Вы находитесь на странице: 1из 41

HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 1

HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD:


Gezien vanuit EPHEZE hfst. 1-3 in vergelijking met 1 PETRUS hfst. 1-2

Boven: foto van de Berg Sinaï, in het Sinaïgebergte in Egypte, waar God een verbond sluit met de
afstammelingen van Abraham, Izaak en Jacob. Onder: Fragment van een schilderij van Matthias
Grunewald, ca. 1510, Jezus aan het Kruis.

Tussen de beide perioden in had Jezus op een berg in Galilea een “preek” gehouden waarin hij
nieuwe wetten uitschrijft en zo het verbond met Israël in een andere richting laat gaan. Het
Nieuwe Vebond, tussen God en mensen, staat op het punt geboren te worden. Hij zal er ook voor
sterven aan het kruis. Totaal Nieuw is het, omdat daar ook niet-joden hartelijk welkom zijn.

Guido Biebaut 03/02/2018 Alle rechten voorbehouden


HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 2

Het woord vooraf

DISPENSATIONELE VERBANDEN DIE IN 1 PETRUS SAMENKOMEN

In een artikel getiteld 1 PETRUS 2 AND REPLACEMENT THEOLOGY maakt Dr. Thomas Ice enkele
grote ontboezemingen met betrekking tot 1 Petrus 2: 4-10. Hij citeert ook goedkeurend een
andere toonaangevende dispensationele theoloog, de joodse bekeerling Arnold Fruchtenbaum.
Na eerst erop gewezen te hebben geschreven aan wie de brief is gericht zegt Ice dat hij gelooft
dat het primair bedoeld was voor de diaspora, de gelovige Joden binnen de kerk. We citeren:

“Het is duidelijk, Petrus, een apostel die speciaal was geroepen om de Joden te dienen, schrijf
een brief aan Joodse gelovigen die zich in de diaspora bevinden, om ze aan te moedigen. Het
heef geen zin om van heiden-christenen te spreken als vreemdelingen die onder heidense naties
wonen. Het is echter goed om te spreken van Joodse gelovigen als vreemdelingen die in heidense
landen wonen en die er waarschijnlijk al waren sinds hun verspreiding door de Assyriërs en
Babyloniërs. Fruchtenbaum legt uit:

Er moet rekening mee worden gehouden dat Petrus schrijf aan Joodse gelovigen. Door de
Schrif heen zijn er altijd twee Israëls geweest: het Israël als geheel dat alle Joden omvat;
en, Israël, het overblijfsel dat alleen gelovige Joden omvat. Hier onderscheidt Petrus het
overblijfsel en het niet-overblijfsel. Vervangingstheologie, echter, vertrouwt op deze
passage als bewijs dat het ware Israël de kerk is.” [Arnold G. Fruchtenbaum, The Messianic
Jewish Epistles: Hebrews, James, First Peter, Second Peter, Jude, Ariel Ministries, 2005),
blz.336.]

^^^^^^
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 3

“Een duidelijk contrast wordt opgemerkt, omdat vers 9 begint met "Maar jij…. " In tegenstelling
tot Joodse ongelovigen, zullen gelovige Joden daadwerkelijk de ontvangers zijn van de
oudtestamentische zegeningen die door het geloof in Jezus zijn verordend voor de natie Israël.
Deze vier beschrijvingen in vers 9 worden dus niet op de kerk overgezet, maar in plaats daarvan
worden ze door de apostel aan de Joodse gelovigen in de kerk herhaald voor de besnedenen.
Fruchtenbaum legt uit:

Het is belangrijk om te erkennen dat het contrast dat Petrus hier maakt niet is tussen de
kerk en Israël, of tussen gelovigen en niet-gelovigen, of tussen ongelovige joden en
gelovige heidenen. Integendeel, het contrast is hier tussen het Overblijfsel en het Niet-
Overblijfsel van Israël. Het punt van Petrus is dat terwijl Israël als geheel naliet om zijn
roeping te vervullen, het overblijfsel van Israël heef niet nagelaten zijn roeping te
vervullen.”[Arnold G. Fruchtenbaum, The Messianic Jewish Epistles: Hebrews, James, First
Peter, Second Peter, Jude, Ariel Ministries, 2005), blz.344.]

“Hoewel er veel meer te zeggen valt over 1 Petrus 2, het is overduidelijk dat de passage geen
enkele vorm van vervangende theologie ondersteunt. In plaats daarvan spreekt het van een
vervulling van Gods belofen in het Oude Testament aan het Israël Gods door Christus, niet een
vervanging van Israël door de Kerk. God zal inderdaad al zijn belofen aan Israël houden, ook al
combineert hij in het gemeente-tijdperk gekozen Joden en heidenen tot een enkel gelijk lichaam
(Epheze 2: 11-22). Als het Nieuwe Testament de vervangende theologie zou onderwijzen, zou er
een duidelijke uitspraak moeten zijn over precies zo'n doctrine. Er is echter geen duidelijke leer
van deze aard, ondanks de vele gevolgtrekkingen van commentatoten. Bovendien leert de apostel
Paulus precies het tegenovergestelde in Romeinen 9-11.”

We moeten er toch op wijzen dat niet alle Messiasbelijdende joden de leer van de bedelingen
aanvaarden. Deze Werner Stauder doet dat niet, kort en bondig en sommige van zijn artikelen
zijn het waard gelezen te worden.

“Vraag:
Mijn vraag aan U is als oprecht christen: hoe denkt U over de bedelingenleer? Onze voorganger is
van mening dat je de Bijbel niet in tweeën kunt delen: wat voor Israël is, is voor Israël en wat voor
de Gemeente is, is voor de Gemeente. Ik hoop dat U mij een eerlijk antwoord wil geven indien
mogelijk.

Antwoord:
Heel hartelijk bedankt voor uw mailtje met de vraag hoe ik over de bedelingenleer denk. Wel, ik
ben het met uw voorganger eens dat de Bijbel inderdaad niet in tweeën gedeeld kan worden,
want de GEHELE BIJBEL is Joods!!! Het onderscheid dat de bedelingenleer maakt tussen Israël
enerzijds en de Gemeente anderzijds maken wij niet, want de Gemeente is het gelovige deel van
Israël inclusief de gelovigen uit de volken die zich hierbij aangesloten hebben door het geloof in de
G'd van Israël en onze Joodse Messias Yeshua, die door de heidenen foutief "Jezus" genoemd
wordt. De aanhangers van de bedelingenleer geloven, dat alle belofen en profetieën in het Oude
Testament betrekking hebben op het "oude" verbondsvolk Israël. Verder zijn zij van mening, dat
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 4

dit volk ongelovig was en bleef, in de dagen van de komst van de beloofde en geprofeteerde
Messias en daarom de zaligheid G'ds de heidenen gezonden is. De getrokken conclusie is
derhalve, dat alle aan Israël beloofde zegeningen tijdelijk terecht zijn gekomen bij het
christendom, de Kerk, die beschouwd wordt als de nieuwtestamentische voortzetting van het
oudtestamentische Israël en daarom als Gemeente des Heren in onze tegenwoordige bedeling
beschouwd dient te worden. En dit volk, deze Gemeente, zou men beslist niet moeten verwarren
met Israël omdat volgens hen de Gemeente niet meer leef onder de wet van het Oude verbond,
maar onder de genade van het Nieuwe. Dus niet onder Mozes, maar onder Christus! In
tegenstelling tot de verbondstheologie geloof de bedelingenleer echter dat de profetieën
aangaande het herstel van Israël alsnog letterlijk vervuld zullen worden nadat de Gemeente
opgenomen is. De aanhangers van de bedelingenleer hebben dus de neiging om niet alleen de
tegenstelling tussen Oude en Nieuwe verbond, tussen wet en genade, te benadrukken, maar ook
die tussen Israël en de Gemeente. U begrijpt natuurlijk dat ik als messiasbelijdende Jood het daar
uiteraard niet mee eens kan zijn!

Ik hoop dat ik uw vraag voldoende heb kunnen beantwoorden.

Met vriendelijke groet,


Werner Stauder”

Maar ook deze groep “119ministries” is tegen de uitleg van de bedelingenleer. Verder hebben
ze niet mijn zegen meegekregen ondanks dat dit artikel een goede tegenzet is tegen de
bedelingen. Ze zijn echter één van de wel 50% van alle Messias belijdende Joden die de mening
zijn toegedaan dat er in de Bijbel geen drie-eenheid geleerd wordt. Dus Jezus en de Heilige Geest
zijn geen goddelijke personen. Dus daarom niet verder aan te bevelen. Zie naar:

https://www.119ministries.nl/media-119-ministries/item/13-fout-van-de-bedelingenleer

Wie graag nagaat wat Messiaanse gelovigen in het algemeen denken zie dat vanuit deze lijst:
http://app.kehilanews.com/websites List of Messianic-related Websites in Israël

Op deze site een artikel met echt een aanbeveling:


https://messianicway.wordpress.com/2013/08/18/dispensationalism-the-root-of-many-errors/

Wie wat verder wil zoeken naar de betekenis van het boek Epheze: dit is de plaats waar u moet
zijn. http://www.tyndale.ca/seminary/mtsmodular/reading-rooms/newt/ephesians

Leest u ook regelmatig litteratuur van en over de leer van de bedelingen, beter gekend als de
leer van het “dispensationalisme”? Dit zijn meestal 7 fasen (of zelfs negen volgens enkelen)
waarin God op verschillende manieren met Zijn schepselen omgaat. Verschillende manieren om
Zijn plannen en doel ten uitvoer te brengen. Dit is één van mijn kritische aantekeningen erbij. Het
zullen er rond de zes of zeven worden, naargelang hoe het verder verloopt. Bedenk wel, we
hebben geen enkel probleem met de scheiding Oud en Nieuw Verbond (Testament). Of dat er nog
een verbond was met Adam en Eva of met Noah. Daar gaat het dus niet om, u zal wel merken
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 5

waarover wel!

HOOFDSTUK 1
EPHEZE hoofdstuk 1

In hoofdstuk 1 vers 1 benoemd Paulus de gemeente van Christus (de kerk) "heiligen" en dat is
zonder enige twijfel in het Oude Testament een verbondstitel voor het vleselijke Israël (Ps.16:3 /
30:4 / 37:28 / 85:8 / 97:10 / 132:9,16 / Dan.7:18,21-22,25,27) en "uitverkoren in Hem." Israël was
tóén het uitverkoren volk Gods (Deut.4:37 / 7:6 / 10: 5 / Ps.135: 4 / Jes.41:8 / 44:1-2 / 66:15 /
Ezech.20:5). De apostel der heidenen gebruikt het hier merkwaardig dus ook voor niet-joden! Kijk
eens hoe Paulus de nadruk legt op de uitverkiezing van de heidenen in vers 3 en 4: “3 Gezegend
zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heef met alle geestelijke
zegen in de hemelse gewesten in Christus, 4 omdat Hij ons vóór de grondlegging van de wereld
in Hem uitverkoren heef, opdat wij heilig en smetteloos voor Hem zouden zijn in de liefde.” De
Messiasbelijdende heidenen zijn zoals ook de Messias belijdende joden van tevoren, voordat
Adam en Eva er waren, in Gods boek van leven geschreven, met naam en toenaam!

In hoofdstuk 1 vers 5 zegt Paulus: "5 Hij heef ons voorbestemd om als Zijn kinderen
aangenomen te worden, door Jezus Christus, in Zichzelf, overeenkomstig het welbehagen van Zijn
wil." In Romeinen 9 verklaart Paulus over het vleselijke Israël, "4 Zij zijn immers Israëlieten; voor
hen geldt de aanneming tot kinderen en de heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de
eredienst en de belofen. 5 Tot hen behoren de vaderen, en uit hen is, wat het vlees betref, de
Christus voortgekomen, Die God is, boven alles, te prijzen tot in eeuwigheid. Amen!" (Rom 9: 4-5).
Vergeet niet de link te leggen tussen beide teksten. Paulus zegt dat Israël "de aanneming tot
kinderen" heeft ontvangen. Dit hoorde tot het geboorterecht van Israël want ze zijn ook,
erfgenamen van het verbond met Abraham. Niettemin verklaart Paulus in Rom.8 HETZELFDE ALS
IN EPH.1: 5 OVER de gemeente (kerk) in Rome "15 Want u hebt niet de Geest van slavernij
ontvangen, die opnieuw tot angst leidt, maar u hebt de Geest van aanneming tot kinderen
ontvangen, door Wie wij roepen: Abba, Vader! 16 De Geest Zelf getuigt met onze geest dat wij
kinderen van God zijn. 17 En als wij kinderen zijn, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van
God en mede-erfgenamen van Christus; wanneer wij althans met Hem lijden, opdat wij ook met
Hem verheerlijkt worden." (Rom.8:15-17). Hij gaat verder met te verklaren dat de gemeente nog
steeds wacht op de volledige voltooiing van de adoptie. Dat zien we meer in het Nieuwe
Testament: het is er al maar nog niet volledig. Paulus geef aan dat de schepping wacht op "het
openbaar worden van de kinderen van God." (Rom.8:19b) en "in de verwachting van de
aanneming." (Rom.8:23). Ze VER-wachtten dat: "wijzelf zuchten in onszelf” met andere woorden
we verwachten dat “gretig af." De volledige acceptatie zien we nu nog niet, maar ook niet van
een Messias belijdende Jood.

Zij verwachtten dat de belofte spoedig zou komen, zoals Paulus later in Rom.13:11-13
beschrijft: “11 En dit te meer, omdat wij het beslissende tijdstip kennen, namelijk dat de tijd reeds
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 6

is aangebroken dat wij uit de slaap ontwaken. Want nu is de zaligheid dichter bij ons dan toen wij
tot geloof kwamen. 12 De nacht is ver gevorderd en de dag is nabijgekomen. Laten wij dus de
werken van de duisternis afleggen en de wapens van het licht aandoen. 13 Laten wij, als op
klaarlichte dag, op een gepaste wijze wandelen, niet in zwelgpartijen en dronkenschappen, niet in
slaapkamers en losbandigheden, niet in ruzie en afgunst.” Het was en is tot het voltooid zal
worden in feite een echte verwachting, een hoop. Paulus spreekt ook van adoptie in Gal.4:4,5. “4
Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, zond God Zijn Zoon uit, geboren uit een vrouw,
geboren onder de wet, 5 om hen die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij de aanneming
tot kinderen zouden ontvangen.” Er moet ook op worden gewezen dat vanuit Rom.9: 4-5, Israël de
"glorie" had en toch was dit ook “de verwachting” die in het vorige hoofdstuk werd gevonden.
Dus Israël had de "goedkeuring" en "glorie" maar Paulus spreekt in Rom.8 hierover als een
voorrecht voor de kerk als één geheel. Hij zegt namelijk “33 Wie zal beschuldigingen inbrengen
tegen de uitverkorenen van God? God is het Die rechtvaardigt.” Over rechtvaardiging gewoon
omdat men jood is, daar spreekt hij niet over. Dat is strijdig met Gods rechtvaardig gevoel.

In vers 7 zegt Paulus: “7 In Hem hebben wij de verlossing, door Zijn bloed, namelijk de vergeving
van de overtredingen, overeenkomstig de rijkdom van Zijn genade.” Dat wil zeggen dat de kerk
bestaande uit joden en heidenen "verlossing" heeft ontvangen (zie Rom.3:24/ 1 Cor.1:30 /
Col.1:14). Ook dat is een andere sterke verbondsterm voor Israël: YaHWeH laat zijn GELOVIG volk
niet los. Paulus spreekt over verlossing als een voldongen feit, maar zal ook volbracht worden in
de Parousia. In Eph.4:30 lezen we: “30 En bedroef de Heilige Geest van God niet, door Wie u
verzegeld bent tot de dag van de verlossing.” Opnieuw zien we het “reeds” en “wat nog niet is”
maar zeker komt. Jezus heeft het losgeld betaald voor de persoon die van Hem “verlossing”
vraagt: dat is de bevrijding uit de slavernij van deze wereld, zonde en satan. We zijn het er
allemaal erover eens dat YaHWeH het volk Israël in de “uittocht” (EXODUS) heeft verlost. Het
Oude Testament maakt dat duidelijk, (Ex.15:13 / Deut.9:26 / 13:5 / 15:15 / 21:8 / 24:18 / Jes.63: 9
/ Micha 6: 4).

