Вы находитесь на странице: 1из 5

Formulier 3C

BEOORDELINGSFORMULIER MENTOR K(ERN)INTEGRATIEFASE 1-STAGE


Oordeel van de mentor over het algeheel functioneren van de student.

Student: Klas:

Mentor-coach: Stagegroep:

Stagebegeleider: Datum:

Toelichting:
Op dit formulier zijn de precompetenties beschreven, die gelden voor de opleidingsfase waarin de student zich op
dit moment bevindt. Op het formulier ziet u de basiscompetentie beschreven en de precompetentie van de fase
van de opleiding waarin de student zich bevindt. U geeft voor het totaal aan hoe de student op een item scoort
(onvoldoende (O) of voldoende (V)).
Het algehele oordeel dient u per competentie weer te geven in het tekstvak onder de precompetenties.
Als u niet genoeg ruimte heeft om een toelichting te geven, kunt u extra informatie bijvoegen in een apart
document.

Basiscompetentie 1 Interpersoonlijke competentie


De leraar kan in een veilige, betrouwbare, stimulerende leeromgeving een groep leerlingen positief leiden en
begeleiden, sturen en volgen, confronteren en verzoenen, corrigeren en stimuleren, gebaseerd op observaties
van individuele leerlingen in hun interactie met elkaar en met de leerkracht.

Precompetentie 1 K-integratie1:
Gelijk aan de basiscompetentie
O V
Heeft de student leerlingen aangesproken op hun eigen functioneren?

Heeft de student leerlingen aangespoord vragen te stellen en heeft hij leerlingen aangespoord in
te gaan op elkaars vragen?
Is de student in staat de leerlingen positief te leiden en te begeleiden?

Is de student in staat de leerlingen te sturen en te volgen?

Is de student in staat de leerlingen te confronteren en je met ze te verzoenen?

Is de student in staat de leerlingen positief te corrigeren en te stimuleren?

Creëert de student een veilige, betrouwbare, stimulerende leeromgeving afgestemd op de leefregels /


doelen / identiteit van de school?

1. Interpersoonlijke competentie

Onvoldoende / Voldoende

Toelichting

2009-2010

Pagina 1 van 5
Formulier 3C

Basiscompetentie 2 Pedagogische competentie


De leraar kan voor een groep leerlingen een veilige, betrouwbare en gedifferentieerde, stimulerende
leeromgeving inrichten en onderhouden en systematisch uitbouwen en een leef- en werkklimaat realiseren
waarin op constructieve wijze wordt samengewerkt en betrokkenheid op elkaar aanwezig is, die zich kenmerkt
door een kritische houding. Hij kan op het goede moment de juiste maatregelen treffen om problemen
daarmee met collegiale hulp op te lossen.

Precompetentie 2 K-integratie1:
Gelijk aan de basiscompetentie
O V
Heeft de student observaties gedaan bij de leerlingen met betrekking tot gedrag en leerprocessen
en heeft hij hiervoor gebruik gemaakt van informatie van de coach en uit leerlinggegevens?
Heeft de student op basis van deze observaties een plan ontworpen voor het pedagogisch
handelen afgestemd op de identiteit van de school en jonge of oudere kind?
Heeft de student tijdens coöperatieve werkvormen de kritische werkhouding, eigen
verantwoordelijkheid en zelfstandigheid van jonge of oudere leerlingen gestimuleerd?
Is de student in staat om samenwerkend leren en spelen te stimuleren waarin op constructieve
wijze wordt samengewerkt, terwijl elk kind individueel verantwoordelijk blijft voor het resultaat?
Heeft de student zijn eigen pedagogisch handelen en de effecten daarvan op leerlingen
geëvalueerd en gebruikt als bijstelling of aanvulling van zijn stageplan?
Heeft de student speciale begeleidingsplannen ontwikkeld, uitgevoerd en geëvalueerd voor
leerlingen die extra hulp nodig hebben in hun sociaal emotionele ontwikkeling of gedrag?

2. Pedagogische competentie

Onvoldoende / Voldoende

Toelichting

Basiscompetentie 3 Vakinhoudelijk en didactische competentie


De leraar kan voor een groep leerlingen een passende, krachtige leeromgeving conceptualiseren, ontwerpen
en realiseren, zowel fysiek als digitaal en zo mogelijk in onderlinge afstemming. Hij kan belemmeringen
daarvoor alleen of met hulp van collega!s wegnemen.

