Академический Документы
Профессиональный Документы
Культура Документы
Persoonlijk leerdoel:
- Ik ben in staat om mijn stem op een juiste manier te gebruiken door middel van variatie in tempo en meer pauzes te nemen. Dit wil ik bereiken door meer op mijn
snelheid en ademhaling te letten.
- Ik ben in staat om een duidelijk signaal aan de klas te geven wanneer een activiteit begint of eindigt.
De groep bestaat uit 28 leerlingen, waarvan 13 jongens en 15 meisjes. De leerlingen zijn allemaal rond de 10 of 11 jaar oud. In het lokaal zitten de leerlingen in
tafelgroepjes. Deze groepjes verschillen van grootte tussen de 4 en 6 leerlingen. Jongens en meisjes zitten gemengd bij elkaar in deze groepsopstelling.
Binnen de groep zijn cognitieve verschillen merkbaar. Per domein zijn er zwakke en sterke leerlingen. Er wordt in de klas veel gewerkt met instructiegroepen. De
leerlingen van deze groep hebben structuur nodig. Duidelijke afspraken en regels zijn nodig om de orde te behouden. Door gebruik te maken van de timer op het
bord weten de leerlingen hoe lang ze voor een bepaalde opdracht krijgen. Hier kan ik dus gebruik van maken tijdens mijn lessen.
De les stellen komt uit het werkboek waar de kinderen wekelijks in werken. De les komt uit de methode Taal actief van Malmberg. Deze les wordt klassikaal
gegeven, elke leerling doet actief mee met deze les. De kinderen hebben al eerder kennisgemaakt met stellingen en weten wat stellingen zijn.
Op sociaal-emotioneel gebied zijn er enkele leerlingen die opvallen. Zo zijn er een aantal leerlingen in de groep die last hebben van woedeproblemen. Deze
leerlingen kunnen al snel iets verkeerd opvatten en hierop doorgaan of een grote mond hebben tegen de leerkracht. Deze leerlingen zoeken dus de grenzen van
de leerkracht op. Er zijn drie leerlingen in de klas die last hebben van ADHD. Deze leerlingen mogen met een timer een paar minuten naar buiten om hun energie
kwijt te kunnen, ze mogen zelf aangeven wanneer ze naar buiten gaan. Het gebruik van de timer zal regelmatig voorkomen, ook tijdens mijn lessen. Hierdoor
zullen deze leerlingen dus tussendoor even weg zijn. Ondanks de negatieve momenten is er een goede sfeer in de groep. Het groepsgevoel is aanwezig en de
leerlingen hebben onderling veel plezier.
Lesverloop
Tijd Leerinhoud Didactische handelingen Leeractiviteit Materialen / Organisatie
Leraar leergedrag leerling(en)
Stap 1 Afspraken (Ik maak enkele afspraken met de kinderen. Ik spreek De kinderen luisteren naar de afspraken en - Werkboek blz 28 en 29
+/- 5 min maken, met de kinderen een startsignaal af. Als ik mijn hand houden zich aan deze afspraken. - Whiteboard + stiften
verkennen, op steek, verwacht ik dat zij dit ook doen en hun
opgave 1 aandacht op mij vestigen. Dit is mijn teken om te laten De kinderen pakken bladzijdes 28 en 29 van
zien dat ik wil beginnen met de activiteit. het werkboek voor zich.
Ik spreek met de kinderen af dat ze niet voor de beurt
gaan roepen en hun vinger opsteken als ze een Een kind leest de instapkaart voor.
antwoord weten of iets willen zeggen.) De kinderen mogen klassikaal stemmen door
^ Korte herhaling van de afspraken. te gaan staan en/of zitten.
Enkele kinderen beargumenteren hun
Ik vertel de kinderen dat we thema 6, week 2, les 8 antwoord.
van het werkboek gaan doen op bladzijdes 28 en 29.
