Академический Документы
Профессиональный Документы
Культура Документы
Herman Meirhaeghe
laat ieder zich wenden
tot de beelden van de ander
om bij te stellen
wat in eigen blik beperkt blijft,
anders wordt
tot kruistocht onze pelgrimage
tot fort ons simpel huis
tot ideologie onze belijdenis
tot systeem onze zending
tot karikatuur onze visie
laten wij ons verheugen
in onze verscheidenheid
DHARMAVERKENNINGEN nr. 2
“Dharma” is een Sanskrietwoord dat zowel verwijst naar de leer van de Boeddha
als naar “de 10.000 dingen” en de werkelijkheid in haar geheel.
“Dharmaverkenningen” zijn een uitgave van Zengroep Gent.
Woord vooraf 4
Tijdstabel 5
Voorwoord 6
Inleiding 9
Deel V: Tao-Zen 46
Nawoord 53
Adressen 57
Actualisering 2001-2010 58
Zouden ze dat ook op andere plaatsen hebben: in Amsterdam, New York, Londen, Parijs,
Berlijn, … ? Ik denk het niet, want je hebt er een Herman Meirhaeghe voor nodig en die
hebben wij enkel in Gent. Ik ben dan ook bijzonder trots om jou, beste lezer(es) en zen-
sympathisant(e), deze brochure te mogen voorstellen.
Ten tweede, omdat precies Herman de brochure geschreven heeft. Met Herman heb ik
zowat tien jaar van het beschreven zen-wel-en-wee gedeeld. Ik ken in onze Vlaamse
contreien weinig mensen die zo trouw en doorgedreven het zenpad bewandelen, zonder hun
gezichtsveld tot dat ene pad te verengen. En ook binnen zen beperkt Hermans engagement
zich niet tot één enkele school of richting. Omwille van dat ruime blikveld, de zin voor
precisie en het relativeringsvermogen, was er wellicht niemand die beter een overzicht van
de Gentse pioniersjaren had kunnen bijeenharken. Misschien bespeur je hier of daar een
licht ironiserende noot, misschien zelfs een klein kritisch zijmanoeuvre. Maar de boventoon
van het werk is ernstig en oprecht, met een diep respect voor al die mensen die dat vreemde
“zen” in hun eigen leven én stad proberen te integreren.
1991 Start van een Tao Zen-groep, afwisselend in De Vlier, Groot Begijnhof te Sint-Amandsberg
en de Latemstraat nr. 20 in De Pinte.
zenlijn: Tao Zen – leraar Maarten Houtman.
1995 Verhuis van de Deshimaru-dojo , nu Ei Gen Dojo, naar de Limburgstraat nr. 36 en nadien
naar het Minnemeers Business Center, Blekerijstraat nr. 75.
Marc Senechal gaat van start met Blowing “Fuke” Zen in de Lange Violettestraat nr. 160.
2001 Verhuis van Dana Zengroep Gent naar het Poort Ackere Monasterium, Oude Houtlei nr. 56
Start van een zengroep “Leven in Aandacht” in de Koepoortkaai nr. 10.
zenlijn: Thich Nhat Hanh.
“Ik kijk nooit achterom”, antwoordde een geïnterviewde me terechtwijzend toen ik hem mijn
vragen omtrent deze geschiedenis van zen in Gent voorlegde. Zen is alleen maar hier & nu
weet je wel en ik was overduidelijk verkeerd bezig. Nu ben ik altijd al een dwarsligger
geweest, maar wanneer ik “de stank van zen” opsnuif word ik pas echt weerbarstig. Ik keek
dus lekker wél in de achteruitkijkspiegel en redelijk uitgebreid bovendien. Het resultaat
daarvan ligt in je handen, hier ergens & ongeveer nu. Maar laat me egotistischerwijze vooraf
iets vertellen over mijn allerindividueelste “zenbegin”.
Het jaar waarin ik veertig werd – 1989 – ontrolde zich niet bepaald als een luie rivier
doorheen een zonbeschenen polderlandschap. Donkere dalen tussen scherpe pieken. In
het tijdsbestek van amper één maand ontvielen mij een handvol passies die jarenlang mijn
doen en laten kleur en smaak hadden gegeven. Impasse. Doodlopend straatje zonder
einde... En toen, als door een bliksemflits bij maanloze nacht, werd ik door zen getroffen.
Het donkerste uur bleek zich ook dit keer net voor de dageraad te situeren.
Op een zomeravond van dat jaar sleepte ik me, na een zoveelste werkdag en na het
avondmaal met vrouw en kinderen, twee hoog naar mijn kamer. Die middag had ik op een
bank in de Brusselse Kruidtuin troost gezocht bij Schopenhauer, maar ook hij bood “no cure
for the summertime blues”. Eenmaal boven in mijn “Veilige der Veiligen” was ik tot niets
méér in staat dan om me op de rug en met gespreide armen op de vloer uit te strekken. Het
pathetisch beeld van een k.o.-geslagen en uitgetelde bokser. Joelende kinderen in de straat.
“Ademen is het enige wat ik nog kan opbrengen”, dacht ik. En meteen daarna : “Ik heb nog
ergens een boek waarin iets over ademen gezegd wordt”. Ik kroop overeind en haalde het
boek dat ik vijftien jaar eerder gekocht had, uit de afdeling “esoteriek” van mijn boekenkast :
“Concentratie en Meditatie” van de bekende Britse boeddholoog Christmas Humphreys.
Willekeurig sloeg ik het boek open en kwam terecht bij het korte hoofdstuk XII : “Zen-
meditatie”. De openingszin eiste meteen mijn totale aandacht en prikkelde mijn
nieuwsgierigheid : “Zen is uniek. Het tart alle classificatie en maakt beschrijving haast
onmogelijk”. Misschien bood die “unieke onmogelijkheid” wel een uitweg uit de onmogelijke
situatie waarin ik me bevond? Uit mijn bibliotheek diepte ik een tweede boek op dat ik me
tien jaar vroeger had aangeschaft : “Le Bouddhisme Zen” van de Amerikaanse zenpionier
Alan Watts en las het de daaropvolgende dagen in één gefascineerde ruk uit. Wat een
decennium eerder niet was gebeurd, voltrok zich nu wel : ik werd er midscheeps door
geraakt. Mijn vrienden reageerden stomverbaasd toen ik hen, na de lectuur van dit ene
zenboek, vol overmoed zei : “Zen, dat is voor de rest van mijn dagen!”. Herman had
duidelijk een slag van de gebedsmolen gekregen en “Het Licht” gezien. Nou, iemand die
tegen een rechtse directe aanloopt ziet wel eens vaker het licht natuurlijk, maar dan meestal
vóór het licht uitgaat. Niet erna.
Diezelfde dag nog stopte ik definitief met roken en begon met dagelijkse zitmeditatie: toen
nog beperkt tot een tiental minuten “muurstaren” met gekruiste benen, gezeten op een
wankel torentje van ongeschikte kussentjes die ik uit de living ontvreemd had. In boekhandel
“De Slegte” kocht ik “Teach Yourself Japanese” en begon mezelf, met het oog op een trip
naar het land waar zen vandaan kwam, elementair Japans te leren : “Soko ni hon ga
arimasu”. Ik dacht toen nog dat je voor zen alleen in Japan terecht kon. Wist ik veel dat het
zen-zaadje reeds in ’t Westen geplant was en dat er zelfs sedert veertien jaar in deze
eigenste stede van Gent een zogenaamde zen-dojo bestond… Maar al snel kwam ik
erachter dat “het” reeds wortel had geschoten in de U.S.A., in Europa en zelfs in België.
Kort daarna verraste mijn zoontje me met een affiche die hij van het prikbord van de
plaatselijke Delhaize-winkel had gescheurd. Daarop stond, onder de foto van Taisen
Reeds in 1993 maakte ik een eerste aanzet tot onderhavige, anekdotische ontstaans-
geschiedenis van zen in Gent, maar om de één of andere reden raakte dit project keer op
keer in het slop. Het begon pas echt te vlotten toen deze onderneming méér werd dan
alleen maar vrijblijvende geschiedschrijving. Toen het een “dharma-oefening” werd. Een
oefening in onbevooroordeelde ontmoeting en in wederzijds respect voor elkaars eigenheid.
De contacten en gesprekken met de huidige dojo- en zendo-verantwoordelijken verliepen in
een vertrouwensvolle en vriendschappelijke sfeer en houden een belofte in voor een
toekomst waarin de diverse zenterritoria zowel gerespecteerd als doorbroken kunnen
worden. Ik hoop dan ook dat de publicatie van deze brochure mag bijdragen tot een
harmonisch samenleven van de verschillende groepen die samen de “grote” Gentse
zenfamilie vormen. Dat we achter die fascinerende veelheid aan vormen en tradities toch
de eenheid van de Boeddhadharma mogen zien.
In de meeste van de hierna behandelde zenscholen of -groepen heb ik ooit zelf voor kortere
of langere tijd geoefend en ik heb er veel lief en ook wel enig leed gedeeld. Hoewel ik dus als
auteur betrokken partij ben, heb ik niettemin mijn best gedaan om op een kritische en
integere wijze een evenwichtig beeld te schetsen van de Gentse zenscène. Aanvullende
informatie en/of eventuele correcties kan u overmaken aan de auteur : Herman
Meirhaeghe, A. Latourstraat 31, 9050 Gent; tel. 09.231.38.49; e-mail :
herman.meirhaeghe@telenet.be. Omwille van de discretie en om de privacy van de
betrokkenen te beschermen, worden alleen die namen voluit geschreven die voor de
Er is een oude voorspelling dat de leer van de Boeddha zal blijven bestaan tot 5000 jaar na
zijn dood en dat de dharma omstreeks het midden van die periode een eeuw van grote
verspreiding zal kennen. Vandaag bevinden we ons precies halfweg die bewuste eeuw.