Boven: een foto van de zogenaamde muur van het tempelheiligdom, maar in werkelijkheid een
versteveging en uitbreiding van de oppervlakte van het tempelheiligdom. Het had met de tempel
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 7

zelf niets te maken. Let erop achteraan mannen en vrouwen vooraan: gescheiden van elkaar.
Jezus heeft daar komaf mee gemaak en bovendien de jarenlange vete tuseen joden en heidenen
verzoend aan het kruis. Wie dat nu nog wil instandhouden, gaat in tegen de leer van Jezus, de
enige echte jood van de stam van David.

HOOFDSTUK 2
EPHEZE hoofdstuk 2

Tekst ervan in appendix 1

"11 Bedenk daarom dat u die voorheen heidenen was in het vlees en die onbesnedenen
genoemd werd door hen die genoemd worden besnijdenis in het vlees, die met de hand gebeurt,
12 dat u in die tijd zonder Christus was, vervreemd van het burgerschap van Israël en
vreemdelingen wat betref de verbonden van de belofe. U had geen hoop en was zonder God in
de wereld. 13 Maar nu, in Christus Jezus, bent u, die voorheen veraf was, door het bloed van
Christus dichtbij gekomen. 14 Want Hij is onze vrede, Die beiden één gemaakt heef. En door de
tussenmuur, die scheiding maakte, af te breken, 15 heef Hij de vijandschap in Zijn vlees
tenietgedaan, namelijk de wet van de geboden, die uit bepalingen bestond, opdat Hij die twee in
Zichzelf tot één nieuwe mens zou scheppen en zo vrede zou maken, 16 en opdat Hij die beiden in
één lichaam met God zou verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heef. 17
En bij Zijn komst heef Hij door het Evangelie vrede verkondigd aan u die veraf was, en aan hen
die dichtbij waren. 18 Want door Hem hebben wij beiden door één Geest de toegang tot de
Vader.19 Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen
en huisgenoten van God, 20 gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan
Jezus Christus Zelf de hoeksteen is, 21 en op Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, verrijst
tot een heilige tempel in de Heere; 22 op Wie ook u mede gebouwd wordt tot een woning van
God, in de Geest.”

Dit is nu de tekst bij uitstek om de leer van de dispensaties de pas af te snijden. Want de grote
leerstelling van de “dispensationalisten” in het enorme verschil tussen de gemeente van Christus
en Israël. De kerk “zeggen ze” heeft geen deel van de verbonden tussen God en Israël ontvangen.
Maar deze teksten van Epheze leren dat niet, in werkelijkheid is hier duidelijk gemaakt dat er
geen verschillen meer zijn tussen Israël en de heidenen als het gaat om gered te worden.

De heidenen waren op een bepaald moment, voor de komst van Jezus, uitgesloten van het
Koninkrijk van Israël, met slechts enkele uitzonderingen. En wat dat punt betreft ze waren totale
vreemden en meestal vijanden van het volk van God. Zij waren geen burgers van Sion, het
hemelse land. Maar na het kruis van Christus kwam daar een wijziging bij kijken. Al die vreemden
die eens ver weg waren, zijn overgekomen naar het gelovige deel van Israël en God herschep ze
tezamen in een nieuw volk. Laat ons duidelijk zoals Paulus het ook is en die spreekt over een
hemels land / Sion.
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 8

Laat ons goed kijken naar de termen van de verbondsbepalingen die van gelden voor de
gemeente van Epheze in hoofdstuk 1.

Paulus gaat verder in verzen 20-23 te beweren dat Christus werd verhoogd tot de rechterhand
van YaHWeH, met alle heerschappij en dat is wat Ps. 110: 1 beweerde: het gaat om de troon/stoel
van David. We lezen op die plaats [een psalm van David.]: “1De HEERE heef tot mijn Heere
gesproken: Zit aan Mijn rechterhand.”

Laar ons daarom kijken naar Jes.57:13-15,19: "13 Wanneer u roept, laten zij u dan redden die
door u verzameld zijn. Maar de wind zal hen allemaal wegvoeren, een zucht zal hen wegnemen.
Maar wie tot Mij de toevlucht neemt, zal de aarde in erfelijk bezit krijgen en Mijn heilige berg in
bezit nemen. Troost voor verbrijzelden 14 Men zal zeggen: Verhoog de weg, verhoog de weg,
bereid de weg, neem elk struikelblok voor Mijn volk van de weg! 15 Want zo zegt de Hoge en
Verhevene, Die in de eeuwigheid woont en Wiens Naam heilig is: Ik woon in de hoge hemel en in
het heilige, en bij de verbrijzelde en nederige van geest, om levend te maken de geest van de
nederigen, en om levend te maken het hart van de verbrijzelden. (…) 19 Ik schep de vrucht van de
lippen, vrede, vrede voor wie ver weg is en voor wie dichtbij is, zegt de HEERE, en Ik zal hem
genezen."

YaHWeH spreekt over degenen die "het land zouden beërven" en vers 14 staat als bevestiging
"Verhoog de weg, verhoog de weg, bereid de weg, neem elk struikelblok voor Mijn volk van de
weg!" Het zijn dus motieven van een tweede Exodus. Trouwens zijn die elders in Jesaja nog
herhaald (Jes.11:9-12 / 35:8-10 / 40:1-11). YaHWeH zou samen met het gelovige overblijfsel
wonen volgens Jesaja.40:9: “9 Klim op een hoge berg, Sion, verkondigster van een goede
boodschap; verhef uw stem met kracht, Jeruzalem, verkondigster van een goede boodschap.
Verhef die, wees niet bevreesd. Zeg tegen de steden van Juda: Zie, uw God!” dwz Sion. Dus is daar
sprake van: 1) het land 2) Sion en het 3) koninkrijk. Deze drie zaken komen perfect overeen met
de taal die Paulus gebruikt in Epheze 2:11 en spreekt over de enige nieuwe mens die dicht bij de
hemelse stad komt door het bloed van de Messias. Ook heidenen, want daarover gaat het,
bekeerde Messiasbelijde heidenen, zijn NU niet langer gevaren maar “medeburgers” van het
“huishouden.” Vers 13 zegt: “Maar nu, in Christus Jezus, bent u, die voorheen veraf was, door het
bloed van Christus dichtbij gekomen.” Wat is dit dan het “hemelse Sion?” Paulus is voor ons ook
de schrijver van Hebreeën 12:22. Daar lezen we: “Maar u bent genaderd tot de berg Sion en tot
de stad van de levende God, tot het hemelse Jeruzalem en tot tienduizendtallen van engelen.”

Openbaring 14:1: “Het Lam op de berg Sion met de honderdvierenveertigduizend.”

Openbaring 14:1: “En ik zag, en zie, het Lam stond op de berg Sion, en bij Hem
honderdvierenveertigduizend mensen met op hun voorhoofd de Naam van Zijn Vader
geschreven.”

De apostel der heidenen gaat ook spreken over de “nieuwe mens” die wordt opgebouwd als
ware het een tempel. [Zie de appendix daarover.] Wat is Sion, de stad van YaWHeh zonder
tempel? Hoe arrogant de dispensationalisten ook mogen aandringen: voor ons zegt Paulus
duidelijk dat, alle drie de componenten van hun leerstellingen ook essentieel vervuld zijn; 1) het
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 9

land 2) Sion en 3) het koninkrijk.

Ephze 1 zegt dat Christus verheven is tot de rechterhand in de hemelse gewesten. In 2:6 zegt hij
duidelijk en onomwonden: “6 en heef ons met Hem opgewekt en met Hem in de hemelse
gewesten gezet in Christus Jezus.” En dat staat ook in Col.3:2. In zijn ogen zijn ze geen
“buitenlanders” meer maar medeburgers van Israël en zijn als een tempel voor God. Dat is
deelhebben van het hemelse Sion, het nieuwe Jeruzalem. We hebben Christus regerend aan de
rechterhand en volgens Ps.110:1 zetelend op Davids troon. Davids troon was in Jeruzalem, maar
die is nu in het hemelse Jeruzalem-Sion waar Christus al is. Wij zijn in die zin ook opgewekt met
Christus in Gods tegenwoordigheid in van de hemelse tempel, wijzelf met Christus zijn de Tempel.

Dit is een zeer overtuigende bewijsvoering dat Paulus niet gewoon over Sion spreekt, maar over
een “hemelse Sion-Jeruzalem.” Als iemand regeert, als daar ter plaatse burgers zijn en er een
tempel is: dan wil dat zeggen dat er een stad is. Ook de context waar door Paulus benadrukt is dat
de beloften en verbonden - die aan Israël werden gegeven - vorm gekregen hebben toen hij dat
schreef (Eph.2:11 e.v.) geven de grondslag aan van zijn argumenten. Paulus spreekt in Gal.4: 21-
31 over twee verbonden, twee Jeruzalems. We halen er maar een van die teksten bij vers 26: “26
Maar het Jeruzalem dat boven is, is vrij, en dat is de moeder van ons allen.” Hagar en Ismaël
vertegenwoordigen het aardse Jeruzalem terwijl Sara en Izaak het hemelse vertegenwoordigen.
Paulus zegt dat dit de twee verbonden zijn, één is van Sinaï: en het andere is van boven, het
hemelse Jeruzalem. Dat Jeruzalem vertegenwoordigt het nieuwe verbond. Dat heeft ook het oude
vervangen omdat het eerste werd vervld door het offer van Jezus. Hij noemt het aardse Jeruzalem
dat nu de christenen vervolgt, zie daarvoor vers 29, gewoon het oude verbond en dat heeft God
verworpen. De laatste tekst van Galaten hoofdstuk 4 zegt duidelijk: “31 Daarom, broeders, wij zijn
geen kinderen van de slavin, maar van de vrije.”

De Hebreeuwse schrijver, van het boek aan dat volk, zegt in Heb.12:22-24,28-29:

"22 Maar u bent genaderd tot de berg Sion en tot de stad van de levende God, tot het hemelse
Jeruzalem en tot tienduizendtallen van engelen, 23 tot een feestelijke vergadering en de
gemeente van de eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn, en tot God, de Rechter
over allen, en tot de geesten van de rechtvaardigen, die tot volmaaktheid zijn gekomen, 24 en tot
de Middelaar van het nieuwe verbond, Jezus, en tot het bloed van de besprenkeling, dat van
betere dingen spreekt dan dat van Abel. (…) 28 Laten wij daarom, omdat wij een onwankelbaar
Koninkrijk ontvangen, aan de genade vasthouden en daardoor God dienen op een Hem
welgevallige wijze, met ontzag en eerbied. 29 Want onze God is een verterend vuur."

Zij kwamen toen naar een hemels Sion, en verwachtten geen aards Sion maar geloofden in een
"hemels" rijk dat al door God geschapen was. Zij ontvingen toen het Koninkrijk van God/van de
Hemelen! Aangezien Sion in combinatie met het Koninkrijk in hetzelfde Bijbelgedeelte staat, laat
de schrijver dus zien hij dat Davidische koninkrijk voor ogen heeft. Hij verwacht nu geen ander
koninkrijk meer: je kan er met Gods zegen nu ingaan. In Heb.3:7 tot 4:11 spreekt de schrijver over
de gemeente van Jezus dat ze deelgenomen heeft aan de tweede Exodus van Jes.40-55 / Jer.16
enz. Het eindresultaat van deze eschatologische Exodus is volgens de profeten de toegang tot
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 10

Sion het Davidische koninkrijk. Als in Heb.12 vers 29, de schrijver spreekt over God als een
"verterend vuur" dan is daarmee het oordeel aangegeven. Die soort taal is overgenomen van
Jes.29 / 30:27-30 / 32 en spreekt over Gods oordeel over Assyrië. Door die teksten te gebuiken
heeft Paulus dus aangegeven dat het te rekenen is vanaf het oordeel over het eerste Jeruzalem en
dat het Nieuwe ervoor in de plaats is gekomen! Deze teksten lees je dus bij Heb.3.

1 Cor. 10:10: “ En mor niet, zoals ook sommigen van hen gemord hebben en omgekomen
zijn door de verderver.

Judas 1:5: “Maar ik wil u eraan herinneren – u weet dit eens en voorgoed – dat de Heere,
nadat Hij het volk uit het land Egypte verlost had, vervolgens hen die niet geloofden, te
gronde heef gericht.”

Ook in Heb.11 en 13 lezen we het volgende erover:

Heb 11:10,13-16: “10 Want hij (Abraham) verwachtte de stad die fundamenten heef, waarvan
God de Bouwer en Ontwerper is. (…) 13 Deze allen zijn in het geloof gestorven. Zij hebben de
vervulling van de belofen niet verkregen, maar hebben die vanuit de verte gezien en geloofd en
begroet, en zij hebben beleden dat zij vreemdelingen en bijwoners op de aarde waren. 14 Want
wie zulke dingen zeggen, laten duidelijk blijken dat zij een vaderland zoeken. 15 En als zij aan het
vaderland gedacht hadden vanwaaruit zij weggegaan waren, zouden zij gelegenheid gehad
hebben om terug te keren. 16 Maar nu verlangen zij naar een beter, dat is naar een hemels
vaderland. Daarom schaamt God Zich niet voor hen om hun God genoemd te worden. Want Hij
had voor hen een stad gereedgemaakt.”

Dat is toch niet zo onduidelijk! We zien opnieuw een tekst over een “stad” die deel uitmaakt
van een “beter land”, “een hemels land.” Abraham keek naar de “beloften” die “ver weg” van hem
waren. Alles toekomstmuziek, maar geloofde het allemaal en God rekenede daar mee: hij is de
vader van alle gelovigen die later door het offer van Jezus tot God willen komen. Ongeacht tot
welke stam of welk heidens volk hij of zij hoort. Die belofte is de landbelofte, en toch zien we hier,
zoals we zagen in Heb.12:22 en verder en Heb.13 dat dit inderdaad over hetzelfde geval gaat, dat
je kan in dat land opgenomen worden door geloof in Jezus
is vervuld en
van Nazareth. Het gaat op zich dus niet over het land Kanaän.
We zien er ook nog wat over in Heb.13:13-14: "13 Laten wij dan naar Hem uitgaan buiten de
legerplaats en Zijn smaad dragen. 14 Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken
de toekomstige."

Het begrip “kamp” verwijst naar de omzwervingen in de woestijn na de Exodus. De huidige


stad, die ze aangeraden worden te verlaten: dat is het aardse Jeruzalem. Wie door God wil
aangenomen worden MOET "Zijn smaad dragen." Ongeveer hetzelfde thema komen we ook
tegen in Heb.10:26-27: “26 Want als wij willens en wetens zondigen, nadat wij de kennis van de
waarheid ontvangen hebben, blijf er geen slachtoffer voor de zonden meer over, 27 maar slechts
een verschrikkelijke verwachting van oordeel en verzengend vuur, dat de tegenstanders zal
verslinden.” Heb.9:26 spreekt ook over die wederkomst: “26 Want dan had Hij vanaf de
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 11

grondlegging van de wereld dikwijls moeten lijden. Maar nu is Hij bij de voleinding van de eeuwen
eenmaal geopenbaard om de zonde teniet te doen door het offer van Zichzelf.”

Maar terug neer het Nieuwe Jeruzalem en bekijken Heb.11:37-40: “37 Zij zijn gestenigd, in
stukken gezaagd, in verzoeking gebracht, met het zwaard ter dood gebracht. Zij hebben
rondgelopen in schapenvachten en geitenvellen. Zij leden gebrek, werden verdrukt en mishandeld.
38 De wereld was hen niet waard. Zij dwaalden rond in afgelegen plaatsen en verbleven op
bergen, in grotten en in holen in de aarde. 39 En deze allen hebben, hoewel zij door het geloof een
goed getuigenis van God gekregen hebben, de vervulling van de belofe niet verkregen, 40 daar
God met het oog op ons iets beters voorzien had, opdat zij zonder ons niet tot de volmaaktheid
zouden komen.”

Terug naar hoofdstuk 13. Ze hadden geen blijvende stad maar waren op zoek naar degene die
stad “maar wij zoeken de toekomstige." Hier is het Griekse woord "mello" gebruikt. Het betekent
“aankomst” in veel zaken die te maken hebben met de toekomstleer. We denken toch dat dit
hetzelfde betekent gezien de context, “want wij hebben hier geen blijvende stad.” En ook
Heb.10:37: “37 Want: Nog een heel korte tijd en Hij Die komt, zal komen en niet uitblijven.” Hij zal
niet vertoeven, maar zal in zeer korte tijd komen.”

