Академический Документы
Профессиональный Документы
Культура Документы
2010
Auteursrecht voorbehouden.
Gehele of gedeeltelijke overneming of reproductie van de inhoud van deze uitgave, op
welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs
rechthebbende is verboden. Dit behoudens de beperkingen bij de wet gesteld.
Het verbod betreft ook gehele of gedeeltelijke bewerking.
Correspondentie over overneming of reproductie richten aan:
Centraal Beheer Achmea, Postbus 9150, 7300 HZ Apeldoorn.
Introductie ...............................................................................................................9
1 Algemeen ..................................................................................................11
1.1 Gebeurtenissen tijdens de loopbaan van een werknemer ..............................12
1.2 Fiscaalvriendelijke incentives ........................................................................30
2 Inkomen......................................................................................................35
2.1 Loon .............................................................................................................36
2.2 Vakantiebijslag .............................................................................................44
2.3 Beloning voor individuele prestaties .............................................................46
2.4 Beloning voor groep of gehele organisatie ...................................................48
2.5 Spaarloonregeling ........................................................................................51
2.6 Levensloopregeling ......................................................................................53
3 Pensioen ....................................................................................................59
3.1 Inleiding .......................................................................................................60
3.2 Pensioensoorten ..........................................................................................66
3.3 Pensioensystemen.........................................................................................72
3.4 Flexibele pensioenelementen ........................................................................77
3.5 Aanvullende voorzieningen voor nabestaanden.............................................80
3.6 Doorwerken na 65-jarige leeftijd...................................................................83
5 Mobiliteit ..................................................................................................115
5.1 Reiskosten algemeen .................................................................................116
5.2 Openbaar vervoer ......................................................................................118
5.3 Auto ...........................................................................................................120
5.4 Fiets............................................................................................................130
5.5 Carpoolen ..................................................................................................132
5.6 Verhuiskosten .............................................................................................133
5.7 Telewerken .................................................................................................135
Inhoud 5
Trefwoordenregister ...........................................................................................217
6 Inhoud
Editie 2010 is helemaal aangepast aan de actuele wetgeving. Een van de meest opval-
lende wijzigingen is de verhoging van de AOW-leeftijd naar 67 jaar. Na de val van het
kabinet staat dit weer ter discussie. In Wegwijs gaan wij er echter vanuit dat de
oorspronkelijke plannen doorgaan. Via onze online nieuwsservice houden we u graag
op de hoogte van alle AOW-ontwikkelingen.
Andere opvallende aanpassingen zijn bijvoorbeeld de informatie over het levensfase-
bewust personeelsbeleid en de maatregelen die verband houden met de kredietcrisis.
Alle belangrijke wijzigingen ten opzichte van vorig jaar hebben we gemarkeerd met
een speciaal icoontje. Zo ziet u in één oogopslag op welke onderwerpen u speciaal
moet letten.
Voorwoord 7
Wegwijs in arbeidsvoorwaarden geeft u een compleet overzicht van alles wat voor u
van belang is op het gebied van arbeidsvoorwaarden.
In hoofdstuk 1 worden de belangrijkste gebeurtenissen in het leven van een werk-
nemer in relatie tot het arbeidsvoorwaardenpakket kort behandeld. Daarnaast ziet u
hier een overzicht van alle verschillende fiscale beloningsmogelijkheden.
In de hoofdstukken 2 tot en met 7 vindt u informatie over achtereenvolgens inkomen,
(nabestaanden)pensioen, arbeidsvoorwaarden in relatie tot zorg en verzuim, mobiliteit,
allerlei vergoedingen en voorzieningen en over arbeidstijden en verlof. In hoofdstuk 8
staat de flexibilisering van de arbeidsvoorwaarden centraal.
In hoofdstuk 9 leest u de belangrijkste uitkomsten van ons arbeidsvoorwaarden-
onderzoek.
Introductie 9
LEGENDA
Let op!
Tip
Veelgestelde vragen
Wet- en regelgeving
Relevante boeken
Relevante internetsites
10 Introductie
ALGEMEEN
1.1 GEBEURTENISSEN TIJDENS DE LOOP-
BAAN VAN EEN WERKNEMER
1.2 FISCAALVRIENDELIJKE INCENTIVES
IN DIT HOOFDSTUK VINDT U EEN OVERZICHT VAN DE GEBEURTENISSEN
MOET OF KAN WORDEN. OOK ZIET U IN DIT HOOFDSTUK EEN OVERZICHT VAN
Algemeen 11
In dienst treden:
hfst. 2, 3, 4, 5, 6 en 7
Overlijden: Promotie:
par. 3.5 par. 2.3, 2.4 en 4.2
Doorwerken na
65-jarige leeftijd: Samenwonen/registreren
par. 2.1, 3.6 en 4.1 partnerschap/trouwen:
par. 3.2, 3.5 en 7.7
Levensloopregeling/
(deeltijd)pensioen:
Kind(eren):
par. 2.6 en 3.4
par. 4.1, 6.6 en 7.7
IN DIENST TREDEN
Bij het in dienst treden moet u een aantal dingen regelen.
De werknemer moet vóór indiensttreding een schriftelijke verklaring bij u inleveren, die
u vervolgens bij de loonadministratie bewaart. Deze schriftelijke verklaring moet de
volgende informatie bevatten: NAW-gegevens, geboortedatum en burgerservice-
nummer (BSN). Van de ingevulde verklaring neemt u zelf de gegevens over die u voor
uw loonadministratie nodig heeft.
Daarnaast moet u aangeven of de heffingskorting moet worden toegepast.
Van elke nieuwe werknemer moet u de identiteit vaststellen aan de hand van het
originele en geldige identiteitsbewijs (geen kopie, geen rijbewijs). Een ter plekke
gemaakte, duidelijk leesbare kopie van het identiteitsbewijs bewaart u bij de loon-
administratie.
U moet weten of de werknemer nog wettelijke vakantiedagen over heeft van zijn
oude werkgever, omdat hij deze niet kon opnemen voor het einde van zijn dienst-
verband en deze dagen heeft laten uitbetalen. De oude werkgever verstrekt daartoe
een verklaring aan de werknemer waaruit blijkt op hoeveel vakantiedagen de werk-
nemer bij het einde van zijn arbeidsovereenkomst nog recht had. Deze dagen kan de
werknemer bij u als onbetaald verlof opnemen. Over deze ‘oude’ dagen hoeft u
uiteraard geen loon te betalen. Zie ook paragraaf 7.5.
Verder moet u natuurlijk regelen wat u nog meer aan secundaire arbeidsvoorwaarden
met de werknemer heeft afgesproken. Voorbeelden zijn een spaarloonregeling (para-
graaf 2.5) of een levensloopregeling (paragraaf 2.6), een leaseauto, verhuiskosten-
vergoeding of een OV-kaart (hoofdstuk 5), een telefoon of een kinderopvangregeling
(hoofdstuk 6).
Een werknemer kan alleen bij u aan een spaarloonregeling deelnemen als hij
al op 1 januari van dat jaar bij u in dienst was én u voor deze werknemer
rekening houdt met de loonheffingskorting. Bovendien kan een werknemer
niet tegelijkertijd aan zowel een spaarloonregeling als een levensloop-
regeling deelnemen. Zie verder paragraaf 2.6.
ZIEKTE
Als de werknemer om gezondheidsredenen naar een arts of andere zorgverlener
moet, is het redelijk dat dit zoveel mogelijk buiten werktijden of anders zoveel moge-
lijk aan het begin of aan het einde van de werkdag gebeurt. In de wet is niets geregeld
voor dit soort situaties. Het calamiteitenverlof zoals opgenomen in de Wet arbeid en
zorg (WAZO) is hier in principe niet voor bedoeld. Dit verlof geldt voor noodsituaties.
Vaak zijn in een cao bepalingen over (bijzonder) verlof geregeld. Is er geen cao van
toepassing of meldt de betreffende cao hierover niets? Dan is het belangrijk hierover
duidelijke afspraken met uw werknemers te maken. Deze afspraken kunt u vastleggen
in de individuele arbeidsovereenkomst, de algemene arbeidsvoorwaarden of een apart
verzuimprotocol. Zie paragraaf 7.7.
Is de werknemer ziek? Dan moet hij dat vóór een bepaald tijdstip bij u melden.
Meestal worden afspraken over het tijdstip en de wijze van ziekmelding vastgelegd in
de algemene arbeidsvoorwaarden of in een apart verzuimprotocol. Deze ziekmelding
geeft u door aan de arbo-arts (volgens de afspraken die u heeft gemaakt met de
betreffende arbodienst). Bij regelmatig verzuim kunt u de arbo-arts vragen de werk-
nemer met spoed op te roepen voor een gesprek.
Als de werknemer langer dan zes weken ziek is, zal de arbo-arts een probleemanalyse
opstellen, met een advies aan u. Werkgever en werknemer zullen uiterlijk binnen twee
weken na ontvangst van het advies van de arbo-arts een plan van aanpak opstellen
om de terugkeer van de werknemer te bevorderen. Dit betekent dat uiterlijk binnen
acht weken na de eerste ziektedag een plan van aanpak moet worden opgesteld. Zie
verder paragraaf 4.1.
PROMOTIE
Als een werknemer goed functioneert, kunt u hem daarvoor belonen. Dit kan op indi-
viduele basis in de vorm van een (periodieke) loonsverhoging, bonus, provisie of grati-
ficatie. U kunt werknemers ook groepsgewijs extra belonen met een winstdeling, aan-
delen in het bedrijf of opties. In de paragrafen 2.3 en 2.4 staan de mogelijkheden
beschreven. De beloning bevestigt u schriftelijk aan de werknemer in de vorm van een
aanvulling op de arbeidsovereenkomst.
Als de werknemer zijn partnerschap laat registreren of gaat trouwen, is het gebruike-
lijk dat hij daarvoor verlof krijgt (kortverzuimverlof). Zie paragraaf 7.7.
KIND(EREN)
De werkneemster die zwanger is, moet dit bij u melden en uiterlijk drie weken voordat
het verlof begint een zwangerschapsverklaring bij u inleveren. Deze verklaring is nodig
voor het aanvragen van een uitkering op basis van de Wet arbeid en zorg bij UWV.
Ook de bevallingsdatum moet zij aan u doorgeven in verband met de bevallings-
uitkering via UWV gedurende tien tot twaalf weken na de bevalling. De werkneemster
heeft in totaal recht op zestien weken verlof. De vader heeft recht op twee dagen
kraamverlof/vaderschapsverlof. Zie paragraaf 7.7.
De werknemer die een kind adopteert, heeft recht op maximaal vier weken adoptie-
verlof. Zie paragraaf 7.7.
Als de gezinssituatie gewijzigd is, moet dit uiteraard gemeld worden bij de
zorgverzekeraar en de eventuele pensioenuitvoerder.
Een werknemer kan totdat zijn kind acht jaar is, gebruikmaken van zijn recht op
ouderschapsverlof. Voorwaarde is dat hij minimaal een jaar bij u in dienst is. Het
ouderschapsverlof is in beginsel onbetaald, tenzij er op grond van de cao of individuele
arbeidsovereenkomst sprake is van (gedeeltelijke) doorbetaling van loon. De maximale
duur van het ouderschapsverlof dat op of na 1 januari 2009 ingaat, is 26 weken maal
het overeengekomen aantal arbeidsuren per week.
Het oorspronkelijke dienstverband blijft tijdens het verlof bestaan. Dat bete-
kent dat de hoogte van de sociale premies die u moet afdragen, hetzelfde
blijft. Dit geldt ook voor de eventuele pensioenpremie. U bent ook verplicht
na de verlofperiode de werknemer weer voor het oorspronkelijke aantal uren
terug te laten komen.
Voor werknemers met kinderen bestaat een compensatie voor kosten van kinderop-
vang in de vorm van de kinderopvangtoeslag. De werknemer is zelf verantwoordelijk
voor de aanvraag van de ouderbijdrage bij de Belastingdienst. Sinds 1 januari 2007 zijn
werkgevers verplicht bij te dragen in de kosten van kinderopvang. Die bijdrage wordt
geïnd via een verhoging van het werkgeversdeel van de WW-premie. Ouders krijgen
de bijdrage voor de kinderopvang vervolgens via de Belastingdienst. Zie verder para-
graaf 6.6.
Het kan zijn dat een werknemer op grond van de cao recht heeft op een
extra (aanvullende) bijdrage in de kosten voor kinderopvang.
DEELTIJDWERK
Als een werknemer parttime wil werken, heeft dit gevolgen voor allerlei arbeidsvoorwaar-
den, maar vooral voor het loon, extra beloningen, vakantiebijslag, vakantiedagen, over-
werk en het eventuele pensioen. Zie verder hoofdstuk 2 en 3 en paragraaf 7.3. en 7.4.
De werknemer moet het verzoek om minder te werken ten minste vier maanden voor
de beoogde ingangsdatum schriftelijk bij u indienen. Een andere voorwaarde is dat de
werknemer op de beoogde ingangsdatum minimaal een jaar bij u in dienst is. Uiterlijk
een maand voor deze ingangsdatum moet u schriftelijk laten weten of u het verzoek
inwilligt of niet. Is dat laatste het geval, dan moet u de reden aangeven.
Als u het verzoek inwilligt, moet u dit schriftelijk bevestigen aan de werknemer.
Dit is een aanvulling op de arbeidsovereenkomst. Als de werknemer in de loop
van het jaar parttime gaat werken, blijft zijn pensioengrondslag hetzelfde. Die
wordt pas op 1 januari daaropvolgend aangepast aan de nieuwe situatie.
ECHTSCHEIDING
Een echtscheiding kan gevolgen hebben voor de pensioenregeling, de kinderopvang
en de arbeidstijden (minder of meer gaan werken).
Mogelijk wil de gescheiden werknemer zijn arbeidstijden aanpassen. Hij moet hiervoor
een schriftelijk verzoek bij u indienen, vier maanden voor de datum van ingang. U moet
uiterlijk een maand voor de beoogde ingangsdatum reageren. Zie verder paragraaf 7.3.
Een echtscheiding brengt vaak ook een verhuizing met zich mee. Vaak kan de werk-
nemer hiervoor een (betaalde) vrije dag opnemen, afhankelijk van wat daarover is
geregeld in een eventueel toepasselijke cao, de individuele arbeidsovereenkomst en/of
het arbeidsvoorwaardenreglement. Zie paragraaf 7.7.
JUBILEUM
Het komt steeds minder voor, maar er zijn nog altijd werknemers die 25 of 40 jaar bij
hun werkgever in dienst zijn. Zo’n jubileum is het waard om aandacht aan te besteden.
SABBATICAL
Als een werknemer er een periode tussenuit wil zonder zijn baan op te zeggen, kan hij
onbetaald verlof (een ‘sabbatical leave’) overwegen. Of u verplicht bent hierin toe te
stemmen, hangt uiteraard af van de cao, de individuele arbeidsovereenkomst en/of de
algemene arbeidsvoorwaarden.
Wijs uw werknemer erop dat hij er rekening mee moet houden dat de
zogeheten ‘inkomensafhankelijke regelingen’ (huursubsidie, bijdrage voor
kinderopvang, rechtsbijstand, thuiszorg, enzovoort) zijn gekoppeld aan zijn
salaris. Door onbetaald verlof op te nemen - en dus vrijwillig afstand te doen
van zijn inkomen - kan hij zijn recht op dergelijke subsidies verspelen.
LEVENSFASEBEWUST PERSONEELSBELEID
Met name door de toekomstige verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd naar 67
jaar zal de komende jaren meer aandacht zijn voor levensfasebewust personeelsbeleid.
Het gaat echter niet alleen om het langer aan het werk houden van ouderen, maar
ook om meer aandacht voor de vaakgenoemde vier levensfases in het werkende leven.
Deze levensfases zijn:
• de startersfase;
• de spitsuurfase;
• de stabilisatiefase;
• de seniorenfase.
Bij elk van deze groepen werknemers in de samenleving past een ander (personeels-)
beleid. Het gaat in dit boek te ver om dit grondig uit te werken. Toch staan we even
stil bij een korte typering van deze levensfases. Tot slot noemen we ook een aantal
beleidsmatige mogelijkheden om werknemers in deze groepen tegemoet te komen.
LEVENSFASES
Startersfase
Starters zijn in het algemeen positief ingesteld. Deze nieuwe werknemers komen vaak
net van school en willen de theorie nu in praktijk brengen. Kortom, ze zijn klaar om
veel ervaring op te doen. Het zijn vaak starters die rijk aan ideeën zijn en willen innove-
ren in een organisatie. Qua fysieke gesteldheid is er normaliter geen vuiltje aan de
lucht, dus zwaar werk gaat hen redelijk makkelijk af. Thuis hebben ze relatief weinig
verplichtingen. Verder hebben starters vaak een frisse blik op de wereld.
Spitsuurfase
Werknemers die in het spitsuur van het leven zitten, weten vaak wat hun mogelijkhe-
den zijn en willen zoveel mogelijk uit het leven halen. Overdreven gezegd: ‘alles moet
en ze komen vaak tijd tekort’. Deze werknemers hebben een sterke behoefte aan ont-
wikkeling, carrière maken en/of jobhoppen. Ook in het privéleven is het spitsuur. Vaak
hebben zij een gezin dat verzorging nodig heeft. Intussen willen zij ook het uitge-
breide sociale leven in stand houden. Het is niet voor niets dat een deel van deze
groep regelmatig ‘klaagt’ over moe zijn en een te hoge werkdruk.
Stabilisatiefase
De stabilisatiefase breekt aan als er meer rust is op het ‘arbeidsfront’. Werknemers zijn
gesetteld in hun baan, hebben hun privé- en werksituatie op de rails en maken beter
specifieke keuzes. Ze overdenken meer hun persoonlijke situatie en het leven op zich.
Deze groep heeft al veel ervaring in de functie en heeft veel mensenkennis. Zij willen
zich graag meer ontwikkelen in de diepte of in de breedte van hun huidige functie. In
de privésituatie is de financiële druk in deze periode, onder andere door studerende
kinderen, wel toegenomen.
Seniorenfase
Senioren hebben veel levenservaring, maar merken wel dat de fysieke gesteldheid niet
altijd optimaal is. Ze hebben hun carrièretop bereikt en hebben hun privé- en werksitu-
atie redelijk in balans. Mantelzorgverplichtingen nemen wel toe, omdat er vaak nog
een generatie boven hen zit.
Natuurlijk kunnen we werknemers niet zomaar in een van de genoemde fases plaat-
sen. Iemand die jarenlang voor kinderen heeft gezorgd en pas op 40-jarige leeftijd is
gaan werken, is een starter, maar past qua leeftijd in de stabilisatiefase. En natuurlijk
geldt een typering niet voor iedereen.
PERSONEELSBELEID
Starters
Voor elke groep kunt u een bepaald algemeen beleid voeren. Of u kunt dit per werk-
nemer afstemmen door bijvoorbeeld een ‘à la carte regeling’ te bieden. Zo hebben
starters baat bij praktische kennis en is hun opleidingsbehoefte groter dan bij werkne-
mers die al tien jaar ervaring hebben. U kunt daarop inspelen door gerichte opleidin-
gen of cursussen aan te bieden. Ook genieten starters vaak meer vrijheid dan mensen
die in andere levensfases zitten. Hun verlofbehoefte is dan anders. Zij hebben vaak
geen schoolvakanties om rekening mee te houden en zijn eerder geneigd om bijvoor-
beeld een sabbatical op te nemen. Omdat starters over het algemeen jong zijn, kijken
zij anders aan tegen vernieuwing dan de oudere generaties. Ook kunnen zij met frisse
ideeën uw organisatie opschudden. Omdat starters vaak nog niet de juiste wegen
kennen in het bedrijf, zijn zij vaak ook gebaat bij mentorschap van een senior mede-
werker.
Werknemers in de stabilisatiefase
Zitten werknemers in de stabilisatiefase? Dan verandert het behoeftepatroon weer. De
kinderen zijn ouder en kunnen beter voor zichzelf zorgen. De werknemer heeft weer
meer vrijheid om zijn eigen tijd in te delen. Omdat werknemers in deze fase vaak al
beter keuzes kunnen maken, zijn zij ook gemotiveerd zich te specialiseren en/of zich
flexibel in te zetten, waardoor zij waardevoller worden voor de onderneming. Het vol-
gen van een opleiding wordt dan populair. Aan de andere kant heeft deze groep ook
behoefte aan een hoger inkomen. De kinderen worden groot, gaan studeren en kos-
ten dus meer geld.
Senioren
Senioren hebben de drukte in hun privésituatie al afgesloten. Door hun fysieke
gesteldheid zijn zij echter minder in staat om zwaar werk uit te oefenen. Nu de AOW-
leeftijd in de loop van de jaren verhoogd wordt, moeten bedrijven ook steeds meer
investeren in lichter werk. Natuurlijk kunt u dit niet zo maar realiseren. Er is namelijk
niet altijd licht werk beschikbaar. U kunt wel samen met uw oudere werknemer de
mogelijkheden van deeltijdwerk bespreken. Vaak willen senioren zich, net zoals de
starter, weer wat vrijer kunnen bewegen, nu de zorg voor kinderen voorbij is. Ook wil-
len ze eventueel meer tijd inruimen voor mantelzorg voor de generatie boven hen. Zij
zullen dus eerder bereid zijn minder uren te werken, ook omdat de financiële behoefte
(en ook de fysieke gesteldheid) minder is dan bij de andere groepen. U kunt uw
oudere werknemers ook een mentorschap bieden. Zo kunnen zij starters begeleiden.
Dit is natuurlijk geen fulltime job, maar kan het zwaardere werk in uren verminderen.
PENSIOEN
De werknemer die met pensioen gaat, treedt bij u uit dienst. Er moeten allerlei zaken
afgehandeld worden zoals het laatste salaris, vakantiegeld, resterende vakantiedagen
en wat u verder met uw werknemer aan secundaire arbeidsvoorwaarden heeft afge-
sproken.
Het is tegenwoordig ook vaak mogelijk om voor het bereiken van de pensioengerech-
tigde leeftijd in deeltijd met pensioen te gaan. In dat geval blijft de werknemer bij u in
dienst, maar wordt de omvang van het dienstverband aangepast. U blijft dan ook pre-
mies werknemersverzekeringen en loonheffing betalen.
Het kabinet heeft in oktober 2009 een besluit genomen over de verhoging
van de AOW-leeftijd naar 67 jaar. In 2020 moet de AOW-leeftijd verhoogd
worden naar 66 jaar en in 2025 naar 67 jaar. Deze verhoging heeft ook
gevolgen voor het doorwerken na 65-jarige leeftijd. Door de val van het
kabinet staan de genoemde plannen echter weer ter discussie. Daardoor zijn
de gevolgen voor de sociale zekerheidswetten nog niet bekend.
Degene die aan het begin van het kalenderjaar 61 is en nog werkt, heeft sinds 2009
recht op de zogeheten doorwerkbonus: een extra belastingkorting op het inkomen.
De regels rond het wettelijk minimumloon gelden niet voor een werknemer
ouder dan 65.
Voor werknemers die na hun 65e doorwerken gelden dezelfde regels over
ontslagbescherming! Tegenwoordig komt het vaak voor dat een werkgever
een werknemer na zijn 65e nog in dienst wil houden en de werknemer een
contract voor bepaalde tijd aanbiedt. Hier zitten nogal wat juridische haken
en ogen aan. Het is verstandig juridisch advies in te winnen als u een werk-
nemer na het bereiken van de 65-jarige leeftijd een contract voor bepaalde
tijd wilt aanbieden.
Verder gaat een collectieve pensioenregeling vaak uit van premiebetaling tot 65 jaar.
Dit betekent lagere loonkosten voor de werkgever en een hoger nettoloon voor de
werknemer. Ook dit kan veranderen als er meer details bekend worden over de verho-
ging van de AOW-leeftijd.
OVERLIJDEN
Overlijdt een werknemer? Dan komt er automatisch een einde aan de arbeids-
overeenkomst. U moet de eventuele pensioenuitvoerder en de zorgverzekeraar (bij een
collectieve verzekering) hierover inlichten.
Is het overlijden een acuut gevolg van een bedrijfsongeval? Dan bent u ver-
plicht de Arbeidsinspectie in te lichten.
EINDE DIENSTVERBAND
Er zijn diverse manieren waarop het dienstverband kan eindigen: de werknemer gaat
vrijwillig uit dienst, het arbeidscontract eindigt automatisch, u ontslaat de werknemer
(al dan niet op staande voet), de werkgever en werknemer beëindigen de arbeidsover-
eenkomst met wederzijds goedvinden, de werknemer gaat met pensioen of overlijdt.
Als de werknemer zelf ontslag neemt, moet hij de afgesproken opzegtermijn in acht
nemen (meestal een maand, soms langer; zie de cao of de afwijkende afspraken in de
individuele arbeidsovereenkomst). U moet de werknemer indien nodig afmelden bij de
zorgverzekeraar (bij een collectieve verzekering) en bij de eventuele pensioenuitvoer-
der. Daarnaast moeten allerlei zaken afgehandeld worden als laatste salaris, vakantie-
geld, resterende vakantiedagen en wat u verder met uw werknemer aan secundaire
arbeidsvoorwaarden heeft afgesproken.
Als het dienstverband automatisch eindigt (dit is het geval bij een arbeidscontract voor
bepaalde tijd), dan is er geen sprake van een opzegtermijn. Niet voor de werknemer,
maar ook niet voor u. In sommige gevallen is het zo dat de cao of de individuele
arbeidsovereenkomst bepaalt dat u de werknemer voor het verstrijken van de arbeids-
overeenkomst op de hoogte moet brengen van het feit dat u deze niet wenst te ver-
lengen. Dit is doorgaans niet het geval. Het is echter wel netjes, bijvoorbeeld een
maand van tevoren, aan te geven dat het contract gaat aflopen. Ook hier geldt
natuurlijk dat u de werknemer bij de diverse instanties moet afmelden. Besluit u een
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussentijds te beëindigen? Dan is het van
belang na te gaan of de mogelijkheid van tussentijdse opzegging in de arbeidsover-
eenkomst of in de cao is geregeld.
– leeftijd. Tot de leeftijd van 35 jaar tellen de dienstjaren met factor ½, van 35 tot 45
jaar wordt het toegekende bedrag gewoonlijk vermeerderd met factor 1, van 45 tot
55 jaar met 1½ en vanaf 55 jaar met factor 2.
Sinds 1 juli 2009 is aan de richtlijn Passende arbeid daadwerkelijk uitvoering gegeven.
Het betekent dat mensen die vanaf 1 juli 2008 werkloos zijn, na een jaar werkloosheid
het aangeboden werk moeten accepteren (uitzonderingen daargelaten).
Als de werknemer erom vraagt, bent u verplicht bij het einde van de arbeidsovereen-
komst een getuigschrift te geven. Een getuigschrift mag neutraal blijven en hoeft niet
positief te zijn. Het getuigschrift moet in ieder geval vermelden:
– de aard van de verrichte arbeid en de arbeidsduur per dag of per week;
– de begin- en einddatum van het dienstverband.
Behalve deze gegevens kan het getuigschrift ook informatie bevatten over:
– de wijze waarop de werknemer aan zijn verplichtingen heeft voldaan;
– de wijze waarop de arbeidsovereenkomst is beëindigd;
– wanneer u de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd en de reden voor die opzegging.
Deze laatste drie items mogen alleen op uitdrukkelijk verzoek van de werk-
nemer in het getuigschrift worden opgenomen. Als de werknemer erom
vraagt, moet u het verzoek honoreren.
COLLECTIEF ONTSLAG
Slechte economische omstandigheden in de markt of het bedrijfsleven kunnen leiden
tot een moeilijke financiële situatie in een bedrijf. Kostenreductie kan dan een eerste
stap zijn om het bedrijf weer gezond te maken. Het ontslaan van personeel is een
uiterste redmiddel om te ontkomen aan een eventueel faillissement. Als het toch zover
komt moet u echter wel zorgvuldig te werk gaan.
In het reorganisatieplan is onder andere van belang dat aangegeven wordt welke ont-
wikkelingen aanleiding hebben gegeven tot een reorganisatie en hoe de toekomst van
het bedrijf eruit ziet bij een ongewijzigd beleid. Ook neemt u in het plan op waarom is
gekozen voor aanpassing van de organisatie en welke alternatieven u kiest. Een cijfer-
matige onderbouwing van de plannen is zeer belangrijk (onder andere voor UWV
WERKbedrijf). Verder moet u een uiteindelijk tijdspad meenemen.
Het uitvoeren van een reorganisatie kan leiden tot complexe problemen.
Raadpleeg in elk geval een deskundige, zoals een advocaat gespecialiseerd in
arbeidsrecht.