Laten we dankbaar zijn omdat we mochten geboren worden in dit cruciale tijdsgewricht
waarin we niet alleen konden kennismaken met de Goede Boodschap van de
Boeddhadharma, maar ook op heel bescheiden schaal mogen meehelpen aan de
verspreiding ervan, meer bepaald aan de verbreiding van zen in Gent.
Iedereen die tijdens het laatste kwart van de vorige eeuw alhier met zen bezig was, behoort
tot de allereerste generatie van zenbeoefenaars in het Avondland. Daarmee bevinden we
ons in een gelijkaardige situatie als de in zen geïnteresseerde medemens uit het 6de- eeuwse
China en het 13de- eeuwse Japan. Wat betreft het inplanten van de dharma in het Westen,
een historisch niet onbelangrijke periode dus. Daarom dacht ik dat het interessant kon zijn
om, vooraleer de levende herinneringen definitief zijn uitgevlakt en het archief gerecycleerd,
een beeld te schetsen van de Gentse pionierstijd en op die wijze de ontstaansgeschiedenis
te bewaren voor de toekomst. Ik stuurde vragenlijsten rond, interviewde belangrijke
getuigen, snuffelde me door een berg archiefmateriaal heen en putte uit mijn zen-dagboeken
en eigen herinneringen. De aldus verzamelde informatie verwerkte ik tot deze bescheiden
poging tot reconstructie van “hoe-waar-wanneer-door-wie?” het zenzaad in Gent werd
gezaaid, hoe het er wortel schoot en zich gedurende het laatste kwart van de 20ste eeuw en
het eerste decennium van de 21ste eeuw ontwikkelde.
Opmerking: In de traditie van Taisen Deshimaru wordt doorgaans de term “dojo” gebruikt
voor het aanduiden van de meditatieruimte. In andere tradities spreekt men meestal van
“zendo”.
Rondom hem vormt zich een snel groeiende groep leerlingen en reeds in 1970 wordt de
“Association Zen d’ Europe” opgericht. De ambitieuze naam toont meteen aan dat T.
Deshimaru (1914-1982) duidelijk een missie heeft, nl. de beoefening van Soto-zen (zazen)
te verspreiden in Europa. Later, met de oprichting in 1979 van de “Association Zen
Internationale” (A.Z.I.), wordt het uitdragen van de zen-boodschap zelfs een wereldwijd
objectief. Eén van de eerste missioneringsgebieden wordt het kleine buurland België. Wie
zei daar ook weer dat – althans bepaalde – boeddhistische scholen geen wervend karakter
hebben ?
In 1972 wordt Meester Deshimaru uitgenodigd om in het Paleis voor Schone Kunsten te
Brussel een lezing over zen te komen geven. Kort daarna opent yogaleraar Eugène
Buelens vlakbij het Roodebeekpark te Sint-Lambrechts-Woluwe de eerste Belgische zen-
dojo (meditatieruimte) van de Deshimaru-school. In 1974 starten Noël Bastin en Gisèle Van
Roost respectievelijk een dojo in Brussel en in Namen. Met dojo’s in de hoofdstad en in
Wallonië, kan Vlaanderen niet achter blijven. In 1975 en amper acht jaar na de komst van de
Meester naar het Westen, opent de allereerste Deshimaru-dojo in Vlaanderen zijn deuren te
Gent.
Paddestoel
In 1973 maakt Anne-Marie Lonchay (° 1944) kennis met zen. Deze licentiate pers- en
communicatiewetenschappen en lerares Frans aan het Provinciaal Handels- en Taalinstituut,
is tevens geïnteresseerd in macrobiotiek en flamencodansen. Tijdens een trip naar Parijs
maakt ze kennis met Alain Cassau, een Franse markies die bij het stadje Avallon de “Daino
Zen Ji Shingi” had laten bouwen, een dojo of zentempel die als de voorloper van “La
Gendronnière”, de latere hoofdtempel van de A.Z.I., kan beschouwd worden. In datzelfde
jaar introduceert de markies haar bij Meester Deshimaru. De volgende twee jaar reist Anne-
Marie regelmatig naar de dojo van Parijs waar Meester Deshimaru resideert. In 1975 wordt
zij door hem geordineerd en vat ze het plan op om in Gent een zendojo te openen.
Het vegetarische restaurant De Paddestoel bestaat anno 2001 nog steeds. Hier werd in een bovenkamertje voor het
eerst in Gent in groep zazen beoefend.
Savaanstraat
Tot 1983 wordt het herenhuis gedeeld met andere huurders die het gelijkvloers betrekken.
In dat jaar biedt zich de kans aan om de integrale woning te huren, wat uiteraard belangrijke
perspectieven opent voor de uitbouw van de meditatiepraktijk.
Even lijkt het erop dat Brusselaar E. Buelens, “eerste zenner des vaderlands”, in Gent een
tweede dojo in dezelfde traditie zal openen, maar dit onzinnige idee wordt nooit gerealiseerd.
Ik citeer een tekst uit 1987 die een sfeerbeeld schetst over de uitbouw van dit centrum en
meteen ook van de mogelijkheden die dit huis biedt : “Zo waren wij eindelijk thuis, met een
rustige dojo in het hart van de stad, maar met een massa werk voor de boeg om alles een
behoorlijk en leefbaar uitzicht te geven. Veel bereidwillige handen hielpen om over de jaren
heen het huis om te vormen tot een aangename leefruimte met, behalve de dojo en een
kleedkamer, een uitgeruste keuken, twee slaapruimtes met wasplaats en zelfs een zithoek
voor de onvermijdelijke vergaderingen. Het huis is ook een voortdurende inspiratie voor
samu (werkmeditatie). Steeds was en is er iets te doen, soms op de meest ongelegen
momenten. Het ging van slecht functionerende toiletten, over lekkende daken tot een
systematisch uitvallende verwarming” . Einde citaat.
Bovenstaand fragment verschijnt in één van de drie nummers van het “halfjaarlijks tijdschrift
voor zen” die door de dojo worden uitgegeven. In deze brochures worden teksten
opgenomen van de hand van zenleraars als Dogen, Taisen Deshimaru, Igarashi Roshi,
Taiten Guareschi, maar ook van plaatselijke beoefenaars zoals Anne-Marie zelf, Ward
Deweirdt, Marc Senechal, Guido Mareels en William Van Gaver.
In verhalen over deze pionierstijd, heeft men het ook vaak over de zogenaamde “Zeven
Samoerai” (naar de film van A. Kurosawa) van de Savaanstraat : Anne-Marie L., Ward D.,
Guido Mareels, William V.G., Jan Vd. H., Chris B. en Marc Senechal. Die zouden de
kerngroep of ruggengraat van de dojo gevormd hebben.
Belangrijk is dat vrijwel alle dojo-bezoekers samen een vrij hechte groep van vaste
beoefenaars vormen, wiens naam we maand na maand in de aanwezigheidslijsten
terugvinden. Het aantal regelmatige zitters evenaart minstens het maandgemiddelde van
20, wat vandaag de dag naar plaatselijke zennormen nog altijd erg veel is. Naast de namen
van de “zeven samoerai”, noteren we die van Ghislaine, Mieke, Katrien, Ria, Kristien, Nicole,
Odette, Lut, Lucy, Raymondine, Hilde, Daisy, Nadine, Ingrid, Henri, Dolf, Marc... De sterke
vertegenwoordiging van de vrouwen springt meteen in het oog. In elk van de 25 maanden
waarover ik gegevens heb, zijn de vrouwen telkens en meestal ook duidelijk in de
meerderheid. Dit is symptomatisch voor zen in het Westen, daar waar het in het Oosten
toch duidelijk van bij de start vijftien eeuwen geleden, een mannenzaak was en nog altijd is.
Het aantal occasionele en eenmalige bezoekers is, wat deze periode betreft, heel beperkt.
Dit kan betekenen dat de meeste nieuwkomers niet meteen afhaakten, maar de dojo bleven
bezoeken en minstens gedurende deze periode een vaste praktijk uitbouwden. In 1985
merken we ook nog een duidelijke terugval van het aantal bezoekers.
Voor een zazensessie (1 uur) betaalt men een bijdrage van 80 BF, een erg democratisch
bedrag dus. Die zeer bescheiden prijzen zijn, in tegenstelling tot die van de meeste andere
groepen die de “spirituele markt” bevolken, tot op vandaag nog altijd typerend voor alle
zenscholen die in Gent – en elders – actief zijn.
Wat de “vormen” betreft, wordt er zazen beoefend in de vrij traditionele, Japanse stijl van
de Deshimaruschool. Aan de deelnemers wordt gevraagd minstens donkere kledij te dragen
en de anciens gaan gekleed in het typische, zwarte zenhabijt van kolomo en/of kimono.
