Вы находитесь на странице: 1из 86

Slim managen &

innovatief organiseren

©2006 EIFFEL
Niets in deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand 2006
of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, in fotokopie of
anderzins zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Slim managen &
innovatief organiseren

Inhoudsopgave

Voorwoord 6

Verslag congres 8

Onderzoeksverslag 23

Selectie artikelen uit Het Financieele Dagblad 70


Slim managen &
innovatief organiseren

Inhoudsopgave

Voorwoord 6

Verslag congres 8

Onderzoeksverslag 23

Selectie artikelen uit Het Financieele Dagblad 70


onze collega’s halen. Ik zie het als mijn persoonlijke missie dat ook binnen ons
Slim managen & bedrijf te realiseren.
innovatief organiseren Professor dr. Henk Volberda presenteerde tijdens het congres de resultaten
van een uitgebreid onderzoek (de Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor
2005) naar de kenmerken van ondernemingen die succesvol innoveren.
Waarin onderscheiden zij zich? Wat doen zij anders dan andere bedrijven?
De praktijk van innoveren, en vooral de sociale component daarvan, kwam
ter sprake in een voordracht van Jack de Kreij, CFO en lid van de Raad van
Bestuur van op- en overslaggigant Vopak. Mickey Huibregtsen, voormalig
Chairman van McKinsey Nederland, hield vervolgens een pleidooi voor
de ‘simple manager’ die complexiteit zinvol moet weten te vertalen naar
eenvoud. Professor Richard Florida ten slotte, signaleerde de opkomst van de
creatieve economie, het belang van regio’s en locaties in dat verband en de
ingrediënten die Nederland kansrijk maken in een dergelijke economie. Met
Voorwoord zijn ideeën spreekt Florida een snel groeiende groep mensen aan, getuige het
wereldwijde succes van zijn boeken.
Weg met de somberheid! In dit boek gaan we inhoudelijk dieper in op het onderzoek van Erasmus
Natuurlijk gaat het bij innovatie om techniek, om ontdekken, om uitvinden. University Rotterdam (vakgroep Strategie & Omgeving van de Faculteit
Maar veel meer nog om slim managen, om innovatief organiseren, om het Bedrijfskunde). Ook komt de winnaar van de Erasmus Award 2005, de prijs
doelgericht toepassen en vermarkten van nieuw ontwikkelde kennis. Om voor de meest innovatieve organisatie in Nederland, aan het woord.
sociale innovatie, met andere woorden. Dat komt ondubbelzinnig naar voren Daarnaast treft u verslagen aan van elk van de voordrachten. We sluiten af
uit de Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 die Erasmus University met een selectie van interessante artikelen over het onderwerp uit Het
Rotterdam presenteerde tijdens het congres ‘Slim managen & innovatief Financieele Dagblad.
organiseren’. De tijd dat er over het woord innovatie een soort grauwsluier Bent u na dit boek nog niet uitgelezen over sociale innovatie? Bezoek dan de
leek te hangen, lijkt definitief achter ons te liggen. We realiseren ons meer en nieuwe website www.socialeinnovatie.nu. Daar houden we u op de hoogte van
meer dat er wel degelijk grote kansen liggen om Nederland terug te brengen de nieuwste ontwikkelingen op dit gebied.
naar de positie die het ooit innam op de ranglijst van meest innoverende Ik vertrouw erop dat deze uitgave u praktisch ondersteunt bij het vormgeven
landen. Als we grip op de zaak weten te ontwikkelen en innovatie op de juiste van (sociale) innovatie binnen uw organisatie en u inspireert tot het grijpen
manier verankeren in de organisatie. Een mooi, recent voorbeeld daarvan is van de nieuwe kansen die zich voordoen. U zult het ondervinden... Innoveer!
DSM dat onlangs een Chief Innovation Officer aanstelde, die ervoor moet Dat smaakt naar meer!
zorgen dat innovatie binnen de organisatie de plaats krijgt die haar toekomt.
Het vierde congres dat Eiffel organiseerde, ditmaal in samenwerking met Namens de organiserende partijen,
Erasmus University Rotterdam, werkgeversvereniging AWVN, vakbond De
Unie en Het Financieele Dagblad, ging over niets meer of minder dan Drs. Raúl van Loon
het grijpen van kansen, over oplossingen en over creativiteit. Weg met de Algemeen Directeur Eiffel
somberheid! Niet meer terugkijken! En vooral niet morren over de
vermeende achterstand van Nederland en de stagnerende kenniseconomie!
Maar kansen zien, gecalculeerde risico’s durven nemen, ervoor zorgen dat we
voortdurend in de ‘innovatiestand’ blijven staan en het beste uit onszelf en uit

6 7
onze collega’s halen. Ik zie het als mijn persoonlijke missie dat ook binnen ons
Slim managen & bedrijf te realiseren.
innovatief organiseren Professor dr. Henk Volberda presenteerde tijdens het congres de resultaten
van een uitgebreid onderzoek (de Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor
2005) naar de kenmerken van ondernemingen die succesvol innoveren.
Waarin onderscheiden zij zich? Wat doen zij anders dan andere bedrijven?
De praktijk van innoveren, en vooral de sociale component daarvan, kwam
ter sprake in een voordracht van Jack de Kreij, CFO en lid van de Raad van
Bestuur van op- en overslaggigant Vopak. Mickey Huibregtsen, voormalig
Chairman van McKinsey Nederland, hield vervolgens een pleidooi voor
de ‘simple manager’ die complexiteit zinvol moet weten te vertalen naar
eenvoud. Professor Richard Florida ten slotte, signaleerde de opkomst van de
creatieve economie, het belang van regio’s en locaties in dat verband en de
ingrediënten die Nederland kansrijk maken in een dergelijke economie. Met
Voorwoord zijn ideeën spreekt Florida een snel groeiende groep mensen aan, getuige het
wereldwijde succes van zijn boeken.
Weg met de somberheid! In dit boek gaan we inhoudelijk dieper in op het onderzoek van Erasmus
Natuurlijk gaat het bij innovatie om techniek, om ontdekken, om uitvinden. University Rotterdam (vakgroep Strategie & Omgeving van de Faculteit
Maar veel meer nog om slim managen, om innovatief organiseren, om het Bedrijfskunde). Ook komt de winnaar van de Erasmus Award 2005, de prijs
doelgericht toepassen en vermarkten van nieuw ontwikkelde kennis. Om voor de meest innovatieve organisatie in Nederland, aan het woord.
sociale innovatie, met andere woorden. Dat komt ondubbelzinnig naar voren Daarnaast treft u verslagen aan van elk van de voordrachten. We sluiten af
uit de Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 die Erasmus University met een selectie van interessante artikelen over het onderwerp uit Het
Rotterdam presenteerde tijdens het congres ‘Slim managen & innovatief Financieele Dagblad.
organiseren’. De tijd dat er over het woord innovatie een soort grauwsluier Bent u na dit boek nog niet uitgelezen over sociale innovatie? Bezoek dan de
leek te hangen, lijkt definitief achter ons te liggen. We realiseren ons meer en nieuwe website www.socialeinnovatie.nu. Daar houden we u op de hoogte van
meer dat er wel degelijk grote kansen liggen om Nederland terug te brengen de nieuwste ontwikkelingen op dit gebied.
naar de positie die het ooit innam op de ranglijst van meest innoverende Ik vertrouw erop dat deze uitgave u praktisch ondersteunt bij het vormgeven
landen. Als we grip op de zaak weten te ontwikkelen en innovatie op de juiste van (sociale) innovatie binnen uw organisatie en u inspireert tot het grijpen
manier verankeren in de organisatie. Een mooi, recent voorbeeld daarvan is van de nieuwe kansen die zich voordoen. U zult het ondervinden... Innoveer!
DSM dat onlangs een Chief Innovation Officer aanstelde, die ervoor moet Dat smaakt naar meer!
zorgen dat innovatie binnen de organisatie de plaats krijgt die haar toekomt.
Het vierde congres dat Eiffel organiseerde, ditmaal in samenwerking met Namens de organiserende partijen,
Erasmus University Rotterdam, werkgeversvereniging AWVN, vakbond De
Unie en Het Financieele Dagblad, ging over niets meer of minder dan Drs. Raúl van Loon
het grijpen van kansen, over oplossingen en over creativiteit. Weg met de Algemeen Directeur Eiffel
somberheid! Niet meer terugkijken! En vooral niet morren over de
vermeende achterstand van Nederland en de stagnerende kenniseconomie!
Maar kansen zien, gecalculeerde risico’s durven nemen, ervoor zorgen dat we
voortdurend in de ‘innovatiestand’ blijven staan en het beste uit onszelf en uit

6 7
bezet India met afstand de eerste plaats en ook in de absorptie van nieuwe
Slim managen & kennis en de prioriteitstelling van ICT steekt India Nederland de loef af.”
innovatief organiseren Nu we inmiddels niet alleen laagwaardige, maar ook steeds meer hoogwaar-
dige arbeid zien verdwijnen naar de zogeheten BRIC’s (Brazilië, India en
China) wordt het hoog tijd voor concrete actie en voor oplossingen. Henk
Volberda: “We zouden het poldermodel in ere kunnen herstellen: gematigde
loonontwikkeling, versterking van de industriële economie, focus op de laag-
geschoolde productiewerker, langer werken, later met pensioen… het heeft
allemaal best effect, maar niet voldoende. Veel kansrijker is sociale innovatie.
We moeten investeren in dynamische kennisstromen, in een kenniseconomie
met hoge toegevoegde waarde, in flexibele organisatievormen en in hoog-
geschoolde kenniswerkers.”

Innovatiesucces
Verslag congres Uit het onderzoek van Volberda voor de Erasmus Concurrentie & Innovatie
Monitor 2005 blijkt dat sociale innovatie 75 procent van het innovatiesucces
Prof. dr. Henk Volberda over de bepaalt. En dat innovatie in het algemeen goed is voor een 19 procent grotere
Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 omzet en een 27 procent hogere rentabiliteit. De boodschap is duidelijk.
Innovatie smaakt naar meer Henk Volberda: “We maken ons te druk over technologische innovatie en R&D.
Nederland ‘lijdt’ aan een merkwaardige innovatieparadox. We zijn zeer goed We verwaarlozen de processen rond het herkennen, verwerven, integreren en
als het gaat om het ontwikkelen van kennis. Maar we laten het afweten als toepassen van kennis binnen organisaties. Dat vraagt om andere manieren
het aankomt op het benutten en vercommercialiseren van die kennis. Een van managen. Want wil je dat investeringen in innovaties gaan renderen, dan
situatie die ‘schreeuwt’ om actie, want het is vijf voor twaalf, vindt prof. dr. moet je vooral investeren in management, organisatie en arbeid. In sociale
Henk Volberda, hoogleraar Strategisch Management en Ondernemingsbeleid innovatie dus.”
en voorzitter van de vakgroep Strategie & Omgeving van de Faculteit
Bedrijfskunde van RSM Erasmus University Rotterdam. Hij deed samen met Volberda ziet slim managen en innovatief organiseren als de belangrijkste
Justin Jansen en Frans van den Bosch onderzoek naar het innovatie- en determinant van sociale innovatie. Daarnaast wijst hij op de rol van netwerken
concurrentiegehalte onder 9.000 Nederlandse bedrijven en concludeert dat en die van institutionele stakeholders als de overheid en de sociale partners.
we een heus Deltaplan Sociale Innovatie moeten gaan toepassen, willen we Eigenlijk niets nieuws onder de zon, zegt Volberda. Verschillende partijen -
mee blijven doen in de mondiale Concurrentie Top-10. EZ, AWVN, het Innovatieplatform, de Taskforce Sociale Innovatie - hebben
al gepubliceerd over dit inzicht. “Maar we moeten het nu ook gaan doen.”
Nederland scoort prima met het aantal patenten per hoofd van de bevolking.
We doen het heel goed als het gaat om het aantal wetenschappelijke publicaties Slim managen
per hoofd van de bevolking. En in de creativiteitsindex van Richard Florida Innovatieve bedrijven zien kans een hoge verandersnelheid te ontwikkelen,
staan we zelfs op de vierde plaats. Maar Henk Volberda vindt de elfde plaats zo blijkt uit de Concurrentie & Innovatie Monitor 2005. De afgelopen drie
van Nederland (vijf jaar geleden nog de derde!) op de concurrentieranglijst jaar haalden deze bedrijven 30 procent van hun omzet uit nieuwe producten.
van het World Economic Forum zelfs nog vertekend: “Neem India, dat staat op Gemiddeld ligt dat percentage op minder dan 10 procent. De belangrijkste
de 50e plaats. Maar op een paar belangrijke aspecten scoort India veel beter reden daarvoor is dat de meeste bedrijven zich richten op efficiency, op meer
dan Nederland. Op de beschikbaarheid van kennismedewerkers bijvoorbeeld van hetzelfde, op routines die zichzelf bewezen hebben, op korte termijn

8 9
bezet India met afstand de eerste plaats en ook in de absorptie van nieuwe
Slim managen & kennis en de prioriteitstelling van ICT steekt India Nederland de loef af.”
innovatief organiseren Nu we inmiddels niet alleen laagwaardige, maar ook steeds meer hoogwaar-
dige arbeid zien verdwijnen naar de zogeheten BRIC’s (Brazilië, India en
China) wordt het hoog tijd voor concrete actie en voor oplossingen. Henk
Volberda: “We zouden het poldermodel in ere kunnen herstellen: gematigde
loonontwikkeling, versterking van de industriële economie, focus op de laag-
geschoolde productiewerker, langer werken, later met pensioen… het heeft
allemaal best effect, maar niet voldoende. Veel kansrijker is sociale innovatie.
We moeten investeren in dynamische kennisstromen, in een kenniseconomie
met hoge toegevoegde waarde, in flexibele organisatievormen en in hoog-
geschoolde kenniswerkers.”

Innovatiesucces
Verslag congres Uit het onderzoek van Volberda voor de Erasmus Concurrentie & Innovatie
Monitor 2005 blijkt dat sociale innovatie 75 procent van het innovatiesucces
Prof. dr. Henk Volberda over de bepaalt. En dat innovatie in het algemeen goed is voor een 19 procent grotere
Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 omzet en een 27 procent hogere rentabiliteit. De boodschap is duidelijk.
Innovatie smaakt naar meer Henk Volberda: “We maken ons te druk over technologische innovatie en R&D.
Nederland ‘lijdt’ aan een merkwaardige innovatieparadox. We zijn zeer goed We verwaarlozen de processen rond het herkennen, verwerven, integreren en
als het gaat om het ontwikkelen van kennis. Maar we laten het afweten als toepassen van kennis binnen organisaties. Dat vraagt om andere manieren
het aankomt op het benutten en vercommercialiseren van die kennis. Een van managen. Want wil je dat investeringen in innovaties gaan renderen, dan
situatie die ‘schreeuwt’ om actie, want het is vijf voor twaalf, vindt prof. dr. moet je vooral investeren in management, organisatie en arbeid. In sociale
Henk Volberda, hoogleraar Strategisch Management en Ondernemingsbeleid innovatie dus.”
en voorzitter van de vakgroep Strategie & Omgeving van de Faculteit
Bedrijfskunde van RSM Erasmus University Rotterdam. Hij deed samen met Volberda ziet slim managen en innovatief organiseren als de belangrijkste
Justin Jansen en Frans van den Bosch onderzoek naar het innovatie- en determinant van sociale innovatie. Daarnaast wijst hij op de rol van netwerken
concurrentiegehalte onder 9.000 Nederlandse bedrijven en concludeert dat en die van institutionele stakeholders als de overheid en de sociale partners.
we een heus Deltaplan Sociale Innovatie moeten gaan toepassen, willen we Eigenlijk niets nieuws onder de zon, zegt Volberda. Verschillende partijen -
mee blijven doen in de mondiale Concurrentie Top-10. EZ, AWVN, het Innovatieplatform, de Taskforce Sociale Innovatie - hebben
al gepubliceerd over dit inzicht. “Maar we moeten het nu ook gaan doen.”
Nederland scoort prima met het aantal patenten per hoofd van de bevolking.
We doen het heel goed als het gaat om het aantal wetenschappelijke publicaties Slim managen
per hoofd van de bevolking. En in de creativiteitsindex van Richard Florida Innovatieve bedrijven zien kans een hoge verandersnelheid te ontwikkelen,
staan we zelfs op de vierde plaats. Maar Henk Volberda vindt de elfde plaats zo blijkt uit de Concurrentie & Innovatie Monitor 2005. De afgelopen drie
van Nederland (vijf jaar geleden nog de derde!) op de concurrentieranglijst jaar haalden deze bedrijven 30 procent van hun omzet uit nieuwe producten.
van het World Economic Forum zelfs nog vertekend: “Neem India, dat staat op Gemiddeld ligt dat percentage op minder dan 10 procent. De belangrijkste
de 50e plaats. Maar op een paar belangrijke aspecten scoort India veel beter reden daarvoor is dat de meeste bedrijven zich richten op efficiency, op meer
dan Nederland. Op de beschikbaarheid van kennismedewerkers bijvoorbeeld van hetzelfde, op routines die zichzelf bewezen hebben, op korte termijn

8 9
winstgevendheid. Vergeten wordt dat routines vaak uitsluitend van toepassing moeten verschuiven van operationeel naar strategisch en de focus van bedrijven
zijn op bestaande klanten; die willen steeds meer van hetzelfde. Met als van concurrentie naar innovatie. De overheid zou voorwaardenscheppend
gevolg: een steeds grotere concurrentie- en prijsdruk, collectief kostenfocus- moeten zijn en ervoor zorgen dat best practices op het gebied van sociale
gedrag en stagnerende innovatie. Het alternatief is: nieuwe kansen creëren, innovatie ook bij andere bedrijven terechtkomen. Innovatie moet bij een veel
risico’s nemen, dingen anders doen, nieuwe vaardigheden ontwikkelen. groter aantal bedrijven dan nu het geval is naar méér gaan smaken.”
Let wel, met alle risico’s van dien. Want ook op dit pad loeren vele valkuilen.
Zo kan er binnen een bedrijf veel ruimte zijn voor nieuwe ideeën, maar
ontbreekt de structuur en komt er niets tot stand. Ook zijn er bedrijven in
de zogeheten ‘chaosrange’ die gaan voor radicale innovatie. Prachtig, het
probleem is alleen dat ze er zeer waarschijnlijk door een voortijdig faillissement
niet zelf met de winst vandoor zullen gaan. Een passie voor innoveren moet
dus samengaan met andere organisatievormen.

Cultuur
Innovatieve bedrijven blijken vaak plat georganiseerd, zijn vaak informeel en
bieden teams en individuele medewerkers veel autonomie en ruimte voor
eigen initiatief. Ondernemerschap wordt aangemoedigd en fouten worden
gezien als leermomenten. De koplopers in innovatie managen niet hiërarchisch,
maar horizontaal en visionair. Natuurlijk spelen externe prikkels (beloning!)
een rol, maar belangrijker in de bedrijfscultuur zijn de waardering, het schouder-
klopje, de aanmoediging en het stimuleren.

Henk Volberda: “Daarnaast zijn vakmanschap en professionele autonomie


van belang. Innovatieve bedrijven investeren meer in opleidingen, stageplek-
ken en een hoge kwaliteit van arbeid. Ze vormen netwerken van intelligente
actoren. Medewerkers die zelf initiatief nemen, zelf reageren op klantvragen
en hun eigen werk organiseren.”

Naast flexibel organiseren, dynamisch managen en slimmer werken onder-


kent Volberda de vitale rol van netwerken: “Innovatieve bedrijven kennen
hun zwaktes. Dat is een deel van hun kracht.” Uit het onderzoek blijkt dat ze
dichter op hun toeleveranciers en hun klanten zitten. Daarnaast werken ze
veel samen met kennisinstellingen. Bedrijven die vaker allianties aangaan,
blijken succesvoller te kunnen innoveren.

Scherp
Tot slot de rol van de overheid. Wat kunnen we daarvan verwachten? Henk
Volberda: “We hebben behoefte aan regelgeving en subsidies die het bedrijfs-
leven scherp houden en dwingen tot innovatie. Regelgeving zou daarom

10 11
winstgevendheid. Vergeten wordt dat routines vaak uitsluitend van toepassing moeten verschuiven van operationeel naar strategisch en de focus van bedrijven
zijn op bestaande klanten; die willen steeds meer van hetzelfde. Met als van concurrentie naar innovatie. De overheid zou voorwaardenscheppend
gevolg: een steeds grotere concurrentie- en prijsdruk, collectief kostenfocus- moeten zijn en ervoor zorgen dat best practices op het gebied van sociale
gedrag en stagnerende innovatie. Het alternatief is: nieuwe kansen creëren, innovatie ook bij andere bedrijven terechtkomen. Innovatie moet bij een veel
risico’s nemen, dingen anders doen, nieuwe vaardigheden ontwikkelen. groter aantal bedrijven dan nu het geval is naar méér gaan smaken.”
Let wel, met alle risico’s van dien. Want ook op dit pad loeren vele valkuilen.
Zo kan er binnen een bedrijf veel ruimte zijn voor nieuwe ideeën, maar
ontbreekt de structuur en komt er niets tot stand. Ook zijn er bedrijven in
de zogeheten ‘chaosrange’ die gaan voor radicale innovatie. Prachtig, het
probleem is alleen dat ze er zeer waarschijnlijk door een voortijdig faillissement
niet zelf met de winst vandoor zullen gaan. Een passie voor innoveren moet
dus samengaan met andere organisatievormen.

Cultuur
Innovatieve bedrijven blijken vaak plat georganiseerd, zijn vaak informeel en
bieden teams en individuele medewerkers veel autonomie en ruimte voor
eigen initiatief. Ondernemerschap wordt aangemoedigd en fouten worden
gezien als leermomenten. De koplopers in innovatie managen niet hiërarchisch,
maar horizontaal en visionair. Natuurlijk spelen externe prikkels (beloning!)
een rol, maar belangrijker in de bedrijfscultuur zijn de waardering, het schouder-
klopje, de aanmoediging en het stimuleren.

Henk Volberda: “Daarnaast zijn vakmanschap en professionele autonomie


van belang. Innovatieve bedrijven investeren meer in opleidingen, stageplek-
ken en een hoge kwaliteit van arbeid. Ze vormen netwerken van intelligente
actoren. Medewerkers die zelf initiatief nemen, zelf reageren op klantvragen
en hun eigen werk organiseren.”

Naast flexibel organiseren, dynamisch managen en slimmer werken onder-


kent Volberda de vitale rol van netwerken: “Innovatieve bedrijven kennen
hun zwaktes. Dat is een deel van hun kracht.” Uit het onderzoek blijkt dat ze
dichter op hun toeleveranciers en hun klanten zitten. Daarnaast werken ze
veel samen met kennisinstellingen. Bedrijven die vaker allianties aangaan,
blijken succesvoller te kunnen innoveren.

Scherp
Tot slot de rol van de overheid. Wat kunnen we daarvan verwachten? Henk
Volberda: “We hebben behoefte aan regelgeving en subsidies die het bedrijfs-
leven scherp houden en dwingen tot innovatie. Regelgeving zou daarom

10 11
Efka Additives winnaar Erasmus Award 2005 even kan en in eerste instantie, zelf de vragen van klanten beantwoorden.
Innovatie als tweede natuur Lukt dat niet, dan staat de klant in zes technical service laboratoria uitge-
De Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 liet er geen twijfel over breide expertise en ervaring ter beschikking. De lastigste vragen en problemen
bestaan: de meest innovatieve organisatie van Nederland is Efka Additives B.V. komen terecht bij de R&D community in Heerenveen, waar hoogopgeleide
uit het Friese Heerenveen. De ontwikkelaar en producent van additieven medewerkers nieuwe producten ontwikkelen.
voor de verf-, drukinkt- en plasticindustrie kreeg op 10 november 2005 de bij-
behorende Award uitgereikt tijdens het congres ‘Slim managen & innovatief Voordeel
organiseren’. Op deze plek een nadere kennismaking met een bedrijf dat inno- De markt is voor Efka dus een belangrijke ‘driver’ voor innovatie. En de ont-
vatie heeft ‘ingebouwd’ in de genen van de organisatie. wikkeling van marketintelligence van cruciaal belang om snel mogelijkheden
te herkennen en new business te genereren. “Maar daarnaast innoveren we
Waar stopt vorm, waar begint inhoud? Wat onderscheiden we als lichaam, ook op basis van een ‘capability push’. Daarmee spelen we in op vragen die
waar zit de ziel? “Onmogelijke vragen”, vindt dr. ir. Arend Noordam, Head leven in de markt, maar die de markt zelf ons nog niet stelt. Hier zijn markt-
Technology van Efka. “Zo kun je ook geen strakke scheidslijn aanbrengen gevoel en een juiste inschatting van de kansen en mogelijkheden essentieel.”
tussen de technologische en sociale aspecten van innovatie. 25 procent van
alle innovaties gebaseerd op technologie en 75 procent op sociale innovatie? Efka, 22 jaar geleden opgericht, weet zich in een wereld waarin de verhoudingen
Het zal wel. Maar je kunt je organisatie nog zo slagvaardig inrichten, het eindigt snel verschuiven prima staande te houden. Al in een vroeg stadium zette het
allemaal nergens als je de processen niet constant voedt met topkwaliteit bedrijf hoogwaardige technical service laboratoria op in landen als China,
producten en diensten. Met andere woorden, die verhouding is totaal niet Korea, Maleisië en Japan. En onderkende het op een goede manier de kansen
interessant. Als je investeert in Research & Development, dan is het veel die zich voordoen in deze groeimarkten. Arend Noordam: “Natuurlijk is er
interessanter om ervoor te zorgen dat die investering voor de volle 100 een enorme zuigkracht naar het Verre Oosten. Ook wij merken dat. Maar wij
procent effectief en goed gericht is. Technologische en sociale innovatie zijn zien dat meer als kansen en mogelijkheden dan als een bedreiging. Als je het
als een twee-eenheid onlosmakelijk met elkaar verbonden.” goed aanpakt, kun je je voordeel doen met deze ontwikkeling.”

Intensieve contacten Sinds 2001 is Efka onderdeel van de Zwitserse multinational Ciba. Opmerkelijk
“Innovatie zit in de genen van je bedrijf”, vindt Noordam. “Als een soort is dat de chemiegigant de kracht van het businessmodel van Efka op waarde
natuurlijk gegeven, als deel van de cultuur. En, voor alle duidelijkheid, daar weet te schatten en te kennen heeft gegeven daarvan te willen leren.
kun je natuurlijk heel goed invloed op uitoefenen. Bij Efka doen we dat bij- “Ciba hecht eraan onze manier van werken in stand te houden. Sterker nog,
voorbeeld door ervoor te zorgen dat we mensen rekruteren die van nature een wellicht zijn er ontwikkelingen die beter via Efka hun weg naar de markt
prettig soort entrepreneurial gedrag etaleren, nieuwsgierig zijn en openstaan kunnen vinden dan langs de Ciba-route. We proberen het Efka innovatievirus
voor intensieve contacten met klanten. We hebben de beoordeling daarvan op een aantal plaatsen te integreren in de Ciba-cultuur.”
ingebouwd in onze interviews en procedures. We weten inmiddels heel goed
welke mensen we willen toevoegen aan ons team. Daarnaast hanteren we een Schouderklopje
structuur die daadwerkelijk gericht is op het oplossen van problemen van onze “Die Erasmus Award zegt ons wel wat”, zegt Arend Noordam. “We zien het
klanten. Signaleren we die, dan komen we via een aantal eenvoudige en als een waardering voor onze innovatieve slagkracht. Het vieren van zo’n
snelle stappen uit bij onze R&D-activiteiten.” hoogtepunt is overigens integraal onderdeel van de cultuur bij Efka. Toen we
hoorden van onze nominatie hebben we iedereen een beeldje gegeven van
Een groot deel van de innovatieactiviteiten van Efka wordt geïnitieerd vanuit twee mensen die elkaar een schouderklopje geven. En toen we hem ook nog
intensieve contacten met de klant. Efka beschikt wereldwijd over een eens wonnen, was het helemaal feest natuurlijk.”
netwerk van technisch goed onderlegde mensen. Specialisten die, als het

12 13
Efka Additives winnaar Erasmus Award 2005 even kan en in eerste instantie, zelf de vragen van klanten beantwoorden.
Innovatie als tweede natuur Lukt dat niet, dan staat de klant in zes technical service laboratoria uitge-
De Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 liet er geen twijfel over breide expertise en ervaring ter beschikking. De lastigste vragen en problemen
bestaan: de meest innovatieve organisatie van Nederland is Efka Additives B.V. komen terecht bij de R&D community in Heerenveen, waar hoogopgeleide
uit het Friese Heerenveen. De ontwikkelaar en producent van additieven medewerkers nieuwe producten ontwikkelen.
voor de verf-, drukinkt- en plasticindustrie kreeg op 10 november 2005 de bij-
behorende Award uitgereikt tijdens het congres ‘Slim managen & innovatief Voordeel
organiseren’. Op deze plek een nadere kennismaking met een bedrijf dat inno- De markt is voor Efka dus een belangrijke ‘driver’ voor innovatie. En de ont-
vatie heeft ‘ingebouwd’ in de genen van de organisatie. wikkeling van marketintelligence van cruciaal belang om snel mogelijkheden
te herkennen en new business te genereren. “Maar daarnaast innoveren we
Waar stopt vorm, waar begint inhoud? Wat onderscheiden we als lichaam, ook op basis van een ‘capability push’. Daarmee spelen we in op vragen die
waar zit de ziel? “Onmogelijke vragen”, vindt dr. ir. Arend Noordam, Head leven in de markt, maar die de markt zelf ons nog niet stelt. Hier zijn markt-
Technology van Efka. “Zo kun je ook geen strakke scheidslijn aanbrengen gevoel en een juiste inschatting van de kansen en mogelijkheden essentieel.”
tussen de technologische en sociale aspecten van innovatie. 25 procent van
alle innovaties gebaseerd op technologie en 75 procent op sociale innovatie? Efka, 22 jaar geleden opgericht, weet zich in een wereld waarin de verhoudingen
Het zal wel. Maar je kunt je organisatie nog zo slagvaardig inrichten, het eindigt snel verschuiven prima staande te houden. Al in een vroeg stadium zette het
allemaal nergens als je de processen niet constant voedt met topkwaliteit bedrijf hoogwaardige technical service laboratoria op in landen als China,
producten en diensten. Met andere woorden, die verhouding is totaal niet Korea, Maleisië en Japan. En onderkende het op een goede manier de kansen
interessant. Als je investeert in Research & Development, dan is het veel die zich voordoen in deze groeimarkten. Arend Noordam: “Natuurlijk is er
interessanter om ervoor te zorgen dat die investering voor de volle 100 een enorme zuigkracht naar het Verre Oosten. Ook wij merken dat. Maar wij
procent effectief en goed gericht is. Technologische en sociale innovatie zijn zien dat meer als kansen en mogelijkheden dan als een bedreiging. Als je het
als een twee-eenheid onlosmakelijk met elkaar verbonden.” goed aanpakt, kun je je voordeel doen met deze ontwikkeling.”

Intensieve contacten Sinds 2001 is Efka onderdeel van de Zwitserse multinational Ciba. Opmerkelijk
“Innovatie zit in de genen van je bedrijf”, vindt Noordam. “Als een soort is dat de chemiegigant de kracht van het businessmodel van Efka op waarde
natuurlijk gegeven, als deel van de cultuur. En, voor alle duidelijkheid, daar weet te schatten en te kennen heeft gegeven daarvan te willen leren.
kun je natuurlijk heel goed invloed op uitoefenen. Bij Efka doen we dat bij- “Ciba hecht eraan onze manier van werken in stand te houden. Sterker nog,
voorbeeld door ervoor te zorgen dat we mensen rekruteren die van nature een wellicht zijn er ontwikkelingen die beter via Efka hun weg naar de markt
prettig soort entrepreneurial gedrag etaleren, nieuwsgierig zijn en openstaan kunnen vinden dan langs de Ciba-route. We proberen het Efka innovatievirus
voor intensieve contacten met klanten. We hebben de beoordeling daarvan op een aantal plaatsen te integreren in de Ciba-cultuur.”
ingebouwd in onze interviews en procedures. We weten inmiddels heel goed
welke mensen we willen toevoegen aan ons team. Daarnaast hanteren we een Schouderklopje
structuur die daadwerkelijk gericht is op het oplossen van problemen van onze “Die Erasmus Award zegt ons wel wat”, zegt Arend Noordam. “We zien het
klanten. Signaleren we die, dan komen we via een aantal eenvoudige en als een waardering voor onze innovatieve slagkracht. Het vieren van zo’n
snelle stappen uit bij onze R&D-activiteiten.” hoogtepunt is overigens integraal onderdeel van de cultuur bij Efka. Toen we
hoorden van onze nominatie hebben we iedereen een beeldje gegeven van
Een groot deel van de innovatieactiviteiten van Efka wordt geïnitieerd vanuit twee mensen die elkaar een schouderklopje geven. En toen we hem ook nog
intensieve contacten met de klant. Efka beschikt wereldwijd over een eens wonnen, was het helemaal feest natuurlijk.”
netwerk van technisch goed onderlegde mensen. Specialisten die, als het

12 13
Onder invloed van het milieu Jack de Kreij (CFO Vopak)
Efka maakt additieven voor verf en inkt. Producten die in zeer kleine hoeveelheden over slagvaardig ondernemerschap
worden toegevoegd om bijvoorbeeld klonteren te voorkomen, de verf te ontschuimen Lange marathons en korte sprintjes
of te zorgen voor een mooi glad oppervlak en voor goede hechting op allerlei Toen Jack de Kreij in 2003 als CFO aantrad bij Vopak trof hij een ontwrichte,
materialen. De verf- en inktindustrie staat onder stevige invloed van steeds strengere uitgeputte en vermoeide organisatie aan. Iedereen had gestreden en een
milieueisen. Veel van de innovaties van Efka hebben daar dan ook mee te maken. beetje verloren. Nu, 21/2 jaar later, staat er een organisatie die op basis van een
Een belangrijke trend is daarnaast de ontwikkeling van dispergeermiddelen voor businessmodel voor slagvaardig ondernemerschap de wereld weer aankan.
het mengen van verven op locatie. Doe-het-zelf zaken zullen in de toekomst steeds “Door slim managen en innovatief organiseren zijn we nu weer toe aan de
vaker ter plekke de kleur mengen die de consument wil. Een ontwikkeling die mede technologische vraagstukken en aan het grijpen van nieuwe kansen.”
gedreven wordt door uitvindingen van Efka.
De recente geschiedenis van Vopak begint in 2002 met een operatie die
jammerlijk mislukte. De fusiebedrijven Van Ommeren en Pakhoed slaagden
er niet in aan de aandeelhouders te bewijzen dat de op- en overslag van
gevaarlijke producten en de handel in die producten synergie en daarmee
de gewenste revenuen zouden opleveren. “Het werkte niet, de strategie klopte
niet”, vertelt Jack de Kreij. “Daarom hebben we het bedrijf opgeknipt. Er
ontstonden twee nieuwe bedrijven, Vopak en Univar, geleid door twee
nieuwe managementteams. Univar ging zich bezighouden met chemische
distributie. Vopak concentreerde zich vanaf dat moment als nichespeler
wereldwijd volledig op de op- en overslag van gevaarlijke producten. De
strategie was dus helder, maar om die te realiseren, moest er wel het een en
ander gebeuren. De afgelopen twee jaar hebben we met succes een cultuur
gecreëerd waarin mensen het leuk vinden om te veranderen, te excelleren en
te vernieuwen. Want dat is de volgorde die we gehanteerd hebben.”

Veranderen
Het vertrekpunt voor innovatie moet zijn het aanbrengen van focus en het
formuleren van een heldere strategie, vindt De Kreij. De bestemming, het
einddoel moet duidelijk zijn. Hoe kun je anders bepalen of je ‘verdwaald’
bent? Om uiteindelijk technologisch effectief te kunnen innoveren, zijn een
heldere organisatiestructuur en soepel draaiende bedrijfsprocessen even
belangrijke voorwaarden. Ook Vopak onderkende dat verband. Veranderingen
in de kernprocessen - communicatie, assetmanagement, operatie - en in de
belangrijkste ondersteunende afdelingen - automatisering, financiering, HR -
moesten zorgen voor een verbetering van het resultaat. Jack de Kreij:
“De business moest weer soepel gaan lopen, de medewerkers moesten weer
‘winners’ worden en het gevoel krijgen dat zij hun ambities kwijt kunnen
in deze organisatie. In een dergelijk klimaat ontstaan product- en proces-
innovaties en als een logisch gevolg daarvan nieuwe wegen naar succes.”

14 15
Onder invloed van het milieu Jack de Kreij (CFO Vopak)
Efka maakt additieven voor verf en inkt. Producten die in zeer kleine hoeveelheden over slagvaardig ondernemerschap
worden toegevoegd om bijvoorbeeld klonteren te voorkomen, de verf te ontschuimen Lange marathons en korte sprintjes
of te zorgen voor een mooi glad oppervlak en voor goede hechting op allerlei Toen Jack de Kreij in 2003 als CFO aantrad bij Vopak trof hij een ontwrichte,
materialen. De verf- en inktindustrie staat onder stevige invloed van steeds strengere uitgeputte en vermoeide organisatie aan. Iedereen had gestreden en een
milieueisen. Veel van de innovaties van Efka hebben daar dan ook mee te maken. beetje verloren. Nu, 21/2 jaar later, staat er een organisatie die op basis van een
Een belangrijke trend is daarnaast de ontwikkeling van dispergeermiddelen voor businessmodel voor slagvaardig ondernemerschap de wereld weer aankan.
het mengen van verven op locatie. Doe-het-zelf zaken zullen in de toekomst steeds “Door slim managen en innovatief organiseren zijn we nu weer toe aan de
vaker ter plekke de kleur mengen die de consument wil. Een ontwikkeling die mede technologische vraagstukken en aan het grijpen van nieuwe kansen.”
gedreven wordt door uitvindingen van Efka.
De recente geschiedenis van Vopak begint in 2002 met een operatie die
jammerlijk mislukte. De fusiebedrijven Van Ommeren en Pakhoed slaagden
er niet in aan de aandeelhouders te bewijzen dat de op- en overslag van
gevaarlijke producten en de handel in die producten synergie en daarmee
de gewenste revenuen zouden opleveren. “Het werkte niet, de strategie klopte
niet”, vertelt Jack de Kreij. “Daarom hebben we het bedrijf opgeknipt. Er
ontstonden twee nieuwe bedrijven, Vopak en Univar, geleid door twee
nieuwe managementteams. Univar ging zich bezighouden met chemische
distributie. Vopak concentreerde zich vanaf dat moment als nichespeler
wereldwijd volledig op de op- en overslag van gevaarlijke producten. De
strategie was dus helder, maar om die te realiseren, moest er wel het een en
ander gebeuren. De afgelopen twee jaar hebben we met succes een cultuur
gecreëerd waarin mensen het leuk vinden om te veranderen, te excelleren en
te vernieuwen. Want dat is de volgorde die we gehanteerd hebben.”

Veranderen
Het vertrekpunt voor innovatie moet zijn het aanbrengen van focus en het
formuleren van een heldere strategie, vindt De Kreij. De bestemming, het
einddoel moet duidelijk zijn. Hoe kun je anders bepalen of je ‘verdwaald’
bent? Om uiteindelijk technologisch effectief te kunnen innoveren, zijn een
heldere organisatiestructuur en soepel draaiende bedrijfsprocessen even
belangrijke voorwaarden. Ook Vopak onderkende dat verband. Veranderingen
in de kernprocessen - communicatie, assetmanagement, operatie - en in de
belangrijkste ondersteunende afdelingen - automatisering, financiering, HR -
moesten zorgen voor een verbetering van het resultaat. Jack de Kreij:
“De business moest weer soepel gaan lopen, de medewerkers moesten weer
‘winners’ worden en het gevoel krijgen dat zij hun ambities kwijt kunnen
in deze organisatie. In een dergelijk klimaat ontstaan product- en proces-
innovaties en als een logisch gevolg daarvan nieuwe wegen naar succes.”