Sinds 1 maart 2006 geldt bij collectief ontslag het afspiegelingsbeginsel. Het vroegere
‘anciënniteitsprincipe’ is niet meer het uitgangspunt. Dit laatste betekent dat u niet
meer in eerste instantie het ‘last-in-first-out’ principe kunt hanteren.
Sinds 1 augustus 2009 is het gemakkelijker goede vakkrachten te behouden in geval van
een reorganisatie/collectief ontslag. Hiervoor is het ‘onmisbaarheidscriterium’ tijdelijk ver-
ruimd. U moet een duidelijk beleid voeren waaruit blijkt dat u bepaalde eisen stelt aan
uw werknemers voor wat betreft het verwerven van kennis en vaardigheden voor een
goede vervulling van hun functie. Daarnaast moet u bewijzen dat de werknemer in kwes-
tie over zulke specifieke kennis en/of vaardigheden beschikt dat hij onmisbaar is. Hono-
reert UWV WERKbedrijf uw beroep op het onmisbaarheidscriterium? Dan wordt de
betreffende werknemer buiten beschouwing gelaten en komt de eerstvolgende werkne-
mer volgens het afspiegelingsbeginsel voor ontslag in aanmerking. Dit kan er toe leiden
dat meer van de jongste en oudste werknemers worden ontslagen. Daarom mag maxi-
maal 10% meer werknemers uit de leeftijdsgroepen van 15-24 jaar en 55 jaar en ouder
worden ontslagen dan zonder een beroep op onmisbaarheid.
Voorbeeld
In een productiebedrijf moeten 23 mensen worden ontslagen. Voor al deze werk-
nemers wordt een ontslagvergunning aangevraagd. Van de werknemers hebben
drie een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en twee mensen zitten in hun
proeftijd. De Wmco is nu niet van toepassing, omdat deze mensen niet meetellen
voor het getalscriterium van twintig.
Veelgestelde vragen
Relevante wetgeving
Wet melding collectief ontslag
Ontslagbesluit
Burgerlijk Wetboek
Relevante boeken
Praktijkgids Arbeidsrecht 2010, Kluwer
Reorganisaties: handleiding voor de praktijk. – Kluwer, 2007
Ontslag: goed regelen. – Kluwer, 2006
Themakatern reorganisaties. – Kluwer, 2005
Wilt u meer weten over collectief ontslag? Raadpleeg dan het handboek ‘Praktisch
over ontslag’ van Centraal Beheer Achmea. Lees er meer over op pagina 214.
Werk Opmerkingen
Vergoedingen/verstrekkingen in Kosten mogen onbelast worden vergoed op
verband met vervulling van de dienst- declaratiebasis of met een vaste vergoeding.
betrekking: beroepskosten, represen- Een vaste vergoeding voor een groep werknemers
tatiekosten en relatiegeschenken mag wanneer de groep, wat kosten betreft,
homogeen is.
De kosten moeten naar aard en omvang
gespecificeerd worden.
De Belastingdienst mag eisen dat de kosten steek-
proefsgewijs gedurende drie tot zes maanden door een
representatief aantal medewerkers wordt bijgehouden.
Werkkleding Onbelaste vergoeding of verstrekking.
Kleding moet duidelijk als werkkleding herkenbaar
zijn (bijvoorbeeld een overall) of er moet een
bedrijfslogo van minimaal 70 cm2 op het kleding-
stuk zitten. De kleding is bedoeld voor de (behoor-
lijke) vervulling van de dienstbetrekking.
Bewassing, energie en water Onbelaste vergoeding of verstrekking voor zover
hoger dan de normbedragen en de werknemer
genoodzaakt is hiervan gebruik te maken.
Normbedragen per maand zijn:
- wassen van kleding en linnengoed € 13,50;
- energie voor verwarming € 72,00;
- energie voor kookdoeleinden € 39,75;
- energie voor andere doeleinden € 14,00;
- water € 6,00.
Consumpties tijdens werktijd Koffie/thee/fris/snacks/gebak/fruit mogen onbelast
tijdens werktijd worden verstrekt. Een onbelaste
vergoeding hiervoor mag ook; zonder nadere onder-
bouwing maximaal € 2,75 per week. De norm-
bedragen voor maaltijden in bedrijfskantines zijn:
- warme maaltijd € 4,20;
- koffiemaaltijd € 2,20;
- ontbijt € 2,20.
30 Fiscaalvriendelijke incentives
Werk Opmerkingen
Zakelijke maaltijden (onderweg) De werkgever mag maaltijden onbelast vergoeden
of verstrekken, mits meer dan 10% zakelijk belang.
Vergoedingen/verstrekkingen voor Onbelast. Regeling moet wel openstaan voor 75%
personeelsfeesten (ook jubileum), van het personeel (van een afdeling).
reizen en dergelijke
Vakliteratuur Onbelaste vergoeding of verstrekking.
Apparatuur, gereedschap, muziekin- Voor zover voor zakelijk gebruik onbelast te vergoe-
strumenten, rekenmachines en derge- den/verstrekken. Kostprijs tot maximaal € 450,- mag
lijke ineens onbelast worden vergoed. Boven € 450,-
alleen de afschrijving.
Congressen, symposia en seminars Onbelaste vergoeding of verstrekking. Voor reiskos-
(incl. reis- en verblijfkosten) ten maximaal € 0,19 per kilometer.
Vakcursussen en bedrijfsopleidingen Onbelast voor zover sprake van beroepskosten en
niet gekoppeld aan resultaat.
Mobiliteit Opmerkingen
Zakelijk verkeer, waaronder ook Maximaal € 0,19 per kilometer onbelaste vergoe-
woon/werkverkeer ding.
Carpooling Maximaal € 0,19 per kilometer onbelast vergoeden
aan zowel de chauffeur als de meerijders, mits het
carpoolen niet georganiseerd is door de werkgever.
Privégebruik auto van de zaak 25%-bijtelling op het loon, tenzij bewijs maximaal
500 privékilometers in kalenderjaar of verklaring
geen privégebruik van werknemer. Voor de zuinige
auto is de bijtelling 20% en voor de zeer zuinige
auto 14%. Voor elektrische auto's is de bijtelling in
de jaren 2010 tot 2015 0%, vanaf 2015 is dat 7%.
Uitzondering voor bestelauto’s.
Verkeersboetes Belaste vergoeding; hoge uitzondering daargelaten.
Fiets van de zaak Eén keer per drie jaar mag er een fiets onbelast ver-
strekt, vergoed of ter beschikking gesteld worden.
De vergoeding is maximaal € 749,-.
Accessoires maximaal € 82,- per jaar.
OV-kaart/Trajectkaart Onbelaste vergoeding/verstrekking.
Extra huisvesting buiten woonplaats Onbelaste vergoeding gedurende maximaal twee
jaar.
Verhuizing in verband met de dienst- Onbelaste vergoeding; maximaal € 7.750,- en ver-
betrekking huiskosten. Als de oude woonplaats van de werkne-
mer meer dan 25 km van de vaste arbeidsplaats was
en de nieuwe woonplaats is minder dan 10 km ver-
wijderd van de vaste arbeidsplaats. Verhuizing bin-
nen twee jaar na aanvang dienstbetrekking of over-
plaatsing.
Fiscaalvriendelijke incentives 31
Mobiliteit Opmerkingen
Alternatief vervoer bij wegwerkzaam- Het vervoer kan met bestaand openbaar vervoer
heden plaatsvinden, maar ook met speciaal georganiseerd
vervoer tussen een station en de arbeidsplaats.
Bestaande, onbelaste reiskostenvergoedingen voor
werknemers mag de werkgever gedurende 24 maan-
den doorbetalen. Deze doorbetaling is onbelast.
ICT Opmerkingen
Telefoon/communicatiemiddelen Onbelaste vergoeding of verstrekking mits de tele-
foon voor meer dan 10% zakelijk wordt gebruikt.
Het betreffende apparaat moet voornamelijk
bedoeld zijn voor communicatie (bijv. vaste of
mobiele telefoon, BlackBerry, smartphone).
Internet Onbelaste vergoeding of verstrekking mits internet
voor meer dan 10% zakelijk wordt gebruikt.
Pc verstrekken/vergoeden/ter beschik- Eén keer per drie jaar mits gebruik voor minimaal
king stellen 90% zakelijk is. Maximum bedrag voor vergoeding
ineens is € 450,-.
Inrichten thuiswerkplek Eén keer per vijf jaar mag de werkgever een onbe-
laste vergoeding verstrekken van € 1.815,-; de
werknemer moet minstens één dag per week thuis
werken.
Gezondheid Opmerkingen
Massage op de werkplek Onbelaste vergoeding/verstrekking.
Antirookcursus Onbelaste vergoeding/verstrekking.
Bedrijfsfitness Onbelaste vergoeding/verstrekking mits de faciliteit
openstaat voor minimaal 90% van het personeel,
en de bedrijfsfitness plaatsvindt op vaste locatie,
diverse vestigingen van één fitnessbedrijf of op de
werkplek.
Veiligheidskleding en beschermende Onbelaste vergoeding/verstrekking.
kleding
Medische keuringen Onbelaste vergoeding/verstrekking.
Eenmalige uitkering wegens Onbelaste uitkering van maximaal 1/4 van het
overlijden jaarsalaris.
32 Fiscaalvriendelijke incentives
Overig Opmerkingen
Pensioen De premie wordt ingehouden op het brutosalaris.
De werkgever betaalt hierdoor tot circa 16% minder
werkgeverspremie. Werknemers betalen over hun
pensioenpremies geen loonbelasting en sociale
premies. Over de uitkeringen moet wel gewoon
belasting worden betaald.
Opties Het gerealiseerde voordeel bij uitoefening of
vervreemding is belast.
Aandelen Het verschil tussen de economische marktwaarde en
de door werknemer betaalde prijs is belast.
Personeelslening 2,5% rente over het geleende bedrag is belast.
Wordt de lening gebruikt voor aanschaf eigen
woning of zaken waarvoor een onbelaste vergoeding
mag worden gegeven, dan is de lening onbelast.
Bijdrage personeelsvereniging Onbelaste vergoeding/verstrekking; zowel de
personeelsbijdrage als een rechtstreekse werk-
geversbijdrage.
Spaarloon Werkgever betaalt 25% eindheffing; de werknemer
mag maximaal € 613,- per jaar sparen.
Levensloop: bijdrage werkgever Premies werknemersverzekeringen moeten nu
betaald worden; bij verlofopname moet alsnog
loonheffing worden betaald.
Uitkering/verstrekking uit fonds Onbelaste uitkering, mits:
- werkgever en werknemer evenveel aan fonds
hebben bijgedragen gedurende minimaal vijf jaar;
- er geen recht bestaat op uitkering;
- de verstrekking niet wegens ziekte en dergelijke
plaatsvindt.
Jubileumuitkering bij 25 en 40 jaar in Onbelaste vergoeding van één maandsalaris en
dienst 1/12e van vaste loonelementen als vakantiegeld.
Geschenken in natura Voor in totaal maximaal € 70,- per jaar per werk-
nemer betaalt de werkgever 20% eindheffing (geen
algemene tegoedbonnen).
Geschenk met ideële waarde Onbelaste verstrekking.
Contributie personeelsvereniging Onbelaste vergoeding.
Vergoedingen voor contributies Onbelaste vergoeding.
vakbond.
Producten uit eigen bedrijf De werkgever mag een onbelaste korting geven
van maximaal 20% van de waarde van het product,
met een maximum van € 500,- per jaar.
In twee voorgaande jaren niet-gebruikte korting
mag ook worden gebruikt.
Verlies of schade aan persoonlijke Onbelaste vergoeding mits de schade of het verlies
eigendommen van de werknemer is ontstaan tijdens het werk.
Korting abonnementen op bijvoor- Belaste verstrekking als het om een bijdrage van de
beeld theater werkgever gaat.
Fiscaalvriendelijke incentives 33
Relevante boeken
Eerden-van der Hoeven, K.E.M., Praktijkgids Personeel & Fiscus, Kluwer
Rooij, P.J.M.,de e.a., Praktijkboek belonen, Kluwer
Handboek loonheffingen, Belastingdienst
Relevante internetsites
www.belastingdienst.nl
www.centraalbeheer.nl
www.identiteitsdocumenten.nl
www.burgerservicenummer.nl
www.ind.nl
www.postbus51.nl
www.arbeidsinspectie.szw.nl
www.vreemdelingenarbeid.nl
www.werk.nl
34 Fiscaalvriendelijke incentives
INKOMEN
2.1 LOON
2.2 VAKANTIEBIJSLAG
2.3 BELONING VOOR INDIVIDUELE
PRESTATIES
2.4 BELONING VOOR GROEP OF GEHELE
ORGANISATIE
2.5 SPAARLOONREGELING
2.6 LEVENSLOOPREGELING
IN DIT HOOFDSTUK LEEST U MEER OVER DE BELANGRIJKSTE
Inkomen 35
2.1 LOON
In principe bent u vrij om in overleg met een werknemer de hoogte van het
loon te bepalen, maar u bent wel verplicht aan een bepaald minimum te
voldoen. Dit is geregeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
Daarnaast kan het minimaal te betalen loon worden bepaald door de cao
of een andere arbeidsvoorwaardenregeling waar u onder valt.
BEPERKINGEN
De Wet minimumloon bepaalt onder andere het minimumbedrag dat u aan een werk-
nemer moet betalen. Hoofdregel is dat u geen lager bedrag dan in de wet is vermeld
mag afspreken. Betaalt u toch minder dan waartoe u op grond van de Wet minimum-
loon verplicht bent? Dan wordt dit loon vervangen door het toepasselijke minimum-
loon. Dat houdt in dat u achteraf kunt worden verplicht alsnog het minimumloon te
betalen over de periode waarin u te weinig heeft betaald. Eventueel verhoogd met de
wettelijke rente en een wettelijke verhoging die kan oplopen tot 50% van het bedrag.
Een andere beperking op uw vrijheid om zelf de hoogte van het loon te bepalen, is
vastgelegd in de gelijke behandelingswetgeving, onder andere de Wet gelijke behan-
deling van mannen en vrouwen. Niet alleen mannen en vrouwen die hetzelfde werk
doen moeten hetzelfde loon ontvangen, u mag ook geen onderscheid maken in de
beloning bij mannen en vrouwen die vergelijkbaar werk doen.
Wettelijk is ook geregeld dat werknemers met een tijdelijk dienstverband tijdig en
duidelijk moeten worden geïnformeerd als er een vacature is. Ook schrijft de wet voor
dat er geen onderscheid mag worden gemaakt op grond van een handicap of een
chronische ziekte. Het doel is voor deze groep de mogelijkheden mee te doen in de
maatschappij te optimaliseren. Ten slotte kunnen in de cao nog bepalingen zijn
opgenomen over de hoogte van het loon. De meeste cao’s kennen functiegroep-
36 Loon
DOELGROEP
De Wet minimumloon is van toepassing op alle werknemers die op basis van een
arbeidsovereenkomst arbeid verrichten. Ook voor flexibele arbeidskrachten, zoals
thuiswerkers, bestaat recht op het minimumloon, als:
Het minimumloon geldt voor werknemers vanaf 23 jaar. Voor werknemers tussen 15
en 23 jaar geldt het minimumjeugdloon. De bedragen van zowel het minimumloon als
het minimumjeugdloon kunnen ieder half jaar (op 1 januari en 1 juli) worden aange-
past. Voor werknemers jonger dan 15 en van 65 jaar en ouder geldt het minimumloon
niet. De minimumvakantiebijslag is daarentegen wel op hen van toepassing.
LOONSTROOKJE
Loon 37
TOESLAGEN
Voor bijzondere omstandigheden kunt u een toeslag op het normale loon betalen.
Vaak is dit ook al geregeld in de cao. U kunt denken aan de volgende omstandigheden:
– ploegendienst;
– onregelmatig werken;
– werken op ‘verschoven uren’;
– behalen van een diploma;
– bezwarende werkomstandigheden;
– beschikbaarheidsdienst.
Het loon moet steeds na afloop van een betalingstijdvak worden voldaan. Als betalings-
tijdvak geldt in beginsel ten minste een week en maximaal een maand. In een cao
of arbeidsovereenkomst kan hiervan worden afgeweken en kan het tijdvak worden
verlengd.
38 Loon
UITBETALING
U hoeft niet al het door de werknemer te verdienen loon in geld te voldoen. In het
Burgerlijk Wetboek is een aantal andere vormen opgenomen waarin het loon uitbe-
taald mag worden, al komt dit in de praktijk nauwelijks meer voor. Als u een deel van
het loon in een andere vorm wilt uitkeren, kunt u uitsluitend kiezen uit de in de wet
genoemde loonbetalingsvormen. Dit zijn:
1) geld;
2) loon in natura:
a) zaken geschikt voor het persoonlijk gebruik van de werknemer of zijn huis-
genoten, alleen als dit gebruikelijk of wenselijk is wegens de aard van de onder-
neming van de werkgever. De werknemer mag betaald worden met voortbreng-
selen van het bedrijf, mits deze horen tot de eerste levensbehoeften van de
werknemer en zijn gezin en tot hetgeen hij ten hoogste voor zijn eerste levens-
behoefte nodig heeft;
b) het gebruik van een woning en de verlichting en verwarming daarvan;
c) diensten, voorzieningen en werkzaamheden door of voor rekening van de werk-
gever te verrichten. Hieronder zijn begrepen onderricht (scholing, cursussen) en
kost en inwoning;
d) effecten, vorderingen en bewijsstukken daarvan (aandelencertificaten, opties) en
bonnen.
Als u een deel van het loon anders dan in geld wilt uitkeren, moet u dit
schriftelijk overeenkomen met uw werknemer.
U kunt ook een afspraak maken met een van de adviseurs van Centraal Beheer
Achmea voor het laten maken van een rapport op maat waarin uw arbeidsvoorwaar-
den vergeleken worden met die van uw branche. Zie hiervoor ook paragraaf 9.2.
Loon 39
BELASTING BETALEN
Over het loon dat uw werknemer van u krijgt, moeten belasting en premies volks-
verzekeringen worden betaald. Dit wordt door u ingehouden en afgedragen aan de
Belastingdienst. In het volgende schema is af te lezen om hoeveel belasting en premies
het gaat.
Voor werknemers ouder dan 65 hoeft u geen AOW-premie meer af te dragen. Daar-
door gelden er lagere tarieven.
40 Loon
Bij het bepalen van het maximumbedrag van het premieloon voor de kleinebanen-
regeling moet u niet meetellen: tantièmes, gratificaties en andere beloningen die
in de regel eenmalig of maar een keer per jaar worden betaald zoals vakantiegeld
en de eindejaarsuitkering.
Veelgestelde vragen
Loon 41
42 Loon
Loon 43
2.2 VAKANTIEBIJSLAG
Toeslagen die samenhangen met de aard van het werk (zoals ploegen-
toeslag, prestatietoeslag en provisie, onregelmatigheidstoeslag en diploma-
toeslag) behoren tot het loon. Hierover moet u vakantiebijslag berekenen.
Ook over uw bijdrage in de kosten van een hypotheek of de reisuren-
vergoeding die u betaalt, moet u vakantiebijslag berekenen. Over beloning
voor overwerk, winstuitkeringen, uitkeringen bij bijzondere aangelegen-
heden, spaarloon, onkostenvergoedingen, aanspraken op grond van spaar-
regelingen, eindejaarsuitkeringen, inkomensafhankelijke bijdrage zorgverze-
keringswet en pensioenregelingen en uw periodieke bijdrage hierin hoeft u
géén vakantiebijslag te berekenen. Tenzij de cao bepaalt dat u dat wel moet
doen!
U mag uiteraard meer dan 8% vakantiebijslag betalen, sommige cao’s kennen een
hoger percentage. Minder mag in beginsel niet. Wel geldt er op grond van de Wet
minimumloon en minimumvakantiebijslag een maximum: het gedeelte van het loon
dat het drievoud van het minimumloon overschrijdt, blijft buiten beschouwing. Hier-
over hoeft u wettelijk gezien geen vakantiebijslag te berekenen. Op basis van de
arbeidsovereenkomst of cao kan echter toch een verplichte uitbetaling van 8% over
het gehele loon gelden. Daarnaast kan met de werknemer wiens loon het drievoud
van het minimumloon overschrijdt schriftelijk worden overeengekomen dat minder of
geen vakantiebijslag wordt uitbetaald.
44 Vakantiebijslag
UITBETALING
Veelgestelde vragen
Vakantiebijslag 45
PERIODIEKEN
Ongeveer 65% van de bedrijven maakt tegenwoordig gebruik van de mogelijkheid via
de loonstrook werknemers te belonen of te ‘straffen’ voor (gebrek aan) prestaties. De
meeste werkgevers zorgen voor financiële prikkels via het systeem van periodieken
(treden binnen de salarisschaal): een werknemer die erg goed presteert, krijgt behalve
zijn normale periodiek er één of meer extra bij; de slecht presterende werknemer loopt
zijn normale periodiek geheel of gedeeltelijk mis.
PROVISIE
De term provisie is geen wettelijke term. Provisieregelingen komen in allerlei vormen
voor; vooral bij commerciële functies (bijvoorbeeld bij vertegenwoordigers, commissio-
nairs, taxateurs of makelaars). Het meest gebruikelijk is een beloning ter hoogte van
een percentage van de behaalde omzet of van de taxatiewaarde. Provisie is loon waar-
over alle loonheffingen verschuldigd zijn, tenzij bijvoorbeeld een premiemaximum al is
overschreden.
BONUS
Onder een bonusuitkering wordt verstaan een uitkering van bijzondere aard, een pre-
mie of een aandeel in de winst. Een bonus is direct gekoppeld aan een prestatiedoel.
Daarover maakt u dus ook schriftelijk afspraken met de werknemer. De uitkering kan
afhankelijk zijn van het behaalde resultaat van de onderneming of van een voor de
onderneming bijzondere en belangrijke gebeurtenis. Vaak zijn bonussen ook omzet
gerelateerd. Ook de bonus is loon waarover de loonheffingen verschuldigd zijn.
GRATIFICATIES
Gratificaties zijn eenmalige geldelijke beloningen boven het bruto jaarsalaris. Dit is bij-
voorbeeld een kerstgratificatie, een dertiende maand of een eindejaarsuitkering. Grati-
ficaties kunnen in een cao zijn vastgelegd.
Zo niet, dan kunt u hierover schriftelijk afspraken maken met uw werknemer. Dit hoeft
niet per se in de arbeidsovereenkomst. De afspraak kan ook inhouden dat u per jaar
bekijkt of er voldoende financiële ruimte is om tot uitkering van de gratificatie over te
gaan. Een gratificatie is eveneens loon waarover de loonheffingen zijn.
Veelgestelde vragen
Voorbeeld
Voor werknemers die het hele jaar hebben gewerkt, is de eindejaarsuitkering
€ 600,-. Een tijdelijke werknemer heeft drie maanden bij u gewerkt. De hoogte
van zijn uitkering wordt dan 3/12 x € 600,- = € 150,-.
Behalve door individuele beloningen kunt u ook een groep werknemers of alle werk-
nemers op andere manieren extra belonen voor hun bijdrage aan het reilen en zeilen
van de organisatie. Geijkte middelen hiervoor zijn: winstdeling, aandelen, opties en
tantièmes.
WINSTDELING
Werkgever en werknemers kunnen afspraken maken over het recht van werknemers
op een aandeel in de (fiscale of commerciële) winst van het bedrijf of van een of meer
bedrijven waarmee het eigen bedrijf verbonden is. Het bedrag dat de werknemers krij-
gen, is afhankelijk van de bedrijfswinst en de overeengekomen regeling.
AANDELEN
Behalve een uitkering in geld is het ook mogelijk de werknemer een winstaandeel te
betalen in de vorm van aandelen van het bedrijf waarin hij werkt. Dit maakt de werk-
nemer tot participant in het bedrijf. Het is echter een beloningsmogelijkheid met aan-
delenkoersrisico’s voor de werknemer. Mede om die reden is deze beloningsvorm min-
der populair.
OPTIES
Een andere vorm van winstdeling is het aandelenoptierecht. Dit geeft de werknemers
het recht binnen een bepaalde tijd tegen een vooraf bepaalde prijs aandelen te kopen
in de vennootschap van de werkgever of in een daarmee gelieerde vennootschap. Met
name als de waarde van de aandelen gedurende de looptijd sterk stijgt, kan een optie-
recht financieel zeer voordelig zijn voor de werknemer. De bedoeling van het optie-
recht is onder andere de werknemer aan het bedrijf te binden. Aan de uitoefening van
het optierecht wordt daarom meestal de voorwaarde verbonden dat het dienstverband
nog moet bestaan. Er vindt belastingheffing plaats over het bedrag van de door de
werknemer behaalde winst op de optierechten bij uitoefening van de optie (omzetting
in aandelen) of verkoop van de optie.
Als het verstrekken van opties binnen het bedrijf een vaste arbeidsvoor-
waarde is, kunnen de regels hiervoor worden vastgelegd in een ‘optie-
reglement’. De overeenkomst met de individuele werknemer kan dan
worden beperkt tot:
– vermelding van het moment van toekenning;
– de looptijd van de optie;
– het aantal aandelen dat de werknemer kan verwerven;
– de prijs.
TANTIÈME
Tantième is een evenredig deel in de (over)winst van een onderneming en wordt
meestal toegekend aan werknemers in hogere functies. Tantième is geen wettelijke
term en wordt tegenwoordig minder gebruikt.
Veelgestelde vragen
2.5 SPAARLOONREGELING
Bij de spaarloonregeling keert u een afgesproken bedrag van het brutoloon niet uit
aan de werknemer, maar stort u dit op zijn naam op een spaarloonrekening bij een
bank of op een aparte rekening die u zelf beheert.
Minimaal 75% van het personeel moet aan de regeling kunnen deelnemen.
Spaarloonregelingen staan open voor werknemers die op basis van een arbeidsover-
eenkomst werkzaam zijn. Ook werknemers met een ‘fictieve’ dienstbetrekking, zoals
commissarissen of freelancers, kunnen in principe aan de regeling deelnemen, evenals
Spaarloonregeling 51
degenen die om een fiscale dienstbetrekking hebben verzocht (‘opting in’). Zij worden
fiscaal als werknemer aangeduid.
Een werknemer kan alleen bij de werkgever bij wie hij op 1 januari al in
dienst was en die op dat moment voor hem de loonheffingskorting toepaste,
aan een spaarloonregeling deelnemen. Als een werknemer deelneemt aan
een spaarloonregeling, kan hij in dat betreffende jaar niet deelnemen aan de
levensloopregeling.
Veelgestelde vragen
1) Hoe zit het met het spaarloon als een werknemer halverwege het jaar
van baan verandert?
Deze werknemer kan alleen bij de ‘oude’ werkgever sparen. Dat is immers
de werkgever die op 1 januari de loonheffingskorting heeft toegepast.
52 Spaarloonregeling
2.6 LEVENSLOOPREGELING
Sinds 1 januari 2006 hebben werknemers het recht om te sparen voor tussentijds ver-
lof en om eerder te stoppen met werken. De levensloopregeling kan worden gebruikt
voor elke vorm van verlof, zoals:
– langdurend zorgverlof;
– sabbatical;
– ouderschapsverlof;
– educatief verlof;
– overig onbetaald verlof;
– verlof voorafgaand aan het pensioen.
(zie ook paragraaf 7.7).
Het recht om te sparen voor verlof betekent niet dat de werknemer ook automatisch
recht heeft op het opnemen van verlof. Hiervoor moet de werknemer toestemming
krijgen van zijn werkgever. Ook moet het opnemen van verlof in overeenstemming zijn
met de betreffende verlofregeling. Slechts als er sprake is van een wettelijk recht op
verlof, zoals ouderschapsverlof, kan het verlof door u niet worden geweigerd.
Van het brutoloon wordt een bedrag ingehouden. Dat bedrag wordt op een speciale
spaarrekening van de werknemer gestort of als premie voor een ‘levensloopverzeke-
ring’ van de werknemer overgemaakt. Dit kan bij een verzekeraar, bank of dochter van
een pensioenfonds.
In overleg met u kan een werknemer ook gespaarde tijd, bijvoorbeeld bovenwettelijke
vakantie-uren, overwerkuren of ADV-dagen, omzetten in geld. Dit bedrag kan dan op
de levenslooprekening worden gestort.
Werknemers mogen jaarlijks maximaal 12% van hun brutoloon sparen. In totaal mag
er maximaal 210% van het bruto jaarsalaris gespaard worden. Overigens blijven de
rendementstoevoegingen normaal doorlopen. Daardoor kan het saldo in de praktijk
boven de 210% uitstijgen.
Voor werknemers die geboren zijn tussen 1 januari 1950 en 1 januari 1955
geldt het maximum van 12% per jaar niet. Zij mogen meer dan 12% sparen,
maar ook voor hen geldt dat er in totaal niet meer dan 210% van het bruto
jaarsalaris gespaard mag worden.