Naar Soto-zengewoonte zit men met gekruiste benen op een “zafu” of zitkussen, het gezicht
naar de muur gekeerd. Centraal staat het altaartje met het boeddhabeeld, waar bij het begin
en het einde van de sessie ceremonieel wierook wordt gebrand. Rechts en links van de
toegang zitten respectievelijk de “godo” of voor-zit(s)ter en de “kyosakuman/vrouw”. De
godo leidt de ceremoniën en de zazen en leest tijdens het mediteren een “kusen” of
Twee zazenkai uit de begindagen vinden plaats in de Oude Abdij te Drongen. Het godo- of
voorzitterschap wordt waargenomen door Laurent Kaltenbach, leerling van Meester
Deshimaru en verantwoordelijke van de dojo van Montélimar en door Etienne Zeisler
(+ 1990), één der allereerste leerlingen van Taisen Deshimaru die na de dood van de
Meester, samen met Roland Rech en Stéphane Thibaut één van zijn drie officiële opvolgers
wordt. Later worden in de dojo zelf jaarlijks enkele zazenkai georganiseerd, zo bijv. op 8
januari en 11 maart 1984 met respectievelijk 18 en 12 deelnemers, op 17 februari 1985 met
8 deelnemers, op 31 mei 1986, enz.
Wat de sesshins betreft : najaar 1984 (1 - 4 november), 1985 (31 oktober - 3 november) en
1986 (11 - 14 december) wordt door de dojo van Gent telkens een herfstsesshin
georganiseerd in het diocesaan centrum “Groenhove” te Torhout. Driemaal wordt de
sesshin geleid door de Italiaanse zenleraar Fausto Taiten Guareschi, die al tweemaal
eerder naar België kwam op uitnodiging van Gisèle Van Roost (Namur). Fausto Taiten
Guareschi is een leerling van Taisen Deshimaru en kreeg, na diens dood, in Japan “shiho” of
dharma-overdracht van Narita Shuyu Roshi, die net als Deshimaru een leerling was van
Kodo Sawaki. Narita Roshi gaf aan een vijftal leerlingen van Deshimaru “shiho”, o.m. ook
aan de Duitser Ludger Tenryu Tenbreul en de Spanjaard Francisco Villalba. Fausto, de
“presidente” van de “Associazione Zen Italiana”, stichtte de Soto-zentempel “Shobozan
Fudenji” in Salsomaggiore, Italië.
De sesshins van 1984 en ’85 zijn, met resp. 100 en 120 deelnemers, zeker een succes wat
het aantal deelnemers betreft. Onder de titel “Viaggio in Belgio”, verschijnt in het Italiaanse
tijdschrift “Zen” (jg.5-nr.9) een kort verslag van de sesshin en een groepsfoto van de
deelnemers aan de sesshin van december 1986 in Torhout. Het inschrijvingsgeld bedraagt
resp. 2800, 3000 en 3200 BF. Het mondeling onderricht of “kusen” dat door Taiten
Guareschi tijdens de drie sesshins wordt verstrekt, wordt door de Gentse dojo (Anne-Marie
L., Ghislaine C. en Carine K.) telkens opgetekend, vertaald en in de vorm van een brochure
uitgegeven.
Na de plaatselijke wintersesshin 1985, wordt voorjaar 1986 (8-9 februari), ter gelegenheid
van “Tien jaar dojo Gent”, feest gevierd, uiteraard bij wijze van sesshin, geef toe, altijd een
waar feest voor knieën en knoken…
In de dojo wordt niet alleen gemediteerd. Er vinden ook andere, door zen geïnspireerde
activiteiten plaats, zo bijv. voorjaar 1985 een reeks van vier avonden over “Zen en Japanse
Cultuur” met gastsprekers die het hebben over “kalligrafie, ikebana, bonsai en de
theeceremonie”. “Samoerai” en muzikant Marc Senechal en echtgenote Raymonde Doens
verzachten er de zitpijn met een exotisch sitarconcert (zie verder: Fuke Zen).
Na de dood van Meester Deshimaru in april 1982, zegt ze de Franse tak van de school en de
drie Franse dharma-opvolgers Etienne Zeisler, Roland Rech en Stéphane Thibault, adieu.
Zoals we zagen verkiest ze om voortaan de Italiaanse zenleraar Fausto Taiten Guareschi te
volgen die, vóór de drie eerder genoemden, reeds van Narita Roshi dharma-overdracht had
ontvangen. Sommige Gentse dojo-bezoekers worden dan ook lid van de Italiaanse
Zenvereniging en worden door Fausto gewijd. In 1987 beschouwt Anne-Marie zich als
leerlinge van de al eerder genoemde Narita Shuyu Roshi, verantwoordelijke van de Todenji-
tempel in het noorden van Japan. En nog later lijkt zij haar weg alleen te gaan…
In 1986 en ’87 maakt mevr. Lonchay telkens een reis naar Japan, reizen waarover sterke
verhalen de ronde doen. Er wordt gezegd dat ze, als vrouw, zelfs binnengeraakt is in Eihei-
ji, mannenbastion en hoofdtempel van Soto-zen in Japan en dat ze een “kesa” mee naar
huis bracht die aan niemand minder dan Kodo Sawaki zou toebehoord hebben… Anne-
Marie komt van haar eerste reis hoe dan ook met grootse plannen terug. Zo zou ze de
“Shobogenzo” van Dogen Zenji integraal in het Nederlands vertalen en uitgeven. Er wordt
zelfs gedacht aan de aankoop van een huis in Zwijnaarde dat door de kernleden zou
bekostigd en als zen-centrum ingericht worden. Een dojo in volle expansie en bruisend van
vitaliteit, zo lijkt het wel. Van haar tweede trip komt Anne-Marie echter in mineur terug. Er is
duidelijk iets gebeurd in Japan, maar niemand verneemt ooit de ware toedracht.
Vooruit !
Na de abrupte sluiting van de Savaanstraatdojo in juni 1988, vat één van de “Zeven
Samoerai” het plan op om de dakloze zitters een nieuwe zitplek aan te bieden. Die
initiatiefnemer is Guido Mareels (° 1948), licentiaat geschiedenis en leraar godsdienst. Net
als zoveel generatiegenoten trekt ook hij Oostwaarts. In de zomer van 1981 doorkruist hij
India van zuid naar noord waar hij in Ladakh kennis maakt met het Tibetaans boeddhisme.
Eenmaal terug in Gent ontdekt hij in datzelfde jaar de Savaanstraat-dojo van Anne-Marie
Lonchay waar hij één der trouwste bezoekers en beoefenaars wordt. Tijdens de
zomersesshin van 1982 wordt hij in La Gendronnière tot “bodhisattva” gewijd door Narita
Roshi, de Japanse zenmeester van Fausto Taiten Guareschi en van Anne-Marie Lonchay.
Al vlug krijgt Guido dojo-verantwoordelijkheden toegewezen, o.m. die van voor-zitter van de
zazensessies. Deze ervaring komt hem van pas wanneer hij zelf zengroepen zal bege-
leiden.
Eind oktober 1988 vind ik een aankondiging van Guido waarbij wordt gezegd dat er elke
donderdag van 20u tot 22u zazen kan beoefend worden in Jeugdclub “De Vleer”, Heerweg
Zuid 124 te Zwijnaarde, gemeente waar Guido ook woont.
Dit blijkt een valse start te zijn, want een week later reeds tekent hij een contract met
Kunstencentrum Vooruit, waarbij hij de Muziekzaal huurt om er op donderdagavond van
20.30u tot 21.30u een zazensessie te laten plaatsvinden. Tussen 10 november 1988 en 23
maart 1989 zit Guido hier, in de Sint-Pietersnieuwstraat, op een boogscheut van de Guinard-
en de Savaanstraat waar het ooit allemaal begon, te wachten op medezitters. De
dharmabroeders en -zusters van weleer, vinden blijkbaar niet echt de weg naar de dojo in
de Muziekzaal op de hoogste verdieping van de Vooruit. Na een kleine vijf maanden en
zestien zitavonden, houdt Guido het er voor bekeken. Exit Vooruit ...
Terzelfder tijd is hij ook in Brugge actief. Daar had Anne-Marie Lonchay een reeks
zeninitiatie-avonden geleid in het kader van Volkshogeschool Moritoen. Haar plotse
afscheid van zen heeft ook hier gevolgen : Guido neemt haar taak over en zet de reeks
verder. In Rijkenheem te Sint-Michiels begeleidt hij vanaf 30 september 1988 een reeks
zen-vrijdagavonden. Later wordt er op donderdag- en (nog later) op woensdagavond zazen
Wat Gent betreft, noteer ik nog één wapenfeit. Samen met Marnix Vermaercke en Herman
Meirhaeghe, organiseert Guido op 20 september 1996 in de Oude Abdij van Drongen een
zazenkai of zazendag waar een twintigtal “onafhankelijke” zitters op af komen.
Is zen in de Vooruit geen lang en vruchtbaar leven beschoren, dan zorgt Guido Mareels in
ieder geval voor continuïteit in de zenbeoefening binnen Gent. Op het thuisfront krijgt hij
overigens ook met concurrentie af te rekenen … In zijn brief van 17.1.1989 drukt Paul
Ebinger, één der verantwoordelijken van de Soto Zen Gemeenschap Antwerpen, zijn
verwondering uit over de plannen van ene Anne Simpelaere echtg. Dierckx uit Koksijde om
in Gent een dojo in dezelfde traditie te openen.
Twaalf jaar na het sluiten van de Savaanstraat-dojo neemt één van de zogenaamde
“Samoerai” van Anne-Marie Lonchay een muzikaal initiatief: Marc Senechal.