Ik vertel dat we een aantal lessen overslaan, maar dat Een kind leest de poll van Gitte voor.
deze nog wel gemaakt zullen worden. Elk kind vult de poll zelfstandig in.
De kinderen bespreken klassikaal de
Ik vertel de kinderen dat we een poll gaan maken. antwoorden van opgave 1a.
Ik leg uit dat een poll een stelling (zin) is waarmee je
het eens of oneens kan zijn. Je vraagt naar de mening De kinderen maken opgave 1b.
van mensen over een bepaald onderwerp. De kinderen bespreken klassikaal de
antwoorden van opgave 1b.
Ik vraag een kind de instapkaart voor te lezen.
Ik vertel de kinderen dat ik zelf een poll heb gemaakt.
Het is stemdag dus mijn poll gaat over stemmen.
Ik schrijf deze poll op het bord. Ik vraag de kinderen te
gaan staan als ze het eens zijn en te blijven zitten als
ze het oneens zijn. Ik vraag enkele kinderen naar hun
argumenten waarom ze voor dit antwoord kiezen.
Ik vertel wat in mijn poll de zender, de boodschap en
de ontvanger is.
De poll:
Kinderen moeten kunnen stemmen.
- Eens - Oneens
Stap 3 Schrijven, Ik vraag de kinderen hun verhalenschrift te pakken. De kinderen pakken hun verhalenschrift. - Werkboek blz 28 en 29
+/- 10 min opgave 3 Ik vertel de kinderen dat ze een eigen poll gaan De kinderen schrijven zelfstandig een eigen - Verhalenschrift
maken. Deze poll bestaat uit 3 stellingen. poll die bestaat uit 3 stellingen.
Ik laat de kinderen zelfstandig hun poll schrijven.
Stap 4 Nakijken, Ik vertel de kinderen dat ze in tweetallen hun poll De kinderen kijken in tweetallen hun poll - Werkboek blz 28 en 29
+/- 5 min opgave 4 kritisch gaan nakijken aan de hand van de nakijkhulp. kritisch na aan de hand van de nakijkhulp. - Verhalenschrift
Als de kinderen fouten bij elkaar zien, mogen ze dit De kinderen verbeteren samen fouten.
samen verbeteren.
Stap 5 Presenteren en Ik vertel de kinderen dat ze binnen hun tafelgroepjes De kinderen nemen de poll binnen hun - Werkboek blz 28 en 29
+/- 15 min reflectie, de poll mogen afnemen. Elk kind mag zijn of haar poll tafelgroepje af. Elk kind leest zijn of haar - Verhalenschrift
opgave 5 voorlezen en de antwoorden van de andere kinderen eigen poll voor en noteert de antwoorden van
noteren. de andere kinderen.
Ik vraag klassikaal per groepje een kind om zijn of Een kind van elk groepje mag zijn of haar poll
haar poll voor te lezen. Ik laat de kinderen klassikaal voorlezen. De kinderen mogen klassikaal
stemmen door de kinderen hun hand op te laten stemmen door te gaan staan en/of zitten.
steken bij hun antwoord. De kinderen geven een tip en een top voor
Ik vraag een tip en een top voor elke poll die wordt elke poll die wordt voorgelezen.
voorgelezen.
Stap 6 Eigen poll en Ik vertel de kinderen dat ik zelf nog een poll heb De kinderen mogen klassikaal stemmen door - Werkboek blz 28 en 29
+/- 5 min evaluatie bedacht. Ik vraag de kinderen te gaan staan als ze het te gaan staan en/of zitten.
eens zijn en te blijven zitten als ze het oneens zijn. Enkele kinderen beargumenteren hun
Ik vraag enkele kinderen naar hun argumenten antwoord.
waarom ze voor dit antwoord kiezen.
De kinderen beantwoorden de
De poll: evaluatievragen.
Ik vond het een leuke les.
- Eens - Oneens