Вы находитесь на странице: 1из 4

1. Wat zijn de criteria?

A.1bespreken van en omgaan met regels


2.1 Fysiek en sociaal-emotioneel veilige leeromgeving
De student maakt zichtbaar welke regels er in de groep gelden en toont aan dat
hij de regels kan hanteren ten behoeve van het realiseren van een fysiek en
sociaal-emotionele veilige leeromgeving
In elk begin van de les heb ik de regels en doelstellingen met de klas besproken.
Dit begint al met de regels wat de leerlingen moesten doen als de leerkracht aan
het woord is of wat de leerlingen moesten doen wanneer ze een vraag hadden.
Daarna ben ik begonnen om de regels en doelstellingen te bespreken die te
maken hadden met de les zelf. Bijvoorbeeld het omgaan met materiaal. Dit geeft
voor mijzelf duidelijkheid over hoe ik mijn les wil gaan geven, tevens zorgt het
bespreken van doelstellingen en regels er voor dat leerlingen begrijpen wat er
van hun verwacht wordt. Daardoor wil ik onrust en chaos voorkomen die door
onduidelijkheden worden veroorzaakt.
Bijvoorbeeld:
In de les geweest waar de leerlingen konden gaan experimenteren met verf en
verschillende soorten kleuren verf. Heb ik bij het begin al aangegeven om niet te
blazen in de kleurstof zelf. Nadat ze de verf hadden gemaakt met het kleurstof en
eiwit of eigeel, waren de regels om niet met het verf op de vloer te knoeien of
niet op andermans kleren enz.
Verder heb ik bij een aantal lessen de regels op het smart bord gepresenteerd.
Dit was vooral om de reden om de regels of doelstellingen te visualiseren. Dit
werkt voor de leerlingen en mijzelf voor een geheugensteuntje ook kan ik
makkelijker terug koppelen naar de regels omdat ze al op het bordt staan.

A.3Leiding geven aan het groepsproces


1.1 Zicht op groepjes leerlingen
1.3 effectieve leerkrachtcommunicatie
De student toont aan dat hij samenwerkend/coperatief leren tijdens de
onderwijsactiviteiten bevordert en laat expliciet zien dat hij kinderen aanspreekt
op gedrag, hen positief stimuleert en zicht houd op alle groepjes.
In het zicht hebben op de groepjes en leerlingen heb ik voor de typering en
overdenking een sociogram en een sociomatirx gemaakt. Vooral de sociomatrix
gaf mij veel informatie over het zicht op groepjes in de leerlingen. Ook de
groepjes waar de leerlingen in de klas zaten gaf al veel informatie. Hierin kon je
al snel ontdekken welke leerlingen goed met elkaar konden werken en welke

leerlingen minder goed met elkaar konden werken. Ook gesprekken met
mentoren hebben mij meer zicht gegeven over groepjes vorming in de klas.
Van deze voorbereiding heb ik een bij een aantal lessen leerlingen samen laten
brengen op basis van de sociogram. Bijvoorbeeld dat ik de minst populaire en
populaire leerlingen bij een breng. Mijn doelstelling voor deze keuze is vooral
geweest omdat ik wil uitsluiten dat een leerling geen vriendjes of vriendinnetjes
hebben op de school. Hierdoor wordt het naar school gaan meteen veel minder
leuk voor de leerling, en heeft hij/zij minder plezier in het leren.
Wanneer ik de leerlingen wil aanspreken ga ik beginnen met een positieve
benadering. Allereerst ga ik de leerlingen die goed hun best doen
complimenteren. Dit is voor de reden dat de leerlingen die een compliment
krijgen zich goed gaan voelen en het gedrag gaan voortzetten.
De leerlingen die geen compliment hebben gekregen zien dat de leerlingen met
een goed gedrag een compliment krijgen. Hierdoor willen de leerlingen ook een
compliment krijgen en gaan dit gedrag na doen.

A.4Interactie aangaan met de groep.


3.12 feedback aan leerlingen.
De student toont aan dat hij vanuit een onderzoekende houding gesprekken voert
met de leerlingen door actief te luisteren. De student evalueert de
onderwijsactiviteiten met kinderen en hij geeft feedback aan leerlingen op het
samenwerkingsproces en/of op de gestelde leerdoelen.
In het begin van de les leg ik meestal eerst de regels en doelstellingen uit.
Daarbij maak ik deze doelstellingen om dit in het begin van de les te testen en dit
juist op het einde van de les te testen tijdens de evaluatie. Hierbij bedenk ik me
wel welke soorten vragen ik ga kiezen voor de evaluatie. De keuzen van de
vragen is juist met het stellen van de open of gesloten vragen. Ik wil bij de
evaluatie van de les geen korte ja of nee antwoorden. Daarvoor zijn juist open
vragen belangrijk om te stellen. Verder ga je wanneer leerlingen een antwoord
geven belangrijk dat je actief luistert. Vanuit hier kun je weer actief luisteren en
stel ik weer open vragen voor de reflectie.
De antwoorden die hierop zijn gegeven kan ik gebruiken voor volgende lessen.
Verder geeft is het ook een controle punt voor de begininformatie. Verder geeft
de evaluatie voor mij en de leerlingen veel duidelijkheid over de doelstellingen.
Voor mijzelf zie ik het meer als een tussencheck om

B.1Leerdoelen stellen.
3.4 passende leerinhouden vanuit leerlijnen
3.11 leerprocessen observeren en registreren.
De student kiest zijn lesontwerp voor passende leerdoelen die aansluiten bij
leerlijnen en het bestaande onderwijsprogramma van de stage groep
voor elk aan dit OGP deelnemend vak wordt tenminste een les ontworpen en
uitgevoerd