Als muziek niet alleen de zeden maar ook het zitten verzacht, dan moet Marc Senechal (°
1941) wel een heel comfortabele zazenpraktijk hebben. Hij wordt in een muzikale familie
geboren en vanaf zijn tienerjaren tot omstreeks 1980 bespeelt hij de elektrische gitaar in
dansorkesten en maakt o.m. deel uit van een band die toenmalige vedetten als Louis Neefs,
Jacques Raymond en Rita Deneve begeleidt.
Op het einde van de sixties wordt de Indiase sitar via George Harrison en de muziek van de
Beatles en via Ravi Shankar (Woodstock, 1969) geïntroduceerd in de Westerse populaire
muziek. Marc is er meteen weg van. In 1978 ontdekt hij in Gent een Indiase sitarleraar en
gaat bij hem in de leer. In 1984 maakt hij een beslissende reis naar India waar hij niet alleen
met de plaatselijke muziektraditie kennismaakt, maar ook met hindoeïstische
meditatievormen die hem echter te complex lijken. Zoals zo velen wordt ook hij door het
land overweldigd en hij keert “als een spiritueel wrak”, zoals hij het zelf omschrijft, uit het
Oosten terug. Kort daarna botst hij op een affiche van de Savaanstraat-dojo. In zijn
geboortestad zelf vindt hij tenslotte de sobere meditatievorm die hem ligt en die hem vanaf
dat moment blijvend zal beïnvloeden: zen en zazen.
In 1984 stapt hij de Savaanstraat-dojo van Anne-Marie Lonchay binnen en bouwt er zijn
meditatiepraktijk uit. Gedurende vier jaar gaat hij er praktisch elke dag oefenen. Tijdens een
Eén jaar eerder laat hij zich door de Japanse meester Shinzan Iwakami initiëren in het
bespelen van de shakuhachi – een Japanse bamboefluit – en de shamisen – een met de
luit verwant snaarinstrument. Eén van de mede-leerlingen is Frans Copers, de bezieler van
het Japans Centrum “Nippon Ya”. Twaalf jaar later (1999) vindt Marc de vorm waarin zijn
twee passies en disciplines – muziek en zen – verenigd en beoefend kunnen worden. Hij
start een “Fuke Zen-groep” op waar beginners in de geest van zazen de shakuhachi-fluit
leren bespelen in de stijl van de oude meesters.
De naam “Fuke” verwijst naar de Chinese ch’anmeester Chinshu Fuke – een tijdgenoot van
Rinzaï, 8ste eeuw – die merkwaardigerwijs zelf geen shakuhachi, maar een handklok of -gong
bespeelde. Een leerling van hem, Chang Po, was zo geïnspireerd door het geluid van de
klok, dat hij door middel van een bamboefluit de toon van de klok zocht te evenaren. Deze
speelstijl ontwikkelde zich later tot de “Fuke Shu”, de vroegste school van de shakuhachi.
De monniken van de Fuke-school bespeelden de bamboefluit terwijl ze al bedelend langs ’s
heren wegen rondzwierven.
De shakuhachi is niet alleen maar een zoveelste muziekinstrument, maar een “hoki”, een
instrument van meditatie. Met de shakuhachi wordt niet zozeer muziek gemaakt; fluitspelen
is het beoefenen van “shugyo”, van een geestelijke discipline: “Er is niets anders dan hier &
nu blazen doorheen de holle bamboestengel”. Alleen maar zitten, alleen maar blazen. Het
instrument moet a.h.w. onderdeel van het lichaam worden en het geluid dat wordt
voortgebracht is tenslotte het geluid van het universum, van het werkelijke zelf.
Marc Senechal stelt iedere eerste zaterdag van de maand de schitterende zendo op de
eerste verdieping van zijn woning in de Lange Violettestraat nr. 160 ter beschikking voor
geïnteresseerden in “Fuke” of “Blowing Zen”. De sessie die om 9.30 u aanvangt, bestaat uit
één uur zazen of zitmeditatie, gevolgd door één uur shakuhachi. Deze lescyclus “bla-zen” is
volledig gratis. Het instrument kan via Marc besteld worden. In september 1999 gaat de
groep van start met een zestal leerlingen; één van hen is zenmonnik Marcel K. uit Luik die er
ooit de dojo runde. Marc koestert geen ambities om met de leerlingen publieke optredens te
verzorgen. Het gaat er eerder om dit meditatieve fluitspelen in het persoonlijk leven en de
persoonlijke beoefening te integreren.
Op verzoek geeft Marc voor allerlei verenigingen, naast “luister-lezingen” over Japanse,
Chinese, Indiase, Arabische en Europese muziek, ook voordrachten over boeddhistische
thema’s. Onder de titel “De bloem van Mahakashyapa” schuilt een lezing over de
ontwikkeling van het boeddhisme in het Verre Oosten. Marc vertaalt ook klassieke teksten
zoals de “Hannya Shingyo” of Hartsoetra en de “San Sho Do Ei”, gedichten van Dogen
waarrond hij voor westerlingen toegankelijke voordrachten geeft. Tijdens deze lezingen
wordt uiteraard aangepaste muziek ten gehore gebracht.
Marc Senechal onderhoudt ook contacten met het “Boeddhistisch Cultureel Centrum
Shintennoji” van mevrouw Onishi Kyoko Ikeda dat vroeger in de Kasteeldreef te Sint-
Maartens-Latem gevestigd was en nu in Deurle gesitueerd is. In dit centrum waar o.m.
Japanse en door zen geïnspireerde kunsten en geneeswijzen als de theeceremonie,
ikebana, kalligrafie en shiatsu beoefend worden, geeft Marc ook zeninitiaties.
Shakuhachi fluitspeler
Samen met haar vriendin uit Oostduinkerke, die ook de overstap maakt van raja-yoga naar
zen, Mireille Styl (° 1948), opent ze in 1987 in het scoutslokaal te Koksijde een zen-dojo
waar één en later twee keer in de week een uur “gezeten” wordt. Om enige uitstraling te
geven aan het initiatief wordt in het weekend van 12 en 13 november 1988 een eerste
sesshin georganiseerd. Deze vindt plaats in de Victoriahoeve te Stuivekenskerke
(Diksmuide) en wordt geleid door Philippe Coupey, een Amerikaanse leerling van Meester
Deshimaru. Coupey is de auteur van o.m. “La voix de la vallée” en “Le rugissement du lion”,
twee werken waarin het dharma-onderricht dat Taisen Deshimaru gaf tijdens de sesshins
van 1977 en 1978 in Val d’Isère, gebundeld is. Tussen de toehoorders in Val d’Isère zitten
een paar oude bekenden: Anne-Marie Lonchay en haar collega Jacques Goeters die ook in
de Savaanstraat-dojo oefende.
Patershol
1989. In het kader van Europalia wordt de Japanse cultuur, inclusief zen, alhier in het
rijzende zonnetje gezet. De Savaanstraat-dojo is dan reeds enkele maanden gesloten en
Nicole de Merkline, voorzitster van de Belgische Zenvereniging (B.Z.V.), vraagt Anne
Simpelaere om de in Gent ontstane zenleemte op te vullen. Er wordt geen contact gezocht
met Anne-Marie Lonchay die zich enkele jaren eerder al van de A.Z.I. had gedistantieerd. In
plaats van de Savaanstraatdojo weer leven in te blazen, wordt een nieuwe meditatieruimte
gezocht. Bij het eerste telefoontje is het al meteen raak: Anne en Mireille vinden een
geschikte plek in het Patershol, Vrouwebroersstraat nr. 9. In een voormalige feestzaal-
met-bühne deelt de nieuwe zengroep de “Akyama-dojo” met de aikidogroep die er eveneens
onderdak vond. Op de affiche lees ik dat er vanaf 6 maart 1989 elke maandag om 18.30 u.
zazen kan beoefend worden. Vanaf dat ogenblik en tot op vandaag zal Anne Simpelaere
wekelijks de heen- en terugweg van Koksijde naar Gent – zo’n 200 km – afleggen om er
haar zengroep te begeleiden. Het telefoonnummer op de affiche is dat van Robert De
Smaele die kort daarna reeds de Belgische Zenvereniging en de Gentse dojo adieu zegt en
één van de pijlers van de plaatselijke Maha Karuna-zengroep zal worden.
Op 9 juli 1990 – na één jaar en vier maanden werking - wordt er in de Akyama-dojo voor het
laatst “gezeten”. Tijdens de zomervakantie reist een zestal Gentenaars af naar de
Gendronnière om er deel te nemen aan de zomersesshins. En er wordt uitgekeken naar een
nieuwe zitstek die vóór begin september moet gevonden worden.
Onderbergen
Onderbergen nr. 29 is het nieuwe adres. De dojo wordt ingericht in een kamer op de eerste
verdieping van het imposante herenhuis. De meditatieruimte die ook door een yogagroep
wordt gebruikt, biedt makkelijk plaats aan de gestaag groeiende groep, wat niet gezegd kan
worden van de piepkleine “gaetan” of kleedkamer. De vervaarlijk met zijn zwaard zwaaiende
samoerai aan één der dojomuren dreigt elk moment het kader waarin hij achter glas
gevangen zit te doorbreken en op de parketvloer te springen. Op de schoorsteenmantel
staat de foto van Meester Deshimaru.
