Вы находитесь на странице: 1из 9

Joan Peuteman KHBO februari 2007

De synchrone generator
1: Inleiding

1.1: De generatoren

De wieken van een windturbine zetten de kinetische energie van de wind om in een
draaiende beweging van de as. Met die as is, al dan niet via een tandwielkast, de rotor
van een generator verbonden. Deze generator zet de mechanische energie van de
draaiende as om in elektrische energie.

Nu worden er diverse types generatoren gebruikt. Zo onderscheiden we ondermeer:

1) de inductiegenerator met kooirotor

2) de inductiegenerator met bewikkelde rotor welke een grotere slip toelaat

3) de dubbel gevoede inductiegenerator

4) de synchrone generator

5) de permanent magneet generator

Doch ook het gebruik van een lineaire inductiegenerator, een geschakelde
reluctantiemotor of een borstelloze dubbel gevoede inductiegenerator behoort tot de
mogelijkheden.

1.2: Diverse fabrikanten

Er zijn diverse fabrikanten op de markt. Afhankelijk van de fabrikant en de


vermogenklasse wordt het ene of het andere type generator gebruikt. De marktsituatie
is geschetst in Tabel 1.

De gebruikte afkortingen hebben de volgende betekenis:

- SCIG = squirrel cage induction generator = inductiegenerator met kooirotor


- DFIG = doubly-fed induction generator = dubbel gevoede inductiegenerator
- SG = synchronous generator

Bij sommige types windturbines is een tandwielkast aanwezig tussen de wieken en de


generator. Bij de windturbines waar die tandwielkast afwezig is, spreekt men van
direct drive.

Vermeldenswaardig is verder Jeumont die grote windturbines tot 1,5 MW op de markt


brengt waar synchrone generatoren met permanente magneten gebruikt worden.

1
Joan Peuteman KHBO februari 2007

Fabrikant Marktaandeel (%) Vermogenklasse (MW)


2002 SCIG DFIG SG
(direct drive)
Vestas 22,2 0,85 4,5
Enercon 18,5 0,3 4,5
MEG-Micon 14,3 0,75 1,65 2,75 4,2
(nu Vestas)
Gamesa 11,8 0,66 2
(nu Vestas)
GE Wind 8,8 1,5 3,6
Bonus 7 0,6 2,3
(nu Siemens)
Nordex 7 0,6 1,3 1,5 2,5

Tabel 1: Gebruik diverse generatortypes


2: De synchrone generator in een windturbine

Zoals zichtbaar in de voorgaande paragraaf, zijn nogal wat windturbines uitgerust met
een synchrone generator. Bij sommige van deze turbines is een tandwielkast aanwezig
tussen de wieken en de generator, bij andere uitvoeringsvormen is deze tandwielkast
niet aanwezig.

Figuur 1: Windturbine met synchrone generator

Figuur 1 toont telkens een uitvoeringsvorm waarbij de tandwielkast wel aanwezig is.
In deelfiguur a) is de synchrone generator rechtstreeks op het net gekoppeld. In
deelfiguur b) is een vermogenelektronische omvormer tussen de generator en het net
geplaatst.

Bij deelfiguur a) draait de generator synchroon mee met de 50 Hz netfrequentie. Indien


de reductieverhouding van de tandwielkast vast is, dan draaien eveneens de wieken
met een vast toerental. Het is dan ook niet mogelijk de rotatiesnelheid te optimaliseren
aan de windsnelheid.

2
Joan Peuteman KHBO februari 2007

Figuur 2 geeft vermogencurven weer van een windturbine. Hoe hoger de


windsnelheid, hoe meer energie uit de wind gehaald kan worden. Maar ook de
rotatiesnelheid van de wieken is een bepalende factor.