14 15
Integrale onderdelen van slagvaardig ondernemerschap zijn bij Vopak ook Ir. Mickey Huibregtsen,
instrumenten en methodieken voor risicobeheersing en slim managen. voormalig Chairman en Director McKinsey
Risicobeheersing ziet het bedrijf nadrukkelijk niet alleen als het inschatten Blauwe zakken, simpele managers
van dreigende gevaren, maar ook - en misschien nog wel meer! - als het De wereld begint aardig complexe trekjes te vertonen. De enige manier om
zoeken, inschatten en benutten van kansen. “Het kost geen enkele moeite om aan die niet te stuiten ontwikkeling het hoofd te bieden, is het allemaal heel
obstakels, barrières en mogelijke problemen te verzinnen. Maar je moet simpel te maken. En dat is niet eenvoudig. Toch staren de oplossingen voor
andersom denken en kijken hoe je succesvol kunt zijn.” ingewikkelde problemen je soms al jaren aan, betoogt ir. Mickey Huibregtsen.
Een pleidooi voor ‘the simple manager’.
Cultuur
Van meet af aan was de uitdaging voor Vopak het inbouwen - in de bedrijfs- Waaraan ontlenen wij het idee dat de wereld ingewikkelder in elkaar steekt
processen, in de cultuur en in de hoofden van medewerkers - van het dan pakweg 10, 15 jaar geleden? Welke krachten spelen er? Welke invloeden
think/consult/act/deliver-concept. Een dergelijk uitgangspunt heeft conse- zijn van belang? Mickey Huibregtsen onderscheidt er zes. Om te beginnen de
quenties voor de inrichting van de organisatie. Wat doen we centraal en wat kapitaalmarkten. Daar heerst een gebrek aan stabiliteit en regeert de emotie.
decentraal? Hoe maken we mensen medeverantwoordelijk? Hoe bouwen we Toch zijn het de kapitaalmarkten die steeds meer de toon zetten; ze nemen
ondernemerschap in? Jack de Kreij: “Een voorbeeld van de uitwerking langzamerhand de rol over van wat vroeger het corporate center was.
daarvan in de praktijk is de vorming van netwerken binnen onze organisatie. Tegelijkertijd is er sprake van een razendsnelle mondialisering van markten.
We laten mensen uit bijvoorbeeld Latijns-Amerika samenwerken met De wereldhandel zal in 2020 het zesvoudige bedragen van de huidige omvang.
medewerkers uit Azië aan actuele onderwerpen, marktvragen en nieuwe Met als gevolg een enorme internationale concurrentie.
kansen. Vanuit corporate governance perspectief hebben we ook de monito-
ring van dat soort processen inmiddels geborgd.” Onmiskenbaar is daarnaast de groeiende rol van de ‘stem des volks’. Die
De turnaround operatie bij Vopak heeft zijn uitwerking niet gemist. De ver- ontwikkeling gaat grote invloed uitoefenen op de onderneming en het onder-
moeidheid is grotendeels uit hoofd en ledematen verdwenen. De organisatie is nemen. Niet voor niets zal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
bijna weer toe aan het lopen van marathons en het trekken van felle sprintjes. (MVO) zich ontwikkelen van onderscheidend kenmerk tot randvoorwaarde.
“De conditie is weer op peil, de drive is terug”, vindt Jack de Kreij. “Nu moet Mickey Huibregtsen spreekt overigens liever van Maatschappelijk Actief
het een tandje hoger. We hebben veel veranderd en opgebouwd, nu is het tijd Ondernemen (MAO): “MVO is voldoen aan voorwaarden die anderen stellen,
om te gaan excelleren. Om daarna technologisch te vernieuwen en te groeien. bijvoorbeeld op milieugebied. MAO is talenten en kwaliteiten van de onder-
Technologische vernieuwingen zijn belangrijk voor ons bedrijf - zo kijken we neming inzetten voor een ‘betere wereld’. Want laten we wel wezen: de hoop
naar ondergrondse opslag - maar het overgrote deel van het succes wordt op het aanbrengen van orde en samenhang is uiteindelijk gevestigd op bedrijven.
bepaald door een cultuur die veranderen, verbeteren en vernieuwen de Van de overheid hoeven we dat niet te verwachten. Overigens, ondernemingen
gewoonste zaak van de wereld vindt. Een klimaat van slagvaardig onder- spelen hun rol niet uit liefdadigheid of goedgeefsheid, maar vanuit welbegrepen
nemerschap waarin innovatie het best tot zijn recht komt.” eigenbelang. Het wordt voor elke onderneming heel relevant om maatschap-
pelijk actief te zijn.”
Over Vopak
Het Nederlandse, beursgenoteerde Koninklijke Vopak N.V. is ’s werelds grootste Snelheid
onafhankelijke tankterminaloperator. Het bedrijf is gespecialiseerd in opslag en over- Ook schaalgrootte - fysiek en virtueel - wordt een factor van belang. Op dit
slag van vloeibare en gasvormige chemie- en olieproducten en de daarbij behorende gebied doet zich een wonderlijke paradox voor. We zien enerzijds schaal-
logistieke diensten. Vopak exploiteert 73 terminals in 29 landen. De omzet bedraagt vergroting, anderzijds een trend naar schaalverkleining. Organisaties die
660 miljoen euro. Jack de Kreij is sinds begin 2003 lid van de Raad van Bestuur en groter worden, doen hun best zich als klein te gedragen.
Chief Financial Officer van de onderneming. “Als vijfde element in het krachtenveld zie ik een beweging naar ‘intangible

16 17
Integrale onderdelen van slagvaardig ondernemerschap zijn bij Vopak ook Ir. Mickey Huibregtsen,
instrumenten en methodieken voor risicobeheersing en slim managen. voormalig Chairman en Director McKinsey
Risicobeheersing ziet het bedrijf nadrukkelijk niet alleen als het inschatten Blauwe zakken, simpele managers
van dreigende gevaren, maar ook - en misschien nog wel meer! - als het De wereld begint aardig complexe trekjes te vertonen. De enige manier om
zoeken, inschatten en benutten van kansen. “Het kost geen enkele moeite om aan die niet te stuiten ontwikkeling het hoofd te bieden, is het allemaal heel
obstakels, barrières en mogelijke problemen te verzinnen. Maar je moet simpel te maken. En dat is niet eenvoudig. Toch staren de oplossingen voor
andersom denken en kijken hoe je succesvol kunt zijn.” ingewikkelde problemen je soms al jaren aan, betoogt ir. Mickey Huibregtsen.
Een pleidooi voor ‘the simple manager’.
Cultuur
Van meet af aan was de uitdaging voor Vopak het inbouwen - in de bedrijfs- Waaraan ontlenen wij het idee dat de wereld ingewikkelder in elkaar steekt
processen, in de cultuur en in de hoofden van medewerkers - van het dan pakweg 10, 15 jaar geleden? Welke krachten spelen er? Welke invloeden
think/consult/act/deliver-concept. Een dergelijk uitgangspunt heeft conse- zijn van belang? Mickey Huibregtsen onderscheidt er zes. Om te beginnen de
quenties voor de inrichting van de organisatie. Wat doen we centraal en wat kapitaalmarkten. Daar heerst een gebrek aan stabiliteit en regeert de emotie.
decentraal? Hoe maken we mensen medeverantwoordelijk? Hoe bouwen we Toch zijn het de kapitaalmarkten die steeds meer de toon zetten; ze nemen
ondernemerschap in? Jack de Kreij: “Een voorbeeld van de uitwerking langzamerhand de rol over van wat vroeger het corporate center was.
daarvan in de praktijk is de vorming van netwerken binnen onze organisatie. Tegelijkertijd is er sprake van een razendsnelle mondialisering van markten.
We laten mensen uit bijvoorbeeld Latijns-Amerika samenwerken met De wereldhandel zal in 2020 het zesvoudige bedragen van de huidige omvang.
medewerkers uit Azië aan actuele onderwerpen, marktvragen en nieuwe Met als gevolg een enorme internationale concurrentie.
kansen. Vanuit corporate governance perspectief hebben we ook de monito-
ring van dat soort processen inmiddels geborgd.” Onmiskenbaar is daarnaast de groeiende rol van de ‘stem des volks’. Die
De turnaround operatie bij Vopak heeft zijn uitwerking niet gemist. De ver- ontwikkeling gaat grote invloed uitoefenen op de onderneming en het onder-
moeidheid is grotendeels uit hoofd en ledematen verdwenen. De organisatie is nemen. Niet voor niets zal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
bijna weer toe aan het lopen van marathons en het trekken van felle sprintjes. (MVO) zich ontwikkelen van onderscheidend kenmerk tot randvoorwaarde.
“De conditie is weer op peil, de drive is terug”, vindt Jack de Kreij. “Nu moet Mickey Huibregtsen spreekt overigens liever van Maatschappelijk Actief
het een tandje hoger. We hebben veel veranderd en opgebouwd, nu is het tijd Ondernemen (MAO): “MVO is voldoen aan voorwaarden die anderen stellen,
om te gaan excelleren. Om daarna technologisch te vernieuwen en te groeien. bijvoorbeeld op milieugebied. MAO is talenten en kwaliteiten van de onder-
Technologische vernieuwingen zijn belangrijk voor ons bedrijf - zo kijken we neming inzetten voor een ‘betere wereld’. Want laten we wel wezen: de hoop
naar ondergrondse opslag - maar het overgrote deel van het succes wordt op het aanbrengen van orde en samenhang is uiteindelijk gevestigd op bedrijven.
bepaald door een cultuur die veranderen, verbeteren en vernieuwen de Van de overheid hoeven we dat niet te verwachten. Overigens, ondernemingen
gewoonste zaak van de wereld vindt. Een klimaat van slagvaardig onder- spelen hun rol niet uit liefdadigheid of goedgeefsheid, maar vanuit welbegrepen
nemerschap waarin innovatie het best tot zijn recht komt.” eigenbelang. Het wordt voor elke onderneming heel relevant om maatschap-
pelijk actief te zijn.”
Over Vopak
Het Nederlandse, beursgenoteerde Koninklijke Vopak N.V. is ’s werelds grootste Snelheid
onafhankelijke tankterminaloperator. Het bedrijf is gespecialiseerd in opslag en over- Ook schaalgrootte - fysiek en virtueel - wordt een factor van belang. Op dit
slag van vloeibare en gasvormige chemie- en olieproducten en de daarbij behorende gebied doet zich een wonderlijke paradox voor. We zien enerzijds schaal-
logistieke diensten. Vopak exploiteert 73 terminals in 29 landen. De omzet bedraagt vergroting, anderzijds een trend naar schaalverkleining. Organisaties die
660 miljoen euro. Jack de Kreij is sinds begin 2003 lid van de Raad van Bestuur en groter worden, doen hun best zich als klein te gedragen.
Chief Financial Officer van de onderneming. “Als vijfde element in het krachtenveld zie ik een beweging naar ‘intangible

16 17
assets’. Vaste activa worden steeds meer een last. Ze beperken de flexibiliteit en Contact
de reactiesnelheid van ondernemingen. De ongrijpbare activa, de intangibles, Ondernemingen moeten voortdurend alert zijn op de aard van hun concur-
worden steeds waardevoller. Ik heb het dan over brands, toegang tot markten, rentie, op hun eigen positie en op mogelijkheden om die positie te veranderen.
technologie en kennis.” Diezelfde waakzaamheid moet een rol spelen als het gaat om de eigen organi-
De meest fundamentele factor is de snelheid waarmee de veranderingen zich satie. “Ik maak graag de vergelijking met die grote blauwe zakken bij het
voltrekken. Dat manifesteert zich in de noodzaak tot voortdurende vernieu- hoogspringen. Die grote matrassen waar de hoogspringer op landt na zijn
wing, maar ook in buitengewoon grote onzekerheid. De top van de onder- sprong. Een innovatie die eerdere valbrekers van mindere kwaliteit verving en
neming heeft niet meer per definitie de antwoorden en oplossingen. Mickey al zo’n 10 jaar in gebruik was toen Fosbury zijn befaamde ‘flop’ bedacht, een
Huibregtsen: “Het beroep van adviseur, mijn eigen achtergrond, is dan ook sprongtechniek waarmee je een veel groter rendement kon behalen. Ik durf te
niet meer het bieden van betrouwbare antwoorden, maar vooral het stellen wedden dat dergelijke ‘blauwe zakken’ ondernemers in heel veel bedrijven
van verstandige vragen. Die twijfel en onzekerheid vereisen de onderkenning aanstaren. Veranderingen in de omgeving, waarvan de consequenties en de
van de emotionele revolutie, ons laatste houvast.” kansen nog niet overdacht zijn.”

Actie Op organisatiegebied voorziet Huibregtsen het einde van traditionele


Na de industriële revolutie en de informatierevolutie zijn we aan het begin managementconcepten (het ‘Einsteinmodel’: aan de top zit iemand die alle
van deze nieuwe eeuw beland in de emotionele revolutie. Het merendeel van antwoorden weet, op lagere niveaus werken ‘robots’ die alles foutloos uitvoeren).
onze zakelijke beslissingen heeft een emotionele component. We kopen van- Bedrijven zullen in toenemende mate niet meer hiërarchisch, maar genetisch
daag de dag geen jurk meer, maar beleven een ‘buying experience’. Goede of aangestuurd worden en vanuit een waardensysteem.
slechte auto’s zijn er niet meer. Objectieve vergelijkingen zijn nauwelijks meer Cruciaal wordt leiderschap. De paradox voor het management van de toe-
mogelijk. Alle producten zijn feitelijk commodities geworden. Maar hoe kom komst is met complexiteit weten om te gaan en eenvoud te bieden. Of iets
je dan tot een keus? “Eerst draaide het bestaan van de mens om overleven, na anders gezegd: onzekerheid begrijpen en toch helder richting weten te geven
de industriële revolutie ging het om productiviteit, de informatierevolutie aan de onderneming. Een leider moet op elk moment drie rollen met elkaar
opende onbeperkte toegang tot kennis en informatie en nu, in het kader van zien te combineren: hij (of zij natuurlijk!) moet voor de troepen uit kunnen
de emotionele revolutie, zijn we op zoek naar onszelf.” lopen, ertussenin kunnen staan en er soms als een herder achteraan lopen.
“De opdracht voor de leider is te weten op welk moment hij wat moet zijn in
Waarop zouden bedrijven, die de impact van deze ontwikkeling op waarde zijn organisatie. Daarvoor zou hij het ABC-model kunnen hanteren: als je
weten te schatten, hun strategie moeten richten? “Op twee intangibles”, vindt Actie wilt forceren, moet je een Boodschap hebben. Maar die Boodschap
Mickey Huibregtsen. “Om te beginnen op het managen van human capital. heeft weinig zin als je geen Contact hebt. Het grootste probleem is dat de
De grootste variabele factor zit nu eenmaal in mensen. Hun productiviteit is meeste leiders geen contact hebben.”
in hoge mate flexibel en afhankelijk van de manier van aansturen. Daar zit
een grote uitdaging. Want om te kunnen concurreren, moeten wij de invloed
van de factor arbeid onder ogen durven zien. Daarnaast zal het meer en meer
gaan om branding en om reputatie. Uiteindelijk gaan klanten, medewerkers,
de overheid en mensen in de omgeving vragen naar het maatschappelijk nut
van een onderneming. ‘U heeft een mooi product, hoor, maar wat is uw
betekenis voor de maatschappij?’ Dat perspectief vraagt om actie. Op het
gebied van strategie, de operatie, de organisatie en leiderschap zullen we de
confrontatie moeten durven aangaan met de groeiende complexiteit en
moeten streven naar versimpeling.”

18 19
assets’. Vaste activa worden steeds meer een last. Ze beperken de flexibiliteit en Contact
de reactiesnelheid van ondernemingen. De ongrijpbare activa, de intangibles, Ondernemingen moeten voortdurend alert zijn op de aard van hun concur-
worden steeds waardevoller. Ik heb het dan over brands, toegang tot markten, rentie, op hun eigen positie en op mogelijkheden om die positie te veranderen.
technologie en kennis.” Diezelfde waakzaamheid moet een rol spelen als het gaat om de eigen organi-
De meest fundamentele factor is de snelheid waarmee de veranderingen zich satie. “Ik maak graag de vergelijking met die grote blauwe zakken bij het
voltrekken. Dat manifesteert zich in de noodzaak tot voortdurende vernieu- hoogspringen. Die grote matrassen waar de hoogspringer op landt na zijn
wing, maar ook in buitengewoon grote onzekerheid. De top van de onder- sprong. Een innovatie die eerdere valbrekers van mindere kwaliteit verving en
neming heeft niet meer per definitie de antwoorden en oplossingen. Mickey al zo’n 10 jaar in gebruik was toen Fosbury zijn befaamde ‘flop’ bedacht, een
Huibregtsen: “Het beroep van adviseur, mijn eigen achtergrond, is dan ook sprongtechniek waarmee je een veel groter rendement kon behalen. Ik durf te
niet meer het bieden van betrouwbare antwoorden, maar vooral het stellen wedden dat dergelijke ‘blauwe zakken’ ondernemers in heel veel bedrijven
van verstandige vragen. Die twijfel en onzekerheid vereisen de onderkenning aanstaren. Veranderingen in de omgeving, waarvan de consequenties en de
van de emotionele revolutie, ons laatste houvast.” kansen nog niet overdacht zijn.”

Actie Op organisatiegebied voorziet Huibregtsen het einde van traditionele


Na de industriële revolutie en de informatierevolutie zijn we aan het begin managementconcepten (het ‘Einsteinmodel’: aan de top zit iemand die alle
van deze nieuwe eeuw beland in de emotionele revolutie. Het merendeel van antwoorden weet, op lagere niveaus werken ‘robots’ die alles foutloos uitvoeren).
onze zakelijke beslissingen heeft een emotionele component. We kopen van- Bedrijven zullen in toenemende mate niet meer hiërarchisch, maar genetisch
daag de dag geen jurk meer, maar beleven een ‘buying experience’. Goede of aangestuurd worden en vanuit een waardensysteem.
slechte auto’s zijn er niet meer. Objectieve vergelijkingen zijn nauwelijks meer Cruciaal wordt leiderschap. De paradox voor het management van de toe-
mogelijk. Alle producten zijn feitelijk commodities geworden. Maar hoe kom komst is met complexiteit weten om te gaan en eenvoud te bieden. Of iets
je dan tot een keus? “Eerst draaide het bestaan van de mens om overleven, na anders gezegd: onzekerheid begrijpen en toch helder richting weten te geven
de industriële revolutie ging het om productiviteit, de informatierevolutie aan de onderneming. Een leider moet op elk moment drie rollen met elkaar
opende onbeperkte toegang tot kennis en informatie en nu, in het kader van zien te combineren: hij (of zij natuurlijk!) moet voor de troepen uit kunnen
de emotionele revolutie, zijn we op zoek naar onszelf.” lopen, ertussenin kunnen staan en er soms als een herder achteraan lopen.
“De opdracht voor de leider is te weten op welk moment hij wat moet zijn in
Waarop zouden bedrijven, die de impact van deze ontwikkeling op waarde zijn organisatie. Daarvoor zou hij het ABC-model kunnen hanteren: als je
weten te schatten, hun strategie moeten richten? “Op twee intangibles”, vindt Actie wilt forceren, moet je een Boodschap hebben. Maar die Boodschap
Mickey Huibregtsen. “Om te beginnen op het managen van human capital. heeft weinig zin als je geen Contact hebt. Het grootste probleem is dat de
De grootste variabele factor zit nu eenmaal in mensen. Hun productiviteit is meeste leiders geen contact hebben.”
in hoge mate flexibel en afhankelijk van de manier van aansturen. Daar zit
een grote uitdaging. Want om te kunnen concurreren, moeten wij de invloed
van de factor arbeid onder ogen durven zien. Daarnaast zal het meer en meer
gaan om branding en om reputatie. Uiteindelijk gaan klanten, medewerkers,
de overheid en mensen in de omgeving vragen naar het maatschappelijk nut
van een onderneming. ‘U heeft een mooi product, hoor, maar wat is uw
betekenis voor de maatschappij?’ Dat perspectief vraagt om actie. Op het
gebied van strategie, de operatie, de organisatie en leiderschap zullen we de
confrontatie moeten durven aangaan met de groeiende complexiteit en
moeten streven naar versimpeling.”

18 19
Richard Florida: van talent. Daarbij gaat het niet om landen, maar om regio’s en steden.
creatieve economie groeisector van de toekomst De wereld is niet plat en gelijkvormig, er zijn pieken te onderscheiden waar
Eerst het talent, dan de innovatie talent zich concentreert. De ‘stroom’ van talent is het belangrijkste onder-
Regio’s kunnen concurrentievoordelen halen uit hun vermogen tot het absor- scheidende kenmerk en de ‘driving force’ achter ons concurrentievermogen.
beren van creatief talent. In de creatieve economie worden deze voordelen De échte motor achter onze concurrentiekracht is ons vermogen om talent te
voor regio’s, die ze op de juiste manier weten te benutten, veel belangrijker mobiliseren, aan te trekken, vast te houden en te ontwikkelen.”
dan menigeen denkt. Professor Richard Florida beoordeelt regio of locatie
zelfs als het belangrijkste, onderscheidende kenmerk. Wat is de creatieve Levensgeluk
economie en hoe bouw je creatieve capaciteit op om deze economie vorm te “Dit is precies de reden voor de onstuimige groei van de Verenigde Staten.
geven? De VS heeft door de jaren heen kans gezien de ‘beste hersenen’ van de wereld
aan zich te binden. Maar welbeschouwd gaat het bij de echt succesvolle
Florida ziet de creatieve economie als de groeisector van de toekomst. Tussen bedrijven en innovaties heel vaak om ‘buitenlanders’. Niet voor niets stellen
1980 en nu groeide deze markt en het aantal banen erin explosief. In Amerika mensen als Jack Welch (GE) en Jim Goodnight (SAS) dat de reden waarom
verdienen inmiddels zo’n 40 miljoen mensen 50 procent van de nationale hun bedrijven steeds weer kans zien innovatieve producten te ontwikkelen,
loonsom in de creatieve sector. Nederland blijft daar niet ver bij achter. We te maken heeft met het vermogen om de beste mensen aan te trekken en te
scoren sowieso hoog op de Global Creativity Index van Florida die creativiteit binden.”
overigens niet beperkt tot kunst, muziek, film en design maar nadrukkelijk
ook research, science en technologie - met andere woorden, het totale gamma En dat brengt Florida bij zijn laatste stelling en dat is het belang van locatie,
aan menselijke creativiteit - tot de creatieve sector rekent. van de waarde van de vestigingsplaats. Een schromelijk onderschatte factor in
de bepaling van het levensgeluk van mensen, vindt Richard Florida: “Mensen
Steden en regio’s definiëren hun mate van geluk in drie dimensies. Een belangrijke is plezier in
Richard Florida: “Er is sprake van een enorme ontwikkeling. En dan heb ik het werk. Een leuke baan, uitdagend werk en, als het even kan, goed betaald.
het niet alleen over de expansie van de creatieve beroepen, maar eigenlijk De tweede dimensie omvat de relaties met anderen. Genegenheid, liefde,
over de ‘creativisering’ van de hele maatschappij. Kijk om je heen. Wat waardering, respect voor en van een partner, kinderen of een collega.
bepaalt nu eigenlijk de waarde van gebruiksvoorwerpen als een auto, een De derde factor van belang - goed voor een derde van je gevoel van geluk en
bril of een stoel? Dat zijn niet meer de kosten voor grondstoffen of de arbeid. welbevinden - is de stad waarin je leeft. Uit mijn onderzoek, samen met het
Die zijn soms bijna verwaarloosbaar; denk bijvoorbeeld aan muziek-cd’s. Gallup Instituut, blijkt dat mensen hun woonplaats kiezen om twee redenen.
Nee, de consument betaalt voor het ontwerp, voor de intelligentie, voor de Om te beginnen de esthetische kwaliteit, dus schone lucht, schoon water,
creativiteit in onze producten.” veel groen, parken, recreatiemogelijkheden… Daarnaast gaat het om een
klimaat dat openstaat voor diversiteit, voor tolerantie, voor veel verschillende
Een tweede belangrijke stelling van Florida: de creatieve economie ontwik- bevolkingsgroepen.”
kelt zich niet langs nationale lijnen, maar vindt zijn zwaartepunten in steden
en regio’s. Door de technologische vooruitgang in handel, technologie en Tolerant
wetenschap lijkt de wereld één grote, gelijkvormige gemeenschap te worden, Florida ziet wereldwijd een aantal ‘pieken’ of locaties die beantwoorden aan
met gelijke kansen. In de praktijk betekent dat bijvoorbeeld dat de vrees de uitgangspunten en vooronderstellingen in zijn publicaties. De regio’s rond
groeit dat mensen waar dan ook ter wereld kunnen concurreren met onze Toronto (Canada) en Sydney/Melbourne (Australië) ziet hij als kansrijk,
banen. Florida: “Het is onmiskenbaar dat de vooruitgang het ons gemakkelij- maar ook Amsterdam is een ‘talentmagnet’ met de potentie om uit te groeien
ker maakt om mondiaal te denken. Maar er is een tegenkracht. En dat zijn de tot een van de creatieve centra van deze wereld. Richard Florida: “De stad
productiviteits- en concurrentievoordelen die voortkomen uit de concentratie heeft een lange geschiedenis op het gebied van de 3 T’s: Technologie, Talent

20 21
Richard Florida: van talent. Daarbij gaat het niet om landen, maar om regio’s en steden.
creatieve economie groeisector van de toekomst De wereld is niet plat en gelijkvormig, er zijn pieken te onderscheiden waar
Eerst het talent, dan de innovatie talent zich concentreert. De ‘stroom’ van talent is het belangrijkste onder-
Regio’s kunnen concurrentievoordelen halen uit hun vermogen tot het absor- scheidende kenmerk en de ‘driving force’ achter ons concurrentievermogen.
beren van creatief talent. In de creatieve economie worden deze voordelen De échte motor achter onze concurrentiekracht is ons vermogen om talent te
voor regio’s, die ze op de juiste manier weten te benutten, veel belangrijker mobiliseren, aan te trekken, vast te houden en te ontwikkelen.”
dan menigeen denkt. Professor Richard Florida beoordeelt regio of locatie
zelfs als het belangrijkste, onderscheidende kenmerk. Wat is de creatieve Levensgeluk
economie en hoe bouw je creatieve capaciteit op om deze economie vorm te “Dit is precies de reden voor de onstuimige groei van de Verenigde Staten.
geven? De VS heeft door de jaren heen kans gezien de ‘beste hersenen’ van de wereld
aan zich te binden. Maar welbeschouwd gaat het bij de echt succesvolle
Florida ziet de creatieve economie als de groeisector van de toekomst. Tussen bedrijven en innovaties heel vaak om ‘buitenlanders’. Niet voor niets stellen
1980 en nu groeide deze markt en het aantal banen erin explosief. In Amerika mensen als Jack Welch (GE) en Jim Goodnight (SAS) dat de reden waarom
verdienen inmiddels zo’n 40 miljoen mensen 50 procent van de nationale hun bedrijven steeds weer kans zien innovatieve producten te ontwikkelen,
loonsom in de creatieve sector. Nederland blijft daar niet ver bij achter. We te maken heeft met het vermogen om de beste mensen aan te trekken en te
scoren sowieso hoog op de Global Creativity Index van Florida die creativiteit binden.”
overigens niet beperkt tot kunst, muziek, film en design maar nadrukkelijk
ook research, science en technologie - met andere woorden, het totale gamma En dat brengt Florida bij zijn laatste stelling en dat is het belang van locatie,
aan menselijke creativiteit - tot de creatieve sector rekent. van de waarde van de vestigingsplaats. Een schromelijk onderschatte factor in
de bepaling van het levensgeluk van mensen, vindt Richard Florida: “Mensen
Steden en regio’s definiëren hun mate van geluk in drie dimensies. Een belangrijke is plezier in
Richard Florida: “Er is sprake van een enorme ontwikkeling. En dan heb ik het werk. Een leuke baan, uitdagend werk en, als het even kan, goed betaald.
het niet alleen over de expansie van de creatieve beroepen, maar eigenlijk De tweede dimensie omvat de relaties met anderen. Genegenheid, liefde,
over de ‘creativisering’ van de hele maatschappij. Kijk om je heen. Wat waardering, respect voor en van een partner, kinderen of een collega.
bepaalt nu eigenlijk de waarde van gebruiksvoorwerpen als een auto, een De derde factor van belang - goed voor een derde van je gevoel van geluk en
bril of een stoel? Dat zijn niet meer de kosten voor grondstoffen of de arbeid. welbevinden - is de stad waarin je leeft. Uit mijn onderzoek, samen met het
Die zijn soms bijna verwaarloosbaar; denk bijvoorbeeld aan muziek-cd’s. Gallup Instituut, blijkt dat mensen hun woonplaats kiezen om twee redenen.
Nee, de consument betaalt voor het ontwerp, voor de intelligentie, voor de Om te beginnen de esthetische kwaliteit, dus schone lucht, schoon water,
creativiteit in onze producten.” veel groen, parken, recreatiemogelijkheden… Daarnaast gaat het om een
klimaat dat openstaat voor diversiteit, voor tolerantie, voor veel verschillende
Een tweede belangrijke stelling van Florida: de creatieve economie ontwik- bevolkingsgroepen.”
kelt zich niet langs nationale lijnen, maar vindt zijn zwaartepunten in steden
en regio’s. Door de technologische vooruitgang in handel, technologie en Tolerant
wetenschap lijkt de wereld één grote, gelijkvormige gemeenschap te worden, Florida ziet wereldwijd een aantal ‘pieken’ of locaties die beantwoorden aan
met gelijke kansen. In de praktijk betekent dat bijvoorbeeld dat de vrees de uitgangspunten en vooronderstellingen in zijn publicaties. De regio’s rond
groeit dat mensen waar dan ook ter wereld kunnen concurreren met onze Toronto (Canada) en Sydney/Melbourne (Australië) ziet hij als kansrijk,
banen. Florida: “Het is onmiskenbaar dat de vooruitgang het ons gemakkelij- maar ook Amsterdam is een ‘talentmagnet’ met de potentie om uit te groeien
ker maakt om mondiaal te denken. Maar er is een tegenkracht. En dat zijn de tot een van de creatieve centra van deze wereld. Richard Florida: “De stad
productiviteits- en concurrentievoordelen die voortkomen uit de concentratie heeft een lange geschiedenis op het gebied van de 3 T’s: Technologie, Talent

20 21
en Tolerantie. Die reputatie moet de stad koesteren. Sluit je niet op, keer je
niet in jezelf, maar stel je open. Universiteiten - ook die van Amsterdam die Slim managen &
wereldwijd een enorme aantrekkingskracht heeft op jonge, hoogopgeleide innovatief organiseren
mensen, bijvoorbeeld op het gebied van molecular science - noem ik in dat
verband wel de ‘nieuwe Ellis Islands’. Alle ingrediënten zijn aanwezig, het is
de kunst om ze op de juiste manier te gebruiken.”
Henk W. Volberda
Frans A.J. van den Bosch
Justin J.P. Jansen 1

Onderzoeksverslag
Samenvatting

• Innovatie leidt tot beduidend hogere resultaten


Innovatieve organisaties behalen meer dan een 25 procent hogere
rentabiliteit, een 20 procent hogere omzetgroei en een 10 procent
hogere winstgroei dan niet-innovatieve organisaties.
• Sociale innovatie veel belangrijker dan R&D
25 procent van het innovatiesucces binnen Nederlandse organisaties
wordt bepaald door R&D-investeringen, 75 procent door slim managen
en innovatief organiseren.
• Innovatie loont. Maar het is maar de helft
Niet alleen innoveren. Niet zonder meer focussen op efficiency. Maar
beide. Dit is de moeilijkste uitdaging voor het hedendaagse management.
Organisaties die innovatie én efficiency weten te verenigen binnen
verschillende organisatieonderdelen behalen de beste financiële resul-
taten.
• Zelforganisatie en crossfunctionele teams zorgen voor creativiteit
Hechte sociale netwerken tussen medewerkers en het opereren in
gedecentraliseerde crossfunctionele teams scheppen ruimte, ambitie en
enthousiasme.

1 Contactpersoon. Telefoonnummer: 010-4082210, e-mail: jjansen@rsm.nl.

22 23
en Tolerantie. Die reputatie moet de stad koesteren. Sluit je niet op, keer je
niet in jezelf, maar stel je open. Universiteiten - ook die van Amsterdam die Slim managen &
wereldwijd een enorme aantrekkingskracht heeft op jonge, hoogopgeleide innovatief organiseren
mensen, bijvoorbeeld op het gebied van molecular science - noem ik in dat
verband wel de ‘nieuwe Ellis Islands’. Alle ingrediënten zijn aanwezig, het is
de kunst om ze op de juiste manier te gebruiken.”
Henk W. Volberda
Frans A.J. van den Bosch
Justin J.P. Jansen 1

Onderzoeksverslag
Samenvatting

• Innovatie leidt tot beduidend hogere resultaten


Innovatieve organisaties behalen meer dan een 25 procent hogere
rentabiliteit, een 20 procent hogere omzetgroei en een 10 procent
hogere winstgroei dan niet-innovatieve organisaties.
• Sociale innovatie veel belangrijker dan R&D
25 procent van het innovatiesucces binnen Nederlandse organisaties
wordt bepaald door R&D-investeringen, 75 procent door slim managen
en innovatief organiseren.
• Innovatie loont. Maar het is maar de helft
Niet alleen innoveren. Niet zonder meer focussen op efficiency. Maar
beide. Dit is de moeilijkste uitdaging voor het hedendaagse management.
Organisaties die innovatie én efficiency weten te verenigen binnen
verschillende organisatieonderdelen behalen de beste financiële resul-
taten.
• Zelforganisatie en crossfunctionele teams zorgen voor creativiteit
Hechte sociale netwerken tussen medewerkers en het opereren in
gedecentraliseerde crossfunctionele teams scheppen ruimte, ambitie en
enthousiasme.

1 Contactpersoon. Telefoonnummer: 010-4082210, e-mail: jjansen@rsm.nl.

22 23
1. Inleiding
• Visionair managementteam van doorslaggevend belang Innovatie wordt gezien als de belangrijkste uitdaging voor hedendaagse
Het managementteam van organisaties speelt een cruciale rol in het organisaties. Traditionele organisatievormen voldeden uitstekend in de
innovatiesucces. Niet alleen door het uitdragen van een heldere en uit- betrekkelijk stabiele omgevingen van de afgelopen decennia. De mondialisering
dagende visie, maar ook voor de stimulering van interne samenwerking van markten, snelle technologische ontwikkelingen, kortere productlevens-
en kennisuitwisseling. cycli en toenemende agressiviteit van concurrenten hebben de basisregels van
• Talentontwikkeling en teambeloning leiden tot extra inzet, kennis- de concurrentiestrijd in de 21e eeuw ingrijpend gewijzigd. Deze verhevigde
uitwisseling en realisatie van gezamenlijke doelstellingen concurrentiekrachten dwingen bedrijven om sneller te innoveren dan voorheen.
Arbeidsverhoudingen moeten gericht zijn op continue talentontwikke- Het tegelijkertijd oog hebben voor innovatie én de dagelijkse werkzaamheden
ling, teamwork en beloning op basis van teamprestaties om innovatie- blijkt echter één van de grootste obstakels van het management te zijn.
processen te versnellen.
• Zonder samenwerking met klanten, leveranciers en kennisinstellingen Binnen het Nederlandse Innovatie Debat wordt veel aandacht besteed aan
geen sterkte het stimuleren van technologische innovaties. Nieuwe technologische kennis
De meest innovatieve organisaties kennen hun sterke én zwakke punten. verkregen door R&D-investeringen verklaart echter slechts een deel van
Sterke punten worden gekoesterd, zwakke punten worden aangevuld het innovatiesucces. Naast technologische innovatie blijken management-
door samenwerking met andere ondernemingen en kennisinstellingen. vaardigheden en organisatieprincipes doorslaggevend te zijn. De Erasmus
• Overheidsbeleid speelt een indirecte rol Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 2, verspreid onder 9.000 Nederlandse
De overheid speelt geen directe rol bij het verhogen van de innovatie- organisaties, heeft het afgelopen jaar verschillende management- en organisatie-
kracht. De overheid kan wel indirect de succesfactoren uit het onder- kenmerken in kaart gebracht die de innovatiekracht van ondernemingen
zoek beïnvloeden (samenwerking tussen bedrijven, samenwerking tussen bepalen. Door slim managen en innovatief organiseren kunnen ondernemingen
bedrijven en kennisinstellingen). competenties opbouwen die bijdragen aan succesvolle innovaties en daarmee
aan de verbetering van de concurrentiepositie.
Bron: Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005

2. De innovatieparadox
Toenemende wereldwijde concurrentie, fragmentatie van markten en conver-
gentie van technologieën dwingen bedrijven continu strategisch te vernieuwen
door stagnerende onderdelen te veranderen en nieuwe potenties te creëren
door innovatieve combinaties van middelen (Guth en Ginsberg, 1990;
Volberda e.a. 2001). Volgens Porter (1996) verbeteren herstructureringen,
re-engineering en benchmarking vaak alleen de operationele effectiviteit,
maar bieden geen strategisch voordeel. Eveneens stellen Hamel en Prahalad
(1994) dat in plaats van ‘meer van hetzelfde’ of ‘probeer harder’ benaderingen
(‘How to be better’), bedrijven fundamenteel hun bestaande kernactiviteiten
moeten herzien (‘How to be different’). Elders pleit Hamel (2000) voor

2 De doelgroep van de Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 bestond uit algemeen directeuren en

managementteamleden van Nederlandse ondernemingen met meer dan 25 fulltime medewerkers. De Erasmus

Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 is verspreid onder 9.000 Nederlandse organisaties in sectoren uiteen-

lopend van de Industrie, Bouwnijverheid, Handel, Vervoer/Communicatie tot en met Zakelijke Dienstverlening.

24 Vanuit de 9.000 organisaties hebben we 857 vragenlijsten ontvangen van algemeen directeuren. 25
1. Inleiding
• Visionair managementteam van doorslaggevend belang Innovatie wordt gezien als de belangrijkste uitdaging voor hedendaagse
Het managementteam van organisaties speelt een cruciale rol in het organisaties. Traditionele organisatievormen voldeden uitstekend in de
innovatiesucces. Niet alleen door het uitdragen van een heldere en uit- betrekkelijk stabiele omgevingen van de afgelopen decennia. De mondialisering
dagende visie, maar ook voor de stimulering van interne samenwerking van markten, snelle technologische ontwikkelingen, kortere productlevens-
en kennisuitwisseling. cycli en toenemende agressiviteit van concurrenten hebben de basisregels van
• Talentontwikkeling en teambeloning leiden tot extra inzet, kennis- de concurrentiestrijd in de 21e eeuw ingrijpend gewijzigd. Deze verhevigde
uitwisseling en realisatie van gezamenlijke doelstellingen concurrentiekrachten dwingen bedrijven om sneller te innoveren dan voorheen.
Arbeidsverhoudingen moeten gericht zijn op continue talentontwikke- Het tegelijkertijd oog hebben voor innovatie én de dagelijkse werkzaamheden
ling, teamwork en beloning op basis van teamprestaties om innovatie- blijkt echter één van de grootste obstakels van het management te zijn.
processen te versnellen.
• Zonder samenwerking met klanten, leveranciers en kennisinstellingen Binnen het Nederlandse Innovatie Debat wordt veel aandacht besteed aan
geen sterkte het stimuleren van technologische innovaties. Nieuwe technologische kennis
De meest innovatieve organisaties kennen hun sterke én zwakke punten. verkregen door R&D-investeringen verklaart echter slechts een deel van
Sterke punten worden gekoesterd, zwakke punten worden aangevuld het innovatiesucces. Naast technologische innovatie blijken management-
door samenwerking met andere ondernemingen en kennisinstellingen. vaardigheden en organisatieprincipes doorslaggevend te zijn. De Erasmus
• Overheidsbeleid speelt een indirecte rol Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 2, verspreid onder 9.000 Nederlandse
De overheid speelt geen directe rol bij het verhogen van de innovatie- organisaties, heeft het afgelopen jaar verschillende management- en organisatie-
kracht. De overheid kan wel indirect de succesfactoren uit het onder- kenmerken in kaart gebracht die de innovatiekracht van ondernemingen
zoek beïnvloeden (samenwerking tussen bedrijven, samenwerking tussen bepalen. Door slim managen en innovatief organiseren kunnen ondernemingen
bedrijven en kennisinstellingen). competenties opbouwen die bijdragen aan succesvolle innovaties en daarmee
aan de verbetering van de concurrentiepositie.
Bron: Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005

2. De innovatieparadox
Toenemende wereldwijde concurrentie, fragmentatie van markten en conver-
gentie van technologieën dwingen bedrijven continu strategisch te vernieuwen
door stagnerende onderdelen te veranderen en nieuwe potenties te creëren
door innovatieve combinaties van middelen (Guth en Ginsberg, 1990;
Volberda e.a. 2001). Volgens Porter (1996) verbeteren herstructureringen,
re-engineering en benchmarking vaak alleen de operationele effectiviteit,
maar bieden geen strategisch voordeel. Eveneens stellen Hamel en Prahalad
(1994) dat in plaats van ‘meer van hetzelfde’ of ‘probeer harder’ benaderingen
(‘How to be better’), bedrijven fundamenteel hun bestaande kernactiviteiten
moeten herzien (‘How to be different’). Elders pleit Hamel (2000) voor

2 De doelgroep van de Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 bestond uit algemeen directeuren en

managementteamleden van Nederlandse ondernemingen met meer dan 25 fulltime medewerkers. De Erasmus

Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 is verspreid onder 9.000 Nederlandse organisaties in sectoren uiteen-

lopend van de Industrie, Bouwnijverheid, Handel, Vervoer/Communicatie tot en met Zakelijke Dienstverlening.

24 Vanuit de 9.000 organisaties hebben we 857 vragenlijsten ontvangen van algemeen directeuren. 25
strategie als revolutie; het creëren van nieuwe industrieën of het doorbreken Volgens Castells en Himanen (2002) is het centrale kenmerk van het succes-
van bestaande regels binnen de bedrijfstak. volle Finse innovatiemodel de poging om een duidelijke innovatiefocus
Ook Baden-Fuller en Stopford (1994) accentueren het belang van strate- te combineren met de voortzetting van de welvaartsstaat. Innovatieve en
gische innovaties die leiden tot verandering van de bestaande regels in het productieve landen zoals Finland, maar ook Nederland in het recente verleden,
spel van de bedrijfstak. Bedrijven als Toyota, Benetton en Banc One wisten scheppen zo de financiële mogelijkheden om de welvaartsstaat mogelijk te
stapsgewijs dilemma’s in hun bedrijfstak tussen kwaliteit en productiviteit, houden, terwijl die welvaartsstaat een geschikte sociale en institutionele
variëteit en efficiency, snelheid en lage kosten op te lossen. Markides (1997) context kan scheppen voor innovatieve organisaties.
spreekt in deze context over een fundamentele herbezinning op de vraag
waar de organisatie mee bezig is. Kortom, niet een statische strategie, maar De primaire focus van overheid en bedrijven in Nederland op efficiëntie en
vernieuwende innovatiestrategieën en industrietransformaties zijn belangrijk exploitatie in plaats van innovatie en strategische vernieuwing zal niet resul-
(Volberda, 2003). teren in een fundamentele verbetering van onze innovatiekracht (Van den
Bosch en Volberda, 2003). Ons eens zo succesvolle ‘poldermodel’ is voorname-
De management- en organisatiekenmerken van succesvolle organisaties lijk gebaseerd op een industriële economie, crosshiërarchisch management,
hebben weinig aandacht gekregen in het Nederlandse Innovatie Debat. De traditionele organisatievormen en voornamelijk laaggeschoolde productie-
positie van Nederland in de Global Competitiveness Index van het World medewerkers om zo productiviteit te vergroten. Niettemin moeten we ons
Economic Forum (WEF) is al jaren teleurstellend. Nederland is uit de top-10 realiseren dat lagelonenlanden veel beter in staat zijn op basis van arbeids-
gedegradeerd (zie figuur 1). In vergelijking tot koplopers in de ranglijst, zoals kosten een duurzaam concurrentievoordeel te ontwikkelen. Op deze manier
Finland en de Verenigde Staten, scoren Nederlandse organisaties voorname- concentreren deze landen zich op efficiënte massaproductie op basis van
lijk slecht als het gaat om passie voor innovatie (ondernemingsinnovatie), geïmporteerde technologieën. En dat is geen aantrekkelijke toekomst voor
vercommercialiseren van kennis (kennisabsorptie) en waardering van nieuwe hoog ontwikkelde economieën als Nederland.
technologieën. Tevens wordt het concurrentievermogen van Nederlandse
organisaties in belangrijke mate beperkt door de grote regeldruk (bureaucratie Lagelonenlanden concentreren zich niet alleen op efficiënte massaproductie,
en ‘red tape’), verstarring van de arbeidsmarkt en gebrek aan hoogwaardige maar blijken steeds vaker westerse landen voorbij te streven als het gaat om de
kenniswerkers. Dit kan ernstige gevolgen hebben voor onze welvaartsstaat. mate van kennisabsorptie en passie voor innovatie. Daardoor worden steeds
meer activiteiten uitbesteed aan landen zoals India, China en Brazilië. In
Resultaten Global Competitivenesss Report: The Dutch Innovation Disease tabel 1 is een vergelijking opgenomen van Nederland met India op basis van
Positie
de cijfers van het Global Competitiveness Report van het WEF. Hoewel India
1 in de overall ranking op de 50 e plaats staat, scoort dit land vele malen beter

3 Lage kennisabsorptie bedrijven


nr.4 Weinig passie voor innovatie bij management
5 Onderwerp Overall ranking
Lage waardering nieuwe technologieën
Beperkte beschikbaarheid kenniswerkers
WEF 2005
7
nr.8 Veel bureaucratie en ‘red-tape’ NL (11) India (50)
9
Kennisabsorptie ondernemingen 36 19
nr.11
11 nr.12 nr.12 Technologische ontwikkeling 23 28

13 Beschikbaarheid wetenschappers en engineers 36 1


nr.13
Mate van bureaucratische ‘red tape’ 63 60
15
Prioriteitstelling aan ICT door overheid 51 11
2000 2001 2002 2003 2004 2005 Jaar

Figuur 1 Bron: Erasmus Strategic Renewal Centre Tabel 1 Bron: Erasmus Strategic Renewal Centre

26 27
strategie als revolutie; het creëren van nieuwe industrieën of het doorbreken Volgens Castells en Himanen (2002) is het centrale kenmerk van het succes-
van bestaande regels binnen de bedrijfstak. volle Finse innovatiemodel de poging om een duidelijke innovatiefocus
Ook Baden-Fuller en Stopford (1994) accentueren het belang van strate- te combineren met de voortzetting van de welvaartsstaat. Innovatieve en
gische innovaties die leiden tot verandering van de bestaande regels in het productieve landen zoals Finland, maar ook Nederland in het recente verleden,
spel van de bedrijfstak. Bedrijven als Toyota, Benetton en Banc One wisten scheppen zo de financiële mogelijkheden om de welvaartsstaat mogelijk te
stapsgewijs dilemma’s in hun bedrijfstak tussen kwaliteit en productiviteit, houden, terwijl die welvaartsstaat een geschikte sociale en institutionele
variëteit en efficiency, snelheid en lage kosten op te lossen. Markides (1997) context kan scheppen voor innovatieve organisaties.
spreekt in deze context over een fundamentele herbezinning op de vraag
waar de organisatie mee bezig is. Kortom, niet een statische strategie, maar De primaire focus van overheid en bedrijven in Nederland op efficiëntie en
vernieuwende innovatiestrategieën en industrietransformaties zijn belangrijk exploitatie in plaats van innovatie en strategische vernieuwing zal niet resul-
(Volberda, 2003). teren in een fundamentele verbetering van onze innovatiekracht (Van den
Bosch en Volberda, 2003). Ons eens zo succesvolle ‘poldermodel’ is voorname-
De management- en organisatiekenmerken van succesvolle organisaties lijk gebaseerd op een industriële economie, crosshiërarchisch management,
hebben weinig aandacht gekregen in het Nederlandse Innovatie Debat. De traditionele organisatievormen en voornamelijk laaggeschoolde productie-
positie van Nederland in de Global Competitiveness Index van het World medewerkers om zo productiviteit te vergroten. Niettemin moeten we ons
Economic Forum (WEF) is al jaren teleurstellend. Nederland is uit de top-10 realiseren dat lagelonenlanden veel beter in staat zijn op basis van arbeids-
gedegradeerd (zie figuur 1). In vergelijking tot koplopers in de ranglijst, zoals kosten een duurzaam concurrentievoordeel te ontwikkelen. Op deze manier
Finland en de Verenigde Staten, scoren Nederlandse organisaties voorname- concentreren deze landen zich op efficiënte massaproductie op basis van
lijk slecht als het gaat om passie voor innovatie (ondernemingsinnovatie), geïmporteerde technologieën. En dat is geen aantrekkelijke toekomst voor
vercommercialiseren van kennis (kennisabsorptie) en waardering van nieuwe hoog ontwikkelde economieën als Nederland.
technologieën. Tevens wordt het concurrentievermogen van Nederlandse
organisaties in belangrijke mate beperkt door de grote regeldruk (bureaucratie Lagelonenlanden concentreren zich niet alleen op efficiënte massaproductie,
en ‘red tape’), verstarring van de arbeidsmarkt en gebrek aan hoogwaardige maar blijken steeds vaker westerse landen voorbij te streven als het gaat om de
kenniswerkers. Dit kan ernstige gevolgen hebben voor onze welvaartsstaat. mate van kennisabsorptie en passie voor innovatie. Daardoor worden steeds
meer activiteiten uitbesteed aan landen zoals India, China en Brazilië. In
Resultaten Global Competitivenesss Report: The Dutch Innovation Disease tabel 1 is een vergelijking opgenomen van Nederland met India op basis van
Positie
de cijfers van het Global Competitiveness Report van het WEF. Hoewel India
1 in de overall ranking op de 50 e plaats staat, scoort dit land vele malen beter

3 Lage kennisabsorptie bedrijven


nr.4 Weinig passie voor innovatie bij management
5 Onderwerp Overall ranking
Lage waardering nieuwe technologieën
Beperkte beschikbaarheid kenniswerkers
WEF 2005
7
nr.8 Veel bureaucratie en ‘red-tape’ NL (11) India (50)
9
Kennisabsorptie ondernemingen 36 19
nr.11
11 nr.12 nr.12 Technologische ontwikkeling 23 28

13 Beschikbaarheid wetenschappers en engineers 36 1


nr.13
Mate van bureaucratische ‘red tape’ 63 60
15
Prioriteitstelling aan ICT door overheid 51 11
2000 2001 2002 2003 2004 2005 Jaar

Figuur 1 Bron: Erasmus Strategic Renewal Centre Tabel 1 Bron: Erasmus Strategic Renewal Centre

26 27
als het gaat om kennisabsorptie, passie voor innovatie en beschikbaarheid van (Wijffels en Grosveld, 2004: 23) opgemerkt dat: “Innovatie niet alleen
kenniswerkers. plaatsvindt in het laboratorium, maar vooral op de werkvloer.” In dit kader
Volgens het kabinet-Balkenende II is de economische neergang van de wordt gewezen op plattere organisatiestructuren, vormen van interactief
Nederlandse economie niet het gevolg van cyclische economische invloeden, management, ruimte scheppen voor experimenteren, commitment van top-
maar te wijten aan een gebrek aan innovatievermogen van de Nederlandse management en betrokkenheid van medewerkers. Het voorgestelde MTI SI
economie. Om deze kloof te overbruggen is, conform het Finse succesmodel, beoogt daaraan een bijdrage te leveren (zie tabel 2).
het Innovatieplatform opgericht, gebaseerd op een consensusmodel en repre-
sentatie van de belangrijkste stakeholders (overheid, bedrijfsleven, sociale 3. Innovatiekracht en organisatieprestaties
partners, onderzoeksinstellingen). Het argument is dat de Nederlandse eco- De Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 heeft de relatie tussen
nomie zwak is in het toepassen van nieuwe kennis en het creëren van techno- innovativiteit en verschillende organisatiemaatstaven in kaart gebracht.
logische innovaties. Verschillende studies hebben aangetoond dat organisaties met een hoge
mate van innovatie bovengemiddelde prestaties behalen. Om het belang van
Wat in het Nederlandse Innovatie Debat evenwel opvalt, is de sterke innovatie voor Nederlandse organisaties te bepalen, hebben we de mate van
gerichtheid op technologische innovatie en het negeren van wat Daft (1978) innovativiteit in de afgelopen drie jaar gerelateerd aan prestaties. Zoals in
administratieve innovatie noemde. In het Innovatie Essay 2004 van EZ tabel 3 is weergegeven3, vertaalt de innovatiekracht van Nederlandse organi-
(Volberda en Van den Bosch, 2004) werd daarom gepleit voor meer aandacht saties zich in hogere organisatieprestaties. Innovatieve organisaties behalen
voor de niet-technologische determinanten van innovatie, namelijk dynami- bijvoorbeeld een meer dan 25 procent hogere rentabiliteit in vergelijking tot
sche managementvaardigheden en innovatieve organisatieprincipes. In de niet-innovatieve organisaties. Daarnaast geeft de Erasmus Concurrentie &
aansluiting op de relevantie van deze niet-technologische determinanten van Innovatie Monitor 2005 weer dat de omzetgroei (+19%), winstgroei (+10%),
innovatie heeft de AWVN (2004) een Manifest Sociale Innovatie ontwikkeld groei van het marktaandeel (+13%) en de klanttevredenheid (+6%) van
bestaande uit 9 bouwstenen. Aanvullend is in de recentelijk afgeronde innovatieve organisaties significant hoger is dan van niet-innovatieve organi-
Taskforce Sociale Innovatie (2005) een vuist gemaakt voor vernieuwing van saties. Met andere woorden, de innovativiteit blijkt een cruciale factor te
de arbeidsorganisatie en het maximaal benutten van competenties, gericht op zijn bij het verbeteren van organisatieprestaties binnen het Nederlandse
het verbeteren van bedrijfsprestaties en ontplooiing van talent. Tevens wordt bedrijfsleven.
in de nota “Vitalisering van de kenniseconomie” van het Innovatieplatform
Prestatiemaatstaf Innovatieve vs. niet-innovatieve
Definities van Sociale innovatie Nederlandse organisaties
Opvattingen van Sociale innovatie Productiviteitsgroei door: Rentabiliteit 27% hoger
Daft (1978) Administrative innovation Omzetgroei 19% hoger
Tushman & Nadler (1986) Systems innovation
Winstgroei 10% hoger
Henderson & Clark (1990) Architectural innovation
Groei van marktaandeel 13% hoger
Innovation Essay EZ Niet-technologische determinanten van innovatie
(Volberda & Van den Bosch, 2004) Klanttevredenheid 6% hoger
Jongkind e.a. (2004) Responsiviteit en organisatie-interne factoren Tabel 3 Bron: Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005
AWVN (2004) Manifest Sociale Innovatie: 9 bouwstenen
Innovatieplatform Platte organisatiestructuren, interactief management,
(Wijffels en Grosfeld, 2004) ruimte scheppen, commitment topmanagement,
betrokkenheid medewerkers

Taskforce Sociale Innovatie (2005) Vernieuwing arbeidsorganisatie, benutten


competenties, ontplooiing talent

3 De weergegeven resultaten zijn afkomstig van een K-means clusteranalyse (innovatieve vs. niet-innovatieve
Tabel 2 Bron: Volberda (2005)
organisaties) die de resultaten van beide groepen vergelijkt.