Levensloopregeling 53
LEVENSLOOPVERLOFKORTING
Werknemers krijgen per jaar dat ze aan de levensloopregeling meedoen, recht op een
levensloopverlofkorting op hun loonheffing van maximaal € 199,- (2010) per gespaard
kalenderjaar. Deze korting krijgen ze bij opname van het tegoed voor de financiering
van onbetaald verlof.
Veelgestelde vragen
54 Levensloopregeling
Levensloopregeling 55
Wet- en regelgeving
Burgerlijk Wetboek, artikel 7:616 e.v.
Burgerlijk Wetboek, artikel 7:624 e.v.
Burgerlijk Wetboek, artikel 7:631
Wet op de loonbelasting 1964
Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965
Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001
Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen
Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie
levensloopregeling
Wet arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd
Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag
Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen
Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte
Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid
Zorgverzekeringswet
Cao
Relevante boeken
Diebels, M. e.a., Handboek Verlof, Zorg en Vakantie, Kluwer
Baarda, P.R., Belonen in moderne organisaties, Kluwer
Reekers, A. en P. van der Tuin, Opties voor iedereen, BZZTôH
Rooij, P.J.M. de e.a., Praktijkboek Belonen, Kluwer
Thierry, H., Beter belonen in organisaties, Van Gorcum
Elsevier Loonheffing Almanak, Reed Business Information
Praktijkgids Arbeidsrecht, Kluwer
Handboek loonheffingen, Belastingdienst
56 Levensloopregeling
Relevante internetsites
www.centraalbeheer.nl
www.heliview.nl
www.loonindex.nl
home.szw.nl
www.nationaalbeloningsonderzoek.nl
www.salarisnet.nl
www.salarisnieuws.nl
www.tql.nl
www.belastingdienst.nl
Levensloopregeling 57
HOOFDSTUK 3
PENSIOEN
3.1 INLEIDING
3.2 PENSIOENSOORTEN
3.3 PENSIOENSYSTEMEN
3.4 FLEXIBELE PENSIOENELEMENTEN
3.5 AANVULLENDE VOORZIENINGEN VOOR
NABESTAANDEN
3.6 DOORWERKEN NA 65-JARIGE LEEFTIJD
U BENT WETTELIJK NIET VERPLICHT UW WERKNEMERS EEN PENSIOEN-
UW WERKNEMERS OVERLIJDT.
Pensioen 59
3.1 INLEIDING
De Pensioenwet is op 1 januari 2007 in werking getreden. Deze wet heeft een grote
impact voor werkgevers en werknemers. Sinds 1 januari 2009 zijn pensioenfondsen en
verzekeraars verplicht werknemers en gepensioneerden te informeren in hoeverre aan-
spraken of rechten meegroeien met de gestegen prijzen.
Deze verplichting geldt alleen voor uitkeringsovereenkomsten (een pensioenregeling
waarbij de uitkering op de pensioendatum vaststaat).
60 Inleiding
Is eenmaal een pensioenvoorziening tot stand gekomen, dan moet deze aan
een aantal wettelijke voorwaarden voldoen. Deze waarborgen dat eenmaal
gedane pensioentoezeggingen ook worden nagekomen.
PENSIOENOVEREENKOMSTEN
De Pensioenwet onderscheidt drie soorten pensioenovereenkomsten (‘karakters’):
De uitkeringsovereenkomst
Een pensioen waarbij de uitkering op de pensioendatum vaststaat. Hieronder valt de
eindloon- en middelloonregeling.
De kapitaalovereenkomst
Bij dit pensioen staat alleen de hoogte van het kapitaal op de pensioendatum vast.
Inleiding 61
De premieovereenkomst
Hierbij staat alleen de hoogte van de premie vast.
FISCALE ASPECTEN
Pensioenen zijn, zo noemt men het, fiscaal gefacilieerd. Dit betekent dat pensioen-
verzekeringen fiscaal vriendelijk behandeld worden.
STICHTING FVP
De Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) levert onder voor-
waarden kosteloos een bijdrage aan de beperking van de pensioenbreuk bij werkloos-
heid. Als een werknemer van 40 jaar of ouder werkloos wordt, dan kan hij mogelijk
gebruikmaken van deze regeling.
62 Inleiding
Veelgestelde vragen
Inleiding 63
64 Inleiding
Inleiding 65
3.2 PENSIOENSOORTEN
Elke pensioenvorm, in de betekenis van een periodieke uitkering, is gericht op het ver-
schaffen van een inkomen na een bepaalde gebeurtenis. Veel mensen denken bij het
begrip ‘pensioen’ alleen aan een ouderdomspensioen. Maar er zijn ook nog andere
gebeurtenissen die een pensioenuitkering tot gevolg hebben. Bijvoorbeeld arbeids-
ongeschiktheid of overlijden van een werknemer. Hiervoor bestaan ook wettelijke
voorzieningen. Dit zijn echter niet meer dan bodemvoorzieningen. Daarom zorgt de
werkgever vaak voor aanvullende voorzieningen, hetzij ingebouwd in een pensioen-
regeling, hetzij via speciale verzekeringen.
AOW
Het kabinet besloot in oktober 2009 de AOW te verhogen naar 67 jaar. De verhoging
zal in stappen worden genomen. In 2020 is de AOW-gerechtigde leeftijd 66 jaar. In
2025 wordt dit 67 jaar. Voor mensen die een “zwaar beroep” hebben uitgeoefend zal
een uitzondering worden gemaakt, waardoor zij alsnog met 65 jaar kunnen stoppen
met werken. Welke beroepsgroepen voor een dergelijke uitzondering in aanmerking
komen is vooralsnog niet bekend. Door de val van het kabinet staan de bovenstaande
plannen echter weer ter discussie.
OUDERDOMSPENSIOEN
Dit is de bekendste pensioensoort: een inkomensvoorziening voor de werknemer
vanaf de pensioenleeftijd tot het overlijden. Met de inwerkingtreding van de Wet aan-
passing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (Wet
VPL) moet de opbouw gericht zijn op een pensioeningangsleeftijd van 65 jaar. Voor de
opbouw van het ouderdomspensioen geldt als uitgangspunt dat in ten minste 35 jaar
een pensioen, inclusief AOW-uitkering, kan worden bereikt van 70% van het laatst
vastgestelde pensioengevend salaris. Alleen in uitzonderlijke gevallen kan het voor-
komen dat de norm van 70%-eindloon wordt overschreden. Door bijvoorbeeld beleg-
gingswinst, kan, afhankelijk van de soort pensioenregeling, een hoger pensioen ont-
staan. Dat is toegestaan, maar tot maximaal 100% van het laatste pensioengevend
66 Pensioensoorten
salaris. Pensioengevend salaris is dat deel van het salaris waarover pensioen wordt
opgebouwd. In pensioenregelingen kan de mogelijkheid zijn opgenomen de ingangs-
datum uit te stellen tot uiterlijk 70 jaar.
OVERBRUGGINGSPENSIOEN EN PREPENSIOEN
Het overbruggingspensioen is een tijdelijk ouderdomspensioen dat tegelijk met het
ouderdomspensioen ingaat en uiterlijk eindigt bij het bereiken van de 65-jarige leef-
tijd. Het overbruggingspensioen dient ter compensatie van de AOW en de sociale
premies in de periode tot de 65-jarige leeftijd.
Het prepensioen is een tijdelijk ouderdomspensioen dat normaal gesproken wordt uit-
gekeerd, vergelijkbaar met de VUT, in de periode voorafgaande aan het ouderdoms-
pensioen. Het prepensioen moet uiterlijk eindigen bij het bereiken van de 65-jarige
leeftijd. Het verschil tussen een VUT-regeling en een prepensioenregeling is dat het
prepensioen opgebouwd wordt per individuele werknemer (met bijdragen afgestemd
op de werknemer), terwijl de financiering van de VUT-regeling over alle werknemers
wordt omgeslagen. Een voordeel van een prepensioenregeling ten opzichte van ver-
vroeging van de pensioenleeftijd in de hoofdregeling is dat het prepensioen sneller (in
minimaal tien jaar) mag worden opgebouwd. Tot 1 januari 2005 was het prepensioen
een aparte regeling die mocht worden ingevoerd ter vervanging of in de plaats van
een VUT-regeling.
Ook voor VUT-regelingen geldt sinds 1 januari 2006 een nieuw fiscaal
regime. VUT-regelingen die vanaf 1 januari 2005 in werking treden, worden
niet meer fiscaal gefacilieerd. Voor deelnemers geboren vóór 1 januari 1950
bestaat de mogelijkheid de VUT-regeling fiscaal gefacilieerd voort te zetten.
Voorwaarde is dan wel dat deze uitkering wordt herrekend als de VUT-uit-
kering op een latere datum ingaat dan de in de regeling vastgestelde datum
(de zogenaamde SpaarVUT).
Pensioensoorten 67
40-DEELNEMINGSJARENPENSIOEN
Een relatief nieuwe pensioenvorm is het 40-deelnemingsjarenpensioen. Dat is in het
leven geroepen om de verdwijning van het overbruggingspensioen te compenseren.
Dit is een pensioen dat toegezegd mag worden aan de werknemer die 40 deel-
nemingsjaren heeft. Die werknemer mag op 63-jarige leeftijd met pensioen. Het
ouderdomspensioen, dat in de regel ingaat op het moment dat de werknemer de
65-jarige leeftijd bereikt, zal de eerdere ingang van het pensioen actuarieel herrekend
worden. Het pensioen wordt hierdoor aanzienlijk lager, zeker als ook nog wordt voor-
zien in een AOW-overbrugging. Het 40-deelnemingsjarenpensioen is een levenslang
pensioen dat het ouderdomspensioen aanvult tot 70%. Het pensioen moet gelijktijdig
met het ouderdomspensioen ingaan.
PARTNERPENSIOEN
Dit is een inkomensvoorziening voor de partner van de overleden werknemer. Het
partnerpensioen gaat in op het moment dat de werknemer overlijdt. De hoogte van
het partnerpensioen is in het algemeen niet meer dan 70% van het ouderdoms-
pensioen. Maximaal mag tot 70% van het pensioengevend loon verzekerd zijn.
NABESTAANDENOVERBRUGGINGSPENSIOEN
Dit is een inkomensvoorziening die het partner- dan wel het wezenpensioen aanvult in
verband met het ontbreken van een Anw-uitkering (Anw-hiaat) en met het verschil in
verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het partnerpensioen voor en na
de 65-jarige leeftijd.
WEZENPENSIOEN
Dit is een tijdelijke inkomensvoorziening voor (adoptie)kinderen, pleegkinderen en
stiefkinderen van een overleden werknemer die – fiscaal gezien – maximaal tot dertig
jaar mag worden toegekend. In de praktijk komt in pensioenregelingen vaak een toe-
zegging tot 18 jaar voor, eventueel met een verlenging tot het eind van de studie (tot
maximaal 27 jaar). Het wezenpensioen voor een zogenaamde ‘halve’ wees (een kind
van wie nog één ouder in leven is) is maximaal 14% van het te bereiken ouderdoms-
pensioen; voor een volle wees geldt een maximum van 28%. Als absolute bovengrens
geldt dat het wezenpensioen nooit meer kan bedragen dan 14% respectievelijk 28%
van het (bereikbare) pensioengevend loon.
Er geldt geen maximum voor het aantal kinderen waarvoor een wezenpensioen kan
worden toegezegd. Ook voor wezen geldt dat – in aanvulling op het wezenpensioen –
een nabestaandenoverbruggingspensioen verzekerd kan worden.
Zowel het wezenpensioen als het nabestaandenoverbruggingspensioen moeten
ingaan onmiddellijk na het overlijden van de werknemer respectievelijk na het beëin-
digen van de Anw-uitkering. De uitkeringen eindigen uiterlijk op de datum dat het
kind de leeftijd van dertig jaar bereikt of zoveel eerder als bepaald in de overeenkomst.
68 Pensioensoorten
ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN
Dit is een inkomensvoorziening bij arbeidsongeschiktheid van de werknemer (zie ook
hoofdstuk 4).
LEVENSLOOPREGELING
Sinds 2006 hebben werknemers een wettelijk recht een levenslooptegoed op te
bouwen via deelname aan een levensloopregeling. Dit tegoed mag, binnen de fiscale
grenzen, worden gebruikt als aanvulling op het pensioen. Meer informatie over de
levensloopregeling vindt u in paragraaf 2.6.
Veelgestelde vragen
Pensioensoorten 69
Naast het pensioengat is er ook het AOW-gat. Tot nu toe hebben werkne-
mers vanaf hun 65e jaar recht op een AOW-uitkering met een inkomens-
afhankelijke toeslag als ze een jongere partner hebben met weinig of geen
inkomen. Per 2015 vervalt deze toeslag. U kunt hier in de collectieve
pensioenregeling die u uw werknemers biedt rekening mee houden, bijvoor-
beeld door uit te gaan van een niet al te hoge AOW-inbouw.
Een AOW-gat kan ook ontstaan wanneer Nederlanders naar het buitenland
vertrekken en geen premie betalen of buitenlanders die pas op latere leeftijd
in Nederland komen werken en daarmee een aantal jaren premiebetaling
hebben gemist.
5) Wat is waardeoverdracht?
Een nieuwe werknemer kan al eerder elders deelnemer zijn geweest in
een pensioenregeling. Deze werknemer kan ervoor kiezen de waarde van
de elders opgebouwde aanspraken in te brengen in de pensioenregeling
waaronder hij bij u valt.
70 Pensioensoorten
6) Ik wil een ander bedrijf overnemen. Waar moet ik als werkgever rekening
mee houden op het gebied van pensioenen?
De pensioenrechten van de werknemers van de over te nemen partij zijn
beschermd. Dat betekent dat zij hun pensioenrechten behouden als uw
bedrijf zelf geen andere pensioenregeling heeft. Heeft uw bedrijf zelf ook
een pensioenregeling? Dan kunt u die ook aanbieden aan de overgeno-
men werknemers. U kunt er eveneens voor kiezen hun pensioenregeling
in stand te houden. Laat u door verschillende deskundigen echter goed
voorlichten over de mogelijkheden, de voor- en nadelen en uiteraard de
kosten!
Pensioensoorten 71
3.3 PENSIOENSYSTEMEN
EINDLOONSYSTEEM
In een eindloonregeling bouwt een deelnemer ieder jaar een stukje pensioen op.
Voor ieder jaar dat de deelnemer in dienst is geweest bij de werkgever krijgt hij aan
pen-sioen een bepaald opbouwpercentage (vaak 1,75%, maximaal 2%) van de laatst
vastgestelde pensioengrondslag. Dat betekent dat de deelnemer na 40 jaar dienst
1,75% x 40 = 70% van de pensioengrondslag aan ouderdomspensioen krijgt. In een
eindloonregeling wordt bij iedere salarisverhoging (die dus ook een verhoging van de
pensioengrondslag met zich brengt) het pensioen dat in de achterliggende jaren bij de
werkgever is opgebouwd, opgetrokken naar het nieuwe niveau van de laatst vast-
gestelde pensioengrondslag. Dat wordt de backserviceverhoging genoemd. Met name
voor oudere werknemers die al behoorlijke pensioenrechten hebben opgebouwd,
kunnen de backservicekosten na een salarisstijging oplopen.
Het voordeel van eindloonregelingen is dat dit de werknemer een grote zekerheid
geeft over de pensioenuitkering. De uitkering van deze pensioenregelingen sluit ook
goed aan op het inkomen van de werknemer voor pensionering. Het nadeel van deze
regelingen is dat de kosten moeilijk te voorspellen zijn. Het uitkeringsniveau en daar-
mee de totale kosten zijn afhankelijk van de carrièreontwikkeling en zijn dus pas op
het moment van pensionering exact bekend.
Heeft een werkgever een eindloonregeling? Dan moet hij over de backservice van een
werknemer met een hoog inkomen 15% extra belastingheffing betalen.
MIDDELLOONSYSTEEM
Bij een middelloonregeling is de pensioenuitkering gebaseerd op het gemiddeld tijdens
de loopbaan verdiende salaris. Jaarlijks krijgt de werknemer een pensioenrecht dat
gebaseerd is op het salaris dat hij verdiende in dat jaar. In tegenstelling tot een eind-
loonregeling worden bij middelloonregelingen de in het verleden opgebouwde pen-
sioenrechten niet aangepast na een salarisstijging. Dit betekent dat men in principe
niet geconfronteerd wordt met pensioenkosten over in het verleden opgebouwde
pensioenrechten. Door dit gemis aan backservicekosten kan een middelloonregeling
goedkoper uitvallen dan een eindloonregeling. De pensioenuitkering zal daarmee ook
lager zijn. Vooral werknemers met een behoorlijke carrièreontwikkeling zijn met een
72 Pensioensystemen
middelloonregeling slechter af dan met een eindloonregeling. Dit zal met name het
geval zijn als op latere leeftijd carrière wordt gemaakt.
In veel middelloonregelingen worden de in het verleden opgebouwde pensioenrechten
wel op enige wijze geïndexeerd om de opgebouwde rechten aan te passen aan bijvoor-
beeld de inflatie of de algemene loonontwikkeling. Deze pensioenregelingen worden
geïndexeerde middelloonregelingen genoemd. Door de toeslagverlening (indexatie) kan
de pensioenuitkering gelijk of zelfs hoger zijn dan bij een eindloonregeling.
Het voordeel van een middelloonregeling is dat de kosten niet afhankelijk zijn van
individuele carrièreontwikkelingen en daardoor beter beheersbaar zijn dan bij een
eindloonregeling. Uw financiële risico zal bij deze regelingen doorgaans kleiner zijn
dan bij de eindloonregelingen.
BESCHIKBARE PREMIESYSTEEM
In dit systeem wordt jaarlijks een bepaalde premie voor de pensioenregeling betaald,
bijvoorbeeld een percentage van het pensioengevend salaris. Dit percentage wordt
vaak per leeftijdsgroep van telkens vijf jaar apart vastgesteld (staffeling). De premies
worden belegd of op een renterekening gezet. Op de pensioendatum is er dan een
bepaald pensioenkapitaal beschikbaar. Dit kapitaal wordt op de pensioendatum
omgezet in een periodieke pensioenuitkering.
Het voordeel van een beschikbare premiesysteem is dat de jaarlijkse kosten exact
bekend zijn. U komt niet op een gegeven moment voor plotseling hoge kosten te
staan als gevolg van bijvoorbeeld grote carrièresprongen van de werknemer. Dit kan bij
een eindloonregeling wel het geval zijn. Het financiële risico ligt bij deze regelingen
geheel bij de werknemer. Het nadeel van een beschikbare premiesysteem is dat het
zeer moeilijk is voorspellingen te doen over het niveau van de uiteindelijke pensioen-
uitkering. Die hangt namelijk voor een groot deel af van de rendementen die op het
belegde pensioenkapitaal worden behaald. In hoeverre de pensioenuitkering ook
aansluit bij het salaris, is afhankelijk van het carrièreverloop van de werknemer.
COMBINATIEREGELINGEN
Een combinatieregeling is samengesteld uit twee of meer verschillende pensioen-
regelingen. Bekend is bijvoorbeeld de combinatieregeling bij ploegendiensttoeslagen
en bonussen: naast een eindloonregeling voor het dagdienstinkomen wordt daarbij
over het ploegendienstinkomen een middelloonpensioen toegekend. Een andere
bekende combinatieregeling is bijvoorbeeld een eindloon- of middelloonregeling tot
een zekere salarisgrens en boven die grens een beschikbare premieregeling. De voor-
naamste reden om een combinatieregeling in te voeren is vaak het beheersbaar maken
van de kosten.
Pensioensystemen 73
TOESLAGVERLENING PENSIOENRECHTEN
Om tijdens de opbouwtijd de opgebouwde pensioenaanspraken op een voldoende
peil te houden, kan periodiek een toeslag verleend worden (ook wel indexatie
genoemd). Bij een eindloonregeling gebeurt dit automatisch. De pensioenaanspraken
zijn direct aan het salaris gerelateerd. Als het salaris stijgt, worden de in het verleden
opgebouwde aanspraken opgehoogd. Bij een middelloonregeling is dit niet het geval.
Toeslagverlening van de pensioenaanspraken bij deze regeling kan op veel manieren
gebeuren. Een toeslagregeling is voorwaardelijk of onvoorwaardelijk. Bij een voor-
waardelijke toeslagregeling moet jaarlijks volgens de voorwaarden worden beoordeeld
hoe de toeslag wordt. Bij een onvoorwaardelijke toeslag is van tevoren bekend hoe
hoog de toeslag is (dit kan bijvoorbeeld een vast percentage of de stijging van het
prijs- of loonindexcijfer zijn). Binnen deze vormen zijn er weer allerlei variaties moge-
lijk. De Nederlandsche Bank heeft ook regels gesteld voor de inhoud van de toeslag-
regeling (toeslagenmatrix).
74 Pensioensystemen
ling hierbij nagenoeg niet voorkomen. Reden hiervoor is dat een onvoorwaardelijke
toeslag te kostbaar wordt door de plicht om volledig af te financieren. Ook hiervoor
geldt dat grotere werkgevers alert moeten zijn op de nieuwe standaarden voor finan-
ciële verslaglegging.
Veelgestelde vragen
Wilt u geen enkel risico lopen, dan moet u voor een pensioensysteem
kiezen waarbij de kosten vooraf goed te voorspellen en te beheersen zijn.
In dat geval is een pensioenregeling op basis van het beschikbare premie-
systeem interessant. Wilt u daarentegen uw werknemers maximale
zekerheid garanderen? Dan is een eindloonregeling voor uw bedrijf wel-
licht een betere oplossing. Het is ook mogelijk verschillende pensioen-
systemen te combineren. Een tegenwoordig veel voorkomende variant is
dat alle werknemers deelnemen aan een collectieve basisregeling uit-
gaande van het eindloon- of middelloonsysteem. Daarnaast worden zij
via een pensioenregeling gebaseerd op het beschikbare premiesysteem in
de gelegenheid gesteld vrijwillig extra pensioen op te bouwen om zo een
hogere of eerder ingaande pensioenuitkering te bewerkstelligen.
Pensioensystemen 75
76 Pensioensystemen
Eerder stoppen met werken heeft een aantal belangrijke consequenties voor
de werknemer. Als er geen VUT- of prepensioenregeling is, moet er een
behoorlijk financieel gat worden gedicht. Eerder stoppen met werken bete-
kent in principe ook dat de pensioenopbouw stopt; de pensioenuitkering is
lager en er is nog geen AOW-uitkering, want die gaat vooralsnog op
65-jarige leeftijd in. Ten slotte moet ook rekening worden gehouden met
hogere sociale premies vóór het 65e jaar.
Flexibele pensioenelementen 77
3) Deeltijdpensionering
Ook kunt u een vorm van deeltijdpensioen invoeren. Oudere werknemers krijgen
op die manier de kans het iets rustiger aan te doen, terwijl toch hun ervaring en
expertise voor uw bedrijf behouden blijven. Deeltijdpensioen (bijvoorbeeld vanaf
62 jaar) is uiteraard veel eenvoudiger te financieren dan een volledig prepensioen.
Bovendien is het een uitstekend instrument voor uw ouderenbeleid.
4) Keuzerecht partnerpensioen
In veel pensioenregelingen is standaard een partnerpensioen verzekerd, ook voor
mensen die geen partner hebben of die geen partnerpensioen nodig hebben.
De verplichte verzekering van een partnerpensioen stuitte echter op steeds meer
bezwaren. Daarom is sinds 1 januari 2002 wettelijk geregeld dat, als er een
partnerpensioen is opgenomen in de pensioenregeling, met uitzondering van een
partnerpensioen op risicobasis, werknemers bij pensioeningang moeten kunnen
kiezen voor dat partnerpensioen of voor een hoger of eerder ingaand ouderdoms-
pensioen.
Als een deelnemer besluit het partnerpensioen in te ruilen voor een hoger of
eerder ingaand ouderdomspensioen, dan moet de partner hiermee instem-
men. Dat geldt voor gehuwden en voor geregistreerde en ongeregistreerde
partners. Voorwaarde is wel dat de partner aangemeld is bij de pensioenuit-
voerder.
Het is daarnaast mogelijk voor werknemers die vóór hun 65e jaar met pen-
sioen willen, een hoger pensioen aan te kopen om het gemis aan AOW te
compenseren. In dat geval mag de hoogste en laagste uitkering wel meer
verschillen dan 100:75.
78 Flexibele pensioenelementen
6) Demotie
Het is mogelijk als werkgever in de pensioenregeling op te nemen dat als een
werknemer een salarisverlaging krijgt als gevolg van het terugtreden naar een lager
gekwalificeerde functie (demotie) voor de pensioenopbouw blijft uitgaan van het
salaris van voor de salarisverlaging. Hierbij geldt wel de voorwaarde dat deze demo-
tie plaatsvindt in de periode van tien jaar direct voorafgaand aan de in de pensioen-
regeling vastgestelde pensioendatum.
7) Vrijwillige pensioenaanvulling
Deze vorm van investeren in pensioen wordt steeds belangrijker. Zeker nu de
overheid allerlei andere manieren om voor later te sparen, bijvoorbeeld om eerder
te stoppen met werken, rigoureus heeft ingeperkt. Uw werknemers kunnen ook
levensloop gebruiken om hun pensioen aan te vullen.
Flexibele pensioenelementen 79
Had de werknemer op het moment van overlijden recht op een ziekte- of arbeids-
ongeschiktheidsuitkering? Dan neemt Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
(UWV) de verplichting over om een overlijdensuitkering te betalen. U mag deze
uitkering in mindering brengen op de door u te betalen overlijdensuitkering.
Uw plicht een overlijdensuitkering te verstrekken, bestaat alleen als er sprake was van
een echte arbeidsovereenkomst. Als er alleen een overeenkomst tot opdracht bestond,
zoals veelal het geval bij freelancewerkzaamheden, bestaat die plicht niet. Onder
voorwaarden kan er mogelijk wel een aanspraak bestaan op een overlijdensuitkering
krachtens de Ziektewet, te verstrekken door UWV. Bij uitzendkrachten moet het uit-
zendbureau de overlijdensuitkering betalen.
ONBELASTE VERGOEDING
Van de fiscus mag u bij overlijden van de werknemer (maar ook bij het
overlijden van zijn partner of een van de kinderen) maximaal driemaal het
maandloon extra onbelast uitbetalen. Op grond van het Burgerlijk Wetboek
moet u minimaal één maandloon na het overlijden van de werknemer door-
betalen.
Onder maandloon wordt verstaan het brutoloon plus 1/12e deel van de andere
vast overeengekomen beloningen (bijvoorbeeld vakantiebijslag, dertiende
maand). Bijzondere beloningen en tantièmes blijven buiten beschouwing.
NABESTAANDENUITKERING
Als de werknemer overlijdt, kan de partner recht hebben op een uitkering op basis van
In veel gevallen zal de wet bij overlijden geen uitkering verstrekken omdat niet aan de
voorwaarden wordt voldaan. In collectieve pensioenregelingen wordt vaak nog steeds
verondersteld dat de partner een basisuitkering krijgt van de overheid. In individuele
gevallen zal dus behoefte zijn aan een vervangende basisverzekering voor het geval de
overheid niet uitkeert (Anw-hiaatverzekering).
Checklist nabestaandenvoorziening
Een goed partnerpensioen geeft zekerheid. U kunt dit op verschillende manieren voor
uw werknemers regelen. Stel uzelf de volgende vragen:
– Zijn er werknemers bij mij in dienst met een partner en/of kinderen?
– Kies ik voor een nabestaandenvoorziening als onderdeel van de pensioenregeling of
voor een aparte ‘losstaande’ nabestaandenvoorziening?
Veelgestelde vragen
5) Wat is het fiscale voordeel voor de werknemer als hij via de werkgever
deelneemt aan een Anw-hiaatverzekering?
De door de werknemer verschuldigde premies worden maandelijks inge-
houden op zijn brutoloon, dus dit kost de werknemer netto minder. De
uitkeringen zijn in dat geval wel belast. Als de werknemer privé een
ANW-hiaatverzekering sluit, zijn de premies niet aftrekbaar: de uitkerin-
gen zijn in dat geval ook niet belast.
DEELTIJDPENSIOEN
Soms biedt de pensioenregeling de mogelijkheid in deeltijd met pensioen te gaan. Dan
kan de werknemer voor een gedeelte van de werkweek het pensioen laten ingaan en
het andere gedeelte blijven werken.