Bij de situatie geschetst in Figuur 2 geeft de verticale lijn de rotatiesnelheid weer die
opgelegd is door het 50 Hz net. Bij een windsnelheid van 8 m/s wordt een maximale
hoeveelheid energie gegenereerd op de aangeduide rotatiesnelheid. Bij lagere
windsnelheden is een lagere rotatiesnelheid wenselijk en bij hogere windsnelheden is
een hogere rotatiesnelheid wenselijk. Bij de uitvoering van deelfiguur a) van Figuur 1
is dit evenwel niet mogelijk. Dit is wel mogelijk bij deelfiguur b).

Figuur 2: Vermogencurven van een windturbine

3: De synchrone generator aan het net gekoppeld

In de huidige paragraaf bekijken we het gedrag van de synchrone generator wanneer


deze rechtstreeks op het net gekoppeld is. Dit is de situatie geschetst in deelfiguur a)
van Figuur 1.

3.1: Het equivalent schema

De driefasige synchrone generator is te modelleren als een niet-ideale spanningsbron.


Er is een spanningsbron e(t) en in serie daarmee een inwendige ohms-inductieve
impedantie (Ri en Li). In de veronderstelling dat het driefasige systeem mooi
symmetrisch is (drie spanningen die even groot en 120 verschoven zijn), kan alles
enkelfasig voorgesteld worden zoals in Figuur 3.

Het is de bedoeling de generator aan een star net te schakelen zodat deze energie kan
leveren aan dat net. De schakelaar kan evenwel pas gesloten worden wanneer de
gegenereerde spanning gelijk is aan de netspanning. Dit betekent eenzelfde frequentie,
eenzelfde amplitude en eenzelfde fase.

Wanneer, zoals weergegeven in Figuur 3, de spanningen e(t) en de netspanning Ug


sin(St) identiek gelijk zijn staat er geen spanning over de ohms-inductieve
impedantie. Er vloeit geen stroom i(t) en de generator levert geen actief vermogen en
ook geen reactief vermogen.

3
Joan Peuteman KHBO februari 2007

Van zodra de schakelaar in Figuur 3 gesloten is, mag e(t) op een gecontroleerde
manier afwijken in amplitude en fase van de netspanning. Er zal een stroom i(t)
vloeien en er zal vermogenuitwisseling optreden tussen het net en de generator.

In het vervolg noteren we de netspanning als u(t) = Ug sin(t) en de generatorspanning


e(t) als E sin(t + ) . Hierbij noteren we voor de eenvoud de pulsatie als in plaats
van de langere S-notatie. De index g bij Ug is de afkorting van grid, het is de
netspanning.

Figuur 3: Equivalent schema synchrone generator

3.2: Actieve en reactieve stroomcomponenten

De stroom i(t) voldoet aan de differentiaalvergelijking

di (t )
u (t ) + Ri i (t ) + Li = e( t ) .
dt
De generatorspanning e(t) kan herschreven worden als

e(t ) = E sin(t + ) = E (sin cos t + cos sin t ) = EC cos(t ) + ES sin(t ).

In Figuur 4 worden de sinusvormige spanningen e(t) en u(t) voorgesteld in een


vectordiagram. Bemerk de fasehoek tussen beide spanningen en typisch voor een
generator is het voorijlend gedrag van e(t).

Figuur 4: Vectordiagram

4
Joan Peuteman KHBO februari 2007

De stroom i(t) zal een sinuscomponent bevatten in fase met e(t) en een
cosinuscomponent 90 voorijlend op e(t). De stroom i(t) is dan ook te schrijven als

i (t ) = I S sin t + I C cos t.

Op basis van de hierboven beschreven differentiaalvergelijking kunnen IS en IC


berekend worden. Hierbij is IS de grootte van de actieve stroomcomponent die in fase
is met de netspanning u(t). IC is de reactieve stroomcomponent die 90 verschoven is
ten opzichte van de netspanning u(t).

Het is realistisch aan te nemen dat Ri 0 (Ri << Li). De differentiaalvergelijking


herleidt zich tot

U g sin( t ) + Li ( I S cost I C sin t ) = E S sin t + EC cos t .