Over die hoop en de korte tijd die er rest staat ook wat in:

1 Pet.1:6: “Daarin verheugt u zich, ook al wordt u nu voor een korte tijd – als het nodig is –
bedroefd door allerlei verzoekingen.”

1 Pet.5:10: “De God nu van alle genade, Die ons geroepen heef tot Zijn eeuwige
heerlijkheid in Christus Jezus, Hij Zelf moge u – na een korte tijd van lijden – toerusten,
bevestigen, versterken en funderen.”

Ten slotte gaan we nog eens naar Hebreeën 8:13 kijken: "13 Laten wij dan naar Hem uitgaan
buiten de legerplaats en Zijn smaad dragen.” Buiten de legerplaats wil zeggen: buiten de
tabernakel, buiten Jeruzalem en dus naar een nieuwe offerplaats van een eeuwig “nieuw
verbond.”

Heb.8:13 gaat daar ook over: “Als Hij spreekt van een nieuw verbond, heef Hij daarmee het
eerste voor verouderd verklaard. En wat oud is verklaard en wat veroudert, staat op het punt te
verdwijnen.” De tempelcultus, het priesterschap en de stad zouden enkele jaren nadien
verdwijnen als teken dat God het reeds had bewerkt toen Zijn Messias werd verworpen. Dat
Jeruzalem verdween geheel en al.

Mogen we ook naar Openbaring 17 en 21 verwijzen: in die twee teksten hebben we dezelfde
leerstelling van twee Jeruzalem's. De ene is een aardse die de heiligen vervolgt, en is een hoer, de
ander een bruid.

Dus het N.T. leert ons in verschillende contexten, de ondersteuning van wat we zeggen over
Epheze 1:20-24 / 2:11-22: er is een hemels Jeruzalem, maar niet alleen dat, er zijn twee
Jeruzalem's. Een ervan die op het punt staat vernietigd te worden, een plaats van verafgoding en
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 12

moord of vervolging van bijvoorbeeld alle Joden die de Messias Jezus hebben aangenomen. Er is
een rijk dat blijvend zal zijn. Jesaja 9:6 voorspelde het: “6 Aan de uitbreiding van deze
heerschappij en aan de vrede zal geen einde komen op de troon van David en over zijn koninkrijk,
om het te grondvesten en het te ondersteunen door recht en gerechtigheid, van nu aan tot in
eeuwigheid.”

Het is bij Prof Gentry dat we de “Dispensationalistische formuleringen” vonden die aan de
grondslag liggen van ons artikel. De bedachte aard over die leerstellingen is vanuit Epheze door
hem als volgt aangekaart. Hij zegt daar:

“Interessant genoeg is de brief aan de Epheziërs is vrijwel een antidispensatie polemiek van de
apostel Paulus! Let op de leer in de brief aan de Epheziërs en de zaken die haaks staan op het
dispensationalisme: Christus wordt op dit moment gezien in Zijn positie als een koninklijke Heer
(1:19-22) en zoals zojuist opgemerkt, wij zitten op dit moment met Hem in die regering (1:3 / 2:6).
Paulus past de toepassing van "de belofen van het verbond" (letterlijk) toe op de heidenen in de
gemeente (kerk) volgens 2:10-12. Hij benadrukt het verwijderen van de onderscheiding tussen de
Jood en de heiden (2:12-19). Hij verwijst naar de opbouw van de kerk als zijnde de bouw van een
tempel (2:20-22). 35 De Nieuw Testamentische fase van de kerk wordt verklaard als onderwezen
te zijn in het Oude Testament, hoewel niet met dezelfde volheid en duidelijkheid (3:1-6). De
“koninklijke troonsbestijging van Christus” wordt gevierd door het uitstorten van gaven op zijn
kerk / koninkrijk (4:8-11) met de verwachting van de historische rijping van de kerk (4:12-14).
Paulus noemt het koninkrijk op zo' n manier dat het een aanwijzing is van zijn spirituele, eerder
dan politieke aard (5: 5).” [Greg L. Bahnsen and Kenneth L. Gentry, Jr., House Divided: The Break-
up of Dispensational Theology, Institute for Christian Economics, 1989, blz.186]

Over “kinderen van God” en “toorn van God”

Het begrip “kinderen” is een verbondsbepaling die verwijst naar gelovigheid in/met het
verbond of ontrouw van de kant van de mens. Meer specifiek, Bijbels spreekt dit alleen over de
Joden. Zonen van het koninkrijk worden uitgeworpen. Het woord wordt slechts driemaal gebruikt
in de synoptische evangeliën (Mat.3:7 / Lucas3:7 / 21:23), die verwijzen allemaal naar het oordeel
van de natie in 70 na Christus. Persoonlijk denken we dat toen de wraak van God over zijn eerste
volk gestopt is. Maar de situatie is er niet beter om: ze blijven de Zoon van David verwerpen en
een Jezus aan het kruis blijft voor hen een verreweg Messias. Ze leven nog met de gadachte van
het schoonmaken van Palestina van alle niet-joden, vroeger waren het de Romeinen, en vandaag
de Moslims. Het verdriet van God is gebleven over wie Zijn zoon verwerpt. Als volk zijn ze al
veroordeeld. Daar zal nog een persoonlijk oordeel bijkomen: aangenomen worden als kind van
hem of uitgeworpen in de buitenste duisternis. Ze zullen het weten en wie uit de graven komen
bij de Wederkomst komen in dat oordeel: joden e en niet-joden.

Het Griekse woord voor "toorn" (orge), draagt in zich de betekenis van een rechter die zijn
uitspraak meedeelt. Een schuldig vonnis daar zullen straffen verschuldigd zijn. In dit geval is
YaHWeH de magistraat, die niet alleen de schuldigheid van iemand verklaart, maar ook tot
uitvoer brengt door Zijn "toorn" uit te oefenen, d.w.z. woede. Epheze 2, toont duidelijk aan wat
de toorn is: tegen alle ongebreidelde, niet-Joodse of Joodse, en Paulus wijst naar "ons" de Joden
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 13

als "zonen van ongehoorzaamheid." De zonen van ongehoorzaamheid volgens Christus, dat is het
onkruid (Mat.13:38) het zijn de Joden “die ongerechtigheid bedrijven” (Mat.8:11-12 / Lucas13:27)
de zonen van het koninkrijk die zullen worden of reeds zijn uitgeworpen. Paulus spreekt in
Rom.2:8 speciaal over de Joden als degenen die het evangelie "ongehoorzaam" zijn geweest. We
zien dit ook in Handelingen. De uitdrukking "zonen van ongehoorzaamheid" is een Hebraïsme, dat
de gedachte steunt dat zij de Joden als geheel het evangelie verwierpen. Ze zijn van "hun vader
de duivel" (Joh 8:44). Adam Clarke, de Methodist, zegt in zijn commentaar op Epheze 2:2 over
“zonen van ongehoorzaamheid" dat deze mening door enkele commentatoren is gegeven:
"Sommigen denken dat de apostel bij kinderen van ongehoorzaamheid in het bijzonder bedoelt:
de ongehoorzame, ongelovige, ongevoelige en vervolgende Joden ..." Hoewel hij niet beweert dat
deze zin alleen voor de Joden bedoeld is. Het oordeel over de ongelovigen in dat geval, de joden,
daar is deze tekst voor in Johannes 3:36: “Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven, maar wie
de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn van God blijft op hem.”

Maar Paulus verklaart duidelijk in deze tekst, 1 Thes.2:14-16, dat YaHWeH's "wraak" tot een
volledig einde zou komen (telos) met hun oordeel in 70 na Christus. “14 Want u, broeders, bent
navolgers geworden van de gemeenten van God die in Judea zijn, in Christus Jezus, omdat ook u
hetzelfde geleden hebt van uw eigen medeburgers als zij van de Joden, 15 die zowel de Heere
Jezus als hun eigen profeten hebben gedood en ons hebben vervolgd. Zij behagen God niet en zijn
alle mensen vijandig gezind. 16 Zij verhinderen ons tot de heidenen te spreken opdat die zalig
zouden worden. Zo maken zij voor altijd de maat van hun zonden vol. En de toorn is over hen
gekomen tot het einde.” En ook Johannes De Doper en Jezus zelf getuigen daarvan in
bijvoorbeeld: Mat.3 / Lucas 3 / Mat.8:11-12 / 16:21-28 / 21-24 / Lucas 13-19 / 21. En als we
nauwlettend toekijken zijn de teksten over de "toorn" in Epheziërs en Colossenzen, evenals
Thessalonica in het bijzonder met betrekking tot de val van de joodse natie. Of we dat moeten
verlengen buiten het definitief verbreken van het oude verbond tot 70 na Christus is een moeilijke
theologische vraag.

We citeren Thomas B. Slater, Smyth & Helwys Bible Commentary: Ephesians, blz.69.
"Christus heef ons een verticale verzoening gegeven die een horizontale verzoening
mogelijk maakt" tussen mensen, de tweede vorm van verzoening.28 Hoewel ik het eens
ben met de tweede verzoening, ik vind de eerste niet in vers 14. Het staat in vers 16. Het is
ten hoogste onrechtstreeks geïmpliceerd in v. 13. Efeziërs 2:14 viert de unie van Jood en
heiden tot een nieuwe etnische gemeenschap, christenen.29 Het "nieuwe Israël" voor de
schrijver van Efeze is opnieuw gedefinieerd en ge-reconstitueerd door Christus. Hoewel nog
steeds gezien vanuit een joods perspectief, bevat de nieuwe verbondsgemeenschap twee
groepen die zichzelf eerder afzonderden. Melbourne begrijpt terecht dat Jezus in Efeze het
door zijn dood mogelijk hef gemaakt om 'met name in de christelijke kerk' nationale
verschillen, voorkeursbehandeling en racistische fanatisme te beëindigen. 30 Smith schrijf
ook dat raciale ongelijkheden worden overwonnen in de christelijke gemeenschap." Jezus
wordt de grote equalizer en de gemene deler.” 31
28. B. L. Melbourne, "Efeziërs 2: 13-16: Zijn de barrières nog steeds afgebroken?" JRT 57/58
(2005), blz.111.
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 14

29. Laten we de 'veelomvattende verklaring van Paulus’ van inclusie en eenheid in Gal.3: 28
niet vergeten.
30. B. L. Melbourne, "Efeziërs 2: 13-16: Worden de barrières nog steeds afgebroken?" JRT
57/58 (2005), blz.112. Zie ook Mitton, Ephesians, 105-108.
31. Mitzi J. Smith, 'Ephesians', in overeenstemming met ons inheemse land: een Afrikaans-
Amerikaanse nieuwtestamentische commentaar, ed. B. Blount, Fortress Press, 2007, blz.354.
32. B. L. Melbourne, "Efeziërs 2: 13-16: Zijn de barrières nog steeds afgebroken?"
JRT 57/58 (2005): 113-14; cf. C. McMahan, "The Wall Is Gone," RevExp 93 (1996), blz.262.”

HOOFDSTUK 3
1 Petrus hfst.1 en 1 Petrus 2:4-10

In de Herziene Statenvertaling lezen we dat als volgt: “4 en kom naar Hem toe als naar een
levende steen, die wel door de mensen verworpen is, maar bij God uitverkoren en kostbaar, 5 dan
wordt u ook zelf, als levende stenen, gebouwd tot een geestelijk huis, tot een heilig priesterschap,
om geestelijke offers te brengen, die God welgevallig zijn door Jezus Christus. 6 Daarom staat er in
de Schrif: Zie, Ik leg in Sion een hoeksteen die uitverkoren en kostbaar is; en: Wie in Hem geloof,
zal niet beschaamd worden. 7 Voor u dan, die geloof, is Hij kostbaar; maar voor de
ongehoorzamen geldt: De steen die de bouwers verworpen hebben, die is de hoeksteen
geworden, en een steen des aanstoots en een struikelblok; 8 voor hen namelijk die zich aan het
Woord stoten, door ongehoorzaam te zijn, waartoe zij ook bestemd zijn. 9 Maar u bent een
uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig volk, een volk dat God Zich tot Zijn
eigendom maakte; opdat u de deugden zou verkondigen van Hem Die u uit de duisternis geroepen
heef tot Zijn wonderbaar licht, 10 u, die voorheen geen volk was, maar nu Gods volk bent; u, die
zonder ontferming was, maar nu in ontferming aangenomen bent.” (1 Pet.2:4-10).

1 Petrus 2: 4-10 is zonder enige twijfel een theologisch rijk Bijbelgedeelte dat belangrijke
implicaties heeft voor de leer over Christus en de kerk. In deze tekst schetst Petrus Jezus de
Verlosser als degene die door God is aangesteld. Hijzelf is de uitverkoren als kostbare levende
steen die de hoeksteen is. Hij is het fundament van het geestelijke huis dat bestaat uit hen die
geestelijk verenigd zijn met Christus. Vanuit deze relatie met Hem kunnen gelovigen zich met
Christus identificeren Hij is de belangrijke en onontbeerlijke hoeksteen maar ze zijn ook levende
stenen in dat gebouw. We kunnen er niet aan ontsnappen: Petrus leert hier dat de gemeente van
Jezus de rol van Israël heeft aangenomen. Als de lezers van Petrus - die christenen zijn - lezen dat
ze Gods nieuwe tempel en priesterschap zijn dan weten ze ofwel nu iets dat ze nog niet begrepen
hadden of het is een herhaling van wat ze al gehoord hadden. Die gemeenschap geeft geestelijke
offers aan God die Hem welgevallig zijn door Jezus Christus, Hij is hun geestelijke leider. Behalve
deze theologische thema's heeft 1 Petrus 2: 4-10 ook aandacht voor de exegetische methode van
Petrus om het Oude Testament op een Nieuwe manier te interpreteren. Dit gedeelte heeft drie
expliciete Oude Testament-citaten (Jes.28:15 / Ps.118:22 [117:22 LXX] / Jes.8:14) in de verzen 6-8
en drie OT-toespelingen (Exodus 19:5-6 / Jes.43:20-21; en Hos.1:6,9 / 2:25 LXX) in de verzen 9-10.
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 15

Op het eerste zicht is dat nogal complex. Maar de citaten van Petrus en de toespelingen die hij
hier maakt geven zijn bedoelingen aan. Want in deze uitleg vraagt Petrus om vanuit Jezus te
onderzoeken hoe de kerk gepresenteert is als het vernieuwde Israël, het tegenbeeld van Israël.
We gaan dus naar de details kijken.

De bewering van een groot deel van de dispensationalisten is: dat de geadresseerden van 1
Petrus joodse christenen waren Die gedachte is niet nieuw, omdat er in de vroege kerk sommigen
waren die ook geloofden dat de brief naar joodse christenen was gestuurd. Maar we mogen ook
gerust zeggen dat de meeste uitleggers in deze tijd begrijpen echter leren dat de oorspronkelijke
ontvangers voornamelijk heidenen zijn. Een reden die nogal zeer algemeen lijkt maar toch
overtuigend is: dat soort brieven is in feite een circulaire. Want de brief gaat naar de regio's
Pontus, Galatia, Cappadocië, Azië en Bithynië (1 Pet.1:1). Als hij slechts aan joden werd gestuurd,
hadden de bekeerde heidenen er weinig aan. Dat soort brieven daar hoorde men het evangelie
verkondigen zoals de brief van Paulus die aan de kerk in Galatië werd geschreven maar ook voor
gans Klein-Azië bedoeld was.

Er zijn enkele andere redenen die duidelijk bevestigen dat de lezers aan wie Petrus schreef
voornamelijk heidenen zijn. Hij schrijft die brief, waarschijnlijk rond het jaar 63-65, naar de regio's
Pontus, Galatia, Cappadocië, Klein-Azië en Bithynië (1 Pet.1:1). Dat daar Joden woonden kan
niemand betwisten. Veel Joden hadden Palestina verlaten omdat daar weinig te verdienen was.
Behalve enkele boeren was er geen echte handel. Daarom zijn er velen naar het buitenland
vertrokken het merendeel Griekenland en Egypte. In Alexandrie was er een enorme concentratie
van Joden. Nu even goed nadenken: aangezien er in alle steden waar christenen waren, ze samen
als een groep bij elkaar kwamen, Joden en heidenen samen. Om Gods woord te bestuderen en de
riten uit te voeren als gelovige Messaiasbelijders de doop en het avondmaal. Zo zal het geweest
zijn in al die steden die gevormd werden en vernoemd zijn in dat vers 1: Joden en heidenen
samen als één gemeente van de Heer. Geen twee of als het al om duizenden gelovigen ging in die
dagen meerdere gemeenten In dat geval als er velen zijn dan in een x-aantal gemeenten maar
dan nog steeds samen met elkaar: joden en heidenen onder de ene Heer en Heiland. Daar
hebben we weinig zicht op, we gaan daarom niet gissen hoeveel gemeenten er in een bepaalde
stad waren.