Veelgestelde vragen
Wet- en regelgeving
Algemene nabestaandenwet
Burgerlijk Wetboek, art. 7:646 en 7:647
Burgerlijk Wetboek, art. 7:674 en 7:675
Pensioenwet
Vierde EG-richtlijn
Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie
levensloopregeling (Wet VPL)
Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds
Wet fiscale behandeling pensioenen
Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen, o.a. art. 2
Wet op de loonbelasting 1964
Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965
Bedrijfspensioenreglement
Cao
Relevante boeken
Beek, J. van, De nieuwe Pensioenwet, Kluwer
Doornik, P.F. e.a., Antwoordenboek Pensioenen, Kluwer
C. Dekkers (MFP FFP) en dr. S. Terwee (MFP), Praktijkgids Pensioenen 2009,
Kluwer
Schuurman, B.G.J., Wet Fiscale behandeling van pensioen in de praktijk,
Reed Business Information
Stevens, L.G.M., Pensioen in de loonsfeer, Kluwer
Stevens, L.G.M., Belastingpraktijkboek voor de werkgever, Kluwer
Elsevier Pensioen Almanak, Reed Business Information
Dommerholt, M., Tekst & Commentaar Pensioenrecht, Kluwer
Relevante internetsites
www.centraalbeheer.nl
www.kennisring.nl
www.opf.nl
www.belastingdienst.nl
www.pensioenkijker.nl
www.svb.nl
www.tql.nl
www.vb.nl
www.verzekeraars.nl
ZOWEL BINNEN ALS BUITEN HET EIGEN BEDRIJF. OOK DE WERKNEMER HEEFT
4.1 ZIEKTE
Met de Wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte (Wulbz) is de Ziektewet
grotendeels geprivatiseerd en moeten werkgevers zelf de kosten van het ziekteverzuim
dragen. De loondoorbetalingsplicht bij ziekte is twee jaar.
De wet bepaalt dat wanneer een werknemer ziek wordt, u gedurende 104
weken ten minste 70% van het (gemaximeerde) jaarloon moet doorbetalen.
In totaal dus ten minste 140% van het (gemaximeerde) jaarloon.
Voor het eerste ziektejaar geldt bovendien dat deze loondoorbetaling
minimaal het wettelijk minimumloon moet bedragen.
Bij de berekening van het loon tijdens ziekte geldt een maximumdagloon. Het maxi-
mumdagloon voor de berekening van de Ziektewet-, WAO-, WIA- en WW-uitkeringen
is per 1 januari 2010 vastgesteld op € 186,65. De wettelijke loondoorbetalingsver-
plichting is dus gemaximeerd tot 70% van € 186,65 = € 130,66 per dag.
88 Ziekte
Ziekte 89
Bij overtreding van de regels bij ziekmelding geldt een boete van maximaal
€ 455,- per werknemer.
– week 44: UWV stuurt een brief met herinnering naar de werkgever en de werk-
nemer. In deze brief worden de partijen gewezen op de verplichte evaluatie van
de re-integratieinspanningen in het eerste ziektejaar en de mogelijkheden voor
re-integratie.
– week 46-52: U stelt samen met de werknemer de eerstejaarsevaluatie op.
– week 86: U stelt samen met de werknemer een verslag van de re-integratie-
inspanningen op.
– week 87: De werknemer ontvangt een WIA-aanvraagformulier van UWV.
U ontvangt het verzoek van UWV om loongegevens aan te leveren.
– week 90: De laatste week om tijdig de WIA-aanvraag bij UWV in te dienen.
De werknemer stuurt het re-integratieverslag mee met de uitkeringsaanvraag.
– week 91: UWV beoordeelt vanaf week 91 of er voldoende re-integratie-
inspanningen zijn verricht en of de werknemer recht heeft op een WIA-uitkering.
SANCTIES
Als UWV de re-integratie-inspanningen onvoldoende acht, kan het een sanctie opleggen.
90 Ziekte
UITSTELMOGELIJKHEID ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSKEURING
Het is mogelijk op gezamenlijk verzoek van werkgever en werknemer de wachttijd
voor de arbeidsongeschiktheidsuitkering te verlengen. De keuring kan dan worden uit-
gesteld, terwijl uw loondoorbetalingsplicht van kracht blijft. Er geldt geen maximum
meer voor vrijwillig uitstel van de arbeidsongeschiktheidskeuring.
SECOND OPINION
Zowel de werknemer als u kan een second opinion aanvragen over de volgende vragen:
1) of een werknemer al dan niet ziek is (en of er dus loon moet worden doorbetaald);
2) of er wel of niet passende arbeid aanwezig is;
3) of u of de werknemer zich wel voldoende heeft ingespannen voor re-integratie. Een
second opinion van UWV is geen bindende uitspraak, maar u staat hiermee wel
sterker in een eventuele procedure bij een kantonrechter.
Ziekte 91
– U maakt samen met de werknemer een plan van aanpak voor herstel en
re-integratie, op basis van het bedrijfsartsadvies. Dit plan evalueert u
regelmatig en stelt u zo nodig bij. Als er echt geen mogelijkheden zijn voor
terugkeer op het werk maakt u ook zo’n plan, alleen minder uitgebreid.
– In het plan van aanpak maakt u afspraken over het casemanagement voor de
uitvoering van het plan en de onderlinge contacten met de diverse betrokke-
nen. De casemanager kan iemand zijn binnen de organisatie, bijvoorbeeld de
leidinggevende of iemand van P&O. Het kan ook iemand van buiten de
organisatie zijn, zoals een medewerker van de arbodienstverlener of iemand
van het re-integratiebedrijf.
– Uiterlijk met 42 weken ziekte moet de verplichte ziekmelding bij UWV plaats-
vinden (niet eerder en niet later). Hierdoor hoeven werkgevers minder vaak een
werknemer ziek te melden en scheelt dit aanzienlijk in administratieve lasten.
Sanctie: doet u de melding later, dan kunt u een boete van maximaal € 455,-
krijgen.
– U legt een re-integratiedossier aan waarin onder meer alle gemaakte afspraken
en ondernomen activiteiten gericht op herstel en re-integratie staan.
– U evalueert in de achtste maand samen met de werknemer de re-integratie-
inspanningen tot dat moment. Zo nodig wijzigt u het plan van aanpak.
– De werknemer dient na 21 maanden het re-integratieverslag samen met de
WIA-aanvraag in bij UWV. UWV beoordeelt op basis van het verslag of u
genoeg heeft gedaan om de werknemer te re-integreren, en of de werknemer
voldoende heeft meegewerkt aan re-integratie. Als dat niet het geval is, kunt u
verplicht worden het loon nog maximaal 52 weken door te betalen.
– U kunt samen met de zieke werknemer een verzoek indienen bij UWV om de
wachttijd voor de WIA te verlengen. De loondoorbetalingsplicht blijft tijdens de
verlengde wachttijd van kracht.
Stel een verzuimprotocol op, met regels waar de werknemer zich aan moet
houden in geval van ziekte. Maak dit protocol bekend aan de werknemers.
92 Ziekte
Elk bedrijf kan zijn werknemers onder een collectief contract verzekeren, ongeacht de
grootte van het bedrijf. Omdat het een collectieve verzekering is, vallen nieuwe werk-
nemers automatisch onder de dekking. Als u een verzekering wilt sluiten, moet u wel
inzicht geven in de verzuimcijfers van uw organisatie. U kunt voor een uitgebreide ver-
zekering kiezen waarbij het individuele ziektewetrisico van iedere werknemer binnen de
collectiviteit is verzekerd. Deze verzekeringsvorm (de conventionele verzekering) is met
name geschikt voor kleinere bedrijven. Het is ook mogelijk een minder uitgebreide ver-
zekering te nemen waarbij de verzekeraar pas uitkeert als het schadebedrag (de jaar-
kosten van het ziekteverzuim) boven een van tevoren vastgesteld jaarbedrag uitkomt.
De uitkering is dan gelijk aan het verschil tussen het schadebedrag en het vastgestelde
jaarbedrag. Deze verzekeringsvorm wordt de ‘stop loss-verzekering’ genoemd.
Ziekte 93
ZIEKTEWETUITKERING
U bent verplicht het loon van zieke werknemers twee jaar lang door te betalen als zij
een arbeidsovereenkomst hebben. Maar voor werknemers met een tijdelijke arbeids-
overeenkomst van wie het arbeidscontract tijdens deze ziekteperiode afloopt, geldt de
Ziektewet (ZW). UWV betaalt dan het ziekengeld vanaf het moment dat de werk-
nemer niet meer bij u in dienst is.
U moet voor tijdelijke werknemers die langer dan zes weken ziek zijn voordat hun
contract afloopt wel een re-integratieverslag maken en dat aan de werknemer
verstrekken. Werknemers die in het weekeinde werken en ziek worden op zaterdag of
zondag krijgen ook ziekengeld. Dit geldt ook voor uitzendkrachten die alleen op door-
deweekse dagen werken en op deze dagen ziek worden. Hierdoor wordt ongeacht de
dag ziekengeld uitgekeerd.
Nawerking geldt niet voor oproepkrachten die werken op basis van een nulurenover-
eenkomst of een andere vorm van een oproepovereenkomst met uitgestelde prestatie-
plicht. Zolang de arbeidsovereenkomst doorloopt, moet u bij ziekte het loon door-
betalen. De nawerking is nog wel van belang voor oproepkrachten die werken op
basis van een voorovereenkomst.
94 Ziekte
Bij oproepkrachten die werken op basis van een overeenkomst met uitge-
stelde prestatieplicht kan een arbeidsovereenkomst ontstaan als de oproep-
kracht voor een langere periode volgens een zeer regelmatig arbeidspatroon
tegen betaling arbeid heeft verricht. Doorgaans wordt een periode van
minimaal drie maanden aangenomen waarin de oproepkracht wekelijks, dan
wel gedurende ten minste twintig uur in de maand tegen beloning heeft
gewerkt. Er ontstaat dan een rechtsvermoeden van het bestaan van een
arbeidsovereenkomst voor een bepaald aantal uren. In dat geval kan de
werknemer aanspraak maken op loondoorbetaling voor het gemiddelde
aantal uren dat hij over de voorgaande drie maanden heeft gewerkt en zich
op het standpunt stellen dat een vast dienstverband is ontstaan. Deze refer-
teperiode kan naar gelang de specifieke omstandigheden worden verlengd.
Bijvoorbeeld als er sprake is van seizoengerelateerde arbeid, met een pieksei-
zoen in de zomermaanden. Een en ander hangt af van de feitelijke situatie
en de bijzondere omstandigheden van het geval. De hoogte van het loon
wordt gebaseerd op het ‘rechtsvermoeden omtrent de omvang van de afge-
sproken arbeid’. Als u het hiermee niet eens bent, moet u dit vermoeden
weerleggen.
Ziekte 95
vordering (eventueel bij de rechter) wordt afgewezen, zal hij een beroep op UWV kun-
nen doen. Het is daarom van belang dat als u besluit te werken met oproepkrachten
de afspraken met de oproepkracht zeer duidelijk vast te leggen en aan te passen
indien nodig, zodat de feitelijke situatie overeen blijft komen met de op papier vastge-
legde afspraken tussen u en uw werknemer.
Als een werknemer ziek of zwanger wordt, dan hoeft de werkgever geen
loongegevens door te geven aan UWV. UWV vraagt deze informatie direct
op bij de Belastingdienst.
Een zwangere werkneemster heeft bij ziekte voorafgaand aan het zwangerschapsver-
lof recht op ziekengeld als deze ziekte verband houdt met de zwangerschap. Hetzelfde
geldt als zij aansluitend aan het bevallingsverlof ziek is om een reden die verband
houdt met de zwangerschap of de bevalling. Het ziekengeld kan doorlopen tot maxi-
maal 104 weken na de bevalling. In al deze situaties is het ziekengeld 100% van het
dagloon (ten hoogste het maximumdagloon van € 186,65). Het ziekengeld wordt toe-
gekend vanaf de eerste dag van de ongeschiktheid tot de eerste dag na herstel (geen
wachtdagen).
Veelgestelde vragen
96 Ziekte
Voorbeeld
Uw medewerker wordt op 2 juni 2009 ziek en meldt zich op 16 juni weer beter.
Op 29 juni 2009 meldt de medewerker zich opnieuw ziek. Dat is dus binnen
vier weken en dit betekent dat uw loondoorbetalingsverplichting geldt vanaf
2 juni 2009 en niet vanaf 29 juni 2009.
2) De eerste twee ziektedagen zijn bij ons voor rekening van de werknemer.
Hoe zit dat als hij binnen vier weken opnieuw ziek wordt?
Ook dan geldt dat de ziekteperioden worden samengeteld. In die situatie
kunnen dus niet opnieuw twee dagen voor rekening van de werknemer
worden gebracht.
3) Ik heb een zieke werknemer met een jaarcontract. Dat contract eindigt
binnenkort. Moet ik dan toch blijven doorbetalen?
Nee, de loondoorbetalingsverplichting geldt alleen wanneer er een
arbeidsovereenkomst is. Als de arbeidsovereenkomst eindigt terwijl de
werknemer ziek is, houdt de verplichting tot loondoorbetaling op. De
zieke werknemer kan dan ziekengeld aanvragen bij UWV. U moet de
betreffende werknemer op de laatste dag van het dienstverband voor
bepaalde tijd ziek uit dienst melden bij UWV.
Valt de laatste dag van het dienstverband in het weekend, dan moet u de
werknemer op de vrijdag ervoor bij UWV melden.
Ziekte 97
5) Hoe wordt bij een werknemer met een min-maxcontract de hoogte van
het door te betalen loon bepaald?
Een min-maxcontract is een mix van een deeltijdarbeidsovereenkomst en
een oproepovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht. Hierin is afge-
sproken dat de werknemer in een periode minimaal een vastgesteld aan-
tal uren werkt. Voor dit aantal uren is er geen verschil met een gewone
arbeidsovereenkomst. Voor de uren boven dit minimumaantal heeft de
arbeidsovereenkomst een oproepkarakter en zal de werknemer dus ook
pas werken nadat hij daartoe door u is opgeroepen. Bij een dergelijk con-
tract kunt u in principe uitgaan van het overeengekomen minimum aan-
tal uren per week of per maand, tenzij duidelijk is dat de werknemer – als
hij niet ziek was geworden – meer uren dan het minimum gewerkt zou
hebben. Bijvoorbeeld als hij al voor meer uren was ingeroosterd. Ook kan
uit het arbeidspatroon over een periode van enkele weken of maanden
blijken dat hij meer uren werkt dan het overeengekomen minimum.
6) Als een oproepkracht tussen twee oproepen in ziek wordt, heeft hij dan
recht op doorbetaling?
Nee, hij heeft geen recht op loondoorbetaling en ook niet op ziekengeld
van UWV. Wordt hij ziek tijdens een werkperiode, dan bestaat recht op
70% van het loon dat gedurende de oproep verdiend zou zijn. Is hij na
afloop van de periode dat de oproep geduurd zou hebben nog ziek, dan
heeft hij in sommige gevallen recht op ziekengeld van UWV.
UWV zal bij een oproepkracht die werkt op basis van een voorovereenkomst
wel nagaan of er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan.
Dat is, tenzij in de cao anders is bepaald, het geval als meer dan drie oproe-
pen elkaar hebben opgevolgd zonder onderbreking van meer dan drie
maanden. Als er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan,
moet u bij ziekte het loon doorbetalen.
98 Ziekte
haar zwangerschap. Dit geldt ook voor ziekte als gevolg van de bevalling
na afloop van het bevallingsverlof. De Ziektewetuitkering mag u op het
loon in mindering brengen.
9) Ik heb een aantal maatregelen getroffen zodat een zieke werknemer toch
in staat is passend werk te doen, maar de werknemer weigert om ondui-
delijke redenen. Hoe zit het nu met de loondoorbetalingsplicht?
Een werknemer die zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan
uw redelijke voorschriften of getroffen maatregelen waardoor hij passend
werk zou kunnen doen, heeft geen recht op doorbetaling van loon.
Immers: geen arbeid is geen loon. In geval van twijfel kunt u voordat u
overgaat tot een loonsanctie een second opinion aanvragen bij UWV.
10) Een werknemer heeft twee maanden onbetaald verlof. Heeft hij recht op
loon of ziekengeld als hij in deze periode ziek wordt?
Als een werknemer tijdens een periode van onbetaald verlof ziek wordt,
heeft hij geen recht op loon of ziekengeld. Als hij na afloop van de verlof-
periode nog steeds ziek is, heeft hij vanaf dat moment recht op loondoor-
betaling bij ziekte.
Ziekte 99
14) Ik heb aan een medewerker die vaak uitvalt door sportblessures gevraagd
of hij wil stoppen met de sport die hij beoefent. Dit doet hij niet en nu zit
hij weer thuis om dezelfde reden. Mag ik de loonbetaling stopzetten?
Nee, u moet altijd voldoen aan de wettelijke loondoorbetalingsverplich-
ting, zolang de werknemer niet met opzet ziek wordt. Opzet wordt
vrijwel nooit aangenomen in de rechtspraak. Het enkele feit dat een
werknemer zich blootstelt aan een risicovolle activiteit en daarmee aan
de reële kans om wegens ziekte arbeidsongeschikt te raken, is onvol-
doende om aan te nemen dat sprake is van opzet. Wel heeft de rechter
in een specifieke kwestie overwogen dat een werknemer die echt te veel
risico neemt in bepaalde gevallen na enkele waarschuwingen zijn recht
op de bovenwettelijke doorbetaling die bijvoorbeeld in een cao is opge-
nomen kan verliezen. Het ging hier niet om opzet maar om ‘schuld en
toedoen’ van de werknemer. Dat wil zeggen dat u een eventuele cao-
aanvulling in zo’n geval kunt stopzetten. De cao-partijen zijn gerechtigd
voorwaarden te stellen voor de toekenning van een dergelijke (extra)
aanspraak. De sanctie moet dan wel duidelijk zijn en zijn opgenomen in
een cao of in de individuele arbeidsovereenkomst.
100 Ziekte
4.2 ZIEKTEKOSTEN
Alle Nederlandse burgers zijn verplicht zich te verzekeren tegen ziektekosten op grond
van de Zorgverzekeringswet.
BASISPAKKET
De zorgverzekering heeft een (wettelijk vastgesteld) basispakket. Het basispakket
bevat voor alle verzekerden dezelfde onderdelen. Een verschil kan bestaan in de wijze
van vergoeden. Een polis met vooraf gecontracteerde zorg (naturapolis), een polis met
kostenvergoeding (restitutiepolis) of een combinatie daarvan. Ook is het mogelijk een
vrijwillig eigen risico te kiezen. De verzekerde kan kiezen voor een vrijwillig eigen risico
van € 100,- tot € 500,- bovenop het verplicht gestelde eigen risico van € 165,-. De
zorgverzekeraar bepaalt daarbij zelf de bijbehorende kortingen. De zorgverzekeraar
kan ook premiekortingen aanbieden voor collectieve contracten.
VERZEKERINGSPLICHT
In beginsel zijn alle ingezetenen van Nederland voor het basispakket verzekerd. Ook
buitenlanders die rechtmatig in Nederland wonen en werken of Nederlanders die in
het buitenland wonen, maar in Nederland belastingplichtig zijn, zijn verzekeringsplich-
tig volgens de Zorgverzekeringswet. Uitzondering hierop vormen gemoedsbezwaarden
en militairen in actieve dienst.
U vergoedt voor alle werknemers de inkomensafhankelijke bijdrage. Deze vergoeding
wordt door de fiscus als loon aangemerkt. Over de vergoeding is daarom loonheffing
verschuldigd. Werknemers moeten zich zelf aanmelden bij een verzekeraar.
AANVULLENDE VERZEKERING
Zorgverzekeraars kunnen in aanvulling op het basispakket aanvullende verzekeringen
aanbieden. De inhoud en voorwaarden van de aanvullende verzekeringen bepalen de
zorgverzekeraars zelf.
Ziektekosten 101
Een aanvullende verzekering kan ook deel uitmaken van een collectief
contract dat u als werkgever sluit met een zorgverzekeraar. Met een hoge
deelname aan een collectief contract bent u beter in staat een eenduidig
preventie-, verzuim- en re-integratiebeleid te voeren. Op die manier kunt u
ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid beter terugdringen.
NOMINALE PREMIE
Iedereen vanaf 18 jaar betaalt een nominale premie aan de zorgverzekeraar. De premie
verschilt per verzekeraar en per verzekering.
INKOMENSAFHANKELIJKE BIJDRAGE
Behalve de nominale premie moet men een inkomensafhankelijke bijdrage betalen
over zijn bijdrage-inkomen. Het bijdrage-inkomen kan bestaan uit de volgende
bestanddelen:
– belastbare winst uit onderneming;
– inkomsten uit tegenwoordige of vroegere arbeid;
– belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden; en
– belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen.
Deze vergoeding behoort tot het fiscale loon van de werknemer. De werknemer is
daarover loonheffing verschuldigd, die eveneens door u wordt ingehouden en
afgedragen aan de Belastingdienst.
Heeft een werknemer in één jaar meer werkgevers gehad? Dan kan het voorkomen
dat de werknemer in totaal teveel inkomensafhankelijke bijdragen heeft afgedragen
aan de Belastingdienst en de werkgever teveel vergoeding Zvw heeft betaald aan de
102 Ziektekosten
ZORGTOESLAG
Afhankelijk van de persoonlijke situatie en het inkomen heeft men recht op een zorg-
toeslag. De Belastingdienst bepaalt de hoogte van de zorgtoeslag op basis van het
inkomen en dat van de eventuele partner.
De Belastingdienst beoordeelt in 2010 of het werkelijke inkomen over 2009 overeen-
komt met het geschatte inkomen. Als men in 2009 zorgtoeslag heeft aangevraagd,
wordt dit automatisch gecontinueerd in 2010. Het is dan ook verstandig veranderin-
gen in gezinssituatie of inkomen tijdig aan de Belastingdienst door te geven.
COLLECTIEVE VERZEKERING
In de Zorgverzekeringswet is geregeld dat werkgevers (en andere groepen) premiekor-
ting mogen bedingen op de nominale premie. Deze premiekorting is maximaal 10%.
De werkgever mag deze 10% korting volledig ten gunste van de werknemer laten
komen, maar u kunt ook besluiten een deel van de korting zelf te houden. De omvang
van de premiekorting moet worden vastgelegd in een overeenkomst tussen werkgever
en zorgverzekeraar.
Een collectief contract (ook wel collectiviteit genoemd) is een overeenkomst die geldt
voor een specifieke groep (bijvoorbeeld werknemers van een bepaald bedrijf). Het
bedrijf (of andere instantie) is dan de verzekeringnemer. Het zorgverzekeringscontract
wordt gesloten tussen de zorgverzekeraar en de verzekerde. De leden van de groep
voor wie het contract bedoeld is, zijn vrij om aan de collectiviteit deel te nemen.
De onderhandelingen tussen zorgverzekeraar en afsluitende partij gaan niet over de
omvang van het standaardpakket; dat is namelijk vastgelegd in de Zorgverzekerings-
wet. Het gaat vooral om de wijze waarop inhoud wordt gegeven aan de functionele
Ziektekosten 103
Het kan voor een werknemer ook aantrekkelijk zijn de collectiviteitskorting te kiezen
die geboden wordt door bijvoorbeeld de werkgever van een partner of door andere
denkbare collectiviteiten zoals ouderenbonden, vakbonden, Vereniging Eigen Huis,
ANWB, Consumentenbond, patiëntenverenigingen en kerkgenootschappen.
Veelgestelde vragen
1) Wat kan ik voor mijn werknemers regelen op het gebied van de ziekte-
kosten?
Het komt veel voor dat werkgevers voor hun werknemers een collectieve
zorgverzekering sluiten. Die heeft dan de vorm van een mantelcontract
en deelname aan deze verzekering is vrijwillig. Op deze manier worden
premievoordelen bereikt, kan een uitgebreider pakket verzekerd worden
of kan de medische acceptatie voor de aanvullende verzekeringen soepe-
ler verlopen. De werkgever kan een aanvullende vrijwillige (belaste) bij-
drage in de verzekeringspremie geven aan de werknemer. Deze vrijwillige
bijdrage kan eventueel gekoppeld zijn aan de deelname aan de collec-
tieve verzekering.
2) Welk voordeel hebben werkgevers bij het aanbieden van een collectieve
zorgverzekering aan werknemers?
De werkgever stelt zich steeds meer tot taak het ziekteverzuim terug te
dringen. Hierbij speelt een collectieve zorgverzekering een belangrijke
104 Ziektekosten
4) Geldt het verplicht eigen risico bij een zorgverzekering voor alle vormen
van zorg?
Onder het verplicht eigen risico vallen niet de inschrijfkosten en het con-
sulttarief van een huisarts. Ook de kosten voor tandartszorg tot 22 jaar,
de directe kosten van kraamzorg en verloskundige zorg vallen hier bui-
ten. Daarnaast is het verplicht eigen risico niet van toepassing op zorg die
vergoed wordt vanuit de aanvullende (tandarts)verzekering.
Ziektekosten 105
4.3 ARBEIDSONGESCHIKTHEID
Ondanks alle inspanningen kan het toch gebeuren dat een werknemer arbeidsonge-
schikt raakt. Financieel gezien is dit voor de werknemer een groot risico. Inkomens-
bescherming bij arbeidsongeschiktheid vormt dan ook een belangrijke arbeidsvoor-
waarde.
Voor werknemers die op of na 1 januari 2004 ziek zijn geworden, geldt een wachttijd
van twee jaar ziekte. Deze werknemers vallen onder de arbeidsongeschiktheidswet, de
Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). De WIA bestaat uit de regeling
Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) en de regeling Werkhervat-
ting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA).
WAO
De werknemer die nog aanspraak kan maken op de oude WAO-regeling, krijgt bij vol-
ledige arbeidsongeschiktheid, afhankelijk van zijn leeftijd, een loondervingsuitkering
gedurende 0 tot 6 jaar van maximaal 75% van het maximumdagloon. Daarna valt hij
terug naar 70% van het minimumloon plus een salaris- en leeftijdsafhankelijke toeslag
(de vervolguitkering). De huidige WAO’ers komen niet in de WIA, maar blijven in de
WAO.
106 Arbeidsongeschiktheid
Werknemers die wel volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt zijn, vallen onder
de regeling WGA. De hoogte van de uitkering is voor hen 70% van het laatstver-
diende loon met eerdergenoemd maximum. Werknemers die onder de WGA vallen,
hebben echter recht op re-integratiebemiddeling van UWV.
Arbeidsongeschiktheid 107
PREMIES
Met de invoering van de WIA krijgt u te maken met:
– een basispremie (5,70% in 2010) voor de WAO/WIA (WGA en IVA);
– een gedifferentieerde premie voor de WGA is variabel. Gemiddeld 0,53% als u bij
UWV verzekerd bent. U kunt dit risico ook met een particuliere verzekering verzeke-
ren, of u kunt het risico zelf dragen;
– IVA-premie: is opgenomen in de basispremie;
– een uniforme WAO-premie van 0,07%.
KORTING OP DE PREMIES
Voor het in dienst nemen van een 50-plusser uit een uitkeringssituatie krijgt u voor
maximaal drie jaren een maximale premiekorting van € 6.500,- per jaar. De volgende
uitkeringssituaties vallen hieronder: WW, wachtgeld, WAO, WIA, Wajong, Waz,
Wamil, WWB, WIK, IOAW, IOAZ, APPA en de Anw. Is het dienstverband minder dan
36 uur per week, dan berekent u de korting naar rato.
Voor het in dienst houden van een 62-plusser krijgt u een maximale premiekorting van
€ 2.750,- eveneens voor maximaal drie jaren. De premiekorting van € 6.500,- kan niet
samenvallen met die van € 2.750,-. De hoogste heeft dan voorrang en mogelijk kunt u
daarna nog van de lagere premiekorting profiteren.
108 Arbeidsongeschiktheid
De tot 2008 geldende premiekorting voor werknemers met een arbeidshandicap, ook
wel de arbeidsgehandicaptenkorting genoemd, van maximaal € 3.402 ,- per jaar blijft
(ernaast) bestaan. Deze premiekorting (met verhoging) geldt wanneer het loon 50%
of meer is dan het minimum(jeugd)loon. Zonder verhoging is deze € 2.042,-. Als de
werknemer minder verdient dan 50% van het wettelijk minimumloon komt u in aan-
merking voor € 454,- premiekorting. De korting wordt verhoogd met € 1.360,- per
jaar als de werknemer jonggehandicapt is.
NO-RISKPOLIS
Als u een gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemer in dienst neemt of houdt, is uw
financiële risico beperkt. Als zo’n werknemer binnen vijf jaar zou uitvallen door ziekte
of arbeidsongeschiktheid, betaalt u weliswaar het loon door, maar wordt u daarvoor
gecompenseerd via ziekengeld van UWV. Deze no-riskpolis geldt in principe vijf jaar.
Maar als u een gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemer in dienst neemt met aanzien-
lijk verhoogde kans op ziekte of arbeidsongeschiktheid, kunt u verlenging krijgen.
