Вы находитесь на странице: 1из 5

Bijlage A Format reflectie OGP 3

Naam en klas student: Naam SLB: Naam


Lieke Jorissen J. Romeijnders Werkplekbegeleider:
D J.
Stagegroep: Datum: Werkplek:
3/4 10-4-2017 -

OPG 3 kritische reflectie: Volgens het format uit het instructieboek werkplekleren met alleen maar
kritische handelingen en standaarden uit het OGP 3 boekje. Maak de cirkel rond. Waar wilde jij aan
werken met je groep? Hoe is dat gegaan? Waar was je sterk in? Wat kan nog beter? Waar ga je in
kwartaal 4 mee verder? Dit stuur je naar de SLB-er. Hij/zij geeft feedback en je maakt een nieuwe versie.
Beide versies komen op je blog.

Wat wilde ik leren?


Aan welke doel voor de groep wilde ik werken?
In mijn overdenking heb ik geschreven dat ik als doel voor deze klas heb om ze veel
samen te laten werken. Zo kan ik namelijk het samenhorigheidsgevoel als klas
benadrukken. Ik wilde dit op sociaal en werkgerelateerd vlak. Ik ging dit doen door
veel aan de slag te gaan met coperatieve werkvormen. Daarnaast wilde ik ervoor
zorgen dat een aantal kinderen, waarvan uit de sociogram blijkt dat ze buiten de
groep vallen, vaker positief worden gekozen. Hierbij wilde ik de kwaliteiten van deze
kinderen gebruiken waardoor klasgenootjes zullen inzien dat ze juist goed met ze
kunnen samenwerken omdat ze bijvoorbeeld veel van het onderwerp afweten.
Als laatste doel had ik dat ik de kinderen meer uitdaging wilde bieden. Ik heb
namelijk tijdens lessen gemerkt dat sommige kinderen al erg snel klaar zijn en het
soms erg makkelijk vinden. Wanneer deze kinderen klaar waren gingen ze andere
kinderen van het werk houden. Hierdoor zullen klasgenootjes negatief denken over
deze leerling. Dit komt dan doordat ze door deze leerling niet kunnen doorwerken.
Wanneer ik iedereen voldoende uitdaging geef door middel van extra opdrachten
zal dit doel worden behaald.

Wat deed ik?


Om aan de doelen voor mijn groep te werken heb ik allereerst een sociogram
afgenomen. Door dit te doen kwam ik erachter dat een aantal kinderen duidelijk
buiten de groep vielen en vaak negatief gekozen werden. Aan de uitkomsten kon ik
zien dat een aantal kinderen verstoten werden uit de groep. Dit geldt voor 2/3
kinderen. Tijdens de lessen en samenwerkingsopdrachten zag ik dit ook duidelijk
terug. Deze kinderen werden vaak als laatste gekozen. Om ervoor te zorgen dat
deze kinderen vaker positief werden gekozen heb ik geprobeerd om hun kwaliteiten
te benutten. Dit heb ik tijdens mijn BVO les bijvoorbeeld gedaan door de kinderen
die negatief werden gekozen, maar die wel heel creatief waren, met een minder
creatief iemand te laten samenwerken. Hierdoor had het kind dat vaak negatief
werd gekozen meer inspraak in het proces.
Ik heb ook veel met coperatieve werkvormen gewerkt door de kinderen veel in
groepjes te laten samenwerken. Ik heb bijvoorbeeld groepjes gemaakt op basis van
positief gekozen voor elkaar en negatief gekozen voor elkaar. Daarnaast heb ik ook
wel eens groepjes gemaakt op willekeurige basis.
Wanneer ik groepjes maakte op basis van positief gekozen voor elkaar, dan was ik er
zeker van dat de groepsleden goed met elkaar konden opschieten. Dit heb ik
bijvoorbeeld tijdens mijn BVO-les gedaan. Hier moesten de kinderen in tweetallen
een kledingstuk maken. Ik heb groepjes samengesteld op basis van persoonlijke
voorkeur naar wat ze mooi vinden en op basis van wie kiest er positief voor elkaar. Ik
heb dit bij n groepje toen niet gedaan. Hier heb ik twee kinderen bij elkaar gezet
die normaal niet met elkaar samenwerken. Ik heb er toch voor gekozen omdat ik
wist dat degene die normaal gesproken heel erg zou volgen, juist erg creatief was.
Daarnaast heb ik maar voor n groepje gekozen omdat dit een vrij drukke les was,
waarbij de kinderen veel hulp nodig hadden. Door maar en groepje bij elkaar te
zetten waarvan het nog de vraag is of het gaat werken, kon ik dit beter in de gaten
houden. En hierbij inspringen wanneer dit nodig zou zijn. Als ik dit bij 13 nieuwe
groepjes zou moeten doen dan zouden veel kinderen de opdracht niet hebben
kunnen maken. De groepjes op basis van wie werkt er niet zo graag met elkaar
samen heb ik dan ook gebruikt tijdens lessen die iets makkelijker waren en waar de
opdracht niet al te moeilijk was. Als laatste heb ik ook groepjes gemaakt op
willekeurige wijze. Dit deed ik via een speciaal programma op Gynzy. Mijn doel
hierbij was dat ik wilde dat de kinderen niet negatief op elkaar gingen reageren
wanneer ze samen moesten werken. Ik wilde dus geen negatieve reacties krijgen
wanneer de groepjes werden gemaakt. Doordat de kinderen het een erg leuk
programma vonden waren ze niet meer bezig met wie nu met wie moest
samenwerken, en wat ze daar dan van vonden, maar waren ze helemaal
genteresseerd in het spel.
Om de kinderen meer uitdaging te bieden heb ik ervoor gezorgd dat wanneer ik een
les gaf, dat ik een klaar-opdracht klaar had staan. Hierdoor konden kinderen die
snel klaar waren door met een andere opdracht. Hierdoor hielden ze andere
kinderen niet van het werk.