28 29
als het gaat om kennisabsorptie, passie voor innovatie en beschikbaarheid van (Wijffels en Grosveld, 2004: 23) opgemerkt dat: “Innovatie niet alleen
kenniswerkers. plaatsvindt in het laboratorium, maar vooral op de werkvloer.” In dit kader
Volgens het kabinet-Balkenende II is de economische neergang van de wordt gewezen op plattere organisatiestructuren, vormen van interactief
Nederlandse economie niet het gevolg van cyclische economische invloeden, management, ruimte scheppen voor experimenteren, commitment van top-
maar te wijten aan een gebrek aan innovatievermogen van de Nederlandse management en betrokkenheid van medewerkers. Het voorgestelde MTI SI
economie. Om deze kloof te overbruggen is, conform het Finse succesmodel, beoogt daaraan een bijdrage te leveren (zie tabel 2).
het Innovatieplatform opgericht, gebaseerd op een consensusmodel en repre-
sentatie van de belangrijkste stakeholders (overheid, bedrijfsleven, sociale 3. Innovatiekracht en organisatieprestaties
partners, onderzoeksinstellingen). Het argument is dat de Nederlandse eco- De Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 heeft de relatie tussen
nomie zwak is in het toepassen van nieuwe kennis en het creëren van techno- innovativiteit en verschillende organisatiemaatstaven in kaart gebracht.
logische innovaties. Verschillende studies hebben aangetoond dat organisaties met een hoge
mate van innovatie bovengemiddelde prestaties behalen. Om het belang van
Wat in het Nederlandse Innovatie Debat evenwel opvalt, is de sterke innovatie voor Nederlandse organisaties te bepalen, hebben we de mate van
gerichtheid op technologische innovatie en het negeren van wat Daft (1978) innovativiteit in de afgelopen drie jaar gerelateerd aan prestaties. Zoals in
administratieve innovatie noemde. In het Innovatie Essay 2004 van EZ tabel 3 is weergegeven3, vertaalt de innovatiekracht van Nederlandse organi-
(Volberda en Van den Bosch, 2004) werd daarom gepleit voor meer aandacht saties zich in hogere organisatieprestaties. Innovatieve organisaties behalen
voor de niet-technologische determinanten van innovatie, namelijk dynami- bijvoorbeeld een meer dan 25 procent hogere rentabiliteit in vergelijking tot
sche managementvaardigheden en innovatieve organisatieprincipes. In de niet-innovatieve organisaties. Daarnaast geeft de Erasmus Concurrentie &
aansluiting op de relevantie van deze niet-technologische determinanten van Innovatie Monitor 2005 weer dat de omzetgroei (+19%), winstgroei (+10%),
innovatie heeft de AWVN (2004) een Manifest Sociale Innovatie ontwikkeld groei van het marktaandeel (+13%) en de klanttevredenheid (+6%) van
bestaande uit 9 bouwstenen. Aanvullend is in de recentelijk afgeronde innovatieve organisaties significant hoger is dan van niet-innovatieve organi-
Taskforce Sociale Innovatie (2005) een vuist gemaakt voor vernieuwing van saties. Met andere woorden, de innovativiteit blijkt een cruciale factor te
de arbeidsorganisatie en het maximaal benutten van competenties, gericht op zijn bij het verbeteren van organisatieprestaties binnen het Nederlandse
het verbeteren van bedrijfsprestaties en ontplooiing van talent. Tevens wordt bedrijfsleven.
in de nota “Vitalisering van de kenniseconomie” van het Innovatieplatform
Prestatiemaatstaf Innovatieve vs. niet-innovatieve
Definities van Sociale innovatie Nederlandse organisaties
Opvattingen van Sociale innovatie Productiviteitsgroei door: Rentabiliteit 27% hoger
Daft (1978) Administrative innovation Omzetgroei 19% hoger
Tushman & Nadler (1986) Systems innovation
Winstgroei 10% hoger
Henderson & Clark (1990) Architectural innovation
Groei van marktaandeel 13% hoger
Innovation Essay EZ Niet-technologische determinanten van innovatie
(Volberda & Van den Bosch, 2004) Klanttevredenheid 6% hoger
Jongkind e.a. (2004) Responsiviteit en organisatie-interne factoren Tabel 3 Bron: Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005
AWVN (2004) Manifest Sociale Innovatie: 9 bouwstenen
Innovatieplatform Platte organisatiestructuren, interactief management,
(Wijffels en Grosfeld, 2004) ruimte scheppen, commitment topmanagement,
betrokkenheid medewerkers

Taskforce Sociale Innovatie (2005) Vernieuwing arbeidsorganisatie, benutten


competenties, ontplooiing talent

3 De weergegeven resultaten zijn afkomstig van een K-means clusteranalyse (innovatieve vs. niet-innovatieve
Tabel 2 Bron: Volberda (2005)
organisaties) die de resultaten van beide groepen vergelijkt.

28 29
4. Technologische vs. sociale innovatie Hoewel technologische innovatie binnen industriële organisaties leidt tot
Het Nederlandse Innovatie Debat is tot dusverre voornamelijk beperkt gebleven nieuwe kenniscreatie en ideeën voor productvernieuwing, moeten de nieuwe
tot technologisch gerelateerde macrovariabelen, zoals het lage percentage kennis en ideeën uiteindelijk omgezet worden in succesvolle nieuwe product-
investeringen in private R&D of het lage percentage bètawetenschappers. en dienstenintroducties. Nederlandse organisaties moeten zorgdragen voor
Eén van de redenen voor dit lage percentage private R&D-investeringen is de meer effectieve R&D-investeringen.
natuurlijke trend in Europa om bestaande, overlappende R&D-activiteiten te
rationaliseren met het oog op efficiencydoelstellingen in het nieuwe geïnte- 5. Sociale innovatie: flexibel organiseren,
greerde Europa (Soete, 2002). De netto effecten van deze migratie van R&D- dynamisch managen en slim werken
activiteiten voor Nederland zijn nog niet duidelijk (Erken e.a., 2003). Naast Vanzelfsprekend onderkennen we het belang van nieuwe technologische
het signaleren van de zwakheden in technologische innovatie, wordt het kennis (technologische innovatie). We zijn echter van mening dat flexibele
Nederlandse Innovatie Debat gedomineerd door discussies over het selecteren organisatievormen, managementvaardigheden en hoogwaardige arbeidsvormen
van de meest belovende technologieën voor de toekomst. De centrale om deze kennis te herkennen, op te nemen en toe te passen voor commerciële
gedachte is dat wanneer een klein land wil innoveren het alleen in een paar doeleinden hoogst verwaarloosde determinanten van innovatie zijn (Cohen
kerntechnologieën zou moeten investeren, zoals nanotechnologie of biotech- en Levinthal, 1990). Tushman en Nadler (1986: 74) stellen zelfs dat het
nologie. voortdurend managen van innovatie en verandering de meest vitale en veel-
eisende uitdaging van bedrijven is.
De Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 heeft de relatieve We definiëren sociale innovatie als het ontwikkelen van nieuwe management-
belangrijkheid van investeringen in R&D (technologische innovatie) en vaardigheden (dynamisch managen), het hanteren van innovatieve organisatie-
management, organisatie en arbeid (sociale innovatie) voor het innovatie- principes (flexibel organiseren) en het realiseren van hoogwaardige
succes van het Nederlandse bedrijfsleven in kaart gebracht. Uit de analyse, arbeidsvormen (slimmer werken en talentontplooiing) om het concurrentie-
die is uitgevoerd onder organisaties binnen industriële sectoren, komt naar vermogen en de productiviteit te verbeteren. Door middel van samenhangende
voren dat technologische innovatie, veelal aangespoord door R&D- en sociale innovaties in management, organisatie en arbeid zijn ondernemingen
ICT-investeringen, 25 procent van het uiteindelijke innovatiesucces bepaalt. beter in staat de bestaande kennisbasis aan te wenden om combinaties uit te
Daartegenover staat dat sociale innovatie, bestaande uit management, orga- voeren die nieuw zijn voor het bedrijf en de industrie (zie figuur 3). Sociale
nisatie en arbeidsaspecten, 75 procent van het uiteindelijke innovatiesucces innovaties zijn dus innovaties die een meer significante impact hebben op de
bepaalt. relatie tussen de technologieën en de kenniscomponenten dan op de techno-
logie zelf (Henderson en Clark, 1990).

Technologische innovatie Sociale innovatie


Sociale versus Technologische innovatie

Technologische kennis Managementkennis


Fasen innovatie Typen innovatie
R&D- en ICT-investeringen Onderwijs en ervaring

Onderzoek en ontwikkeling Organisatie, management, Nieuwe kenniscreatie Technologische innovatie


arbeid R&D, ICT, Technologie

Kenniscreatie Verwerven, integreren en


toepassen van nieuwe Herkennen Sociale innovatie
kennis Verwerven Management, Organisatie,
Integreren en Arbeid
Verklaart 25% van Verklaart 75% van Toepassen van kennis
het innovatiesucces het innovatiesucces

Figuur 2 Bron: Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 Figuur 3 Bron: Volberda (2005)

30 31
4. Technologische vs. sociale innovatie Hoewel technologische innovatie binnen industriële organisaties leidt tot
Het Nederlandse Innovatie Debat is tot dusverre voornamelijk beperkt gebleven nieuwe kenniscreatie en ideeën voor productvernieuwing, moeten de nieuwe
tot technologisch gerelateerde macrovariabelen, zoals het lage percentage kennis en ideeën uiteindelijk omgezet worden in succesvolle nieuwe product-
investeringen in private R&D of het lage percentage bètawetenschappers. en dienstenintroducties. Nederlandse organisaties moeten zorgdragen voor
Eén van de redenen voor dit lage percentage private R&D-investeringen is de meer effectieve R&D-investeringen.
natuurlijke trend in Europa om bestaande, overlappende R&D-activiteiten te
rationaliseren met het oog op efficiencydoelstellingen in het nieuwe geïnte- 5. Sociale innovatie: flexibel organiseren,
greerde Europa (Soete, 2002). De netto effecten van deze migratie van R&D- dynamisch managen en slim werken
activiteiten voor Nederland zijn nog niet duidelijk (Erken e.a., 2003). Naast Vanzelfsprekend onderkennen we het belang van nieuwe technologische
het signaleren van de zwakheden in technologische innovatie, wordt het kennis (technologische innovatie). We zijn echter van mening dat flexibele
Nederlandse Innovatie Debat gedomineerd door discussies over het selecteren organisatievormen, managementvaardigheden en hoogwaardige arbeidsvormen
van de meest belovende technologieën voor de toekomst. De centrale om deze kennis te herkennen, op te nemen en toe te passen voor commerciële
gedachte is dat wanneer een klein land wil innoveren het alleen in een paar doeleinden hoogst verwaarloosde determinanten van innovatie zijn (Cohen
kerntechnologieën zou moeten investeren, zoals nanotechnologie of biotech- en Levinthal, 1990). Tushman en Nadler (1986: 74) stellen zelfs dat het
nologie. voortdurend managen van innovatie en verandering de meest vitale en veel-
eisende uitdaging van bedrijven is.
De Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 heeft de relatieve We definiëren sociale innovatie als het ontwikkelen van nieuwe management-
belangrijkheid van investeringen in R&D (technologische innovatie) en vaardigheden (dynamisch managen), het hanteren van innovatieve organisatie-
management, organisatie en arbeid (sociale innovatie) voor het innovatie- principes (flexibel organiseren) en het realiseren van hoogwaardige
succes van het Nederlandse bedrijfsleven in kaart gebracht. Uit de analyse, arbeidsvormen (slimmer werken en talentontplooiing) om het concurrentie-
die is uitgevoerd onder organisaties binnen industriële sectoren, komt naar vermogen en de productiviteit te verbeteren. Door middel van samenhangende
voren dat technologische innovatie, veelal aangespoord door R&D- en sociale innovaties in management, organisatie en arbeid zijn ondernemingen
ICT-investeringen, 25 procent van het uiteindelijke innovatiesucces bepaalt. beter in staat de bestaande kennisbasis aan te wenden om combinaties uit te
Daartegenover staat dat sociale innovatie, bestaande uit management, orga- voeren die nieuw zijn voor het bedrijf en de industrie (zie figuur 3). Sociale
nisatie en arbeidsaspecten, 75 procent van het uiteindelijke innovatiesucces innovaties zijn dus innovaties die een meer significante impact hebben op de
bepaalt. relatie tussen de technologieën en de kenniscomponenten dan op de techno-
logie zelf (Henderson en Clark, 1990).

Technologische innovatie Sociale innovatie


Sociale versus Technologische innovatie

Technologische kennis Managementkennis


Fasen innovatie Typen innovatie
R&D- en ICT-investeringen Onderwijs en ervaring

Onderzoek en ontwikkeling Organisatie, management, Nieuwe kenniscreatie Technologische innovatie


arbeid R&D, ICT, Technologie

Kenniscreatie Verwerven, integreren en


toepassen van nieuwe Herkennen Sociale innovatie
kennis Verwerven Management, Organisatie,
Integreren en Arbeid
Verklaart 25% van Verklaart 75% van Toepassen van kennis
het innovatiesucces het innovatiesucces

Figuur 2 Bron: Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 Figuur 3 Bron: Volberda (2005)

30 31
Strategiewetenschappers die een evolutionair perspectief hanteren (Grant, betrokken bij nauw begrensde productietaken of door informatiewerkers die
1996; Kogut en Zander, 1992; Nelson en Winter, 1982) beweren dat sociale kleine gegevensbrokjes verwerken, maar door de ‘kenniswerker’ (vgl. Drucker,
innovaties beperkt blijven tot het toepassen en uitbreiden van bestaande 1993; Nonaka en Takeuchi, 1995; Quinn, 1992). De kern van een software-
vaardigheden en niet het voortdurend herscheppen van nieuwe vaardigheden bedrijf als Microsoft, van een adviesbureau als McKinsey, IT-bedrijven als de
inhouden. Ondernemingen zoals Microsoft, Nokia, Honda en Benetton zagen Vision Web of een uitzendbureau als Randstad bestaat hoofdzakelijk uit zulke
echter kans om voortdurend nieuwe vaardigheden en innovatieve organisa- kenniswerkers. Wat zij doen is niet simpelweg ruwe grondstoffen omzetten in
tievormen te creëren in verscheidene concurrentieronden als gevolg van een producten of gegevens in informatie. Ze beschikken over unieke vaardigheden
uitgebreide absorptiecapaciteit en leervermogen van het management. Deze om nieuwe producten en diensten te creëren. Vanwege hun waardevolle
managementvaardigheden en organisatieprincipes openen vervolgens nieuwe kennis (bijvoorbeeld technologische knowhow, inzicht in klantwensen,
bronnen van duurzame concurrentievoordelen. creativiteit) zijn ze betrokken bij een variëteit aan activiteiten, zoals product-
ontwikkeling, productontwerp en marketingactiviteiten. Deze tendens wordt
Voorbeelden van sociale innovaties kunnen worden gevonden bij Virgin, ondersteund door een groeiend aantal medewerkers in organisaties met een
Dell, IKEA, Xerox en Southwest Airlines. Richard Branson’s superieure hoger opleidingsniveau.
ondernemerschap is gebaseerd op het begrijpen van toekomstige ontwikkelingen
van markten en technologieën met behulp waarvan proactief nieuwe kansen Op deze manier kan sociale innovatie de kwaliteit van arbeid verbeteren door
kunnen worden gecreëerd om huidige of nieuwe klanten te bedienen (Virgin). medewerkers van meer taken, autoriteit en verantwoordelijkheid te voorzien.
Dell’s vooruitziende blik van directe levering zonder intermediairs in de pc- Het succes van sociale innovatie voor productiviteitsverhoging is in zeer
markt leidde tot een nieuw succesvol bedrijfsmodel. IKEA’s vooruitstrevende belangrijke mate afhankelijk van de inzet van talenten van medewerkers. De
idee van directe levering en zelfassemblage in de meubelindustrie betekende arbeidsverhoudingen moeten er op gericht zijn dat medewerkers hun talenten
een einde van de doorsnee vier maanden levertijd in het lagere segment. graag willen en kunnen inzetten (Vaas, 2001). Dat vergt andere interne
arbeidsverhoudingen en zorg en aandacht voor de gezondheid en ontwikke-
Ook Xerox’s visie van een papierloos bureau en Southwest Airlines’ notie van lingsmogelijkheden van de medewerkers. Als gevolg daarvan worden traditio-
efficiency hebben vergaande gevolgen gehad voor respectievelijk de data- nele structuren minder levensvatbaar. Niet alleen omdat ze flexibiliteit
communicatie en de luchtvaartindustrie. Deze succesvoorbeelden wijzen op ontberen, maar ook vanwege de veranderende professionele behoeften van
het vermogen van het management om een beeld te schetsen op basis van potentiële kenniswerkers (Volberda, 2004).
de collectieve impact van diverse concurrentiekrachten. Het omvat een
revolutionaire voorstelling van de toekomst in termen van nieuwe producten, Naast nieuwe vormen van management, organisatiestructuren en arbeid
diensten en nieuwe bedrijfsmodellen en het ontwikkelen van toereikende binnen organisaties hebben flexibele vormen van organiseren tussen organi-
managementvaardigheden en een adequaat organisatieontwerp (Volberda en saties, zoals externe netwerken en strategische allianties met klanten en toe-
Baden-Fuller, 2003). Zo’n revolutionaire zienswijze kan resulteren in de leveranciers, een hoge vlucht genomen. Strategische allianties kunnen diverse
creatie van een nieuwe bedrijfstak of het doorbreken van bestaande regels vormen aannemen. Voorbeelden daarvan zijn gemeenschappelijke product-
binnen de bedrijfstak (Hamel, 2000). Andere illustraties van nieuwe manage- ontwikkeling en gemeenschappelijke distributie (co-creatie), al of niet in de
mentvaardigheden zijn het lerend vermogen van Honda (het ontmoedigen vorm van een joint venture (Prahalad en Ramaswamy, 2004). Zo kunnen
van hiërarchie, het geven van verantwoordelijkheden aan jonge medewerkers organisaties in lerende kennisallianties hun klanten- en marktnetwerken
en het ondersteunen van confrontatie) en de extreme innovatieve cultuur benutten voor sociale innovatie.
van 3M (‘Thou shalt not kill new ideas for new products’).
Het ontwerp van strategische regelgeving gericht op innovatie - ongeacht of
Het personeelsbestand van dergelijke innovatieve ondernemingen wordt niet dit kwaliteitsnormen op het gebied van milieu of arbeid betreft - vereist daar-
vertegenwoordigd door traditionele productiewerkers die alleen maar zijn naast dat innovatieve overheden deze regelgeving net voor andere landen

32 33
Strategiewetenschappers die een evolutionair perspectief hanteren (Grant, betrokken bij nauw begrensde productietaken of door informatiewerkers die
1996; Kogut en Zander, 1992; Nelson en Winter, 1982) beweren dat sociale kleine gegevensbrokjes verwerken, maar door de ‘kenniswerker’ (vgl. Drucker,
innovaties beperkt blijven tot het toepassen en uitbreiden van bestaande 1993; Nonaka en Takeuchi, 1995; Quinn, 1992). De kern van een software-
vaardigheden en niet het voortdurend herscheppen van nieuwe vaardigheden bedrijf als Microsoft, van een adviesbureau als McKinsey, IT-bedrijven als de
inhouden. Ondernemingen zoals Microsoft, Nokia, Honda en Benetton zagen Vision Web of een uitzendbureau als Randstad bestaat hoofdzakelijk uit zulke
echter kans om voortdurend nieuwe vaardigheden en innovatieve organisa- kenniswerkers. Wat zij doen is niet simpelweg ruwe grondstoffen omzetten in
tievormen te creëren in verscheidene concurrentieronden als gevolg van een producten of gegevens in informatie. Ze beschikken over unieke vaardigheden
uitgebreide absorptiecapaciteit en leervermogen van het management. Deze om nieuwe producten en diensten te creëren. Vanwege hun waardevolle
managementvaardigheden en organisatieprincipes openen vervolgens nieuwe kennis (bijvoorbeeld technologische knowhow, inzicht in klantwensen,
bronnen van duurzame concurrentievoordelen. creativiteit) zijn ze betrokken bij een variëteit aan activiteiten, zoals product-
ontwikkeling, productontwerp en marketingactiviteiten. Deze tendens wordt
Voorbeelden van sociale innovaties kunnen worden gevonden bij Virgin, ondersteund door een groeiend aantal medewerkers in organisaties met een
Dell, IKEA, Xerox en Southwest Airlines. Richard Branson’s superieure hoger opleidingsniveau.
ondernemerschap is gebaseerd op het begrijpen van toekomstige ontwikkelingen
van markten en technologieën met behulp waarvan proactief nieuwe kansen Op deze manier kan sociale innovatie de kwaliteit van arbeid verbeteren door
kunnen worden gecreëerd om huidige of nieuwe klanten te bedienen (Virgin). medewerkers van meer taken, autoriteit en verantwoordelijkheid te voorzien.
Dell’s vooruitziende blik van directe levering zonder intermediairs in de pc- Het succes van sociale innovatie voor productiviteitsverhoging is in zeer
markt leidde tot een nieuw succesvol bedrijfsmodel. IKEA’s vooruitstrevende belangrijke mate afhankelijk van de inzet van talenten van medewerkers. De
idee van directe levering en zelfassemblage in de meubelindustrie betekende arbeidsverhoudingen moeten er op gericht zijn dat medewerkers hun talenten
een einde van de doorsnee vier maanden levertijd in het lagere segment. graag willen en kunnen inzetten (Vaas, 2001). Dat vergt andere interne
arbeidsverhoudingen en zorg en aandacht voor de gezondheid en ontwikke-
Ook Xerox’s visie van een papierloos bureau en Southwest Airlines’ notie van lingsmogelijkheden van de medewerkers. Als gevolg daarvan worden traditio-
efficiency hebben vergaande gevolgen gehad voor respectievelijk de data- nele structuren minder levensvatbaar. Niet alleen omdat ze flexibiliteit
communicatie en de luchtvaartindustrie. Deze succesvoorbeelden wijzen op ontberen, maar ook vanwege de veranderende professionele behoeften van
het vermogen van het management om een beeld te schetsen op basis van potentiële kenniswerkers (Volberda, 2004).
de collectieve impact van diverse concurrentiekrachten. Het omvat een
revolutionaire voorstelling van de toekomst in termen van nieuwe producten, Naast nieuwe vormen van management, organisatiestructuren en arbeid
diensten en nieuwe bedrijfsmodellen en het ontwikkelen van toereikende binnen organisaties hebben flexibele vormen van organiseren tussen organi-
managementvaardigheden en een adequaat organisatieontwerp (Volberda en saties, zoals externe netwerken en strategische allianties met klanten en toe-
Baden-Fuller, 2003). Zo’n revolutionaire zienswijze kan resulteren in de leveranciers, een hoge vlucht genomen. Strategische allianties kunnen diverse
creatie van een nieuwe bedrijfstak of het doorbreken van bestaande regels vormen aannemen. Voorbeelden daarvan zijn gemeenschappelijke product-
binnen de bedrijfstak (Hamel, 2000). Andere illustraties van nieuwe manage- ontwikkeling en gemeenschappelijke distributie (co-creatie), al of niet in de
mentvaardigheden zijn het lerend vermogen van Honda (het ontmoedigen vorm van een joint venture (Prahalad en Ramaswamy, 2004). Zo kunnen
van hiërarchie, het geven van verantwoordelijkheden aan jonge medewerkers organisaties in lerende kennisallianties hun klanten- en marktnetwerken
en het ondersteunen van confrontatie) en de extreme innovatieve cultuur benutten voor sociale innovatie.
van 3M (‘Thou shalt not kill new ideas for new products’).
Het ontwerp van strategische regelgeving gericht op innovatie - ongeacht of
Het personeelsbestand van dergelijke innovatieve ondernemingen wordt niet dit kwaliteitsnormen op het gebied van milieu of arbeid betreft - vereist daar-
vertegenwoordigd door traditionele productiewerkers die alleen maar zijn naast dat innovatieve overheden deze regelgeving net voor andere landen

32 33
invoeren om aldus first-mover voordelen en een export potentieel voor De Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 heeft de organisatie-
innovatieve bedrijven te creëren. Onderzoek toont aan dat landen die voor- aspecten in kaart gebracht die de innovatiekracht verder versterken. Op basis
oplopen in het implementeren van EU-regelingen in de financiële dienstver- van regressieanalyses zijn drie overkoepelende aspecten van flexibel organiseren
lening, bedrijven in deze sector prikkelden tot strategische en organisatorische binnen innovatieve organisaties naar voren gekomen 4:
vernieuwingen, wat heeft geresulteerd in first-mover voordelen en een inter-
nationaal concurrentievoordeel (Flier e.a., 2003). Strategische regelgevingen Innovatiekracht
behoren daarom tot de minst dure middelen voor innovatie. van Nederlandse
Flexibel organiseren organisaties
Figuur 4 geeft het onderzoeksmodel weer van de Erasmus Concurrentie & Hoge interne verandersnelheid +++

Innovatie Monitor 2005. De volgende hoofdstukken behandelen achtereen- Zelforganisatie door gedecentraliseerde, hechte sociale netwerken ++

volgens de verschillende onderwerpen. Balanceren van innovatie én efficiency +++


in verschillende organisatieonderdelen
Externe netwerken en kennisallianties
Tabel 4 Bron: Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005

Flexibel organiseren
Flexibel organiseren: hoge interne verandersnelheid
Dynamisch managen Innovatiekracht Organisatieprestaties
Het eerste organisatiekenmerk van succesvolle innovatieve organisaties is de
Slim werken hoge interne verandersnelheid. Innovatieve ondernemingen monitoren ver-
anderingen in alle aspecten van de omgeving (bijv. de snelheid van product-
Externe stakeholders en strategische regelgeving
verbeteringen door concurrenten, veranderingen in consumentenbehoeften)
Figuur 4 Bron: Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 en passen vervolgens interne processen aan zodat ze afgestemd zijn op deze
externe verandersnelheden of ze zelfs evenaren. Organisaties die in het verleden
6. Flexibel organiseren aan meer concurrentie zijn blootgesteld, hebben waarschijnlijk meer vaardig-
Traditionele organisatievormen voldeden uitstekend in de betrekkelijk stabiele heden ontwikkeld om hun interne verandersnelheid te reguleren. Dit is in
omgevingen van de afgelopen decennia. De mondialisering van markten, overeenstemming met het idee dat bedrijven vereiste variëteit moeten behouden
snelle technologische ontwikkelingen, korte productlevenscycli en toenemen- (Ashby, 1964). De interne variëteit van bedrijfsroutines en vaardigheden
de agressiviteit van concurrenten hebben de basisregels van de concurrentie- moet in overeenstemming zijn met de externe selectieomgeving.
strijd in de 21e eeuw ingrijpend gewijzigd (Volberda, 1998b). Deze verhevigde
concurrentiekrachten dwingen bedrijven om sneller te innoveren dan voor- Voorbeelden zijn bedrijven die consumentenbehoeften beter kunnen voor-
heen (Volberda, 1997). spellen, maatwerk kunnen aanbieden en de concurrenten voorbijstreven in
nieuwe productintroducties. Het Amerikaanse bedrijf 3M bijvoorbeeld pro-
De strategie- en organisatieliteratuur geeft verschillende organisatievormen beert continu de innovatiebarrières te doorbreken door als formele doelstelling
voor het managen van specifieke aspecten of elementen van zelfvernieu- te formuleren dat 30 procent van de omzet moet bestaan uit nieuwe producten
wende of innovatieve organisaties (Volberda, 1996, 2004). Voorbeelden van of producten die in de laatste vier jaar substantieel zijn gereviseerd, terwijl
deze organisaties waarin onderdelen gemakkelijk kunnen worden toegevoegd 15 procent van het onderzoeksbudget vrij besteedbaar is. Andere grote organi-
of verwijderd (Ackoff, 1977), zijn bijvoorbeeld de platform organisatie die saties zoals Hewlett-Packard en Motorola hebben organisatiestructuren en
nieuwe vormen blijft genereren door frequent hercombineren (Ciborra,
1996), het netwerk of flexibele cluster van bedrijven die gecoördineerd 4 De resultaten zijn verkregen aan de hand van verschillende regressieanalyses met innovatiesucces als afhanke-

worden door marktwerking in plaats van een verticale beheersketen (Miles en lijke variabele. Naast bedrijfsgrootte, leeftijd en sector, blijken R&D-investeringen (ß = .24; p<.01; +++),

Snow, 1986) of de virtuele onderneming (Davidow en Malone, 1982). interne verandersnelheid (ß = .42; p<.01; +++), decentralisatie en hechte sociale netwerken (ß = .10; p<.05;

++) en scheiding van exploratie en exploitatie in verschillende organisatieonderdelen (ß = .25; p<.01; +++)

34 significant gerelateerd te zijn met het succes van innovaties binnen Nederlandse organisaties. 35
invoeren om aldus first-mover voordelen en een export potentieel voor De Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 heeft de organisatie-
innovatieve bedrijven te creëren. Onderzoek toont aan dat landen die voor- aspecten in kaart gebracht die de innovatiekracht verder versterken. Op basis
oplopen in het implementeren van EU-regelingen in de financiële dienstver- van regressieanalyses zijn drie overkoepelende aspecten van flexibel organiseren
lening, bedrijven in deze sector prikkelden tot strategische en organisatorische binnen innovatieve organisaties naar voren gekomen 4:
vernieuwingen, wat heeft geresulteerd in first-mover voordelen en een inter-
nationaal concurrentievoordeel (Flier e.a., 2003). Strategische regelgevingen Innovatiekracht
behoren daarom tot de minst dure middelen voor innovatie. van Nederlandse
Flexibel organiseren organisaties
Figuur 4 geeft het onderzoeksmodel weer van de Erasmus Concurrentie & Hoge interne verandersnelheid +++

Innovatie Monitor 2005. De volgende hoofdstukken behandelen achtereen- Zelforganisatie door gedecentraliseerde, hechte sociale netwerken ++

volgens de verschillende onderwerpen. Balanceren van innovatie én efficiency +++


in verschillende organisatieonderdelen
Externe netwerken en kennisallianties
Tabel 4 Bron: Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005

Flexibel organiseren
Flexibel organiseren: hoge interne verandersnelheid
Dynamisch managen Innovatiekracht Organisatieprestaties
Het eerste organisatiekenmerk van succesvolle innovatieve organisaties is de
Slim werken hoge interne verandersnelheid. Innovatieve ondernemingen monitoren ver-
anderingen in alle aspecten van de omgeving (bijv. de snelheid van product-
Externe stakeholders en strategische regelgeving
verbeteringen door concurrenten, veranderingen in consumentenbehoeften)
Figuur 4 Bron: Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 en passen vervolgens interne processen aan zodat ze afgestemd zijn op deze
externe verandersnelheden of ze zelfs evenaren. Organisaties die in het verleden
6. Flexibel organiseren aan meer concurrentie zijn blootgesteld, hebben waarschijnlijk meer vaardig-
Traditionele organisatievormen voldeden uitstekend in de betrekkelijk stabiele heden ontwikkeld om hun interne verandersnelheid te reguleren. Dit is in
omgevingen van de afgelopen decennia. De mondialisering van markten, overeenstemming met het idee dat bedrijven vereiste variëteit moeten behouden
snelle technologische ontwikkelingen, korte productlevenscycli en toenemen- (Ashby, 1964). De interne variëteit van bedrijfsroutines en vaardigheden
de agressiviteit van concurrenten hebben de basisregels van de concurrentie- moet in overeenstemming zijn met de externe selectieomgeving.
strijd in de 21e eeuw ingrijpend gewijzigd (Volberda, 1998b). Deze verhevigde
concurrentiekrachten dwingen bedrijven om sneller te innoveren dan voor- Voorbeelden zijn bedrijven die consumentenbehoeften beter kunnen voor-
heen (Volberda, 1997). spellen, maatwerk kunnen aanbieden en de concurrenten voorbijstreven in
nieuwe productintroducties. Het Amerikaanse bedrijf 3M bijvoorbeeld pro-
De strategie- en organisatieliteratuur geeft verschillende organisatievormen beert continu de innovatiebarrières te doorbreken door als formele doelstelling
voor het managen van specifieke aspecten of elementen van zelfvernieu- te formuleren dat 30 procent van de omzet moet bestaan uit nieuwe producten
wende of innovatieve organisaties (Volberda, 1996, 2004). Voorbeelden van of producten die in de laatste vier jaar substantieel zijn gereviseerd, terwijl
deze organisaties waarin onderdelen gemakkelijk kunnen worden toegevoegd 15 procent van het onderzoeksbudget vrij besteedbaar is. Andere grote organi-
of verwijderd (Ackoff, 1977), zijn bijvoorbeeld de platform organisatie die saties zoals Hewlett-Packard en Motorola hebben organisatiestructuren en
nieuwe vormen blijft genereren door frequent hercombineren (Ciborra,
1996), het netwerk of flexibele cluster van bedrijven die gecoördineerd 4 De resultaten zijn verkregen aan de hand van verschillende regressieanalyses met innovatiesucces als afhanke-

worden door marktwerking in plaats van een verticale beheersketen (Miles en lijke variabele. Naast bedrijfsgrootte, leeftijd en sector, blijken R&D-investeringen (ß = .24; p<.01; +++),

Snow, 1986) of de virtuele onderneming (Davidow en Malone, 1982). interne verandersnelheid (ß = .42; p<.01; +++), decentralisatie en hechte sociale netwerken (ß = .10; p<.05;

++) en scheiding van exploratie en exploitatie in verschillende organisatieonderdelen (ß = .25; p<.01; +++)

34 significant gerelateerd te zijn met het succes van innovaties binnen Nederlandse organisaties. 35
innovatieve culturen ontwikkeld die meer gericht zijn op het succesvol op- Zelforganisatie houdt tevens in dat managers functioneren als stewards en
bouwen van nieuwe competenties. Net zoals 3M decentraliseren ze de besluit- hun managementrol richten op het uitdenken van de kritische waarden en
vorming naar het team- en divisieniveau en stimuleren ze nieuwe projecten. het stellen van grensvoorwaarden die besluitvorming op lagere niveaus van de
Tevens zoeken ze steeds naar nieuwe wegen om hun huidige technologieën te onderneming mogelijk maken en begeleiden (Hogg en Knippenberg, 2005;
vervangen om het innovatieproces te versnellen. Dit vertaalt zich in het streven De Cremer en Knippenberg, 2005). De managers coachen en doceren de
70 procent van de verkoop te halen uit substantieel nieuwe of gemodificeerde kritische waarden en faciliteren bottom-up processen. Nederlandse onder-
producten. nemingen scoren redelijk op zelforganisatie. De bevindingen van het inter-
nationale onderzoeksproject Innovative Forms of Organizing suggereren dat
Verschillen in de verandersnelheid ontstaan rechtstreeks uit de combinatie traditionele hiërarchische structuren met duidelijke grenzen tussen de onder-
van strategieën, structuren en processen (Lewin en Volberda, 1999). In dit neming en de omgeving steeds meer vervangen worden door flexibele hybride
verband richten innovatieve bedrijven zich niet alleen op winstdoelstellingen structuren zoals netwerken, virtuele organisaties en allianties met veel meer
en marktaandeel, maar hanteren ze een meer evenwichtig intern-extern permeabele grenzen tussen de onderneming en de omgeving (Pettigrew e.a.,
perspectief bestaande uit additionele maatstaven zoals de frequentie van 2003). Dit wordt tevens bevestigd door de score van Nederlandse onderne-
nieuwe product- en dienstenintroducties en het aandeel van de omzet uit mingen in het Global Competitiveness Report op de indicatoren ‘Bereidheid om
nieuwe ideeën. Uit studies over strategische vernieuwing in de financiële autoriteit te delegeren (6e positie)’ en ‘Professioneel Management (9e positie)’.
service sector (Volberda e.a., 2001a, 2001b) bleek dat Nederlandse financiële
instellingen over het algemeen geloven dat ze de markt zouden moeten volgen Toch staat de meerderheid van de Nederlandse organisaties qua organisatie-
en marktkrachten en signalen versterken ten bate van afdelingsmanagers. structuur en feitelijke decentralisatie van beslissingsbevoegdheden nog ver af
Topmanagers stellen eerder doelen gebaseerd op winst dan op interne processen van het prototype van een flexibele onderneming (Kraan e.a., 2003; Volberda,
zoals de snelheid van nieuwe productontwikkeling. Maar wat te doen wanneer 2004; Volberda en Van den Bosch, 2005b). De beperkte responsiviteit van
het volgen van de markt niet genoeg is, of het topmanagement niet alles Nederlandse organisaties op marktprikkels en op prikkels om te innoveren
onder controle heeft? Zulke meer hypercompetitieve omgevingen vragen om wordt hierdoor in belangrijke mate verklaard. De organisatiestructuur en
een actievere houding, waarin de frontlinie en het middenmanagement de -cultuur in deze bedrijven maakt dat weerstanden tegen veranderingen en
markt uitdagen en kennisintegratie organiseren. organisatie-inertie niet worden overwonnen. Topmanagement, management
noch medewerkers durven de onzekerheid van een innovatie aan; posities in
Flexibel organiseren: optimaliseren van zelforganisatie de organisatie en investeringen in machines en gebouwen verlammen de
Zelforganisatie is het proces waarbij organisaties orde proberen te vinden, hoe organisatie (Jongkind e.a., 2004).
complex de structuur van de organisatie ook is. In zelfvernieuwende organisaties Voornamelijk door het verbeteren van die interne organisatie in de richting
is geleide zelforganisatie het primaire proces waarmee ze zich aanpassen aan van zelforganisatie is daarom grote winst te behalen. Nederlandse organisaties
veranderingen in een hypercompetitieve omgeving. Dit betekent echter niet kunnen zelforganisatie stimuleren door verantwoordelijkheden op lagere
dat individuen of afdelingen zomaar alle kanten uit kunnen gaan of alle regels niveaus binnen organisaties te brengen. Dit betekent dat medewerkers meer
kunnen breken, of dat managers ineens overbodig zijn. Het houdt in dat er vrijheid moeten krijgen bij het invullen van bepaalde randvoorwaarden en
afstand genomen wordt van de ‘beheers-en-bevel’ filosofie van traditionele het behalen van de doelstellingen. Uit de Erasmus Concurrentie & Innovatie
hiërarchische bureaucratische organisaties. Zelforganisatie vereist een vertrou- Monitor 2005 komt dan ook eenduidig naar voren dat decentralisatie in grote
wen in de lokale rationaliteit van individuen en afdelingen (bijv. diegene die het mate bijdraagt aan het innovatiesucces. Een belangrijke rol voor het manage-
dichtst bij de klant staan, kennen de klanten het best, enz.), is in overeen- ment is het scheppen van randvoorwaarden en het stimuleren van hechte
stemming met het vaak gesteunde idee van het delegeren van besluitvorming sociale netwerken tussen medewerkers. Deze hechte sociale netwerken
naar het laagst mogelijke niveau en houdt het maximaliseren van vaardigheden creëren een collectieve ambitie die medewerkers enthousiast maakt om doel-
in op elk niveau van de organisatie (Prahalad en Ramaswamy, 2003). stellingen te halen.