Als deze werknemer na de eerste twee ziektejaren recht heeft op een nieuwe arbeids-
ongeschiktheidsuitkering, wordt deze uitkering niet doorberekend aan u. Deze werk-
nemer telt dus niet mee bij de berekening van de gedifferentieerde premie. De no-risk-
polis geldt ook voor mensen die minder dan 35% loonverlies hebben, maar niet langer
bij hun voormalige werkgever in dienst kunnen blijven en na de UWV-beoordeling bij
een andere werkgever in dienst zijn getreden.
Arbeidsongeschiktheid 109
SUBSIDIE
Zijn de kosten voor het (her)plaatsen van een arbeidsgehandicapte werknemer in uw
bedrijf hoger dan de premiekorting? Dan kunnen de meerkosten worden vergoed met
een subsidie, maar alleen als het gaat om een contract voor minimaal zes maanden.
Of als de werknemer in elkaar opvolgende contracten minimaal zes maanden in dienst
is. U kunt de subsidie aanvragen bij UWV.
Daarnaast komt de werknemer zelf in aanmerking voor een aantal aanpassingen aan
zijn werkplek. Deze aanpassingen moeten noodzakelijk zijn om te kunnen werken.
Bovendien moet de werknemer ze kunnen meenemen naar een andere werkgever. U
kunt denken aan aangepaste apparatuur.
ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING
Met behulp van een arbeidsongeschiktheidsverzekering kan de werknemer zijn finan-
ciële achteruitgang (gedeeltelijk) opvangen. Hij kan dit zelf doen, maar u kunt dit ook
voor uw werknemers regelen door een collectieve verzekering te sluiten. Hoe u dat
doet, hangt af van uw budget en arbeidsvoorwaardenbeleid.
Checklist
Belangrijke vragen om te komen tot een verzekeringskeuze zijn:
– Welk deel van het salaris wil ik verzekeren?
– Wil ik ook inkomensbescherming bieden bij arbeidsongeschiktheid van minder
dan 35%?
– Wat wordt de hoogte van de aanvulling?
– Wanneer gaat de aanvullende uitkering in?
– Met hoeveel procent wil ik de uitkering jaarlijks laten stijgen om de koopkracht
te beschermen?
– Wanneer moet de uitkering eindigen?
– Welke premieverdeling tussen mij en mijn werknemers past het beste bij het
arbeidsvoorwaardenbeleid?
110 Arbeidsongeschiktheid
loonaanvulling;
– inkomensverzekering bij arbeidsongeschiktheid minder dan 35%.
Veelgestelde vragen
Voorbeeld
Een werknemer gaat door zijn rug. Hij kan zijn eigen werk niet doen, omdat hij
daarin veel moet tillen. Op dat moment is hij dus ziek. Stel nu dat deze werk-
nemer ‘een versleten rug’ heeft. Hij kan zijn eigen werk niet meer doen, maar wel
halve dagen administratief werk (passende werkzaamheden) verrichten. Hij is dan
hoogstens voor een deel arbeidsongeschikt.
Arbeidsongeschiktheid 111
loon en het eventuele inkomen dat met werken wordt verdiend. Hoe
lang deze uitkering duurt, is afhankelijk van het arbeidsverleden. Ook in
dit geval kunt u de arbeidsovereenkomst met de werknemer beëindigen.
Dat kan onder voorwaarden na twee jaar ziekte met wederzijds goed-
vinden. Duidelijk moet zijn dat de werknemer ongeschikt is voor de eigen
werkzaamheden, dat binnen zes maanden geen verbetering valt te
verwachten en dat re-integratie niet mogelijk is (ook niet door middel
van scholing). Als de werknemer niet instemt, kunt u een ontslagvergun-
ning bij UWV WERKbedrijf aanvragen.
6) Kan ik ook bij een verzekeraar terecht, of blijft UWV de enige die de WIA
mag uitvoeren?
Voor de WGA mogen alle bedrijven kiezen of ze hun werknemers bij
UWV of bij een verzekeraar onderbrengen. Besloten is dat bedrijven tien
jaar verantwoordelijk blijven voor de uitkering. Er zijn kabinetsplannen
om de WGA-verzekering geheel uit te besteden aan private verzekeraars.
De IVA wordt voorlopig uitsluitend door het UWV uitgevoerd.
8) Waarom moeten bedrijven die hun werknemers bij een private verzeke-
raar verzekeren toch de basispremie aan UWV betalen?
Omdat uit die basispremie de uitkeringen worden betaald van mensen
die lang arbeidsongeschikt blijven, en dus terugvallen op UWV. Werk-
112 Arbeidsongeschiktheid
Wet- en regelgeving
Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ)
Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering
Burgerlijk Wetboek, art. 7:629
Toeslagenwet
Verstrekkingenbesluit
Wet arbeid en zorg
Wet op de loonbelasting 1964
Wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte (Wulbz)
Wet verbetering poortwachter
Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen
Ziektewet
Zorgverzekeringswet
Cao
Relevante boeken
Klabbers,Th.G.M., De Kleine Gids voor de Nederlandse Sociale Zekerheid,
Kluwer
Praktijkgids Sociale Zekerheid, Kluwer
Almanak Sociale Zekerheid, Reed Business Information
Arbeidsongeschiktheid 113
Relevante internetsites
www.centraalbeheer.nl
www.cvz.nl
www.fx.nl
www.kennisring.nl
home.szw.nl
www.ehbwstartpagina.nl
www.minvws.nl
www.tql.nl
www.uwv.nl
114 Arbeidsongeschiktheid
MOBILITEIT
5.1 REISKOSTEN ALGEMEEN
5.2 OPENBAAR VERVOER
5.3 AUTO
5.4 FIETS
5.5 CARPOOLEN
5.6 VERHUISKOSTEN
5.7 TELEWERKEN
IN DIT HOOFDSTUK LEEST U WAT U UW WERKNEMERS KUNT
BESCHIKKING MAG STELLEN (EEN AUTO OF EEN FIETS) EN ONDER WELKE VOOR-
Mobiliteit 115
Het is heel gebruikelijk dat een werkgever zijn personeel een vergoeding
geeft voor reiskosten, maar wettelijk bent u hiertoe niet verplicht. Het kan
wel zijn dat u via de cao wordt verplicht een bepaalde reiskostenvergoeding
te geven.
Methode 1
Deze methode kunt u toepassen als uw werknemer vermoedelijk in minstens 36
weken naar zijn arbeidsplaats reist. U past dan de volgende formule toe:
De uitkomst is het onbelaste bedrag dat op jaarbasis kan worden vergoed. Voor een
werknemer die in deeltijd werkt of een aantal dagen per week naar een vaste arbeids-
plaats reist, moet de uitkomst naar evenredigheid worden toegepast.
Methode 2
Ook deze methode kunt u toepassen als uw werknemer niet altijd naar zijn vaste
arbeidsplaats reist. Deze methode is speciaal bedoeld voor werknemers die een aantal
keer of een korte periode naar een andere arbeidsplaats moeten reizen, verlof hebben
of thuis werken. De werknemer kan als het ware een aantal werkdagen ‘verzuimen’
om naar de vaste arbeidsplaats te reizen. In 2007 en 2008 was een ‘verzuim’ van 30%
toegestaan, vanaf 2009 is dat 40%.
Voor de berekening van de vaste kostenvergoeding gaat u voor een fulltime werk-
nemer uit van maximaal 214 dagen per kalenderjaar. Daarbij is al rekening gehouden
met niet gewerkte dagen wegens feestdagen, vakantieverlof, compensatieverlof,
ziekte en dergelijke. De vaste reiskostenvergoeding kan dan worden betaald alsof de
werknemer op 214 dagen naar de vaste arbeidsplaats reist, mits hij dat daadwerkelijk
op ten minste 128 dagen doet. Voor werknemers die parttime werken of die gedu-
rende het jaar in dienst komen of uit dienst gaan, wordt de formule naar evenredig-
heid toegepast. Voor iemand die drie dagen per week werkt, vindt berekening van de
vaste vergoeding plaats voor het reizen op 128 dagen, mits hij op ten minste 76 dagen
naar de vaste arbeidsplaats reist.
Kiest u voor het vergoeden van de werkelijke kosten van het openbaar ver-
voer, dan moet u de vervoersbewijzen bewaren in de loonadministratie. Dit
hoeft u niet per werknemer te administreren, maar mag dat via een zelf
gekozen systeem.
Soms kan het bewaren van vervoersbewijzen problemen opleveren. Bijvoor-
beeld als de werknemer tijdens zijn reis vertraging heeft opgelopen en daar-
voor een vergoeding heeft aangevraagd bij het vervoersbedrijf. De werkne-
mer moet dan het originele vervoersbewijs toevoegen aan deze aanvraag. In
dit geval mag u volstaan met een kopie van dit vervoersbewijs en de brief of
e-mail van het vervoersbedrijf waarin de beslissing van de toekenning of
afwijzing van de vertragingsvergoeding wordt meegedeeld.
OV-CHIPKAART
Voor werknemers die met de OV-chipkaart reizen is het niet mogelijk aan de bewaar-
plicht te voldoen als u de werkelijke kosten van het openbaar vervoer vergoedt. In dit
geval worden door of vanwege het vervoersbedrijf gemaakte overzichten van trans-
acties van de OV-chipkaart gelijkgesteld met de vervoersbewijzen.
OV-KAART OF TRAJECTKAART
De trajectkaart (vrij reizen op het woon-werktraject en korting op andere reizen buiten
de spits) en de voordeelurenkaart (reizen met aanzienlijke korting buiten de spits) kunt
u volledig onbelast vergoeden of verstrekken. Sinds 2007 is ook de OV-kaart volledig
onbelast. Hiervoor is wel vereist dat de werknemer de OV-kaart (net als de overige
kaarten) mede voor het werk gebruikt. Te denken valt aan iedere dag met de kaart
naar het werk gaan of enkele dienstreizen per maand maken. Incidenteel een dienst-
reis maken kan ook een voldoende zakelijk gebruik van de kaart zijn.
Veelgestelde vragen
2) Mag ik een eigen bijdrage van de werknemer vragen voor het ter
beschikking stellen van een OV-kaart?
Ja, maar de eigen bijdrage van de werknemer komt in mindering op zijn
nettoloon.
5.3 AUTO
Checklist
Aandachtspunten bij het formuleren van beleid over de auto van de zaak:
– Hoe wordt de waarde en het model van de toe te kennen bedrijfsauto
bepaald?
– Betaalt de werknemer een eigen bijdrage voor de bedrijfsauto?
– Wie betaalt de accessoires zoals een cd-speler, sportvelgen en airco?
– Wanneer wordt de auto vervangen? Is dit na een bepaald aantal gereden kilo-
meters of na het verstrijken van een bepaalde gebruiksperiode? Of gelden
beide criteria?
– Als de werknemer promotie maakt en in een duurdere bedrijfsauto mag rijden,
120 Auto
moet dan eerst de oude bedrijfsauto worden ‘opgereden’ of mag hij direct een
nieuwe auto aanschaffen?
– Hoe vaak mag de werknemer de bedrijfsauto voor privédoeleinden gebruiken?
– Wie mogen in de auto rijden?
– Wat gebeurt met de auto of de brandstofvergoeding als de werknemer lang-
durig ziek is?
– Wanneer verliest de werknemer het recht op het gebruik van een bedrijfsauto?
– Is voor de (dure) auto een spelregel vastgelegd voor het geval de werknemer
uit dienst treedt?
– Wie betaalt uw kosten/schade in verband met tussentijdse beëindiging van het
leasecontract als de werknemer vrijwillig tussentijds uit dienst treedt?
BELASTINGHEFFING
De werknemer die een auto van de zaak heeft, heeft een voordeel ten opzichte van
degenen die zelf een auto moeten betalen. De bijtelling voor het privégebruik van de
auto van de zaak (autokostenbijtelling) moet u bij het loon tellen. De bijtelling is een
vast bedrag: 25% van de cataloguswaarde van de auto (inclusief btw en bpm). Voor
zeer zuinige auto’s, met een CO2-uitstoot onder een bepaalde grens, is de bijtelling
slechts 14%. Vaak blijkt voor rijders de stap naar een zeer zuinige auto nog te groot.
Daarom is er nu een extra categorie toegevoegd: de zuinige auto. De bijtelling van
deze auto’s is 20% en geldt voor de volgende auto’s:
– auto’s die niet op diesel rijden met een CO2-uitstoot tussen de 111 en 140 gram
per kilometer;
– auto’s die wel op diesel rijden met een CO2-uitstoot tussen de 96 en 116 gram per
kilometer.
In 2009 is er weer een nieuwe categorie auto’s van de zaak geïntroduceerd. Voor de
elektrische auto of auto’s zonder CO2-uitstoot geldt geen bijtelling tot 1 januari 2015.
Daarna zal de bijtelling 7% worden.
Om geen bijtelling bij het loon te hoeven tellen, moet u kunnen bewijzen dat de
betreffende werknemer minder dan 500 privékilometers op jaarbasis heeft gereden.
Dat kan bijvoorbeeld door een schriftelijk vastgelegd verbod op privégebruik, maar
ook aan de hand van een door de werknemer opgestelde kilometeradministratie. Bij
dit laatste bent u dan wel afhankelijk van de juistheid hiervan. Is de kilometeradmini-
Auto 121
Elke eigen bijdrage die een werknemer aan u betaalt voor privégebruik van
de auto kan in mindering worden gebracht op de bijtelling. Leg dit wel
schriftelijk vast. Dit geldt ook als u een hogere eigen bijdrage voor privé-
gebruik vraagt van de werknemer omdat hij zijn leasenorm overschrijdt.
Bijvoorbeeld door de keuze van een duurdere auto of de aanschaf van dure
accessoires.
Rekenvoorbeeld
U heeft aan werknemer A een auto ter beschikking gesteld met een catalogus-
waarde van € 20.000,-. Hij betaalt hiervoor maandelijks € 75,- eigen bijdrage aan
u. De bijtelling voor het kalenderjaar bedraagt:
122 Auto
Dit bedrag van € 4.100,- telt u op bij A’s loon; hierover moet u de loonheffingen
inhouden (met uitzondering van de premies werknemersverzekeringen).
Als A’s hoogste belastingtarief 42% is, dan zijn de autokosten voor A op jaarbasis:
12 × € 75,- = € 900,-
42% van € 4.100,- = € 1.722,-
––––––––– +
€ 2.622,-
Als A kiest voor zo’n luxe uitvoering van de auto dat zijn eigen bijdrage op jaar-
basis € 6.000,- bedraagt, dan is er uiteraard geen bijtelling. Zijn eigen bijdrage is
dan € 1.000,- hoger dan de uitkomst van de rekensom 25% van € 20.000,-.
Overigens mag A dit verschil niet gebruiken als aftrekpost voor zijn belasting-
aangifte.
Toelichting
Een sluitende kilometeradministratie moet, naast algemene gegevens zoals het
merk, type en kenteken van de auto, de periode van terbeschikkingstelling en de
naam van de bestuurder, de volgende gegevens van iedere gemaakte rit bevatten:
– de datum waarop de rit wordt afgelegd;
– de beginstand van de kilometerteller (op het vertrekpunt);
– het volledige adres van het vertrekpunt;
– de eindstand van de kilometerteller (op het eindpunt);
– het volledige adres van het eindpunt;
– de aard van de rit: zakelijk of privé.
Als de werknemer de aard van de rit als zakelijk heeft bestempeld, moet hij dit
aannemelijk kunnen maken. Bijvoorbeeld door het overleggen van de agenda en/of
andere gegevensdragers.
Auto 123
Voor een berekening van de fiscale bijtelling en de netto kosten per maand
van een auto van de zaak kunt u terecht op: http://www.berekenhet.nl/
modules/werken/bijtelling-auto-van-de-zaak.html
BESTELAUTO
De regeling voor bestelauto’s waarin werknemers privéritten mogen maken, is in
principe hetzelfde als voor personenauto’s. Er is echter geen autokostenbijtelling voor
de bestelauto die niet buiten werktijd kan worden gebruikt (de bestelauto die ‘achter
het hek’ blijft) of de bestelauto waarvoor een verbod op privégebruik geldt.
Voorbeeld
Doorlopend afwisselend gebruik is bijvoorbeeld dat de bestelauto op maandag
wordt gebruikt door werknemer A, op dinsdag door werknemer B, op woensdag
weer door A en op donderdag en vrijdag door C. De situatie dat de bestelauto bij-
voorbeeld een kwartaal wordt gebruikt door werknemer A en het volgende kwar-
taal door werknemer B valt hier niet onder.
124 Auto
Bent u van plan veranderingen aan te brengen aan uw bestelauto? Let dan
goed op of de auto nog wel aan de eisen voldoet die de Belastingdienst stelt.
Zo niet, dan heeft dat nogal wat gevolgen: meer bpm, mogelijk een hoger
privégebruik en een hoger tarief voor de motorrijtuigenbelasting.
PRIVÉAUTO
Gaat de werknemer met zijn eigen auto naar het werk, dan kunnen deze zakelijke
kilometers onbelast worden vergoed (€ 0,19 per km).
Het gaat hier uitsluitend om vergoedingen in verband met de eigen auto van
de werknemer. Bij de ter beschikking gestelde auto blijven verstrekkingen en
vergoedingen voor parkeergelegenheid bij de plaats waar de arbeid wordt
verricht onbelast, tenzij thuis wordt gewerkt.
Auto 125
Er is ook een wat fiscaal vriendelijkere methode, namelijk door voor het woon-werk-
verkeer van de betreffende werknemer een lagere vergoeding te geven dan de moge-
lijke € 0,19 per kilometer. Gedacht kan worden aan € 0,10 per kilometer woon-werk-
verkeer of het oude reiskostenforfait.
Er ontstaat dan een ‘surplus’ dat onbelast vergoed had kunnen worden. Dit surplus
mag gebruikt worden om het ‘bovenmatige’ deel van € 0,09 van de € 0,28 zakelijke
kilometervergoeding te dekken. Dit wordt ook wel de ‘salderingsmethode’ genoemd.
Dekt het surplus het bovenmatige deel niet volledig, met andere woorden is
er een tekort, dan moet u alsnog over de bovenmatige reiskostenvergoeding
loonheffing en premies voor de werknemersverzekeringen afdragen. Dat
moet uiterlijk in januari na afloop van het betreffende kalenderjaar zijn
gebeurd.
Voorbeeld
Werknemer A woont op een afstand van dertien kilometer van het werk. Hij
werkt vijf dagen per week. Naast het dagelijkse woon-werktraject, rijdt hij 2.500
zakelijke kilometers in een jaar.
Op basis van het oude reiskostenforfait (uit 2003) wordt aan A per maand € 65,-
gegeven als reiskostenvergoeding voor het woon-werkverkeer. Voor de 2.500
zakelijke kilometers wordt € 0,28 gegeven. De vraag is nu in hoeverre de € 0,28
bovenmatig is. Het betreft 2.500 x € 0,09 = € 225,-. Maar er zit nog wat ruimte in
de reiskostenvergoeding voor het woon-werkverkeer. Dit zijn 546 (13 x 2 x 5 x 4,2
(we veronderstellen dat een maand 4,2 weken bevat)) kilometers per maand.
Hiervoor kan een onbelaste vergoeding worden gegeven van € 103,74. Dit is
€ 38,74 meer dan het tabelbedrag. Er is dan jaarlijks een onbelast surplus van
€ 464,88 (12 x € 38,74). Dit is voldoende om de ‘bovenmatige’ kilometervergoe-
ding van € 0,28 voor A’s 2.500 zakelijke kilometers te handhaven.
126 Auto
Veelgestelde vragen
1) Moet een eigen bijdrage voor privégebruik van de auto van de werk-
nemer in mindering komen op het brutoloon of op het nettoloon?
Op het nettoloon. Alleen de eigen bijdrage voor privégebruik van de
werknemer die van het nettoloon wordt betaald, kan in mindering
worden gebracht op de autokostenbijtelling.
3) Moeten bij een auto van de zaak de accessoires worden meegeteld voor
de cataloguswaarde?
Voor auto’s die vóór 1 juli 2006 op naam zijn gesteld (kenteken toege-
kend) tellen alle accessoires mee die zijn aangebracht voor toekenning
van het kenteken. Voor auto’s die op of na 1 juli 2006 op naam zijn
gesteld tellen alleen de accessoires mee die de fabrikant/importeur heeft
aangebracht voor de datum van toekenning van het kenteken.
4) Wat is een zuinige auto waarvoor de lage bijtelling van 14% geldt?
Een zeer zuinige auto is een auto met weinig CO2-uitstoot. Voor een
auto die op diesel rijdt is dat een CO2-uitstoot die niet boven de 95 gram
per kilometer uitkomt. Voor andere auto’s is de bovengrens bij 110 gram
per kilometer. Per 1 januari 2010 is de categorie ´nul-emissie auto’s´ geïn-
troduceerd, ook wel de zogenoemde elektrische auto’s. Deze auto’s heb-
ben tot 2015 geen bijtelling. Daarna is de bijtelling 7%.
Auto 127
8) Kan een werknemer die een auto van de zaak heeft nog apart parkeer-
kosten declareren?
Ja, in deze situatie kunnen parkeerkosten wel onbelast worden vergoed.
Bij een auto van de zaak worden alle kosten die met de auto te maken
hebben, geacht voor rekening van de werkgever te komen. Hieronder
vallen ook de parkeerkosten.
10) Mijn werknemers rijden met hun privéauto veel kilometers voor het werk.
Tot en met 2003 kregen ze € 0,28 per kilometer. Sinds 2006 mag dit niet
meer zijn dan € 0,19; een forse achteruitgang. Mag ik die financiële
tegenvaller compenseren en toch € 0,28 blijven betalen?
U kunt overwegen meer dan € 0,19 te betalen, maar dan moet u over
het meerdere wel belasting en eventueel premies betalen. Dit is alleen
anders als u de zogenaamde salderingsmethode toepast.
11) Bij de zogenaamde salderingsmethode kan het zijn dat er geen surplus is
om de bovenmatige kilometervergoeding van € 0,28 te kunnen compen-
seren, of het surplus is ontoereikend. In dat geval moet over het boven-
matige deel van de € 0,28-vergoeding loonheffing worden afgedragen.
Wanneer moet ik dat doen?
Op grond van artikel 10f van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965
hoeft dat pas in januari van het volgende jaar te worden aangegeven en
afgedragen. In dat geval gelden de tarieven van het nieuwe jaar. Het-
zelfde geldt voor de premieheffing.
128 Auto
12) Een medewerker rijdt altijd met de auto naar het station (acht kilometer)
en reist vandaar verder met de trein. Moet u die acht kilometer nu ook
vergoeden?
U mag voor die acht kilometer € 0,19 per kilometer onbelast vergoeden,
omdat het zakelijke kilometers zijn. U bent dit echter niet verplicht.
Auto 129
5.4 FIETS
Als de werknemer het traject woon-werkverkeer met de fiets aflegt, mag u hiervoor
€ 0,19 per kilometer vergoeden. Ook de zakelijke reis mag u onbelast vergoeden.
De € 0,19 per kilometer wordt geacht alle kosten die met de fiets te maken hebben,
te dekken. Hierbij kan gedacht worden aan de kosten van verzekeringen, onderhoud,
regenkleding en dergelijke.
Als de fiets minder kost dan € 454,-, dan mag deze in één keer ten laste van
de (fiscale) winst worden gebracht. Fietsen duurder dan € 454,- moeten in
minimaal drie jaren worden afgeschreven. Behalve de fiets zelf, mogen de
met de fiets samenhangende kosten zoals een extra slot of onderhouds-
beurten voor maximaal € 82,- per jaar onbelast worden vergoed. Dit bedrag
is een forfait. Dit betekent dat de kosten niet hoeven te worden aangetoond.
U hoeft hiervan dus ook geen bonnen in de loonadministratie te bewaren.
Behalve de jaarlijkse € 82,- mag ook nog een fietsverzekering voor de fiets
worden gesloten zonder dat dit tot een bijtelling op het loon van de werk-
nemer leidt.
Veelgestelde vragen
2) Mag een werknemer die een fiscaalvriendelijke fiets heeft ook nog
€ 0,19 per fietskilometer ontvangen?
Ja, dat mag. Dit geldt echter niet voor de fiets die u in bruikleen heeft
gegeven, omdat dit wordt gezien als vervoer vanwege de werkgever.
130 Fiets
3) Mag ik in een jaar meer dan € 82,- voor de fietsaccessoires vergoeden als
de werknemer bewijst dat hij voor een hoger bedrag uitgaven heeft
gedaan?
Nee. Mochten de werkelijke kosten van de bijkomende zaken hoger zijn,
dan kan toch slechts € 82,- worden vergoed, zelfs al kunnen er bonnen
voor een hoger totaalbedrag worden overlegd.
Fiets 131
5.5 CARPOOLEN
Ook voor de werknemer die in zijn auto een of meer werknemers meeneemt naar de
arbeidsplaats, geldt de onbelaste vergoeding van maximaal € 0,19 per kilometer. Als
de chauffeur en een of meer meerijders op eigen initiatief gaan carpoolen, zonder dat
u hierbij bent betrokken, dan mag u behalve aan de chauffeur ook aan elke meerijder
maximaal € 0,19 per kilometer vergoeden op basis van de werkelijke reisafstand
(afstand woning-werk) per werknemer. Denk bijvoorbeeld aan twee collega’s die
besluiten om samen naar het werk te reizen, om de week afwisselend met ieders auto.
Beide werknemers mogen in dat geval onbelast maximaal € 0,19 per kilometer ont-
vangen.
Een andere situatie ontstaat als u met de chauffeur heeft afgesproken dat deze ook
andere werknemers ophaalt en vervoert naar de arbeidsplaats. In dit geval is sprake
van vervoer vanwege de werkgever. U mag deze meerijders geen onbelaste reiskosten-
vergoeding geven. U mag alleen een onbelaste vergoeding van € 0,19 per kilometer
geven aan de chauffeur, waarbij eventuele omrijkilometers ook mogen worden ver-
goed.
132 Carpoolen
5.6 VERHUISKOSTEN
Werknemers die voor hun baan verhuizen, omdat ze bij u in dienst komen of
omdat ze dichterbij komen wonen, kunt u onder voorwaarden een onbelaste
verhuiskostenvergoeding geven.
ZAKELIJKE VERHUIZING
Een belangrijke voorwaarde voor de onbelaste vergoeding is dat de verhuizing zakelijk
moet zijn. Dat wil zeggen: noodzakelijk voor de uitoefening van de dienstbetrekking.
Verhuiskosten 133
Veelgestelde vragen
2) Een van mijn werknemers is verhuisd. De afstand van zijn oude woning
tot de werkplek was twintig kilometer en nu vijf kilometer. Mag ik hem
een onbelaste verhuiskostenvergoeding geven?
Nee, tenzij de verhuizing noodzakelijk is voor de uitoefening van de
dienstbetrekking. Onder de oude regeling kwam de werknemer wel in
aanmerking van de vergoeding, maar deze mag u niet meer toepassen.
134 Verhuiskosten
5.7 TELEWERKEN
De laatste jaren werken steeds meer mensen vanuit huis, ook wel telewerken
genoemd. Het meest genoemde voordeel van telewerken is het omzeilen van files.
Daarnaast kan het leiden tot een grotere productiviteit doordat de werktijd beter
kan worden ingedeeld en doordat de werknemer thuis vaak geconcentreerder kan
werken. Voor de telewerker zijn er verschillende faciliteiten die fiscaalvriendelijk
worden behandeld. Dit betreffen onbelaste vergoedingen voor de:
– telefoon en een internetverbinding (wordt behandeld in paragraaf 6.3);
– inrichting van de werkkamer;
– werkkamer.
COMPUTER
Het is vrijwel onmogelijk om aan werknemers onbelast een computer te kunnen
verstrekken/vergoeden. Dit kan alleen nog maar als de computer voor 90% of meer
zakelijk wordt gebruikt en dat is nauwelijks denkbaar. Zie hiervoor ook paragraaf 6.2.
De bewijslast hiervoor ligt bij u. Geeft u een vergoeding voor computers dan mag u,
als deze meer dan € 450,- kost, niet meer dan het bedrag van de afschrijving vergoe-
den.
Eén keer per vijf jaar mag u ter waarde van € 1.815,- onbelast artikelen
voor de inrichting van de werkkamer verstrekken of vergoeden. Hierbij kan
worden gedacht aan een bureau, een bureaustoel, bureauverlichting en
dergelijke.