Precompetentie 3 K-integratie1:
De student kan voor een groep leerlingen een passende, krachtige leeromgeving inrichten, zowel fysiek als
digitaal, zowel binnen als buiten de school. Hij kan belemmeringen alleen of met hulp van collega's
wegnemen.
O V
Heeft de student onderzoek gedaan naar de beginsituatie van alle leerlingen uit de groep bij de
introductie van een nieuwe activiteit en kan hij verantwoorden welke activiteiten en doelen
daaraan gekoppeld zijn?
Heeft de student op basis van de beginsituatie een werkprogramma ontworpen dat recht doet aan
de verschillen in de groep en dat zelfstandigheid, motivatie en inzicht bevordert?
Heeft de student een fysieke en digitale leeromgeving ingericht en afgestemd op specifieke
eigenschappen van jongere dan wel het oudere kind?
Heeft de student inhoudelijk overwicht?
Kan de student boeiend instructie geven voor speciale groepen van verschillend niveau?
Kan de student met het oog op specifieke eigenschappen van het jongere dan wel het oudere
kind verantwoorden welke instructiemethoden en werkvormen hij heeft gekozen?
Heeft de student gevarieerd in werkvormen, mediagebruik en samenwerkingsvormen?
Heeft de student de begeleiding en ondersteuning afgestemd op de behoefte en hulpvragen van
de leerlingen?
Heeft de student resultaten beoordeeld en gebruikt om volgende activiteiten bij te stellen?

2009-2010

Pagina 2 van 5
Formulier 3C

Begrijpen alle leerlingen wat ze moeten doen en halen de leerlingen hun doelen?

Heeft de student het werkprogramma gedifferentieerd uitgevoerd en afgestemd op de aard van de


hulpvraag en de behoefte van de leerlingen?
Heeft de student verschillende begeleidingsvormen gehanteerd? Kan hij verantwoorden waarom
deze stijlen aansluiten bij zijn visie op het leren van het jongere dan wel oudere kind?
Heeft de student de resultaten van de leerlingen geëvalueerd en deze resultaten gebruikt voor
bijstelling van het werkplan? Dit op basis van de eigen visie op het leren van jongere dan wel
oudere leerlingen.

3. Vakinhoudelijke en didactische competentie

Onvoldoende / Voldoende

Toelichting

Basiscompetentie 4 Organisatorische competentie


De leraar kan samen met collega's en externen en waar mogelijk samen met de groep leerlingen een leef- en
werkomgeving organiseren die voldoende overzichtelijk, ordelijk, adaptief en flexibel is. Hij kan storingen in de
dagelijkse gang van zaken snel en efficiënt oplossen.

Precompetentie 4 K-integratie1:
Gelijk aan de basiscompetentie
O V
Is de student in staat om gedurende 4 dagen aaneengesloten onderwijs te verzorgen waarbij taak
en tijd bewaakt worden, waar mogelijk samen met de leerlingen?
Is de student in staat om de onderwijsomgeving (inclusief de omgeving van de school) dusdanig
in te richten, gebruikmakend van de daar aanwezige mogelijkheden, zodat er adaptief en flexibel
gewerkt kan worden?
Heeft de student middelen, materialen en computers toegankelijk gemaakt en zo opgesteld dat
leerlingen er prettig, efficiënt en doelgericht mee kunnen spelen of werken?
Is de student in staat om een juiste afstemming aan te brengen tussen onderwijsactiviteiten en
spel- en werkactiviteiten waardoor er een prettige werksfeer ontstaat?
Is de student in staat om soepele en functionele overgangen te creëren tussen groeps- en
individuele activiteiten?
Heeft de student diverse gedifferentieerde lesprogramma!s georganiseerd waarbij groepen en
individuele leerlingen zelfstandig aan het werk zijn, en is dit overzichtelijk en hanteerbaar
verlopen?
Is de student in staat om in onverwachte situaties improviserend tijd en activiteiten goed af te
stemmen en te structureren?