Onderbergen nr. 29
Vanaf begin 1991 onstaat een kerngroep van een 20-tal beoefenaars die regelmatig –
minstens één keer in de week – zazen komen beoefenen. Tussen september ’90 en eind
december 1991 tel ik gemiddeld 5 à 6 zitters per avond, wat relatief veel is gezien de vier
keuzemogelijkheden en de “verdunning” of spreiding van het dojobezoek die daarvan het
gevolg is. Maandagavond is veruit de drukst bezochte avond : alle pieken met 10, 11 en 12
aanwezigen situeren zich op deze avond. De verhouding tussen het aantal vrouwen en
mannen ligt duidelijk anders dan in de Savaanstraat , nl. 1 vrouw tegenover 4 mannen.
Begin maart nemen Anne Simpelaere, Mireille Styl, Birgit V., Ria T., Jacques Swartelé en
Herman Meirhaeghe deel aan de traditionele lentesesshin begin maart te Dworp, die telkens
door Roland Rech wordt geleid. Ook op de sesshins en zazendagen in Bergen-aan-Zee
(Nederland), Velaines bij Doornik, Aachen (Duitsland), Antwerpen en de Gendronnière zijn
telkens een aantal Gentenaars aanwezig. Op 20 oktober ’91 wordt in het Klein Seminarie te
Roeselare de gewestdag van de Katholieke Landelijke Jeugd georganiseerd waarop zo’n
400 jongeren tussen 16 en 18 jaar aanwezig zijn. Anne, Birgit en Herman geven er een
zazen-initiatie aan een 60-tal geïnteresseerden. Het jaar daarna gebeurt dat nog eens.
Anne en Jacques houden ook verschillende lezingen en initiaties voor de Christelijke
Middenstandsvrouwen in Brugge, Knokke en Gent.
Nog een aantal belangrijke, zij het minder dramatische veranderingen dringen zich najaar ’91
op. Vanaf september komt Lieve Devos niet langer op woensdagavond van Halle naar Gent
voorzitten en Jacques Swartelé (° 1935), die in 1990 tot bodhisattva werd gewijd, neemt
haar taak over. Tijdens de afwezigheid van Mireille en na haar dood neemt Jacques ook
haar dinsdagavond voor zijn rekening. In december echter wordt Herman Meirhaeghe, die
net als Birgit met het oog op zijn ordinatie tot bodhisattva reeds gestart is met het naaien van
een rakusu, voor de volgende vier jaar voor-zitter op dinsdagavond. Eind september stapt
Brabantdam
Brabantdam nr. 72. Op 2 januari 1992 wordt de nieuwe dojo én het nieuwe jaar
“ingezeten” door Anne S., Thérèse H., Ria T., Jacky B., Jacques S., Jacques G. en Herman
M. De dojo-annex-kleedkamer bevindt zich op de eerste verdieping van Winkelgalerij
Promenade “D&D” en onze medehuurster Geneviève moet er helemaal doorheen om van
haar keuken in haar woonkamer te geraken. De dojo is een stuk kleiner dan de vorige twee.
Vasttapijt. Enkele planten. De foto van Meester Deshimaru aan de muur. Op het altaartje
staat een door Anne geboetseerde Boeddha. Op de schoorsteenmantel, als aandenken aan
Mireille, achter glas de gedroogde roze orchidee die tijdens de afscheidszazen op het altaar
lag.
Hier geen stilte zoals in ’t Patershol; geen Mozart, Händel of peutergekrijt op de achtergrond,
zoals in Onderbergen. Geen geur van heiligheid ook, maar die van kookluchtjes vult de
meditatieruimte. Ook het verkeerslawaai dringt moeiteloos door in deze erg gehorige kamer
die zich aan de straatzijde bevindt, vlakbij het drukke kruispunt van Brabantdam met de
Vlaanderenstraat waar nog een drietal andere straten op uitgeven. Stationair draaiende,
optrekkende en claxonnerende auto’s bij de verkeerslichten, denderende trams die het huis
op zijn grondvesten doet trillen... Vaak lijkt het alsof onze zafu’s midden het kruispunt zelf
liggen...
Zoals zo vaak na een verhuis haakt een aantal zitters af en gaat de dojo qua bezoekers-
aantal door een dalletje. Toch is er nog steeds een groep van een 15-tal mensen die
regelmatig komt zitten. Om de nieuwe standplaats bekend te maken wordt op 9 februari
1992 een zazendag georganiseerd die door Anne wordt geleid en waar 40 mensen aan
deelnemen: 15 habitués en 25 debutanten, waarvan er naderhand – klassiek verschijnsel –
slechts 2 terugkomen … Eén van hen is François D. die later één van de dojo-
verantwoordelijken en penningmeester zal worden. Een half jaar later vindt Marnix
Vermaercke, die een duidelijke rol zal spelen in de verdere geschiedenis van zen in Gent,
eveneens de weg naar de Brabantdam. Er wordt ook voor de eerste keer een
“kernvergadering” gehouden waarbij enkele taken verdeeld worden: handige Jacques zal de
praktische problemen oplossen waar de anderen met al hun verzamelde linkerhanden niet in
slagen; Birgit zal het kasboek bijhouden en o.m. de boete van 2000 frank betalen die de
dojo aangesmeerd krijgt omdat de affiches niet aan de wettelijke vereisten voldoen; Herman
staat in voor alle vertaal- en typwerk en publicaties. Een bescheiden bibliotheekje met
boeken die vooral door Jacques G. en Herman worden geschonken, wordt ter beschikking
gesteld van de dojobezoekers. En er wordt gepalaberd over “hoe onze houding moet zijn
tegenover andere zengroepen”.
Een achttal Gentenaars neemt deel aan de sesshin van Dworp van 14 en 15 maart 1992. De
door Jacques Swartelé zorgvuldig kaalgeschoren Herman Meirhaeghe wordt er door Roland
Rech tot bodhisattva gewijd. In augustus ’92 brengen Anne S., Herman M., Birgit V. en
Chris B. hun vakantie zittend door in La Gendronnière. Op 11 oktober ‘92 verzorgen Anne
en Herman de zen-initiatie op de K.L.J.-gewestdag te Roeselare en het weekend daarna
versterken de Gentenaars de gelederen in Annes thuisbasis Koksijde waar een dag zazen
georganiseerd wordt o.l.v. de al eerder genoemde Patrick Malle.
Het jaar 1992 wordt afgesloten met een sesshin op 5 en 6 december. Roland Rech, die
zowat de leraar van de Belgische Zenvereniging is geworden, leidt de tweedaagse retraite
die in samenwerking met de dojo van Antwerpen georganiseerd wordt en plaatsvindt in
Kasteel Hoogveld te Veldegem-Brugge. Er zijn een 70-tal deelnemers uit binnen- en
buitenland, waaronder 7 Gentenaars. Een paar dagen later deelt Birgit V. mee dat ze haar
dojo-engagement stopzet.
Wat voorjaar 1993 betreft noteer ik de traditionele maartsesshin te Dworp waar een tiental
Gentenaars aanwezig is. Jacques Swartelé en Ria T. worden er door Roland Rech
respectievelijk tot monnik en bodhisattva gewijd. Eind april vlammen Anne S., Kristien L. en
Herman M. naar La Gendronnière voor de lentesesshin o.l.v. Stéphane Thibaut. Tijdens die
sesshin wordt de malaise en de diepe verdeeldheid die tot een scheiding zal leiden tussen
de opvolgers van Meester Deshimaru, pijnlijk duidelijk.
Ondertussen heeft mede-huurster Geneviève, met wie al die tijd harmonisch werd
samengewoond, de ware Jacob gevonden en wil ze graag vanaf 1 april het volledige
appartement voor haar rekening nemen. Dat betekent … jawel, verhuizen!
Medezitster Thérèse H. bezit op de Oude Schaapmarkt een huis met een ideale dojoruimte,
die echter pas op 1 september vrijkomt. Er moet dus een tussenoplossing gevonden
worden. Thérèse vraagt haar yogaleraar Eric Gomes of de zitters tijdelijk bij hem
terechtkunnen. Dat kan, maar … ook niet meteen. Een tweede noodoplossing komt uit de
bus: “Burgcentrum – Sabbattini”. Na één jaar en 3 maanden Brabantdam verhuizen Anne
Oude Schaapmarkt
Dit keer gaat het richting Sint-Jacobs. De door Thérèse H. beloofde ruimte op de Oude
Schaapmarkt blijkt echter nog steeds niet vrij te zijn en alweer moet een noodoplossing
geïmproviseerd worden. De dojo wordt dan maar ondergebracht in een andere vleugel van
dit enorme huis, meer bepaald in een studentenkamertje – nr. 9 – dat uitgeeft op de
Vlasmarkt. Een piepklein, uitgewoond studiootje op de eerste verdieping waar het
pleisterwerk van muren en plafond valt en waar we zo ongeveer op elkaars schoot zitten …
Met veel kunst- en vliegwerk worden de zwaarst geruïneerde plekken weggewerkt of
verborgen, maar helemaal stofvrij valt hier niet te ademen. Hier wordt vanaf 1 juli 1993 op
maandag-, dinsdag- en woensdagavond gezeten, met respectievelijk Jacques S., Herman M.
en Anne S. als godo. Na de zomervakantie worden de spullen binnenshuis verhuisd naar
de vijfde zitplaats in amper negen maanden tijd …
Dit lijkt het geschikte ogenblik om de dojo te dopen en aan Roland Rech wordt gevraagd een
naam te bedenken. Op 19 november ’93 – dag op dag twee jaar na het overlijden van
Mireille – deelt hij de door hem bedachte naam mee. Die luidt: “Ei Gen”, wat “Eeuwige
Bron” betekent. “Ei”: eeuwig; “Gen”: zich tonen, zich manifesteren, zich openen, te
voorschijn komen, vandaar ook “bron”.