Telewerken 135
Checklist Telewerkovereenkomst
Het is gebruikelijk de afspraken over telewerken vast te leggen in een telewerk-
overeenkomst tussen werkgever en werknemer. Hoe deze overeenkomst eruit
komt te zien, is afhankelijk van de exacte afspraken die worden gemaakt. De
afspraken moeten in elk geval betrekking hebben op:
– eisen vanuit de Arbeidsomstandighedenwet;
– de bereikbaarheid van de telewerker;
– de wijze van terugkoppeling met de organisatie;
– de te verrichten werkzaamheden;
– de te verlenen telewerkvoorzieningen;
– de wijze waarop deze voorzieningen worden verleend;
– de periode waarin telewerk plaatsvindt;
– het aantal dagen per week en de dagen waarin wordt getelewerkt;
– de wijze van en de gronden voor beëindiging van het telewerken;
– de gevolgen die beëindiging van het telewerken heeft voor de verleende tele-
werkvoorzieningen;
– informatiebeveiliging;
– privacyaspecten.
Als de werknemer in het kader van het woon-werkverkeer minder vaak naar
zijn vaste arbeidsplaats reist, hoeft u het bedrag van de onbelaste reiskosten-
vergoeding niet altijd aan te passen. Zie hiervoor paragraaf 5.1.
Behalve de voorwaarde dat de werkruimte een zelfstandige optrek moet zijn, is er nog
een andere voorwaarde. Bij deze laatste voorwaarde moet een onderscheid worden
136 Telewerken
gemaakt tussen een werknemer die tevens elders een soortgelijke werkruimte heeft,
bijvoorbeeld een kamer op kantoor, en de werknemer die dit niet heeft en dus uitslui-
tend vanuit huis werkt.
– De werknemer die buitenshuis nog wel een soortgelijke werkruimte heeft, moet
voor een onbelaste vergoeding in zijn werkruimte thuis 70% of meer van zijn
arbeidsinkomen verdienen.
– De werknemer die buitenshuis geen soortgelijke werkruimte heeft, moet in of van-
uit zijn werkruimte thuis 70% of meer van zijn arbeidsinkomen verdienen, en de
inkomsten voor 30% of meer in de werkruimte verdienen.
Veelgestelde vragen
2) Eén keer in de vijf weken werkt een werknemer een hele week thuis.
Komt hij in aanmerking voor de onbelaste inrichting van de werkkamer?
En de werknemer die twee ochtenden thuis werkt en de betreffende
middagen naar de zaak gaat?
Nee, want er wordt in beide gevallen niet minimaal één hele dag per
week thuis gewerkt. De regeling beoogt namelijk ook het verminderen
van het woon-werkverkeer met minimaal één dag per week.
3) Als een werknemer vorig jaar van zijn vorige werkgever de inrichting van
de werkkamer vergoed heeft gekregen, mag ik dit als nieuwe werkgever
dit jaar dan nogmaals doen?
Ja, de regeling geldt namelijk per werkgever.
Wet- en regelgeving
Arbeidsomstandighedenbesluit
Wet op de loonbelasting 1964
Wet op de inkomstenbelasting 2001
Telewerken 137
Relevante boeken
Boers, E., Fiscale aspecten van mobiliteit. In de serie: Actueel Recht voor
P&O, Kluwer
Eerden-van der Hoeven, K.E.M., Paarse krokodil, Kluwer
Eerden-van der Hoeven, K.E.M., Praktijkgids Personeel & Fiscus, Kluwer
Eveleens, W., Rendement en risico’s van telewerken, Sdu Uitgevers
Pechler, E.B. e.a, Auto en fiscus, Kluwer
Elsevier Loonheffing Almanak, Reed Business Information
Relevante internetsites
www.centraalbeheer.nl
www.tql.nl
www.verkeeradvies.nl
www.ewerkforum.nl
www.belastingdienst.nl
138 Telewerken
VERGOEDINGEN &
VOORZIENINGEN
6.1 STUDIEKOSTEN
6.2 COMPUTER
6.3 (MOBIELE) TELEFOON EN INTERNET
6.4 BEROEPSKOSTEN
6.5 WERKKLEDING
6.6 KINDEROPVANG
6.7 PRODUCTEN UIT EIGEN BEDRIJF
6.8 PERSONEELSLENING
6.9 JUBILEUMUITKERING
6.10 FITNESS
6.11 OVERIGE ARBEIDSVOORWAARDEN
IN DIT HOOFDSTUK LEEST U WAT U ONBELAST MAG VERGOEDEN AAN
MINDERE MATE MET HET WERK TE MAKEN HEBBEN. DIT WORDEN OOK WEL
6.1 STUDIEKOSTEN
Vanuit verschillende hoeken wordt het volgen van opleidingen en cursussen gestimu-
leerd omdat zowel werkgevers er baat bij hebben (hogere productiviteit) als werk-
nemers (motivatie, arbeidsmarktkansen en dergelijke). Vakbonden hebben er in de
afgelopen jaren op aangedrongen bepaalde rechten op studie in cao’s op te nemen.
ONBELASTE VERGOEDING/VERSTREKKING
In het kalenderjaar 2010 heeft u recht op een extra afdrachtvermindering voor verho-
ging van het opleidingsniveau van werknemers (bijvoorbeeld een werknemer met
mbo-niveau volgt een opleiding op hbo-niveau). De opleiding moet wel relevant zijn
voor zijn (toekomstige) functie en u moet minimaal 50% van de studiekosten betalen.
De afdrachtvermindering is € 500,- per werknemer, ook als het een deeltijdwerknemer
is. Deze afdrachtvermindering geldt alleen in 2010!
Vanaf 2010 is ook de afdrachtvermindering onderwijs voor een opleiding tot start-
kwalificatieniveau uitgebreid. U heeft recht op deze afdrachtvermindering als u een
vroegere werkloze opleidt tot startkwalificatieniveau.
Vanaf 2010 moet in een verklaring van UWV WERKbedrijf staan dat de werknemer
vóór zijn scholing werkloos was. Dit betekent dat u voortaan ook recht heeft op
afdrachtvermindering als de werknemer aan een van de volgende voorwaarden
voldoet:
140 Studiekosten
– hij heeft bij een vorig leerbedrijf ook een opleiding tot startkwalificatieniveau
gehad;
– hij heeft deelgenomen aan een re-integratietraject van een gemeente in het kader
van de Wet werk en bijstand of via UWV WERKbedrijf.
De vergoeding van studiekosten mag geen beloning zijn voor het behalen
van een diploma. Als de vergoeding pas wordt betaald ná het behalen van
een diploma, dan is deze belast.
Wilt u de vergoeding toch laten afhangen van het behalen van een diploma?
Dan is een gebruikelijke oplossing: de vergoeding wel al tijdens de studie
betalen, maar de werknemer verplichten deze terug te betalen als het exa-
men zonder succes wordt afgelegd of bij verbreking van de dienstbetrekking.
De kosten voor een studie kunnen behoorlijk oplopen en u wilt als werkgever uiter-
aard ook rendement hebben van zo’n investering. Het is daarom heel gebruikelijk vóór
de aanvang van een langdurige of kostbare studie een studieovereenkomst te sluiten
met uw werknemer. Hierin kunt u bijvoorbeeld een terugbetalingsregeling afspreken
wanneer de werknemer de studie vroegtijdig beëindigt of binnen een bepaalde tijd na
de studie vrijwillig het bedrijf verlaat.
Het is van belang dat de omschrijving van het terug te betalen bedrag op
een juiste wijze wordt vormgegeven. Als de werknemer de vergoeding
(gedeeltelijk) moet terugbetalen, kan dit voor hem een aftrekpost wegens
negatief loon vormen. Wordt het terug te betalen bedrag omschreven als
een boete of schuld, dan kan aftrekbaarheid in het gedrang komen.
Studiekosten 141
Veelgestelde vragen
142 Studiekosten
6.2 COMPUTER
Veelgestelde vragen
1) Als een werknemer een computer aanschaft, en hij gebruikt deze voor
90% of meer zakelijk, mag ik deze dan in één keer onbelast vergoeden?
Ja, tenzij de computer meer dan € 450,- heeft gekost. In dat geval mag u
jaarlijks alleen het bedrag van de afschrijving onbelast vergoeden.
Computer 143
Veelgestelde vragen
1) Kan ik als bewijs voor het zakelijk gebruik volstaan met enkel een
verklaring van de werknemer waarin hij meldt dat hij de telefoon of de
internetaansluiting voor meer dan 10% zakelijk gebruikt?
Nee, de werkgever zal meer bewijs moeten leveren, bijvoorbeeld door
het minimaal 10% zakelijk gebruik aannemelijk te maken aan de hand
van de functie van de werknemer.
6.4 BEROEPSKOSTEN
Bij het declaratiesysteem kan de werknemer de door hem gemaakte kosten declareren
door het overleggen van bonnen en dergelijke. Bij een vaste kostenvergoeding krijgt
de werknemer een vast bedrag, bijvoorbeeld per salarisbetaling. Beide manieren heb-
ben voor- en nadelen.
146 Beroepskosten
Welk systeem u ook kiest, u blijft altijd degene die moet bewijzen dat de
kostenvergoeding niet bovenmatig is en dat u niet te weinig belasting en
sociale premies heeft betaald.
CONTROLE
Geeft u een vaste kostenvergoeding aan het personeel? Dan moet u zich voorbereiden
op een controle door de Belastingdienst. Bovenmatige kostenvergoedingen komen
namelijk veel voor en over het bovenmatige deel van een kostenvergoeding moeten
premies en belasting worden afgedragen. U moet dan ook voordat u begint met de
betaling van de vaste kostenvergoedingen zorgen voor een schriftelijke specificatie.
Een vaste kostenvergoeding zonder een goede specificatie (dus welke kosten én voor
welk bedrag) zal bij een controle al snel tot naheffingen leiden.
De steekproef mag niet een te krappe periode omvatten. Een periode van
drie maanden zou voldoende moeten zijn.
Veelgestelde vragen
Beroepskosten 147
148 Beroepskosten
6.5 WERKKLEDING
Kleding kunt u ook altijd onbelast aan het personeel verstrekken als deze uit-
sluitend tijdens de werktijd wordt gedragen en na afloop van de werkdag op
het bedrijf blijft. Te denken valt aan het mantelpakje van de verkoopster of
het driedelige kostuum voor de tv-presentator.
Veelgestelde vragen
1) Het gehele personeel krijgt een uniform voor het werk. Mogen hierbij
ook sokken en een blouse onbelast worden gegeven?
Ja, als eenmaal is vastgesteld dat een uniform werkkleding is, dan zijn de
afzonderlijke onderdelen van het uniform allemaal onbelast, ook al kan
men hiermee in de vrije tijd goed voor de dag komen.
Werkkleding 149
bijpassend colbert moeten dus beide zijn voorzien van een logo van
70 cm2. Hierbij maakt het niet uit of het colbert óf de broek zeven
logo’s van 10 cm2 hebben. De totale oppervlakte van de logo’s moet per
kledingstuk 70 cm2 zijn.
150 Werkkleding
6.6 KINDEROPVANG
Voor werknemers/ouders betekent het nieuwe systeem dat zij slechts met één partij,
de Belastingdienst, te maken hebben voor het verkrijgen van financiële tegemoet-
komingen. De inkomensafhankelijke toeslag is per 1 januari 2007 verhoogd met 1/3
van de kosten (1/6 per ouder). Dat betekent voor hen een aanzienlijke vermindering
van de administratieve lasten.
Veelgestelde vragen
Kinderopvang 151
152 Kinderopvang
U kunt werknemers korting geven op de producten van het bedrijf. Deze korting is
onbelast, mits de korting niet meer bedraagt dan 20% van de waarde van het product
in het economische verkeer (= meestal winkelprijs), met een maximum van € 500,- per
jaar. Een werknemer kan dus jaarlijks producten uit het eigen bedrijf kopen met een
maximale winkelwaarde van € 2.500,-, waarbij hij een maximale onbelaste korting
krijgt van € 500,-. Het bedrag van € 500,- wordt jaarlijks verhoogd met de inflatiecor-
rectie.
De regeling geldt ook voor producten van met het eigen bedrijf verbonden
vennootschappen (dochter-, zuster- en moedermaatschappijen).
DOORSCHUIVEN
De maximale vrijstelling per jaar mag u verhogen met het vrijstellingsbedrag dat de
werknemer in de voorgaande twee kalenderjaren niet heeft gebruikt. In 2010 mag u
de maximale vrijstelling van € 500,- verhogen voor zover de onbelaste korting of ver-
goeding die u in 2008 en 2009 gaf, minder is geweest dan de in die jaren geldende
vrijstellingen per jaar, namelijk € 500,-. Deze doorschuifregeling is vooral bedoeld voor
verhoudingsgewijs dure producten die niet jaarlijks worden aangeschaft, zoals een
auto of een breedbeeld-tv.
Voorbeeld
Uw werknemer heeft in 2008 € 100,- korting gekregen en in 2009 € 300,-. In
2010 mag u het maximale vrijstellingsbedrag daarom verhogen met € 400,- +
€ 200,- = € 600,- tot € 1.100,-.
Veelgestelde vragen
1) Klopt het dat met deze regeling het bedrag van de korting per werkne-
mer moet worden bijgehouden om het maximum niet te overschrijden?
Om de kortingsregeling zo eenvoudig mogelijk te houden, is het niet
altijd noodzakelijk de korting per werknemer bij te houden. Het is bij-
voorbeeld mogelijk bij een groep werknemers die steeds zodanig veel
producten van de werkgever koopt dat zij altijd aan het maximumbedrag
aan korting komt, te bepalen dat zij enerzijds de waarde in het economi-
6.8 PERSONEELSLENING
Als u aan een werknemer een lening verstrekt met een lagere rente dan die hij
normaal gesproken bij de bank zou moeten betalen, dan is dit een voordeel dat
voortvloeit uit de dienstbetrekking. Hierover moet in principe loonheffing worden
ingehouden.
Gaat het om een lening waarmee de werknemer zijn eigen woning heeft gefinancierd
of een lening die is verstrekt om de werknemer iets te laten kopen dat u ook onbelast
had kunnen geven/vergoeden (bijvoorbeeld de inrichting van de telewerkplek of een
fiets)? Dan is het rentevoordeel onbelast, mits uiteraard aan alle voorwaarden voor
onbelaste vergoeding is voldaan.
De werknemer die een lening bij u heeft afgesloten, moet een verklaring
opstellen waarin hij het doel meldt waarvoor hij de lening is aangegaan en
aangeven in hoeverre de rente aftrekbaar is. De nota van de met de lening
gefinancierde aankoop moet worden bijgesloten. Aan de hand van deze
verklaring kunt u nagaan in hoeverre het rentevoordeel van de personeels-
lening tot het loon moet worden gerekend. Deze verklaring moet u bij de
loonadministratie bewaren. Jaarlijks moet u op de loonbelastingkaart van
de betreffende werknemer melden dat er sprake is van een lening en in
hoeverre hij het rentevoordeel niet tot het loon hoeft te rekenen.
Veelgestelde vragen
Personeelslening 155
156 Personeelslening
6.9 JUBILEUMUITKERING
Als de werknemer een diensttijd bereikt van 25 of 40 jaar, mag u hem een
onbelaste jubileumuitkering geven ter grootte van maximaal één maandsala-
ris. De uitkering moet u in één keer uitbetalen. U mag dat niet spreiden door
bijvoorbeeld twee keer een half maandloon of vier keer een kwart maand-
loon onbelast te verstrekken. Daarentegen hoeft de uitkering niet per se op
of omstreeks de jubileumdatum te worden verstrekt. De diensttijd moet ech-
ter wel minimaal 25 of 40 jaar bedragen (zie het voorbeeld hierna).
Voorbeeld
Een werknemer zou op 1 januari van enig jaar 25 jaar in dienst zijn. Vooruitlopend
op deze gebeurtenis heeft zijn werkgever een maandsalaris onbelast uitbetaald
met het loon over de maand december van het voorafgaande jaar. De Belasting-
dienst stelde zich op het standpunt dat uitkering niet onbelast kon plaatsvinden,
omdat op het moment van uitbetalen de diensttijd nog niet minimaal 25 jaar had
bedragen.
U mag rekening houden met de diensttijd die is doorgebracht bij een vorige
werkgever als daarmee een zodanige band bestaat dat het eigenlijk normaal
is om die mee te tellen. Bijvoorbeeld als het gaat om de diensttijd die is
doorgebracht bij verschillende ondernemingen van één concern of om de
diensttijd bij verschillende organen van de overheid.
Veelgestelde vragen.
1) Wat is maandloon?
Met maandloon wordt bedoeld het afgesproken brutoloon zonder aftrek
van pensioen- en VUT-premies en zonder aftrek van de sociale premies.
De vakantietoeslag en een eventuele vaste dertiende maand of gegaran-
deerde tantième worden ook tot het maandloon gerekend (voor 1/12-
deel).
Jubileumuitkering 157
Rekenvoorbeeld
Stel: werknemer A heeft een vierwekenloon van bruto € 3.000,-. Zijn jaarlijkse
vakantiegeld is € 3.360,- en in december krijgt hij altijd een extra vierweken-
uitkering. De onbelaste jubileumuitkering mag bedragen:
(14 x € 3.000,- + € 3.360,-) : 12 = € 3.780,-.
4) Is het nog mogelijk om ter gelegenheid van het 25- en/of 40-jarig dienst-
verband van een werknemer tevens een geschenk onbelast te geven?
Ja, dat kan mits het cadeaus zijn die geen waarde vertegenwoordigen in
het economisch verkeer of wanneer het producten zijn met een over-
wegend ideële waarde.
Onbelaste geschenken kunt u overigens ook geven bij een persoonlijke
feestdag van de werknemer (bijvoorbeeld trouwdag of geboorte van een
kind) en bij de beëindiging van de dienstbetrekking.
158 Jubileumuitkering
6.10 FITNESS
Veelgestelde vragen
3) Ik heb een werknemer die graag bij zijn eigen sportschool blijft, met
name omdat deze zo dicht bij huis is. Kan zijn sportkaart onbelast
worden vergoed?
Nee, de werknemer sport niet op de door de werknemer aangewezen
locatie die voor alle werknemers (met dezelfde arbeidsplaats) geldt. Maar
het staat u vrij om hem dan een belaste vergoeding te geven.
Fitness 159
160 Fitness
Bij het aanbieden van ‘overige arbeidsvoorwaarden’ zijn er legio mogelijkheden waar u
aan kunt denken.
Deze mogelijkheid wordt door diverse banken en verzekeraars aan werkgevers aange-
boden. Het scheelt hen in de kosten voor acquisitie en voor u is het een sympathiek
gebaar naar uw werknemers. Andere diensten waar u ook nog aan kunt denken, zijn
een kapper op de zaak, een boodschappendienst op het werk, een dienst om kleding
van werknemers naar de stomerij te brengen en terug te bezorgen op de zaak tot en
met het laten onderhouden van de tuin van de werknemer.
PERSONEELSVERENIGING
De vergoedingen en verstrekkingen voor personeelsverenigingen en dergelijke zijn
volledig onbelast. De eerste voorwaarde is dat deelname aan de personeelsvereniging
open moet staan voor ten minste driekwart van de werknemers óf van de werknemers
met dezelfde arbeidsplaats. De tweede voorwaarde is dat doel en feitelijke werkzaam-
heden van de personeelsvereniging moeten bestaan uit het organiseren van activitei-
ten en voorzieningen met een gezamenlijk karakter voor de werknemers: eigenlijk een
gezelligheidsvereniging.
PERSONEELSREIZEN EN -FEESTEN
Personeelsreizen en -feesten zijn sinds 2007 volledig onbelast. De voorwaarde hiervoor
is wel dat de reis of het feest moet openstaan voor ten minste driekwart van de werk
nemers (van een afdeling). Dit weerspiegelt het verplichte gezamenlijke karakter van
de festiviteiten.
Wet- en regelgeving
Wet op de loonbelasting 1964
Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001
Relevante boeken
Eerden-van der Hoeven, K.E.M., Paarse krokodil, Kluwer
Eerden-van der Hoeven, K.E.M., Praktijkgids Personeel & Fiscus, Kluwer
Elsevier Loonheffing Almanak, Reed Business Information
Handboek loonheffingen, Belastingdienst
Relevante internetsites
www.achmeahealth.nl
www.belastingdienst.nl
www.minfin.nl
www.postbus51.nl
www.intenz.nl
www.toeslagen.nl
www.centraalbeheer.nl
home.szw.nl
www.boink.info
www.tql.nl
ARBEIDSTIJDEN &
VERLOF
7.1 ARBEIDSTIJDEN
7.2 ARBEIDSTIJDENWET VOOR JONGEREN
T/M 17 JAAR
7.3 DEELTIJDWERK
7.4 OVERWERK
7.5 VAKANTIE-UREN
7.6 ATV
7.7 VERLOF
NEDERLAND?
7.1 ARBEIDSTIJDEN
VASTLEGGING ARBEIDSPATRONEN
Het is mogelijk per collectieve regeling van deze bepalingen af te wijken. Als
er geen cao is, is afwijking alleen mogelijk met instemming van de werkne-
mers of het medezeggenschapsorgaan.
ZEGGENSCHAP WERKNEMERS
U bent verplicht, voor zover dat redelijkerwijs van u kan worden gevergd,
bij de vaststelling van het arbeidstijdenpatroon van de werknemer rekening
te houden met de persoonlijke omstandigheden van de werknemer buiten
de arbeid. Bovendien moet u de werknemer zijn arbeid in een regelmatig
patroon laten verrichten.
Bij persoonlijke omstandigheden moet u denken aan zorg voor kinderen, (afhankelijke)
familieleden/naasten en maatschappelijke verantwoordelijkheden die door de werk-
nemer worden gedragen.
De Arbeidstijdenwet bevat regels voor het maximum aantal uren dat iemand mag
werken en voor nachtarbeid. Zo krijgen werkgevers en werknemers ruimte de arbeids-
tijden per dag en per week zelf in te vullen. Ook kunnen partijen zelf afspraken maken
over de praktische invulling van de pauzes, zoals aantal en tijdstip(pen).
164 Arbeidstijden
Veelgestelde vragen
Arbeidstijden 165
166 Arbeidstijden
BIJBAANTJES EN VAKANTIEWERK
Voor bijbaantjes en vakantiewerk gelden de regels voor lichte, niet-industriële arbeid.
Daarbij moet gedacht worden aan arbeid in winkels, kantoren, op campings en in de
agrarische sector.
BEZORGERS OCHTENDBLADEN
Kinderen van 15 jaar of ouder mogen ochtendbladen bezorgen. De bezorgtijd mag
echter niet langer zijn dan twee uur per dag. Ook moet er van tevoren een bezorg-
overeenkomst getekend worden, meeondertekend door een ouder of verzorger.
De zondageditie mag bezorgd worden door kinderen vanaf 15 jaar. In dat geval mag
op de zaterdag ervóór het kind de krant niet bezorgen en ook geen ander werk
verrichten.
LOPENDE BAND
Een kind mag alleen werkzaamheden verrichten aan een lopende band, als van
tevoren een ‘lopende band overeenkomst’ is gesloten tussen de werkgever en het
kind. Die overeenkomst wordt (mede)ondertekend door de ouder of verzorger.
ONTHEFFING
Voor het doen van ander werk, of voor werk van kinderen jonger dan 13 jaar, bijvoor-
beeld optredens op radio en televisie of in modeshows, kan ontheffing worden
aangevraagd. Deze ontheffing kan voor een kind tot en met 6 jaar eenmaal worden
verleend. Voor een kind van 7 t/m 12 jaar kan 23 maal per kalenderjaar ontheffing
worden verleend, met een maximum van driemaal per week. Een ruimere ontheffings-
mogelijkheid geldt voor kinderen van 12 jaar die arbeid verrichten in het kader van
activiteiten aan een school voor kunstzinnige vorming. De activiteiten moeten deel uit-
maken van het leerplan. In deze situatie kan voor maximaal 15 optredens per jaar ont-
heffing worden verleend, met een maximum van driemaal per week.
3. Nee, tenzij betekent het volgende: Op zondag wordt geen arbeid verricht tenzij:
– het bijvoorbeeld in de cao of in het contract staat en het uit de aard van het werk voortvloeit (in bij-
voorbeeld een volcontinu bedrijf);
– de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken en de werkgever daartoe overeenstemming heeft
bereikt met het medezeggenschapsorgaan of bij het ontbreken daarvan met de belanghebbende
medewerkers. Alleen als ouders of verzorgers uitdrukkelijk toestemming verlenen mag een kind op
zondag werken.
4. Elk ander aantal bij collectieve regeling – individuele instemming indien minder dan dertien vrije zonda-
gen per jaar.
PARTIËLE LEERPLICHT
In het elfde leerjaar (meestal vanaf hun 16e jaar) moeten jeugdigen nog een jaar aan
partiële leerplicht voldoen. Een partieel leerplichtige die een vormingsopleiding volgt,
moet nog twee dagen per week verplicht naar school. Degene die een beroeps-
opleiding volgt nog één dag per week. Voor de werkgever houdt dit in dat hij wel een
partieel leerplichtige kan aannemen, maar dat hij hem twee dagen per week vrij moet
geven om hem scholing te laten volgen. Als de partieel leerplichtige spijbelt, blijft het
arbeidsverbod van twee dagen per week gelden.
7.3 DEELTIJDWERK
Deeltijdwerknemers of parttimers zijn personen die per dag of per week korter werken
dan het personeel dat gedurende de gebruikelijke arbeidstijd werk verricht. De gebrui-
kelijke arbeidstijd varieert per bedrijf en is in de meeste gevallen 36 tot 40 uur per
week. In principe hebben deeltijdwerkers dezelfde rechten en verplichtingen als vol-
tijdwerkers (dezelfde reiskostenvergoeding, proeftijd, afspraken over de tijden waarop
wordt gewerkt). Beloning, vakantie-uren en dergelijke gaan naar evenredigheid. Voor
vaste kostenvergoedingen geldt dat deze niet exact naar rato verminderen, omdat
kosten van lidmaatschappen voor parttimers even hoog zijn als voor fulltimers.
RECHT OP DEELTIJDARBEID
De Wet aanpassing arbeidsduur geeft werknemers het recht in deeltijd te mogen
werken en ook om meer uren te werken.
Deze wet geldt niet voor werkgevers met minder dan tien werknemers.
Deze werkgevers moeten zelf een regeling treffen. De rechter kan in een
eventuele procedure anders beslissen en sommige bepalingen van de Wet
aanpassing arbeidsduur van toepassing verklaren (reflexwerking).
Voor het berekenen van de periode van een jaar worden perioden waarin
arbeid wordt verricht die elkaar opvolgen met een onderbreking van niet
meer dan drie maanden samengeteld.
Het verzoek kan ten hoogste eens in de twee jaar worden gedaan. De werknemer
moet het verzoek uiterlijk vier maanden voor het tijdstip van ingang van de aanpassing
schriftelijk bij u indienen.
U bent verplicht uiterlijk een maand voor de ingangsdatum schriftelijk op het verzoek
te reageren.
170 Deeltijdwerk
Als u niet op tijd reageert op het verzoek van de werknemer, wordt volgens
de wet de arbeidsduur aangepast overeenkomstig het verzoek.
ZWAARWEGENDE BEDRIJFSBELANGEN
U kunt een verzoek om vermeerdering of vermindering van de arbeidsduur slechts
afwijzen als zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten. Een
dergelijke afwijzing zal echter niet snel worden aangenomen, de belangen van de
werkgever dienen dusdanig zwaar te wegen dat het belang van de werknemer bij een
vermindering van het aantal arbeidsuren daarvoor dient te wijken. Bij vermindering
van de arbeidsduur kan sprake zijn van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang als
de vermindering leidt tot zeer ernstige problemen:
– voor de bedrijfsvoering bij de bezetting van vrijgekomen uren (bijvoorbeeld als de
werkgever geen personeel kan vinden om de vrijgekomen uren op te vullen);
– op het gebied van de veiligheid of van roostertechnische aard.
Als een werknemer zijn arbeidsduur wil uitbreiden, kunt u het verzoek afwijzen als de
vermeerdering leidt tot ernstige problemen:
– van financiële of organisatorische aard;
– omdat onvoldoende werk voorhanden is;
– wegens het ontbreken van voldoende formatieruimte of (personeels)budget.
U mag het dienstverband met een werknemer niet beëindigen vanwege het
feit dat deze om aanpassing van de arbeidsduur heeft verzocht. Er geldt dan
een opzegverbod.
Veelgestelde vragen
Deeltijdwerk 171
Gaat de werknemer in de loop van het jaar in deeltijd werken? Dan heeft dit
effect op de pensioenregeling. De pensioenaanspraken en -premies worden
vanaf dat moment aangepast. De pensioengrondslag wijzigt niet door deel-
tijd werken. Pensioengrondslagen zijn altijd op basis van volledige arbeids-
duur. Bij de berekening van pensioenaanspraken en- premies wordt een
zogenaamde deeltijdfactor toegepast. Dit geldt ook als het deeltijdpercen-
tage in de loop van het jaar hoger of lager wordt.