Ten tweede zeer overtuigend nog belangrijker argument is dat het interne bewijs in de brief
aantoont dat een groot AANTAL-hoorder/lezerspubliek van 1 Petrus afkomstig was uit een
heidense achtergrond. Dat is duidelijk in deze teksten:

1 Petrus 1:14: “14 Word als gehoorzame kinderen niet gelijkvormig aan de begeerten die
er vroeger in de tijd van uw onwetendheid waren.” Zijn lezers leefden in "onwetendheid"
(1:14) en dat verwijst naar een verleden dat werd gekenmerkt door afgoderij, DUS ZIJN
HET GEEN JODEN, MAAR HEIDENEN GEWEEST.

1 Petrus 1:18: “18 in de wetenschap dat u niet met vergankelijke dingen, zilver of goud,
vrijgekocht bent van uw zinloze levenswandel, die u door de vaderen overgeleverd is.” Dit
is een verdere aanwijzing van een heidense achtergrond. Petrus kan toch van joden niet
zeggen, dat "hun voorouders een zinloze levenswandel” hadden.
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 16

1 Petrus 2:25: “25 Want u was als dwalende schapen; maar u bent nu bekeerd tot de
Herder en Opziener van uw zielen.” Johannes 10:16: “16 Ik heb nog andere schapen, die
niet van deze schaapskooi zijn; ook die moet Ik binnenbrengen, en zij zullen Mijn stem
horen en het zal worden één kudde en één Herder.”

1 Petrus 3:6: “6 zoals Sara Abraham gehoorzaamde en hem heer noemde. U bent kinderen
van haar geworden, als u goeddoet en niet bevreesd bent voor enig ding dat u angst zou
kunnen aanjagen.” We moeten hier denken aan Romeinen 4:16: “16 Daarom is het uit het
geloof, opdat het zou zijn naar genade, met als doel dat de belofe zeker zou zijn voor het
hele nageslacht, niet voor dat wat uit de wet alleen is, maar ook voor dat wat uit het
geloof van Abraham is, die een vader is van ons allen.” In die zin zijn wij ook als Sara, de
Messiabelijdende heidenen noemen ook Abraham een voorvader en wij volgen en
luisteren naar hem zoals zijn vrouw het gedaan heeft. En we lezen daarbij het verhaal van
Hagar en Sara - twee verbonden in Galaten hoogfstuk 4. Onze band van heidenen die
Jezus aannemen is dat we een zoon van Sara, van zoveel eeuwen later, aannemen als onze
Verlosser. Wij erven belijdend, samen met Israël dezelfde Messias, zoon van Sara!

1 Petrus 4: 3-4: “3 Want wij hebben de voorgaande tijd van ons leven lang genoeg de wil
van de heidenen gedaan en gewandeld in uitingen van losbandigheid, begeerten,
dronkenschap, zwelgpartijen, drinkgelagen en allerlei walgelijke afgoderij. 4 Daarbij
bevreemdt het hun dat u niet meeloopt in dezelfde uitbarsting van losbandigheid, en zij
belasteren u.” Dit is de beschrijving in 4:3-4van Petrus over hun afgelopen heidense
activiteiten Waarom zouden we geloven dat dit op joden betrekking heeft? Dat is toch wat
men over heidenen zei!

Tot slot bekijken we 1 Pet 4:16,17: “6 Als iemand echter als christen lijdt, laat hij zich daarvoor
niet schamen, maar God in dit opzicht verheerlijken. 17 Want nu is het de tijd dat het oordeel
begint bij het huis van God; en als het eerst bij ons begint, wat zal het einde zijn van hen die het
Evangelie van God ongehoorzaam zijn?” Kom niet vertellen dat alleen de joden het huis van God
zijn? Al u dat zou denken kijk maar eens naar deze bewijsvoering, en het gros van aan wie dat
geschreven is zijn zeker en vast heidenen geweest maar nu Messiasgelovigen:

Romeinen 7:4: “4 Zo, mijn broeders, bent u ook door het lichaam van Christus gedood met
betrekking tot de wet, opdat u aan een Ander zou toebehoren, namelijk aan Hem Die uit
de doden opgewekt is, opdat wij vrucht zouden dragen voor God.”

1 Corinthe 10:16: “De drinkbeker der dankzegging, die wij met dankzegging zegenen, is
die niet de gemeenschap met het bloed van Christus? Het brood dat wij breken, is dat niet
de gemeenschap met het lichaam van Christus?”

1 Corinthe 12:27: “Samen bent u namelijk het lichaam van Christus, en ieder afzonderlijk
Zijn leden.”

Epheziërs 4:12: “om de heiligen toe te rusten, tot het werk van dienstbetoon, tot opbouw
van het lichaam van Christus.”
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 17

Nog een citaat van vers 12: “12 Houd uw levenswandel onder de heidenen goed; opdat zij die nu
van u kwaadspreken als van kwaaddoeners, door de goede werken die zij in u waarnemen, God
verheerlijken mogen op de dag dat er naar hen omgezien wordt.” Dat komt perfect overeen met
wat Paulus schreef aan de Philippenzen. Daar schrijft hij in: “2:15 opdat u onberispelijk en oprecht
zult zijn, kinderen van God, smetteloos te midden van een verkeerd en ontaard geslacht,
waaronder u schijnt als lichten in de wereld.” En die brief is zeker niet speciaals voor de joden
geschreven. Dat is trouwens te verwachten: er was op Jezus niets aan te merken en zijn
volgelingen moeten hun uiterste best doen dat ook na te volgen.

Laat ons eens kijken naar het Griekse woord voor “vreemdeling” = “parepidemose.” Want de
brief is aan dergelijke mensen geschreven. 1 Petrus 1:1 zegt in de HSV: “1 Petrus, een apostel
van Jezus Christus, aan de vreemdelingen in de verstrooiing in Pontus, Galatië, Kappadocië, Asia
en Bithynië.”

Uit The Expositor's Greek Testament, van W. Robertson Nicoll nemen we dit citaat: "1 Petrus 1:
1. ἐκλεκτοῖς παρεπιδήμοις διασπορᾶς, uitverkoren vreemdelingen uit de verspreiding, een
combinatie van titels van Israël die aan christenen is toegemeten in overeenstemming met het
universele beginsel van de vroege Kerk. (1.) De Joden waren het uitverkoren geslacht (1 Petrus 2:
9 en zie Jesaja 43:20) zoals Mozes zei: “Omdat Hij uw vaderen liefhad en hun nageslacht na hen
verkozen had” (Deuteronomium 4:37, Romeinen 11:28). Dus Jezus zei tegen zijn discipelen: Ik heb
jullie uitgekozen (Johannes 15:16; Johannes 15:19, enz.), En verwijst naar hen in het
eschatologische discours als de uitverkorenen (Marcus 13:20). (2.) Uit de wereld gekozen worden -
in de wereld, inderdaad, maar niet van de wereld, Johannes 15:16 ev. - Christenen zijn
buitenaardse vreemdelingen gedurende hun leven op aarde. Hun vaderland is de stad met
fundamenten (1 Petrus 1:7 / 1 Petrus 2:11 / Hebreeën 13:14 / Php 3:20). In Hebreeën 11:9-13
worden de aartsvaders met dezelfde idee beschreven en Philo zegt dat de wijzen van de school
van Mozes allemaal als vreemdelingen worden beleerd.”

“Parepidemois” bestaat uit de samentrekking van drie Griekse woorden: “para”, "epi" en
"demo.” Het is een gewoon gebruikt woord in het Grieks om te spreken van mensen die in een
andere (heidense) stad werken en leven. Het woord beschrijft dus de lezers van deze brief als
christenen die in het midden van heidense steden leven. Petrus wil met de term aangeven dat we
niet mogen vergeten dat we leven tussen de ongeredden die ons altijd vijandig zijn. Want in die
dagen was iemand die maar in 1 God geloofde niet te vertrouwen.

De term "vreemdelingen" = "pelgrims" wordt nog zo eens vertaald in 1 Petrus 2:11 en


Hebreeën 11:13. De exacte betekenis ervan is die van “bewoners in een vreemd land.” Dat is als
term van toepassing op Joden die niet in Palestina woonden maar ook zowel voor Grieken als
Joden die als Messias belijdende door het leven gaan: ze leven op aarde maar zijn niet van deze
aarde. De leer van de bedelingen gaat dan verder naar een geprogrammeerde leugen zoeken en
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 18

heeft ze als volgt gevonden: 1 Petrus 2:11 spreekt over heidenen die zich bekeerd hebben en later
Messias volgelingen geworden zijn. Maar dat is een totaal gefabriceerde leugen! De bekeerde
heidenen die jood worden zijn nooit een deel geweest van Palestina: ook daar waren ze
vreemdeling.

De tekst die ons nog het beste verhaal verteld over de betekenis van het begrip
”vreemdeling” is Heb.11:13-16 en we geven alle verwijsteksten mee uit de Herziene
Statenvertaling.

13 Deze allen zijn in het geloof gestorven. Zij hebben de vervulling van de beloften niet
verkregen, maar hebben die vanuit de verte gezien en geloofd en begroet, en zij hebben
beleden dat zij vreemdelingen en bijwoners op de aarde waren.
Joh. 8:53 U bent toch niet meer dan onze vader Abraham, die ook gestorven is? Ook de
profeten zijn gestorven. Voor wie geeft U Zichzelf uit?
Gen. 23:4 Ik ben slechts een vreemdeling en bijwoner bij u, maar geef mij toch bij u een
eigen graf, zodat ik mijn dode kan uitdragen en begraven.
Gen. 47:9 Jakob zei tegen de farao: Het aantal van de jaren van mijn vreemdelingschap is
honderddertig jaar. Weinig in getal en vol kwaad zijn mijn levensjaren
geweest, en zij hebben het aantal van de levensjaren van mijn vaderen in de
dagen van hun vreemdelingschap niet bereikt.
14 Want wie zulke dingen zeggen, laten duidelijk blijken dat zij een vaderland zoeken.
15 En als zij aan het vaderland gedacht hadden vanwaaruit zij weggegaan waren, zouden zij
gelegenheid gehad hebben om terug te keren.
16 Maar nu verlangen zij naar een beter, dat is naar een hemels vaderland. Daarom
schaamt God Zich niet voor hen om hun God genoemd te worden. Want Hij had voor
hen een stad gereedgemaakt.
Ex. 3:6 Hij zei verder: Ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, de God
van Izak en de God van Jakob. En Mozes bedekte zijn gezicht, want hij was
bevreesd God aan te kijken.
Matt. 22:32 Ik ben de God van Abraham en de God van Izak en de God van Jakob? God is
niet een God van doden, maar van levenden.
Hand. 7:32 Ik ben de God van uw vaderen, de God van Abraham, de God van Izak en de
God van Jakob. En Mozes begon erg te beven en durfde het niet te bekijken.

En we wijzen nog op iets zeer belangrijk: de leer van de dispensatie vergeet er namelijk bij te
dat het erven van het land SLECHTS zal gelden voor wie de
vertellen
wetten en de verordeningen van YaHWeH opgevolgd heef. In groene kleur
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 19

geven we mee wat die voorwaarde is die God zelf stelt: het gele verwijst naar de uitverkiezing
door God. Dispensatiolakisten vergeet dit a.u.b. toch niet! En vergeet ook niet dat “ook de
heidenen” uitverkoren zijn als ze de wetten van de Nieuwe Mozes = Jezus opvolgen.

Ex.19:5: “Nu dan, als u nauwgezet Mijn stem gehoorzaamt en Mijn verbond in acht neemt,
dan zult u uit alle volken Mijn persoonlijk eigendom zijn, want heel de aarde is van Mij.”

Deut. 4:20: “maar ú heef de HEERE genomen en uit de ijzeroven, uit Egypte geleid, om
voor Hem tot een erfvolk te zijn, zoals het op deze dag is.”

Deut.7:6: “6 Want u bent een heilig volk voor de HEERE, uw God. De HEERE, uw God, heef
ú uitgekozen uit alle volken op de aardbodem om voor Hem tot een volk te zijn dat Zijn
persoonlijk eigendom is”.

Deut.26:18: “En de HEERE heef u heden doen verklaren dat u voor Hem een volk zult zijn
dat Zijn persoonlijk eigendom is, zoals Hij tot u gesproken heef, en dat u al Zijn geboden
in acht moet nemen.”

Deut.28:9: “De HEERE zal u voor Zichzelf bevestigen tot een heilig volk, zoals Hij u
gezworen heef, als u de geboden van de HEERE, uw God, in acht neemt en in Zijn wegen
gaat.”

1 Pet.2:9: “Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig
volk, een volk dat God Zich tot Zijn eigendom maakte; opdat u de deugden zou
verkondigen van Hem Die u uit de duisternis geroepen heef tot Zijn wonderbaar licht.”

Als je denkt dat je zo maar over de vleselijke joden kan praten in 1 Petrus lees eens vers 2: het
gaat om uitverkorenen van God in een bepaalde tijdsperiode: niet de tijd van de aartsvaders of
deze van de wetgeving bij de Sinaï. Het gaat duidelijk om de uitverkiezing sinds Pinsteren.

“2 uitverkoren overeenkomstig de voorkennis van God de Vader, door de heiliging van de Geest,
tot gehoorzaamheid en besprenkeling met het bloed van Jezus Christus: moge genade en vrede
voor u vermeerderd worden.”

Jos. Keulers, De Katholieke Brieven / Het boek der openbaringen, J.J. Romen & Zonen, 1956.
Hij was Oud-Professor aan het Groot-Seminarie te Roermond. Commentaar bij 1 Pet.1:1:

“Als de geadresseerden worden genoemd de uitverkoren vreemdelingen der verstrooiing uit een
-reeks van Klein-Aziatische landstreken of provincies. De “diaspora" is de technische uitdrukking
voor de buiten Palestina levende Joden. Daar wij echter om redenen, die in de inleiding
uiteengezet zijn, den brief als tot heiden-Christenen gericht beschouwen, moeten wij den term
hier in geestelijken zin verstaan. De Christenen leven op aarde als in de verstrooiing, d.w.z. in
ballingschap, en verlangen naar hun vaderland, den hemel. Dit stemt overeen met de in dezen
brief ontwikkelde gedachte, dat de Christen op aarde een balling is (1, 17), een bijwoner en
vreemdeling (2, 11). Daarbij komt, dat de Christenen van dien tijd te midden der heidenen een
kleine minderheid vormden, dus over een uitgestrekt gebied, verstrooid" waren. De Christenen
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 20

zijn, “parepidemoi", vreemdelingen. Daarmee worden oorspronkelijk aangeduid degenen, die


zonder burgerrecht en slechts voor eenigen tijd in een stad verblijven. De Christenen worden zoo
genoemd, omdat zij burgers zijn van het hemelsche Jerusalem en de aarde als een ballingschap,
een voorbijgaande woonplaats beschouwen (vgl. Phil. 3, 20; Eph. 2, 19; Hebr. 11, 13 vlg.). Vaak
komt ook de term, “paroikoi" voor, waarmee de bijwoners worden bedoeld, die zich blijvend in
een stad hebben gevestigd en de voorrechten van burgers genieten. “Parepidemoi" drukt dus nog
sterker het idee uit, dat de Christenen niet tot deze wereld behooren. Uit 2, 11 volgt, dat Petrus
beide termen als synoniem opvat. De Christenen zijn u i t v e r k o r e n vreemdelingen. Zij moeten
het dus niet als een ongeluk beschouwen, dat zij op aarde vreemdelingen zijn. Dit is het gevolg
van bun uitverkiezing tot het Christendom.”