36 37
innovatieve culturen ontwikkeld die meer gericht zijn op het succesvol op- Zelforganisatie houdt tevens in dat managers functioneren als stewards en
bouwen van nieuwe competenties. Net zoals 3M decentraliseren ze de besluit- hun managementrol richten op het uitdenken van de kritische waarden en
vorming naar het team- en divisieniveau en stimuleren ze nieuwe projecten. het stellen van grensvoorwaarden die besluitvorming op lagere niveaus van de
Tevens zoeken ze steeds naar nieuwe wegen om hun huidige technologieën te onderneming mogelijk maken en begeleiden (Hogg en Knippenberg, 2005;
vervangen om het innovatieproces te versnellen. Dit vertaalt zich in het streven De Cremer en Knippenberg, 2005). De managers coachen en doceren de
70 procent van de verkoop te halen uit substantieel nieuwe of gemodificeerde kritische waarden en faciliteren bottom-up processen. Nederlandse onder-
producten. nemingen scoren redelijk op zelforganisatie. De bevindingen van het inter-
nationale onderzoeksproject Innovative Forms of Organizing suggereren dat
Verschillen in de verandersnelheid ontstaan rechtstreeks uit de combinatie traditionele hiërarchische structuren met duidelijke grenzen tussen de onder-
van strategieën, structuren en processen (Lewin en Volberda, 1999). In dit neming en de omgeving steeds meer vervangen worden door flexibele hybride
verband richten innovatieve bedrijven zich niet alleen op winstdoelstellingen structuren zoals netwerken, virtuele organisaties en allianties met veel meer
en marktaandeel, maar hanteren ze een meer evenwichtig intern-extern permeabele grenzen tussen de onderneming en de omgeving (Pettigrew e.a.,
perspectief bestaande uit additionele maatstaven zoals de frequentie van 2003). Dit wordt tevens bevestigd door de score van Nederlandse onderne-
nieuwe product- en dienstenintroducties en het aandeel van de omzet uit mingen in het Global Competitiveness Report op de indicatoren ‘Bereidheid om
nieuwe ideeën. Uit studies over strategische vernieuwing in de financiële autoriteit te delegeren (6e positie)’ en ‘Professioneel Management (9e positie)’.
service sector (Volberda e.a., 2001a, 2001b) bleek dat Nederlandse financiële
instellingen over het algemeen geloven dat ze de markt zouden moeten volgen Toch staat de meerderheid van de Nederlandse organisaties qua organisatie-
en marktkrachten en signalen versterken ten bate van afdelingsmanagers. structuur en feitelijke decentralisatie van beslissingsbevoegdheden nog ver af
Topmanagers stellen eerder doelen gebaseerd op winst dan op interne processen van het prototype van een flexibele onderneming (Kraan e.a., 2003; Volberda,
zoals de snelheid van nieuwe productontwikkeling. Maar wat te doen wanneer 2004; Volberda en Van den Bosch, 2005b). De beperkte responsiviteit van
het volgen van de markt niet genoeg is, of het topmanagement niet alles Nederlandse organisaties op marktprikkels en op prikkels om te innoveren
onder controle heeft? Zulke meer hypercompetitieve omgevingen vragen om wordt hierdoor in belangrijke mate verklaard. De organisatiestructuur en
een actievere houding, waarin de frontlinie en het middenmanagement de -cultuur in deze bedrijven maakt dat weerstanden tegen veranderingen en
markt uitdagen en kennisintegratie organiseren. organisatie-inertie niet worden overwonnen. Topmanagement, management
noch medewerkers durven de onzekerheid van een innovatie aan; posities in
Flexibel organiseren: optimaliseren van zelforganisatie de organisatie en investeringen in machines en gebouwen verlammen de
Zelforganisatie is het proces waarbij organisaties orde proberen te vinden, hoe organisatie (Jongkind e.a., 2004).
complex de structuur van de organisatie ook is. In zelfvernieuwende organisaties Voornamelijk door het verbeteren van die interne organisatie in de richting
is geleide zelforganisatie het primaire proces waarmee ze zich aanpassen aan van zelforganisatie is daarom grote winst te behalen. Nederlandse organisaties
veranderingen in een hypercompetitieve omgeving. Dit betekent echter niet kunnen zelforganisatie stimuleren door verantwoordelijkheden op lagere
dat individuen of afdelingen zomaar alle kanten uit kunnen gaan of alle regels niveaus binnen organisaties te brengen. Dit betekent dat medewerkers meer
kunnen breken, of dat managers ineens overbodig zijn. Het houdt in dat er vrijheid moeten krijgen bij het invullen van bepaalde randvoorwaarden en
afstand genomen wordt van de ‘beheers-en-bevel’ filosofie van traditionele het behalen van de doelstellingen. Uit de Erasmus Concurrentie & Innovatie
hiërarchische bureaucratische organisaties. Zelforganisatie vereist een vertrou- Monitor 2005 komt dan ook eenduidig naar voren dat decentralisatie in grote
wen in de lokale rationaliteit van individuen en afdelingen (bijv. diegene die het mate bijdraagt aan het innovatiesucces. Een belangrijke rol voor het manage-
dichtst bij de klant staan, kennen de klanten het best, enz.), is in overeen- ment is het scheppen van randvoorwaarden en het stimuleren van hechte
stemming met het vaak gesteunde idee van het delegeren van besluitvorming sociale netwerken tussen medewerkers. Deze hechte sociale netwerken
naar het laagst mogelijke niveau en houdt het maximaliseren van vaardigheden creëren een collectieve ambitie die medewerkers enthousiast maakt om doel-
in op elk niveau van de organisatie (Prahalad en Ramaswamy, 2003). stellingen te halen.

36 37
Flexibel organiseren: het balanceren van innovatie én efficiency efficiencyverbeteringen, productie en kostenverlaging. Op deze manier
Uit de Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 blijkt tevens dat ontstaan minder wrijvingen binnen organisatieonderdelen en kunnen de
succesvolle innovatieve organisaties zich voortdurend kunnen aanpassen aan verschillende bedrijfsonderdelen eenduidig worden aangestuurd met duidelijke
verschillende omgevingskenmerken door het balanceren van innovatieactivi- doelstellingen, beloningssystemen en managementstijlen (Tushman &
teiten en efficiencyverbeteringen. Levinthal en March (1993) betogen dat het O’Reilly, 1996).
op de lange termijn overleven van een organisatie afhangt van haar bekwaam-
heid om “voldoende te exploiteren om de huidige levensvatbaarheid van de Het management speelt, binnen organisaties die innovatie- en efficiency-
organisatie te verzekeren, maar tevens ruimte te scheppen voor exploratie en activiteiten scheiden in verschillende organisaties, een cruciale rol. Enerzijds
vernieuwing om de toekomstige levensvatbaarheid te verzekeren”. zal zij in staat moeten zijn strategische beslissingen te nemen tussen beide
De meeste bedrijven vertonen echter een voorkeur voor kortetermijnwinst en soorten activiteiten en anderzijds moet zij de samenwerking en horizontale
kostenverlagingen. Onderzoek toont aan dat in hevig competitieve omgevingen integratie van verschillende innovatie- en efficiencyorganisatieonderdelen
overexploitatie kan resulteren in een competentie fuik (Levitt en March, stimuleren. Op deze manier promoot het management lokale variatie en het
1988; Levinthal en March, 1993). Onderzoek van het Erasmus Strategic beantwoorden van specifieke klantwensen zonder het gevaar dat organisatie-
Renewal Centre in de Europese financiële dienstverlening (Dijksterhuis, onderdelen afzijdig worden en niet effectief bijdragen aan de collectieve
2003; Flier e.a., 2003) laat zien dat de meeste Nederlandse ondernemingen doelstellingen van de gehele organisatie.
zich richten op herstructurering, kostenverlaging en kortetermijnprestaties
(exploitatie kuddegedrag); de passie voor innovatie en aandacht voor lange- 7. Dynamisch managen
termijnresultaten ontbreekt vaak. Het resultaat is dat bedrijven kernrigiditeiten Naast organisatieprincipes voor flexibel organiseren wordt in de Erasmus
ontwikkelen samen met zeer gespecialiseerde activa en routines om de winst Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 aandacht besteed aan nieuwe
te vergroten ten koste van afnemende flexibiliteit (Volberda, 1996). Ook managementvaardigheden en -rollen in turbulente omgevingen. Met andere
exploratie kan een disfunctioneel effect hebben. Overexploratie leidt tot woorden: hoe kan het management vaardigheden voor innovatie creëren?
instabiliteit als gevolg van overreageren op marktveranderingen en uitge- Dynamische vaardigheden stellen het management in staat om reactief te
breide, geldverkwistende informatieverzameling. De organisatie overdrijft het reageren of proactief in te spelen op verschillende eisen vanuit veranderende
belang van lokale veranderingen en wordt overgevoelig voor allerlei ‘hypes’ competitieve omgevingen. Ze zijn gebaseerd op dynamische modellen van
en modetrends. Deze chronische vorm van exploratie vernietigt de identiteit concurrentie die suggereren dat het vermogen tot verandering een belangrijke
en gemeenschappelijke waarden en normen van de organisatie. Het creëert bron van concurrentievoordeel vormt (vgl. Eisenhardt en Martin, 2000;
een vicieuze cirkel die eindigt in een vernieuwingsvalkuil gekenmerkt door Teece e.a., 1997). Deze vaardigheden bieden een korte reactietijd (snelheid)
conflicten, onduidelijke verantwoordelijkheden, inadequate beheerssystemen, op een variëteit aan onvoorspelbare eventualiteiten en vraagveranderingen
gebrek aan richting en collectieve ideologie en ten slotte chaos en in- (Ittner en Kogut, 1995). Vele van deze vaardigheden zijn ontwikkeld in
efficiency (Volberda, 2004). functionele gebieden zoals fabricage, leveranciersrelaties of humanresources-
management. Maar de meer complexe vaardigheden hebben een bredere basis
Overexploitatie van bestaande kansen evenals overexploratie van nieuwe (Stalk e.a., 1992) en hebben betrekking op de gehele waardeketen, zoals
kansen is dus disfunctioneel voor de onderneming en leidt tot een competentie- snelle productontwikkeling of snelle product- en procesinnovatie.
of vernieuwingsvalkuil (Volberda, 1998a). Succesvolle innovatieve organisaties Uit de Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 komt naar voren dat
5
balanceren exploratie voor nieuwe kansen met exploitatie van bestaande succesvolle innovatieve organisaties worden gekenmerkt door :
routines (Jansen, 2005; Jansen, Van den Bosch en Volberda, 2005). Hoewel
het gelijktijdig uitvoeren van innovatie- en efficiencyactiviteiten een moei- 5 De resultaten zijn verkregen aan de hand van verschillende regressieanalyses met innovatiesucces als afhanke-

lijke opgave blijkt te zijn voor organisaties, kunnen zij dit realiseren door lijke variabele. Naast bedrijfsgrootte, leeftijd en sector, blijken R&D-investeringen (ß = .12; p<.05; ++),

innovatie- en vernieuwingsactiviteiten af te scheiden van activiteiten zoals absorptievermogen (ß = .17; p<.01; +++), visionair leiderschap (ß = .24; p<.01; +++) en crossfunctionele

samenwerking en integratie (ß = .13; p<.05; ++) significant gerelateerd te zijn met het succes van innovaties

38 binnen Nederlandse organisaties. 39


Flexibel organiseren: het balanceren van innovatie én efficiency efficiencyverbeteringen, productie en kostenverlaging. Op deze manier
Uit de Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 blijkt tevens dat ontstaan minder wrijvingen binnen organisatieonderdelen en kunnen de
succesvolle innovatieve organisaties zich voortdurend kunnen aanpassen aan verschillende bedrijfsonderdelen eenduidig worden aangestuurd met duidelijke
verschillende omgevingskenmerken door het balanceren van innovatieactivi- doelstellingen, beloningssystemen en managementstijlen (Tushman &
teiten en efficiencyverbeteringen. Levinthal en March (1993) betogen dat het O’Reilly, 1996).
op de lange termijn overleven van een organisatie afhangt van haar bekwaam-
heid om “voldoende te exploiteren om de huidige levensvatbaarheid van de Het management speelt, binnen organisaties die innovatie- en efficiency-
organisatie te verzekeren, maar tevens ruimte te scheppen voor exploratie en activiteiten scheiden in verschillende organisaties, een cruciale rol. Enerzijds
vernieuwing om de toekomstige levensvatbaarheid te verzekeren”. zal zij in staat moeten zijn strategische beslissingen te nemen tussen beide
De meeste bedrijven vertonen echter een voorkeur voor kortetermijnwinst en soorten activiteiten en anderzijds moet zij de samenwerking en horizontale
kostenverlagingen. Onderzoek toont aan dat in hevig competitieve omgevingen integratie van verschillende innovatie- en efficiencyorganisatieonderdelen
overexploitatie kan resulteren in een competentie fuik (Levitt en March, stimuleren. Op deze manier promoot het management lokale variatie en het
1988; Levinthal en March, 1993). Onderzoek van het Erasmus Strategic beantwoorden van specifieke klantwensen zonder het gevaar dat organisatie-
Renewal Centre in de Europese financiële dienstverlening (Dijksterhuis, onderdelen afzijdig worden en niet effectief bijdragen aan de collectieve
2003; Flier e.a., 2003) laat zien dat de meeste Nederlandse ondernemingen doelstellingen van de gehele organisatie.
zich richten op herstructurering, kostenverlaging en kortetermijnprestaties
(exploitatie kuddegedrag); de passie voor innovatie en aandacht voor lange- 7. Dynamisch managen
termijnresultaten ontbreekt vaak. Het resultaat is dat bedrijven kernrigiditeiten Naast organisatieprincipes voor flexibel organiseren wordt in de Erasmus
ontwikkelen samen met zeer gespecialiseerde activa en routines om de winst Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 aandacht besteed aan nieuwe
te vergroten ten koste van afnemende flexibiliteit (Volberda, 1996). Ook managementvaardigheden en -rollen in turbulente omgevingen. Met andere
exploratie kan een disfunctioneel effect hebben. Overexploratie leidt tot woorden: hoe kan het management vaardigheden voor innovatie creëren?
instabiliteit als gevolg van overreageren op marktveranderingen en uitge- Dynamische vaardigheden stellen het management in staat om reactief te
breide, geldverkwistende informatieverzameling. De organisatie overdrijft het reageren of proactief in te spelen op verschillende eisen vanuit veranderende
belang van lokale veranderingen en wordt overgevoelig voor allerlei ‘hypes’ competitieve omgevingen. Ze zijn gebaseerd op dynamische modellen van
en modetrends. Deze chronische vorm van exploratie vernietigt de identiteit concurrentie die suggereren dat het vermogen tot verandering een belangrijke
en gemeenschappelijke waarden en normen van de organisatie. Het creëert bron van concurrentievoordeel vormt (vgl. Eisenhardt en Martin, 2000;
een vicieuze cirkel die eindigt in een vernieuwingsvalkuil gekenmerkt door Teece e.a., 1997). Deze vaardigheden bieden een korte reactietijd (snelheid)
conflicten, onduidelijke verantwoordelijkheden, inadequate beheerssystemen, op een variëteit aan onvoorspelbare eventualiteiten en vraagveranderingen
gebrek aan richting en collectieve ideologie en ten slotte chaos en in- (Ittner en Kogut, 1995). Vele van deze vaardigheden zijn ontwikkeld in
efficiency (Volberda, 2004). functionele gebieden zoals fabricage, leveranciersrelaties of humanresources-
management. Maar de meer complexe vaardigheden hebben een bredere basis
Overexploitatie van bestaande kansen evenals overexploratie van nieuwe (Stalk e.a., 1992) en hebben betrekking op de gehele waardeketen, zoals
kansen is dus disfunctioneel voor de onderneming en leidt tot een competentie- snelle productontwikkeling of snelle product- en procesinnovatie.
of vernieuwingsvalkuil (Volberda, 1998a). Succesvolle innovatieve organisaties Uit de Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 komt naar voren dat
5
balanceren exploratie voor nieuwe kansen met exploitatie van bestaande succesvolle innovatieve organisaties worden gekenmerkt door :
routines (Jansen, 2005; Jansen, Van den Bosch en Volberda, 2005). Hoewel
het gelijktijdig uitvoeren van innovatie- en efficiencyactiviteiten een moei- 5 De resultaten zijn verkregen aan de hand van verschillende regressieanalyses met innovatiesucces als afhanke-

lijke opgave blijkt te zijn voor organisaties, kunnen zij dit realiseren door lijke variabele. Naast bedrijfsgrootte, leeftijd en sector, blijken R&D-investeringen (ß = .12; p<.05; ++),

innovatie- en vernieuwingsactiviteiten af te scheiden van activiteiten zoals absorptievermogen (ß = .17; p<.01; +++), visionair leiderschap (ß = .24; p<.01; +++) en crossfunctionele

samenwerking en integratie (ß = .13; p<.05; ++) significant gerelateerd te zijn met het succes van innovaties

38 binnen Nederlandse organisaties. 39


Innovatiekracht gespecialiseerde gebieden en wordt de noodzaak een eigen notie van het
van Nederlandse geheel - in verband met nieuwe activiteiten - te construeren vermeden.
Dynamisch managen organisaties Op die manier verergeren routines de scheiding van functionele gebieden,
belemmeren ze leerprocessen en beperken ze de ontwikkeling van nieuwe
Hoog kennisabsorptievermogen +++ vaardigheden door het opleggen van oude standpunten (Dougherty, 1992;
Ondernemerschap door visionair leiderschap +++ Wielemaker e.a., 2003). Maar experimenteren, transformationeel leiderschap
Crossfunctionele interne samenwerking en integratie ++ (Volberda e.a., 2001a) en brede denkkaders kunnen bijdragen aan een
toenemende variëteit van dynamische vaardigheden. In dit verband zijn het
Tabel 5 Bron: Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005
stimuleren van ondernemerschap en ‘corporate venturing’ binnen grote
ondernemingen belangrijke mechanismen voor sociale innovatie (Burgers,
Dynamisch managen: absorptievermogen Van den Bosch en Volberda, 2004).
Dynamische vaardigheden vragen tevens om een hoog absorptievermogen
van het management (Cohen en Levinthal, 1990) voor het herkennen van de We kunnen op basis hiervan een visionaire leiderschapsvorm van vaardig-
noodzaak van verandering. Het succesvol opnemen van signalen die voorbij hedenontwikkeling onderscheiden. Een gedeelde en aantrekkelijke visie kan
de periferie van de onderneming liggen, is essentieel voor het ontwikkelen de ontwikkeling van vaardigheden tussen verschillende delen of subculturen
van vaardigheden (Van den Bosch e.a., 1999). Het vermogen van managers van de onderneming faciliteren door het specificeren van een toekomst-
om de waarde van nieuwe, van buiten komende informatie te herkennen, te perspectief en brede, impliciete regels voor adequaat gedrag onder onbekende
assimileren en toe te passen voor commerciële doelen, is cruciaal voor de omstandigheden (De Leeuw en Volberda, 1996; Camerer en Vepsalainen,
ontwikkeling van dynamische vaardigheden. Absorptievermogen vraagt om 1988). Deze vaardigheden verwijzen naar het vermogen om binnen de
doorlatende grenzen, het breed scannen van nieuwe, zachte informatie en het onderneming een gedeelde visie voort te brengen die leden een aantrekkelijke
identificeren en effectief inzetten van die werknemers die functioneren als identiteit en een overtuigende interpretatie van de werkelijkheid biedt. Het
poortwachters en grensverleggers (Jansen e.a., 2005; Leonard-Barton, 1995). doordringen van een organisatie met een collectieve ambitie en gezamenlijke
Liebeskind e.a. (1996) laten zien dat succesvolle biotechnologie firma’s in waarden ontstaat in de loop der tijd en brengt een onderscheidende identiteit
staat waren om flexibele vaardigheden te realiseren voor het ontwikkelen van met zich mee voor betrokkenen. Gezien de tijd die het kost om dergelijke
nieuwe producten omdat het management een hoog niveau van absorptie- vaardigheden in een onderneming te ontwikkelen, zijn ze sterk padafhanke-
vermogen had ontwikkeld; het management investeerde in brede sociale lijk en moeilijk te veranderen. Deze crossculturele vaardigheden bepalen
netwerken door middel van het organiseren van onderzoeksseminars en welke soorten kennis worden nagestreefd en onderhouden en welke vormen
workshops en verlegde de enge organisatiegrenzen door het opzetten van van vaardighedenopbouw getolereerd en aangemoedigd worden. Ze fungeren
diverse grensoverschrijdende joint-ventures en allianties. Dit absorptie- als een screening- en controlemechanisme van vaardigheden (Nonaka en
vermogen hielp om snel nieuwe kennis op te zuigen vanuit verschillende Takeuchi, 1995).
universiteiten en onderzoeksinstituten.
Visionair leiderschap ziet men in organisaties met een sterke kernidentiteit,
Dynamisch managen: ondernemerschap door visionair leiderschap waarin je een samenhangende verzameling overtuigingen, gedeelde waarden
Managers moeten het vermogen hebben om nieuwe ideeën te identificeren en en een gemeenschappelijke taal aantreft. Iedere betrokkene identificeert zich
deze ook te ondersteunen in plaats van bestaande routines tot het uiterste te er sterk mee en verklaart zich loyaal aan het instandhouden, verbreden en
exploiteren. De experimenteerruimte van managers is beperkt als kennis- perfectioneren van de missie van de organisatie. Dat betekent dat je erop kan
vermeerdering puur en alleen is gebaseerd op routines. Ze werken als diep vertrouwen dat beslissingen worden genomen die in het belang van de onder-
ingesleten groeven die managementactiviteiten kanaliseren. Door op deze neming zijn. De ondernemingswaarden van Hewlett-Packard als vertrouwen
routines te vertrouwen, concentreert het management zich op de eigen en respect voor individuen, compromisloze integriteit en teamwerk (‘the HP

40 41
Innovatiekracht gespecialiseerde gebieden en wordt de noodzaak een eigen notie van het
van Nederlandse geheel - in verband met nieuwe activiteiten - te construeren vermeden.
Dynamisch managen organisaties Op die manier verergeren routines de scheiding van functionele gebieden,
belemmeren ze leerprocessen en beperken ze de ontwikkeling van nieuwe
Hoog kennisabsorptievermogen +++ vaardigheden door het opleggen van oude standpunten (Dougherty, 1992;
Ondernemerschap door visionair leiderschap +++ Wielemaker e.a., 2003). Maar experimenteren, transformationeel leiderschap
Crossfunctionele interne samenwerking en integratie ++ (Volberda e.a., 2001a) en brede denkkaders kunnen bijdragen aan een
toenemende variëteit van dynamische vaardigheden. In dit verband zijn het
Tabel 5 Bron: Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005
stimuleren van ondernemerschap en ‘corporate venturing’ binnen grote
ondernemingen belangrijke mechanismen voor sociale innovatie (Burgers,
Dynamisch managen: absorptievermogen Van den Bosch en Volberda, 2004).
Dynamische vaardigheden vragen tevens om een hoog absorptievermogen
van het management (Cohen en Levinthal, 1990) voor het herkennen van de We kunnen op basis hiervan een visionaire leiderschapsvorm van vaardig-
noodzaak van verandering. Het succesvol opnemen van signalen die voorbij hedenontwikkeling onderscheiden. Een gedeelde en aantrekkelijke visie kan
de periferie van de onderneming liggen, is essentieel voor het ontwikkelen de ontwikkeling van vaardigheden tussen verschillende delen of subculturen
van vaardigheden (Van den Bosch e.a., 1999). Het vermogen van managers van de onderneming faciliteren door het specificeren van een toekomst-
om de waarde van nieuwe, van buiten komende informatie te herkennen, te perspectief en brede, impliciete regels voor adequaat gedrag onder onbekende
assimileren en toe te passen voor commerciële doelen, is cruciaal voor de omstandigheden (De Leeuw en Volberda, 1996; Camerer en Vepsalainen,
ontwikkeling van dynamische vaardigheden. Absorptievermogen vraagt om 1988). Deze vaardigheden verwijzen naar het vermogen om binnen de
doorlatende grenzen, het breed scannen van nieuwe, zachte informatie en het onderneming een gedeelde visie voort te brengen die leden een aantrekkelijke
identificeren en effectief inzetten van die werknemers die functioneren als identiteit en een overtuigende interpretatie van de werkelijkheid biedt. Het
poortwachters en grensverleggers (Jansen e.a., 2005; Leonard-Barton, 1995). doordringen van een organisatie met een collectieve ambitie en gezamenlijke
Liebeskind e.a. (1996) laten zien dat succesvolle biotechnologie firma’s in waarden ontstaat in de loop der tijd en brengt een onderscheidende identiteit
staat waren om flexibele vaardigheden te realiseren voor het ontwikkelen van met zich mee voor betrokkenen. Gezien de tijd die het kost om dergelijke
nieuwe producten omdat het management een hoog niveau van absorptie- vaardigheden in een onderneming te ontwikkelen, zijn ze sterk padafhanke-
vermogen had ontwikkeld; het management investeerde in brede sociale lijk en moeilijk te veranderen. Deze crossculturele vaardigheden bepalen
netwerken door middel van het organiseren van onderzoeksseminars en welke soorten kennis worden nagestreefd en onderhouden en welke vormen
workshops en verlegde de enge organisatiegrenzen door het opzetten van van vaardighedenopbouw getolereerd en aangemoedigd worden. Ze fungeren
diverse grensoverschrijdende joint-ventures en allianties. Dit absorptie- als een screening- en controlemechanisme van vaardigheden (Nonaka en
vermogen hielp om snel nieuwe kennis op te zuigen vanuit verschillende Takeuchi, 1995).
universiteiten en onderzoeksinstituten.
Visionair leiderschap ziet men in organisaties met een sterke kernidentiteit,
Dynamisch managen: ondernemerschap door visionair leiderschap waarin je een samenhangende verzameling overtuigingen, gedeelde waarden
Managers moeten het vermogen hebben om nieuwe ideeën te identificeren en en een gemeenschappelijke taal aantreft. Iedere betrokkene identificeert zich
deze ook te ondersteunen in plaats van bestaande routines tot het uiterste te er sterk mee en verklaart zich loyaal aan het instandhouden, verbreden en
exploiteren. De experimenteerruimte van managers is beperkt als kennis- perfectioneren van de missie van de organisatie. Dat betekent dat je erop kan
vermeerdering puur en alleen is gebaseerd op routines. Ze werken als diep vertrouwen dat beslissingen worden genomen die in het belang van de onder-
ingesleten groeven die managementactiviteiten kanaliseren. Door op deze neming zijn. De ondernemingswaarden van Hewlett-Packard als vertrouwen
routines te vertrouwen, concentreert het management zich op de eigen en respect voor individuen, compromisloze integriteit en teamwerk (‘the HP

40 41
Way’) of 3M’s elfde gebod ‘Thou shalt not kill ideas for new products’, vloeien uit spontane interactieprocessen (Van Knippenberg e.a., 2000). Als
tolerantie voor fouten en een sterke voorkeur voor een actiegerichte visie illustratie van het verschil tussen horizontale en verticale vaardigheden-
helpen deze ondernemingen om gemakkelijk dynamische vaardigheden te ontwikkeling zou men kunnen stellen dat de Tayloriaanse principes van finan-
ontwikkelen. ciële prikkels en staforganisatie crosshiërarchische vaardigheden zijn voor het
bereiken van gestandaardiseerde productie tegen lagere kosten. Aan de andere
Dynamisch managen: crossfunctionele samenwerking en integratie kant kunnen we Toyota’s principes van gedecentraliseerde zeggenschap en
Het ontwikkelen van dynamische vaardigheden is niet de exclusieve taak horizontale communicatie tussen functies, afnemers en leveranciers classificeren
van de manager. Hoewel managers in veel situaties inderdaad dit proces als crossfunctionele vaardigheden om snelheid en flexibiliteit te genereren.
domineren, participeert in principe ieder lid van de organisatie erin. Dat wil
zeggen, vaardigheden ontwikkelen zich door de activiteiten van medewerkers In veel huidige ondernemingen is de rol van managers verschoven van
op alle organisatieniveaus (Leonard-Barton, 1995: 28). verticale coördinatie door middel van een hiërarchische beheersstructuur
naar het voorzien in passende organisatorische ondersteuning voor horizon-
Traditioneel wordt het identificeren en bouwen van vaardigheden gezien als tale kennisuitwisseling. Bij zulke interne netwerkorganisaties zoals de
een hiërarchisch proces waarbij de CEO en het topmanagement een centrale Rabobank of de R&D-groep van Shell is horizontale of zelfcoördinatie tussen
rol vervullen (zie Chandler, 1962; Schumpeter, 1934). Er is daarentegen, experts efficiënter dan verticale coördinatie door managers (Janssen,
voortbordurend op het werk van Bower (1970) over het managen van strate- Volberda en Asselbergs, 2003). Zo is de Shell R&D-site in Amsterdam van
gische investeringsbeslissingen, een rijke hoeveelheid wetenschappelijke een gesloten hiërarchische organisatie met een sterke verticale aansturing en
publicaties die suggereert dat vaardigheden juist van onderop ontwikkeld gescheiden expertisegebieden getransformeerd in een platte en open netwerk-
worden (bottom-up); het vereist het doen ontstaan, ontwikkelen en bevorderen organisatie gebaseerd op zelfsturende teams met overlappende kennisgebieden
van strategische initiatieven door het lagere management (zie Kimberly, 1979; en horizontale kennisprocessen tussen interne, externe klant en kennisgebie-
Burgelman, 1983; Quinn, 1985). Deze studies kwamen tot de conclusie dat den (Van den Bosch, Volberda en Heinhuis, 2003). Maar zelfcoördinatie over
vaardigheden typisch voortkomen uit het autonome strategische gedrag van functionele en organisatorische grenzen heen komt niet van de grond zonder
individuen of kleine groepen in lagere niveaus van de organisatie. Het zijn toestemming of actieve steun van managers (Liebeskind e.a., 1996). Zo was de
deze managers op uitvoeringsniveau (frontlinie managers) die de actuele herstructurering van de R&D-site van Shell Amsterdam essentieel om deze
kennis en expertise hebben en die dichter bij informatiebronnen staan die impliciete horizontale managementprocessen mogelijk te maken. Tevens was
cruciaal zijn voor nieuwe vaardigheden. Prahalad en Ramaswamy (2003) binnen Philips Kleisterlee’s actieve ondersteuning van Tiger Teams tussen
benoemen deze vorm van innovatie als co-creatie. divisies een noodzakelijke voorwaarde om tot de opheffing van de Chinese
Verticale vaardighedenontwikkeling kan voortkomen van lagere, midden muren binnen Philips te komen en de horizontale kennisuitwisseling tussen
of hogere niveaus. Essentieel voor zowel top-down als bottom-up crosshiër- divisies te bevorderen.
archische perspectieven op vaardighedenontwikkeling is dat managers moeten
garanderen dat uiteindelijk alle niveaus erbij worden betrokken. Zo niet, dan 8. Slim werken 6
zal de onderneming niet in staat zijn om ondernemingsbrede innovatieve De hierboven beschreven principes van flexibel organiseren, dynamische
vaardigheden te creëren. In plaats daarvan zal de onderneming lijden onder vaardigheden en nieuwe managementrollen hebben belangrijke gevolgen
het juk van de business unit of de tirannie van het topmanagement en de voor de invulling van de organisatie en de kwaliteit van de arbeid. Op
daaruit voortkomende fragmentatie van vaardigheden. In tegenstelling tot basis van de gesignaleerde veranderingen in de concurrentieomgeving en
verticale vaardighedenontwikkeling verwijst horizontale vaardighedenontwik- achtereenvolgende herzieningen van ‘rationaliteit’ heeft zich een nieuw
keling naar meer democratische en sterker op participatie gerichte vormen arbeidsperspectief ontwikkeld. Aanvankelijk werd de nadruk gelegd op orde,
van vaardighedenontwikkeling in organisaties. Die kunnen expliciet ontworpen
zijn (bijvoorbeeld teams, projecten of taakgroepen), maar kunnen ook voort- 6 De auteurs zijn dr. Fietje Vaas van TNO Kwaliteit van Leven en prof. dr. Frans Leijnse van het

Innovatieplatform en de Universiteit van Amsterdam erkentelijk voor hun bijdragen aan dit hoofdstuk.

42 43
Way’) of 3M’s elfde gebod ‘Thou shalt not kill ideas for new products’, vloeien uit spontane interactieprocessen (Van Knippenberg e.a., 2000). Als
tolerantie voor fouten en een sterke voorkeur voor een actiegerichte visie illustratie van het verschil tussen horizontale en verticale vaardigheden-
helpen deze ondernemingen om gemakkelijk dynamische vaardigheden te ontwikkeling zou men kunnen stellen dat de Tayloriaanse principes van finan-
ontwikkelen. ciële prikkels en staforganisatie crosshiërarchische vaardigheden zijn voor het
bereiken van gestandaardiseerde productie tegen lagere kosten. Aan de andere
Dynamisch managen: crossfunctionele samenwerking en integratie kant kunnen we Toyota’s principes van gedecentraliseerde zeggenschap en
Het ontwikkelen van dynamische vaardigheden is niet de exclusieve taak horizontale communicatie tussen functies, afnemers en leveranciers classificeren
van de manager. Hoewel managers in veel situaties inderdaad dit proces als crossfunctionele vaardigheden om snelheid en flexibiliteit te genereren.
domineren, participeert in principe ieder lid van de organisatie erin. Dat wil
zeggen, vaardigheden ontwikkelen zich door de activiteiten van medewerkers In veel huidige ondernemingen is de rol van managers verschoven van
op alle organisatieniveaus (Leonard-Barton, 1995: 28). verticale coördinatie door middel van een hiërarchische beheersstructuur
naar het voorzien in passende organisatorische ondersteuning voor horizon-
Traditioneel wordt het identificeren en bouwen van vaardigheden gezien als tale kennisuitwisseling. Bij zulke interne netwerkorganisaties zoals de
een hiërarchisch proces waarbij de CEO en het topmanagement een centrale Rabobank of de R&D-groep van Shell is horizontale of zelfcoördinatie tussen
rol vervullen (zie Chandler, 1962; Schumpeter, 1934). Er is daarentegen, experts efficiënter dan verticale coördinatie door managers (Janssen,
voortbordurend op het werk van Bower (1970) over het managen van strate- Volberda en Asselbergs, 2003). Zo is de Shell R&D-site in Amsterdam van
gische investeringsbeslissingen, een rijke hoeveelheid wetenschappelijke een gesloten hiërarchische organisatie met een sterke verticale aansturing en
publicaties die suggereert dat vaardigheden juist van onderop ontwikkeld gescheiden expertisegebieden getransformeerd in een platte en open netwerk-
worden (bottom-up); het vereist het doen ontstaan, ontwikkelen en bevorderen organisatie gebaseerd op zelfsturende teams met overlappende kennisgebieden
van strategische initiatieven door het lagere management (zie Kimberly, 1979; en horizontale kennisprocessen tussen interne, externe klant en kennisgebie-
Burgelman, 1983; Quinn, 1985). Deze studies kwamen tot de conclusie dat den (Van den Bosch, Volberda en Heinhuis, 2003). Maar zelfcoördinatie over
vaardigheden typisch voortkomen uit het autonome strategische gedrag van functionele en organisatorische grenzen heen komt niet van de grond zonder
individuen of kleine groepen in lagere niveaus van de organisatie. Het zijn toestemming of actieve steun van managers (Liebeskind e.a., 1996). Zo was de
deze managers op uitvoeringsniveau (frontlinie managers) die de actuele herstructurering van de R&D-site van Shell Amsterdam essentieel om deze
kennis en expertise hebben en die dichter bij informatiebronnen staan die impliciete horizontale managementprocessen mogelijk te maken. Tevens was
cruciaal zijn voor nieuwe vaardigheden. Prahalad en Ramaswamy (2003) binnen Philips Kleisterlee’s actieve ondersteuning van Tiger Teams tussen
benoemen deze vorm van innovatie als co-creatie. divisies een noodzakelijke voorwaarde om tot de opheffing van de Chinese
Verticale vaardighedenontwikkeling kan voortkomen van lagere, midden muren binnen Philips te komen en de horizontale kennisuitwisseling tussen
of hogere niveaus. Essentieel voor zowel top-down als bottom-up crosshiër- divisies te bevorderen.
archische perspectieven op vaardighedenontwikkeling is dat managers moeten
garanderen dat uiteindelijk alle niveaus erbij worden betrokken. Zo niet, dan 8. Slim werken 6
zal de onderneming niet in staat zijn om ondernemingsbrede innovatieve De hierboven beschreven principes van flexibel organiseren, dynamische
vaardigheden te creëren. In plaats daarvan zal de onderneming lijden onder vaardigheden en nieuwe managementrollen hebben belangrijke gevolgen
het juk van de business unit of de tirannie van het topmanagement en de voor de invulling van de organisatie en de kwaliteit van de arbeid. Op
daaruit voortkomende fragmentatie van vaardigheden. In tegenstelling tot basis van de gesignaleerde veranderingen in de concurrentieomgeving en
verticale vaardighedenontwikkeling verwijst horizontale vaardighedenontwik- achtereenvolgende herzieningen van ‘rationaliteit’ heeft zich een nieuw
keling naar meer democratische en sterker op participatie gerichte vormen arbeidsperspectief ontwikkeld. Aanvankelijk werd de nadruk gelegd op orde,
van vaardighedenontwikkeling in organisaties. Die kunnen expliciet ontworpen
zijn (bijvoorbeeld teams, projecten of taakgroepen), maar kunnen ook voort- 6 De auteurs zijn dr. Fietje Vaas van TNO Kwaliteit van Leven en prof. dr. Frans Leijnse van het

Innovatieplatform en de Universiteit van Amsterdam erkentelijk voor hun bijdragen aan dit hoofdstuk.