Ter gelegenheid van de opening van de nieuwe dojo wordt op 3 oktober ’93 een zazendag
georganiseerd waar 20 habitués en 20 debutanten op af komen. Een intense
publiciteitscampagne in het najaar levert resultaat op: de dojo beleeft een opmerkelijke
groeiperiode. Steeds meer mensen vinden de weg naar de Oude Schaapmarkt en op een
bepaald moment wordt er een 50-tal min of meer regelmatige bezoekers geteld. Dat is op
korte tijd een verdubbeling van het aantal. Daarom ook wordt het zitprogramma uitgebreid.
Op maandagavond fungeert Jacques Swartelé, die als oudste zitter samen met Anne
hoofdverantwoordelijke van de dojo wordt, nog steeds als godo en vanaf september 1994
wordt op maandag één extra uur zazen aan het uurrooster toegevoegd. Op dinsdagavond
zit Herman Meirhaeghe voor die vanaf november ’93 ook op zondagochtend van 10u tot
11u de dojo openhoudt. Voor de woensdagavond wordt Roos B. uit Aalst aangezocht om
de zazens te begeleiden en vanaf juni 1995 neemt François D., die in april ’94 in de
Gendronnière tot bodhisattva gewijd wordt, die taak van haar over. Er kan ook op
woensdagochtend vanaf 6.30u gezeten worden. Op donderdagavond komt Anne
Simpelaere nog steeds van Koksijde naar Gent en op die avond komen ook de andere
verantwoordelijken samen met haar zitten. Na zijn wijding krijgt Marnix Vermaercke vanaf
september ’94 de vrijdagavond toegewezen. Deze zes verantwoordelijken zetten hun
schouders onder de uitbouw van de Ei Gen-dojo die inzake opkomst en nevenactiviteiten, op
die van Brussel na, de sterkste B.Z.V.-dojo van het land wordt.
Voor 1994 noteer ik, naast de organisatie van de traditionele zazendagen op 26 februari en
16 oktober die door Anne Simpelare geleid worden, de deelname van een vijftal Gentenaars
aan de mei-sesshin te Namur waar o.m. Herman Meirhaeghe en Marnix Vermaercke door
Roland Rech respectievelijk tot monnik en bodhisattva gewijd worden.
Van bij de start fungeert Herman Meirhaeghe ook als de vertaler van dienst. Tijdens zijn
jaren bij de Ei Gen-dojo vertaalt hij, op eigen initiatief én op verzoek van de Belgische
Zenvereniging, een 30-tal “kusen” en andere teksten uit de Deshimarutraditie uit het Frans.
Deze worden door de Gentse dojo in de vorm van brochures uitgegeven en toegespeeld aan
de voor-zitters van de Vlaamse dojo’s die ze gebruiken om tijdens zazen dharma-onderricht
te verstrekken. De brochures worden ook aan de bezoekers te koop aangeboden.
Deze reeks uitgaven omvat niet alleen “kusen” van de drie dharma-opvolgers van Taisen
Deshimaru - Roland Rech (9), Stéphane Thibaut (6) en Etienne Zeisler (3) - maar ook van
andere A.Z.I.-anciens zoals Michel Bovay (1), Jean Baby (2) en Gérard Pilet (3). Deze
“kusen” bevatten commentaren bij hoofdstukken uit de “Shobogenzo” en bij poëzie van
Dogen Zenji – Immo, Butsudo, Henzan, Hossho, Kai-in Zanmai, Bai Ge - en bij gedichten
van klassieke zenmeesters als Tozan Ryokai en Wanshi Shokaku (Moku Sho Mei).
Daarnaast bevat de verzameling ook de vertaalde “kusen” die Roland Rech uitsprak tijdens
de sesshins van Antwerpen (1990), Doornik (‘91), Brugge (‘92), Dworp (‘93) en Namur
(1994). Herman zorgt ook voor de vertaling van twee luxe-uitgaven van de B.Z.V. ( “Karma”
Bij wijze van dharma-onderricht wordt tijdens zazen voorgelezen uit bovenstaande
verzameling “kusen”. Wanneer een aantal voor-zitters daarbij ook teksten van zenleraars uit
andere scholen – Shunryu Suzuki, Thich Nhat Hanh, Nico Tydeman, Genpo Merzel, Maarten
Houtman, Claude Durix e.a. – gebruikt, wordt dat niet bepaald aangemoedigd. Men stelt dat
in de Deshimaru-dojo alleen teksten van de meester zelf, van zijn leerlingen of van zijn leraar
Kodo Sawaki mogen voorgelezen worden. Wat niet het “imprimatur” van de A.Z.I. draagt,
wordt slechts node getolereerd.
1995. Op 19 januari brengt Roland Rech een bezoek aan de Ei Gen-dojo. In de vooravond
is er mogelijkheid tot een persoonlijk gesprek met hem. Een 20-tal plaatselijke beoefenaars
is aanwezig voor de zazensessie die door Roland wordt voorgezeten. Daarna volgt een
“mondo” waarbij de bezoekers vragen kunnen stellen. Een gezelschap van tien Gentenaars
vergezelt hem naar het vegetarisch restaurant “De Panda” voor een etentje, waarna Roland
in het gastvrije huis van Marnix Vermaercke de nacht doorbrengt.
Op donderdag 2 februari ’95 wordt een vergadering belegd om van gedachten te wisselen
over de mogelijke oprichting van een V.Z.W. François D. maakt een voorontwerp van de
statuten dat door Marnix V. wordt op punt gesteld. Na bespreking en aanpassing wordt de
oprichtingsakte ondertekend door Anne Simpelaere, Jacques Swartelé, François D., Marnix
Vermaercke en Herman Meirhaeghe die respectievelijk als voorzitster, ondervoorzitter,
penningmeester, secretaris en vervangend secretaris de Raad van Bestuur vormen. Ook
Jacky Butaye, Luc B., Roos B. en Ria T. ondertekenen het document als stichtende leden.
Waarna de champagnekurken knallen. Van bij de start echter heeft een aantal leden het
gevoel dat de V.Z.W. inzake open dialoog niet optimaal functioneert en de vergaderingen
vormen dan ook een katalysator voor het latente ongenoegen dat al enige tijd sluimert.
Een tiental Gentenaars neemt in maart ’95 deel aan de lentesesshin in Namur waar Marnix
Vermaercke door Roland Rech tot monnik wordt gewijd. De info-avond op 21 april brengt
een 15-tal geïnteresseerden naar de dojo die er, na het bekijken van de B.Z.V.-
introductievideo, ook live geïnitieerd worden. Op zaterdagnamiddag komt Francine Capron
van Antwerpen naar Gent om er naailessen te geven aan de mensen die zich voorbereiden
op hun ordinatie en daarvoor een “rakusu” of “kesa” moeten maken en ook Jacques Swartelé
geeft naai-instructies. Er wordt een zazendag geprogrammeerd op 28 mei, maar die wordt in
extremis afgeblazen. Reden : verhuizen. Net nu de dojo na een kleine twee jaar op de
Oude Schaapmarkt goed gesetteld lijkt, moeten uitgekeken worden naar alweer een nieuw
onderkomen!
Op zondag 28 mei 1995 wordt voor het eerst gezeten op het nieuwe adres: Limburgstraat
36, op de benedenverdieping van het herenhuis waar Creyfs Interim gevestigd was,
rechtover de Sint-Baafskathedraal en het Geraard de Duivelsteen. De meditatieruimte is
kleiner dan voorheen, lawaaieriger ook, maar klaarder dan de altijd schemerdonkere
Schaapmarktdojo. Dit is slechts een voorlopig onderkomen, want Anne en Jacques zoeken
meteen naar een betere plek die ze binnen de kortste keren ook vinden.
In die tijd ontvangt de Ei Gen-dojo, net zoals alle A.Z.I-dojo’s wereldwijd, de open brief van
Stéphane Thibaut waarin hij uiteenzet waarom hij zich van de A.Z.I. afscheurt om een eigen
Blekerij
Na anderhalve maand Limburgstraat wordt voor de negende maal in zes jaar tijd verhuisd.
Dit keer wordt de inboedel overgebracht naar het Minnemeers Business Center,
Blekerijstraat 75, waar de Ei Gen-dojo anno 2001 nog altijd gevestigd is. Op 1 augustus
1995 wordt de nieuwe dojo door een 15-tal beoefenaars “ingezeten”. De schitterende
zitruimte met de witgeverfde muren en de heldere lichtinval biedt plaats aan een 20-tal
zitters en een wand van rieten matten scheidt de meditatieplaats van de gaetan-kleedkamer.
Anderhalve maand later verlaat Herman Meirhaeghe, die het al langer moeilijk heeft met de
geest die door de dojo en de sangha waait, waar hij zes jaar actief was. De laatste druppel
en directe aanleiding is een rondzendbrief van de A.Z.I. aan alle onder haar ressorterende
dojo’s met strikte richtlijnen die de dojo-verantwoordelijken dienen te ondertekenen. Eén van
die regels stipuleert dat in de dojo uitsluitend A.Z.I.-informatie mag verspreid worden. Het
officialiseren van de al langer bestaande praktijk om alle info over andere zenscholen uit de
dojo te weren, vormt voor Herman uiteindelijk het breekpunt.