Dat was een inleidend woord. We zullen ons onderzoek van 1 Petrus nu beginnen met
hoofdstuk 1:10-12. Als passage belangrijk genoeg om te begrijpen wat Petrus in zijn eerste brief
vertelt. Als het gaat om de algemene toekomstleer, gezien vanuit Epheze, dan zien we dat de
beloften die door de profeten zijn gesproken niet voor hen, de gewone joden, waren. Daar is iets
dat iemand uit de bedelingen niet wil of kan begrijpen. Als er in de brief aan de gelovigen in
Epheze iets staat dat in werkelijkheid ook over vleselijke joden gaat: wat betreft de vervulling dan,
zo moet je van de brief van Petrus geen karikatuur maken. Of van de leer aan de Epheziërs een
afkooksel geven van Gods beloften, omdat ze heidenen zijn. Want Petrus verklaard: het is "voor
ons" (= de leden van de gemeente van Jezus) dat de profeties gegeven zijn. Alsof die twee brieven
een ander soort evangelie verkondigen! Het gaat over de door God bestemde tijd en manier van
het lijden van de Messias en de "verheerlijking" die er zou volgen: Israël’ s herstel en Koninkrijk
maar ook de stichting van de gemeente van Jezus die hangen eraan vast. Niet om tweemaal
vervuld te worden maar éénmaal. Zoals ook Zijn lijden en dood als Verlosser van gelovigen
éénmaal was!

Dit is hoe het verwoord is in 1 Petrus 1:10-12: “10 Naar deze zaligheid hebben de profeten, die
geprofeteerd hebben over de genade die aan u bewezen is, gezocht en gespeurd. 11 Zij
onderzochten op welke en wat voor tijd de Geest van Christus, Die in hen was, doelde, toen Hij
tevoren getuigde van het lijden dat op Christus komen zou, en ook van de heerlijkheid daarna. 12
Aan hen werd geopenbaard dat zij niet zichzelf, maar ons dienden in de dingen die u nu
verkondigd zijn door hen die u het Evangelie verkondigd hebben door de Heilige Geest, Die vanuit
de hemel gezonden is; dingen, waarin de engelen begerig zijn zich te verdiepen.”

Die woorden van Petrus doen bij iemand die goed zijn Nieuw Testament kent denken aan wat
de opgestane Jezus de twee discipelen op de weg naar Emmaüs vertelde. Lucas 24:13-27 in de
Herziene Statenvertaling zegt ons namelijk: "13 En zie, twee van hen gingen op diezelfde dag naar
een dorp dat zestig stadiën van Jeruzalem verwijderd was en waarvan de naam Emmaüs was. 14
En zij spraken met elkaar over al deze dingen die gebeurd waren. 15 En het gebeurde, terwijl zij
met elkaar spraken en van gedachten wisselden, dat Jezus Zelf bij hen kwam en met hen meeliep.
16 Maar hun ogen werden gesloten gehouden, zodat zij Hem niet herkenden. 17 En Hij zei tegen
hen: Wat zijn dit voor gesprekken die u al lopend met elkaar voert en waarom ziet u er zo
bedroefd uit? 18 En de één, van wie de naam Kleopas was, antwoordde en zei tegen Hem: Bent U
als enige een vreemdeling in Jeruzalem dat U niet weet welke dingen daar in deze dagen gebeurd
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 21

zijn? 19 En Hij zei tegen hen: Welke dan? En zij zeiden tegen Hem: De dingen met betrekking tot
Jezus de Nazarener, Die een Profeet was, machtig in werken en woorden voor God en heel het
volk; 20 en hoe onze overpriesters en leiders Hem overgeleverd hebben om Hem ter dood te
veroordelen, en Hem gekruisigd hebben. 21 En wij hoopten dat Hij het was Die Israël zou
verlossen. Maar al met al is het vandaag de derde dag sinds deze dingen gebeurd zijn. 22 Maar
ook hebben sommige vrouwen uit ons midden, die vroeg in de morgen bij het graf geweest zijn,
ons versteld doen staan. 23 En toen zij Zijn lichaam niet vonden, kwamen ze zeggen dat ze zelfs
een verschijning van engelen gezien hadden, die zeiden dat Hij leef. 24 En sommigen van hen die
bij ons waren, gingen naar het graf en troffen het ook zo aan als de vrouwen gezegd hadden,
maar Hem zagen zij niet. 25 En Hij zei tegen hen: O onverstandigen en tragen van hart! Dat u niet
geloof al wat de profeten gesproken hebben! 26 Moest de Christus dit niet lijden en zo in Zijn
heerlijkheid ingaan? 27 En Hij begon bij Mozes en al de profeten en legde hun uit wat in al de
Schrifen over Hem geschreven was."

De hedendaagse Dispensationalisten, begrijpen nog altijd niet wat de twee discipelen op weg
naar Emmaüs door Jezus. De Schriften zijn duidelijk: de Messias moest eerst lijden, en daarna zijn
koninkrijk binnengaan hoorden uitleggen. In Opb.2 lezen we over de gemeente van Thyatira dat
zelfs zijn discipelen met Hem zullen eregeren. Opb.2:26-27: “26 En wie overwint en wie Mijn
werken tot het einde toe in acht neemt, hem zal Ik macht geven over de heidenvolken. 27 En hij
zal hen hoeden met een ijzeren staf – zij zullen als kruiken van een pottenbakker verbrijzeld
worden – zoals ook Ik die macht van Mijn Vader heb ontvangen.”

Hier zien we dat Jezus hen het koninkrijk zal geven wanneer Hij komt INDIEN zij overwinnen. Hij
zal hen hetzelfde koninkrijk geven dat Hij "heeft ontvangen van mijn Vader." Dit is duidelijk
Christus zit al op Davids troon: het Davidische koninkrijk regeert. Hij zal de kerk geven wat Hij al
had ontvangen. Die tekst aangehaald in Opb.2 door onze Heer is in feite Ps.2:9. Deze Psalm zegt:
“9 U zult hen verpletteren met een ijzeren scepter, U zult hen in stukken slaan als aardewerk.” Nu
heeft dat volgens de dispensationalisten, een toekomstige vervulling tijdens het veronderstelde
toekomstige duizendjarig rijk. Maar bekijk eens de context van die Psalm want dat staat er niet in
met zoveel woorden.

“6 Ik heb Mijn Koning toch gezalfd over Sion, Mijn heilige berg. 7 Ik zal het besluit
bekendmaken: De HEERE heef tegen Mij gezegd: U bent Mijn Zoon, Ík heb U heden
verwekt. 8 Eis van Mij en Ik zal U de heidenvolken als Uw eigendom geven, de einden der
aarde als Uw bezit. 9 U zult hen verpletteren met een ijzeren scepter. U zult hen in stukken
slaan als aardewerk.”

In Opb.2:26-27 zien we in deze tekst het “alreeds en nog niet van het koninkrijk.” Jezus had het al
geërfd en zou het aan de gemeente geven toen Hij kwam. Wanneer we daarover doordenken dan
lijkt dit veel op de gelijkenis van de ponden in Lucas19:11-27. Jezus zou heengaan "om een
koninkrijk te ontvangen” en als hij terug komt is het om aan Zijn dienaren te geven. Deze parabel
laat je niet gissen naar de betekenis: de Heer gaat weg maar tijdens Zijn afwezigheid moeten zijn
“slaven” werken voor Hem. Niet lanterfanten maar wat men gekregen heeft vermeerderen en bij
de tweede komst een groter verantwoordelijkheid krijgen. Dat is ook wat Petrus ons leert in 1
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 22

Pet.1:21: "21 Door Hem geloof u in God, Die Hem opgewekt heef uit de doden en Hem
heerlijkheid gegeven heef, zodat uw geloof en hoop op God gericht zijn." Petrus zegt dus in
dezelfde geest, wat Jezus al uitlegde in de gelijkenis.

De context van 1 Petrus laat zien wat de "redding" en "heerlijkheid" waren.

“4 tot een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkbare erfenis, die in de hemelen bewaard


wordt voor u. 5 U wordt immers door de kracht van God bewaakt door het geloof tot de zaligheid,
die gereedligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd. 6 Daarin verheugt u zich, ook al
wordt u nu voor een korte tijd – als het nodig is – bedroefd door allerlei verzoekingen, 7 opdat de
beproeving van uw geloof – die van groter waarde is dan die van goud, dat vergaat en door het
vuur beproefd wordt – mag blijken te zijn tot lof en eer en heerlijkheid, bij de openbaring van
Jezus Christus. 8 Hoewel u Hem niet gezien hebt, hebt u Hem toch lief. Hoewel u Hem nu niet ziet,
maar geloof, verheugt u zich met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde, 9 en verkrijgt u het
einddoel van uw geloof, namelijk de zaligheid van uw zielen. 10 Naar deze zaligheid hebben de
profeten, die geprofeteerd hebben over de genade die aan u bewezen is, gezocht en gespeurd. 11
Zij onderzochten op welke en wat voor tijd de Geest van Christus, Die in hen was, doelde, toen Hij
tevoren getuigde van het lijden dat op Christus komen zou, en ook van de heerlijkheid daarna.”

De "zaligheid" waar de profeten over spraken, is "het einddoel van uw geloof, namelijk de
zaligheid van uw zielen" (vers 9), en de "redding”, “die gereedligt om geopenbaard te worden in
de laatste tijd." (vers 5) Het zal zijn bij de "openbaring van Jezus Christus" (vers 7) en daarom
"hoop volkomen op de genade die u gebracht wordt in de openbaring van Jezus Christus." (vers
13). Deze redding, genade, heerlijkheid zou komen bij de Openbaring van Christus, d.w.z. de
wederkomst. Het is echter ook een nu al en later definitief: nu regerend met Christus in zijn rijk.

AAN WIE SCHRIJFT PETRUS, nog eens bekeken!

Dispensationalisten zeggen over 1 Petrus 1: dat moeten de joden zijn die daar woonden! Een
andere aanpak is dat hij spreekt van "uitverkorenen naar de voorkennis van God." Paulus maakt
het duidelijk in Romeinen 9-11 dat het vleselijke Israël bekend was met de wil van YaHWeH. Die
wil die meestal wel moeilijk was voor hen. Het was Israël dat werd eerst werd gekozen. Het was
Israël aan wie de beloften van de uitverkiezing werden gedaan (Romeinen 9:3 e.v. tot 11:1-3).

In zijn brief gebruikt Petrus een taal die doet denken aan Israëls gebondenheid en uittocht. De
termen “vreemdelingen en bijwoners” herinneren aan de Exodus. Hij zegt ook dat ze "verlost"
waren (1 Petrus 1:18). Dit woord droeg een sterke Bijbetekenis van bevrijding van slavernij. Het
wordt gebruikt voor bevrijding uit Egyptische en Babylonische ballingschap (Jesaja 43:3-7 /
48:20). En zelfs de “diaspora” van de 10 stammen komen aan de orde bij velen. Maar al die
termen zijn zoals hierboven uitgelegd eerder van toepassing op de gelovigen van alle stammen en
talen uit de gelovige joden en gelovige heidenen die Jezus als hun verlosser hebben aangenomen.

Daarom moedigde Petrus hen aan door “beproevingen” (1 Petrus 1:7 / 4:12) heen hun geloof te
behouden. Ze waren zeker onder vervolging, zeer waarschijnlijk van ongelovige Joden, daarom
lijkt Petrus te spreken over standhouden. De gelovige Joden binnen de kerk, dat zondermeer het
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 23

getrouwe overblijfsel mag genoemd worden = de rest - zijn echter niet de enige in vervolging.
Petrus spreekt als geheel tot de kerk, ook zij behoren tot de uitverkorenen en vanwege vervolging
ook in nood van een apostolisch woord tot navolging van de Heer. In Opb.2-3 zien we Johannes
spreken van de zeven gemeenten/kerken die in Klein-Azië zijn (ongeveer dezelfde als in 1 Petrus).
En ook daar hebben ze te lijden onder druk van de Joden (Opb.2:9 e.v. / 3:9 e.v.). Ook zij waren
"koningen en priesters" (Opb.1:6 hetzelfde als in 1 Petrus). Dit komt perfect overeen met wat
Petrus zegt in zijn eerste brief en Paulus aan andere gemeenten: alle gelovigen zijn de dupe van
vervolgingen van Joden en anderen die een één godendienst niet kunnen aannemen. Geloven in
slechts 1 God dat is verdacht bij een Griek of Romein! En bedenk dat de Keizer van Rome een
godenzoon was en offers verdiende. Wat een christen nooit zou kunnen doen en waarvoor
duizenden gemarteld en gestorven zijn.

Maak dus niet de fout om het begrip verdrukking alleen maar toe te passen op “vervolgingen”
van joden door joden, zoals dispensationalisten de aanhef van Petrus willen verklaren. We geven
u een lijstje met teksten over de verdrukking van bekeerde joden en bekeerde heidenen door
joden en Romeinse dienaren. De ganse christelijk wereld is in die dagen in “diaspora” en ja, in
meerdere gevallen zij het joden die de kerk vervolgen. Volgens hen zij volgelingen van Christus in
de “ketterij” verzuild geraakt en niet meer waardig genoeg, om de titel jood te dragen. Maar de
joodse bekeerlingen blijven die naam gebruiken: zij zijn de eerstelingen van de belangrijkste Jood
die ooit geleef heeft.

Handelingen 11:19 Zij nu die, door de verdrukking die in verband met Stefanus
plaatsgevonden had, overal verspreid waren, gingen het land door tot Fenicië, Cyprus en
Antiochië toe, terwijl zij tot niemand het Woord spraken dan alleen tot de Joden.

Handelingen 14:22 en zij versterkten de zielen van de discipelen, spoorden hen aan in
het geloof te blijven en zeiden dat wij door veel verdrukkingen in het Koninkrijk van God
moeten ingaan.

Romeinen 5:3 En dit niet alleen, maar wij roemen ook in de verdrukkingen, omdat wij
weten dat de verdrukking volharding teweegbrengt,

Romeinen 8:35 Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of
benauwdheid, of vervolging, of honger, of naaktheid, of gevaar, of zwaard?

Romeinen 12:12 Verblijd u in de hoop. Wees geduldig in de verdrukking. Volhard in het


gebed.

1 Thessalonicenzen 1:6 Ook bent u navolgers geworden van ons en van de Heere, toen u
het Woord aannam te midden van veel verdrukking, met blijdschap van de Heilige Geest,

2 Thessalonicenzen 1:6 Het is immers rechtvaardig van God verdrukking te vergelden


aan hen die u verdrukken,

2 Timotheüs 2:3 Lijd verdrukkingen als een goed soldaat van Jezus Christus.

1 Petrus 4:12 Geliefden, laat de hitte van de verdrukking onder u, die tot uw beproeving
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 24

dient, u niet bevreemden, alsof u iets vreemds overkwam.

Openbaring 1:9 Ik, Johannes, die ook uw broeder ben en deelgenoot in de verdrukking
en in het Koninkrijk en in de volharding van Jezus Christus, was op het eiland genaamd
Patmos, omwille van het Woord van God en het getuigenis van Jezus Christus.

Openbaring 2:9 Ik ken uw werken, verdrukking en armoede – u bent echter rijk – en Ik


ken de lastering van hen die zeggen dat zij Joden zijn, maar het niet zijn; zij zijn namelijk
een synagoge van de satan.

Openbaring 7:14 En ik zei tegen hem: U weet het, mijn heer. En hij zei tegen mij: Dezen
zijn het die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun gewaden gewassen en ze
hebben hun gewaden wit gemaakt in het bloed van het Lam.

VERBONDSTERMEN EN VERBONDSTERMIMONOLOGIE IN 1 PETRUS 2:4-10

In zijn commentaar op Exodus, zegt J. Coert Rylaarsdam, op Ex.19:5-6 [The Interpreter's Bible
Commentary, Vol 1, blz.971-973, J. Coert Rylaarsdam, Exegesis of Exodus, Abingdon, 1955.]