42 43
stabiliteit en beheersing. Daarbij werd de beheersbaarheid van de organisatie en moderne arbeidsorganisaties waren gebaseerd op technologisch determi-
overschat en werden tegelijk de zelfsturing van medewerkers en de invloed nisme, opteren postmoderne organisaties voor technologische keuzeruimte die
van onzekerheden vanuit de omgeving onderschat. Het gevolg is dat de mogelijk is gemaakt door flexibele productiesystemen en veelzijdige informatie-
arbeidstheorie overheerst is door rationeel denken, dat eerst een technisch en systemen. In klassieke organisaties schreef de technologie de inrichting van de
later een organisatorisch karakter droeg. Momenteel krijgen daarentegen organisatie voor. In de postmoderne organisatie is de technologie juist kneed-
veranderbaarheid, onbestendigheid, instabiliteit en lenigheid meer aandacht. baar en veranderbaar, waardoor de technologie ondergeschikt is aan de inrich-
Binnen de arbeidsorganisatie, waar standaard methoden, traditionele ting van de organisatie. Door middel van multi-purpose productiesystemen en
organisatiestructuren en stabiele carrièrepaden hoogtij vieren, werken routine- multi-aanwendbare informatiesystemen is flexibel produceren technisch
matige reacties niet langer. Buiten de arbeidsorganisatie ontstaat een volslagen mogelijk. Deze veranderingen in de eenzijdige wijze van produceren en de
nieuwe en onbekende omgeving. Bovendien worden de spanningen tussen de bevrijdende rol van technologische ontwikkelingen hebben ook grote conse-
complexiteit van de organisatie en de variabiliteit van de omgeving beter quenties voor de postmoderne arbeidsorganisatie. Waren in klassieke en
zichtbaar. De interne complexiteit van de arbeidsorganisatie, veroorzaakt door moderne arbeidsorganisaties taken sterk gedifferentieerd, afgebakend en ‘ont-
technisch en organisatorisch rationeel denken, heeft een negatief effect op vaardigd’ (simpel en monotoon), in postmoderne arbeidsorganisaties zijn de
haar flexibiliteit en beheersbaarheid. Deze laatste kenmerken zijn nu juist van taken juist erg ‘onafgebakend’, breed en vereisen ze meerdere vaardigheden
vitaal belang. (multiskilled). Waren de klassieke en moderne arbeidsorganisatie gebaseerd op
strakke arbeidsrelaties, de postmoderne organisatie ontwikkelt complexere en
Veranderingen in arbeidsperspectieven meer gefragmentariseerde relatievormen, zoals uitbesteden en netwerken. In
Klassiek Modern Postmodern de klassieke arbeidsorganisatie verzorgt het bedrijf de productiewerker van
arbeidsperspectief arbeidsperspectief arbeidsperspectief wieg tot graf (lifetime employment), in de postmoderne organisatie kiest de
Rationaliteitsconcept Technische Organisatorische Substantiële kenniswerker zijn eigen carrièrepaden en wisselt regelmatig van positie
rationaliteit rationaliteit rationaliteit binnen of buiten het bedrijf.
Omgevingsbenadering Gesloten Open Open/gesloten
systeembenadering systeembenadering systeembenadering Uit de Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 blijkt dan ook dat de
Organisatiebenadering Rationele Rationele/natuurlijke Natuurlijke meest succesvolle, innovatieve organisaties de volgende aspecten van slimmer
systeembenadering systeembenadering systeembenadering werken hebben geïmplementeerd: 7
Dominante metafoor Machine Organisme Brein
Innovatiekracht
van Nederlandse
Slim werken organisaties
Talentontwikkeling door diepe kennisbasis +++

Figuur 5 Bron: Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 Variëteit aan managementexpertise +++

Beloning op basis van teamprestatie +


Een consequentie van deze verschuiving is dat rigide klassieke en planmatige Tabel 6 Bron: Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005
moderne organisaties steeds meer worden vervangen door flexibele post-
moderne arbeidsorganisaties (Clegg, 1990: 181; Lewin en Stephens, 1993).
Waar klassieke en moderne organisaties waren gebaseerd op grootschalige
productie (massaproductie), kiest de postmoderne organisatie veeleer voor 7 De resultaten zijn verkregen aan de hand van verschillende regressieanalyses met innovatiesucces als afhanke-

flexibele specialisatie. Individuele ondernemingen specialiseren zich, maar lijke variabele. Naast bedrijfsgrootte, leeftijd en sector, blijken R&D-investeringen (ß = .12; p<.05; ++), diepe

het netwerk van ondernemingen is zeer flexibel (zie figuur 5). Waar klassieke kennisbasis (ß = .31; p<.01; +++), variëteit aan activiteiten en skills (ß = .22; p<.01; +++) en beloning op

basis van teamprestaties (ß = .07; p<.10; +) significant te zijn met het succes van innovaties binnen

44 Nederlandse organisaties. 45
stabiliteit en beheersing. Daarbij werd de beheersbaarheid van de organisatie en moderne arbeidsorganisaties waren gebaseerd op technologisch determi-
overschat en werden tegelijk de zelfsturing van medewerkers en de invloed nisme, opteren postmoderne organisaties voor technologische keuzeruimte die
van onzekerheden vanuit de omgeving onderschat. Het gevolg is dat de mogelijk is gemaakt door flexibele productiesystemen en veelzijdige informatie-
arbeidstheorie overheerst is door rationeel denken, dat eerst een technisch en systemen. In klassieke organisaties schreef de technologie de inrichting van de
later een organisatorisch karakter droeg. Momenteel krijgen daarentegen organisatie voor. In de postmoderne organisatie is de technologie juist kneed-
veranderbaarheid, onbestendigheid, instabiliteit en lenigheid meer aandacht. baar en veranderbaar, waardoor de technologie ondergeschikt is aan de inrich-
Binnen de arbeidsorganisatie, waar standaard methoden, traditionele ting van de organisatie. Door middel van multi-purpose productiesystemen en
organisatiestructuren en stabiele carrièrepaden hoogtij vieren, werken routine- multi-aanwendbare informatiesystemen is flexibel produceren technisch
matige reacties niet langer. Buiten de arbeidsorganisatie ontstaat een volslagen mogelijk. Deze veranderingen in de eenzijdige wijze van produceren en de
nieuwe en onbekende omgeving. Bovendien worden de spanningen tussen de bevrijdende rol van technologische ontwikkelingen hebben ook grote conse-
complexiteit van de organisatie en de variabiliteit van de omgeving beter quenties voor de postmoderne arbeidsorganisatie. Waren in klassieke en
zichtbaar. De interne complexiteit van de arbeidsorganisatie, veroorzaakt door moderne arbeidsorganisaties taken sterk gedifferentieerd, afgebakend en ‘ont-
technisch en organisatorisch rationeel denken, heeft een negatief effect op vaardigd’ (simpel en monotoon), in postmoderne arbeidsorganisaties zijn de
haar flexibiliteit en beheersbaarheid. Deze laatste kenmerken zijn nu juist van taken juist erg ‘onafgebakend’, breed en vereisen ze meerdere vaardigheden
vitaal belang. (multiskilled). Waren de klassieke en moderne arbeidsorganisatie gebaseerd op
strakke arbeidsrelaties, de postmoderne organisatie ontwikkelt complexere en
Veranderingen in arbeidsperspectieven meer gefragmentariseerde relatievormen, zoals uitbesteden en netwerken. In
Klassiek Modern Postmodern de klassieke arbeidsorganisatie verzorgt het bedrijf de productiewerker van
arbeidsperspectief arbeidsperspectief arbeidsperspectief wieg tot graf (lifetime employment), in de postmoderne organisatie kiest de
Rationaliteitsconcept Technische Organisatorische Substantiële kenniswerker zijn eigen carrièrepaden en wisselt regelmatig van positie
rationaliteit rationaliteit rationaliteit binnen of buiten het bedrijf.
Omgevingsbenadering Gesloten Open Open/gesloten
systeembenadering systeembenadering systeembenadering Uit de Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 blijkt dan ook dat de
Organisatiebenadering Rationele Rationele/natuurlijke Natuurlijke meest succesvolle, innovatieve organisaties de volgende aspecten van slimmer
systeembenadering systeembenadering systeembenadering werken hebben geïmplementeerd: 7
Dominante metafoor Machine Organisme Brein
Innovatiekracht
van Nederlandse
Slim werken organisaties
Talentontwikkeling door diepe kennisbasis +++

Figuur 5 Bron: Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 Variëteit aan managementexpertise +++

Beloning op basis van teamprestatie +


Een consequentie van deze verschuiving is dat rigide klassieke en planmatige Tabel 6 Bron: Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005
moderne organisaties steeds meer worden vervangen door flexibele post-
moderne arbeidsorganisaties (Clegg, 1990: 181; Lewin en Stephens, 1993).
Waar klassieke en moderne organisaties waren gebaseerd op grootschalige
productie (massaproductie), kiest de postmoderne organisatie veeleer voor 7 De resultaten zijn verkregen aan de hand van verschillende regressieanalyses met innovatiesucces als afhanke-

flexibele specialisatie. Individuele ondernemingen specialiseren zich, maar lijke variabele. Naast bedrijfsgrootte, leeftijd en sector, blijken R&D-investeringen (ß = .12; p<.05; ++), diepe

het netwerk van ondernemingen is zeer flexibel (zie figuur 5). Waar klassieke kennisbasis (ß = .31; p<.01; +++), variëteit aan activiteiten en skills (ß = .22; p<.01; +++) en beloning op

basis van teamprestaties (ß = .07; p<.10; +) significant te zijn met het succes van innovaties binnen

44 Nederlandse organisaties. 45
Slim werken: talentontwikkeling door diepe kennis Slim werken: variëteit aan managementexpertise
Het personeelsbestand van dergelijke innovatieve ondernemingen wordt niet In plaats van een beperkte en oppervlakkige expertise vragen dynamische
vertegenwoordigd door traditionele productiewerkers die alleen maar zijn vaardigheden juist om een brede en diepe kennisbasis (technologische, markt-,
betrokken bij nauw begrensde productietaken met een herhalend karakter of product- of distributiekennis) en een variëteit aan managementexpertise om
door informatiewerkers die kleine gegevensbrokjes verwerken, maar door de met passende antwoorden te kunnen komen. Nieuwe producten zijn bijvoor-
‘kenniswerker’ (vgl. Drucker, 1993; Nonaka en Takeuchi, 1995; Quinn, 1992). beeld vandaag de dag eerder wel dan niet afkomstig van innovatie op het
Wat kenniswerkers doen, is niet simpelweg ruwe grondstoffen omzetten in snijvlak van verschillende specialisaties (Grant, 1996). De managementvaar-
producten of gegevens in informatie. Ze beschikken over unieke vaardigheden digheid om kennisbases vanuit diverse kerntechnologieën te combineren,
om nieuwe producten en diensten te creëren. Vanwege hun waardevolle kennis onderscheidt dikwijls innovatieve ondernemingen (Boynton en Victor, 1991).
(bijvoorbeeld technologische knowhow, inzicht in de klant, creativiteit) zijn De diepte van een kennisbasis is nodig om complexe problemen op te lossen,
ze betrokken bij een variëteit aan activiteiten, zoals productontwikkeling, maar de breedte van de kennisbasis is in het bijzonder van belang voor het
productontwerp en marketingpresentatie. Deze tendens wordt ondersteund creëren van nieuwe dynamische vaardigheden. Succesvolle innovatieve
door een groeiend aantal medewerkers in organisaties met een hoger op- organisaties investeren in de kennisbasis van het management en dragen zorg
leidingsniveau. Op deze manier kan sociale innovatie de kwaliteit van arbeid voor een variëteit aan mensen en vaardigheden binnen het managementteam.
verbeteren door medewerkers van meer taken, autoriteit en verantwoordelijk-
heid te voorzien. Het succes van sociale innovatie voor productiviteits- Slim werken: beloning op basis van teamprestaties
verhoging is in zeer belangrijke mate afhankelijk van de inzet van talenten en Eén van de instrumenten die innovatieve organisaties kunnen gebruiken om
competenties van medewerkers. Inzet van competenties veronderstelt niet medewerkers te motiveren en te stimuleren om nieuwe producten en diensten
alleen structurele ruimte om dat te doen, maar ook de fysieke en psychische succesvol te vermarkten, is het implementeren van groepsbeloning. Uit ons
gezondheid om dat te kunnen doen. De arbeidsverhoudingen moeten er op onderzoek blijkt dat beloning op basis van teamprestaties bijdraagt aan de
gericht zijn dat medewerkers hun talenten graag willen en kunnen inzetten innovatiekracht van Nederlandse organisaties. Groepsbeloning schept een
(Vaas, 2001). Dat vergt andere interne arbeidsverhoudingen en zorg en afhankelijkheid in uitkomsten en stimuleert gedrag van medewerkers dat in
aandacht voor de gezondheid en ontwikkelingsmogelijkheden van de relatie staat tot het succes van de groep. Medewerkers zijn daardoor eerder
medewerkers (De Looze e.a., 2003). geneigd meer aandacht te geven aan groepsactiviteiten dan het individuele
belang (Wageman, 1995). Veel innovaties leiden uiteindelijk niet tot succes
Daarnaast blijken interne communicatie en een open en eerlijk communi- omdat de betrokkenheid van medewerkers sterk afneemt naarmate de fasen in
catieklimaat in een onderneming cruciaal te zijn om betrokkenheid bij mede- productontwikkeling komen te liggen bij andere medewerkers. Het (deels)
werkers te verhogen zodat veranderingen ook door hen geabsorbeerd worden implementeren van groepsbeloning gaat deze negatieve trend tegen en
(Smidts, Pruyn en Van Riel, 2001) en omgezet worden in gedrag. stimuleert medewerkers om kennis uit te wisselen, extra inzet te vertonen en
Betrokkenheid van medewerkers bij de eigen organisatie blijkt belangrijk te gezamenlijke doelstellingen te realiseren (Siegel en Hambrick, 2005).
zijn om hen ook te motiveren tot slimmer werken. (H)erkenning van en
instemming met het strategische belang van innovatief handelen voor de 9. Externe netwerken en kennisallianties 8
organisatie op medewerkerniveau is hiertoe nodig. Medewerkers moeten Nederlandse organisaties kunnen naast de interne ontwikkeling van com-
echter niet alleen het belang van veranderingen in werkwijzen begrijpen, petenties ook een beroep doen op externe netwerken om competenties te
maar ook serieus betrokken worden bij de invoering en het ontwerp van genereren. De mate waarin organisaties in staat zijn om kennis te delen
innovatieve manieren van werken. Als gevolg daarvan worden traditionele met interorganisationele relaties speelt dan ook een belangrijke rol in de
structuren minder levensvatbaar. Niet alleen omdat ze flexibiliteit ontberen, verklaring waarom sommige ondernemingen snel kunnen leren in kennis-
maar ook vanwege de veranderende professionele behoeften van potentiële
kenniswerkers. 8 De auteurs zijn prof. dr. Jelle Visser van AIAS, Universiteit van Amsterdam, erkentelijk voor zijn bijdrage

aan dit hoofdstuk.

46 47
Slim werken: talentontwikkeling door diepe kennis Slim werken: variëteit aan managementexpertise
Het personeelsbestand van dergelijke innovatieve ondernemingen wordt niet In plaats van een beperkte en oppervlakkige expertise vragen dynamische
vertegenwoordigd door traditionele productiewerkers die alleen maar zijn vaardigheden juist om een brede en diepe kennisbasis (technologische, markt-,
betrokken bij nauw begrensde productietaken met een herhalend karakter of product- of distributiekennis) en een variëteit aan managementexpertise om
door informatiewerkers die kleine gegevensbrokjes verwerken, maar door de met passende antwoorden te kunnen komen. Nieuwe producten zijn bijvoor-
‘kenniswerker’ (vgl. Drucker, 1993; Nonaka en Takeuchi, 1995; Quinn, 1992). beeld vandaag de dag eerder wel dan niet afkomstig van innovatie op het
Wat kenniswerkers doen, is niet simpelweg ruwe grondstoffen omzetten in snijvlak van verschillende specialisaties (Grant, 1996). De managementvaar-
producten of gegevens in informatie. Ze beschikken over unieke vaardigheden digheid om kennisbases vanuit diverse kerntechnologieën te combineren,
om nieuwe producten en diensten te creëren. Vanwege hun waardevolle kennis onderscheidt dikwijls innovatieve ondernemingen (Boynton en Victor, 1991).
(bijvoorbeeld technologische knowhow, inzicht in de klant, creativiteit) zijn De diepte van een kennisbasis is nodig om complexe problemen op te lossen,
ze betrokken bij een variëteit aan activiteiten, zoals productontwikkeling, maar de breedte van de kennisbasis is in het bijzonder van belang voor het
productontwerp en marketingpresentatie. Deze tendens wordt ondersteund creëren van nieuwe dynamische vaardigheden. Succesvolle innovatieve
door een groeiend aantal medewerkers in organisaties met een hoger op- organisaties investeren in de kennisbasis van het management en dragen zorg
leidingsniveau. Op deze manier kan sociale innovatie de kwaliteit van arbeid voor een variëteit aan mensen en vaardigheden binnen het managementteam.
verbeteren door medewerkers van meer taken, autoriteit en verantwoordelijk-
heid te voorzien. Het succes van sociale innovatie voor productiviteits- Slim werken: beloning op basis van teamprestaties
verhoging is in zeer belangrijke mate afhankelijk van de inzet van talenten en Eén van de instrumenten die innovatieve organisaties kunnen gebruiken om
competenties van medewerkers. Inzet van competenties veronderstelt niet medewerkers te motiveren en te stimuleren om nieuwe producten en diensten
alleen structurele ruimte om dat te doen, maar ook de fysieke en psychische succesvol te vermarkten, is het implementeren van groepsbeloning. Uit ons
gezondheid om dat te kunnen doen. De arbeidsverhoudingen moeten er op onderzoek blijkt dat beloning op basis van teamprestaties bijdraagt aan de
gericht zijn dat medewerkers hun talenten graag willen en kunnen inzetten innovatiekracht van Nederlandse organisaties. Groepsbeloning schept een
(Vaas, 2001). Dat vergt andere interne arbeidsverhoudingen en zorg en afhankelijkheid in uitkomsten en stimuleert gedrag van medewerkers dat in
aandacht voor de gezondheid en ontwikkelingsmogelijkheden van de relatie staat tot het succes van de groep. Medewerkers zijn daardoor eerder
medewerkers (De Looze e.a., 2003). geneigd meer aandacht te geven aan groepsactiviteiten dan het individuele
belang (Wageman, 1995). Veel innovaties leiden uiteindelijk niet tot succes
Daarnaast blijken interne communicatie en een open en eerlijk communi- omdat de betrokkenheid van medewerkers sterk afneemt naarmate de fasen in
catieklimaat in een onderneming cruciaal te zijn om betrokkenheid bij mede- productontwikkeling komen te liggen bij andere medewerkers. Het (deels)
werkers te verhogen zodat veranderingen ook door hen geabsorbeerd worden implementeren van groepsbeloning gaat deze negatieve trend tegen en
(Smidts, Pruyn en Van Riel, 2001) en omgezet worden in gedrag. stimuleert medewerkers om kennis uit te wisselen, extra inzet te vertonen en
Betrokkenheid van medewerkers bij de eigen organisatie blijkt belangrijk te gezamenlijke doelstellingen te realiseren (Siegel en Hambrick, 2005).
zijn om hen ook te motiveren tot slimmer werken. (H)erkenning van en
instemming met het strategische belang van innovatief handelen voor de 9. Externe netwerken en kennisallianties 8
organisatie op medewerkerniveau is hiertoe nodig. Medewerkers moeten Nederlandse organisaties kunnen naast de interne ontwikkeling van com-
echter niet alleen het belang van veranderingen in werkwijzen begrijpen, petenties ook een beroep doen op externe netwerken om competenties te
maar ook serieus betrokken worden bij de invoering en het ontwerp van genereren. De mate waarin organisaties in staat zijn om kennis te delen
innovatieve manieren van werken. Als gevolg daarvan worden traditionele met interorganisationele relaties speelt dan ook een belangrijke rol in de
structuren minder levensvatbaar. Niet alleen omdat ze flexibiliteit ontberen, verklaring waarom sommige ondernemingen snel kunnen leren in kennis-
maar ook vanwege de veranderende professionele behoeften van potentiële
kenniswerkers. 8 De auteurs zijn prof. dr. Jelle Visser van AIAS, Universiteit van Amsterdam, erkentelijk voor zijn bijdrage

aan dit hoofdstuk.

46 47
allianties (March & Simon, 1958; Uzzi & Lancaster, 2003) en daarmee inno- de innovatiekracht. Deze vaardigheden worden ontwikkeld door vanuit het
vatiever worden (Lane & Lubatkin, 1998; Van den Bosch, Van Wijk en management expliciet aandacht te besteden aan organisationele mechanismen
Volberda, 2003). en routines voor het verwerven en verspreiden van alliantiekennis binnen de
organisatie (Kale, Dyer, Singh, 2002). Organisaties die systematisch alliantie-
Uit de Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 blijkt dat externe vaardigheden hebben ontwikkeld door middel van evaluaties, codificatie,
samenwerking een zeer belangrijke rol speelt bij de slagingskans van inno- opleidingen en alliantiespecialisten kunnen sneller innoveren dan onder-
vaties 9. Niet alleen samenwerking met andere ondernemingen, maar ook met nemingen die daar niet in hebben geïnvesteerd (Draulans, De Man, Volberda,
kennisinstellingen draagt bij aan de innovatiekracht van Nederlandse organi- 2003). Tevens zijn vaardigheden nodig om op een slimme wijze het netwerk
saties. Organisaties kunnen door samenwerking met derden en bundeling van van bedrijven te ondersteunen met geavanceerde ICT-infrastructuren (‘smart
krachten bepaalde producten en diensten ontwikkelen waartoe ze alleen niet business network capabilities’). Hierbij gaat het om strategie en management-
in staat zouden zijn geweest. Daarnaast worden organisaties gestimuleerd om te vaardigheden om enerzijds het netwerk van bedrijven te beïnvloeden en
veranderen en creatieve oplossingen te bedenken voor allerhande problemen anderzijds om gebruik te kunnen maken van geavanceerde ICT-infrastructuren
door externe druk vanuit regelgeving en stakeholders. die veelal ontwikkeld zijn op open, internetgebaseerde standaarden
(Konsynski & Tiwana, 2004; Vervest e.a., 2005).
Bij sociale innovaties spelen ook de klanten van organisaties een wezenlijke
rol. Voor een onderneming zijn daarom van groot belang de competenties op Ten slotte zijn vaardigheden nodig om op een open wijze in netwerken
het gebied van voeling met de markt, relaties met klanten en samenwerking van bedrijven te innoveren (‘open source vaardigheden’). Mede door het
met wederverkopers (resellers) in het distributiekanaal. Day (1994) spreekt in geavanceerd toepassen van ICT-infrastructuren ontstaan platformen (o.a.
dit verband van ‘market sensing’, ‘customer linking’ en ‘channel bonding’. ‘knowledge portals’) van vragers en aanbieders voor de uitwisseling van
Bij succesvolle nieuwe producten en diensten gaat het lang niet altijd om kennis. Hierbij is het mogelijk om de democratisering van innovaties te reali-
superieure technologie. Vaak is het een kwestie van de bestaande technologie seren (Von Hippel, 2005).
op een creatieve, nieuwe manier (slimmer) toe te passen en naar de markt te
brengen zodat de waarde voor afnemers maximaal is. Het is belangrijk om deze 10. Mobiliseren van externe stakeholders
competentie verder te ontwikkelen. Vooral ook omdat de resultaten hiervan Zoals tot uitdrukking komt in de lage klassering van Nederland in het WEF-
vaak uniek zijn en veel minder makkelijk te kopiëren dan technologie op zich. rapport aangaande de reguleringsindicatoren, is een groot deel van de
bestaande regelgeving niet ingericht op innovatie en productiviteitsgroei.
Het recente succes van TomTom (auto navigatiesystemen) ligt niet zozeer in In tegenstelling tot operationele regelgeving is strategische regelgeving
een uitzonderlijke technologie, maar in de toepassing van deze technologie en gebaseerd op de centrale gedachte van ‘less is more’ (minder is meer). Door
de marktbenadering waarbij men zich richt op de markt van alle (vooral haar strategische focus op productiviteitsgroei en het scheppen van een veel-
bestaande) auto’s en niet alleen op die van nieuwe auto’s, zoals de concurrentie eisende competitieve context dwingt ze organisaties tot innovatie (Volberda
deed. Een ander voorbeeld is ING Direct. Hoewel iedere bank kan beschikken en Van den Bosch, 2004, 2005a). De langetermijnresultaten van strategische
over dezelfde kennis op het gebied van informatietechnologie, was ING in regelgeving, gericht op het behalen en behouden van een duurzaam competi-
staat om deze kennis om te zetten in concepten voor direct banking die tief voordeel, zijn minstens even belangrijk als de meer traditionele aspecten
zodanig aansloegen bij klanten, dat ze hiermee een leidende positie in de van regelgeving, zoals het verminderen van onzekerheden door processen te
wereld heeft weten te verwerven. standaardiseren en het minimaliseren van negatieve kortetermijneffecten op
Naast voeling met klanten zijn alliantievaardigheden van groot belang voor werkgelegenheid.

9 De resultaten zijn verkregen aan de hand van verschillende regressieanalyses met innovatiesucces als afhanke-

lijke variabele. Naast bedrijfsgrootte, leeftijd en sector, blijken R&D-investeringen (ß = .12; p<.05; ++) en

externe samenwerking met ondernemingen en kennisinstellingen (ß = .31; p<.01; +++) significant gerelateerd

48 te zijn met het succes van innovaties binnen Nederlandse organisaties. 49


allianties (March & Simon, 1958; Uzzi & Lancaster, 2003) en daarmee inno- de innovatiekracht. Deze vaardigheden worden ontwikkeld door vanuit het
vatiever worden (Lane & Lubatkin, 1998; Van den Bosch, Van Wijk en management expliciet aandacht te besteden aan organisationele mechanismen
Volberda, 2003). en routines voor het verwerven en verspreiden van alliantiekennis binnen de
organisatie (Kale, Dyer, Singh, 2002). Organisaties die systematisch alliantie-
Uit de Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 blijkt dat externe vaardigheden hebben ontwikkeld door middel van evaluaties, codificatie,
samenwerking een zeer belangrijke rol speelt bij de slagingskans van inno- opleidingen en alliantiespecialisten kunnen sneller innoveren dan onder-
vaties 9. Niet alleen samenwerking met andere ondernemingen, maar ook met nemingen die daar niet in hebben geïnvesteerd (Draulans, De Man, Volberda,
kennisinstellingen draagt bij aan de innovatiekracht van Nederlandse organi- 2003). Tevens zijn vaardigheden nodig om op een slimme wijze het netwerk
saties. Organisaties kunnen door samenwerking met derden en bundeling van van bedrijven te ondersteunen met geavanceerde ICT-infrastructuren (‘smart
krachten bepaalde producten en diensten ontwikkelen waartoe ze alleen niet business network capabilities’). Hierbij gaat het om strategie en management-
in staat zouden zijn geweest. Daarnaast worden organisaties gestimuleerd om te vaardigheden om enerzijds het netwerk van bedrijven te beïnvloeden en
veranderen en creatieve oplossingen te bedenken voor allerhande problemen anderzijds om gebruik te kunnen maken van geavanceerde ICT-infrastructuren
door externe druk vanuit regelgeving en stakeholders. die veelal ontwikkeld zijn op open, internetgebaseerde standaarden
(Konsynski & Tiwana, 2004; Vervest e.a., 2005).
Bij sociale innovaties spelen ook de klanten van organisaties een wezenlijke
rol. Voor een onderneming zijn daarom van groot belang de competenties op Ten slotte zijn vaardigheden nodig om op een open wijze in netwerken
het gebied van voeling met de markt, relaties met klanten en samenwerking van bedrijven te innoveren (‘open source vaardigheden’). Mede door het
met wederverkopers (resellers) in het distributiekanaal. Day (1994) spreekt in geavanceerd toepassen van ICT-infrastructuren ontstaan platformen (o.a.
dit verband van ‘market sensing’, ‘customer linking’ en ‘channel bonding’. ‘knowledge portals’) van vragers en aanbieders voor de uitwisseling van
Bij succesvolle nieuwe producten en diensten gaat het lang niet altijd om kennis. Hierbij is het mogelijk om de democratisering van innovaties te reali-
superieure technologie. Vaak is het een kwestie van de bestaande technologie seren (Von Hippel, 2005).
op een creatieve, nieuwe manier (slimmer) toe te passen en naar de markt te
brengen zodat de waarde voor afnemers maximaal is. Het is belangrijk om deze 10. Mobiliseren van externe stakeholders
competentie verder te ontwikkelen. Vooral ook omdat de resultaten hiervan Zoals tot uitdrukking komt in de lage klassering van Nederland in het WEF-
vaak uniek zijn en veel minder makkelijk te kopiëren dan technologie op zich. rapport aangaande de reguleringsindicatoren, is een groot deel van de
bestaande regelgeving niet ingericht op innovatie en productiviteitsgroei.
Het recente succes van TomTom (auto navigatiesystemen) ligt niet zozeer in In tegenstelling tot operationele regelgeving is strategische regelgeving
een uitzonderlijke technologie, maar in de toepassing van deze technologie en gebaseerd op de centrale gedachte van ‘less is more’ (minder is meer). Door
de marktbenadering waarbij men zich richt op de markt van alle (vooral haar strategische focus op productiviteitsgroei en het scheppen van een veel-
bestaande) auto’s en niet alleen op die van nieuwe auto’s, zoals de concurrentie eisende competitieve context dwingt ze organisaties tot innovatie (Volberda
deed. Een ander voorbeeld is ING Direct. Hoewel iedere bank kan beschikken en Van den Bosch, 2004, 2005a). De langetermijnresultaten van strategische
over dezelfde kennis op het gebied van informatietechnologie, was ING in regelgeving, gericht op het behalen en behouden van een duurzaam competi-
staat om deze kennis om te zetten in concepten voor direct banking die tief voordeel, zijn minstens even belangrijk als de meer traditionele aspecten
zodanig aansloegen bij klanten, dat ze hiermee een leidende positie in de van regelgeving, zoals het verminderen van onzekerheden door processen te
wereld heeft weten te verwerven. standaardiseren en het minimaliseren van negatieve kortetermijneffecten op
Naast voeling met klanten zijn alliantievaardigheden van groot belang voor werkgelegenheid.

9 De resultaten zijn verkregen aan de hand van verschillende regressieanalyses met innovatiesucces als afhanke-

lijke variabele. Naast bedrijfsgrootte, leeftijd en sector, blijken R&D-investeringen (ß = .12; p<.05; ++) en

externe samenwerking met ondernemingen en kennisinstellingen (ß = .31; p<.01; +++) significant gerelateerd

48 te zijn met het succes van innovaties binnen Nederlandse organisaties. 49


De Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 heeft verschillende internationalisering, dwingt tot een meer faciliterende en ondernemende in
aspecten van de institutionele omgeving in kaart gebracht. In tabel 7 zijn de plaats van vertegenwoordigende en regelende rol van nationale en branche-
resultaten weergegeven10. organisaties (Schmidt e.a., 2003; Streeck e.a., 2005).

Innovatiekracht Evenals de regels voor de arbeidsmarkt en de eisen aan het sociale beleid
Mobiliseren van van Nederlandse kunnen ook milieuregels een strategische of opwaartse werking hebben. Dit
externe stakeholders organisaties zogeheten ‘California-effect’, verwijzend naar de strengere milieueisen die in
Overheidssteun in de vorm van subsidies -/+ deze deelstaat gelden ten aanzien van de CO 2-uitstoot van auto’s, is empirisch
Overheidssteun op het gebied van management en organisatie -/+ voor de Verenigde Staten vastgesteld (Vogel, 1995). Volgens het WEF-rapport
Druk vanuit stakeholders (klanten, leveranciers, overheid e.d.) +++ 2005-2006 daarentegen, zijn Nederlandse respondenten van mening dat het
Tabel 7 Bron: Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005
in acht nemen van de milieustandaard in Nederland niet rechtstreeks geasso-
cieerd is met langetermijncompetitiviteit. Waarom dat niet zo wordt ervaren,
Het onderzoek impliceert dat directe overheidssteun in de vorm van subsidies zou aan de wijze van regelgeving kunnen liggen.
en ondersteuning op het gebied van management en organisatie geen invloed
heeft op de innovatiekracht van Nederlandse organisaties. De druk vanuit De omslag naar de kenniseconomie heeft bij veel bedrijven nog geen ingang
stakeholders, zoals klanten, leveranciers, sociale partners, maar ook de over- gevonden. In het management van innovaties is nog veel winst te behalen
heid in de vorm van strategische regelgeving, blijkt een grote rol te spelen bij voor ondernemers en werknemers. Dat geldt ook voor de arbeidsverhoudingen
stimuleren van innovatie. (Van den Toren, 1996) - zowel in de inhoud als in het proces van arbeidsvoor-
waardenvorming is vernieuwing gewenst (AWVN, 2005). Het bijeenbrengen
Tot de regelgeving of instituties die bedrijven prikkelen tot innovatie en het van verschillende soorten kennis bij gebruikers, werknemers en ontwikkelaars
zoeken naar een duurzaam competitief voordeel (Ayres en Braithwaite, 1992; van kennis is essentieel. Stakeholders als vakbonden en werkgeversorganisa-
Visser, 2005), behoren een rijke omgeving van ‘gelijkgezinde’ organisaties; ties kunnen daarin een belangrijke rol spelen, evenals de institutionele
een veelgeschakeerd onderwijs- en scholingsaanbod van brede, hoogwaardige infrastructuur voor scholing, arbeidsmarkt, sociaal beleid en arbeidsvoor-
en polyvalente vaardigheden en factoren als wederzijds vertrouwen (Streeck, waardenvorming die zij alleen of met de overheid onderhouden.
1992). Brancheorganisaties, vakbonden, maar ook scholings-, onderwijs- en
onderzoeksinstanties kunnen hier als stakeholders gelden, evenals nationale 11. Conclusie
en lokale overheden en publieke dienstverlening. In hoeverre de voorwaarden Het flexibel organiseren, dynamisch managen en slim werken in een context
voor ‘diversified quality production’, die bijvoorbeeld hebben bijgedragen aan van externe samenwerking, stakeholders en strategische regelgeving zullen
het exportsucces van de Duitse auto-industrie, model kunnen staan voor leiden tot een herijking van fundamentele bronnen van productiviteitsgroei
andere bedrijfstakken als de ICT of biotechnologie, of voor de dienstensectoren, en duurzaam concurrentievoordeel van de Nederlandse economie en betrokken
is een vraag die gelet op de verschuiving in de productie- en werkgelegen- organisaties. Samenvattend kunnen we ten aanzien van sociale innovatie het
heidsstructuur steeds dringender antwoord behoeft. We zien in het algemeen volgende concluderen.
een verschuiving in de richting van decentralisatie in productiestructuur en
arbeidsverhoudingen. Een verschuiving die, tezamen met processen van Sociale Innovatie
1. Maatschappelijke relevantie
10 De resultaten zijn verkregen aan de hand van de regressieanalyse met innovatiesucces als afhankelijke varia- Gegeven de onderbenutting van bestaande kennis in Nederland, moeten
bele. Naast bedrijfsgrootte, leeftijd en sector, blijken R&D-investeringen (ß = .12; p<.05; ++), overheidssteun investeringen in sociale innovatie een hoge prioriteit hebben. Door sociale
in de vorm van subsidies(ß = -.03; p>.10; -/+), overheidssteun op het gebied van management en organisatie innovatie zullen arbeidsorganisaties zich onderscheiden door een effectiever
(ß = -.07; p>.10; -/+), druk vanuit stakeholders (ß = .40; p<.01; +++) en de mate van concurrentie en efficiënter voortbrengings- en dienstverleningsproces, door slimmere
(ß = .01; p>.10; -/+) verschillende significantieniveaus te vertonen met het succes van innovaties binnen

50 Nederlandse organisaties. 51
De Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005 heeft verschillende internationalisering, dwingt tot een meer faciliterende en ondernemende in
aspecten van de institutionele omgeving in kaart gebracht. In tabel 7 zijn de plaats van vertegenwoordigende en regelende rol van nationale en branche-
resultaten weergegeven10. organisaties (Schmidt e.a., 2003; Streeck e.a., 2005).

Innovatiekracht Evenals de regels voor de arbeidsmarkt en de eisen aan het sociale beleid
Mobiliseren van van Nederlandse kunnen ook milieuregels een strategische of opwaartse werking hebben. Dit
externe stakeholders organisaties zogeheten ‘California-effect’, verwijzend naar de strengere milieueisen die in
Overheidssteun in de vorm van subsidies -/+ deze deelstaat gelden ten aanzien van de CO 2-uitstoot van auto’s, is empirisch
Overheidssteun op het gebied van management en organisatie -/+ voor de Verenigde Staten vastgesteld (Vogel, 1995). Volgens het WEF-rapport
Druk vanuit stakeholders (klanten, leveranciers, overheid e.d.) +++ 2005-2006 daarentegen, zijn Nederlandse respondenten van mening dat het
Tabel 7 Bron: Erasmus Concurrentie & Innovatie Monitor 2005
in acht nemen van de milieustandaard in Nederland niet rechtstreeks geasso-
cieerd is met langetermijncompetitiviteit. Waarom dat niet zo wordt ervaren,
Het onderzoek impliceert dat directe overheidssteun in de vorm van subsidies zou aan de wijze van regelgeving kunnen liggen.
en ondersteuning op het gebied van management en organisatie geen invloed
heeft op de innovatiekracht van Nederlandse organisaties. De druk vanuit De omslag naar de kenniseconomie heeft bij veel bedrijven nog geen ingang
stakeholders, zoals klanten, leveranciers, sociale partners, maar ook de over- gevonden. In het management van innovaties is nog veel winst te behalen
heid in de vorm van strategische regelgeving, blijkt een grote rol te spelen bij voor ondernemers en werknemers. Dat geldt ook voor de arbeidsverhoudingen
stimuleren van innovatie. (Van den Toren, 1996) - zowel in de inhoud als in het proces van arbeidsvoor-
waardenvorming is vernieuwing gewenst (AWVN, 2005). Het bijeenbrengen
Tot de regelgeving of instituties die bedrijven prikkelen tot innovatie en het van verschillende soorten kennis bij gebruikers, werknemers en ontwikkelaars
zoeken naar een duurzaam competitief voordeel (Ayres en Braithwaite, 1992; van kennis is essentieel. Stakeholders als vakbonden en werkgeversorganisa-
Visser, 2005), behoren een rijke omgeving van ‘gelijkgezinde’ organisaties; ties kunnen daarin een belangrijke rol spelen, evenals de institutionele
een veelgeschakeerd onderwijs- en scholingsaanbod van brede, hoogwaardige infrastructuur voor scholing, arbeidsmarkt, sociaal beleid en arbeidsvoor-
en polyvalente vaardigheden en factoren als wederzijds vertrouwen (Streeck, waardenvorming die zij alleen of met de overheid onderhouden.
1992). Brancheorganisaties, vakbonden, maar ook scholings-, onderwijs- en
onderzoeksinstanties kunnen hier als stakeholders gelden, evenals nationale 11. Conclusie
en lokale overheden en publieke dienstverlening. In hoeverre de voorwaarden Het flexibel organiseren, dynamisch managen en slim werken in een context
voor ‘diversified quality production’, die bijvoorbeeld hebben bijgedragen aan van externe samenwerking, stakeholders en strategische regelgeving zullen
het exportsucces van de Duitse auto-industrie, model kunnen staan voor leiden tot een herijking van fundamentele bronnen van productiviteitsgroei
andere bedrijfstakken als de ICT of biotechnologie, of voor de dienstensectoren, en duurzaam concurrentievoordeel van de Nederlandse economie en betrokken
is een vraag die gelet op de verschuiving in de productie- en werkgelegen- organisaties. Samenvattend kunnen we ten aanzien van sociale innovatie het
heidsstructuur steeds dringender antwoord behoeft. We zien in het algemeen volgende concluderen.
een verschuiving in de richting van decentralisatie in productiestructuur en
arbeidsverhoudingen. Een verschuiving die, tezamen met processen van Sociale Innovatie
1. Maatschappelijke relevantie
10 De resultaten zijn verkregen aan de hand van de regressieanalyse met innovatiesucces als afhankelijke varia- Gegeven de onderbenutting van bestaande kennis in Nederland, moeten
bele. Naast bedrijfsgrootte, leeftijd en sector, blijken R&D-investeringen (ß = .12; p<.05; ++), overheidssteun investeringen in sociale innovatie een hoge prioriteit hebben. Door sociale
in de vorm van subsidies(ß = -.03; p>.10; -/+), overheidssteun op het gebied van management en organisatie innovatie zullen arbeidsorganisaties zich onderscheiden door een effectiever
(ß = -.07; p>.10; -/+), druk vanuit stakeholders (ß = .40; p<.01; +++) en de mate van concurrentie en efficiënter voortbrengings- en dienstverleningsproces, door slimmere
(ß = .01; p>.10; -/+) verschillende significantieniveaus te vertonen met het succes van innovaties binnen

50 Nederlandse organisaties. 51
transacties met hun toeleveranciers, klanten en andere stakeholders en 6. Monitoring en communicatie
door hun vermogen om technologische innovaties maximaal te benutten. • Creëer een publieke erkenning van de maatschappelijke relevantie van

dynamisch managen, flexibel organiseren en slimmer werken voor


2. Missie innovatie en productiviteitsgroei.
Nederland moet duurzaam terugkeren op een prominente plaats in de • Ontwikkel een Nederlandse ranglijst Sociale Innovatie; zo’n ranglijst zou
top-10 van meest innovatieve en productieve landen in de wereld zoals weer- bij kunnen dragen aan een gezamenlijke passie voor innovatie onder
gegeven in internationale ranglijsten, bijvoorbeeld die van de Global private én publieke ondernemingen.
Competitiveness Index van het World Economic Forum. • Ontwikkel geschikte evaluatie-instrumenten voor sociale innovaties.
Organisaties in zowel de private als de publieke sector vragen om
3. Organisatie determinanten van sociale innovatie geschikte management-, organisatie- en arbeids-‘audits’ om hun inno-
• Creëer managementvaardigheden (brede kennisbasis, absorptievermogen, vatievermogen in beeld te brengen.
experimenteren, hogere-orde leren) en verschillende managementrollen • Verbeter de rapportage over de vorderingen inzake sociale innovatie als
(hiërarchie, teamvorming, gemeenschappelijke normen) om de absorptie onderdeel van modern corporate governance. Bevorder dat niet alleen de
van externe kennis en innovatie te verbeteren. financiële indicatoren van kortetermijnprestaties in de jaarverslagen
• Ontwikkel flexibele organisatievormen die de interne veranderings- gerapporteerd worden, maar ook innovatie-indicatoren van langetermijn-
snelheden verhogen, bijdragen aan zelforganisatie en een passie voor levensvatbaarheid, zoals de omvang van nieuwe product- en diensten-
exploitatie én exploratie bevorderen. introducties als percentage van de omzet, introducties van nieuwe
• Bevorder slimmer werken waardoor medewerkers hun talenten kunnen organisatievormen of investeringen in nieuwe vaardigheden.
ontwikkelen en inzetten. Dat vergt werkplekken die ruimte laten voor
initiatieven van medewerkers en professionele autonomie, andere interne
arbeidsverhoudingen en zorg en aandacht voor de ontwikkelingsmoge-
lijkheden van medewerkers.

4. Netwerk enablers van sociale innovatie


• Investeer in kennisallianties tussen bedrijven en kennisinstellingen.

• Versterk netwerken van toeleveranciers en afnemers/klanten om co-

creatie van innovatie te versnellen.

5. Institutionele stakeholders
• Bevorder verspreiding van best practices en next practices op het gebied

van sociale innovatie door netwerken van overheidsinstanties en sociale


partners.
• Versterk wederzijds vertrouwen en betrokkenheid van sociale partners en

nationale en internationale instituties bij sociale innovatie.


• Richt arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden in op bevordering van
slimmer werken, kennisbevordering en flexibel organiseren.

52 53
transacties met hun toeleveranciers, klanten en andere stakeholders en 6. Monitoring en communicatie
door hun vermogen om technologische innovaties maximaal te benutten. • Creëer een publieke erkenning van de maatschappelijke relevantie van

dynamisch managen, flexibel organiseren en slimmer werken voor


2. Missie innovatie en productiviteitsgroei.
Nederland moet duurzaam terugkeren op een prominente plaats in de • Ontwikkel een Nederlandse ranglijst Sociale Innovatie; zo’n ranglijst zou
top-10 van meest innovatieve en productieve landen in de wereld zoals weer- bij kunnen dragen aan een gezamenlijke passie voor innovatie onder
gegeven in internationale ranglijsten, bijvoorbeeld die van de Global private én publieke ondernemingen.
Competitiveness Index van het World Economic Forum. • Ontwikkel geschikte evaluatie-instrumenten voor sociale innovaties.
Organisaties in zowel de private als de publieke sector vragen om
3. Organisatie determinanten van sociale innovatie geschikte management-, organisatie- en arbeids-‘audits’ om hun inno-
• Creëer managementvaardigheden (brede kennisbasis, absorptievermogen, vatievermogen in beeld te brengen.
experimenteren, hogere-orde leren) en verschillende managementrollen • Verbeter de rapportage over de vorderingen inzake sociale innovatie als
(hiërarchie, teamvorming, gemeenschappelijke normen) om de absorptie onderdeel van modern corporate governance. Bevorder dat niet alleen de
van externe kennis en innovatie te verbeteren. financiële indicatoren van kortetermijnprestaties in de jaarverslagen
• Ontwikkel flexibele organisatievormen die de interne veranderings- gerapporteerd worden, maar ook innovatie-indicatoren van langetermijn-
snelheden verhogen, bijdragen aan zelforganisatie en een passie voor levensvatbaarheid, zoals de omvang van nieuwe product- en diensten-
exploitatie én exploratie bevorderen. introducties als percentage van de omzet, introducties van nieuwe
• Bevorder slimmer werken waardoor medewerkers hun talenten kunnen organisatievormen of investeringen in nieuwe vaardigheden.
ontwikkelen en inzetten. Dat vergt werkplekken die ruimte laten voor
initiatieven van medewerkers en professionele autonomie, andere interne
arbeidsverhoudingen en zorg en aandacht voor de ontwikkelingsmoge-
lijkheden van medewerkers.

4. Netwerk enablers van sociale innovatie


• Investeer in kennisallianties tussen bedrijven en kennisinstellingen.

• Versterk netwerken van toeleveranciers en afnemers/klanten om co-

creatie van innovatie te versnellen.

5. Institutionele stakeholders
• Bevorder verspreiding van best practices en next practices op het gebied

van sociale innovatie door netwerken van overheidsinstanties en sociale


partners.
• Versterk wederzijds vertrouwen en betrokkenheid van sociale partners en

nationale en internationale instituties bij sociale innovatie.


• Richt arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden in op bevordering van
slimmer werken, kennisbevordering en flexibel organiseren.

52 53
Literatuur Bamps, H. en Berckmans, P. (2005)
Overheidsbeleid ter stimulering van organisatorie-innovatie in bedrijven:
Ackoff, R. L. (1977) lessen uit het buitenland. Brussel: STV.
‘Towards Flexible Organizations: A Multidimensional Design’, Black, E.S. en Lynch, M. L. (2003)
Omega 5(6): 649-662. ‘What’s Driving the New Economy? The Benefits of Workplace
Aiginger, K. (2005) Innovation’, FRBSF Working Paper 2003-23.
‘Towards a New European Model of a Reformed Welfare State: Boer, M. de, Van Den Bosch, F.A.J. en Volberda, H.W. (1999)
An Alternative to the United States Model’, in: Commission for ‘Managing Organizational Knowledge Integration in the Emerging
Europe of the United Nations, Geneva, Economic Survey of Europe, Multimedia Complex’, Journal of Management Studies, 36(3): 379-398.
05/01: 105-114. Boselie, P., J. Paauwe en Jansen, P.W.G. (2001)
Amit, R. en Schoemaker, P. J. H. (1993) ‘Human Resource Management en Performance: Lessons from the
‘Strategic Assets en Organizational Rent’, Strategic Management Netherlands’, The International Journal of Human Resource
Journal, 14: 33-46. Management, 7(12): 1107-1125.
Anderson, P. (1999a) Bower, J. L. (1970)
‘The Role of the Manager in a Self-organizing Enterprise’. Managing the Resource Allocation Process, Boston, MA: Harvard
In J. H. Clippinger (Ed.), The Biology of Business: Decoding the Natural Business School Press.
Laws of Enterprise, San Francisco: Jossey-Bass. Boynton, A. C. and Victor, B. (1991)
Anderson, P. (1999b) ‘Beyond Flexibility: Building and Managing the Dynamically Stable
‘Complexity Theory and Organization Science’, Organization Science, Organization’, California Management Review, 33(1): 53-66.
10(5): 216-232. Brown, S. L. en Eisenhardt, K. M. (1998)
Ashby, W. R. (1964) Competing on the Edge: Strategy as Structured Chaos, Boston, MA:
An Introduction to Cybernetics, London: Methuen. Harvard Business School Press.
Avdagic, S., M. Rhodes en J. Visser (2005) Burgelman, R. A. (1983)
‘The Emergence and Evolutions of Social Pacts: A Provisional ‘A Process Model of Internal Corporate Venturing in the Diversified
Framework for Comparative Analysis’. European Governance Papers Major Firm’, Administrative Science Quarterly, 28(2): 223-244.
(EUROGOV), No. N-05-01. http://www.connex-network.org/ Burgers, J.H., Bosch, F.A.J. van den en Volberda, H.W. (2004)
eurogov/pdf/egp-newgov-N-05001.pdf. Corporate venturing en de concurrentieomgeving: Bestendiging of
AWT (Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid) (2004) verstoring van de marktdynamiek? Maandblad voor Accountancy en
Tijd om te oogsten! Vernieuwingen in het innovatiebeleid. Advies 59. Bedrijfseconomie, 78(5): 240-247.
Ayres, I. en Braithwaite, J. (1992) Camerer, C. en Vepsalainen, A. (1988)
Responsive regulation: transcending the deregulation debate, New York: ‘The Economic Efficiency of Corporate Culture’, Strategic Management
Oxford University Press. Journal, 9: 115-126.
Baden-Fuller, C. en Stopford, J. M. (1994) Castells, M. en Himanen, P. (2002)
Rejuvenating the Mature Business, Boston, MA: Harvard Business The Information Society and the Welfare State: The Finnish Model,
School Press. New York: Oxford University Press.
Balkenende, J.P., Kaptein, M., Kimman, E. en Van der Toren, J.P. (2003), Chandler, A. D., Jr. (1962)
Onderneming en Maatschappij: Op zoek naar vertrouwen, Assen: Strategy and Structure, Cambridge, MA: MIT Press.
Van Gorcum.