Welke betekenis heeft het voorgaande voor mij?


Met betrekking tot de koppeling tussen theorie en praktijk heb ik me ingelezen over
verschillende werkvormen. Daarnaast heb ik veel informatie gehaald uit de
kerndoelen.
De les waar ik het meest trots op ben is mijn geschiedenisles. Dit is mijn meest
geslaagde les omdat ik hierbij veel van mezelf heb kunnen laten zien. Tijdens deze
les ging ik met de kinderen praten over fotos en fototoestellen. Dit komt omdat het
thema in de klas nu de fotograaf is. We hebben eerst een klokhuis aflevering over
het ontstaan van het fototoestel gekeken en daarna kreeg ieder kind een foto. Deze
fotos heb ik gezocht en uitgeprint voor de kinderen. Deze foto moesten de kinderen
analyseren. Hierbij moesten ze letten op wat ze zagen op de foto en met wat voor
fototoestel het gemaakt zou zijn. Deze kenmerken moesten de kinderen vervolgens
opschrijven en ik ben deze toen klassikaal met de kinderen gaan bespreken. Als
eindproduct hebben we alle fotos in de goede tijdvolgorde opgeplakt.
Ik heb in deze les laten zien dat ik kan omgaan met onverwachte situaties. Ik had
namelijk de les gepland voor anderhalf uur. Ik had op die dag nog maar drie kwartier
waardoor ik even snel moest schakelen en een idee moest bedenken. De les heeft
toen drie kwartier geduurd en de volgende stagedag zou ik verder gaan met de rest
van de dag. Nu merkte ik de volgende les dat de kinderen aan het einde niet meer
goed konden luisteren. Ik heb er toen voor gekozen om de les af te ronden en hem
in meerdere kleine stukjes te hakken. Hierdoor hadden de kinderen voor ieder kind
wat zijn kenmerken bij de foto mocht voorlezen genoeg aandacht. Daarnaast sprak
ik de kinderen erg aan tijdens deze les. Ze waren erg enthousiast en keken steeds
uit naar de volgende les. Het eindproduct wat door deze les is ontstaan is ook erg
mooi en de kinderen zijn er trots op dat hun eigen fotos er ook tussen hangen. De
fotos van het eindproduct staan op mijn blog bij mijn lesvoorbereiding geschiedenis.
Het moeilijkste dit kwartaal vond ik de hoeveelheid aan lessen, lesvoorbereidingen,
toelichtingen, analyses, enz. die je moest maken. Uiteindelijk is dit wel goed
gekomen, maar dit heeft me erg veel tijd gekost. Dit kan ook aan mij liggen want
van medestudenten en van mijn mentor hoor ik terug dat ik overal ook erg veel tijd
aan besteed. Ik neem geen genoegen met een simpel methodelesje waarin ik niet
mijn eigen creativiteit kan loslaten.