De jaren 1994-1995 zijn voor de Ei Gen-dojo niet alleen jaren van ongekende bloei, maar
ook van een groeiende malaise die almaar duidelijker aan het daglicht treedt. Er ontstaat
een tweespalt tussen enerzijds de beide hoofdverantwoordelijken die de orthodoxe A.Z.I.-lijn
volgen en exclusief de Deshimaru-boodschap willen uitdragen en anderzijds de meerderheid
van de overige voor-zitters, van de leden van de V.Z.W. én van de dojobezoekers die vanuit
de Deshimarutraditie contacten willen onderhouden met andere zenscholen, een open
dialoogcultuur voorstaan en een meer liberale koers willen varen. Dat deze malaise niet
louter een plaatselijke aangelegenheid is, maar de toenmalige sfeer van de gehele sangha
weerspiegelt, wordt een paar jaar later duidelijk wanneer omtrent de al dan niet vermeende
“sectaire tendenzen” binnen de A.Z.I., op het Internet een omvangrijk dossier wordt geopend
en een felle polemiek losbarst.
Enkele maanden na het adieu van Herman, zegt ook Marnix Vermaercke – godo en
secretaris van de Raad van Beheer - de Ei Gen-dojo definitief vaarwel. Nog enige tijd later
verlaat ook François D. – godo en penningmeester - de groep. Zo verdwijnen in korte tijd drie
van de vijf voortrekkers van de Ei Gen-dojo. Niemand is onmisbaar en de lege plaatsen
worden snel ingevuld door een nieuwe generatie van mensen die, hetzij als voor-zitters of
anderszins, het beste van zichzelf aan de Weg geven: Jacky Butaye, die een B.Z.V.-dojo
opstart in Brugge, Patrick Hellebosch die voor-zitter wordt en de kesa-naailessen voor de
aspirant-geordineerden begeleidt, Walter Vd. B., Christ P., Henny D., Luc N., Lieve R.,
Patricia, Fred V. die tijdens de plaatselijke zazendagen de rol van “tenzo” of kok op zich
neemt e.a.
In januari 1996 komt Roland Rech een tweede maal op bezoek in de Ei Gen-dojo waar tot op
heden jaarlijks twee zazendagen georganiseerd worden. De Gentse dojo verleent ook haar
medewerking aan de organisatie van de jaarlijkse lentesesshin die in de Hoge Rielen te
Overpelt plaatsvindt en de Ei Gen-dojozitters nemen deel aan de sesshins in Maredsous die
door Roland Rech geleid worden. Ter gelegenheid van de “Week van de Vrede” wordt op 8
mei 1996 in de dojo een info-avond georganiseerd en op 17 mei 1996 verschijnt in dagblad
“Het Volk” een interview met Anne Simpelaere en Jacques Swartelé onder de titel: “Centrum
van de kosmos ligt in de Blekerijstraat.”
Het oefenschema van de Ei Gen-dojo anno 2001 ziet er als volgt uit:
maandag : 20 u. – 21.30 u
dinsdag : 19 u. – 20 u.
woensdag : 6.15u – 7.15 u. en 19 u. – 20 u.
donderdag : 19 u. – 20.30 u.
vrijdag : 19 u. – 20 u.
zondag : 10 u. – 11 u.
Twaalf jaar na het opstarten van de Patershol-dojo, pendelt Anne Simpelaere, die
ondertussen een opleiding fasciatherapie (bindweefselmassage) volgde, nog altijd wekelijks
van Koksijde naar Gent om er haar engagement in de Ei Gen-dojo ter harte te nemen. Ook
in Koksijde begeleidt zij op maandag- en woensdagavond nog steeds de plaatselijke
zengroep. Samen met Anne-Marie Lonchay en Miche Trefois (zie hoofdstuk V) kan zij als
één van de drie founding mothers van zen in Gent beschouwd worden.
Maha Karuna
Op deze oktoberavond van 1985 komen een paar mensen bijeen om samen met prof.dr.
Ton Lathouwers (° Nijmegen 1932) te “zitten”. Deze laatste, geboren uit een Nederlandse
vader en een Chinese moeder, is op dat ogenblik professor Slavistiek aan de Katholieke
Universiteit Leuven. Vijftien jaar eerder reeds ontdekt hij zen, wordt erdoor gepassioneerd,
bereist het Verre Oosten en trekt o.m. een vijftal keren naar Japan waar hij in Kyoto een
cruciale ontmoeting heeft met Masao Abe. Hij oefent met zenmeester Nanrei Kobori in
diens zenklooster van Daitoku-ji en met Ushiyama Roshi, de opvolger van Kodo Sawaki in
Antai-ji. Hij verblijft ook drie maanden in het “Providence Zen Center”, Rhode Island, U.S.A,
van de Koreaanse zenmeester Seung Sahn. Omstreeks 1975 ontmoet Ton in Indonesië de
Chinese Rinzai-zenmeester Teh Cheng (Jinarakkhita) van wie hij in 1987 de transmissie
ontvangt en de formele toestemming om zenonderricht te verschaffen. Door deze link met
Teh Cheng situeert Maha Karuna zich binnen de Rinzai-zen traditie. Maha Karuna is tevens
gelieerd aan de F.A.S.-society, een vernieuwingsbeweging in de Japanse zen die een
geëngageerd lekenzen en de Oost-West-dialoog voorstaat (Hisamatsu Shin’ichi, Masao
Abe).
Vanaf dat moment is Ton Lathouwers zeer actief in Vlaanderen. Samen met zijn chauffeur
(m/v) legt hij duizenden kilometers af langs Vlaamse wegen om overal waar hij gevraagd
wordt – zowel in steden als dorpen – gepassioneerd het verhaal van zen te vertellen. In
zowat alle Vlaamse provincies ontstaan zen-meditatiegroepjes die door Ton
hoogstpersoonlijk worden begeleid: o.m. ook in Brugge, Izegem, Eeklo, Temse. En ook in
Gent. Een simpele uitnodiging – dus geen folder, geen affiche, geen promotiecampagne –
wordt een aantal potentieel geïnteresseerden toegestuurd. “Het moet maar heel voorzichtig
en langzaam groeien, zonder teveel structuur”, schrijft Ton enkele maanden eerder. In die
uitnodiging staat dan ook alleen de hoogstnoodzakelijke, praktische informatie: de Maha
Karuna-zengemeenschap onder leiding van prof. dr. Ton Lathouwers heeft vanaf 15 januari
1990 nu ook in Gent wekelijkse bijeenkomsten. Deze vinden elke maandagavond om 20 u.
plaats in het nummer 127 van de Keizer Karelstraat, een herenhuis dat door de “Zusters
van Abouna” wordt bewoond. De zendo wordt ingericht in een kamer op het gelijkvloers
waaruit vooraf telkens tafels en stoelen moeten verwijderd worden. Eén van de invités,
Georges Vanden Driessche, herinnert zich dat van bij de start telkens 15 tot 20 mensen
aanwezig zijn. Eén van de passanten is wijlen professor Leo Apostel die ooit ook de Ei Gen-
dojo bezocht en van wie geweten is dat hij in zen geïnteresseerd was en als atheïst
regelmatig in de Abdij van Zundert bij Jeroen Witkam ging “zitten”.
De begeesterende teisho’s (dharma-toespraken) van Ton lokken veel publiek, maar wanneer
het voor hem onmogelijk wordt om alle groepen persoonlijk te begeleiden en elke week of
om de veertien dagen van Leuven naar Gent te komen, valt de groep uit elkaar. Niemand
voelt zich geroepen om de Gentse lamp brandende te houden en medio 1994 houdt de
groep op te bestaan.
Enkele overlevenden van Gent én van de groep Eeklo die ook uiteenvalt, vinden elkaar nog
een tijdlang terug in het zendootje van Ann Vandaele, Rondehuisjesdreef 25 in de buurt van
de Abdij van Drongen, deelgemeente van Gent. Het kamertje waar slechts zitplaats is voor
een 7-tal personen, wordt ingewijd door Ton Lathouwers ter gelegenheid van een sesshin in
Op zaterdag 29 juni 1996 wordt iedereen die een eindweegs met Maha Karuna meestapte
uitgenodigd om vanaf 10 u in de Oude Abdij aanwezig te zijn voor de lustrumviering “Tien
Jaar Maha Karuna”. Het feestprogramma verloopt als volgt: 10u onthaal; 11 u
welkomstwoord door Geert Mortier, voordracht door Ton Lathouwers; 12.30 u aperitief en
feestmaaltijd; 15 u natuurwandeling, 17 u vraag en antwoord met Ton; 18 u koude schotel.
Oude Abdij
Tijdens de zomersesshin van 1996 vatten enkele aanwezigen het plan op in Gent weer een
zenmeditatiegroep in de Maha Karuna-geest op te starten. Het initiatief gaat uit van Aline
Vanloffelt die Robert De Smaele en de al eerder genoemde Georges Vanden Driessche
aanspreekt.