54 55
Literatuur Bamps, H. en Berckmans, P. (2005)
Overheidsbeleid ter stimulering van organisatorie-innovatie in bedrijven:
Ackoff, R. L. (1977) lessen uit het buitenland. Brussel: STV.
‘Towards Flexible Organizations: A Multidimensional Design’, Black, E.S. en Lynch, M. L. (2003)
Omega 5(6): 649-662. ‘What’s Driving the New Economy? The Benefits of Workplace
Aiginger, K. (2005) Innovation’, FRBSF Working Paper 2003-23.
‘Towards a New European Model of a Reformed Welfare State: Boer, M. de, Van Den Bosch, F.A.J. en Volberda, H.W. (1999)
An Alternative to the United States Model’, in: Commission for ‘Managing Organizational Knowledge Integration in the Emerging
Europe of the United Nations, Geneva, Economic Survey of Europe, Multimedia Complex’, Journal of Management Studies, 36(3): 379-398.
05/01: 105-114. Boselie, P., J. Paauwe en Jansen, P.W.G. (2001)
Amit, R. en Schoemaker, P. J. H. (1993) ‘Human Resource Management en Performance: Lessons from the
‘Strategic Assets en Organizational Rent’, Strategic Management Netherlands’, The International Journal of Human Resource
Journal, 14: 33-46. Management, 7(12): 1107-1125.
Anderson, P. (1999a) Bower, J. L. (1970)
‘The Role of the Manager in a Self-organizing Enterprise’. Managing the Resource Allocation Process, Boston, MA: Harvard
In J. H. Clippinger (Ed.), The Biology of Business: Decoding the Natural Business School Press.
Laws of Enterprise, San Francisco: Jossey-Bass. Boynton, A. C. and Victor, B. (1991)
Anderson, P. (1999b) ‘Beyond Flexibility: Building and Managing the Dynamically Stable
‘Complexity Theory and Organization Science’, Organization Science, Organization’, California Management Review, 33(1): 53-66.
10(5): 216-232. Brown, S. L. en Eisenhardt, K. M. (1998)
Ashby, W. R. (1964) Competing on the Edge: Strategy as Structured Chaos, Boston, MA:
An Introduction to Cybernetics, London: Methuen. Harvard Business School Press.
Avdagic, S., M. Rhodes en J. Visser (2005) Burgelman, R. A. (1983)
‘The Emergence and Evolutions of Social Pacts: A Provisional ‘A Process Model of Internal Corporate Venturing in the Diversified
Framework for Comparative Analysis’. European Governance Papers Major Firm’, Administrative Science Quarterly, 28(2): 223-244.
(EUROGOV), No. N-05-01. http://www.connex-network.org/ Burgers, J.H., Bosch, F.A.J. van den en Volberda, H.W. (2004)
eurogov/pdf/egp-newgov-N-05001.pdf. Corporate venturing en de concurrentieomgeving: Bestendiging of
AWT (Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid) (2004) verstoring van de marktdynamiek? Maandblad voor Accountancy en
Tijd om te oogsten! Vernieuwingen in het innovatiebeleid. Advies 59. Bedrijfseconomie, 78(5): 240-247.
Ayres, I. en Braithwaite, J. (1992) Camerer, C. en Vepsalainen, A. (1988)
Responsive regulation: transcending the deregulation debate, New York: ‘The Economic Efficiency of Corporate Culture’, Strategic Management
Oxford University Press. Journal, 9: 115-126.
Baden-Fuller, C. en Stopford, J. M. (1994) Castells, M. en Himanen, P. (2002)
Rejuvenating the Mature Business, Boston, MA: Harvard Business The Information Society and the Welfare State: The Finnish Model,
School Press. New York: Oxford University Press.
Balkenende, J.P., Kaptein, M., Kimman, E. en Van der Toren, J.P. (2003), Chandler, A. D., Jr. (1962)
Onderneming en Maatschappij: Op zoek naar vertrouwen, Assen: Strategy and Structure, Cambridge, MA: MIT Press.
Van Gorcum.

54 55
Child, J. (1972) De Sitter, L.U. (1998)
“Organizational Structure, Environment and Performance: Synergetisch Produceren, Assen: Van Gorcum.
The Role of Strategic Choice’, Sociology, 6(1): 1-22. Dijksterhuis, M., Van Den Bosch, F.A.J. en Volberda, H.W. (1999)
Ciborra, C. U. (1996) ‘Where do New Organization Forms come from? Management Logics as a
‘The Platform Organization: Recombining Strategies, Structures, and Source of Co-evolution’, Organization Science, 10(5): 569-582.
Surprises’, Organization Science, 7(2): 103-118. Dijksterhuis, M. S. (2003)
Clegg, S.R. (1990) Intelligent Adaptation, Organizational Dynamics of Cognition and
Modern Organizations - Organization Studies in the Postmodern World, Action in the Changing Dutch and US Banking Industries,
London: Sage Publications. ERIM PhD Series Research in Management, ISBN 90-5892-048-8,
Clippinger, J. H. (1999) Erasmus University Rotterdam, September 18, 2003.
The Biology of Business: Decoding the Natural Laws of Enterprise, Dougherty, D. (1992)
San Fransisco: Jossey-Bass. ‘Interpretative Barriers to Successful Product Innovation’,
Cohen, W. M. en Levinthal, D. A. (1990) Organization Science, 3: 179-203.
‘Absorptive Capacity: A New Perspective on Learning and Innovation’, Draulans, J., Man, A.P. de, en Volberda, H.W. (2003)
Administrative Science Quarterly, 35(1): 128-152. ‘Building Alliance Capability: Management techniques for Superior
Daft, R. L. (1978) Alliance Performance’, Long Range Planning, 36: 151-166.
‘A Dual-core Model of Organizational Innovation’, Drucker, P. (1993)
Academy of Management Journal, 21(2): 193-210. Post-Capitalist Society, Oxford: Butterworh-Heinemann.
Day, George S. (1994) Eisenhardt, K. M. en Martin, J.A. (2000)
‘The Capabilities of Market-Driven Organizations’, ‘Dynamic Capabilities, What are They?’,
Journal of Marketing, 58(4): 37-52. Strategic Management Journal, 21: 1105-1121.
D’Aveni, R. (1994) Erken, H., Gilzing, V. en Roelandt, T. (2003)
Hypercompetition: Managing the Dynamics of Strategic Maneuvering, ‘Trends in Research & Development bij Bedrijven’,
New York: The Free Press. Holland Management Review, 20(89): 30-45.
Davidow, W. H. en Malone, M. S. (1992) Esping-Andersen, G., Gallie, D., Hemerijck, A.C. en Myles J. (2002)
The Virtual Corporation, New York: Harper Collins. Why We Need a New Welfare State, Oxford: Oxford University Press.
De Cremer, D., en Van Knippenberg, D. (in press) Europese Commissie (2002)
‘How do leaders promote cooperation? The effects of charisma and Report of the High Level Group on Industrial Relations and Change in
procedural fairness’, Journal of Applied Psychology. the European Union. Implementing the Lisbon Strategy, Brussels,
De Leede J. e.a. (2002) European Commission, Directorate-General for Employment and Social
Flexibele inzet van personeel in productiebedrijven: praktijkvoorbeelden, Affairs, 2004
trends, effecten, instrumenten, Hoofddorp: TNO Arbeid. Fast, N. D. (1979)
De Leeuw, A. C. J. en Volberda, H. W. (1996) ‘The Future of Industrial New Venture Departments’,
‘On the Concept of Flexibility: A Dual Control Perspective’, Industrial Marketing Management, 8: 264-273.
Omega, 24(2): 121-139. Flier, B., Van den Bosch, F. A. J. en Volberda, H. W. (2003)
De Looze, M.P., Van Rhijn J.W. en Tuinzaad, B. (2003) ‘Co-evolution in Strategic Renewal Behaviour of British, Dutch and
‘A participatory and integrative approach to improve productivity and French Financial Incumbents: Interaction of Environmental Selection,
ergonomics in assembly’, Production Planning and Control, 14:174-181. Institutional Effects and Managerial Intentionality’, Journal of
Management Studies, 40(8): 2163-2187.

56 57
Child, J. (1972) De Sitter, L.U. (1998)
“Organizational Structure, Environment and Performance: Synergetisch Produceren, Assen: Van Gorcum.
The Role of Strategic Choice’, Sociology, 6(1): 1-22. Dijksterhuis, M., Van Den Bosch, F.A.J. en Volberda, H.W. (1999)
Ciborra, C. U. (1996) ‘Where do New Organization Forms come from? Management Logics as a
‘The Platform Organization: Recombining Strategies, Structures, and Source of Co-evolution’, Organization Science, 10(5): 569-582.
Surprises’, Organization Science, 7(2): 103-118. Dijksterhuis, M. S. (2003)
Clegg, S.R. (1990) Intelligent Adaptation, Organizational Dynamics of Cognition and
Modern Organizations - Organization Studies in the Postmodern World, Action in the Changing Dutch and US Banking Industries,
London: Sage Publications. ERIM PhD Series Research in Management, ISBN 90-5892-048-8,
Clippinger, J. H. (1999) Erasmus University Rotterdam, September 18, 2003.
The Biology of Business: Decoding the Natural Laws of Enterprise, Dougherty, D. (1992)
San Fransisco: Jossey-Bass. ‘Interpretative Barriers to Successful Product Innovation’,
Cohen, W. M. en Levinthal, D. A. (1990) Organization Science, 3: 179-203.
‘Absorptive Capacity: A New Perspective on Learning and Innovation’, Draulans, J., Man, A.P. de, en Volberda, H.W. (2003)
Administrative Science Quarterly, 35(1): 128-152. ‘Building Alliance Capability: Management techniques for Superior
Daft, R. L. (1978) Alliance Performance’, Long Range Planning, 36: 151-166.
‘A Dual-core Model of Organizational Innovation’, Drucker, P. (1993)
Academy of Management Journal, 21(2): 193-210. Post-Capitalist Society, Oxford: Butterworh-Heinemann.
Day, George S. (1994) Eisenhardt, K. M. en Martin, J.A. (2000)
‘The Capabilities of Market-Driven Organizations’, ‘Dynamic Capabilities, What are They?’,
Journal of Marketing, 58(4): 37-52. Strategic Management Journal, 21: 1105-1121.
D’Aveni, R. (1994) Erken, H., Gilzing, V. en Roelandt, T. (2003)
Hypercompetition: Managing the Dynamics of Strategic Maneuvering, ‘Trends in Research & Development bij Bedrijven’,
New York: The Free Press. Holland Management Review, 20(89): 30-45.
Davidow, W. H. en Malone, M. S. (1992) Esping-Andersen, G., Gallie, D., Hemerijck, A.C. en Myles J. (2002)
The Virtual Corporation, New York: Harper Collins. Why We Need a New Welfare State, Oxford: Oxford University Press.
De Cremer, D., en Van Knippenberg, D. (in press) Europese Commissie (2002)
‘How do leaders promote cooperation? The effects of charisma and Report of the High Level Group on Industrial Relations and Change in
procedural fairness’, Journal of Applied Psychology. the European Union. Implementing the Lisbon Strategy, Brussels,
De Leede J. e.a. (2002) European Commission, Directorate-General for Employment and Social
Flexibele inzet van personeel in productiebedrijven: praktijkvoorbeelden, Affairs, 2004
trends, effecten, instrumenten, Hoofddorp: TNO Arbeid. Fast, N. D. (1979)
De Leeuw, A. C. J. en Volberda, H. W. (1996) ‘The Future of Industrial New Venture Departments’,
‘On the Concept of Flexibility: A Dual Control Perspective’, Industrial Marketing Management, 8: 264-273.
Omega, 24(2): 121-139. Flier, B., Van den Bosch, F. A. J. en Volberda, H. W. (2003)
De Looze, M.P., Van Rhijn J.W. en Tuinzaad, B. (2003) ‘Co-evolution in Strategic Renewal Behaviour of British, Dutch and
‘A participatory and integrative approach to improve productivity and French Financial Incumbents: Interaction of Environmental Selection,
ergonomics in assembly’, Production Planning and Control, 14:174-181. Institutional Effects and Managerial Intentionality’, Journal of
Management Studies, 40(8): 2163-2187.

56 57
Global Competitiveness Report 2005-2006 (2005) Jansen, J.J.P. (2005)
Lopez-Claros, A., Porter, M. E., en K. Schwab. (Eds.), Ambidextrous Organizations: A Multiple-Level Study of Absorptive
Palgrave Macmillan. Capacity, Exploratory and Exploitative Innovation and Performance,
Grant, R. (1996) ERIM PhD Series in Research in Management, Erasmus University
‘Prospering in Dynamically-Competitive Environments: Rotterdam.
Organizational Capability as Knowledge Integration’, Janssen, A., Volberda, H. W. en Asselbergs, C. (2003)
Organization Science 7(4): 375-387. ‘Bouwen aan Duurzame Netwerkorganisaties: Een Aanzet tot het
Guth, W. D. en Ginsberg, A. (1990) Verenigen van Exploitatie en Exploratie’, M&O, 57(1): 5-24.
‘Guest Editors Introduction: Corporate Entrepreneurship’, Jongkind, R., Oeij, P. en Vaas, F. (2003)
Strategic Management Journal, 11(Special issue): 5-15. Slimmer werken in gezonde en productieve banen, Hoofddorp:
Hamel, G. (2000) TNO Arbeid.
Leading the Revolution, Boston, MA: Harvard Business School Press. Jongkind, R., Korver, T., Oeij, P. en Vaas, F. (2004)
Hamel, G. en Prahalad C. K. (1994) ‘Organizational perspective on market driven efficiency improvement’,
Competing for the Future, Boston, MA: Harvard Business School Press. in: Market regulation. Lessons from other disciplines. Ministerie van
Henderson, R. M. en Clark, K. B. (1990) Economische Zaken.
‘Architectural Innovation: The Reconfiguration of Existing’, Kale, P., Dyer J.H. en Sing, H.
Administrative Science Quarterly, 35(1): 9-30. ‘Alliance capability, stock market response, and long-term alliance
Von Hippel, E. A., success: the role of the alliance function’,
Democratizing Innovation, Cambridge: MIT Press, 2005. Strategic Management Journal 23(8), 747–767.
Hogg, M. A., en Knippenberg, D. van (in press) Kenniseconomie Monitor 2003: Tijd om te Kiezen (2003)
Social identity and leadership processes in groups. Nauta, F. and Van der Steenhoven, J., Stichting Nederland Kennisland.
Advances in Experimental Social Psychology. Kimberly, J. R. (1979)
Holland, J. H. (1999) ‘Issues in the Creation of Organizations: Initiation, Innovation, and
Emergence: From Chaos to Order, Corpus Christi, TX: Helix Books. Institutionalisation’, Academy of Management Journal, 22: 437-457.
Ittner, C. D. en Kogut, B. (1995) Kogut, B. en Zander, U. (1992)
‘How Control Systems Can Support Organizational Flexibility’. ‘Knowledge of the Firm, Combinative Capabilities, and the Replication
In E. Bowman and B. Kogut (Eds.), Redesigning the Firm, New York: of Technology’, Organization Science, 3(3): 383-397.
Oxford University Press. Konsynski, B. en Tiwana, A. (2004)
Jansen, J. J. P., Van den Bosch, F. A. J., en Volberda, H. W. (2005) ‘The improvisation-efficiency paradox in inter-firm electronic networks:
Managing Potential and Realized Absorptive Capacity: governance and architecture considerations’, Journal of Information
How do Organizational Antecedents Matter? Academy of Management Technology, 19(4): 234-243, 2004.
Journal, 48(6). Lane, P. en Lubatkin, M. (1998)
Jansen, J.J.P., Van den Bosch, F. A. J., en Volberda, H. W. (2005) ‘Relative Absorptive Capacity and Interorganizational learning’,
‘Exploratory Innovation, Exploitative Innovation, and Ambidexterity: Strategic Management Journal, 19: 461-477.
The Impact of Environmental and Organizational Antecedents’, Leonard-Barton, D. (1995)
Schmalenbach Business Review, 57: 351-363. Wellsprings of Knowledge: Building and Sustaining the Sources of
Innovation, Boston, MA: Harvard Business School Press.

58 59
Global Competitiveness Report 2005-2006 (2005) Jansen, J.J.P. (2005)
Lopez-Claros, A., Porter, M. E., en K. Schwab. (Eds.), Ambidextrous Organizations: A Multiple-Level Study of Absorptive
Palgrave Macmillan. Capacity, Exploratory and Exploitative Innovation and Performance,
Grant, R. (1996) ERIM PhD Series in Research in Management, Erasmus University
‘Prospering in Dynamically-Competitive Environments: Rotterdam.
Organizational Capability as Knowledge Integration’, Janssen, A., Volberda, H. W. en Asselbergs, C. (2003)
Organization Science 7(4): 375-387. ‘Bouwen aan Duurzame Netwerkorganisaties: Een Aanzet tot het
Guth, W. D. en Ginsberg, A. (1990) Verenigen van Exploitatie en Exploratie’, M&O, 57(1): 5-24.
‘Guest Editors Introduction: Corporate Entrepreneurship’, Jongkind, R., Oeij, P. en Vaas, F. (2003)
Strategic Management Journal, 11(Special issue): 5-15. Slimmer werken in gezonde en productieve banen, Hoofddorp:
Hamel, G. (2000) TNO Arbeid.
Leading the Revolution, Boston, MA: Harvard Business School Press. Jongkind, R., Korver, T., Oeij, P. en Vaas, F. (2004)
Hamel, G. en Prahalad C. K. (1994) ‘Organizational perspective on market driven efficiency improvement’,
Competing for the Future, Boston, MA: Harvard Business School Press. in: Market regulation. Lessons from other disciplines. Ministerie van
Henderson, R. M. en Clark, K. B. (1990) Economische Zaken.
‘Architectural Innovation: The Reconfiguration of Existing’, Kale, P., Dyer J.H. en Sing, H.
Administrative Science Quarterly, 35(1): 9-30. ‘Alliance capability, stock market response, and long-term alliance
Von Hippel, E. A., success: the role of the alliance function’,
Democratizing Innovation, Cambridge: MIT Press, 2005. Strategic Management Journal 23(8), 747–767.
Hogg, M. A., en Knippenberg, D. van (in press) Kenniseconomie Monitor 2003: Tijd om te Kiezen (2003)
Social identity and leadership processes in groups. Nauta, F. and Van der Steenhoven, J., Stichting Nederland Kennisland.
Advances in Experimental Social Psychology. Kimberly, J. R. (1979)
Holland, J. H. (1999) ‘Issues in the Creation of Organizations: Initiation, Innovation, and
Emergence: From Chaos to Order, Corpus Christi, TX: Helix Books. Institutionalisation’, Academy of Management Journal, 22: 437-457.
Ittner, C. D. en Kogut, B. (1995) Kogut, B. en Zander, U. (1992)
‘How Control Systems Can Support Organizational Flexibility’. ‘Knowledge of the Firm, Combinative Capabilities, and the Replication
In E. Bowman and B. Kogut (Eds.), Redesigning the Firm, New York: of Technology’, Organization Science, 3(3): 383-397.
Oxford University Press. Konsynski, B. en Tiwana, A. (2004)
Jansen, J. J. P., Van den Bosch, F. A. J., en Volberda, H. W. (2005) ‘The improvisation-efficiency paradox in inter-firm electronic networks:
Managing Potential and Realized Absorptive Capacity: governance and architecture considerations’, Journal of Information
How do Organizational Antecedents Matter? Academy of Management Technology, 19(4): 234-243, 2004.
Journal, 48(6). Lane, P. en Lubatkin, M. (1998)
Jansen, J.J.P., Van den Bosch, F. A. J., en Volberda, H. W. (2005) ‘Relative Absorptive Capacity and Interorganizational learning’,
‘Exploratory Innovation, Exploitative Innovation, and Ambidexterity: Strategic Management Journal, 19: 461-477.
The Impact of Environmental and Organizational Antecedents’, Leonard-Barton, D. (1995)
Schmalenbach Business Review, 57: 351-363. Wellsprings of Knowledge: Building and Sustaining the Sources of
Innovation, Boston, MA: Harvard Business School Press.

58 59
Lewin, A.Y., en Volberda, H.W. (1999) North, D. C. (1990)
Prolegomena on Coevolution: A Framework for Research on Strategy Institutions, Institutional Change and Economic Performance,
and New Organizational Forms. Organization Science, 10(5): 519-534. Cambridge: Cambridge University Press.
Levinthal, D. A. en March, J. G. (1993) Nelson, R. R. en Winter, S. G. (1982)
‘The Myopia of Learning’, Strategic Management Journal, An Evolutionary Theory of Economic Change, Cambridge,
14 (Special issue): 95-112. MA: Harvard University Press.
Levitt, B., en March, J. G. (1988) Nonaka, I. en Takeuchi, H. (1995)
‘Organizational Learning’. In W. R. Scott (Ed.), Annual Review of The Knowledge-Creating Company, New York: Oxford University Press.
Sociology, xiv, Palo Alto, CA: Annual Reviews, pp. 319-340. NUTEK (1999)
Lewin, A. Y. en Stephens, C. U. (1993) Flexibility Increases Productivity and Employment, Stockholm.
‘Designing Postindustrial Organizations: Combining Theory and Oeij, P., Jongkind, R. en Vaas F. (2005)
Practice’, in G. P. Huber en W. H. Glick, Organizational Change and Slimmer werken in de praktijk, voorbeelden van werken in productieve
Redesign, New York: Oxford University Press, p. 393-409. en gezonde banen, Hoofddorp: TNO Arbeid.
Liebeskind, J. P., Lumerman Oliver, A., Zucker, L. en Brewer, M. (1996) Pettigrew, A. M., Whittington, R., Melin, L., Sanchez-Runde, C, Van den
‘Social Networks, Learning and Flexibility: Sourcing Scientific Bosch, F. A. J., Ruigrok, W. and Numagami, T. (2003)
Knowledge in New Biotechnology Firms’, Organization Science, Innovative Forms of Organizing: International Perspectives,
7(4): 428-443. Londen: Sage.
Manifest Sociale Innovatie; Negen bouwstenen (2004) Prahalad, C. K. en Hamel, G. (1990)
AWVN. ‘The Core Competence of the Corporation’,
March, J.G. en Simon, H.A. (1958) Harvard Business Review, 68(3): 79-91.
Organizations, New York: Wiley. Prahalad, C. K. en Ramaswamy. V. (2003)
Markides, C. (1997) ‘The New Frontier of Experience Innovation’,
‘Strategic Innovation’, Sloan Management Review, 38(3): 9-23. MIT Sloan Management Review, 44(4): 12.
Meer, M. van der, Visser, J., Wilthagen, T. en Van der Heijden, P.F. (2003) Prahalad, C.K. en Ramaswamy, V. (2004)
Weg van het Overleg? De Nederlandse overlegeconomie twintig jaar na The Future of Competition: Co-Creating Unique Value with Customers,
Wassenaar, Amsterdam: Amsterdam University Press. Boston: Harvard Business School Press.
Meer, M. van der, Visser, J. en Wilthagen, T. (2005) Porter, M. E. (1996)
‘Adaptive and Reflexive Governance: The limits of organised decentrali- ‘What is Strategy’, Harvard Business Review, 74(6): 61-78.
sation and state weakness’. Quinn, J. B. (1985)
European Journal of Industrial Relations, 13(3). ‘Managing Innovation: Controlled Chaos’,
Miles, R. E. en Snow, C. C. (1986) Harvard Business Review, 63(3): 73-84.
‘Organizations: New Concepts for New Forms’, Sapir, A., Aghion, Ph., Bertola, G., Hellwig, M., Pisani-Ferry, J. , Rosati, D.,
California Management Review, 28(3): 62-73. Viñals, J. en Wallace, H. (2004)
Miles, R. E. en Snow, C. C. (1994) An Agenda for a Growing Europe. The Sapir Report.
Fit, Failure and the Hall of Fame, New York: The Free Press. Oxford: Oxford University Press.
Morgan, G. (1986) Schmidt, D., van den Toren, J.P. en De Wal, M. (2003)
Images of Organizations, Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hall. Ondernemende brancheorganisaties: Balanceren tussen belangen.
Assen, Neth.: Van Gorcum en VNO-NCW.

60 61
Lewin, A.Y., en Volberda, H.W. (1999) North, D. C. (1990)
Prolegomena on Coevolution: A Framework for Research on Strategy Institutions, Institutional Change and Economic Performance,
and New Organizational Forms. Organization Science, 10(5): 519-534. Cambridge: Cambridge University Press.
Levinthal, D. A. en March, J. G. (1993) Nelson, R. R. en Winter, S. G. (1982)
‘The Myopia of Learning’, Strategic Management Journal, An Evolutionary Theory of Economic Change, Cambridge,
14 (Special issue): 95-112. MA: Harvard University Press.
Levitt, B., en March, J. G. (1988) Nonaka, I. en Takeuchi, H. (1995)
‘Organizational Learning’. In W. R. Scott (Ed.), Annual Review of The Knowledge-Creating Company, New York: Oxford University Press.
Sociology, xiv, Palo Alto, CA: Annual Reviews, pp. 319-340. NUTEK (1999)
Lewin, A. Y. en Stephens, C. U. (1993) Flexibility Increases Productivity and Employment, Stockholm.
‘Designing Postindustrial Organizations: Combining Theory and Oeij, P., Jongkind, R. en Vaas F. (2005)
Practice’, in G. P. Huber en W. H. Glick, Organizational Change and Slimmer werken in de praktijk, voorbeelden van werken in productieve
Redesign, New York: Oxford University Press, p. 393-409. en gezonde banen, Hoofddorp: TNO Arbeid.
Liebeskind, J. P., Lumerman Oliver, A., Zucker, L. en Brewer, M. (1996) Pettigrew, A. M., Whittington, R., Melin, L., Sanchez-Runde, C, Van den
‘Social Networks, Learning and Flexibility: Sourcing Scientific Bosch, F. A. J., Ruigrok, W. and Numagami, T. (2003)
Knowledge in New Biotechnology Firms’, Organization Science, Innovative Forms of Organizing: International Perspectives,
7(4): 428-443. Londen: Sage.
Manifest Sociale Innovatie; Negen bouwstenen (2004) Prahalad, C. K. en Hamel, G. (1990)
AWVN. ‘The Core Competence of the Corporation’,
March, J.G. en Simon, H.A. (1958) Harvard Business Review, 68(3): 79-91.
Organizations, New York: Wiley. Prahalad, C. K. en Ramaswamy. V. (2003)
Markides, C. (1997) ‘The New Frontier of Experience Innovation’,
‘Strategic Innovation’, Sloan Management Review, 38(3): 9-23. MIT Sloan Management Review, 44(4): 12.
Meer, M. van der, Visser, J., Wilthagen, T. en Van der Heijden, P.F. (2003) Prahalad, C.K. en Ramaswamy, V. (2004)
Weg van het Overleg? De Nederlandse overlegeconomie twintig jaar na The Future of Competition: Co-Creating Unique Value with Customers,
Wassenaar, Amsterdam: Amsterdam University Press. Boston: Harvard Business School Press.
Meer, M. van der, Visser, J. en Wilthagen, T. (2005) Porter, M. E. (1996)
‘Adaptive and Reflexive Governance: The limits of organised decentrali- ‘What is Strategy’, Harvard Business Review, 74(6): 61-78.
sation and state weakness’. Quinn, J. B. (1985)
European Journal of Industrial Relations, 13(3). ‘Managing Innovation: Controlled Chaos’,
Miles, R. E. en Snow, C. C. (1986) Harvard Business Review, 63(3): 73-84.
‘Organizations: New Concepts for New Forms’, Sapir, A., Aghion, Ph., Bertola, G., Hellwig, M., Pisani-Ferry, J. , Rosati, D.,
California Management Review, 28(3): 62-73. Viñals, J. en Wallace, H. (2004)
Miles, R. E. en Snow, C. C. (1994) An Agenda for a Growing Europe. The Sapir Report.
Fit, Failure and the Hall of Fame, New York: The Free Press. Oxford: Oxford University Press.
Morgan, G. (1986) Schmidt, D., van den Toren, J.P. en De Wal, M. (2003)
Images of Organizations, Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hall. Ondernemende brancheorganisaties: Balanceren tussen belangen.
Assen, Neth.: Van Gorcum en VNO-NCW.

60 61
Smidts, A., Pruyn, A.Th.H. en Van Riel, C.B.M. (2001) Tushman, M. L. en Nadler, D. A. (1986)
‘The impact of employee communication and perceived external prestige ‘Organizing for Innovation’,
on organizational identification’, California Management Review, 28(3): 74-82.
Academy of Management Journal, 49(5): 1051-1062. Uzzi, B. en Lancaster, R. (2003)
Schumpeter, J. A. (1934) ‘Relational embeddedness and learning: The case of bank loan managers
The Theory of Economic Development, Cambridge, MA: and their clients’, Management Science, 41: 383-399.
Harvard University Press. Vaas F. (2001)
Scott, W. R. (1987) ‘Arbeidsproductiviteit verhogen door slim organiseren’, in:
Organizations - Rational, Natural, and Open Systems, Werk, welvaart & geluk, Christendemocratische verkenningen,
Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hall. Themanummer 2001, nr. 7/8/9, september.
Sels, L. e.a. (2005) Van den Bosch, F.A.J., Volberda, H.W. en de Boer, M. (1999)
Linking HRM and Small Business Performance: An Examination of the ‘Co-evolution of Firm Absorptive Capacity and Knowledge
Impact of HRM Intensity on the Productivity and Financial performance Environment: Organization Forms and Combinative Capabilities’,
of Small Businesses, Dordrecht: Kluwer Academic Publishers. Organization Science, 10(5): 551-568.
Sociale Innovatie: de Andere Dimensie (2005) Van den Bosch, F.A.J., Van Wijk, R. en Volberda, H.W. (2003)
Eindrapport van de Taskforce Sociale Innovatie, Den Haag, 4 juli. ‘Absorptive Capacity: Antecedents, Models and Outcomes’,
Soete, L. (2002) In M. Easterby-Smith and M.A. Lyles (eds.), The Blackwell Handbook of
Innovation Lecture 2002, Ministerie van Economische Zaken. Organizational Learning and Knowledge Management, Oxford:
Stalk, G., Evans, P. en Shulman, L. E. (1992) Blackwell.
‘Competing on Capabilities: The New Rules of Corporate Strategy’, Van den Bosch, F. A. J., en Volberda, H. W. (2003)
Harvard Business Review, 70(2): 57-69. ‘Nederland Degradeert door Gebrek aan Kennis en Innovatie uit de
Streeck, W. (1992) Wereld Top-10’, Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie,
‘Productive Constraints: On the Institutional Conditions of Diversified 77(4): 173-178.
Quality Production’, in: W. Streeck, Social Institutions and Economic Van den Bosch, F. A. J., Volberda, H. W. and Heinhuis, S. (2003)
Performance, London: Sage, 1-40. ‘Knowledge Integration Requirements for Self-Renewing Organizations:
Streeck, W., Grote, J., Schneider, V. en Visser, J. (red.) (2005) An In-Depth Case Study at Shell Research and Technology Centre
Governing Interests: Business Associations in the National, Amsterdam (1998-2002)’, Organizational Knowledge, Learning and
European and Global Political Economy, London: Routledge. Capabilities (OKLC), IESE Business School, Barcelona, April 13-14.
Teece, D. J., Pisano, G. en Shuen, A. (1997) Van Knippenberg, D., van Knippenberg, B., & van Dijk, E. (2000)
‘Dynamic Capabilities and Strategic Management’, ‘Who takes the lead in risky decision making? Effects of group members’
Strategic Management Journal, 18: 509-533. risk preferences and prototypicality’, Organizational Behavior and
Thompson, J. D. (1967) Human Decision Processes, 83: 213-234.
Organizations in Action, New York: McGraw-Hill. Van Rhijn, J.W., De Looze, M.P., Tuinzaad, G.H., Groenesteijn, L., De Groot,
Toren, J.P. van den (1996) M.D. en Vink, P. (2005)
Achter gesloten deuren. CAO-overleg in de jaren negentig. ‘Changing from batch to flow assembly in the production of emergency
Amsterdam: Welboom. lighting devices’, International Journal for Production Research,
Tuinzaad B. e.a. (2000) 43: 3687-3701.
Inrichting assemblageprocessen en -werkplekken, Vervest, P., Heck, E. van, Preiss, K. Pau, L.F. (Eds.) (2005)
Eindhoven: TNO Industrie. Smart Business Networks, Berlin: Springer.

62 63
Smidts, A., Pruyn, A.Th.H. en Van Riel, C.B.M. (2001) Tushman, M. L. en Nadler, D. A. (1986)
‘The impact of employee communication and perceived external prestige ‘Organizing for Innovation’,
on organizational identification’, California Management Review, 28(3): 74-82.
Academy of Management Journal, 49(5): 1051-1062. Uzzi, B. en Lancaster, R. (2003)
Schumpeter, J. A. (1934) ‘Relational embeddedness and learning: The case of bank loan managers
The Theory of Economic Development, Cambridge, MA: and their clients’, Management Science, 41: 383-399.
Harvard University Press. Vaas F. (2001)
Scott, W. R. (1987) ‘Arbeidsproductiviteit verhogen door slim organiseren’, in:
Organizations - Rational, Natural, and Open Systems, Werk, welvaart & geluk, Christendemocratische verkenningen,
Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hall. Themanummer 2001, nr. 7/8/9, september.
Sels, L. e.a. (2005) Van den Bosch, F.A.J., Volberda, H.W. en de Boer, M. (1999)
Linking HRM and Small Business Performance: An Examination of the ‘Co-evolution of Firm Absorptive Capacity and Knowledge
Impact of HRM Intensity on the Productivity and Financial performance Environment: Organization Forms and Combinative Capabilities’,
of Small Businesses, Dordrecht: Kluwer Academic Publishers. Organization Science, 10(5): 551-568.
Sociale Innovatie: de Andere Dimensie (2005) Van den Bosch, F.A.J., Van Wijk, R. en Volberda, H.W. (2003)
Eindrapport van de Taskforce Sociale Innovatie, Den Haag, 4 juli. ‘Absorptive Capacity: Antecedents, Models and Outcomes’,
Soete, L. (2002) In M. Easterby-Smith and M.A. Lyles (eds.), The Blackwell Handbook of
Innovation Lecture 2002, Ministerie van Economische Zaken. Organizational Learning and Knowledge Management, Oxford:
Stalk, G., Evans, P. en Shulman, L. E. (1992) Blackwell.
‘Competing on Capabilities: The New Rules of Corporate Strategy’, Van den Bosch, F. A. J., en Volberda, H. W. (2003)
Harvard Business Review, 70(2): 57-69. ‘Nederland Degradeert door Gebrek aan Kennis en Innovatie uit de
Streeck, W. (1992) Wereld Top-10’, Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie,
‘Productive Constraints: On the Institutional Conditions of Diversified 77(4): 173-178.
Quality Production’, in: W. Streeck, Social Institutions and Economic Van den Bosch, F. A. J., Volberda, H. W. and Heinhuis, S. (2003)
Performance, London: Sage, 1-40. ‘Knowledge Integration Requirements for Self-Renewing Organizations:
Streeck, W., Grote, J., Schneider, V. en Visser, J. (red.) (2005) An In-Depth Case Study at Shell Research and Technology Centre
Governing Interests: Business Associations in the National, Amsterdam (1998-2002)’, Organizational Knowledge, Learning and
European and Global Political Economy, London: Routledge. Capabilities (OKLC), IESE Business School, Barcelona, April 13-14.
Teece, D. J., Pisano, G. en Shuen, A. (1997) Van Knippenberg, D., van Knippenberg, B., & van Dijk, E. (2000)
‘Dynamic Capabilities and Strategic Management’, ‘Who takes the lead in risky decision making? Effects of group members’
Strategic Management Journal, 18: 509-533. risk preferences and prototypicality’, Organizational Behavior and
Thompson, J. D. (1967) Human Decision Processes, 83: 213-234.
Organizations in Action, New York: McGraw-Hill. Van Rhijn, J.W., De Looze, M.P., Tuinzaad, G.H., Groenesteijn, L., De Groot,
Toren, J.P. van den (1996) M.D. en Vink, P. (2005)
Achter gesloten deuren. CAO-overleg in de jaren negentig. ‘Changing from batch to flow assembly in the production of emergency
Amsterdam: Welboom. lighting devices’, International Journal for Production Research,
Tuinzaad B. e.a. (2000) 43: 3687-3701.
Inrichting assemblageprocessen en -werkplekken, Vervest, P., Heck, E. van, Preiss, K. Pau, L.F. (Eds.) (2005)
Eindhoven: TNO Industrie. Smart Business Networks, Berlin: Springer.

62 63
Visser, J. (2005) Volberda, H.W. & Baden-Fuller, Ch. (2003)
‘Beneath the Surface of Stability: New and Old Modes of Governance in Strategic Renewal Processes in Multi-unit firms: Generic Journeys of
European Industrial Relations’, European Journal of Industrial Relations, Change, Ch. 10 in: B. Chakravarthy, G. Mueller-Stewens, P. Lorange &
13(3). C. Lechner (eds.), Strategy Process: Shaping the Contours of the Field,
Vitalisering van de kenniseconomie; het beter ontwikkelen en benutten van mensen Oxford: Blackwell, pp. 208-232.
als sleutel voor een dynamische kenniseconomie (2004) Volberda en Van Den Bosch, F. A. J. (2004)
Herman Wijffels en Thomas Grosfeld, Innovatie Platform, November. ‘Rethinking the Dutch Innovation Agenda: Management and
Vogel, D. (1995) Organization Matter Most’, Innovation Essay 2004, www.minez.nl.
Trading Up: Consumer and Environmental Regulation in a Global Volberda, H.W. en Van den Bosch, F.A.J. (2005a)
Economy. Cambridge, Mass.: Harvard University Press. ‘Ruim baan voor de Nederlandse Innovatie Agenda: Naar nieuwe
Volberda, H. W. (1996) managementvaardigheden en innovatieve organisatieprincipes’,
‘Toward The Flexible Form: How To Remain Vital in Hypercompetitive M&O, Tijdschrift voor Management en Organisatie, 59(1): 41-63.
Environments’, Organization Science, 7(4): 359-374. Volberda, H.W. en Van den Bosch, F.A.J. (2005b)
Volberda, H.W. (1997) ‘Why management matters most’, European Business Forum, 22: 36-41.
Building Flexible Organizations for Fast-moving Markets, Weick, K. E. (1979)
Long Range Planning, 30(2): pp. 169-183. The Social Psychology of Organizations, Reading, MA:
Volberda, H. W. (1998a) Addison-Wesley (Second edition).
Building the Flexible Firm: How to Remain Competitive, Oxford: Wellink, A., en Cavelaars, P. (2002)
Oxford University Press. ‘De ontwikkeling van de Nederlandse economie: Zijn de polderinstituties
Volberda, H.W. (1998b) klaar voor de toekomst?’ in; R. Gradius, J. Kremers, en J. van Sinderen
Blijvend Strategisch Vernieuwen: concurreren in de 21e eeuw, (red.) Nederland kennisland? Kennis en innovatie: Uitdagingen voor
Deventer: Kluwer. economisch beleid. Groningen: Stenfert-Kroese.
Volberda, H. W. (2003) Wielemaker, M.W., Elfring, T., & Volberda, H.W. (2000)
‘Strategic Flexibility: Creating Dynamic Competitive Advantages’. Strategic Renewal in Large European Firms:
In D. Faulkner and A. Campbell (Eds.), The Oxford Handbook of Investigating Viable Trajectories of Change, Organization Development
Strategy, Volume II: Corporate Strategy, Oxford: Oxford University Journal, 18(4): 49-68.
Press. Wierenga, B. en Van Bruggen, G.H.
Volberda, H. W. (2004) (1997) ‘The integration of marketing problem-solving modes and
De Flexibele Onderneming: Strategieën voor Succesvol Concurreren, marketing management support systems’,
Deventer: Kluwer. Journal of Marketing, 61: 21-37.
Volberda, H. W., Baden-Fuller, C. en Van den Bosch, F. A. J. (2001a) Wierenga, B. (2002)
‘Mastering Strategic Renewal: Mobilising Renewal Journeys in Multi- ‘On academic marketing knowledge and marketing knowledge that
Unit Firms’, Long Range Planning, 34(2): 159-178. marketing managers use for decision-making’,
Volberda, H. W., Van den Bosch, F. A. J., Flier, B. en Gedajlovic, E. (2001b) Marketing Theory, 2(4): 355-362.
‘Following the Herd or Not?’ Long Range Planning, 34(2): 209-229. Wijk, R. van, F.A.J. van den Bosch and H.W. Volberda (2003)
Volberda, H. W. en Lewin, A. Y. (2003) ‘Knowledge and Networks.’ In: M. Easterby-Smith and M.A. Lyles (eds.),
‘Co-evolutionary Dynamics Within and Between Firms: From Evolution Handbook of Organizational Learning and Knowledge Management.
to Co-evolution’, Journal of Management Studies, 40(8): 2105-2130. Oxford: Blackwell, pp. 428–453.

64 65
Visser, J. (2005) Volberda, H.W. & Baden-Fuller, Ch. (2003)
‘Beneath the Surface of Stability: New and Old Modes of Governance in Strategic Renewal Processes in Multi-unit firms: Generic Journeys of
European Industrial Relations’, European Journal of Industrial Relations, Change, Ch. 10 in: B. Chakravarthy, G. Mueller-Stewens, P. Lorange &
13(3). C. Lechner (eds.), Strategy Process: Shaping the Contours of the Field,
Vitalisering van de kenniseconomie; het beter ontwikkelen en benutten van mensen Oxford: Blackwell, pp. 208-232.
als sleutel voor een dynamische kenniseconomie (2004) Volberda en Van Den Bosch, F. A. J. (2004)
Herman Wijffels en Thomas Grosfeld, Innovatie Platform, November. ‘Rethinking the Dutch Innovation Agenda: Management and
Vogel, D. (1995) Organization Matter Most’, Innovation Essay 2004, www.minez.nl.
Trading Up: Consumer and Environmental Regulation in a Global Volberda, H.W. en Van den Bosch, F.A.J. (2005a)
Economy. Cambridge, Mass.: Harvard University Press. ‘Ruim baan voor de Nederlandse Innovatie Agenda: Naar nieuwe
Volberda, H. W. (1996) managementvaardigheden en innovatieve organisatieprincipes’,
‘Toward The Flexible Form: How To Remain Vital in Hypercompetitive M&O, Tijdschrift voor Management en Organisatie, 59(1): 41-63.
Environments’, Organization Science, 7(4): 359-374. Volberda, H.W. en Van den Bosch, F.A.J. (2005b)
Volberda, H.W. (1997) ‘Why management matters most’, European Business Forum, 22: 36-41.
Building Flexible Organizations for Fast-moving Markets, Weick, K. E. (1979)
Long Range Planning, 30(2): pp. 169-183. The Social Psychology of Organizations, Reading, MA:
Volberda, H. W. (1998a) Addison-Wesley (Second edition).
Building the Flexible Firm: How to Remain Competitive, Oxford: Wellink, A., en Cavelaars, P. (2002)
Oxford University Press. ‘De ontwikkeling van de Nederlandse economie: Zijn de polderinstituties
Volberda, H.W. (1998b) klaar voor de toekomst?’ in; R. Gradius, J. Kremers, en J. van Sinderen
Blijvend Strategisch Vernieuwen: concurreren in de 21e eeuw, (red.) Nederland kennisland? Kennis en innovatie: Uitdagingen voor
Deventer: Kluwer. economisch beleid. Groningen: Stenfert-Kroese.
Volberda, H. W. (2003) Wielemaker, M.W., Elfring, T., & Volberda, H.W. (2000)
‘Strategic Flexibility: Creating Dynamic Competitive Advantages’. Strategic Renewal in Large European Firms:
In D. Faulkner and A. Campbell (Eds.), The Oxford Handbook of Investigating Viable Trajectories of Change, Organization Development
Strategy, Volume II: Corporate Strategy, Oxford: Oxford University Journal, 18(4): 49-68.
Press. Wierenga, B. en Van Bruggen, G.H.
Volberda, H. W. (2004) (1997) ‘The integration of marketing problem-solving modes and
De Flexibele Onderneming: Strategieën voor Succesvol Concurreren, marketing management support systems’,
Deventer: Kluwer. Journal of Marketing, 61: 21-37.
Volberda, H. W., Baden-Fuller, C. en Van den Bosch, F. A. J. (2001a) Wierenga, B. (2002)
‘Mastering Strategic Renewal: Mobilising Renewal Journeys in Multi- ‘On academic marketing knowledge and marketing knowledge that
Unit Firms’, Long Range Planning, 34(2): 159-178. marketing managers use for decision-making’,
Volberda, H. W., Van den Bosch, F. A. J., Flier, B. en Gedajlovic, E. (2001b) Marketing Theory, 2(4): 355-362.
‘Following the Herd or Not?’ Long Range Planning, 34(2): 209-229. Wijk, R. van, F.A.J. van den Bosch and H.W. Volberda (2003)
Volberda, H. W. en Lewin, A. Y. (2003) ‘Knowledge and Networks.’ In: M. Easterby-Smith and M.A. Lyles (eds.),
‘Co-evolutionary Dynamics Within and Between Firms: From Evolution Handbook of Organizational Learning and Knowledge Management.
to Co-evolution’, Journal of Management Studies, 40(8): 2105-2130. Oxford: Blackwell, pp. 428–453.