"Israël wordt als Gods “eigen bezit” (Deut.7:7 / 14:2 / 26:18) beschreven. Die term wordt
toegepast op mensen, EN verwijst altijd naar de uitverkoren gemeenschap. Dit geldt ook voor het
Griekse equivalent in het Nieuwe Testament (Titus 2:14 / 1 Pet.2:9 / Eph.1:14) De vrijheid van God
bij zijn keuze voor Israël, de pure genade van de daad, wordt benadrukt door de woorden "want
heel de aarde is de mijne" ... Het zal ook “een heilige natie” zijn, dat wil zeggen, apart gezet voor
een bijzondere taak: Israël zou de kerk zijn, dit is ook de interpretatie van de tekst in het Nieuwe
Testament, (1 Pet.2:5,9)

Petrus volgt het denken van Paulus, wanneer hij christenen aanduidt als "stenen" die in een
"geestelijk huis" worden gebouwd (1 Petrus 2:5-9). Maar hij doet meer, hij put uit verschillende
Oud Testamentische benamingen van Israël en past ze toe op de kerk "een uitverkoren generatie,
een koninklijk priesterschap, een heilige natie." (1 Petrus 2:9-10 / Ex.19:5-6 / Deuteronomium
7:6). Hij, samen met Paulus, noemen christenen ook "die voorheen geen volk was" (1 Petrus 2:10 /
Titus 2:14), wat een gebruikelijke Oud Testamentische benaming voor Israël is (Deuteronomium
14:2 / 26:18 / Psalm 135:4).”

Dit is zo een tekst: “9 Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een
heilig volk, een volk dat God Zich tot Zijn eigendom maakte; opdat u de deugden zou verkondigen
van Hem Die u uit de duisternis geroepen heef tot Zijn wonderbaar licht, 10 u, die voorheen geen
volk was, maar nu Gods volk bent; u, die zonder ontferming was, maar nu in ontferming
aangenomen bent.” (1 Petrus 2:9-10)

Chilton zegt over de gelijkenis van de goddeloze landeigenaren uit Mat.21 het volgende met
betrekking tot 1 Petrus 1 [David Chilton, Paradise Restored-A Bibilical Theology Of Dominion, blz.
78-79, Dominon Press, 2007.]

"De Joden hadden hun eigen veroordeling uitgesproken, inderdaad, de wijngaard zou van
hen worden weggenomen, de Heer zou komen en hen vernietigen, en de wijngaard aan
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 25

gehoorzame werklieden gegeven die hem de vrucht zou geven die Hij verlangde. Dus van
de Joden worden weggenomen en aan een nieuwe "natie" worden geschonken. Wie zou
deze natie zijn? De apostel Petrus (nadat hij dezelfde Oud Testamentische tekst die Jezus
gebruikte aanhaalde) gaf het definitieve antwoord van de weigering van Israël Dat is
wanneer hij schreef aan de gemeente: “9 Maar u bent een uitverkoren geslacht, een
koninklijk priesterschap, een heilig volk, een volk dat God Zich tot Zijn eigendom maakte;
opdat u de deugden zou verkondigen van Hem Die u uit de duisternis geroepen heef tot
Zijn wonderbaar licht, 10 u, die voorheen geen volk was, maar nu Gods volk bent; u, die
zonder ontferming was, maar nu in ontferming aangenomen bent.” (1 Petrus 2:9-10) De
sluitsteen is dat God de identieke taal had gebruikt door tegenover het verbondsvolk van
Israël op de berg Sinaï uit te spreken: “5 (…) dan zult u uit alle volken Mijn persoonlijk
eigendom zijn, want heel de aarde is van Mij. 6 U dan, u zult voor Mij een koninkrijk van
priesters en een heilig volk zijn.” (Ex.19:5-6). Wat ooit waar was geweest van Israël, zegt
Petrus nu, dat is thans en voor altijd waar van de gemeente.”

Een citaat van Preston: [1 Peter And Israel's Land Promises, Dr. Don K. Preston, blz.1-2
(http://eschatology.org/index.php?option=com_content&view=article&id=661:1-Petrus-and-
israels-land-promises&catid=116:topical-studies&Itemid=211).]

“Petrus citeert woordelijk uit Hosea 1:9-10 / 2:23 en dat is de voorspelling van het herstel
van de tien stammen: “10 u, die voorheen geen volk was, maar nu Gods volk bent; u, die
zonder ontferming was, maar nu in ontferming aangenomen bent.” Zoals Dubis
overtuigend opmerkt, volgens Hosea en de andere profeten, "is het pas wanneer God
Israël en Juda terugzendt naar het beloofde land dat ze opnieuw “Zonen van de levende
God” worden genoemd. 1 Petrus 2:10 neemt de taal van Hosea 1:6, 9, 2:25 (LXX) op en
zegt dat diegenen die vroeger “Geen volk” (ou laos) werden genoemd, nu “volk van God”
worden genoemd (laos theou). En dat “Niet met ontferming (ouk eleemenoi) nu
ontferming heef gekregen (non ... eleethentes), dit erop neerkomt te zeggen dat het
herstel van Israël uit ballingschap heef plaatsgevonden.” Het komt eveneens erop neer te
zeggen dat de belofen van "het land" geestelijk moeten genomen worden.”

Het feit dat Paulus en Petrus de vervulling bevestigen van de beloften uit het Oude Testament
moet u tot nadenken stemmen! Bijvoorbeeld van het herstel van Israël "in het land" zoals vervuld
in Christus en de gemeente. Bekijk het: dan moet u oprecht zijn. Hier wordt een goddelijk
commentaar op de betekenis van "het land" gegeven zoals gezien door de schrijvers van het
Nieuw Testament. Zoals we zelf kunnen zien, Petrus en Paulus bevestigden op een onbetwistbare
manier de vervulling van belangrijke herstelprofetieën (Jesaja 49 / Hosea / Ezechiël 37). En zij
bevestigden de geestelijke vervulling in 1 Petrus 2:4-5 daarvan en Epheze 2. Als de tempel
geestelijk was, als de offers geestelijk waren, als het priesterschap geestelijk was, dan was het
land ook een geestelijk land!

Petrus vertelt zijn gehoor en citeert het door Hosea beloofde herstel: "wordt u ook zelf, als
levende stenen, gebouwd tot een geestelijk huis" (1 Petrus 2:5). We geven het weer in deze tabel
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 26

met alle verwijzingen erbij van de Herziene Statenvertaling. Let erop hoe het sleutelwoord luidt
dat hier gebruikt is: het gaat niet om een letterlijke zaak, maar een GEESTELIJKE.

We geven hierbij twee tabellen die dat duidelijk maken. Doe niet flauw ze staan er voor de
reden dat men inzicht zou krijgen van verbanden uit de Bijbel, niet dat men gaat denken dat ken
ik al. Waarschijnlijk zit dat verband niet in je hoofd maar dit lezen op papier (mag ook op je pc)
dat maakt de zaken veel eenvoudiger.

1 Petrus 2:5 met alle verwijzingen erbij van de Herziene Statenvertaling.

5 dan wordt u ook zelf, als levende stenen, gebouwd tot een geestelijk

huis, tot een heilig priesterschap, om geestelijke offers te brengen, die

God welgevallig zijn door Jezus Christus.

Hebr. 3:6 Christus echter is getrouw over Zijn huis als Zoon. Zijn huis zijn wij, als wij
tenminste de vrijmoedigheid en de roem van de hoop tot het einde toe

onwrikbaar vasthouden.

Openb. 1:6 en Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters voor God en Zijn Vader,

Hem zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen.

Openb. 5:10 En U hebt ons voor onze God gemaakt tot koningen en priesters, en wij

zullen als koningen regeren over de aarde.

Rom. 12:1 Ik roep u er dan toe op, broeders, door de ontfermingen van God, om uw

lichamen aan God te wijden als een levend offer, heilig en voor God

welbehaaglijk: dat is uw redelijke godsdienst.

Hebr. 12:28 Laten wij daarom, omdat wij een onwankelbaar Koninkrijk ontvangen, aan

de genade vasthouden en daardoor God dienen op een Hem welgevallige

wijze, met ontzag en eerbied.

Dit is parallel aan wat Paulus tot de Epheziërs zegt in hoofdstuk twee. Zowel Paulus als Petrus
spreken over hetzelfde: wat voorspeld was is vervuld niet altijd in letterlijke zin maar ook
geestelijk. Minimaliseer dat niet. Als er van Johannes de Doper gezegd wordt dat hij is: “Een stem
van iemand die roept in de woestijn: Bereid de weg van de HEERE, maak recht in de wildernis een
gebaande weg voor onze God.“ Jes. 40:3 Neen, het is geen letterlijke vervulling die Johannes
bracht, hij heeft geen steen verlegd of het zou moeten zijn aan de Jordaan waar hij doopte zodat
mensen zich niet aan stenen zouden bezeren. Hij heeft alle geestelijke tegenwerpingen die er
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 27

waren tegen de leer en handelen van Jezus gelijk met de grond gemaakt zodat men Hem kon zien
als: “De Messias van Israël” waar men zo lang op gewacht had! Als u ziet in het OT er komt een
Nieuwe Jeruzalem en het blijkt een geestelijk Jeruzalem geloof maar dat de schrijvers van het
Nieuwe Testament het veele beter weten dan jij of ik. Zij vervuld van de Heilige Geest hebben het
voor het zeggen! We moeten leren luisteren wat ze zeggen en geen inlegkunde er trachten tussen
te voegen. Wij, we blijven met onze ongewijdde poten van Gods Woord af dat ons bereikt heeft.

Epheziers 2:20,21 met alle verwijzingen erbij van de Herziene

Statenvertaling.
20 gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus
Zelf de hoeksteen is,
1 Kor. 3:9 Want Gods medearbeiders zijn wíj. Gods akker en Gods bouwwerk bent ú.
1 Kor. 3:10 Overeenkomstig de genade van God die mij gegeven is, heb ik als een wijs
bouwmeester het fundament gelegd en een ander bouwt daarop. Ieder
dient er echter op toe te zien hoe hij daarop bouwt.
Jes. 28:16 daarom, zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik leg in Sion een steen ten
grondslag, een beproefde steen, een kostbare hoeksteen, die vast
gegrondvest is. Wie gelooft, zal zich niet weghaasten.
Matt. 16:18 En Ik zeg u ook dat u Petrus bent, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente
bouwen, en de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen.
1 Kor. 3:10 Overeenkomstig de genade van God die mij gegeven is, heb ik als een wijs
bouwmeester het fundament gelegd en een ander bouwt daarop. Ieder
dient er echter op toe te zien hoe hij daarop bouwt.
Openb. 21:14 En de muur van de stad had twaalf fundamenten met daarop de twaalf
namen van de twaalf apostelen van het Lam.
1 Petr. 2:4 en kom naar Hem toe als naar een levende steen, die wel door de mensen
verworpen is, maar bij God uitverkoren en kostbaar,
21 en op Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, verrijst tot een heilige tempel in
de Heere;
Efez. 4:16 Van Hem uit wordt het hele lichaam samengevoegd en bijeengehouden door
elke band die ondersteuning geeft, overeenkomstig de mate waarin ieder
deel werkzaam is. Zo verkrijgt het lichaam zijn groei, tot opbouw van zichzelf
in de liefde.

De beloofde Messiaanse Tempel is er. Het priesterschap dat beloofd was door de profeten is
er ook (zie Jesaja 66:17f). De goede offers beloofd door de profeten (zie Jesaja 56:7 e.v. / Ezechiël
40-47) die zijn er, de vrucht van de lippen. Natuurlijk en dat is zo belangrijk, Petrus zegt dat het
een spirituele tempel is, een spiritueel priesterschap en spirituele offers. Dit vereist zonder twijfel
dat de beloften van het land: die binnen de drie voornoemde beloften liggen dat ze vervuld zijn.
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 28

Het gaat dus eveneens om een spiritueel land! Als de tempel geestelijk is, hoef je die tempel toch
niet te gaan zoeken in een letterlijk Jeruzalem.

PETRUS EN PAULUS LEREN ONS HETZELFDE: DE BELOFTEN ZIJN VERVULD

Als er kan worden aagetoond dat Petrus op dezelfde manier spreekt als Paulus in Eph.1-2, met
dezelfde motieven en thema's, dan staat het vast dat Petrus in feite spreekt over het herstel van
Israël omdat we hierboven al hebben aangetoond dat Paulus in Efeze duidelijk spreekt van het
koninkrijk van David dat al in gang is gezet door het werk van Christus. Petrus in 1 Petrus 1 en
Paulus in Epheze 1, openen hun brieven met een zeer duidelijk verbondstaal in het achterhoofd.
Een taal die in het Oude Testament wordt toegeschreven aan het vleselijke Israël. Zowel Paulus in
Eph.2, als Petrus in 1 Petrus 2 spreken over de beloften aan Israël, het Davidische koninkrijk.
Daarboven nog en in het bijzonder de Messiaanse tempel die het lichaam van Christus uitmaakt,
waarbij Christus de afgewezen hoeksteen is.

Hieronder zullen we de gelijkenissen tussen Epheze en 1 Petrus in een tabel opsommen.


Wellicht zijn het er nog meer als we de andere hoofdstukken van Paulus en Petrus erbij nemen.
Maar we willen ons vooral concentreren op de eerste twee hoofdstukken van beide brieven.

1. Verstrooid / Vreemdelingen Eph.2:12,19 1 Pet.1:1

2. Gekozen / uitverkoren Epheze 1:4-5 1 Pet.1:1-2,


15-16
3. Heilige / Heiligen Eph.1:1,15,18 1 Pet.1:2
Genade / Genade – Verschaft door het werk van
4. Christus Epheze 1:6-8 1 Pet.1:3-4

Verbondsbepalingen toegepast op de gemeente Vergelijk met Vergelijk met


5.
Petrus Paulus
6. Erfdeel ontvangen Eph.1:14 1 Pet.1:4

7. Alreeds en nog niet volledig gered Epheze 1:4-14 1 Pet.1:2-9

8. Redding door het bloed van Christus Epheze 1:7 1 Pet.1:18-19


9. Erfenis gereserveerd in de hemel Epheze 2:6-7, 19 1 Pet.1:4

Eph2:1-3 / 4:17-
10. Voordien - lusten van het vlees 1 Pet.1:14
5:8
11. Gebonden als in een huwelijk Epheze 5:22-33 1 Pet.3:1-7
1 Pet.1:2-4,
12. Herstel / nieuwe geboorte Eph.2:1-9
18-23
13. Gestorven aan de zonde, leidend tot gerechtigheid Epheze 4:22-25 1 Pet.1:24

14. Wandelen in duisternis / Licht Eph.5:8-14 1 Pet.2:9

15. Tweede komst = Wederkomst in 1 maal volbracht, niet Eph.1:10-14, 1 Pet.1:5,7,


HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 29

in meerdere stappen 18,21/ 2:7 / 4:30


9-13 / 2:12
/ 5:5-6
Epheze 2:12-13,
16. Volledige vervreemding van de belofte van het land 1 Pet.2:10
19
17. Opstanding / Christus troont op Davids stoel Epheze 1:20-24 1 Pet.1:3,21

18. Messiaans / Davidische Tempel Eph.2:20-22 1 Pet.2:4-5

1 Pet.1:3-5,
19. Davidisch rijk Epheze 5:5
7-12
Christus, de afgewezen steen is hoeksteen van de
20. tempel Epheze 2:20 1 Pet.2:4-5

Moet er nog wat vervuld worden uit Daniël 9:24-27? Daar zal een dispensationalist met alle
posiviteit “ja” op zeggen: God zou zijn klok stil gezet hebben voor Israël om ze zo later nog een
kans te geven zich te bekeren. Daniël zou het daarover hebben in hoofdstuk 9:27! Neen zeggen
wij, en dit is waarom! [Zie onze studie daarover van meer dan 300 bladzijden, de leer van de
bedelingen doet geweld aan die teksten!] Een gedeelte uit de tekst Handelingen 3:24 gaan we
aanhalen en dat is een Jood die spreekt tot de Joden. En aangezien die man van de Heilige Geest
dat ontvangen heeft dat hem het onderscheid duidelijk is gemaakt: tussen leugen, halve
waarheden en de volle waarheid van God, moet u goed luisteren wat hij zegt. We geven hem
weer in zijn woorden volgens de Willibrordvertaling van 1995: “Vanaf Samuël en zijn opvolgers
hebben alle profeten die gesproken hebben, deze dagen aangekondigd. U bent de zonen van de
profeten en van het verbond dat God met uw vaderen heef gesloten.” En dit wijst op vervulling
want het zijn ”deze dagen die zijn aangekondigd.” Geboorte, prediking, verwerping door het
volk, en onverdiende moord op de persoon van Jezus, is voorzegd en in DIE DAGEN vervuld. Wat
Petrus juist daarvoor uitsprak is ook niet van de poes, in de HSV: “23 En het zal zo zijn dat al wie
niet geluisterd zal hebben naar deze Profeet, uit het volk uitgeroeid zal worden.” Hier de Griekse
tekst en de Statenvertaling.
εσται δε πασα ψυχη ητις αν μη ακουση του προφητου εκεινου εξολοθρευθησεται εκ
του λαου
En het zal geschieden, dat alle ziel, die dezen Profeet niet zal gehoord hebben,
uitgeroeid zal worden uit den volke. (SV)”

Enkele jaren later zegt diezelfde Petrus, een Jood tegen heidenen in Hand. 10:43 SV: “Dezen
geven getuigenis al de profeten, dat een iegelijk die in Hem geloof, vergeving der zonden
ontvangen zal door Zijn Naam.” God heeft met Petrus de weg geopend van heidenen die tot
kinderen van God gemaakt worden, door geloof in het bloed van het Lam. Dus Petrus predikte
toen geen twee wegen: “een weg to God voor Joden” en “een weg tot God voor heidenen.” Het is
klaar en duidelijk dit het niet de leer is van Petrus in zijn eerste of tweede brief en ook niet voor
Paulus, die het meeste gewerkt heeft onder de heidenen. Beiden van God aangesteld om één
boodschap te brengen: jullie moeten Jezus aannemen en belijdend en bekerend tot de Vader
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 30

gaan: Hij schenkt je op basis van wat Zijn Zoon gedaan heeft de vergeving en aanneming als Zijn
kind.