Hieruit volgt dat

EC E sin
IS = =
Li Li

en dat

U g ES U g E cos
IC = = .
Li Li

Belangrijk zijn hier de tekens van IS en IC. Een positieve IS betekent dat de synchrone
machine actief vermogen levert aan het net. Een positieve IC betekent echter dat het net
reactief vermogen levert aan de synchrone machine. Een positieve IC betekent
namelijk dat de stroom voorijlt op de netspanning, het net gedraagt zich capacitief.

3.3: Het actief vermogen

De ogenblikkelijke waarde van het vermogen P(t) = u(t)i(t) is dan ook te schrijven als

P (t ) = U g I S sin 2 t + U g I C sin t cos t .

De eerste term in P(t) is te herschrijven als

1 U g E sin (1cos(2t ))
.
2 Li

en de tweede term in P(t) is te herschrijven als

5
Joan Peuteman KHBO februari 2007

1 U g (U g E cos )
sin(2t ) .
2 Li

De gemiddelde waarde van de eerste vermogenterm is het actief vermogen

1 U g E sin 1 U g E sin
P= waar een koppel M = mee overeenstemt.
2 Li 2 2 Li

Hierbij is P het actief vermogen welke de generator levert en welke het net dus
verbruikt.

Cruciaal bij dit actief vermogen is de hoek . Indien deze hoek positief is, dan werkt
de synchrone machine als een generator en levert ze actief vermogen aan het net.
Indien deze hoek negatief is, dan werkt de synchrone machine als motor en verbruikt
zo actief vermogen.

Bij nominaal vermogen is gewoonlijk van de grootte orde 20 tot 30. Wanneer
deze hoek meer dan 90 zou worden, dan verliest men synchronisme.

Vermeldenswaardig is ook het koppel M. Dit is het mechanisch koppel van de


windturbine die de generator aandrijft. Opdat de snelheid een constante zou blijven, is
uiteraard een even groot tegenwerkend koppel nodig. Dit laatste wordt langs
elektromagnetische weg bekomen binnenin de generator.

3.4: Het reactief vermogen

Het teken van het actief vermogen P is positief indien de synchrone machine actief
vermogen levert aan het net. Op dezelfde manier is het reactief vermogen Q positief
indien de synchrone machine reactief vermogen levert aan het net.

Het reactief vermogen is (op het teken na) de amplitude van de tweede vermogenterm
(die gemiddeld nul is) zodat

1 U g (U g E cos )
Q= .
2 Li

Het teken van dat reactief vermogen wordt bepaald door de grootte van ES = E cos .
Bij = 0 , verkrijgt men overbekrachtiging indien ES > U G en dan levert de synchrone
machine reactief vermogen aan het net. Q is positief. Indien ES < U G dan is de
synchrone machine onderbekrachtigd en neemt de synchrone machine reactief
vermogen op uit het net. Q is negatief.

In de praktijk zal een synchrone machine vaak overbekrachtigd worden. Op die manier
levert deze het reactief vermogen opgenomen door inductiemotoren, zelfinducties,
transformatoren Een synchrone machine kan men overbekrachtigen of sterker

6
Joan Peuteman KHBO februari 2007

overbekrachtigen door een grotere DC-bekrachtigingsstroom door de rotorwikkelingen


te sturen.

Het vectordiagram links in Figuur 5 toont een synchrone generator (de hoek is
positief) die overbekrachtigd is (grote DC-bekrachtigingsstroom door de wikkelingen).
Het vectordiagram rechts in Figuur 5 toont een synchrone generator die
onderbekrachtigd is (kleine DC-bekrachtigingsstroom door de wikkelingen).

Figuur 5: Overbekrachtigde en onderbekrachtigde synchrone generator

4: Het afstemmen van vraag en aanbod

4.1: Actief vermogen

Wanneer de transportverliezen in een elektrisch net verwaarloosd worden, dan geldt de


eis dat het geproduceerde actief vermogen op elk ogenblik gelijk moet zijn aan het
verbruikte actief vermogen.