172 Deeltijdwerk
Indienen verzoek
– Schriftelijk, minimaal vier maanden voor het beoogde tijdstip.
– Verzoek geldt pas op het moment dat de werkgever dit (schriftelijk) ontvangt.
– Verzoek bevat minimaal het tijdstip van ingang en de omvang van de uren-
vermindering en de gewenste urenspreiding.
– Verzoek bevat een permanente aanpassing van de arbeidsduur, geen tijdelijke.
In theorie kan elke arbeidsduur verzocht worden, zolang die groter is dan nul
uur.
– Werknemer hoeft het verzoek niet te motiveren.
– Werknemer moet minimaal één jaar in dienst zijn van werkgever. Hierbij gelden
ook de opgetelde perioden van arbeid die elkaar opvolgen met een onder-
breking van niet meer dan drie maanden.
– Slechts één verzoek mogelijk per twee jaar. Deze termijn start na afloop van
eerdere honorering of afwijzing van aanpassing van de arbeidsduur.
Overlegvereiste
– Werkgever en werknemer moeten met elkaar in overleg. Voor de werkgever
bestaat de mogelijkheid toekenningsnormen toe te lichten en de voorwaarden
aan de orde te stellen. Wederom is de werknemer niet verplicht een motivering
voor het verzoek te geven.
– Als resultaat van het overleg kan de werknemer het verzoek aanpassen. Zolang
de werkgever geen schriftelijke afwijzing heeft gegeven, is de werknemer niet
gehouden aan de termijn van twee jaar.
– Indien gewenst kunnen meerdere overlegrondes in de procedures worden
opgenomen. In een tweede gesprek kunnen buitenstaanders (bijvoorbeeld een
P&O’er of het medezeggenschapsorgaan) bemiddelen.
Honorering verzoek
– Schriftelijke bevestiging van honorering van het verzoek.
– Administratieve afhandeling.
– Als de werkgever niet binnen één maand reageert, wordt het verzoek auto-
matisch gehonoreerd.
Deeltijdwerk 173
Afwijzing verzoek
– Uiterlijk één maand voor de beoogde ingangsdatum.
– Schriftelijke afwijzing van het deeltijdverzoek.
– De afwijzing is gedegen gemotiveerd.
Toetsingsprocedure
– De werkgever kan overwegen een interne toetsingsprocedure op te stellen.
Deze procedure voorkomt in veel gevallen een gang naar de kantonrechter.
De toetsingscommissie kan bestaan uit deskundigen uit het management en de
medezeggenschap.
– Werkgever en werknemer kunnen alsnog besluiten een (aangepast) deeltijd-
verzoek toe te passen.
174 Deeltijdwerk
7.4 OVERWERK
Als u verwacht dat een nieuwe werknemer regelmatig overwerk moet ver-
richten, dan is het raadzaam in de arbeidsovereenkomst vast te leggen dat
hij verplicht is dit te doen met een overwerkbeding. Zijn er bijvoorbeeld in
een cao of arbeidsvoorwaardenreglement geen afspraken vastgelegd? Dan is
het verstandig af te spreken op welke wijze de werknemer overwerk krijgt
uitbetaald. Dit kan naast uitkering in geld ook in de vorm van ‘tijd voor tijd’
plaatsvinden. Bij een eventueel geschil tussen werkgever en werknemer over
het aantal overuren ligt de bewijslast bij de werkgever. Het is dan ook van
belang een goede urenadministratie bij te houden.
Overwerk 175
Er is geen wettelijk recht op betaling van overwerk. Wel bevatten veel cao’s
bepalingen over de betaling van overwerk. Ook kunt u in de individuele
arbeidsovereenkomst hierover afspraken maken.
Ook als zo’n afspraak in de arbeidsovereenkomst ontbreekt, kunt u toch verplicht zijn
overuren te betalen. Dat hangt volgens de Hoge Raad af van wat de werknemer en
werkgever van elkaar mogen verwachten. Daarbij kan bijvoorbeeld van belang zijn:
– dat in een eerdere periode een cao van toepassing is geweest die wél recht op
vergoeding van overwerk gaf;
– de functie en het daarmee samenhangende loonniveau van de werknemer;
– de omstandigheid dat de werknemer regelmatig weekstaten heeft ingediend waar-
uit zijn overuren blijken, zonder dat u daartegen bezwaar maakte.
In de praktijk vindt er alleen bij hogere functies (functies waarbij overwerk uit de aard
van het werk voortvloeit) in het algemeen geen vergoeding van overwerk plaats. Veel
bedrijven kennen voor de lagere functies een zogenaamde ‘tijd-voor-tijdregeling’.
De overwerkuren worden dan gecompenseerd met vrije tijd. Ook zijn er bedrijven die
het overwerk in geld vergoeden of een combinatie hebben van compensatie in tijd en
geldelijke vergoedingen.
176 Overwerk
Veelgestelde vragen
Overwerk 177
178 Overwerk
7.5 VAKANTIE-UREN
MINIMUMVERPLICHTING
Een werknemer die 38 uur (vijf dagen) per week werkt, heeft wettelijk dus minimaal
recht op 152 vakantie-uren (twintig vakantiedagen) .
Toekennen van extra vakantie-uren op basis van leeftijd kan in strijd zijn met
de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid. Dit mag
alleen als de toekenning objectief te rechtvaardigen is en er geen andere
manier is om hetzelfde doel te bereiken. Als werknemers zwaar lichamelijk
werk moeten verrichten, kan het gerechtvaardigd zijn oudere werknemers
wél extra vakantie-uren toe te kennen om daarmee het ziekteverzuim terug
te dringen.
Bij het vaststellen van de vakantie bent u aan bepaalde regels gebonden. U
heeft de plicht een bepaald gedeelte van de vakantie aaneengesloten (bij-
voorbeeld twee weken achtereen) vast te stellen.
Vakantie-uren 179
Het begin en einde van de vakantie stelt u vast volgens de wensen van de werknemer.
Alleen als er gewichtige bedrijfsbelangen zijn, mag u aan de wens van de werknemer
voorbijgaan. Maakt het de werknemer niet uit wanneer hij met vakantie gaat? Dan
heeft u de vrijheid zelf de vakantie vast te stellen.
De werknemer die op vakantie wil, moet zijn wens schriftelijk aan u doorgeven, tenzij
u heeft afgesproken dat dit ook mondeling kan. Voert u tegen de aanvraag van de
werknemer niet binnen twee weken schriftelijk gewichtige redenen aan, dan is de
vakantie vastgesteld overeenkomstig de wens van de werknemer. Reageert u niet, dan
heeft u stilzwijgend toegestemd.
Ook de cao kan een regeling over de in een vakantiejaar nog niet opgenomen uren
bevatten.
180 Vakantie-uren
– U kunt in overleg met de werknemer overeenkomen dat hij zijn niet opgenomen
vakantie-uren opneemt tijdens de opzegtermijn. Daarnaast is het mogelijk al in de
arbeidsovereenkomst op te nemen dat de werknemer instemt met de opname van
eventueel nog openstaande vakantie-uren voor het einde van zijn dienstverband,
tenzij dit op grond van de bedrijfsbelangen door de werkgever niet wenselijk wordt
geacht.
– Wanneer de vakantie niet kan worden opgenomen voordat de arbeidsovereen-
komst eindigt, is een regeling van ‘onbetaald verlof’ bij de nieuwe werkgever
mogelijk. Deze werkgever hoeft de werknemer over deze verlofuren geen loon te
betalen. Het gaat immers om uren die zijn opgebouwd bij de oude werkgever.
De nieuwe werkgever kan bepalen wanneer het verlof moet worden opgenomen.
Ook bij het einde van het dienstverband mag u de vakantie niet eenzijdig
vaststellen, maar alleen na overleg met de werknemer. Dat geldt ook tijdens
de opzegtermijn of als de werknemer op non-actief is gesteld. U moet
hierbij rekening houden met de vakantiewensen van de werknemer, zeker
als deze vakantie wil opnemen in het ‘gunstige’ seizoen (van 30 april tot
1 oktober).
Veelgestelde vragen
Vakantie-uren 181
182 Vakantie-uren
Als een werknemer aan het eind van het jaar ziek wordt, en zijn boven-
wettelijke vakantie-uren voor dat jaar al heeft opgenomen, kan er geen
verrekening meer plaatsvinden.
Vakantie-uren 183
7.6 ATV
Een groot aantal organisaties heeft regelingen voor arbeidstijdverkorting (ATV). Andere
gebruikte termen zijn: arbeidsduurverkorting of roostervrije uren. Deze regelingen zijn
ooit ontworpen om ruimte te creëren om meer mensen aan werk te helpen. De werk-
nemers leverden collectief een aantal uren (en salaris) in en voor de ingeleverde uren
kon weer iemand worden aangenomen.
In veel gevallen heeft ATV de vorm van een in principe vrij op te nemen aantal uren of
dagen. Het kan echter ook zijn dat de ATV is verwerkt in het werkrooster (ploegen-
systeem).
Ook komt het voor dat een aantal ATV-dagen collectief is vastgesteld, bijvoorbeeld in
de periode tussen kerst en oud en nieuw.
De status van ATV is in beginsel een andere dan die van vakantiedagen. Zo kan de
werknemer doorgaans geen aanspraak op een vervangende ATV-dag maken als hij
ziek is op deze dag. Ook vervallen niet opgenomen ATV-uren of -dagen na afloop van
een kalenderjaar.
Veelgestelde vragen
184 ATV
3) Heeft een werknemer recht op een vervangende vrije dag als hij ziek
wordt op een roostervrije (atv-)dag?
Als een werknemer bijvoorbeeld elke twee weken een halve dag atv op
donderdagmiddag heeft, wordt die halve dag in geval van ziekte op die
donderdag niet gecompenseerd. Net als een werknemer die in deeltijd
werkt en ziek is op een dag waarop hij normaal gesproken niet gewerkt
zou hebben, krijgt een werknemer ook voor een roostervrije dag geen
dag terug. Als in het bedrijf de regel geldt dat atv-dagen in overleg wor-
den opgenomen, is het iets complexer. Formeel zou de werkgever voor
elke week ziekte bijvoorbeeld twee atv-uren kunnen schrappen, omdat
de werknemer slechts 38 uur werkt. Maar ook een andere benadering is
mogelijk. Om conflicten te voorkomen moeten over deze situatie duide-
lijke afspraken worden gemaakt. Er kan bijvoorbeeld worden gekozen
voor een globale benadering waarbij pas uren worden afgeboekt als een
ziekteperiode een bepaalde duur overschrijdt.
ATV 185
7.7 VERLOF
Naast vakantie opnemen voor elk willekeurig doel kunnen werknemers in verband met
bepaalde omstandigheden verlof opnemen. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen
betaald verlof door de werkgever, betaald verlof via een uitkering en onbetaald verlof.
Vormen van onbetaald verlof is (mits zaken in een cao zijn afgesproken):
7) ouderschapsverlof;
8) loopbaanonderbreking;
9) politiek verlof.
5 mei 2010 is een nationale feestdag. Deze dag wordt in veel cao’s gezien
als een verlofdag.
1) KORTDUREND ZORGVERLOF
Het kortdurende zorgverlof stelt werknemers in staat zelf gedurende korte tijd een
ziek thuiswonend kind, zieke partner of ouder te verzorgen.
U bent verplicht ten minste 70% van het loon door te betalen, met als
ondergrens het minimumloon.
186 Verlof
Het verlof gaat pas in op het tijdstip waarop de werknemer het opnemen ervan aan u
meldt. Het verlof is in elke periode van twaalf achtereenvolgende maanden ten hoog-
ste tweemaal de arbeidsduur per week. Voor een werknemer met een volledige werk-
week komt dit neer op tien dagen per jaar. Voor deeltijders bestaat er recht op een
evenredig deel van die tien dagen.
Het moet in beginsel wel gaan om omstandigheden waarvoor geen oplossing buiten
werktijd te vinden is, omstandigheden dus die geen uitstel dulden.
Bij calamiteiten valt te denken aan:
– een gesprongen waterleiding;
– plotselinge ziekte van het kind;
– onvoorzien uitvallen van de partner die het kind verzorgt.
Verlof 187
Ook wordt veelal daarbij een nadere bepaling gegeven van de duur van het verlof. Bij-
voorbeeld: bij het 25-jarig huwelijksjubileum van de werknemer bestaat recht op een
dag betaald verlof.
In de cao kan hiervan (ook ten nadele van de werknemer) worden afgeweken.
3) KRAAMVERLOF
De werknemer heeft recht op verlof met behoud van loon voor in totaal twee werk-
dagen gedurende vier weken na de bevalling van:
– de echtgenote;
– de geregistreerde partner;
– de persoon met wie hij ongehuwd samenwoont; of
– degene van wie hij het kind erkent.
Het recht op kraamverlof bestaat vanaf de eerste dag dat het kind bij de moeder
verblijft.
4) FEESTDAGEN
Het Burgerlijk Wetboek bevat geen omschrijving van het begrip feestdag. Over het
algemeen worden (ook in veel cao’s) de volgende dagen aangemerkt als feestdagen:
nieuwjaarsdag, de beide paasdagen, Koninginnedag, Hemelvaartsdag, de beide pink-
sterdagen, de beide kerstdagen en nationale feestdagen die door de overheid worden
vastgesteld.
188 Verlof
- 5 mei
In de praktijk bestaat soms onduidelijkheid of 5 mei (Bevrijdingsdag) als vrije dag moet
gelden. In 1990 heeft de overheid 5 mei aangewezen als nationale feestdag. De toe-
lichting bij dit besluit luidt: “De aanwijzing van de vijfde mei als nationale feestdag is
ook een oproep aan de burgers en de sociale partners om deze dag zo veel mogelijk
een vrije dag te doen zijn. Dat feitelijk te realiseren, is overigens een zaak van burgers
en bedrijven zelf. De regering gaat ervan uit dat werkgevers en werknemers overleg-
gen op welke wijze zij daaraan in cao-verband vorm willen geven, respectievelijk de
kostenconsequenties van een vrije dag willen opvangen.”
Dat 5 mei als nationale feestdag is aangewezen, betekent dus niet zonder meer dat de
werknemer aanspraak kan maken op een – betaalde – jaarlijkse vrije dag. Het komt
aan op de afspraken die werkgevers en werknemers daarover maken. In de meeste
cao’s is opgenomen dat 5 mei eenmaal per vijf jaar als feestdag met recht op betaald
verlof wordt aangemerkt.
Met werknemers die een andere religie aanhangen kunt u afspreken dat zij
(tegen inlevering van een vakantiedag) het recht krijgen om op hun eigen
feestdag vrij te nemen.
5) ZWANGERSCHAPS- EN BEVALLINGSVERLOF
Zwangerschaps- en bevallingsverlof is een vorm van verlof waarbij de loondoorbetaling
(anders dan bij ziekte) niet een werkgeversgelegenheid is. Er bestaat dus geen aan-
spraak op loondoorbetaling gedurende deze verlofperiode, maar wel op een uitkering
op grond van de Wet arbeid en zorg.
Het recht op zwangerschapsverlof bestaat vanaf zes weken voor de dag van de ver-
moedelijke datum van bevalling tot en met de dag van de bevalling. Die vermoedelijke
datum wordt vastgesteld aan de hand van een schriftelijke verklaring van een arts of
verloskundige.
Tot op zekere hoogte kan de werkneemster zelf bepalen wanneer zij stopt met werken
en haar zwangerschapsverlof wil laten ingaan. Volgens de wet mag het zwanger-
schapsverlof namelijk later ingaan, echter uiterlijk vier weken voor de dag van de
vermoedelijke datum van bevalling.
Het bevallingsverlof gaat in op de dag na de bevalling en is tien aaneengesloten
weken of zoveel meer als het aantal dagen dat het zwangerschapsverlof minder dan
zes weken heeft bedragen. De periode waarin voor de bevalling langer is door-
gewerkt, wordt bij het bevallingsverlof geteld.
Als de vermoedelijke bevallingsdatum samenvalt met de werkelijke datum van
bevalling, is het totale zwangerschaps- en bevallingsverlof zestien weken.
Verlof 189
- Meldingsplicht werkneemster
De werkneemster is verplicht uiterlijk drie weken voor de dag dat zij haar zwanger-
schapsverlof opneemt, die ingangsdatum aan u te melden. Daarnaast moet zij haar
bevalling doorgeven. Die melding moet zij doen uiterlijk op de tweede dag volgend op
die van de bevalling.
- Recht op uitkering
De werkneemster heeft tijdens het zwangerschaps- of bevallingsverlof recht op een
uitkering. Het recht op een uitkering in verband met zwangerschap of bevalling is dus
gekoppeld aan het recht op het verlof zelf. Regels over de uitkering zijn, evenals de
regels van het verlof, opgenomen in de Wet arbeid en zorg. Zie ook paragraaf 4.1.
- Aanvragen uitkering
De werkneemster moet de aanvraag voor de uitkering via u indienen.
6) ADOPTIEVERLOF
De werknemer die een kind adopteert of pleegkind ter verzorging opneemt, heeft
recht op ten hoogste vier aaneengesloten weken adoptieverlof. Het recht kan worden
opgenomen in een periode van achttien weken. Die periode begint vanaf twee weken
vóór de eerste dag dat het kind feitelijk ter adoptie of ter pleegzorg wordt opgenomen.
Als het kind langer dan achttien weken in het gezin is, kan daarna geen aan-
spraak meer gemaakt worden op het verlof.
- Uitkering
De werknemer heeft gedurende de periode dat hij verlof neemt in verband met adop-
tie of de opname van een pleegkind, recht op een uitkering krachtens de Wet arbeid
en zorg. Hij moet de aanvraag voor de uitkering via u indienen bij UWV. Dit moet
uiterlijk twee weken voor de ingangsdatum van het verlof. De uitkering in verband
met adoptie of pleegzorg is evenals het zwangerschaps- en bevallingsverlof 100% van
190 Verlof
7) OUDERSCHAPSVERLOF
Een werknemer die in Nederland arbeid verricht, heeft recht op ouderschapsverlof als
voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
– De werknemer moet minimaal één jaar in dienst zijn. Voor de berekening van die
termijn worden perioden die elkaar opvolgen met een onderbreking van niet meer
dan drie maanden samengeteld.
– De werknemer moet een kind jonger dan acht jaar hebben. Het kan daarbij gaan
om een eigen kind, erkend kind, adoptiekind of een kind dat volgens de Gemeen-
telijke Basisadministratie bij de werknemer woont en dat door hem duurzaam
wordt verzorgd en opgevoed (bijvoorbeeld een kind van een nieuwe partner met
wie de werknemer samenleeft).
Dit is alleen anders voor werknemers die arbeid buiten Nederland verrichten.
Als zwaarwegende bedrijfsbelangen zich tegen opname van ouderschapsver-
lof verzetten, kunnen zij geen gebruikmaken van het recht op ouderschaps-
verlof. Beide ouders kunnen ieder apart gebruikmaken van de regeling, tege-
lijkertijd of na elkaar.
Verlof 191
Voorbeeld
Een werknemer werkt 36 uur per week en heeft één kind. Hij heeft recht op 936
(26 x 36) uur ouderschapsverlof. Hij gaat 50% minder werken, dus achttien uur
per week, gedurende 52 weken.
Als de werknemer volgens deze standaardregeling verlof wil nemen, moet u hier
zonder meer mee instemmen.
Er mag van de standaardregeling worden afgeweken. De wet heeft in de volgende
afwijkingen voorzien:
– de werknemer wil gedurende een langere periode dan twaalf maanden de verlof-
dagen opnemen;
– de werknemer wil het verlof opdelen in ten hoogste zes perioden, waarbij iedere
periode ten minste een maand bedraagt;
– de werknemer wil meer uren verlof per week dan de helft van de arbeidsduur per
week.
U kunt een dergelijk verzoek alleen afwijzen als een zwaarwegend bedrijfs-
of dienstbelang zich hiertegen verzet.
Voorbeelden
De werknemer die 36 uur werkt en één kind heeft, wil twee jaar ouderschaps-
verlof. Dat kan, maar dan mag hij niet 50% minder gaan werken; dat wordt dan
25% minder. Hij werkt dan gedurende twee jaar 27 uur per week.
Dezelfde werknemer wil volledig vrij zijn. Dat kan, maar dan gedurende 26
weken.
- Onbetaald?
Het ouderschapsverlof is in beginsel onbetaald. Wel kan op grond van een individueel
arbeidscontract of de cao recht bestaan op (gedeeltelijke) doorbetaling van het loon.
Daarnaast kan de werknemer in aanmerking komen voor ouderschapsverlofkorting,
een korting op de te betalen belasting. Deze korting is tot 2009 alleen toegepast als
de werknemer in dat jaar had ingelegd in de levensloopregeling. Vanuit het oogpunt
van vereenvoudiging is deze koppeling van de ouderschapsverlofkorting aan de
levensloopregeling losgelaten per 1 januari 2009.
192 Verlof
ingang is en hoe hij het verlof wil opnemen. De werknemer mag daarbij de tijdstippen
van ingang en einde van het verlof afhankelijk stellen van de datum van bevalling, van
het einde van het bevallingsverlof of van de aanvang van de verzorging.
Deze meldingsverplichting geldt voor elk tijdvak van ouderschapsverlof. Als een werk-
nemer het ouderschapsverlof over drie perioden wil opsplitsen, moet hij dit telkens per
periode uiterlijk twee maanden van tevoren vermelden onder opgave van de spreiding
van de uren per week.
8) LOOPBAANONDERBREKING
Als een werknemer zijn loopbaan wil onderbreken (bijvoorbeeld voor een sabbatical of
studieverlof), heeft hij daarvoor uw toestemming nodig. Uw werknemer moet dus in
overleg met u bepalen wanneer hij het verlof opneemt. Dit verlof is onbetaald. De
werknemer kan hiervoor wel sparen via de levensloopregeling (zie paragraaf 2.6).
9) POLITIEK VERLOF
Het politiek verlof geeft een werknemer het recht op onbetaald verlof voor het
bijwonen van vergaderingen van:
– de Eerste Kamer, het algemeen bestuur van een waterschap, veenschap of veen-
polder;
– vertegenwoordigende organen die bij rechtstreekse verkiezingen worden samen-
gesteld, met uitzondering van de Tweede Kamer (wel gemeenteraden en
Provinciale Staten);
– colleges van wethouders, gedeputeerden en van het dagelijks bestuur van een
waterschap, veenschap of polderschap van wie de functie niet volledig wordt
bezoldigd (en dus meer een nevenfunctie is, zoals de wethouder van een gemeente
met minder dan 30.000 inwoners).
Het gaat hier om een vorm van buitengewoon verlof waarbij geen recht op doorbeta-
ling van het loon bestaat, tenzij anders in de arbeidsovereenkomst of cao is geregeld.
Verlof 193
Veelgestelde vragen
1) Als een kind langer dan tien dagen verzorging nodig heeft en de tien
dagen van het kortdurend zorgverlof heeft verbruikt, moet de werkne-
mer dan daarna vakantie-uren inleveren?
Ja, hij moet dan alsnog vakantie opnemen, elders zorg regelen of anders-
zins. In bepaalde gevallen kan aansluitend aan het kortdurend zorgverlof,
langdurend zorgverlof worden opgenomen. Langdurend zorgverlof is
onbetaald en geldt alleen in uitzonderlijke situaties. De totale omvang
van dit zorgverlof is maximaal zes maal de wekelijkse arbeidsduur in een
periode van twaalf achtereenvolgende maanden. Het aantal uren verlof
per week is ten hoogste de helft van de arbeidsduur per week. Net als bij
kortdurend zorgverlof geldt ook hier dat de werkgever het langdurend
zorgverlof mag weigeren in geval van zwaarwegende bedrijfsbelangen.
2) Wat gebeurt er als er later in het jaar nogmaals sprake is van nood-
zakelijke verzorging?
De tien dagen verlof gelden per jaar. Als ze al gebruikt zijn, zal er dus
naar een andere oplossing gezocht moeten worden, bijvoorbeeld de
onder 1) genoemde oplossing van langdurend zorgverlof.
6) Kan een parttimer verplicht worden op een andere dag te werken als zijn
werkdag op een feestdag valt?
In bedrijven waar het niet gebruikelijk is op algemeen erkende feest-
dagen te werken, geldt dat wanneer de dag dat een parttimer normaal
gesproken zou werken op een feestdag valt, hij deze dag vrij heeft met
behoud van loon. Hij kan niet verplicht worden deze dag in te halen.
194 Verlof
8) Wat zijn de gevolgen als het kind later dan de vermoedelijke bevallings-
datum komt?
Als het kind later dan de vermoedelijke bevallingsdatum wordt geboren,
duurt het zwangerschapsverlof langer. Die extra verlofdagen worden niet
afgetrokken van het aantal bevallingsverlofdagen. Na de bevalling heeft
de vrouw recht op het oorspronkelijk geplande bevallingsverlof; minimaal
tien weken en bij langer doorwerken tot voor de vermoedelijke beval-
lingsdatum maximaal twaalf weken. De totale duur van het zwanger-
schaps- en bevallingsverlof kan dus, wanneer het kind later wordt
geboren, meer zijn dan zestien weken.
11) Een werknemer adopteert twee kinderen tegelijkertijd, heeft hij dan
recht op tweemaal vier weken verlof?
Nee, als tegelijk twee of meer kinderen worden geadopteerd of als
pleegkinderen worden opgenomen, bestaan het adoptie- en pleegzorg-
verlof slechts ten aanzien van één van die kinderen.
Verlof 195
Wet- en regelgeving
Algemene termijnenwet
Arbeidstijdenwet
Burgerlijk Wetboek, artikelen 7:634 e.v. (vakantie-uren)
Burgerlijk Wetboek, artikelen 7:643 en 7:645 (politiek verlof)
Besluit nadere regeling kinderarbeid
Wet aanpassing arbeidsduur (deeltijd)
Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie
levensloopregeling (Wet VPL)
Wet arbeid en zorg
Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid
Cao
Relevante boeken
Drongelen, Harry van en Rob Verkoren, Vormen van verlof. Een overzicht van
verlofregelingen inclusief de Wet arbeid en zorg, Kluwer
Praktijkgids Arbeidsrecht, Kluwer
Eerden-van der Hoeven, K.E.M., Praktijkgids Personeel & Fiscus, Kluwer
Relevante internetsites
www.arbeidsinspectie.nl
www.centraalbeheer.nl
www.cgb.nl
www.emancipatieweb.nl
www.wetwegwijzer.nl
196 Verlof
FLEXIBILISERING
VAN ARBEIDS-
VOORWAARDEN
8.1 INLEIDING
8.2 SYSTEMATIEK
8.3 INVOERING
FLEXIBILISERING VAN ARBEIDSVOORWAARDEN: WAAR MOET U DAN
8.1 INLEIDING
198 Inleiding
8.2 SYSTEMATIEK
Voorbeeld
U kunt bijvoorbeeld bewust flexibiliteit aanbieden in de autoregeling en de rege-
ling van vrije dagen. Binnen de leaseautoregeling kunnen werknemers bijvoor-
beeld kiezen tussen een duurdere auto in combinatie met een hogere eigen bij-
drage of een goedkopere auto zonder eigen bijdrage. Als onderdeel van de
vakantieregeling kunt u de mogelijkheid creëren een aantal extra vakantie-uren te
kopen. Soms bieden werkgevers de mogelijkheid belast loon in te ruilen voor iets
dat belastingvrij is. Bijvoorbeeld een mobiele telefoon.
Vaak formuleren werkgevers als basis een aantal arbeidsvoorwaarden die het perso-
neel een bepaalde mate van zekerheid garanderen. Zo kunt u vaststellen dat een zeker
aantal vakantie-uren of een bepaald pensioen noodzakelijk is. Door een dergelijke
basisvoorziening te formuleren, geeft u aan dat u zich hiervoor sociaal verantwoorde-
lijk voelt. Welke arbeidsvoorwaarden u als basis aanbiedt, is afhankelijk van het perso-
neelsbeleid, de cultuur van de organisatie, eventuele afspraken binnen de cao en de
verplichtingen vanuit de overheid, ten aanzien van bijvoorbeeld het minimumloon en
de minimale vakantieperiode.
Systematiek 199
Welke elementen als bron of doel gebruikt (mogen) worden, hangt onder meer af van
de volgende zaken:
– wetgeving;
– cao;
– arbeidsreglement.
Veelgestelde vragen
200 Systematiek
8.3 INVOERING
INVENTARISATIE
Ten eerste moeten de volgende zaken in kaart worden gebracht:
– de wensen en behoeften van betrokkenen;
– de huidige arbeidsvoorwaarden voor juridische en fiscale kaders en de mate waarin
er door werknemers gebruik van wordt gemaakt en de kosten;
– de beschikbare techniek en administratie;
– ervaringen van andere organisaties;
– spelregels en procedures rondom de keuze.