Waar sta ik nu met betrekking tot de kritische handelingen van de


betreffende fase?
A.1 Bespreken van en omgaan met regels, 2.1 Fysiek en sociaal-emotioneel veilige
leeromgeving:
De student is mede verantwoordelijk voor het realiseren van een fysiek en
sociaal emotioneel veilige leeromgeving, met betrekking tot eigen gedrag, de
dagelijkse omgang met leerlingen en de omgang van leerlingen met elkaar.
Tijdens mijn lessen ben ik wel bezig geweest met het duidelijk maken van regels. Ik
bijvoorbeeld heb het stilte-teken gehanteerd en benoemd dat ik vingers wil zien
wanneer kinderen een vraag hebben. Daarnaast heb ik de kinderen ook verteld dat
ze bij mij ook gewoon hun hand op moeten steken bij het stilte teken en dat ze
wanneer mijn mentor even de klas uit is niet meteen hoeven te schreeuwen.
Hierdoor is het voor de kinderen denk ik wel duidelijk geworden dat ze zich bij mij
niet anders hoeven te gaan gedragen. Voor het volgende kwartaal wil ik hier nog
meer de nadruk op gaan leggen en consequent zijn in het hanteren van deze regels.
Bijvoorbeeld door pictogrammen te gebruiken bij mijn inleiding van de les en de
kinderen hierop te wijzen. Dit doe ik namelijk nog niet standaard bij iedere les. Dit
wil ik wel gaan toepassen en dit standaard in elke PowerPoint zetten zodat ik er ook
aan herinnerd word.
Ik creer volgens mijn mentor wel altijd een veilige leeromgeving voor de kinderen
waarin ze antwoorden durven te geven en hun problemen durven te bespreken.

A.3 Leiding geven aan het groepsproces, 4.7 Onverwachte situaties:


De student past zijn organisatie aan bij onverwachte situatie op microniveau.
Mijn geschiedenisles is hier een goed voorbeeld van. Tijdens deze les kwam ik
erachter dat de kinderen er langer over deden dan dat ik had ingeschat. Hierdoor
moest ik keuzes maken. Ik heb er toen voor gekozen om de kinderen het op hun
eigen tempo te laten doen en de les in meerdere delen te verdelen.

A.4 Interactie aangaan met de groep, 3.12 Feedback aan leerlingen:


Toetsing en evaluatie: De student evalueert onderwijsactiviteiten met
kinderen en geeft feedback aan leerlingen op product en proces.
Aan deze kritische handeling heb ik nog te weinig aandacht geschonken. Ik heb niet
altijd heel duidelijk gereflecteerd op de product en procesdoelen terwijl ik dit wel
beschreef in mijn lesvoorbereidingen. Op productdoelen heb ik in het algemeen
meer op gereflecteerd dan op de procesdoelen. Dit wordt dus een aandachtspunt
voor het volgende kwartaal. Ook dit ga ik doen door in mijn PowerPoint standaard
weer terug te komen bij een dia waarop de product en procesdoelen nog een keer
beschreven staan. Zo kan ik niet vergeten dat ik dit nog moet doen. Want wanneer
ik het alleen in mijn lesvoorbereiding zet, dan zie ik dat achteraf pas weer. Tijdens
mijn les kijk ik namelijk niet in mijn lesvoorbereiding.
B2. Leeractiviteiten ontwerpen, 3.6 Werkvormen en groeperingsvormen:
De student hanteert doelgericht verschillende werkvormen en
groeperingsvormen.
Tijdens dit kwartaal heb ik erg veel lessen gegeven waarin werk- en
groeperingsvormen een duidelijke functie hadden. Waarom ik welke werk- of
groeperingsvorm heb gebruikt, kun je hierboven teruglezen. Ik maakte het eerste
half jaar ook al wel gebruik van samenwerken, maar toen had het voor mij nog niet
zon duidelijk functie dan nu.

B2. Leeractiviteiten ontwerpen, 4.2 Tijdsbewaking:


De student bewaakt de tijd tijdens een uitvoering van de activiteit.
Om de tijd goed te kunnen inschatten heb je een goede beginsituatie nodig.
Wanneer je een goede beginsituatie hebt kun je je tijd hierop aanpassen. Dit ging bij
mij nog wel eens mis omdat ik de beginsituatie niet duidelijk had in geschat. Een
voorbeeld hiervan is mijn geschiedenisles. Ik had van te voren niet goed ingeschat
dat de kinderen langer doen over het denken en schrijven dan kinderen van groep
6/7. Hierdoor kwam ik met mijn tijdsplanning in de knoop. Ik heb uiteindelijk de les
gesplitst in meerdere delen. Hoe verder ik kwam in het kwartaal, hoe beter het ging
met mijn tijdsplanning. Ik liep op schema en hield me aan de afgesproken tijd. Wat
mij hier goed bij heeft geholpen is om in mijn PowerPoint te zetten hoelang ik heb
voor elke dia. Hierdoor moet ik me houden aan de afgesproken tijd. Daarnaast werkt
het om tijdens het zelfstandig werken een timer te zetten zodat de kinderen
doorwerken omdat ze op tijd klaar willen zijn.