Indien de opwekking kleiner is dan het verbruik, dan zal de netfrequentie dalen.
Inderdaad, wanneer de netfrequentie daalt, zullen zowel synchrone als asynchrone
machines trager draaien wat betekent dat minder kinetisch energie overblijft in de
roterende machines. Het extra verbruikte actieve vermogen is precies het
opconsumeren van een deel van de kinetische energie.

Indien de opwekking groter is dan het verbruik, dan zal de netfrequentie stijgen. Het
overschot aan energie wordt opgeslagen onder de vorm van kinetische energie bij de
draaiende synchrone en asynchrone machines. De netfrequentie zal dus inderdaad
stijgen.

7
Joan Peuteman KHBO februari 2007

In de praktijk varieert het verbruikte vermogen in een elektrisch net constant. Door de
netfrequentie op te volgen, kan de productie van het actief vermogen constant
aangepast worden aan het verbruik.

Het bijregelen van het geproduceerde actief vermogen van een klassieke thermische
centrale gebeurt bijvoorbeeld door meer of minder stoom naar de turbine te sturen. Op
die manier wordt de synchrone generator met een groter of kleiner koppel aangedreven
zodat het geproduceerd actief vermogen groter of kleiner is.

Het bijregelen van het totale geproduceerde vermogen zal zoveel mogelijk gebeuren
via ondermeer thermische centrales (ook via hydraulische centrales met een
spaarbekken indien deze beschikbaar zijn). Dit bijregelen zal zo weinig mogelijk of
niet via windturbines gebeuren.

Bij een windturbine zal men meestal zoveel mogelijk energie opwekken, dit
onafhankelijk van het verbruik. Elke kW welke men niet opwekt is gewoon verloren,
men kan aan de wind niet zeggen een halfuurtje te wachten met waaien totdat het
verbruik groter is. Wanneer men er daarentegen in slaagt de productie van
bijvoorbeeld een thermische centrale te reduceren, bespaart men bijvoorbeeld aardgas
of steenkool.

4.2: Reactief vermogen

Het geproduceerde reactief vermogen in een net moet op elk ogenblik gelijk zijn aan
het verbruikte reactief vermogen. Aangezien het verbruikte reactief vermogen in een
elektrisch net constant varieert, moet de productie constant hieraan aangepast worden.

Het bijregelen van het geproduceerde reactief vermogen gebeurt door het
spanningsniveau van het net op te volgen. Indien het spanningsniveau daalt, dan is er
te weinig productie van reactief vermogen. Indien het spanningsniveau stijgt, dan is er
teveel productie van reactief vermogen.

Een asynchrone machine (zowel motor als generator) verbruikt reactief vermogen. Een
synchrone machine, ongeacht het feit of ze als motor dan wel als generator werkt,
genereert reactief vermogen indien ze overbekrachtigd is. Ze verbruikt reactief
vermogen indien ze onderbekrachtigd is. Door de DC-bekrachting van de synchrone
machines gepast bij te regelen, kan het evenwicht tussen geproduceerd en verbruikt
reactief vermogen behouden blijven.

5: Bibliografie

Gasch R. en Twele J., Wind Power Plants: Fundamentals, Design, Construction and
Operation, Solarpraxis Berlijn, James & James Londen, 2002.

Heier S., Grid Integration of Wind Energy Conversion Systems, John Wiley & sons,
West Sussex England, 2006.

8
Joan Peuteman KHBO februari 2007

Johnson G. L., Wind Energy Systems, november 2001, in pdf-formaat beschikbaar via
het internet.

Masters G. M., Renewable and efficient electric power systems, John Wiley & sons,
New Jersey, 2004.

Soens J., Impact of wind energy in a future power grid, proefschrift tot het behalen van
een doctoraat in de toegepaste wetenschappen, KULeuven, december 2005.

Van Dommelen D., Productie, transport en distributie van elektriciteit, Acco Leuven,
2001.

Вам также может понравиться