Opbouw van De leerling volgt De leerling volgt De leerling volgt de opdracht de stappen van af en toe de de juiste de opdracht juiste stappen stappen van de niet. van de opdracht. opdracht.
Vorm De leerling De leerling De leerling
bekomt een fout bekomt bijna bekomt een juist patroon door een juist patroon door te verkeerd te patroon door te spiegelen en te spiegelen en te spiegelen en te roteren. roteren. roteren. De leerling maakte enkele foutjes.
Werktempo De leerling heeft De leerling De leerling heeft
niet werkte door, goed doorgewerkt en maar heeft de doorgewerkt en heeft de opdracht niet heeft de opdracht dus volledig kunnen opdracht totaal niet afronden. kunnen kunnen afronden. afronden. Materiaal De leerling had De leerling had De leerling was zijn materiaal een deel van het volledig in orde niet mee. materiaal mee, met het nodige maar niet alles. materiaal.
Respect voor De leerling heeft De leerling heeft De leerling heeft
het materiaal geen respect pas respect voor respect voor het voor het het materiaal na materiaal. materiaal. enkele opmerkingen.
Inzet De leerling De leerling De leerling
werkt niet mee werkt gedreven werkt gedreven aan de opdracht maar heeft af en aan de opdracht en toont geen toe wat en wil de inzet. aanmoediging opdracht zo nodig om voort goed mogelijk te werken. uitvoeren. Respect voor De leerling heeft De leerling gaat De leerling gaat de ander geen respect met respect om met respect om voor zijn met zijn met zijn medeleerlingen medeleerlingen, medeleerlingen en hun werk. maar krijgt eerst en hun werk. een opmerking.