64 65
Bijlage I Instituut Bedrijfskunde te Delft. Sinds 1988 is hij hoogleraar Bedrijfskunde.
Curriculum vitae auteurs Prof. dr. ing. Van den Bosch heeft ruim honderd wetenschappelijke publicaties
op zijn naam staan. Zijn onderzoeksbelangstelling is gericht op strategische
Prof. dr. Henk W. Volberda managementvraagstukken zoals strategische besluitvormingsprocessen, stake-
Henk W. Volberda is hoogleraar Strategisch Management en Ondernemings- holdermanagement en corporate governance, interne en externe netwerken,
beleid en voorzitter van de Vakgroep Strategie & Omgeving van de RSM organisatorische innovaties en kenniscreatie. Als promotor begeleidde hij
Erasmus University, Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij promoveerde cum circa twintig promovendi bij het opstellen van hun proefschrift. In 1993 was
laude aan de Faculteit Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij hij erepromotor van Michael Porter van de Harvard Business School. Prof. dr.
was visiting scholar aan de Wharton School van de University of ing. Van den Bosch bekleedde diverse functies zowel in het bedrijfsleven als in
Pennsylvania en aan de City University Business School, London. Voor zijn de publieke sector. Zo was hij onder meer voorzitter van de Raad van
onderzoek op het gebied van organisatorische flexibiliteit en strategische Commissarissen van een middelgrote onderneming, vice-voorzitter van de
verandering ontving hij de NCD studiebeurs, de ERASM research award, de Kamer van Koophandel Rotterdam, lid van de gemeenteraad van Rotterdam
Onderzoeksprijs van de Erasmus Universiteit, de ERIM Impact Award en de en adviseur van een landelijke werknemersorganisatie. Momenteel richt hij
prestigieuze Igor Ansoff Strategic Management Award. In Management Team zich op wetenschappelijk onderzoek, begeleiding van promovendi en onder-
werd hij genoemd als één van de belangrijkste Nederlandse internationale wijs waaronder executive teaching.
managementgoeroes. Hij werkte als adviseur voor vele grote Europese onder-
nemingen en publiceerde in diverse internationale tijdschriften waarvoor hij Dr. Justin J.P. Jansen
o.a. de ROA publicatieprijs, de SAP Best Strategy Paper Award en de SMS Justin J.P. Jansen is assistent professor binnen de Vakgroep Strategie &
McKinsey eervolle vermelding ontving. In 1998 verscheen van zijn hand het Omgeving, RSM Erasmus University, Erasmus Universiteit Rotterdam.
boek ‘Building the Flexible Firm: How to Remain Competitive’ gepubliceerd Op basis van een grootschalig onderzoek naar het balanceren van innovatie
door Oxford University Press. In 2001 publiceerde hij samen met Tom Elfring en efficiency binnen organisaties, promoveerde hij cum laude aan de
‘Rethinking Strategy’ uitgegeven door Sage waarvoor hij de ERIM Best Book RSM Erasmus University. Zijn onderzoeksinteresses omvatten organisatie-
Award ontving. Recentelijk is zijn nieuwste boek ‘De Flexibele Onderneming: verandering en -vernieuwing, innovatie, interne en externe samenwerking en
strategieën voor succesvol concurreren’ uitgegeven door Kluwer. Prof. dr. ondernemerschap. Inmiddels heeft Justin Jansen verschillende artikelen over
Volberda is directeur van het Erasmus Strategic Renewal Centre, programma- deze onderwerpen alsmede het vermogen van organisaties om nieuwe kennis
directeur van het Erasmus Research Institute of Management en pro-decaan te absorberen gepubliceerd in o.a. The Academy of Management Journal,
van de RSM Erasmus University. Tevens is hij senior editor van Journal of Schmalenbach Business Review en Management en Organisatie. Eén van zijn
International Business Studies en Long Range Planning en redacteur van artikelen (geschreven met Frans van den Bosch en Henk Volberda) ontving
Global Journal of Flexible Systems Management, Journal of Strategic de SAP Best Strategy Award.
Management Education, Management Executive, Journal of Management
Studies en Organization Science en het Maandblad voor Accountancy en
Bedrijfseconomie.

Prof. dr. ing. Frans A.J. van den Bosch


Frans A.J. van den Bosch is hoogleraar Management van Organisatie -
Omgeving Interfaces en studeerde H.T.S. Werktuigbouwkunde en Economie
(cum laude) aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Hij promoveerde aan
de Rijksuniversiteit Leiden. Hij was onder meer werkzaam bij de Economische
Faculteit van de Erasmus Universiteit en verbonden aan het InterUniversitair

66 67
Bijlage I Instituut Bedrijfskunde te Delft. Sinds 1988 is hij hoogleraar Bedrijfskunde.
Curriculum vitae auteurs Prof. dr. ing. Van den Bosch heeft ruim honderd wetenschappelijke publicaties
op zijn naam staan. Zijn onderzoeksbelangstelling is gericht op strategische
Prof. dr. Henk W. Volberda managementvraagstukken zoals strategische besluitvormingsprocessen, stake-
Henk W. Volberda is hoogleraar Strategisch Management en Ondernemings- holdermanagement en corporate governance, interne en externe netwerken,
beleid en voorzitter van de Vakgroep Strategie & Omgeving van de RSM organisatorische innovaties en kenniscreatie. Als promotor begeleidde hij
Erasmus University, Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij promoveerde cum circa twintig promovendi bij het opstellen van hun proefschrift. In 1993 was
laude aan de Faculteit Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij hij erepromotor van Michael Porter van de Harvard Business School. Prof. dr.
was visiting scholar aan de Wharton School van de University of ing. Van den Bosch bekleedde diverse functies zowel in het bedrijfsleven als in
Pennsylvania en aan de City University Business School, London. Voor zijn de publieke sector. Zo was hij onder meer voorzitter van de Raad van
onderzoek op het gebied van organisatorische flexibiliteit en strategische Commissarissen van een middelgrote onderneming, vice-voorzitter van de
verandering ontving hij de NCD studiebeurs, de ERASM research award, de Kamer van Koophandel Rotterdam, lid van de gemeenteraad van Rotterdam
Onderzoeksprijs van de Erasmus Universiteit, de ERIM Impact Award en de en adviseur van een landelijke werknemersorganisatie. Momenteel richt hij
prestigieuze Igor Ansoff Strategic Management Award. In Management Team zich op wetenschappelijk onderzoek, begeleiding van promovendi en onder-
werd hij genoemd als één van de belangrijkste Nederlandse internationale wijs waaronder executive teaching.
managementgoeroes. Hij werkte als adviseur voor vele grote Europese onder-
nemingen en publiceerde in diverse internationale tijdschriften waarvoor hij Dr. Justin J.P. Jansen
o.a. de ROA publicatieprijs, de SAP Best Strategy Paper Award en de SMS Justin J.P. Jansen is assistent professor binnen de Vakgroep Strategie &
McKinsey eervolle vermelding ontving. In 1998 verscheen van zijn hand het Omgeving, RSM Erasmus University, Erasmus Universiteit Rotterdam.
boek ‘Building the Flexible Firm: How to Remain Competitive’ gepubliceerd Op basis van een grootschalig onderzoek naar het balanceren van innovatie
door Oxford University Press. In 2001 publiceerde hij samen met Tom Elfring en efficiency binnen organisaties, promoveerde hij cum laude aan de
‘Rethinking Strategy’ uitgegeven door Sage waarvoor hij de ERIM Best Book RSM Erasmus University. Zijn onderzoeksinteresses omvatten organisatie-
Award ontving. Recentelijk is zijn nieuwste boek ‘De Flexibele Onderneming: verandering en -vernieuwing, innovatie, interne en externe samenwerking en
strategieën voor succesvol concurreren’ uitgegeven door Kluwer. Prof. dr. ondernemerschap. Inmiddels heeft Justin Jansen verschillende artikelen over
Volberda is directeur van het Erasmus Strategic Renewal Centre, programma- deze onderwerpen alsmede het vermogen van organisaties om nieuwe kennis
directeur van het Erasmus Research Institute of Management en pro-decaan te absorberen gepubliceerd in o.a. The Academy of Management Journal,
van de RSM Erasmus University. Tevens is hij senior editor van Journal of Schmalenbach Business Review en Management en Organisatie. Eén van zijn
International Business Studies en Long Range Planning en redacteur van artikelen (geschreven met Frans van den Bosch en Henk Volberda) ontving
Global Journal of Flexible Systems Management, Journal of Strategic de SAP Best Strategy Award.
Management Education, Management Executive, Journal of Management
Studies en Organization Science en het Maandblad voor Accountancy en
Bedrijfseconomie.

Prof. dr. ing. Frans A.J. van den Bosch


Frans A.J. van den Bosch is hoogleraar Management van Organisatie -
Omgeving Interfaces en studeerde H.T.S. Werktuigbouwkunde en Economie
(cum laude) aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Hij promoveerde aan
de Rijksuniversiteit Leiden. Hij was onder meer werkzaam bij de Economische
Faculteit van de Erasmus Universiteit en verbonden aan het InterUniversitair

66 67
Bijlage II Publicaties:
Erasmus Strategic Renewal Centre Boer, A. de, Bosch, F.A.J. van den & Volberda, H.W.,
‘Externe Strategische Vernieuwing van Europese Financiële
Het Erasmus Strategic Renewal Centre (ESRC) is een universitair kennis- Dienstverleners: Is de nationale of de Europese Context bepalend?’,
instituut van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Het ESRC is opgericht in Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie, 78(10): 462-468.
1997 door de Vakgroep Strategie & Omgeving van de RSM Erasmus Flier, B., Bosch, F.A.J. van den, Volberda, H.W., Carnevale, C.A., Tomkin, N.,
University en richt zich op managementvraagstukken met betrekking tot de Melin, L., Quelin, B.V. & Kriger, M.P. (2001),
strategische vernieuwing van de onderneming. Strategische vernieuwing staat ‘The Changing Landscape of the European Financial Services Sector’,
voor het proces waarin nieuwe producten, diensten, vaardigheden, organisatie- Long Range Planning, Special Theme: Mastering Strategic Renewal:
en managementprocessen en kennis ontwikkeld worden, resulterend in een Lessons from Financial Services, 34(2): 179-207.
verandering van de strategische koers. Het ESRC stelt zich ten doel te Flier, B., Bosch, F.A.J. van den & Volberda, H.W. (2003),
behoren tot de leidende Europese centra voor wetenschappelijk onderzoek ‘Coevolution in the strategic renewal behaviour of British, Dutch and
naar strategische vernieuwing van ondernemingen. Het Centre draagt bij aan French financial incumbents: interaction of environmental selection,
de productie en verspreiding van kennis door te publiceren, zowel in interna- institutional effects and managerial intentionality’,
tionale wetenschappelijke tijdschriften en boeken als in op managers gerichte Journal of Management Studies, 40(8): 2163-2188.
vakbladen. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar het gebruik van deze Hensmans, M., Bosch, F.A.J. van den & Volberda, H.W. (2001),
kennis door bedrijven en het ontwikkelen van een actieve gemeenschap van ‘Clicks versus Bricks in the Emerging Online Financial Services
strategie wetenschappers en strategisch managers, een gemeenschap waarin Industry’, Long Range Planning, 34(2): 231-247.
kennis wordt vermeerderd en de brug tussen wetenschap en bedrijfsleven Jansen, J.J.P., Bosch, F.A.J. van den & Volberda, H.W. (2003),
geslagen wordt. ‘Strategische vernieuwing van ondernemingen:
het managen van innovatie en efficiency’, M&O,
Recente publicaties vanuit het Centre zijn onder andere: Tijdschrift voor Management & Organisatie, 57(6): 25-36.
Lewin, A.Y. & Volberda, H.W. (2003),
Dissertaties: ‘Beyond Adaptation-Selection Research:
Dr. B. Flier, Organizing Self-Renewal in Co-Evolving Environments’,
‘Strategic Renewal of European Financial Incumbents: Journal of Management Studies, 40(8): 2109-2110.
Coevolution of environmental selection, institutional effects, and Volberda, H.W., Baden-Fuller, Ch., & Bosch, F.A.J. van den (2001),
managerial intentionality’, ERIM. ‘Mastering Strategic Renewal: Mobilizing Renewal Journeys in Multi-
Dr. M.S. Dijksterhuis, unit Firms’, Long Range Planning, Special Theme: Mastering Strategic
‘Intelligent Adaptation: Organizational dynamics of cognition and Renewal: Lessons from Financial Services, 34(2): 159-178.
action in the changing Dutch and US banking industries’, ERIM. Volberda, H.W., Bosch, F.A.J. van den, Flier, B., & Gedajlovic, E.R. (2001),
‘Following the Herd or Not? Patterns of Renewal in the Netherlands and
the UK’, Long Range Planning, Special Theme: Mastering Strategic
Renewal: Lessons from Financial Services, 34(2): 209-229.
Volberda H.W. & Lewin, A.Y. (2003),
‘Co-evolutionary Dynamics Within and Between Firms: From Evolution
to Co-evolution’ Journal of Management Studies, 40(8): 2111-2136.

68 69
Bijlage II Publicaties:
Erasmus Strategic Renewal Centre Boer, A. de, Bosch, F.A.J. van den & Volberda, H.W.,
‘Externe Strategische Vernieuwing van Europese Financiële
Het Erasmus Strategic Renewal Centre (ESRC) is een universitair kennis- Dienstverleners: Is de nationale of de Europese Context bepalend?’,
instituut van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Het ESRC is opgericht in Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie, 78(10): 462-468.
1997 door de Vakgroep Strategie & Omgeving van de RSM Erasmus Flier, B., Bosch, F.A.J. van den, Volberda, H.W., Carnevale, C.A., Tomkin, N.,
University en richt zich op managementvraagstukken met betrekking tot de Melin, L., Quelin, B.V. & Kriger, M.P. (2001),
strategische vernieuwing van de onderneming. Strategische vernieuwing staat ‘The Changing Landscape of the European Financial Services Sector’,
voor het proces waarin nieuwe producten, diensten, vaardigheden, organisatie- Long Range Planning, Special Theme: Mastering Strategic Renewal:
en managementprocessen en kennis ontwikkeld worden, resulterend in een Lessons from Financial Services, 34(2): 179-207.
verandering van de strategische koers. Het ESRC stelt zich ten doel te Flier, B., Bosch, F.A.J. van den & Volberda, H.W. (2003),
behoren tot de leidende Europese centra voor wetenschappelijk onderzoek ‘Coevolution in the strategic renewal behaviour of British, Dutch and
naar strategische vernieuwing van ondernemingen. Het Centre draagt bij aan French financial incumbents: interaction of environmental selection,
de productie en verspreiding van kennis door te publiceren, zowel in interna- institutional effects and managerial intentionality’,
tionale wetenschappelijke tijdschriften en boeken als in op managers gerichte Journal of Management Studies, 40(8): 2163-2188.
vakbladen. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar het gebruik van deze Hensmans, M., Bosch, F.A.J. van den & Volberda, H.W. (2001),
kennis door bedrijven en het ontwikkelen van een actieve gemeenschap van ‘Clicks versus Bricks in the Emerging Online Financial Services
strategie wetenschappers en strategisch managers, een gemeenschap waarin Industry’, Long Range Planning, 34(2): 231-247.
kennis wordt vermeerderd en de brug tussen wetenschap en bedrijfsleven Jansen, J.J.P., Bosch, F.A.J. van den & Volberda, H.W. (2003),
geslagen wordt. ‘Strategische vernieuwing van ondernemingen:
het managen van innovatie en efficiency’, M&O,
Recente publicaties vanuit het Centre zijn onder andere: Tijdschrift voor Management & Organisatie, 57(6): 25-36.
Lewin, A.Y. & Volberda, H.W. (2003),
Dissertaties: ‘Beyond Adaptation-Selection Research:
Dr. B. Flier, Organizing Self-Renewal in Co-Evolving Environments’,
‘Strategic Renewal of European Financial Incumbents: Journal of Management Studies, 40(8): 2109-2110.
Coevolution of environmental selection, institutional effects, and Volberda, H.W., Baden-Fuller, Ch., & Bosch, F.A.J. van den (2001),
managerial intentionality’, ERIM. ‘Mastering Strategic Renewal: Mobilizing Renewal Journeys in Multi-
Dr. M.S. Dijksterhuis, unit Firms’, Long Range Planning, Special Theme: Mastering Strategic
‘Intelligent Adaptation: Organizational dynamics of cognition and Renewal: Lessons from Financial Services, 34(2): 159-178.
action in the changing Dutch and US banking industries’, ERIM. Volberda, H.W., Bosch, F.A.J. van den, Flier, B., & Gedajlovic, E.R. (2001),
‘Following the Herd or Not? Patterns of Renewal in the Netherlands and
the UK’, Long Range Planning, Special Theme: Mastering Strategic
Renewal: Lessons from Financial Services, 34(2): 209-229.
Volberda H.W. & Lewin, A.Y. (2003),
‘Co-evolutionary Dynamics Within and Between Firms: From Evolution
to Co-evolution’ Journal of Management Studies, 40(8): 2111-2136.

68 69
Moed van werkgever en werknemer op de werkvloer. Moed van sociale
Slim managen & partners in het centrale overleg. En moed van de overheid om minder het
innovatief organiseren proces te willen beheersen en meer ruimte te laten voor creatieve oplossingen
vanuit de samenleving. Sociale innovatie vraagt anders denken. Het vraagt om
een klimaat waarin succes wordt beloond en geen stigma op falen wordt gezet.

Sociale innovatie speelt zich vooral af op de werkvloer. Individuele werk-


gevers maken met elkaar afspraken over de arbeidsorganisatie en hoe talenten
en competenties van de werknemers het beste kunnen worden benut.

Dit vraagt van werkgevers professioneel leiding te geven, meer vertrouwen te


geven aan hun werknemer - met een sterkere sturing op prestaties en met
Selectie artikelen meer ruimte voor experimenten en vernieuwing. De werkgever haalt het beste
uit Het uit zijn werknemers, bijvoorbeeld door samen periodiek de toekomstmogelijk-
Financieele Dagblad heden van de werknemer te bezien, binnen of buiten het bedrijf. Zo creëren
de werkgever en werknemer een klimaat waarin persoonlijke ontwikkeling en
Met sociale innovatie meer vernieuwing productiviteitsgroei centraal staat.
Deelnemers Taskforce Sociale Innovatie
Werknemers worden aangesproken op de mate waarin ze het vertrouwen van
Economie is net als sport: concurrentie leidt tot betere prestaties. de werkgever gestand doen, prestaties leveren, en de geboden ruimte benutten.
Topprestaties vergen aanzienlijke investeringen, in techniek en in tactiek. Zij worden geacht zich in te spannen om ook in andere banen en op latere
Slim spel loont. Veel bedrijven weten met een slimmere organisatie van het leeftijd inzetbaar te zijn. Dat geldt niet alleen voor de hoogopgeleide profes-
werk concurrentievoordelen te behalen. Maar tijdens een congres over sociale sional die moet bijblijven op zijn vakgebied, maar ook voor de stratenmaker
innovatie, medio april 2005, bleek dat we in Nederland nog veel mogelijk- die op zijn 25ste al weet dat hij dit zware beroep niet nog eens veertig jaar kan
heden om slimmer te werken onbenut laten. uitoefenen.
Onder sociale innovatie verstaan wij het vernieuwen van arbeidsorganisaties Het benutten van de kansen die sociale innovatie biedt, vraagt actie op
en het benutten van competenties, gericht op het verbeteren van de bedrijfs- diverse fronten. Ten eerste is het van belang dat kennis over sociale innovatie
prestaties en ontplooiing van talent. Het congres bood voorbeelden van inzichtelijk en toegankelijk wordt gemaakt. Een actiecentrum moet de harde
bedrijven die bij een gelijkblijvende personeelsinzet een forse omzetgroei winst van sociale innovatie zichtbaar maken door best practices op te sporen
combineren met een laag ziekteverzuim: en uit te dragen. Het moet tevens een platform bieden waar vernieuwende
- bedrijven die hun werknemers werk en privé beter laten combineren en die werkgevers en werknemers terecht kunnen voor informatie over de voordelen
tonen dat dit niet ten koste gaat van de productiviteit; van sociale innovatie. Het is daarbij zaak aan te sluiten bij bestaande initia-
- voorbeelden ook van betrokken werknemers die op de werkvloer komen tieven en geen nieuwe instituten te creëren.
met allerlei verbeteringen in het productieproces;
- en voorbeelden van onderwijsinstellingen die hun vakopleidingen in Ten tweede moet werken en leren dichter bij elkaar komen. De bestaande
nauwe samenwerking met bedrijven vormgeven. scheiding tussen scholen - leren - en bedrijven - werken - is niet vruchtbaar:
de kloof moet worden gedicht. Regionale netwerkvorming tussen scholen en
Al deze voorbeelden maken duidelijk dat sociale innovatie grote kansen biedt. bedrijven moet leiden tot nauwe samenwerking tussen en uitwisseling van
Het benutten van de kansen vraagt naast inzicht, kennis en kunde ook moed. docenten, leerlingen en mensen uit het bedrijfsleven. Met leerwerkplekken

70 71
Moed van werkgever en werknemer op de werkvloer. Moed van sociale
Slim managen & partners in het centrale overleg. En moed van de overheid om minder het
innovatief organiseren proces te willen beheersen en meer ruimte te laten voor creatieve oplossingen
vanuit de samenleving. Sociale innovatie vraagt anders denken. Het vraagt om
een klimaat waarin succes wordt beloond en geen stigma op falen wordt gezet.

Sociale innovatie speelt zich vooral af op de werkvloer. Individuele werk-


gevers maken met elkaar afspraken over de arbeidsorganisatie en hoe talenten
en competenties van de werknemers het beste kunnen worden benut.

Dit vraagt van werkgevers professioneel leiding te geven, meer vertrouwen te


geven aan hun werknemer - met een sterkere sturing op prestaties en met
Selectie artikelen meer ruimte voor experimenten en vernieuwing. De werkgever haalt het beste
uit Het uit zijn werknemers, bijvoorbeeld door samen periodiek de toekomstmogelijk-
Financieele Dagblad heden van de werknemer te bezien, binnen of buiten het bedrijf. Zo creëren
de werkgever en werknemer een klimaat waarin persoonlijke ontwikkeling en
Met sociale innovatie meer vernieuwing productiviteitsgroei centraal staat.
Deelnemers Taskforce Sociale Innovatie
Werknemers worden aangesproken op de mate waarin ze het vertrouwen van
Economie is net als sport: concurrentie leidt tot betere prestaties. de werkgever gestand doen, prestaties leveren, en de geboden ruimte benutten.
Topprestaties vergen aanzienlijke investeringen, in techniek en in tactiek. Zij worden geacht zich in te spannen om ook in andere banen en op latere
Slim spel loont. Veel bedrijven weten met een slimmere organisatie van het leeftijd inzetbaar te zijn. Dat geldt niet alleen voor de hoogopgeleide profes-
werk concurrentievoordelen te behalen. Maar tijdens een congres over sociale sional die moet bijblijven op zijn vakgebied, maar ook voor de stratenmaker
innovatie, medio april 2005, bleek dat we in Nederland nog veel mogelijk- die op zijn 25ste al weet dat hij dit zware beroep niet nog eens veertig jaar kan
heden om slimmer te werken onbenut laten. uitoefenen.
Onder sociale innovatie verstaan wij het vernieuwen van arbeidsorganisaties Het benutten van de kansen die sociale innovatie biedt, vraagt actie op
en het benutten van competenties, gericht op het verbeteren van de bedrijfs- diverse fronten. Ten eerste is het van belang dat kennis over sociale innovatie
prestaties en ontplooiing van talent. Het congres bood voorbeelden van inzichtelijk en toegankelijk wordt gemaakt. Een actiecentrum moet de harde
bedrijven die bij een gelijkblijvende personeelsinzet een forse omzetgroei winst van sociale innovatie zichtbaar maken door best practices op te sporen
combineren met een laag ziekteverzuim: en uit te dragen. Het moet tevens een platform bieden waar vernieuwende
- bedrijven die hun werknemers werk en privé beter laten combineren en die werkgevers en werknemers terecht kunnen voor informatie over de voordelen
tonen dat dit niet ten koste gaat van de productiviteit; van sociale innovatie. Het is daarbij zaak aan te sluiten bij bestaande initia-
- voorbeelden ook van betrokken werknemers die op de werkvloer komen tieven en geen nieuwe instituten te creëren.
met allerlei verbeteringen in het productieproces;
- en voorbeelden van onderwijsinstellingen die hun vakopleidingen in Ten tweede moet werken en leren dichter bij elkaar komen. De bestaande
nauwe samenwerking met bedrijven vormgeven. scheiding tussen scholen - leren - en bedrijven - werken - is niet vruchtbaar:
de kloof moet worden gedicht. Regionale netwerkvorming tussen scholen en
Al deze voorbeelden maken duidelijk dat sociale innovatie grote kansen biedt. bedrijven moet leiden tot nauwe samenwerking tussen en uitwisseling van
Het benutten van de kansen vraagt naast inzicht, kennis en kunde ook moed. docenten, leerlingen en mensen uit het bedrijfsleven. Met leerwerkplekken

70 71
waar jongeren niet alleen een vak leren, maar ook leren te ondernemen. En Innovatie van arbeidsorganisatie
die werkzoekenden helpen met hun eerste stappen naar reïntegratie. vergt programma sociale partners
Kris Douma
Naast inzicht, kennis en kunde is vooral moed nodig om het anders te doen.
Dat geldt voor individuele werkgevers en werknemers, maar ook voor sociale Een programma van activiteiten gericht op innovatie van werk en arbeids-
partners en overheid. De echte vraag is hoe we mensen en bedrijven meer organisatie is nodig. Werknemers kunnen veel meer dan wat nu van ze wordt
kunnen belonen voor vernieuwing dan voor behoud. gevraagd. Nederland moet het menselijk kapitaal beter benutten.

In de Taskforce Sociale Innovatie zitten Laurens Jan Brinkhorst, Aart Jan de Geus, Het Innovatieplatform heeft vrijdag 12 augustus 2005 weer een papier de
Karien van Gennip, Mark Rutte, Steven ten Have, Jan Kees de Jager, Frans Nauta, wereld ingestuurd. Dit keer over sociale innovatie. In de moderne kennis-
Martin van Pernis, Yvonne van Rooij, Jan Schreurs, Ruud Smits, Doekle Terpstra, economie vormen werknemers steeds vaker het belangrijkste kapitaal van een
Jan Peter van den Toren, Ella Vogelaar en voorzitter Frans van Vught. onderneming. Vernieuwing van de arbeidsorganisatie kan een bijdrage leveren
aan verhoging van de arbeidsproductiviteit. Het rapport van het Innovatie-
Publicatiedatum: 3-5-2005 platform blijft echter steken in randvoorwaarden, flexibilisering van de cao en
Copyright (c) 2005 Het Financieele Dagblad gaat voorbij aan de kern, de arbeidsorganisatie zelf.

Complexe organisaties, die acteren in een open netwerk, zijn niet meer
volledig van bovenaf aan te sturen. Ruimte voor ondernemerschap door werk-
nemers bínnen de onderneming is nodig om snel en innovatief te reageren op
externe kansen en bedreigingen. Overheid, werkgevers en vakbonden zouden
de handen ineen moeten slaan om die agenda eindelijk te realiseren, met een
stevig programma voor sociale innovatie.

Ruimte om te excelleren, op alle niveaus, daar vraagt het Innovatieplatform


terecht om. Maar verder laat het nieuwe rapport de verantwoordelijkheid vrij-
wel volledig liggen bij de bedrijven zelf, sociale innovatie van onderop is de
rode draad. Het rapport loopt te gemakkelijk weg van de eigen verantwoorde-
lijkheid van de sociale partners: overheid, werkgevers en werknemers.

Hans van der Steen, directeur van werkgeversvereniging AWVN, hekelde


onlangs terecht het defensieve karakter van het centraal akkoord en de cao-
onderhandelingen. Ook veel werkgevers steken geen poot uit om sociale
innovatie van de arbeidsorganisatie te agenderen. Vakbonden zijn vooral
bezig de maatregelen van het kabinet te repareren. Die impasse moet worden
doorbroken.

Toen de buschauffeurs van Arriva in Zuid-Limburg enkele jaren geleden zelf


zich met de routeplanning gingen bemoeien en het onderhoud van de bussen
voor hun rekening gingen nemen, nam de arbeidsproductiviteit fors toe.

72 73
waar jongeren niet alleen een vak leren, maar ook leren te ondernemen. En Innovatie van arbeidsorganisatie
die werkzoekenden helpen met hun eerste stappen naar reïntegratie. vergt programma sociale partners
Kris Douma
Naast inzicht, kennis en kunde is vooral moed nodig om het anders te doen.
Dat geldt voor individuele werkgevers en werknemers, maar ook voor sociale Een programma van activiteiten gericht op innovatie van werk en arbeids-
partners en overheid. De echte vraag is hoe we mensen en bedrijven meer organisatie is nodig. Werknemers kunnen veel meer dan wat nu van ze wordt
kunnen belonen voor vernieuwing dan voor behoud. gevraagd. Nederland moet het menselijk kapitaal beter benutten.

In de Taskforce Sociale Innovatie zitten Laurens Jan Brinkhorst, Aart Jan de Geus, Het Innovatieplatform heeft vrijdag 12 augustus 2005 weer een papier de
Karien van Gennip, Mark Rutte, Steven ten Have, Jan Kees de Jager, Frans Nauta, wereld ingestuurd. Dit keer over sociale innovatie. In de moderne kennis-
Martin van Pernis, Yvonne van Rooij, Jan Schreurs, Ruud Smits, Doekle Terpstra, economie vormen werknemers steeds vaker het belangrijkste kapitaal van een
Jan Peter van den Toren, Ella Vogelaar en voorzitter Frans van Vught. onderneming. Vernieuwing van de arbeidsorganisatie kan een bijdrage leveren
aan verhoging van de arbeidsproductiviteit. Het rapport van het Innovatie-
Publicatiedatum: 3-5-2005 platform blijft echter steken in randvoorwaarden, flexibilisering van de cao en
Copyright (c) 2005 Het Financieele Dagblad gaat voorbij aan de kern, de arbeidsorganisatie zelf.

Complexe organisaties, die acteren in een open netwerk, zijn niet meer
volledig van bovenaf aan te sturen. Ruimte voor ondernemerschap door werk-
nemers bínnen de onderneming is nodig om snel en innovatief te reageren op
externe kansen en bedreigingen. Overheid, werkgevers en vakbonden zouden
de handen ineen moeten slaan om die agenda eindelijk te realiseren, met een
stevig programma voor sociale innovatie.

Ruimte om te excelleren, op alle niveaus, daar vraagt het Innovatieplatform


terecht om. Maar verder laat het nieuwe rapport de verantwoordelijkheid vrij-
wel volledig liggen bij de bedrijven zelf, sociale innovatie van onderop is de
rode draad. Het rapport loopt te gemakkelijk weg van de eigen verantwoorde-
lijkheid van de sociale partners: overheid, werkgevers en werknemers.

Hans van der Steen, directeur van werkgeversvereniging AWVN, hekelde


onlangs terecht het defensieve karakter van het centraal akkoord en de cao-
onderhandelingen. Ook veel werkgevers steken geen poot uit om sociale
innovatie van de arbeidsorganisatie te agenderen. Vakbonden zijn vooral
bezig de maatregelen van het kabinet te repareren. Die impasse moet worden
doorbroken.

Toen de buschauffeurs van Arriva in Zuid-Limburg enkele jaren geleden zelf


zich met de routeplanning gingen bemoeien en het onderhoud van de bussen
voor hun rekening gingen nemen, nam de arbeidsproductiviteit fors toe.

72 73
Ook bij Organon-Teknika, Dupont en familiebedrijf Martens Beton leidde van de Nederlandse economie en het aanpassingsvermogen van bedrijven aan
sociale innovatie ín de arbeidsorganisatie tot goede resultaten. Sociale inno- gewijzigde internationale concurrentieverhoudingen.
vatie kan een bijdrage leveren aan een hogere productiviteit.
Door de opeenstapeling van afbraakmaatregelen door de regering lukt het
De ervaringen met zelfstandige teams, autonome taakgroepen, vormen van deze regering niet om die offensieve agenda met sociale partners vorm te
ondernemerschap binnen de onderneming, corporate venturing en andere geven. Het rapport van het Innovatieplatform over sociale innovatie zal geen
organisatorische innovaties zijn veelal positief. Maar in tijden van angst doorbraak forceren.
draaien managers dit soort initiatieven soms terug en kiezen ze voor beheer-
sing in plaats van intern ondernemerschap. Dat is funest. Overheid en sociale partners moeten over hun schaduw heen springen en
gezamenlijk inhoud geven aan een nieuwe agenda van sociale innovatie, ook
Overheid en sociale partners moeten een programma van experimenten van de arbeidsorganisatie zelf, van ‘een leven lang leren’ en verhoging van de
starten om dit soort ontwikkelingen juist te stimuleren. De goede ervaringen arbeidsproductiviteit. Werknemers kunnen veel meer dan wat er nu vaak van
uit het verleden en de te ontwikkelen best practices kunnen sociale innovatie ze wordt gevraagd. Dat potentieel aan menselijk kapitaal moet Nederland
bevorderen. beter benutten.

Hogere productiviteit en groei vereisen ondernemende mensen, zowel in het Kris Douma is lid van de Tweede Kamer voor de Partij van de Arbeid.
management als bij de werknemers. In haar rapport ‘Een leven lang leren’ zegt
de regering dat scholing van werkenden de verantwoordelijkheid is van Publicatiedatum: 22-8-2005
sociale partners. Daarmee ontkent de regering haar eigen rol. Tegelijk zitten Copyright (c) 2005 Het Financieele Dagblad
werkgevers en bonden elkaar te bekoekeloeren en doen ze vrijwel niets.

Hoogopgeleide werknemers onder veertig jaar hebben over investeringen in


hun kwalificaties meestal niet te klagen. Maar met de vergrijzing, de noodzaak
van langer werken en het verdwijnen van een deel van de laaggeschoolde
arbeid ligt er een enorme uitdaging om ook andere groepen werknemers
blijvend te laten investeren in zichzelf. Scholing, niet alleen voor de huidige
taak, maar juist voor je verdere loopbaan is nodig. Het gedoe over wie dat
moet betalen mag eindelijk wel eens afgelopen zijn. De scholingsinvesteringen
in werkenden moeten gewoon omhoog.

Bij de begroting van minister De Geus van Sociale Zaken voor 2005 heb ik
een stelsel van premiedifferentiatie in de Werkloosheidswet voorgesteld.
Werkgevers die meer dan gemiddeld in scholing van werkenden investeren
krijgen een WW-premiekorting. Toen wilden de coalitiepartijen daar niet
aan. Misschien nu wel.

Vernieuwing van de arbeidsorganisatie is nodig. Het potentieel aan kennis,


ervaring en improvisatietalent van werknemers moet veel beter worden
ontwikkeld en benut. Die vernieuwingen moeten bijdragen aan de versterking

74 75
Ook bij Organon-Teknika, Dupont en familiebedrijf Martens Beton leidde van de Nederlandse economie en het aanpassingsvermogen van bedrijven aan
sociale innovatie ín de arbeidsorganisatie tot goede resultaten. Sociale inno- gewijzigde internationale concurrentieverhoudingen.
vatie kan een bijdrage leveren aan een hogere productiviteit.
Door de opeenstapeling van afbraakmaatregelen door de regering lukt het
De ervaringen met zelfstandige teams, autonome taakgroepen, vormen van deze regering niet om die offensieve agenda met sociale partners vorm te
ondernemerschap binnen de onderneming, corporate venturing en andere geven. Het rapport van het Innovatieplatform over sociale innovatie zal geen
organisatorische innovaties zijn veelal positief. Maar in tijden van angst doorbraak forceren.
draaien managers dit soort initiatieven soms terug en kiezen ze voor beheer-
sing in plaats van intern ondernemerschap. Dat is funest. Overheid en sociale partners moeten over hun schaduw heen springen en
gezamenlijk inhoud geven aan een nieuwe agenda van sociale innovatie, ook
Overheid en sociale partners moeten een programma van experimenten van de arbeidsorganisatie zelf, van ‘een leven lang leren’ en verhoging van de
starten om dit soort ontwikkelingen juist te stimuleren. De goede ervaringen arbeidsproductiviteit. Werknemers kunnen veel meer dan wat er nu vaak van
uit het verleden en de te ontwikkelen best practices kunnen sociale innovatie ze wordt gevraagd. Dat potentieel aan menselijk kapitaal moet Nederland
bevorderen. beter benutten.

Hogere productiviteit en groei vereisen ondernemende mensen, zowel in het Kris Douma is lid van de Tweede Kamer voor de Partij van de Arbeid.
management als bij de werknemers. In haar rapport ‘Een leven lang leren’ zegt
de regering dat scholing van werkenden de verantwoordelijkheid is van Publicatiedatum: 22-8-2005
sociale partners. Daarmee ontkent de regering haar eigen rol. Tegelijk zitten Copyright (c) 2005 Het Financieele Dagblad
werkgevers en bonden elkaar te bekoekeloeren en doen ze vrijwel niets.

Hoogopgeleide werknemers onder veertig jaar hebben over investeringen in


hun kwalificaties meestal niet te klagen. Maar met de vergrijzing, de noodzaak
van langer werken en het verdwijnen van een deel van de laaggeschoolde
arbeid ligt er een enorme uitdaging om ook andere groepen werknemers
blijvend te laten investeren in zichzelf. Scholing, niet alleen voor de huidige
taak, maar juist voor je verdere loopbaan is nodig. Het gedoe over wie dat
moet betalen mag eindelijk wel eens afgelopen zijn. De scholingsinvesteringen
in werkenden moeten gewoon omhoog.

Bij de begroting van minister De Geus van Sociale Zaken voor 2005 heb ik
een stelsel van premiedifferentiatie in de Werkloosheidswet voorgesteld.
Werkgevers die meer dan gemiddeld in scholing van werkenden investeren
krijgen een WW-premiekorting. Toen wilden de coalitiepartijen daar niet
aan. Misschien nu wel.