Het keuze van de leerinhouden vanuit leerlijnen heb ik volgens de volgende drie
manieren gekozen.
Eerst kijk ik naar de opdrachten en themas van de school en vraag de mentor.
Hierdoor krijg ik informatie van de methodes van de schoolvakken. Verder aan de
mentor vragende krijg ik eventuele tips en bijbehorende zaken van deze themas.
Vervolgens ben ik gaan kijken naar tule. Hierbij kan ik zien wat de leerlingen
moeten kennen en kunnen. Daardoor kun je verwachtingen maken van de les.
Verder heb ik gekeken wat er verwacht wordt van de leerkracht. Ook dit staat op
tule. Bijvoorbeeld heb ik een les over kleuren combineren gedaan. Dit heb ik
eerst op tule opgezocht of de leerlingen dit al goed konden beheersen of niet.
Door deze stappen te ondergaan heb ik mij verbetert om een beter beeld te
krijgen van de leerlingen hun kennen en kunnen. Verder geeft het mij houvast om
de leerlingen te begeleiden in hun naaste ontwikkelingen. Wat ik ook fijn vind
is dat je meer bewijs hebt om de beginsituatie te maken. Hiermee bedoel ik dat
als ik mijn begin situatie niet zo goed zou maken, dit meteen zou kunnen
terugkoppelen met gesprekken die ik heb gevoerd, informatie op tule, en de
informatie in de methodes.

B.2Leeractiviteiten ontwerpen
3.6 werkvormen en groeperingsvormen.
4.5 leeromgeving inrichten.
de student toont in het ontwerp aan dat hij coperatieve werkvormen hanteert.
de student maakt zichtbaar dat hij voor aanvang van de lesactiviteiten benodigde
materialen en leermiddelen klaar zet.

Om te weten welke coperatieve werkvormen ik wou gebruiken heb ik eerst de


typering gemaakt. Hierin typeer je de groep (klas). Vanuit de typering heb ik
eerst gekeken welke coperatieve werkvormen bij de groep horen. Daarbij heb ik
een paar keuzes gemaakt. De reden voor mijn keuzes die ik heb gemaakt is
meestal gemaakt vanuit het niveau. Omdat ik nu in groep die zit zou ik
bijvoorbeeld werkvormen zoals een interview houden niet kunnen geven. Dit

vanuit het niveau dat groep drie nog niet beheerst. Keuzes die ik wel heb
gemaakt zijn werkvormen zoals een woordspin maken of bijvoorbeeld een puzzel
waarbij iedere leerling een deel van een geheel krijgt. Vanuit deze keuzes heb ik
mijn lesvoorbereidingen gemaakt.
Verder heb ik als voorbereiding van de les al materialen klaar moeten zetten.
Dit zijn meestal nog kleine taakjes wat misschien 5 minuten voor de les gedaan
moeten worden. Hierbij kijk ik op de lesvoorbereiding wat ik al kan klaar zetten.
Er zijn ook enkele lessen geweest waar ik wat langer aan de voorbereiding moest
werken. ik heb met een les over natuur en techniek zelf wat materialen gehaald
omdat ze dit op de school zelf niet hadden. Ook heb ik met de van oud naar
nieuw week de ouden klassenfotos gemaakt. Hierbij heb ik wel wat meer werk
aan gehad dan ik had gedacht.
Omdat ik meer moeite heb met het plannen en organiseren , is het vooral
belangrijk om zoveel mogelijk al klaar te zetten om daar tijdens de les niet meer
aan te denken. Vooral het klaarzetten van de materialen helpt mij om meer rust
te creren en mij meer overzicht te hebben in de planning en organiseren.

B.3Leeractiviteiten begeleiden.
2.6 samenwerking, zelfredzaamheid
De student toont aan dat hij in staat is om in de lesuitvoering coperatieve
werkvormen te hanteren. De student toont aan dat hij leerlingen hulp biedt bij
het leerproces, rekening houdend met de kenmerken van de groep. Hij bevordert
de samenwerking tussen leerlingen en de redzaamheid van individuele
leerlingen.
De coperatieve werkvormen bij mij vooral bedoeld om het samenwerken te
stimuleren. Tijdens deze werkvormen heb ik vooral eerst een kleine instructie
gegeven. Vanuit deze instructie gaan de leerlingen zelf aan de slag met de
werkvormen. Wanneer dit begint wil ik overschakelen van een leerkracht die leidt
naar een leerkracht die begeleidt. Daarbij ga ik wat meer naar de achtergrond
om te observeren naar het samenwerking tussen de leerlingen of groepjes.
Wanneer deze samenwerking eventueel minder loopt wil ik pas ingrijpen.
Een goed voorbeeld kan ik geven met de les van het maken van de verf. Hierbij
heb ik leerlingen in de positie gezet zodat ze naar andere leerlingen heen
moesten gaan om de opdracht te voltooien. Ook hebben de leerlingen ervaren
dat met het samenwerken ( twee leerlingen die werken om gezamenlijk het
zelfde doel te behalen) meer kan maken/creren dat als je dit alleen zou doen.
Na een coperatieve werkvorm is het wel belangrijk voor een evaluatie. Hierin wil
ik met de leerlingen hebben over het samenwerken. Hoezo is dit juist goed
gegaan of hoezo is er juist een probleem ontstaan. Hierbij wil ik de leerlingen
leren begrijpen met de verschillende kenmerken van de leerlingen en de groep.

Вам также может понравиться