Ik kom even terug. Na de opstanding en verschijning aan twee discipelen, op die eerste dag
van de opsta nding, is de opmerking van Jezus dat de Christus moest lijden om op die wijze zijn
heerlijkheid in te gaan (Luc.24:16). Ook dat had te maken met vervulling. “Mozes en de profeten
en de psalmen staat moet vervuld worden (...) zodat zij de Schriften begrepen” (Luc.24:44,45).
De beloofde Messias is gekomen, m.a.w. de ware Koning van Israël is gekomen (Hand.13:22-34 /
Rom.1:1-7). We citeren één klein stukje uit deze laatste teksten: “32 En wij verkondigen u de
belofe die aan de vaderen gedaan is, namelijk dat God die vervuld heef aan ons, hun
kinderen, door Jezus te verwekken, 33 zoals ook in de tweede psalm geschreven staat: U bent
Mijn Zoon, heden heb Ik U verwekt.” Zo zegt Paulus het volgens Hand.13:32,33 HSV.
Waarom zijn er dan die beweren dat de belofe niet is vervuld,
maar uitgesteld, en nog eens opnieuw aan Israël zal
aangeboden worden? En tot Agrippa spreekt hij jaren later als volgt: “6 En nu sta ik
hier en word geoordeeld over de hoop op de belofe die door God aan de vaderen gedaan is, 7
die onze twaalf stammen hopen te bereiken door voortdurend, nacht en dag, God te dienen.
Om deze hoop, koning Agrippa, word ik door de Joden beschuldigd.” (Hand.26HSV). Dus Paulus
heeft zijn leer op dat punt niet veranderd. Ter attentie van wie in de bedelingen zijn soulaas zoekt
de: “belofe die van God tot de vaderen geschied is” in de SV “de belofe die door God aan de
vaderen gedaan is” in de HSV. Die belofte IS VERVULD en blijft geldig tot Zijn Wederkomst.
Enkele maanden voor zijn dood heeft Paulus nog dezelde leer over Israël als toen hij het aan de
Romeinen verkondigde. Tot de Mormonen en Brits-Israël zeggen we dit; de 12 stammen zijn in de
dagen van Paulus niet verloren, ze aanbidden God in die tijd, in de tempel! En later aanbidden
enkelen God, in de gemeente van Christus!

En vervuld, volgens Paulus is ook al wat YaHWeH aan


Abraham beloofde:
Zowel aan Joden als heidenen.
 Gods verbond met Abraham =
Gods verbond werd eerst met Abraham gesloten,
niet met 'Israël'
Gods verbond werd gesloten 430 jaar vóór de 'wet' gegeven werd (Galaten 3:17,18).
Gods verbond werd gesloten vóór de besnijdenis (Romeinen 4:10).
Gods verbond was universeel; voor héél de schepping. (Gen.12:3 en 17:4 / Rom.4:16.17 / Galaten
3:8,26-29).
Israël zou een zegen voor de wereld zijn, maar ze zijn er niet aan toegekomen (Romeinen 9:31,32
en 10:21). Zij verbraken daardoor het verbond. Slechts een “gelovige rest” is ingevoegd in het
Israël Gods: de gemeente (Galaten 6:16).
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 31

Het nieuwe verbond, is de vervulling:


Gesloten met gelovige Joden en gelovige heidenen (Jeremia 31:31-34 / Mattheüs 26:28).
Het nieuwe verbond heeft het oude ééns en voor altijd vervangen (Hebreeën 7:18 / 8:6-13 /
10:9).
Gelovigen uit Joden en heidenen, zonder onderscheid des persoons (Rom.2:28,29 / Gal.3:6-
9,28,29 / Fil.3:3 / Jac.1:1 / 1 Pet.1:1 / Eph. 2:11-19).

LANDBELOFTE, TWEEDE EXODUS MOTIEF EN “HET REEDS EN NOG NIET”

Een veelbelovend kenmerk van de profeten is dat er sprake is van een tweede uittochtmotief
Jes.11 / 40-55 / Jer.16:23 / 30-31 / Ezech.34 / 36-37 / Hos.1-2). Dit is de tijd waarin het overblijfsel
van Israël en de gelovige heidenen verzameld zullen worden in het koninkrijk, het land. Dit is een
herhaling van de eerste Exodus uit Egypte.

Vanaf het begin van de N.T. in Matthéüs 2:15 komt het al aan bod: "Uit Egypte heb Ik Mijn Zoon
geroepen" tot Openbaring, “Ik zag de heilige stad het nieuwe Jeruzalem" Opb.21:1. We zien
ditzelfde thema steeds opnieuw herhaald worden. Dit vertelt ons dat de vroege kerk HEEFT
deelgenomen op een geestelijke wijze aan de wilderniservaring van de komst van het beloofde
land. Zie Heb.3:7-4:11/12:22-28 / Heb.10:37. Er was geen uitstel toen Jezus werd verworpen,
zoals men wel eens beweerd in de leer van de bedelingen. Gods “profetische klok” bleef in feite
zonder ophouden tikken. Er werd geen uitstel gevraagd aan de joden of er ook geen gegeven. Ze
moesten toen hun keuze maken: voor Jezus of tegen!

Jezus wordt in het evangelie van Matthéüs gezien als de nieuwe Mozes die de tweede Exodus
aanvoert. Hij wordt uit Egypte geroepen Mat.2:15. Hij werd gedoopt door Johannes Mat.3:13-17
zoals toen Israël in/door de Rode Zee was. Hij is gedurende 40 dagen in de woestijn verleid door
Satan, zoals Israël 40 jaar het was, (Mat.4:1-11). Dan predikt Hij "Bekeert u, want het Koninkrijk
der hemelen is nabij" (Mat.4: 7). In Mat.5-7 zien we Jezus naar de berg opgaan en Zijn wetten
doorgeven.

Paulus spreekt om die reden in Romeinen 6 van een "doop" in vers 3 zoals het joodse volk bij
de uittocht gedoopt werd in de doop van Mozes. “3 Of weet u niet dat wij allen die in Christus
Jezus gedoopt zijn, in Zijn dood gedoopt zijn?” We kunnen: "niet meer als slaaf de zonde zouden
dienen" (vers 6), dat "wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde" (vers 7). “Want de zonde zal
over u niet heersen" (vers 14) “En, vrijgemaakt van de zonde, bent u dienstbaar gemaakt aan de
gerechtigheid” (vers 18). Dit zijn allemaal thema's van de uittocht en bevrijding van slavernij.

Paulus geeft dat aan in 1 Cor.10 en geeft deze verklaring:

“1 En ik wil niet, broeders, dat u er geen weet van hebt dat onze vaderen allen onder de wolk
waren en allen door de zee zijn gegaan, 2 en dat allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de
zee, 3 en allen hetzelfde geestelijke voedsel gegeten hebben, 4 en allen dezelfde geestelijke drank
gedronken hebben. Zij dronken namelijk uit een geestelijke rots, die hen volgde; en die rots was
Christus. 5 Maar in de meesten van hen heef God geen welgevallen gehad, want zij zijn
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 32

neergeveld in de woestijn. 6 En deze dingen zijn gebeurd als voorbeelden voor ons, opdat wij niet
zouden verlangen naar kwade dingen, zoals ook zij verlangd hebben. 7 En word geen
afgodendienaars zoals sommigen van hen, zoals geschreven staat: Het volk ging zitten om te eten
en te drinken en zij stonden op om te feesten. 8 En laten wij geen hoererij bedrijven, zoals
sommigen van hen hoererij bedreven hebben, en op één dag vielen er drieëntwintigduizend. 9 En
laten wij Christus niet verzoeken, zoals ook sommigen van hen Hem verzocht hebben en door de
slangen omgekomen zijn. 10 En mor niet, zoals ook sommigen van hen gemord hebben en
omgekomen zijn door de verderver. 11 Al deze dingen nu zijn hun overkomen als voorbeelden voor
ons, en ze zijn beschreven tot waarschuwing voor ons, over wie het einde van de eeuwen
gekomen is.”

Paulus zegt dus kort samengevat: Israëls zonden en afgoderij, dat zijn voorbeelden van de
vroege christenen en hij schrijft dat op “aan wie de einden der tijden zijn gekomen" (vers 11).
Israël ging zoveel jaren voordien door de Exodus naar het beloofde land. Paulus zegt dat tegen
alle gelovigen uit zijn tijd van joodse of heidense komaf, hij zelf een Hebreeuws schrijver.

Abraham en zijn nakomelingen waren "vreemdelingen" op aarde en zochten het land dat God
aan Abraham Gen.12/15/17/22 had beloofd. Maar de schrijver aan de Hebreeën spreekt over het
land Kanaän als ware het typologisch voor het “hemelse land” en de “hemelse stad”, de stad die
Sion is. We hebben in Heb.3-4 / 12: 22-28 / 13 en de passage in Heb 11 zoals ze hebben gezien,
ook daar is het Land en Stad beide typologisch. Net zoals Abrahams afstammelingen die naar
Egypte afreisden, vreemden waren vanwaar ze kwamen, zijn de kerken die aan wie Petrus schrijft
ook zo. Ze verwachten het definitieve als Jezus komt voor de tweede maal. Maar zelf zijn ze al
burgers en gelovigen deelnemers van dat rijk en land en stad.

Exodus 24 vindt plaats op de berg Sinaï, en de Hebreeuwse schrijver in Heb.9:18 spreekt over
deze gebeurtenis als de instelling van het oude verbond. Dus zien we in 1 Petrus 1:1-2 het begin
van de nieuwe Exodus, terwijl de rest van het hoofdstuk spreekt over de voltooiing van deze
Nieuwe Exodus. Petrus zegt dat het bijna voltooid is en met de Parousia = Wederkomst van
Christus definitief. Hij zegt:

"5 U wordt immers door de kracht van God bewaakt door het geloof tot de zaligheid, die
gereedligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd. 6 Daarin verheugt u zich, ook al wordt u
nu voor een korte tijd – als het nodig is – bedroefd door allerlei verzoekingen, 7 opdat de
beproeving van uw geloof – die van groter waarde is dan die van goud, dat vergaat en door het
vuur beproefd wordt – mag blijken te zijn tot lof en eer en heerlijkheid, bij de openbaring van
Jezus Christus. 8 Hoewel u Hem niet gezien hebt, hebt u Hem toch lief. Hoewel u Hem nu niet ziet,
maar geloof, verheugt u zich met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde, 9 en verkrijgt u het
einddoel van uw geloof, namelijk de zaligheid van uw zielen. (…) 13 En stel uw leden niet ter
beschikking aan de zonde als wapens van ongerechtigheid, maar stel uzelf ter beschikking aan
God, als mensen die uit de doden levend geworden zijn. En laat uw leden wapens van
gerechtigheid zijn voor God." 1 Pet.1:5-9, 13)
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 33

APPENDIX 1 EPHEZE hoofdstuk


2: de Tekst ervan in HSV met alle
verwijzingen

Efeziërs 2:1-10 Uit genade zalig


1 Ook u heef Hij met Hem levend gemaakt, u die dood was door de overtredingen en de
zonden,
Rom. 5:6 Want toen wij nog krachteloos waren, is Christus op de bestemde tijd voor
goddelozen gestorven.
Kol. 2:13 En Hij heeft u, toen u dood was in de overtredingen en het onbesneden zijn
van uw vlees, samen met Hem levend gemaakt door u al uw overtredingen te
vergeven,
2 waarin u voorheen gewandeld hebt, overeenkomstig de leefwijze van deze wereld,
overeenkomstig de wil van de aanvoerder van de macht in de lucht, van de geest die nu
werkzaam is in de kinderen van de ongehoorzaamheid,
1 Kor. 6:11 Sommigen van u zijn dat wel geweest, maar u bent schoongewassen, maar u
bent geheiligd, maar u bent gerechtvaardigd, in de Naam van de Heere Jezus
en door de Geest van onze God.
Kol. 3:7 In deze dingen hebt ook u voorheen gewandeld, toen u in die dingen leefde.
Tit. 3:3 Want ook wij waren voorheen onverstandig, ongehoorzaam, dwalend,
verslaafd aan allerlei begeerten en hartstochten, levend in slechtheid en
afgunst, hatelijk en elkaar hatend.
Joh. 12:31 Nu wordt het oordeel over deze wereld voltrokken, nu zal de vorst van deze
wereld buitengeworpen worden.
Joh. 14:30 Ik zal niet veel meer met u spreken, want de vorst van deze wereld komt en
heeft geen macht over Mij.
Joh. 16:11 en van oordeel, omdat de vorst van deze wereld veroordeeld is.
Efez. 6:12 Want wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de
overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van de duisternis
van dit tijdperk, tegen de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 34

gewesten.
3 onder wie ook wij allen voorheen verkeerden, in de begeerten van ons vlees, door de wil
van het vlees en de gedachten te doen; en wij waren van nature kinderen des toorns,
evenals de anderen.
4 Maar God, Die rijk is in barmhartigheid, heeft ons door Zijn grote liefde, waarmee Hij ons
liefgehad heeft,
5 ook toen wij dood waren door de overtredingen, met Christus levend gemaakt – uit
genade bent u zalig geworden –
Rom. 6:8 Als wij nu met Christus gestorven zijn, geloven wij dat wij ook met Hem zullen
leven.
Rom. 8:11 En als de Geest van Hem Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont,
zal Hij Die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen
levend maken door Zijn Geest, Die in u woont.
Kol. 3:1 Als u nu met Christus opgewekt bent, zoek dan de dingen die boven zijn, waar
Christus is, Die aan de rechter hand van God zit.
Kol. 3:3 want u bent gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God.
Hand. 15:11 Maar wij geloven door de genade van de Heere Jezus Christus op dezelfde
wijze zalig te worden als ook zij.
Tit. 3:5 maakte Hij ons zalig, niet op grond van de werken van rechtvaardigheid die
wij gedaan hadden, maar vanwege Zijn barmhartigheid, door het bad van
de wedergeboorte en de vernieuwing door de Heilige Geest.
6 en heeft ons met Hem opgewekt en met Hem in de hemelse gewesten gezet in Christus
Jezus,
7 opdat Hij in de komende eeuwen de allesovertreffende rijkdom van Zijn genade zou
bewijzen, door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus.
8 Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave
van God;
Matt. 16:17 En Jezus antwoordde en zei tegen hem:Zalig bent u, Simon Barjona, want
vlees en bloed hebben u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de
hemelen is.
Efez. 1:19 en wat de allesovertreffende grootheid van Zijn kracht is aan ons die
geloven, overeenkomstig de werking van de sterkte van Zijn macht,
9 niet uit werken, opdat niemand zou roemen.
Rom. 3:27 Waar is dan de roem? Hij is uitgesloten. Door welke wet? Van de werken?
Nee, maar door de wet van het geloof.
1 Kor. 1:29 opdat geen vlees voor Hem zou roemen.
10 Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus om goede werken te doen, die
God van tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.
2 Kor. 5:17 Daarom, als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping: het oude is
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 35

voorbijgegaan, zie, alles is nieuw geworden.


