-23- Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding 2009/2010


Van Theorie naar Praktijk, videoanalyse voor schaatsers

H11. Bijlages.

Fase 3 |00.00| 49° Fase 4 |00.86| 45° Fase 1 |12.17 | 97°

Fase 2 |20.52| 90° Fase 3 |28,22| 52° Fase 4 |29,36| 47°

Fase 1 |39,73| 104° Fase 2 |46,41| 90° Fase 3 |51,75| 51°

Fase 4 |52,75| 44°

-24- Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding 2009/2010


Van Theorie naar Praktijk, videoanalyse voor schaatsers

Fase 2 |05,17| 90° Fase 3 |14.54| 52° Fase 4 |15.01| 49°

Fase 1 |27,99| 97° Fase 2 |33.66| 90° Fase 3 |41.70| 49°

Fase 4 |42.27| 49° Fase 1 |50.78| 108°

-25- Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding 2009/2010


Videoanalyse Anette rechts.
Van Theorie naar Praktijk, videoanalyse voor schaatsers

-27- Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding 2009/2010


Van Theorie naar Praktijk, videoanalyse voor schaatsers

-28- Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding 2009/2010


Van Theorie naar Praktijk, videoanalyse voor schaatsers

Videoanalyse links

-29- Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding 2009/2010


Van Theorie naar Praktijk, videoanalyse voor schaatsers

-30- Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding 2009/2010

Вам также может понравиться