4. Organisatorische competentie

Onvoldoende / Voldoende

Toelichting

2009-2010

Pagina 3 van 5
Formulier 3C

Basiscompetentie 5 Competent in het samenwerken met collega!s


De leraar kan samen met collega!s bijdragen aan een krachtige identiteit van de school in opvoeding en
onderwijs. Hij kan problemen in die samenwerking met hulp van collega!s oplossen.

Precompetentie 5 K- integratie1:
De student kan samen met collega!s bijdragen aan een krachtige identiteit van de school in opvoeding en
onderwijs. Hij kan problemen in de samenwerking met externen met hulp van collega!s proberen op te lossen.
O V
Deelt de student relevante informatie over het onderwijswerk met collega!s en gebruikt hij deze
informatie voor zijn eigen werk?
Neemt de student op constructieve wijze deel aan het overleg binnen de school?

Heeft de student bijgedragen aan gemeenschappelijke planningen, leerlingvolgsystemen en


andere beheerssystemen?
Heeft de student een visie op het schoolconcept en heeft hij die vergeleken met zijn eigen
werkconcept?
Heeft de student deelgenomen aan uitvoering van gemeenschappelijke taken?

5. Competent in het samenwerken met collega!s

Onvoldoende / Voldoende

Toelichting

Basiscompetentie 6 Competent in het samenwerken met de omgeving


De leraar kan samen met instellingen in het maatschappelijke veld rond de school bijdragen aan een krachtige
identiteit van de school in opvoeding en onderwijs. Hij kan problemen in die samenwerking met hulp van
collega!s oplossen.

Precompetentie 6 K-integratie1:
Gelijk aan de basiscompetentie
O V
Heeft de student relevante informatie over het onderwijswerk gedeeld met belanghebbenden
buiten de school?
Heeft de student op constructieve wijze deelgenomen aan overleg buiten de school?

Is de student op de hoogte van de instellingen in het maatschappelijke veld rond de school?


Heeft de student geparticipeerd in activiteiten met ouders, zoals rapportgesprekken en
ouderavonden onder supervisie van de coach?

6. Competent in het samenwerken met de omgeving

Onvoldoende / Voldoende

Toelichting

2009-2010

Pagina 4 van 5
Formulier 3C

Basiscompetentie 7 Competent in reflectie en ontwikkeling


De leraar kan zijn werkconcept en competenties systematisch en reflecterend ontwikkelen en die groei helder
documenteren en verantwoorden. Hij kan belemmeringen in de voortgang van dat ontwikkelingsproces tijdig
signaleren en waar nodig met hulp van collega's of anderen wegnemen. Hij kan daarbij zijn eigen
professionele ontwikkeling relateren aan de ontwikkeling van de school.

Precompetentie 7 K-integratie1:
De student kan vanuit ervaringen met schoolspecifiek beleid zijn subjectief concept systematisch en
reflecterend bijstellen en zijn eigen leerbehoefte bepalen. Hij kan zijn keuzes verantwoorden naar collega!s of
anderen vanuit zijn werkconcept.
O V
Is de student in staat om planmatig te werken aan het ontwikkelen van zijn eigen competenties op
het gebied van concepten over opvoeding, ontwikkeling en onderwijs jonge of oudere kind?
Is de student in staat om planmatig te werken met reflecties, sterktezwakte analyses, POP en
stageplan(ning)?
Heeft de student leervragen geformuleerd vanuit de theorie van zijn eigen concepten en die
vertaald naar de praktijk van de stageschool?
Kan de student zijn eigen onderwijsconcept onderbouwen, verantwoorden en verdedigen?

Heeft de student zelf de verantwoordelijkheid genomen om deel te nemen aan verschillende


vormen van deskundigheidsbevordering?
Kan de student eigen ervaringen en ontwikkeling documenteren en aantonen in een portfolio?

Heeft de student via studie en onderzoek een beeld gevormd over de loopbaan van leraren en
hun functie in het toekomstig onderwijs?

7. Competent in reflectie en ontwikkeling

Onvoldoende / Voldoende

Toelichting

Eindoordeel:

Cijfer:

NB. Alleen hele cijfers.

Naam mentor:

Datum:

Handtekening:

2009-2010

Pagina 5 van 5

Вам также может понравиться