B.2 Leeractiviteiten ontwerpen, 4.5 Leeromgeving inrichten:


De student richt de leeromgeving zodanig in dat hij kan werken met zowel
kleine als grote groepen. De student zet hulpmiddelen en materialen klaar
voor eigen lessen.
Tijdens mijn lessen heb ik de kinderen soms in groepjes of tweetallen bij elkaar laten
zitten. Ik heb de kinderen altijd zelf een plek gegeven zodat ik eventuele ruzies
tussen kinderen kon voorkomen. Daarnaast heb ik ook wel eens lessen gegeven in
een andere ruimte dan de klas. Hierdoor moest ik mijn omgeving even aanpassen.

B.3 Leeractiviteiten begeleiden, 1.1 Zich op groepjes leerlingen:


De student houdt zicht op groepjes leerlingen: geeft (bege)leiding aan
individuele leerlingen, kleine groep(en) en grote groep. De student vangt
incidenten met/tussen leerlingen op en zorgt ervoor dat groepjes die hij/zij
begeleidt naar behoren functioneren. De student rapporteert hierover aan de
leraar.
Tijdens de natuur en techniekles kwam deze kritische handeling het meeste naar
voren. Omdat de kinderen allemaal op een andere plek zaten moest ik het zicht
houden op al deze groepjes. Dit is toen erg goed gegaan omdat ik telkens rond liep
en in de gaten hield of de groepjes allemaal op hetzelfde tempo aan het werken
waren. Hierdoor zouden ze ook allemaal tegelijk klaar zijn aan het einde van de les.

B.3 Leeractiviteiten begeleiden, 2.6 Samenwerking, zelfredzaamheid:


De student stimuleert samenwerking, zelfredzaamheid en assertiviteit bij
leerlingen.
Door groepjes te maken aan de hand van de sociogram heb ik ervoor kunnen zorgen
dat ik leerlingen met een reden bij elkaar zet. Hierbij kon ik van te voren al rekening
houden of ik de samenwerking zou moeten stimuleren, of dat het groepje het zelf
wel zou redden. Daarnaast heb ik kinderen bij elkaar gezet die bijvoorbeeld nooit
gekozen werden, maar wel veel van het onderwerp afwisten. Deze leerling heb ik
vervolgens bij iemand geplaatst die juist niks van dit onderwerp afwist. Hierdoor
kwamen de kinderen erachter dat deze leerling ook dingen wist en dat die ook goed
kan samenwerken. Omdat deze leerling veel van het onderwerp afweet moet deze
nu een keer het initiatief nemen in plaats van te volgen. Mijn rol hierbij is om dit te
begeleiden zodat de leerling ook de kans krijgt om zijn informatie te delen. Hiervoor
moet er een veilige leeromgeving gecreerd worden waarin het kind durft te zeggen
wat hij weet. Een manier om dit te doen is door bijvoorbeeld bij dit groepje te gaan
zitten en het kind meehelpen om iets te zeggen. Ik zou dan over iets kunnen
beginnen wat het kind aanspreekt en wat met het onderwerp te maken heeft.
Hierdoor durft het kind meer te zeggen en is het opstapje voor het kind gemaakt.

E.2 Bespreken van opbrengsten en kwaliteiten van leeractiviteiten met collegas, 5.2
Actief bijdragen:
De student levert een actieve bijdrage in de samenwerking met collegas
(medestudenten, leerkrachten, docenten): neemt initiatieven, denkt actief
mee in het kader van schoolontwikkeling en verwoord zijn eigen mening.
Tijdens deze kwartaalopdracht heb ik aan mijn medestudent feedback gegeven op
lesvoorbereidingen en toelichtingen. Ook heb ik tijdens mijn les natuur en techniek
samengewerkt met de 2 mannen die deze les normaal gesproken geven. Deze
mannen komen uit het dorp en organiseren op deze school altijd de techniekdag
voor iedere groep. Deze samenwerking verliep goed en we hebben er samen een
mooie les van gemaakt.
(Kritische handelingen OGP 3, 2017)

Hoe nu verder?
Het komende kwartaal wil ik verder gaan met waar ik nu al mee bezig ben. Ik wil
graag verder gaan met de doelen die ik voor deze periode had opgesteld. Deze wil
ik dan verder gaan uitwerken en hier nog meer aandacht aan geven. Hierdoor krijg
ik mijn groep nog beter in beeld, dit zorgt er uiteindelijk voor dat de kwaliteit van
het onderwijs omhoog gaat. Hierdoor zullen mijn lessen ook beter lopen. Ik weet dan
namelijk meer van de beginsituatie van de kinderen.
In mijn kritische handelingen kun je ook teruglezen aan welke handelingen ik het
volgende kwartaal meer aandacht aan wil besteden.

Вам также может понравиться