Vernieuwing van de arbeidsorganisatie is nodig. Het potentieel aan kennis,


ervaring en improvisatietalent van werknemers moet veel beter worden
ontwikkeld en benut. Die vernieuwingen moeten bijdragen aan de versterking

74 75
‘De meeste bedrijven zitten in de ontkenningsfase’ binnen hun organisatie in stand en hun exploitatie is gebaseerd op kosten-
Ondernemers denken te veel aan verlaging”.
de kosten, te weinig aan innovatieve
marketing en ‘slimme’ organisatie Innovatief organiseren betekent de durf hebben om de arbeid anders in te
Ed Groot richten. Succesvolle organisaties zijn platter. Een bedrijf als 3M geeft werk-
nemers de vrije hand om zelf nieuwe producten op de markt te brengen.
Nederland is gedegradeerd uit de top -10 van meest concurrerende en innove- Philips heeft onder Gerard Kleisterlee de idee van voorganger Cor Boonstra
rende landen van het World Economic Forum. Dat ligt niet aan de kwaliteit laten varen dat elk afzonderlijk bedrijfsonderdeel zijn eigen broek moet
van het technologische onderzoek, of aan het aantal octrooien, want daarmee ophouden. Innovaties ontstaan vaak in gebieden waar disciplines elkaar raken
gaat het uitstekend. Het zijn verrassend genoeg vooral de ‘zachte’ kanten in de en daarom zijn er ‘tiger teams’ ingesteld die dwars door de divisies heen lopen.
bedrijfsorganisatie waar Nederland achterstanden oploopt. Dat Philips de dvd snel op de markt wist te brengen is te danken aan betere
samenwerking tussen de divisies Componenten en Consumentenelektronica.
“Sociale innovatie is veel belangrijker dan Research & Development”, zegt
Henk Volberda (41), hoogleraar strategisch management en ondernemingsbeleid Innovatieve bedrijven leggen veel accent op beloning van teamprestaties in
en directeur van het Erasmus Renewal Centre van de Erasmus Universiteit in plaats van op individuele bonussen, zegt Volberda, want dan krijg je dat de
Rotterdam. Hij baseert zijn uitspraak op onderzoek dat hij samen verrichte agenda’s van de marketingman en het hoofd R&D gelijk op gaan lopen.
met zijn collega’s Frans van den Bosch en Justin Jansen onder 9000 bedrijven En vaak blijkt dat innovatiesucces niet afhankelijk is van splinternieuwe
en instellingen in Nederland. Daaruit blijkt dat slechts 25 procent van het technologie, maar meer van toepassing van technologie op nieuwe markten.
innovatiesucces wordt bepaald door R&D en 75 procent door slim managen Het succes van TomTom is niet de uitvinding van een routeplanner, maar het
en innovatief organiseren. 10 november 2005 wordt de Erasmus Award voor geschikt maken daarvan voor oudere auto’s. De technologie van ING-Direct
de ‘Meest Innovatieve en Competitieve Organisatie 2005’ uitgereikt op het is niet zo spannend, maar de manier waarop het de markt op kwam wél.
congres ‘Slim managen & innovatief organiseren’ in Rotterdam. IKEA kon de regels in de meubelbranche veranderen door de klant als co-
producent te beschouwen, waardoor de standaardlevertijd van twee maanden
Waaraan moet je bij ‘sociale innovatie’ denken? ‘Doorslaggevend’ is volgens daalde tot nul.
Volberda dat er bij het management een ‘passie moet bestaan om te veranderen’
en dat er een duidelijke visie moet zijn op de ontwikkeling van de bedrijfstak. Plattere organisaties, weinig hiërarchie, meer overleggen en netwerken. Dat
Waar staat mijn bedrijf in 2025? lijken zaken die goed passen bij de Nederlandse mentaliteit en overlegcultuur.
Waarom zakt Nederland dan toch weg op de internationale ranglijsten?
In de praktijk constateert Volberda te vaak een andere houding; bijvoorbeeld Volgens Volberda omdat ons poldermodel de laatste jaren te sterk gericht was
de dooddoener van ‘we volgen de klant’. Fixatie op de bestaande klantenkring op consensus tussen de belanghebbenden bij de oude industriële economie.
leidt tot kuddegedrag waarbij iedereen zijn afzet probeert veilig te stellen De nadruk heeft te veel gelegen op collectieve loonmatiging en bescherming
door voortdurende kostenbesparingen, prijsconcurrentie en uitbesteding. van gevestigde belangen en te weinig op de eisen die de moderne kennis-
Kortom, het oude ‘handboek soldaat’ voor het bedrijfsleven, zoals Volberda economie stelt.
dat uitdrukt.
Toch volgt uit deze constatering niet automatisch dat het ontslagrecht op de
Maar in een wereld waarin een golf van commercieel geweld op ons afkomt schop moet en sociale regelingen moeten worden afgebroken. Op zichzelf is
uit de ‘Bric’s’ (Brazilië, Rusland, India, China) is dat geen levensvatbare optie. het waar dat een land als de Verenigde Staten niet voor niets op nummer twee
“De meeste bedrijven zitten in de ontkenningsfase”, zegt Volberda. “Ze ver- staat van meest concurrerende landen. Maar aan de andere kant staat Finland
anderen langzamer dan de markt, ze houden hiërarchische verhoudingen op nummer één en Zweden nummer drie. Dat zijn net als Nederland landen

76 77
‘De meeste bedrijven zitten in de ontkenningsfase’ binnen hun organisatie in stand en hun exploitatie is gebaseerd op kosten-
Ondernemers denken te veel aan verlaging”.
de kosten, te weinig aan innovatieve
marketing en ‘slimme’ organisatie Innovatief organiseren betekent de durf hebben om de arbeid anders in te
Ed Groot richten. Succesvolle organisaties zijn platter. Een bedrijf als 3M geeft werk-
nemers de vrije hand om zelf nieuwe producten op de markt te brengen.
Nederland is gedegradeerd uit de top -10 van meest concurrerende en innove- Philips heeft onder Gerard Kleisterlee de idee van voorganger Cor Boonstra
rende landen van het World Economic Forum. Dat ligt niet aan de kwaliteit laten varen dat elk afzonderlijk bedrijfsonderdeel zijn eigen broek moet
van het technologische onderzoek, of aan het aantal octrooien, want daarmee ophouden. Innovaties ontstaan vaak in gebieden waar disciplines elkaar raken
gaat het uitstekend. Het zijn verrassend genoeg vooral de ‘zachte’ kanten in de en daarom zijn er ‘tiger teams’ ingesteld die dwars door de divisies heen lopen.
bedrijfsorganisatie waar Nederland achterstanden oploopt. Dat Philips de dvd snel op de markt wist te brengen is te danken aan betere
samenwerking tussen de divisies Componenten en Consumentenelektronica.
“Sociale innovatie is veel belangrijker dan Research & Development”, zegt
Henk Volberda (41), hoogleraar strategisch management en ondernemingsbeleid Innovatieve bedrijven leggen veel accent op beloning van teamprestaties in
en directeur van het Erasmus Renewal Centre van de Erasmus Universiteit in plaats van op individuele bonussen, zegt Volberda, want dan krijg je dat de
Rotterdam. Hij baseert zijn uitspraak op onderzoek dat hij samen verrichte agenda’s van de marketingman en het hoofd R&D gelijk op gaan lopen.
met zijn collega’s Frans van den Bosch en Justin Jansen onder 9000 bedrijven En vaak blijkt dat innovatiesucces niet afhankelijk is van splinternieuwe
en instellingen in Nederland. Daaruit blijkt dat slechts 25 procent van het technologie, maar meer van toepassing van technologie op nieuwe markten.
innovatiesucces wordt bepaald door R&D en 75 procent door slim managen Het succes van TomTom is niet de uitvinding van een routeplanner, maar het
en innovatief organiseren. 10 november 2005 wordt de Erasmus Award voor geschikt maken daarvan voor oudere auto’s. De technologie van ING-Direct
de ‘Meest Innovatieve en Competitieve Organisatie 2005’ uitgereikt op het is niet zo spannend, maar de manier waarop het de markt op kwam wél.
congres ‘Slim managen & innovatief organiseren’ in Rotterdam. IKEA kon de regels in de meubelbranche veranderen door de klant als co-
producent te beschouwen, waardoor de standaardlevertijd van twee maanden
Waaraan moet je bij ‘sociale innovatie’ denken? ‘Doorslaggevend’ is volgens daalde tot nul.
Volberda dat er bij het management een ‘passie moet bestaan om te veranderen’
en dat er een duidelijke visie moet zijn op de ontwikkeling van de bedrijfstak. Plattere organisaties, weinig hiërarchie, meer overleggen en netwerken. Dat
Waar staat mijn bedrijf in 2025? lijken zaken die goed passen bij de Nederlandse mentaliteit en overlegcultuur.
Waarom zakt Nederland dan toch weg op de internationale ranglijsten?
In de praktijk constateert Volberda te vaak een andere houding; bijvoorbeeld Volgens Volberda omdat ons poldermodel de laatste jaren te sterk gericht was
de dooddoener van ‘we volgen de klant’. Fixatie op de bestaande klantenkring op consensus tussen de belanghebbenden bij de oude industriële economie.
leidt tot kuddegedrag waarbij iedereen zijn afzet probeert veilig te stellen De nadruk heeft te veel gelegen op collectieve loonmatiging en bescherming
door voortdurende kostenbesparingen, prijsconcurrentie en uitbesteding. van gevestigde belangen en te weinig op de eisen die de moderne kennis-
Kortom, het oude ‘handboek soldaat’ voor het bedrijfsleven, zoals Volberda economie stelt.
dat uitdrukt.
Toch volgt uit deze constatering niet automatisch dat het ontslagrecht op de
Maar in een wereld waarin een golf van commercieel geweld op ons afkomt schop moet en sociale regelingen moeten worden afgebroken. Op zichzelf is
uit de ‘Bric’s’ (Brazilië, Rusland, India, China) is dat geen levensvatbare optie. het waar dat een land als de Verenigde Staten niet voor niets op nummer twee
“De meeste bedrijven zitten in de ontkenningsfase”, zegt Volberda. “Ze ver- staat van meest concurrerende landen. Maar aan de andere kant staat Finland
anderen langzamer dan de markt, ze houden hiërarchische verhoudingen op nummer één en Zweden nummer drie. Dat zijn net als Nederland landen

76 77
met sterk gereguleerde arbeidsmarkten. Volberda ziet zelfs een gevaar dat een- IJveren voor innovatie
zijdige nadruk op flexibilisering van de arbeidsmarkt het excuus kan geven Roy van Dalm
voor bedrijven om niet te innoveren omdat ze hun kosten kunnen verlagen
door meer personeel te ontslaan. De Lisbon Council is de enige Europese non-gouvernementele organisatie
die zich inzet voor economische vernieuwing. “Innovatie is de grote hypocrisie
Binnen de bestaande setting valt er nog heel veel te verbeteren, vindt bij werkgevers, politici en vakbonden. Het blijft bij holle retoriek”, aldus
Volberda. Belangrijker dan technologiesubsidies is dat de overheid helpt bij de oprichter Ann Mettler.
verspreiding van nieuwe ideeën over organisatieprincipes bij bedrijven.
De knop van het oude poldermodel moet om naar een meer dynamisch delta- Ann Mettler en Lisbon Council-medeoprichter en ex-Wall Street Journal-
model voor sociale innovatie. redacteur Paul Hofheinz zijn doorlopend onderweg. De agenda van week 41
voert hen van Brussel via Londen en Zürich naar Noordwijk aan Zee. Het is
“Mensen kunnen veel meer dan ze zelf denken. Een vmbo’er met de juiste bellen vanuit de file, haastig inchecken in het hotel, snel opfrissen en op naar
skills is net zo goed een kenniswerker.” De ervaring van Volberda is dat als je de volgende spreekbeurt. Mettler kent haar Europese pappenheimers. Je hoeft
de bal bij het personeel zelf legt, er vaak vanzelf nieuwe ideeën komen over haar niet te vertellen waarom de Lissabon Agenda belangrijk is. Toch wil het
organisatie en roulerende teams. “Het is vaak het middenmanagement dat de maar niet vlotten met dit akkoord van de Europese regeringsleiders tijdens de
bereidheid bij anderen tot veranderen onderschat en zelf veranderingen Portugese top uit 2000 om Europa in 2010 de meest concurrerende regio ter
tegenhoudt.” wereld te maken. Dat Hofheinz en Mettler ook overal vertellen waarom dat zo
is, wordt hun niet door iedereen in dank afgenomen.
Publicatiedatum: 10-11-2005 Mettler: “Om dit publiekelijk te kunnen vertellen heb ik wel mijn baan op
Copyright (c) 2005 Het Financieele Dagblad moeten zeggen. Anders had ik in Davos onmiddellijk op straat gestaan. Er is
in Europa een enorme potentie voor vernieuwing, concurrentie en onder-
nemerschap, maar de gevestigde instituties zouden hun greep kwijtraken als ze
de kenniseconomie echt de ruimte gaven.”

Waarom geeft iemand nou een felbegeerde baan bij het World Economic Forum op
om een ngo te beginnen?

“Mijn omgeving verklaarde me ook al voor gek toen ik koos voor risicovol
ondernemerschap, maar voor mij was het de enige logische keus. Ik zag in
Davos dat de debatten over Europa altijd hetzelfde waren. ‘We verliezen onze
concurrentiekracht, de werkloosheid is te groot.’ Altijd geklaag. Ik dacht:
kunnen we niet meer doen dan alleen conferenties organiseren en klagen?
In 2000 werd de Lissabon Agenda gelanceerd. Dit was echt belangrijk, vond
ik, want dit Europese streven berust op drie elkaar versterkende pijlers.
Een economische, een sociale en een milieupijler. In feite kwam hier eindelijk
een visie gericht op duurzaamheid en toekomstige generaties. Ik ontmoette
Paul in Davos en vroeg hem: ‘Ken jij ngo’s die zich hard maken voor econo-
mische hervormingen?’ Een logische vraag, want er is geen beleidsterrein zo
klein in Europa of er is wel een belangengroep voor, laat staan voor zoiets

78 79
met sterk gereguleerde arbeidsmarkten. Volberda ziet zelfs een gevaar dat een- IJveren voor innovatie
zijdige nadruk op flexibilisering van de arbeidsmarkt het excuus kan geven Roy van Dalm
voor bedrijven om niet te innoveren omdat ze hun kosten kunnen verlagen
door meer personeel te ontslaan. De Lisbon Council is de enige Europese non-gouvernementele organisatie
die zich inzet voor economische vernieuwing. “Innovatie is de grote hypocrisie
Binnen de bestaande setting valt er nog heel veel te verbeteren, vindt bij werkgevers, politici en vakbonden. Het blijft bij holle retoriek”, aldus
Volberda. Belangrijker dan technologiesubsidies is dat de overheid helpt bij de oprichter Ann Mettler.
verspreiding van nieuwe ideeën over organisatieprincipes bij bedrijven.
De knop van het oude poldermodel moet om naar een meer dynamisch delta- Ann Mettler en Lisbon Council-medeoprichter en ex-Wall Street Journal-
model voor sociale innovatie. redacteur Paul Hofheinz zijn doorlopend onderweg. De agenda van week 41
voert hen van Brussel via Londen en Zürich naar Noordwijk aan Zee. Het is
“Mensen kunnen veel meer dan ze zelf denken. Een vmbo’er met de juiste bellen vanuit de file, haastig inchecken in het hotel, snel opfrissen en op naar
skills is net zo goed een kenniswerker.” De ervaring van Volberda is dat als je de volgende spreekbeurt. Mettler kent haar Europese pappenheimers. Je hoeft
de bal bij het personeel zelf legt, er vaak vanzelf nieuwe ideeën komen over haar niet te vertellen waarom de Lissabon Agenda belangrijk is. Toch wil het
organisatie en roulerende teams. “Het is vaak het middenmanagement dat de maar niet vlotten met dit akkoord van de Europese regeringsleiders tijdens de
bereidheid bij anderen tot veranderen onderschat en zelf veranderingen Portugese top uit 2000 om Europa in 2010 de meest concurrerende regio ter
tegenhoudt.” wereld te maken. Dat Hofheinz en Mettler ook overal vertellen waarom dat zo
is, wordt hun niet door iedereen in dank afgenomen.
Publicatiedatum: 10-11-2005 Mettler: “Om dit publiekelijk te kunnen vertellen heb ik wel mijn baan op
Copyright (c) 2005 Het Financieele Dagblad moeten zeggen. Anders had ik in Davos onmiddellijk op straat gestaan. Er is
in Europa een enorme potentie voor vernieuwing, concurrentie en onder-
nemerschap, maar de gevestigde instituties zouden hun greep kwijtraken als ze
de kenniseconomie echt de ruimte gaven.”

Waarom geeft iemand nou een felbegeerde baan bij het World Economic Forum op
om een ngo te beginnen?

“Mijn omgeving verklaarde me ook al voor gek toen ik koos voor risicovol
ondernemerschap, maar voor mij was het de enige logische keus. Ik zag in
Davos dat de debatten over Europa altijd hetzelfde waren. ‘We verliezen onze
concurrentiekracht, de werkloosheid is te groot.’ Altijd geklaag. Ik dacht:
kunnen we niet meer doen dan alleen conferenties organiseren en klagen?
In 2000 werd de Lissabon Agenda gelanceerd. Dit was echt belangrijk, vond
ik, want dit Europese streven berust op drie elkaar versterkende pijlers.
Een economische, een sociale en een milieupijler. In feite kwam hier eindelijk
een visie gericht op duurzaamheid en toekomstige generaties. Ik ontmoette
Paul in Davos en vroeg hem: ‘Ken jij ngo’s die zich hard maken voor econo-
mische hervormingen?’ Een logische vraag, want er is geen beleidsterrein zo
klein in Europa of er is wel een belangengroep voor, laat staan voor zoiets

78 79
groots als de economische hervorming van Europa. Maar, nee, zo’n club komen geven over de arbeidsmarkt. Innovatie leeft wel degelijk. Er zijn door
bestond helemaal niet. Dat was het moment waarop het idee voor de Lisbon heel Europa talloze groeperingen van bijvoorbeeld jonge ondernemersclubs en
Council geboren werd.” nationale denktanks tot politieke hervormers die pro innovatie zijn. En de
meeste hervormingsgroepen bevinden zich in Frankrijk en Duitsland. Veelal
De Europese Commissie wil de agenda. De regeringsleiders stemmen ervoor. zijn het mensen in de twintig en dertig die bezorgd zijn om hun toekomst.
Waarom dan toch een belangengroep? Meestal zijn het denktanks, want wat moet je anders dan debatteren en
adviesstukken schrijven? Wij wilden hun een stem geven op het Europese
“Er zijn veel goede redenen voor het oprichten van de Lisbon Council. Luister toneel. De werkgeversorganisaties en vakbonden daarentegen reageerden
naar onze ervaringen en het is meteen duidelijk. Neem de introductie- vijandig toen de Lisbon Council opgericht werd. Kijk, de Lissabon Agenda is
campagne voor de euro, die heeft enorm veel geld gekost. Weet je hoeveel hun feitelijk in handen gegeven. Als een journalist een quote wil over
de Europese Commissie in vijf jaar Lissabon Agenda heeft uitgegeven aan Europese concurrentiekracht gaat hij naar de werkgevers. Als hij een quote wil
communicatie en voorlichting? Niets. Geen enkele euro budget. Het is een over sociaal beleid gaat hij naar de werknemerskoepel. Maar wie uit zich nu
enorm schandaal. Paul en ik gingen op gesprek bij dé Brusselse specialist die eens kritisch over de werkwijze van die werkgeversorganisaties? Die bewijzen
ngo’s aan subsidies helpt. ‘Je wilt subsidie voor wát?’ zei hij. Dat konden alleen lippendienst aan de kenniseconomie. De kern van de zaak is dat zij er
we vergeten. ‘De enige manier waarop ik jullie kan helpen is als je anti hervor- alle belang bij hebben dat er niets verandert.”
ming bent.’ De Europese Commissie geeft jaarlijks één miljard euro uit aan
subsidies aan ngo’s. Zelfs de antiglobalisten krijgen geld van Brussel om tegen Waarom heeft het georganiseerde bedrijfsleven geen boodschap aan innovatie?
globalisering te demonstreren. Aan de andere kant krijgt een club als de
Confederatie van Jonge Ondernemers slechts vijftienduizend euro op jaar- “Waar draait de kenniseconomie in essentie om? De misvatting overheerst dat
basis, niet eens genoeg om een secretaresse in dienst te nemen. Op deze alles draait om R&D. Een kenniseconomie is veel, veel meer dan dat.
manier heeft Europa zijn eigen hervormingsoppositie gefinancierd. Onderzoek en ontwikkeling is maar één onderdeeltje en op dat punt vindt
Wij hebben het ondervangen door het instellen van een aantal beleidsnet- men elkaar wel. Nee, de kernbegrippen van waar wij in Europa als economie
werken, waaronder een comité van hervormingsgezinde industrieën, en die heen gaan zijn: een diensteneconomie, midden- en kleinbedrijf en kennis-
bedrijven doneren geld zodat ons bureau zijn werk kan doen. Ik weet hoe werkers. Meer dan negentig procent van de Europese bedrijven bestaat uit
beleidsagenda’s op Europees niveau beïnvloed en bepaald worden. Daar heb je mkb-bedrijven. De gemiddelde bedrijfsgrootte van een Europese onderneming
absoluut een belangenorganisatie voor nodig. De afgelopen twintig jaar is het is drie personen. Meer dan 70 procent van het bruto binnenlands product
openbare beleid alleen maar veranderd door toedoen van ngo’s, door druk van (bbp) in veel EU-landen komt uit de dienstensector. In landen als Ierland, het
buitenaf. Wij wilden hervorming en innovatie in Europa een stem geven. Verenigd Koninkrijk en Zweden bestaat al meer dan 30 procent van de
Je moet als bezorgd burger op kunnen staan en roepen: neem deze agenda beroepsbevolking uit kenniswerkers. En dat terwijl ons denkkader en onze
serieus en doe er echt wat aan.” instituties nog steeds gebaseerd zijn op een industriële economie.

Zoals u het vertelt lijken er maar twee mogelijkheden: of die economische hervorming Werkgeversorganisaties zijn industrieel en vertegenwoordigen het grootbedrijf.
leeft gewoon niet in Europa of het wordt actief tegengewerkt. Als je van Europa ’s werelds meest concurrerende regio wilt maken, dan ver-
onderstelt dat boven alles de bereidheid om te concurreren en dat betekent
“Het laatste. Toen we startten in oktober 2003 hebben de media en hervor- het verminderen van bedrijfssubsidies en overheidssteun. En daar zitten grote
mingsgezinde politieke leiders ons meteen omarmd. Ik begon met een open bedrijven nu net niet op te wachten. Het is in wezen niet in hun belang om
brief aan bondskanselier Schröder in de Wall Street Journal Europe waarin ik markten echt open te gooien. En de ministeries van economische zaken doen
zijn beleid asociaal noemde. Een paar weken later was ik al op de Duitse tv in daar driftig aan mee. In feite kunnen die beter ministeries ter bescherming
debat met minister van financiën Eichel. Wim Kok wilde graag een lezing van industriële belangen heten.”

80 81
groots als de economische hervorming van Europa. Maar, nee, zo’n club komen geven over de arbeidsmarkt. Innovatie leeft wel degelijk. Er zijn door
bestond helemaal niet. Dat was het moment waarop het idee voor de Lisbon heel Europa talloze groeperingen van bijvoorbeeld jonge ondernemersclubs en
Council geboren werd.” nationale denktanks tot politieke hervormers die pro innovatie zijn. En de
meeste hervormingsgroepen bevinden zich in Frankrijk en Duitsland. Veelal
De Europese Commissie wil de agenda. De regeringsleiders stemmen ervoor. zijn het mensen in de twintig en dertig die bezorgd zijn om hun toekomst.
Waarom dan toch een belangengroep? Meestal zijn het denktanks, want wat moet je anders dan debatteren en
adviesstukken schrijven? Wij wilden hun een stem geven op het Europese
“Er zijn veel goede redenen voor het oprichten van de Lisbon Council. Luister toneel. De werkgeversorganisaties en vakbonden daarentegen reageerden
naar onze ervaringen en het is meteen duidelijk. Neem de introductie- vijandig toen de Lisbon Council opgericht werd. Kijk, de Lissabon Agenda is
campagne voor de euro, die heeft enorm veel geld gekost. Weet je hoeveel hun feitelijk in handen gegeven. Als een journalist een quote wil over
de Europese Commissie in vijf jaar Lissabon Agenda heeft uitgegeven aan Europese concurrentiekracht gaat hij naar de werkgevers. Als hij een quote wil
communicatie en voorlichting? Niets. Geen enkele euro budget. Het is een over sociaal beleid gaat hij naar de werknemerskoepel. Maar wie uit zich nu
enorm schandaal. Paul en ik gingen op gesprek bij dé Brusselse specialist die eens kritisch over de werkwijze van die werkgeversorganisaties? Die bewijzen
ngo’s aan subsidies helpt. ‘Je wilt subsidie voor wát?’ zei hij. Dat konden alleen lippendienst aan de kenniseconomie. De kern van de zaak is dat zij er
we vergeten. ‘De enige manier waarop ik jullie kan helpen is als je anti hervor- alle belang bij hebben dat er niets verandert.”
ming bent.’ De Europese Commissie geeft jaarlijks één miljard euro uit aan
subsidies aan ngo’s. Zelfs de antiglobalisten krijgen geld van Brussel om tegen Waarom heeft het georganiseerde bedrijfsleven geen boodschap aan innovatie?
globalisering te demonstreren. Aan de andere kant krijgt een club als de
Confederatie van Jonge Ondernemers slechts vijftienduizend euro op jaar- “Waar draait de kenniseconomie in essentie om? De misvatting overheerst dat
basis, niet eens genoeg om een secretaresse in dienst te nemen. Op deze alles draait om R&D. Een kenniseconomie is veel, veel meer dan dat.
manier heeft Europa zijn eigen hervormingsoppositie gefinancierd. Onderzoek en ontwikkeling is maar één onderdeeltje en op dat punt vindt
Wij hebben het ondervangen door het instellen van een aantal beleidsnet- men elkaar wel. Nee, de kernbegrippen van waar wij in Europa als economie
werken, waaronder een comité van hervormingsgezinde industrieën, en die heen gaan zijn: een diensteneconomie, midden- en kleinbedrijf en kennis-
bedrijven doneren geld zodat ons bureau zijn werk kan doen. Ik weet hoe werkers. Meer dan negentig procent van de Europese bedrijven bestaat uit
beleidsagenda’s op Europees niveau beïnvloed en bepaald worden. Daar heb je mkb-bedrijven. De gemiddelde bedrijfsgrootte van een Europese onderneming
absoluut een belangenorganisatie voor nodig. De afgelopen twintig jaar is het is drie personen. Meer dan 70 procent van het bruto binnenlands product
openbare beleid alleen maar veranderd door toedoen van ngo’s, door druk van (bbp) in veel EU-landen komt uit de dienstensector. In landen als Ierland, het
buitenaf. Wij wilden hervorming en innovatie in Europa een stem geven. Verenigd Koninkrijk en Zweden bestaat al meer dan 30 procent van de
Je moet als bezorgd burger op kunnen staan en roepen: neem deze agenda beroepsbevolking uit kenniswerkers. En dat terwijl ons denkkader en onze
serieus en doe er echt wat aan.” instituties nog steeds gebaseerd zijn op een industriële economie.

Zoals u het vertelt lijken er maar twee mogelijkheden: of die economische hervorming Werkgeversorganisaties zijn industrieel en vertegenwoordigen het grootbedrijf.
leeft gewoon niet in Europa of het wordt actief tegengewerkt. Als je van Europa ’s werelds meest concurrerende regio wilt maken, dan ver-
onderstelt dat boven alles de bereidheid om te concurreren en dat betekent
“Het laatste. Toen we startten in oktober 2003 hebben de media en hervor- het verminderen van bedrijfssubsidies en overheidssteun. En daar zitten grote
mingsgezinde politieke leiders ons meteen omarmd. Ik begon met een open bedrijven nu net niet op te wachten. Het is in wezen niet in hun belang om
brief aan bondskanselier Schröder in de Wall Street Journal Europe waarin ik markten echt open te gooien. En de ministeries van economische zaken doen
zijn beleid asociaal noemde. Een paar weken later was ik al op de Duitse tv in daar driftig aan mee. In feite kunnen die beter ministeries ter bescherming
debat met minister van financiën Eichel. Wim Kok wilde graag een lezing van industriële belangen heten.”

80 81
U geeft een beeld van een groeiende groep kenniswerkers, veelal in de dienstensectoren, kunnen worden. En wat de pensioensystemen betreft: de publieke schulden in
in kleine bedrijven die de toekomst van Europa gaan vormen. En die groep heeft geen Duitsland bedragen nu al zeventienduizend euro per hoofd van de bevolking.
invloed. Wat voor scenario’s kunt u daarbij schetsen? Een land als Italië is hard op weg om het Argentinië van Europa te worden.
Hun pensioensysteem staat op instorten. Het is immoreel om een dergelijk
“Kenniswerkers bevinden zich in de dienstverlening, in de zogenoemde systeem nog overeind te houden. En wat doen wij ondertussen in Europa? We
creative industries. Vaak zijn het zelfstandigen of zijn ze werkzaam in kleine voeren de klassenstrijd opnieuw op, ter bescherming van onze arbeiders tegen
vernieuwende bedrijven. Het zijn de jongere generaties. Vraag hun wat hun de globalisering. Maar die klassenstrijd bestaat niet meer. Het grote probleem
wensen en eisen zijn ten aanzien van de kenniseconomie. In de overgang van van Europa is niet de teloorgang van industriële werkgelegenheid, maar het
een agrarische naar een industriële economie moest je dat toch ook niet aan feit dat we ons niet voorbereiden op de grote economische verandering die
de boeren vragen? Kenniswerkers willen concurrentie. Ze willen een merito- eraan gaat komen.”
cratie, een arbeidssysteem dat gebaseerd is op merites, en geen systeem dat
senioriteit beloont. En ze hebben behoefte aan veel meer flexibiliteit. In voor- U waarschuwt en schetst doemscenario’s. Waar ligt de hoop?
zieningen, in werktijden, in de manier waarop de arbeidsmarkt functioneert.
Het eerste probleem daarbij is dat zij een klassenbewustzijn missen. Ze hebben “Europa is ‘the coolest place on earth’. Nergens is zo veel culturele verschei-
niet het idee dat ze tot dezelfde stam behoren. Een tweede probleem is hun denheid, zo veel traditie in vernieuwing, zo veel creativiteit als hier. Wij zijn
mobiliteit. Hoe verenig of verbind je mensen zonder groepservaring die ook door de eeuwen heen als continent alleen maar beter geworden juist door
nog eens erg mobiel zijn? De keerzijde van die mobiliteit is dat zij ook zo uit grootschalige veranderingen en hervormingen. En nu zien we een enorm
Europa kunnen verdwijnen. En dat gebeurt. In de afgelopen periode hebben al onderbenut potentieel aan mogelijke vernieuwers en toekomstige onder-
vierhonderdduizend kenniswerkers de vlucht genomen naar de VS, of van het nemers. Een land als Ierland heeft het wel door. Ze investeren als gekken in
continent naar het VK. Blijf niet in het industriële tijdperk hangen, anders zul onderwijs en maken Dublin steeds aantrekkelijker voor kenniswerkers.
je dramatische verliezen lijden. Talent vertrekt of blijft ongelukkig achter.” Europa en de kenniseconomie gaan uiteindelijk over economische duurzaam-
heid en rechtvaardigheid voor toekomstige generaties. Een jeugdwerkloosheid
Dit vraagt dus niet alleen om een stem voor de kenniswerkers, maar ook om grote van achttien procent laten bestaan is een misdaad en is een breuk van het
systeemveranderingen? contract dat je sluit met de jongere generaties.

“Grote veranderingen in de systemen van pensioenen en arbeidsmarkt zijn Wij hebben in Europa een tweede duurzaamheidsbeweging nodig na de
dringend noodzakelijk om te voorkomen dat het Europese systeem in elkaar milieubeweging. Een duurzaamheidsbeweging in publieke financiering en
stort. Kenniswerkers genereren hogere inkomsten, daarmee meer belastingen sociale zekerheid. De milieubeweging leidde tot de groene partijen, tot groen
en ze durven risico’s te nemen en ondernemend te zijn. Door de grootschalige beleid en tot ministeries voor milieuzaken. Nu zijn alle partijen groen vergeleken
vergrijzing staat Europa op de drempel van een dramatische bevolkingsdaling met vroeger. De kenniseconomie heeft eenzelfde beweging nodig. Bouw ngo’s,
die we sinds de Zwarte Dood niet meer gekend hebben. Je zult aan de ene zorg voor pleitbezorgers en bouw de instituties die nodig zijn. Ik geloof echt
kant de kenniseconomie op allerlei manieren moeten accommoderen zodat de dat de jonge ondernemers niet alleen graag concurreren en beloond willen
welvaart op peil kan blijven om ook de pensioenen te kunnen betalen. Aan worden voor hun verdiensten, maar dat zij tegelijk in hun hart ook progressief
de andere kant ontkom je eenvoudigweg niet aan arbeidsimmigratie. en modern zijn, dat zij geven om de toekomst van hun kinderen en om duur-
zaamheid. Die tegenstelling tussen ondernemerschap dat rechts is en een zorg
Inderdaad, de Poolse loodgieter. En die is een zegen voor onze economie: een voor het milieu dat bij links zou horen, kennen zij niet. Dat is een illusie uit
betere service tegen een lagere prijs. Dat geroep van de Fransen tegen de het verleden die wij in stand houden.”
Poolse loodgieter is hypocriet. Het ging om 150 Poolse loodgieters, terwijl de
arbeidsbureaus zesduizend vacatures hebben voor loodgieters die niet vervuld

82 83
U geeft een beeld van een groeiende groep kenniswerkers, veelal in de dienstensectoren, kunnen worden. En wat de pensioensystemen betreft: de publieke schulden in
in kleine bedrijven die de toekomst van Europa gaan vormen. En die groep heeft geen Duitsland bedragen nu al zeventienduizend euro per hoofd van de bevolking.
invloed. Wat voor scenario’s kunt u daarbij schetsen? Een land als Italië is hard op weg om het Argentinië van Europa te worden.
Hun pensioensysteem staat op instorten. Het is immoreel om een dergelijk
“Kenniswerkers bevinden zich in de dienstverlening, in de zogenoemde systeem nog overeind te houden. En wat doen wij ondertussen in Europa? We
creative industries. Vaak zijn het zelfstandigen of zijn ze werkzaam in kleine voeren de klassenstrijd opnieuw op, ter bescherming van onze arbeiders tegen
vernieuwende bedrijven. Het zijn de jongere generaties. Vraag hun wat hun de globalisering. Maar die klassenstrijd bestaat niet meer. Het grote probleem
wensen en eisen zijn ten aanzien van de kenniseconomie. In de overgang van van Europa is niet de teloorgang van industriële werkgelegenheid, maar het
een agrarische naar een industriële economie moest je dat toch ook niet aan feit dat we ons niet voorbereiden op de grote economische verandering die
de boeren vragen? Kenniswerkers willen concurrentie. Ze willen een merito- eraan gaat komen.”
cratie, een arbeidssysteem dat gebaseerd is op merites, en geen systeem dat
senioriteit beloont. En ze hebben behoefte aan veel meer flexibiliteit. In voor- U waarschuwt en schetst doemscenario’s. Waar ligt de hoop?
zieningen, in werktijden, in de manier waarop de arbeidsmarkt functioneert.
Het eerste probleem daarbij is dat zij een klassenbewustzijn missen. Ze hebben “Europa is ‘the coolest place on earth’. Nergens is zo veel culturele verschei-
niet het idee dat ze tot dezelfde stam behoren. Een tweede probleem is hun denheid, zo veel traditie in vernieuwing, zo veel creativiteit als hier. Wij zijn
mobiliteit. Hoe verenig of verbind je mensen zonder groepservaring die ook door de eeuwen heen als continent alleen maar beter geworden juist door
nog eens erg mobiel zijn? De keerzijde van die mobiliteit is dat zij ook zo uit grootschalige veranderingen en hervormingen. En nu zien we een enorm
Europa kunnen verdwijnen. En dat gebeurt. In de afgelopen periode hebben al onderbenut potentieel aan mogelijke vernieuwers en toekomstige onder-
vierhonderdduizend kenniswerkers de vlucht genomen naar de VS, of van het nemers. Een land als Ierland heeft het wel door. Ze investeren als gekken in
continent naar het VK. Blijf niet in het industriële tijdperk hangen, anders zul onderwijs en maken Dublin steeds aantrekkelijker voor kenniswerkers.
je dramatische verliezen lijden. Talent vertrekt of blijft ongelukkig achter.” Europa en de kenniseconomie gaan uiteindelijk over economische duurzaam-
heid en rechtvaardigheid voor toekomstige generaties. Een jeugdwerkloosheid
Dit vraagt dus niet alleen om een stem voor de kenniswerkers, maar ook om grote van achttien procent laten bestaan is een misdaad en is een breuk van het
systeemveranderingen? contract dat je sluit met de jongere generaties.

“Grote veranderingen in de systemen van pensioenen en arbeidsmarkt zijn Wij hebben in Europa een tweede duurzaamheidsbeweging nodig na de
dringend noodzakelijk om te voorkomen dat het Europese systeem in elkaar milieubeweging. Een duurzaamheidsbeweging in publieke financiering en
stort. Kenniswerkers genereren hogere inkomsten, daarmee meer belastingen sociale zekerheid. De milieubeweging leidde tot de groene partijen, tot groen
en ze durven risico’s te nemen en ondernemend te zijn. Door de grootschalige beleid en tot ministeries voor milieuzaken. Nu zijn alle partijen groen vergeleken
vergrijzing staat Europa op de drempel van een dramatische bevolkingsdaling met vroeger. De kenniseconomie heeft eenzelfde beweging nodig. Bouw ngo’s,
die we sinds de Zwarte Dood niet meer gekend hebben. Je zult aan de ene zorg voor pleitbezorgers en bouw de instituties die nodig zijn. Ik geloof echt
kant de kenniseconomie op allerlei manieren moeten accommoderen zodat de dat de jonge ondernemers niet alleen graag concurreren en beloond willen
welvaart op peil kan blijven om ook de pensioenen te kunnen betalen. Aan worden voor hun verdiensten, maar dat zij tegelijk in hun hart ook progressief
de andere kant ontkom je eenvoudigweg niet aan arbeidsimmigratie. en modern zijn, dat zij geven om de toekomst van hun kinderen en om duur-
zaamheid. Die tegenstelling tussen ondernemerschap dat rechts is en een zorg
Inderdaad, de Poolse loodgieter. En die is een zegen voor onze economie: een voor het milieu dat bij links zou horen, kennen zij niet. Dat is een illusie uit
betere service tegen een lagere prijs. Dat geroep van de Fransen tegen de het verleden die wij in stand houden.”
Poolse loodgieter is hypocriet. Het ging om 150 Poolse loodgieters, terwijl de
arbeidsbureaus zesduizend vacatures hebben voor loodgieters die niet vervuld

82 83
Het Nationale Innovatie Event, georganiseerd door het Innovatieplatform ter Industrie over innovatie:
versterking van de Nederlandse kenniseconomie, vond plaats op 7 december 2005 in ‘Nu eerst harde investeringen’
Utrecht.
Ondernemers in de industrie reageren voorzichtig positief op plannen van het
Publicatiedatum: 3-12-2005 Innovatieplatform om innovatie te verbreden tot een groot sociaal project. Ze
Copyright (c) 2005 Het Financieele Dagblad zien echter liever eerst ‘harde investeringen’.

Het Innovatieplatform onder leiding van minister-president Jan Peter


Balkenende wil innovatie niet langer uitsluitend op technologische vooruit-
gang betrekken, maar ook op onder meer duurzaamheid en de arbeidsorganisatie.
Balkenende kondigde dit 7 december 2005 aan op het ‘Nationaal Innovatie
Event’.

Sjoerd Vollebregt, bestuursvoorzitter van Stork in Naarden (ruim 12.000


werknemers van wie circa 8.000 in Nederland): “Vernieuwing in de arbeids-
organisatie is absoluut nodig. We moeten niet langer teruggrijpen naar in het
verleden verworven rechten. We zien ook dat regels die administratieve
rompslomp opleveren worden aangepakt, het zijn signalen dat men de zaak
serieus neemt. Maar toch zijn dit randvoorwaarden. Bij innovatie praat je over
harde investeringen. Er is al een begin met het inzetten van extra aardgas-
baten, maar we kijken met grote verbazing naar de politieke discussie in de
politiek over een energiecompensatie van euro 35. Ik gun het de mensen van
harte, maar als ik met onze ondernemingsraad praat, zie je ook daar de wenk-
brauwen omhooggaan. Je moet investeren in je land. Ik waardeer wel dat het
platform het thema innovatie vrij lang op de agenda houdt, dat zie je wel eens
anders. Maar nu graag doorduwen, aanjagen, concreet maken en boter bij de vis.”

Wim van der Leegte, eerste man van de industriële groep VDL (ruim 5.200
werknemers van wie circa 4.100 in Nederland) onderschrijft dat een lange-
termijnvisie tot 2027 zoals het platform die neerlegt, gewenst is. “Maar ik weet
ook dat ik vandaag problemen heb met regelgeving, met instroomjeugd, met
arbeidsflexibilisatie, met industrieterreinen en ga maar door. Die moeten
morgen zijn opgelost en niet pas in 2027. Wij zijn nú bezig met automatiseren
en robotiseren om ook de productie van eenvoudige producten in dit land te
houden. Of moeten we daarmee soms opkrassen? Overigens ben ik over het
algemeen positief over het platform. Ze zijn ijverig bezig, het geeft positieve
effecten.”

84 85
Het Nationale Innovatie Event, georganiseerd door het Innovatieplatform ter Industrie over innovatie:
versterking van de Nederlandse kenniseconomie, vond plaats op 7 december 2005 in ‘Nu eerst harde investeringen’
Utrecht.
Ondernemers in de industrie reageren voorzichtig positief op plannen van het
Publicatiedatum: 3-12-2005 Innovatieplatform om innovatie te verbreden tot een groot sociaal project. Ze
Copyright (c) 2005 Het Financieele Dagblad zien echter liever eerst ‘harde investeringen’.

Het Innovatieplatform onder leiding van minister-president Jan Peter


Balkenende wil innovatie niet langer uitsluitend op technologische vooruit-
gang betrekken, maar ook op onder meer duurzaamheid en de arbeidsorganisatie.
Balkenende kondigde dit 7 december 2005 aan op het ‘Nationaal Innovatie
Event’.

Sjoerd Vollebregt, bestuursvoorzitter van Stork in Naarden (ruim 12.000


werknemers van wie circa 8.000 in Nederland): “Vernieuwing in de arbeids-
organisatie is absoluut nodig. We moeten niet langer teruggrijpen naar in het
verleden verworven rechten. We zien ook dat regels die administratieve
rompslomp opleveren worden aangepakt, het zijn signalen dat men de zaak
serieus neemt. Maar toch zijn dit randvoorwaarden. Bij innovatie praat je over
harde investeringen. Er is al een begin met het inzetten van extra aardgas-
baten, maar we kijken met grote verbazing naar de politieke discussie in de
politiek over een energiecompensatie van euro 35. Ik gun het de mensen van
harte, maar als ik met onze ondernemingsraad praat, zie je ook daar de wenk-
brauwen omhooggaan. Je moet investeren in je land. Ik waardeer wel dat het
platform het thema innovatie vrij lang op de agenda houdt, dat zie je wel eens
anders. Maar nu graag doorduwen, aanjagen, concreet maken en boter bij de vis.”

Wim van der Leegte, eerste man van de industriële groep VDL (ruim 5.200
werknemers van wie circa 4.100 in Nederland) onderschrijft dat een lange-
termijnvisie tot 2027 zoals het platform die neerlegt, gewenst is. “Maar ik weet
ook dat ik vandaag problemen heb met regelgeving, met instroomjeugd, met
arbeidsflexibilisatie, met industrieterreinen en ga maar door. Die moeten
morgen zijn opgelost en niet pas in 2027. Wij zijn nú bezig met automatiseren
en robotiseren om ook de productie van eenvoudige producten in dit land te
houden. Of moeten we daarmee soms opkrassen? Overigens ben ik over het
algemeen positief over het platform. Ze zijn ijverig bezig, het geeft positieve
effecten.”

84 85
Harry Hendriks, directeur Philips Nederland (26.000 werknemers ultimo CDA-kamerlid Jos Hessels onderschrijft de nieuwe strategie voor het platform.
2004) noemt sociale innovatie ‘belangrijk’. “Maar we moeten het voortraject “De overheid moet zich met innovatie vooral richten op die aspecten waar ze
niet uit het oog verliezen. Laten we eerst uitvoeren wat we met elkaar hebben zelf actief in is, zoals zorg, onderwijs, duurzaamheid en sociale innovatie.”
afgesproken. Er wachten namelijk nog heel veel innovatievoorstellen op uit- Innovatie is volgens hem breder dan alleen techniek.
voering.” Hendriks doelt onder andere op het terugdringen van de regels voor
ondernemers. PvdA-kamerlid Martijn van Dam zit op de lijn van Hessels. “We hebben als
“Het Innovatieplatform heeft positief bijgedragen aan de beeldvorming rond Kamer de verbreding naar bijvoorbeeld duurzaamheid afgedwongen.”
innovatie, maar de uitvoering van de plannen zou wel wat sneller en kracht-
dadiger kunnen. We moeten er voor waken dat we door een gevoel van ‘wij Publicatiedatum: 9-12-2005
binnen de dijken’, de internationale ontwikkelingen uit het oog verliezen.” Copyright (c) 2005 Het Financieele Dagblad

Kommer Damen, eerste man van Damen Shipyards (krap 10.000 werknemers
van wie 3.000 in Nederland), is gecharmeerd van de gedachte van het platform
dat geld alleen niet gelukkig maakt. “Ik geloof in duurzaamheid en geluk. Niet
alles is te meten in geld. Veel geld steken in allerlei innovatieve projecten is
volgens mij inderdaad niet de aanpak. Bedrijven moeten vernieuwingen zelf
bedenken en ook zelf betalen, anders zijn die innovaties niet haalbaar.”
Om het innovatief vermogen van het land te vergroten, pleit Damen voor
structureel meer aandacht voor het onderwijs, met name de hogere onderwijs-
instituten. “De overheid zou in elk geval pal moeten staan voor de belangrijke
technologische instituten, zoals het Marin en TNO voor de scheepsbouw.
De maritieme industrie haalt daar personeel vandaan en er komen voor
weinig geld regelmatig briljante ideeën uit die instituten.” Minder regels vindt
Damen ‘vanzelfsprekend’. “De overheid kan verder zelf meer doen om innovatie
te bevorderen door zijn rol als klant serieuzer te spelen. Wij bouwen nogal wat
schepen voor de marine, de politie en de douane. Met de overheid als referentie
krijgen wij orders in het buitenland. Die rol kan sterker. Een beetje nationaal
denken kan geen kwaad.”

Politiek Den Haag reageerde gisteren verdeeld op de plannen van het


Innovatieplatform. “Dit is precies het gepolder waar ik voor vreesde”, zegt
VVD-kamerlid Stef Blok. Hij is net als zijn partijgenoot Eske van Egerschot
voor een sterk economische insteek van innovatie. De innovatiestrategie
moet Nederland vooral concurrerender maken, met name door een flexibele
arbeidsmarkt en door vrije toetreding van nieuwkomers in sectoren als het
hoger onderwijs.

86 87
Harry Hendriks, directeur Philips Nederland (26.000 werknemers ultimo CDA-kamerlid Jos Hessels onderschrijft de nieuwe strategie voor het platform.
2004) noemt sociale innovatie ‘belangrijk’. “Maar we moeten het voortraject “De overheid moet zich met innovatie vooral richten op die aspecten waar ze
niet uit het oog verliezen. Laten we eerst uitvoeren wat we met elkaar hebben zelf actief in is, zoals zorg, onderwijs, duurzaamheid en sociale innovatie.”
afgesproken. Er wachten namelijk nog heel veel innovatievoorstellen op uit- Innovatie is volgens hem breder dan alleen techniek.
voering.” Hendriks doelt onder andere op het terugdringen van de regels voor
ondernemers. PvdA-kamerlid Martijn van Dam zit op de lijn van Hessels. “We hebben als
“Het Innovatieplatform heeft positief bijgedragen aan de beeldvorming rond Kamer de verbreding naar bijvoorbeeld duurzaamheid afgedwongen.”
innovatie, maar de uitvoering van de plannen zou wel wat sneller en kracht-
dadiger kunnen. We moeten er voor waken dat we door een gevoel van ‘wij Publicatiedatum: 9-12-2005
binnen de dijken’, de internationale ontwikkelingen uit het oog verliezen.” Copyright (c) 2005 Het Financieele Dagblad

Kommer Damen, eerste man van Damen Shipyards (krap 10.000 werknemers
van wie 3.000 in Nederland), is gecharmeerd van de gedachte van het platform
dat geld alleen niet gelukkig maakt. “Ik geloof in duurzaamheid en geluk. Niet
alles is te meten in geld. Veel geld steken in allerlei innovatieve projecten is
volgens mij inderdaad niet de aanpak. Bedrijven moeten vernieuwingen zelf
bedenken en ook zelf betalen, anders zijn die innovaties niet haalbaar.”
Om het innovatief vermogen van het land te vergroten, pleit Damen voor
structureel meer aandacht voor het onderwijs, met name de hogere onderwijs-
instituten. “De overheid zou in elk geval pal moeten staan voor de belangrijke
technologische instituten, zoals het Marin en TNO voor de scheepsbouw.
De maritieme industrie haalt daar personeel vandaan en er komen voor
weinig geld regelmatig briljante ideeën uit die instituten.” Minder regels vindt
Damen ‘vanzelfsprekend’. “De overheid kan verder zelf meer doen om innovatie
te bevorderen door zijn rol als klant serieuzer te spelen. Wij bouwen nogal wat
schepen voor de marine, de politie en de douane. Met de overheid als referentie
krijgen wij orders in het buitenland. Die rol kan sterker. Een beetje nationaal
denken kan geen kwaad.”

Politiek Den Haag reageerde gisteren verdeeld op de plannen van het


Innovatieplatform. “Dit is precies het gepolder waar ik voor vreesde”, zegt
VVD-kamerlid Stef Blok. Hij is net als zijn partijgenoot Eske van Egerschot
voor een sterk economische insteek van innovatie. De innovatiestrategie
moet Nederland vooral concurrerender maken, met name door een flexibele
arbeidsmarkt en door vrije toetreding van nieuwkomers in sectoren als het
hoger onderwijs.

86 87
Slim managen &
innovatief organiseren

©2006 EIFFEL
Niets in deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand 2006
of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, in fotokopie of
anderzins zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Вам также может понравиться