Een inventarisatie door een schriftelijke enquête wekt bij het personeel al
gauw hoge verwachtingen.
FORMULERING UITGANGSPUNTEN
De volgende stap is het formuleren van uitgangspunten. In deze fase worden de con-
touren van een nieuw pakket (inclusief de gewenste verwerking van de keuzes) duide-
lijk en vindt verdere invulling van het communicatieplan plaats.
Checklist uitgangspunten
Er zullen uitgangspunten geformuleerd moeten worden voor:
– het invoeren van een flexibel pakket;
– de vormgeving van het pakket;
– de elementen die in het pakket worden opgenomen;
– het technische ambitieniveau;
– de wijze van administratieve verwerking;
– het raamwerk voor het communicatieplan.
Invoering 201
ONTWERP
In de ontwerpfase maakt u een ‘reglement’ waarin diverse arbeidsvoorwaarden, de
ruilmogelijkheden, de grenzen en de prijzen van arbeidsvoorwaarden staan. U toetst
het reglement vervolgens bij de Belastingdienst. Zodra u toestemming van deze
instantie heeft, kunt u beginnen met de implementatie.
IMPLEMENTATIE
In deze fase moet er veel gebeuren op het gebied van communicatie, administratie en
eventuele automatisering. De werknemers kunnen nu meer gedetailleerd geïnfor-
meerd worden over:
– wie een keuze mogen maken;
– de periode waarbinnen de keuzes gemaakt moeten worden;
– het medium (formulier, inter- of intranet) waarmee de keuze wordt gemaakt;
– technische ondersteuning voor het maken van keuzes.
Op het gebied van de administratie verdienen met name aandacht het facilieren van
het maken van keuzes, regelen van autorisaties en het geven van ondersteuning bij
het maken van keuzes door werknemers. Voor iedere activiteit moet worden aan-
gegeven wie verantwoordelijk is voor de uitvoering en wanneer dit moet plaatsvinden.
Speciaal van belang zijn daarbij de aanlevering en verwerking van gegevens en afspra-
ken met eventuele leveranciers en dienstverleners.
202 Invoering
UITVOERING
Alles en iedereen is er nu klaar voor. U kunt de werknemers nu meedelen:
– hoe zij toegang krijgen tot de applicatie (als daar gebruik van wordt gemaakt);
– welke procedures gelden;
– wanneer men kan kiezen;
– hoe de keuzes gemaakt kunnen worden;
– waar men terecht kan met vragen;
– hoe de gemaakte keuzes verwerkt worden.
Vervolgens kunnen de werknemers kenbaar maken wat de inhoud van hun geïndivi-
dualiseerde arbeidsvoorwaardenpakket zal zijn. Daarna kunnen de keuzes worden
verwerkt. Dit betekent dat:
– de gemaakte keuzes worden beoordeeld;
– bevestigingsbrieven moeten worden gemaakt;
– de keuzes verwerkt moeten worden in de personeels- en salarisadministraties;
– managementinformatie gemaakt moet worden;
– het lijnmanagement geïnformeerd moet worden;
– eventuele derden (bijvoorbeeld de leasemaatschappij) geïnformeerd moeten
worden.
EVALUATIE EN BEHEER
Flexibele arbeidsvoorwaarden zijn niet statisch. Met de invoering, het maken van de
keuzes en de administratieve verwerking bent u er nog niet. U moet met de volgende
punten rekening houden:
– personele mutaties gedurende het jaar;
– evaluatie van de (eerste) keuzeperiode (zijn de geformuleerde doelstellingen
behaald?) en mogelijke bijstellingen;
– eventuele uitbouw van de flexibele arbeidsvoorwaarden;
– onderhoud mede door gewijzigde fiscale en andere regelgeving, eventueel de cao;
– indien van toepassing: onderhoud van de automatisering.
COMMUNICATIE
Een cruciaal onderdeel van flexibilisering van arbeidsvoorwaarden is de communicatie,
zowel intern als extern. Alle aspecten moeten hierbij aan de orde komen: van wat de
persoonlijke consequenties zijn voor het inkomen, de fiscus en de opbouw van het
pensioen, tot hoe het systeem werkt en hoe definitief de keuzes zijn. Het succes van
de invoering van flexibele arbeidsvoorwaarden is in belangrijke mate afhankelijk van
het inzicht in en de waardering die de werknemer heeft voor zijn arbeidsvoorwaarden-
pakket.
Invoering 203
Een Personal Benefits Statement (PBS) kan hier een belangrijke bijdrage aan
leveren. Het PBS is een persoonlijk overzicht van de (arbeidsvoorwaardelijke)
rechten, regelingen, verzekeringen en dergelijke van de betreffende werk-
nemer. De inhoud en vorm van een PBS verschillen van bedrijf tot bedrijf.
Qua vorm volstaan sommige bedrijven met één of twee A4-tjes, andere
bedrijven verstrekken aan de werknemers een uitgebreid overzicht tot wel
dertig pagina’s, waarin bijvoorbeeld ook alle verzekeringsaspecten worden
vermeld.
In een PBS wordt als regel, behalve over de primaire, secundaire en tertiaire arbeids-
voorwaarden, ook informatie gegeven over het individuele inkomen bij pensionering,
bij korte en langer durende arbeidsongeschiktheid, de financiële gevolgen bij overlij-
den en eventuele andere risico’s die de werknemer loopt. Een apart onderdeel van het
PBS is het totale overzicht van de kosten die u, naast het salaris en de overige vergoe-
ding, allemaal voor de betrokken werknemer voor uw rekening neemt. Hierdoor krijgt
de werknemer nog meer inzicht én waardering voor het gebodene.
204 Invoering
Veelgestelde vragen
2) Welke criteria zijn van belang bij het vaststellen van een flexibel arbeids-
voorwaardenpakket?
Bij het onderzoek naar de wenselijkheid van een flexibel arbeidsvoor-
waardenpakket is het goed een aantal vragen te stellen, zoals:
– Wat wil de werknemer?
– Wat wil de organisatie?
– Wat zijn de effecten van de invoering van flexibele arbeidsvoorwaar-
den en wat zijn de kosten?
– Wat zijn de fiscale voor- en nadelen van flexibele arbeidsvoorwaarden?
Relevante boeken
Praktijkboek Belonen, Kluwer
Praktijkboek Employee Benefits, Reed Business Information
Employee Benefits, Handboek voor de verzekeringspraktijk, Kluwer
Relevante internetsites
www.centraalbeheer.nl
www.nationaalbeloningsonderzoek.nl
Invoering 205
ARBEIDS-
VOORWAARDEN
IN NEDERLAND
9.1 BENCHMARK ARBEIDSVOORWAARDEN
9.2 ENKELE RESULTATEN
Centraal Beheer Achmea onderzoekt iedere twee jaar op welke manier bedrijven in
Nederland de verschillende arbeidsvoorwaarden aan hun werknemers bieden. Het
resultaat van dit onderzoek is het Benchmark Arbeidsvoorwaarden.
TYPE PENSIOENREGELING
Werkgevers kunnen kiezen tussen een aantal pensioenregelingen voor hun werk-
nemers. De keuze voor de pensioenregeling heeft gevolgen voor de kosten voor de
werkgever en werknemer en voor de aard en de hoogte van de pensioenopbouw.
De grafiek toont de ‘populariteit’ van de pensioenregelingen.
overig 1%
FLEXIBILITEIT PENSIOENREGELING
Naast de keuze van de pensioenregeling zelf zijn er vaak nog meer keuzes binnen de
pensioenregeling. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om voorzieningen die het mogelijk
maken de pensioenopbouw aan te vullen, om een ‘pensioengat’ te dichten of te
voorkomen. In de onderstaande grafiek ziet u welk percentage van de organisaties
hun werknemers van de verschillende mogelijkheden gebruik laten maken.
deeltijdpensionering 29%
overig 7%
VERZUIMVERZEKERING
Wordt een werknemer langdurig ziek? Dan moet de werkgever de eerste twee jaar
van de ziekteperiode het salaris van de zieke werknemer doorbetalen. Dit kan voor
veel bedrijven een flinke kostenpost zijn. De werkgever kan dit risico verzekeren met
de verzuimverzekering.
nee 26%
ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING
Werknemers die arbeidsongeschikt raken, kunnen rekenen op een uitkering vanuit de
overheid. Om een gewenst salarisniveau te behouden kunnen werkgevers een aan-
vullende arbeidsongeschiktheidsverzekering sluiten. Uit de onderstaande grafiek blijkt
dat 36% van de bedrijven geen enkele vorm van aanvullende arbeidsongeschiktheids-
verzekering voor zijn personeel heeft geregeld.
VERLOFREGELINGEN
Naast de gebruikelijke vakantiedagen kennen bedrijven vaak regelingen die extra ver-
lof mogelijk maken. De werkgever kan hierbij kiezen om wel of niet financieel bij te
dragen. De onderstaande grafiek geeft een overzicht van hoeveel bedrijven bepaalde
regelingen aanbieden.
ATV/ADV 50%
studieverlof 43%
verlofspaarregeling 23%
LEVENSLOOPREGELING
Binnen de bedrijven met een collectieve levensloopregeling doet gemiddeld 5,6% van
de werknemers mee. Wat is de mening van bedrijven over de levensloopregeling?
Hieronder een paar feiten op een rij.
– 27% van de bedrijven vindt dat de maximaal fiscale spaarruimte in de levensloop-
regeling moet worden verhoogd.
– 41% van de bedrijven vindt dat levensloopregeling een goed instrument is om
werknemers meer verantwoordelijk te maken voor hun inkomen nu en later.
– 41% van de bedrijven vindt dat de levensloopregeling bij uitstek een geschikt
instrument is voor een vervroegde pensionering van werknemers.
– 34% van de bedrijven vindt dat ontslagvergoedingen belastingvrij in de levensloop-
regeling gebracht moeten kunnen worden.
MEER WETEN?
Wilt u weten hoe uw bedrijf ‘scoort’ ten opzichte van uw branchegenoten? Maak dan
met de antwoordkaart een afspraak met een van onze arbeidsvoorwaardenadviseurs.
Hij zorgt dan dat voor u een rapport op maat wordt gemaakt.
DIRECT CONTACT
Al zijn we een van de grootste verzekeraars, de relatie met onze klanten kenmerkt zich
door rechtstreeks, persoonlijk en deskundig contact. Ontstaan als onderling samen-
werkingsverband van ondernemers, staat het merk Centraal Beheer Achmea voor
direct zaken doen. Wij leveren onze producten en diensten rechtstreeks aan de klant,
zonder tussenpersonen. Dit werkt efficiënt, snel en makkelijk.
ONLINE HR-PLATFORM
Als extra service bieden wij u een online platform voor u en uw HR-collega’s.
Op www.centraalbeheer.nl/hrm blijft u op de hoogte van alles wat er speelt op het
gebied van arbeidsvoorwaarden. Ook vindt u er handige rekentools en kunt u vragen
stellen aan een specialist van Centraal Beheer Achmea of een HR-collega.
MEER INFORMATIE?
Stuur voor een gratis adviesgesprek over pensioen en andere arbeidsvoorwaarden de
antwoordkaart op. Of bel ‘Even Apeldoorn’: (055) 579 8177. U kunt ons ook online
bereiken: www.centraalbeheer.nl. Ons e-mailadres is: zakelijk@centraalbeheer.nl.
NUTTIGE ADRESSEN
Belastingtelefoon
tel. (0800) 0543 (gratis)
tel. (0800) 0143 (douane)
tel. (0800) 0749 (auto)
www.belastingdienst.nl
TREFWOORDENREGISTER
40-deelnemingsjarenpensioen................................................................................. 68
A
aandelen................................................................................................................. 48
aanvullende zorgverzekering ................................................................................ 101
abonnementskosten telefoon................................................................................ 144
actuarieel vervroegen .............................................................................................. 68
administratieve lasten, pensioenen .......................................................................... 74
adoptieverlof ...........................................................................................16, 190, 195
ADSL .................................................................................................................... 144
afdrachtvermindering scholing .............................................................................. 140
afspiegelingsbeginsel, collectief ontslag .................................................................. 27
afstandsverklaring ................................................................................................... 14
Anw-hiaat....................................................................................................68, 81, 82
Anw-uitkering......................................................................................................... 80
– korten op ............................................................................................................. 82
Aow-gat ................................................................................................................. 70
arbeidsduur
– aanpassing ......................................................................................................... 170
– verkorting .......................................................................................................... 184
arbeidsgehandicapte, in dienst nemen/houden...................................................... 110
arbeidsgehandicaptenkorting ................................................................................ 109
arbeidsongeschiktheid .......................................................................................... 106
– herbeoordeling .................................................................................................. 106
– keuring, uitstel ..................................................................................................... 90
– mate van ............................................................................................................ 107
arbeidsongeschiktheidspensioen ............................................................................. 69
arbeidsongeschiktheidspremie .............................................................................. 108
arbeidsongeschiktheidsverzekering ....................................................................... 110
arbeidsovereenkomst
– einde van ............................................................................................................. 23
– voor bepaalde tijd ................................................................................................ 36
– voor bepaalde tijd, zie ook tijdelijke arbeidsovereenkomst,
arbeidstijden ......................................................................................................... 164
– zeggenschap werknemers .................................................................................. 164
arbeidstijdenpatronen vastleggen .......................................................................... 164
Arbeidstijdenwet................................................................................................... 165
– nieuwe............................................................................................................... 166
– werkingssfeer..................................................................................................... 166
arbeidsvoorwaarden
Trefwoordenregister 217
B
backserviceverhoging .............................................................................................. 72
basisarbeidsvoorwaardenpakket met vrije keuze.................................................... 199
basispakket zorgverzekering ......................................................................... 101, 113
bedrijfsauto .......................................................................................................... 120
bedrijfsbelang, zwaarwegend ............................................................................... 171
bedrijfsovername, pensioen .................................................................................... 71
belastingtarieven 2010............................................................................................ 40
belastingvrije vergoedingen..................................................................................... 30
beloning
– collectieve ............................................................................................................ 48
– gelijke behandeling .............................................................................................. 36
– individuele ........................................................................................................... 46
beloningsgrondslagen ............................................................................................. 42
beloningsverschillen ................................................................................................ 43
benchmarking, arbeidsvoorwaarden ..................................................................... 200
berekening reiskosten ........................................................................................... 116
beroepskosten ...................................................................................................... 146
beschikbare premiesysteem ............................................................................... 73, 75
bestelauto............................................................................................................. 124
betaald verlof........................................................................................................ 186
betalingstijdvak loon ............................................................................................... 38
bevalling ................................................................................................................. 15
bevallingsdatum...................................................................................................... 16
bevallingsuitkering .................................................................................................. 16
bevallingsverlof ............................................................................................. 189, 194
– Ziektewet ............................................................................................................. 96
bevrijdingsdag (5 mei) ........................................................................................... 189
bijbaantjes ............................................................................................................ 167
bijtelling, lage ....................................................................................................... 127
bijzondere persoonlijke omstandigheden............................................................... 187
bonus ..................................................................................................................... 46
– doorwerk- ............................................................................................................ 83
218 Trefwoordenregister
C
cafetariasysteem, zie flexibele arbeidsvoorwaarden
calamiteitenverlof ........................................................................................... 14, 187
carpoolen ............................................................................................................. 132
casemanager .......................................................................................................... 89
cataloguswaarde, auto van de zaak....................................................................... 127
collectief ontslag ..................................................................................................... 26
collectieve zorgverzekering ................................................................................... 103
combinatieregeling pensioen .................................................................................. 73
computer, vergoeding ................................................................................... 135, 143
conventionele verzekering....................................................................................... 93
D
declaratiesysteem beroepskosten .......................................................................... 146
deeltijdpensioen................................................................................................ 78, 83
deeltijdverzoek, checklist....................................................................................... 173
deeltijdwerk .......................................................................................................... 170
– verzoek tot ........................................................................................................... 17
demotie, pensioen .................................................................................................. 78
dienstverband, einde............................................................................................... 23
digitale agenda ..................................................................................................... 145
dood van werknemer .............................................................................................. 23
doorwerkbonus ...................................................................................................... 83
doorwerken na 65e .......................................................................................... 22, 83
E
echtscheiding.......................................................................................................... 17
eerstedagmelding ................................................................................................... 13
eigen beheer, pensioen ........................................................................................... 63
eigen risico zorgverzekering ...................................................................101, 105, 113
eigen risico Zvw, verplicht...................................................................................... 105
eigenrisicodragen, WIA ......................................................................................... 112
einde dienstverband................................................................................................ 23
eindejaarsregeling ................................................................................................... 47
eindloonsysteem ..................................................................................................... 72
excedentregeling .................................................................................................... 76
Trefwoordenregister 219
F
feestdagen.................................................................................................... 188, 194
– islamitische ........................................................................................................ 194
fiets van de zaak ................................................................................................... 130
fitness ................................................................................................................... 159
flexibele arbeidsvoorwaarden ........................................................................ 162, 199
– checklist uitgangspunten .................................................................................... 201
– invoering............................................................................................................ 201
flexibele pensioenelementen ................................................................................... 77
flexwerkers ............................................................................................94, 95, 98, 99
freelancer, Ziektewet ..................................................................................94, 95, 100
functies, uitwisselbare ............................................................................................. 27
FVP, Stichting .......................................................................................................... 62
G
geblokkeerde winstdeling ....................................................................................... 48
gedeeltelijk arbeidsongeschikte ............................................................................. 107
– in dienst nemen ................................................................................................. 110
gelijke behandeling
– chronisch zieken................................................................................................... 36
– mannen en vrouwen ............................................................................................ 36
gelijke beloning, mannen en vrouwen ..................................................................... 36
geregistreerd partnerschap...................................................................................... 16
gescheiden werknemer ........................................................................................... 17
geschenk, jubileum ............................................................................................... 158
gesprekskosten telefoon ....................................................................................... 144
getuigschrift ........................................................................................................... 26
gratificatie .............................................................................................................. 46
H
herinrichtingskosten.............................................................................................. 133
herrekening, pensioenen ......................................................................................... 65
huwelijk .................................................................................................................. 16
I
identiteitsbewijs werknemer.................................................................................... 13
incentives, fiscaalvriendelijke ................................................................................... 30
indexering pensioenrechten .................................................................................... 74
indiensttreding........................................................................................................ 13
informatieplicht pensioenuitvoerders ....................................................................... 60
inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekering ............................................... 13, 102
Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) ...................................... 106
220 Trefwoordenregister
J
jaarcontract, Ziektewet ........................................................................................... 97
jeugdigen, zie jongeren
jongeren
– Atw ................................................................................................................... 167
– met kleine baan, premievrijstelling ........................................................................ 41
– wetsvoorstel verruiming tijdelijke arbeidsovereenkomst ........................................ 14
jubileum ................................................................................................................. 18
– uitkering ............................................................................................................ 157
K
kantonrechtersformule............................................................................................ 24
kerstpakket ........................................................................................................... 161
kilometeradministratie, model ............................................................................... 123
kilometervergoeding, hogere ................................................................................ 126
kinderopvang.................................................................................................. 17, 151
kortdurend zorgverlof ........................................................................................... 186
kortverzuimverlof .......................................................................................... 187, 194
kraamverlof .............................................................................................16, 188, 194
krantenbezorgers .................................................................................................. 167
L
leerling met praktijkovereenkomst, vakantiedagen ................................................ 183
leerplicht, partiële ................................................................................................. 169
levensfasebewust personeelsbeleid ................................................................... 18, 20
levensfases.............................................................................................................. 19
levensloopregeling .......................................................................................18, 53, 69
– benchmarking .................................................................................................... 212
levensloopverlof, opnemen van ......................................................................... 53, 55
levensloopverlofkorting ........................................................................................... 54
loon ........................................................................................................................ 36
– betalingstijdstip .................................................................................................... 38
– definitie .............................................................................................................. 41
– hoogte ................................................................................................................. 36
– in natura .............................................................................................................. 39
– toeslagen ............................................................................................................. 38
– uitbetaling ........................................................................................................... 39
loonbelastingverklaring ........................................................................................... 13
loonbestanddelen ................................................................................................... 42
Trefwoordenregister 221
loondoorbetalingsplicht ..............................................................................................
– afwijkingen .......................................................................................................... 92
– bij ziekte .............................................................................................................. 88
loonstrookje............................................................................................................ 37
loonsverhoging doorvoeren .................................................................................... 43
loopbaan, gebeurtenissenschema ........................................................................... 12
loopbaanonderbreking.......................................................................................... 193
lopende band, jongeren ........................................................................................ 167
M
maandloon, definitie ............................................................................................. 157
makelaarskosten ................................................................................................... 134
maximumdagloon ................................................................................................... 88
middelloonverhoging .............................................................................................. 72
minimumjeugdloon................................................................................................. 37
minimumleeftijdsgrens, pensioenregeling ................................................................ 60
minimumloon ......................................................................................................... 36
min-maxcontract, Ziektewet.................................................................................... 98
mobiele telefoon................................................................................................... 144
N
nabestaanden, aanvullende voorzieningen .............................................................. 80
nabestaandenoverbruggingspensioen ..................................................................... 68
nabestaandenuitkering ........................................................................................... 80
naturapolis zorgverzekering .................................................................................. 101
nawerkingbepaling Ziektewet ................................................................................. 94
nettoloon 65-plussers ............................................................................................. 43
nominale premie zorgverzekering.......................................................................... 102
no-riskpolis ........................................................................................................... 109
nulurenovereenkomst ....................................................................................... 94, 95
O
onbetaald verlof.................................................................................................... 186
– ziek worden tijdens .............................................................................................. 99
ontbindingsverzoek................................................................................................. 24
ontslagvergoeding .................................................................................................. 24
openbaar vervoer .................................................................................................. 118
oproepkracht, Ziektewet ......................................................................94, 95, 98, 100
optierecht vastleggen .............................................................................................. 49
opties ..................................................................................................................... 48
ouderdomspensioen ............................................................................................... 66
ouderen, premiekorting ........................................................................................ 109
222 Trefwoordenregister
P
parkeergelegenheid .............................................................................................. 125
parkeerkosten, vergoeding............................................................................ 125, 128
partieel leerplichtigen, Atw ................................................................................... 167
partiële leerplicht .................................................................................................. 169
partnerpensioen...................................................................................................... 68
– keuzerecht ........................................................................................................... 78
partnertoslag, AOW ................................................................................................ 71
parttime, zie deeltijd
parttimer, Ziektewet .............................................................................................. 100
passend werk, weigeren.......................................................................................... 99
pauze, Atw ........................................................................................................... 166
pensioen ........................................................................................................... 21, 60
– combinatieregeling .............................................................................................. 73
– eigen beheer ........................................................................................................ 63
– fiscale aspecten .................................................................................................... 62
– flexibele elementen .............................................................................................. 77
– herrekening ......................................................................................................... 65
– uitstel................................................................................................................... 77
– vervroeging .......................................................................................................... 77
– vrijwillige aanvulling ............................................................................................. 79
– waardeoverdracht ................................................................................................ 70
pensioenbreuk ........................................................................................................ 69
pensioenfonds ........................................................................................................ 60
pensioengat ............................................................................................................ 70
pensioeningangsleeftijd .......................................................................................... 64
– verhoging ............................................................................................................ 65
pensioenovereenkomst ........................................................................................... 60
Trefwoordenregister 223
R
Regeling Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten ................................ 106
Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar .................................................... 89
Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten ....................................... 106
registratie partnerschap .......................................................................................... 16
re-integratie-inspanningen ...................................................................................... 89
– onvoldoende ........................................................................................................ 90
reiskostenvergoeding ............................................................................................ 116
rentevoordeel, personeelslening ............................................................................ 155
reorganisatie, collectief ontslag ............................................................................... 26
restitutiepolis zorgverzekering ............................................................................... 101
224 Trefwoordenregister
S
sabbatical ............................................................................................................... 18
salderingsmethode, kilometervergoeding .............................................................. 128
samenwonen .......................................................................................................... 16
second opinion ....................................................................................................... 91
sociale zekerheid, flexibele arbeidsvoorwaarden .................................................... 200
spaarloonregeling ............................................................................................. 15, 51
sportblessures, loondoorbetalingsplicht ................................................................. 100
stagiair, Ziektewet ................................................................................................. 100
standaardregeling arbeidstijden............................................................................. 165
startkkwalificatie, afdrachtvermindering scholing .................................................. 140
Stichting FVP........................................................................................................... 62
stop-loss-verzekering .............................................................................................. 93
studiekosten ......................................................................................................... 140
subsidie, arbeidsgehandicapte............................................................................... 109
T
tantième ................................................................................................................. 49
telefoon ................................................................................................................ 144
telewerken............................................................................................................ 135
telewerkovereenkomst, checklist ........................................................................... 136
tertiaire arbeidsvoorwaarden ................................................................................. 140
tijdelijke arbeidsovereenkomst, wetsvoorstel verruiming .......................................... 14
toeslagen op loon ................................................................................................... 38
toeslagverlening, pensioenrechten .......................................................................... 74
tolgeld, vergoeding ............................................................................................... 125
trajectkaart ........................................................................................................... 118
trouwen.................................................................................................................. 16
U
uit dienst treden, pensioen ...................................................................................... 21
uitbetaling, loon ..................................................................................................... 39
uitwisselbare functies .............................................................................................. 27
uniform pensioenoverzicht (UPO) ............................................................................ 65
V
vakantie, vaststellen ............................................................................................. 179
vakantieaanspraken, einde dienstbetrekking ......................................................... 180
vakantiebijslag ........................................................................................................ 44
vakantiedagen ...................................................................................................... 179
– bij oude werkgever............................................................................................... 14
– uitbetaling ......................................................................................................... 180
Trefwoordenregister 225
vakantiekracht
– Atw ................................................................................................................... 167
– Ziektewet ........................................................................................................... 100
vakantieopbouw, tijdens ziekte ............................................................................. 182
vakantierechten, verjaren ...................................................................................... 182
vakantieregeling, voorbeeld .................................................................................. 183
vakantiewerkers
– Atw ................................................................................................................... 167
– Ziektewet ........................................................................................................... 100
vakliteratuur ......................................................................................................... 142
vaste kostenvergoeding ........................................................................................ 146
vaste periodieke reiskostenvergoeding .................................................................. 116
vaststellingsovereenkomst, ontslag .......................................................................... 25
veergeld, vergoeding ............................................................................................ 125
vergoedingen, belastingvrije.................................................................................... 30
verhuiskosten........................................................................................................ 133
Verklaring geen privégebruik ................................................................................. 122
verlof .................................................................................................................... 186
verlofregelingen, benchmarking ............................................................................ 212
verlofsparen ............................................................................................................ 53
verplicht eigen risico, Zvw ..................................................................................... 105
verwijtbare werkloosheid ........................................................................................ 25
verzekerde dagen, Ziektewet................................................................................... 95
verzekeringsplicht, zorgverzekering ....................................................................... 101
verzoek aanpassing arbeidsduur ............................................................................ 170
– afwijzing ............................................................................................................ 170
verzuimbegeleiding ................................................................................................. 89
verzuimverzekeringen, benchmarking ................................................................... 211
volksverzekeringen, premies .................................................................................... 40
volledige arbeidsongeschikte................................................................................. 108
vrijwillig overwerken ............................................................................................. 177
VUT-regeling ........................................................................................................... 67
W
waardeoverdracht pensioen .................................................................................... 70
– pensioenregeling .................................................................................................. 14
wanbetalers, Zvw .................................................................................................. 103
wederzijds goedvinden, ontslag met ................................................................. 23, 25
WERKbedrijf ........................................................................................................... 24
werkgeversbijdrage levensloopregeling ................................................................... 54
Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA).......................................... 106
werkkamer, vergoeding......................................................................................... 136
226 Trefwoordenregister
Z
zakelijke gesprekskosten ....................................................................................... 144
zakelijke maaltijd .................................................................................................. 142
zakelijke verhuizing ............................................................................................... 133
ziekmelding ...................................................................................................... 15, 89
ziekte...................................................................................................................... 88
– checklist attentiepunten ....................................................................................... 92
– overwerkvergoeding .......................................................................................... 178
ziektekosten ......................................................................................................... 101
ziektewetuitkering .................................................................................................. 94
zondag, niet werken op ........................................................................................ 166
zorgtoeslag ........................................................................................................... 103
zorgverzekering .................................................................................................... 101
– beëindiging ........................................................................................................ 104
– collectiviteitskorting ........................................................................................... 104
– premies ................................................................................................................ 40
zwangerschap......................................................................................................... 15
– vakantiedagen ................................................................................................... 182
– Ziektewet ............................................................................................................. 96
zwangerschapsverklaring ........................................................................................ 16
zwangerschapsverlof................................................................................16, 189, 194
Trefwoordenregister 227