Efez. 1:4 omdat Hij ons vóór de grondlegging van de wereld in Hem uitverkoren heeft,
opdat wij heilig en smetteloos voor Hem zouden zijn in de liefde.
Efez. 4:24 en u bekleedt met de nieuwe mens, die overeenkomstig het beeld van God
geschapen is, in ware rechtvaardigheid en heiligheid.
Tit. 2:14 Hij heeft Zichzelf voor ons gegeven, opdat Hij ons zou vrijkopen van alle
wetteloosheid en voor Zichzelf een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede
werken.

Efeziërs 2:11-21 Jood en heiden één in Christus


11 Bedenk daarom dat u die voorheen heidenen was in het vlees en die onbesnedenen
genoemd werd door hen die genoemd worden besnijdenis in het vlees, die met de hand
gebeurt,
12 dat u in die tijd zonder Christus was, vervreemd van het burgerschap van Israël en
vreemdelingen wat betreft de verbonden van de belofte. U had geen hoop en was
zonder God in de wereld.
Rom. 9:4 Zij zijn immers Israëlieten; voor hen geldt de aanneming tot kinderen en de
heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften.
13 Maar nu, in Christus Jezus, bent u, die voorheen veraf was, door het bloed van Christus
dichtbij gekomen.
14 Want Hij is onze vrede, Die beiden één gemaakt heeft. En door de tussenmuur, die
scheiding maakte, af te breken,
Jes. 9:5 Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij
rust op Zijn schouder. En men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raadsman,
Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst.
Micha 5:4 Hij zal Vrede zijn. Wanneer Assur in ons land zal komen en wanneer hij onze
paleizen zal betreden, zullen wij tegen hem zeven herders doen opstaan en
acht vorsten uit de mensen.
Joh. 16:33 Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat u in Mij vrede zult hebben. In de
wereld zult u verdrukking hebben, maar heb goede moed:Ik heb de wereld
overwonnen.
Hand. 10:36 Dit is het woord dat Hij gezonden heeft tot de Israëlieten, waardoor Hij
vrede verkondigt door Jezus Christus; Deze is de Heere van allen.
Rom. 5:1 Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede bij God door onze
Heere Jezus Christus.
Kol. 1:20 en dat Hij door Hem alle dingen met Zichzelf verzoenen zou, door vrede te
maken door het bloed van Zijn kruis, ja door Hem, zowel de dingen die op
de aarde zijn als de dingen die in de hemelen zijn.
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 36

15 heeft Hij de vijandschap in Zijn vlees tenietgedaan, namelijk de wet van de geboden, die
uit bepalingen bestond, opdat Hij die twee in Zichzelf tot één nieuwe mens zou
scheppen en zo vrede zou maken,
16 en opdat Hij die beiden in één lichaam met God zou verzoenen door het kruis, waaraan
Hij de vijandschap gedood heeft.
17 En bij Zijn komst heeft Hij door het Evangelie vrede verkondigd aan u die veraf was, en
aan hen die dichtbij waren.
Jes. 57:19 Ik schep de vrucht van de lippen, vrede, vrede voor wie ver weg is en voor wie
dichtbij is, zegt de HEERE, en Ik zal hem genezen.
Efez. 3:12 In Hem hebben wij de vrijmoedigheid en de toegang met vertrouwen, door
het geloof in Hem.
18 Want door Hem hebben wij beiden door één Geest de toegang tot de Vader.
Joh. 10:9 Ik ben de Deur; als iemand door Mij naar binnen gaat, zal hij behouden
worden; en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden.
Joh. 14:6 Jezus zei tegen hem:Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand
komt tot de Vader dan door Mij.
Rom. 5:2 Door Hem hebben wij ook de toegang verkregen door het geloof tot deze
genade waarin wij staan, en wij roemen in de hoop op de heerlijkheid van
God.
Efez. 3:12 In Hem hebben wij de vrijmoedigheid en de toegang met vertrouwen, door
het geloof in Hem.
Hebr. 10:19 Omdat wij nu, broeders, vrijmoedigheid hebben om in te gaan in het
heiligdom door het bloed van Jezus,
19 Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de
heiligen en huisgenoten van God,
20 gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus
Zelf de hoeksteen is,
1 Kor. 3:9 Want Gods medearbeiders zijn wíj. Gods akker en Gods bouwwerk bent ú.
1 Kor. 3:10 Overeenkomstig de genade van God die mij gegeven is, heb ik als een wijs
bouwmeester het fundament gelegd en een ander bouwt daarop. Ieder dient
er echter op toe te zien hoe hij daarop bouwt.
Jes. 28:16 daarom, zo zegt de Heere HEERE:Zie, Ik leg in Sion een steen ten
grondslag, een beproefde steen, een kostbare hoeksteen, die vast
gegrondvest is. Wie gelooft, zal zich niet weghaasten.
Matt. 16:18 En Ik zeg u ook dat u Petrus bent, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente
bouwen, en de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen.
1 Kor. 3:10 Overeenkomstig de genade van God die mij gegeven is, heb ik als een wijs
bouwmeester het fundament gelegd en een ander bouwt daarop. Ieder
dient er echter op toe te zien hoe hij daarop bouwt.
Openb. 21:14 En de muur van de stad had twaalf fundamenten met daarop de twaalf
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 37

namen van de twaalf apostelen van het Lam.


21 en op Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, verrijst tot een heilige tempel in de
Heere;
Efez. 4:16 Van Hem uit wordt het hele lichaam samengevoegd en bijeengehouden door
elke band die ondersteuning geeft, overeenkomstig de mate waarin ieder deel
werkzaam is. Zo verkrijgt het lichaam zijn groei, tot opbouw van zichzelf in de
liefde.
22 op Wie ook u mede gebouwd wordt tot een woning van God, in de Geest.

KORTE SAMENVATTING

In het algemeen: Hieronder staat het argument voor de traditionele weergave van de start van
het Christendom. Het is ook mijn argument en om daarmee ook te zeggen dat God een slot zet
achter zijn voordien exclusieve verkiezing van Israël. Zoals het tot dan toe was, hadden heidenen
weinig in de pap te brokken. GODS LIEFDE GAAT NU OVER OP ALLE MENSEN DIE IN HEM
GELOVEN, ZONDER VAN JOODSE ACHTERGROND TE ZIJN. Hier start wat nieuw en we spreken met
reden van een Nieuw Testament of verbond. Dat is de gebeurtenis op Pinksteren volgens
Handelingen twee: de kerk, het lichaam van Christus, krijgt de zegen van de Heilige Geest.

1. De kerk is het lichaam van Christus (Epheziërs 1:22-23 / 1 Corinthiërs 12:12-13 / Romeinen
12:3-5 / Colossenzen 1:24).

2. Het lidmaatschap van het lichaam van Christus komt door de doop met de Heilige Geest (1
Corinthiërs 12:13 / Galaten 3:27).

3. De kerk van de toekomst kreeg van Christus een inleidende bediening (Matthéüs 16:18).

4. De kerk van de toekomst krijgt door Christus na Zijn dood en opstanding de belofte dat het
zeer recent voor de deur staat om te starten (Handelingen 1:4-5).

5. De kerk werd op de dag van Pinksteren geboren met de doop met de Heilige Geest
(Handelingen 2:1-4 en vergelijk Handelingen 11:16-17). Het heeft betrekking op Joden en
heidenen.

Na Pinksteren komt de term “gemeente” = Grieks ἐκκλησία, die die we eerder alleen in
Matthéüs 16:18 en 18:17 tegenkomen, veel vaker voor. Bijvoorbeeld Handelingen 5:11 / 8:1 /
8:3 / 9:31, = 23 keer in totaal bij Handelingen. En nog wel 100 keer in de rest van het Nieuwe
Testament. Met enkele uitzonderingen gaat het steeds over die groep die werd gesticht met
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 38

Pinksteren en de latere discipelen van deze 12 mannen die Gods Heilige Geest ontvingen om de
rest van de wereld aan te steken met heilig vuur.

1. Wat wil dat zeggen: we hebben geen hogepriester meer nodig we hebben er een die ze
allemaal vervangen heeft: Jezus van Nazareth.

2. We hebben geen priesters meer nodig: elke christen is een priester.

3. We hebben geen tempel meer nodig, want de gemeente is de tempel en elke gelovige
individueel.

De voorschriften van de wet van Mozes nog uit de kast halen nadat Jezus ze heeft afgeschaft is
een vreemde weg op gaan. Ook in een duizendjarig rijk niet: trouwens waar zou dat staan in
Openbaring 20, een nieuwe tempel met aardse bediening van offers. Dan is Jezus niet meer de
weg, de waarheid en het leven.

Structureel: Jezus kwam als de door God gezonden Messias voornamelijk om Israël tot Zichzelf
te verzamelen (Matthéüs 12:30). Laat dat echter niet het slot van het verhaal zijn. Laat ons ook
niet steeds herhalen: Jezus was een Jood en er niets aan toe te voegen gezien er nog veel aan toe
te voegen is. Want Zijn doel bleef niet beperkt tot het nationale Israël. Hij kondigde aan: "32 En
Ik, als Ik van de aarde verhoogd ben, zal allen naar Mij toe trekken." (Johannes 12:32, HSV). Om
deze wereldwijde missie te vervullen, koos Jezus twaalf apostelen, die in hun gekozen aantal. En
dat getal twaalf, is duidelijk een aanwijzing naar de twaalf stammen van Israël. Die 12 apostelen
zullen ze vertegenwoordigden. En als we verder nadenken zijn ze niet van alle stammen maar
slechts van enkele wellicht maar drie: ze staan wel in de plaats van ALLE STAMMEN. Door de
Twaalf als zijn apostelen uit te VER-kiezen (Marcus 3:14,15), vormde Christus een nieuw lichaam
van Christus-gelovige-belijdende Israëlieten. Aan dit Messiaanse Israël geeft Hij de naam "op deze
petra (het getuigenis van Petrus) zal Ik Mijn gemeente bouwen" (Matthéüs 16:18, HSV). In deze
voorafgaande wijding van de Twaalf sticht Christus zijn kerk als een Messiaans Israël, met zijn
eigen structuur en autoriteit. Hij begiftigde ze met "de sleutels van het koninkrijk" = “aan u” = de
gemeente (vers 19). Ze worden door Jezus geplaatst om als Zijn twaalf mede-rechters dienst te
doen: "28c ook zult zitten op twaalf tronen en de twaalf stammen van Israël zult oordelen" in de
toekomstige tijd te regeren (Matthéüs 19:28 / Lucas 22:30). Lees goed wat er vooraf dat gedeelte
staat in “a en b”: “En Jezus zei tegen hen: Voorwaar, Ik zeg u dat u die Mij gevolgd bent, in de
wedergeboorte, als de Zoon des mensen zal zitten op de troon van Zijn heerlijkheid.” Dat gaat in
voege vanaf Pinksteren, loop daar niet aan voorbij en sleur dat niet naar de verre toekomst van
een duizendjarige regering. Kijk eens naar Epheze 2:20: “20 gebouwd op het fundament van de
apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is.” Vergelijk met:

1 Cor.3:9: “Want Gods medearbeiders zijn wíj. Gods akker en Gods bouwwerk bent ú.”

1 Cor.3:10: “Overeenkomstig de genade van God die mij gegeven is, heb ik als een wijs
bouwmeester het fundament gelegd en een ander bouwt daarop. Ieder dient er echter op
toe te zien hoe hij daarop bouwt.”

*******
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 39

Lukas 2 HSV met verwijzingen. Veel duidelijker kan een profeet van God niet
zijn: de kleine Jezus die Simeon in de armen heeft zal de vervulling zijn van vroegere beloften van
God! Aan zowel joden als heidenen zal dit kind verlossing brengen, wat aan Abraham was
voorzegd zal nu op het punt van vervulling staan. Als in “het midden van de tijd” Jezus aan het
kruis de woorden uitspreekt “het is volbracht” is de betaling gedaan voor het ontstaan van een
Nieuwe wereld en een Nieuwe aarde. Dit kind zal vragen oproepen bij veel joden en ze zullen de
antwoorden die ertoe doen niet willen horen. Ze zullen struikelen over Hem, als over de
hoeksteen van wat ze steeds verwacht hebben: de Messiaanse regering.
God heeft gesproken wie niet luistert zal er de gevolgen voor dragen, eenuitspraak vooreerst
gericht aan joden. Johannes 3:36 zegt namelijk: “36 Wie in de Zoon geloof, heef eeuwig leven,
maar wie de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn van God blijf op hem.”
Joh.3:16: “Want zo lief heef God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven
heef, opdat ieder die in Hem geloof, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heef.”
Joh.6:47: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie in Mij geloof, heef eeuwig leven.”
1 Joh.5:10: “Wie geloof in de Zoon van God, heef het getuigenis in zichzelf; wie God niet
geloof, heef Hem tot leugenaar gemaakt, omdat hij niet geloofd heef het getuigenis dat
God van Zijn Zoon getuigd heef.

Rembrandt Harmenszoon van Rijn, Hannah en Simeon in de Tempel, uit de jaren 1627/1628 in
Hamburger Kunsthalle, Hamburg. En hieronder de tekst uit de HSV.
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 40

25 En zie, er was een man in Jeruzalem, van wie de naam Simeon was, en die man was

rechtvaardig en godvrezend. Hij verwachtte de vertroosting van Israël en de Heilige Geest

was op hem.

26 En hem was een Goddelijke openbaring gegeven door de Heilige Geest dat hij de dood

niet zien zou voordat hij de Gezalfde van de Heere zou zien.

27 En hij kwam door de Geest in de tempel. En toen de ouders het Kind Jezus

binnenbrachten om met Hem te doen volgens de gewoonte van de wet,

28 nam hij Het in zijn armen, loofde God en zei:

29 Nu laat U, Heere, Uw dienstknecht gaan in vrede, volgens Uw woord,

Gen. 46:30 Toen zei Israël tegen Jozef: Nu kan ik sterven, nu ik jouw gezicht weer gezien

heb, want je leeft nog.

30 want mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien,

Ps. 98:2 De HEERE heeft Zijn heil bekendgemaakt en Zijn gerechtigheid geopenbaard

voor de ogen van de heidenvolken.

Jes. 52:10 De HEERE heeft Zijn heilige arm ontbloot voor de ogen van alle heidenvolken;

en alle einden der aarde zien het heil van onze God.

31 die U bereid hebt voor de ogen van alle volken,

Hand. 28:28 Laat het u dan bekend zijn dat de zaligheid van God aan de heidenen

gezonden is, en die zullen luisteren.

32 een licht om de heidenen te verlichten en om Uw volk Israël te verheerlijken.

Jes. 42:6 Ík, de HEERE, heb U geroepen in gerechtigheid, Ik zal U bij Uw hand grijpen,

Ik zal U beschermen en Ik zal U stellen tot een verbond voor het volk, tot

een licht voor de heidenvolken,

Jes. 49:6 Hij zei: Het is te gering dat U voor Mij een Knecht zou zijn om op te richten

de stammen van Jakob en om hen die van Israël gespaard werden, terug te

brengen. Ik heb U ook gegeven tot een Licht voor de heidenvolken, om Mijn
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD 41

heil te zijn tot aan het einde der aarde.

Hand. 13:47 Zo immers heeft de Heere ons geboden: Ik heb u tot een licht voor de

heidenen gesteld, opdat u tot zaligheid zou zijn tot aan het uiterste van de

aarde.

33 En Jozef en Zijn moeder verwonderden zich over wat er over Hem gezegd werd.

34 En Simeon zegende hen en zei tegen Maria, Zijn moeder: Zie, dit Kind is bestemd tot

val en opstanding van velen in Israël en tot een teken dat tegengesproken zal worden

Jes. 8:14 Hij zal tot een heiligdom voor u zijn, tot een steen des aanstoots, en tot een

rots waarover men struikelt voor de beide huizen van Israël, tot een strik en

een val voor de inwoners van Jeruzalem.

Rom. 9:32 Waarom niet? Omdat zij die niet uit geloof zochten, maar als uit werken van

de wet. Want zij hebben zich gestoten aan de steen des aanstoots,

1 Petr. 2:8 voor hen namelijk die zich aan het Woord stoten, door ongehoorzaam te zijn,

waartoe zij ook bestemd zijn.

Hand. 28:22 Maar wij willen wel graag van u horen wat u denkt, want wat deze sekte

betreft, is het ons bekend dat ze overal tegengesproken wordt.

Вам также может понравиться