Robert De Smaele ontmoetten we al eerder en wel bij de start van de B.Z.V.-dojo in het
Patershol anno 1989. Na in de jaren tachtig vooral in de dojo van Brussel (Ukkel) geoefend
te hebben, verlaat hij de Belgische Zenvereniging om zich bij Maha Karuna aan te sluiten
waar hij een van de trouwste zitters wordt. Tijdens de sesshins staat Robert in voor het
opnemen van de door Ton gehouden dharma-toespraken, die hij vervolgens voor de
geïnteresseerden kopieert. Hiermee levert hij een onschatbaar archiefwerk en het is op
basis van de door hem geregistreerde teisho’s dat het boek van Ton Lathouwers, “Meer dan
een mens kan doen”, gerealiseerd kon worden.
Georges Vanden Driessche (+ 2008) maakte kennis met zen op een lezing van Ton
Lathouwers in Aalter en is er van bij de start in 1990 bij in Gent. Als Maha Karunist in hart en
nieren ontbreekt hij zelden of nooit op een sesshin of een zazendag. Hij is het die de
uitnodiging schrijft die naar de Maha Karunisten uit de regio verstuurd wordt: vanaf
donderdag 3 oktober 1996 is er om 20u. een wekelijkse zenavond in één der vele kamers
(vleugel C – zaal 8) van de Oude Abdij van Drongen. De zitters worden verzocht zelf
De initiatiefnemers contacteren ook Herman Meirhaeghe (° 1949) die sedert zijn vaarwel
aan de Ei Gen-dojo een jaar eerder, reeds een drietal Maha Karuna-sesshins deed. Eind
jaren zestig maakt Herman via zijn jeugdidolen The Beatles en de romans van H. Hesse
kennis (Siddhartha) met “het Oosten”. Omstreeks 1970 smeedt hij met enkele vrienden
utopische plannen om naar het utopia van Auroville in India te trekken, naar de ashram en
levensgemeenschap gebaseerd op de leer van Sri Aurobindho. Als Mei-‘68-er en kind van
zijn tijd is Herman gegrepen door “maatschappijkritiek” en “bewustzijnsverruiming”,
respectievelijk het extraverte en introverte aspect van de toenmalige tijdgeest. Tot diep in de
jaren 1980 bevaart hij enerzijds de links-radicale tijdsstroom (marxisme, libertair socialisme,
wereldwinkel, ecologie) en exploreert anderzijds de diepte- en transpersoonlijke psychologie
(Jung, Almaas, droomyoga), de esoterische disciplines (alchemie, natuurmagie) en de
mystieke dimensie van de wereld- en natuurreligies (gnostiek, advaita, sjamanisme). In de
zeventiger jaren maakt hij via lectuur kennis met boeddhistische meditatie in het algemeen
en met zen-boeddhisme in het bijzonder. In 1989 – jaar waarin met het vallen van de
Berlijnse Muur ook de linkse ideologie in elkaar stort en in zijn persoonlijk leven vaste
referentiekaders wegvallen – voegt hij de daad bij het gelezen woord en begint thuis
dagelijks te zitten. Binnen de kortste keren ontdekt hij de Patershol-dojo van de Belgische
Zen Vereniging waar zijn formele zenbeoefening in groepsverband een aanvang neemt (zie
hoofdstuk II). Hij is er zes jaar actief, engageert zich diep in het plaatselijke dojoleven en
wordt door Roland Rech respectievelijk in 1992 en 1994 tot bodhisattva en monnik gewijd en
ontvangt de dharmanaam “Ei Gyo Do Nin” (Eeuwige Beoefening - Man van de Weg).
Wanneer Herman na zijn afscheid aan de B.Z.V. kennis maakt met o.m. Maha Karuna is hij
getroffen door de intensiteit waarmee binnen deze school, ook zonder formele hulpmiddelen,
geoefend wordt en door de grote inspirerende kracht en de betrokkenheid van de leraar Ton
Lathouwers. Ook de vrije geest die doorheen de sangha waait, spreekt hem erg aan. Met de
ervaring opgedaan bij de B.Z.V. ontwerpt hij een folder waarbij uitgebreider informatie wordt
verstrekt omtrent de Maha Karuna-zenschool en haar leraar in het algemeen en de
plaatselijke zendo in het bijzonder. In de toekomst zorgt hij ook voor de aanpassingen, de
aanmaak en de verspreiding ervan.
De meditatiesessies van tweemaal 30 minuten zazen, onderbroken door tien minuten kinhin,
verlopen net als de sesshins in de typische informele Maha Karuna-stijl. Dit betekent o.m.
geen officiële voorzit(s)ter, geen monniken of nonnen in traditioneel zenhabijt, geen
ceremoniën, geen kyosaku, geen Boeddhabeeld, weinig of geen Sino-Japanse soetra-
recitaties, volledig vrije keuze inzake zitkussen, zafu of stoel. Centraal in de zendo staat
enkel een bloemstukje of een kaars en een brandend wierookstaafje. De voor-zitter is niet
een geordineerde, maar gewoon de primus inter pares die de klok in het oog houdt, de bel
bedient en op het einde eventueel een beschouwende tekst voorleest. Hij is volledig vrij in
de keuze van die tekst die meestal, maar niet altijd, uit de zentraditie stamt: fragmenten uit
de boeken van Yoko Beck, Shunryu Suzuki, Thich Nhat Hanh, Toni Packer, Nico Tydeman,
Maarten Houtman, Osho, Krishnamurti enz. In de praktijk is het zo dat vooral Robert De
Smaele en Herman Meirhaeghe en later ook Chris Roels het zogenaamde voor-zitterschap
waarnemen. De sessie wordt besloten met “De Gelofte aan de Mensheid” van Hisamatsu en
de gezamenlijke recitatie van de “Vier Geloften van de Bodhisattva”, in het Nederlands.
Eén van de medezitters, Chris Roels, stelt voor om de zendo onder te brengen op de
prachtige, ruime zolder van zijn nieuwe woning (zie foto). Na één jaar en acht maanden
verblijf in Drongen verhuist de groep naar Zwijnaarde waar op 4 juni 1998 voor de eerste
keer “gezeten” wordt. Evenmin als bij de start van de vorige zendo, wordt ook dit keer geen
speciale promotiecampagne gevoerd, geen informatie-avond, geen opendeurdag, geen dag
zazen. Wél worden op bescheiden schaal folders verspreid met het nieuwe adres: A.
Dellafaillelaan 26, Zwijnaarde.
Op de foto herkennen we links vooraan Robert De Smaele, links achteraan Georges Vanden Driessche
en rechts achteraan Chris Roels.
Najaar 2000 ziet Herman Meirhaeghe de mogelijkheid om een oude oecumenische droom
te realiseren. Als Maha Karunist gaat hij van bij de oprichting regelmatig zitten in de Dana
Zendo die door zijn vriend Marnix Vermaercke en Godfried De Waele werd opgestart en hij
stelt voor om met hen een zogenaamde “S.A.T.-relatie” – Sitting Apart Together – aan te
gaan. Dit zou inhouden dat de Maha Karuna-zendo Zwijnaarde ophoudt te bestaan en dat
de resterende beoefenaars in de Dana-zendo gaan zitten. Na contact met zijn leraar Ton
Lathouwers die het idee voluit steunt en na de nodige palabers met de Dana-
verantwoordelijken omtrent de concrete realisatie van deze droom om met twee zenscholen
onder één dak te wonen, wordt besloten om het experiment te wagen. Vanaf januari 2001
fungeert Herman als Maha Karunist op één van de vier maandelijkse meditatie-avonden van
Zengroep Gent als voor-zitter; er wordt een gemeenschappelijke folder gemaakt en de
activiteiten van beide scholen worden op de respectieve websites van Zengroep Gent en
Maha Karuna opgenomen. Daarnaast wordt Herman door de gastvrije Dana-isten
uitgenodigd op de vergaderingen en werkt hij mee aan de publicaties van Zengroep Gent
(zie: hoofdstuk IV). Harmonisch samenleven met verschillende tradities mag dan al
vanzelfsprekend lijken, in werkelijkheid is het niet zo makkelijk om het territoriumgevoel dat
uiteraard ook in de zenwereld leeft, te doorbreken.
Zen Sangha
Zo belandt hij in september 1997 in het Dana Centrum van Catherine Genno Pagès in
Montreuil, een voorstad van Parijs. Wegens de Amerikaanse zenlijn en het aanwezige,
internationale gezelschap is de voertaal in het zen-centrum Engels. Het is dan ook in die
taal dat Marnix een man aanspreekt en hem vraagt waar ie vandaan komt? “From Belgium”,
is het antwoord. “Ah zo, ik ook, ik woon in Gent”. “Ik toevallig ook!” antwoordt de man die
Godfried De Waele (° 1963) blijkt te zijn. Hij is de jongere broer van de al eerder
genoemde Frank De Waele, één der senior leerlingen van Genno Pagès. Godfried maakte
via de literatuur kennis met het boeddhisme. Op 15-jarige leeftijd leest hij “Siddharta”, het
cultboek van Hermann Hesse, nobelprijswinnaar literatuur die in de sixties door het hippe
volkje werd herontdekt. Godfried herinnert zich nog levendig de intensiteit van het lezen van
dit geromanceerde verhaal over Siddharta Gautama die later de Boeddha werd genoemd.
Zijn intellectuele interesse groeit nog wanneer hij halfweg de jaren ‘80 zijn thesis
(Germaanse Filologie) schrijft omtrent dat andere cultboek dat door de spirituele avant-garde
werd verslonden: “Zen en de Kunst van het Motoronderhoud” van Robert Pirsig. In de herfst
van 1987 volgt hij een meditatieweekend in de Ardennen en blijft ondertussen boeken lezen
over zen en boeddhisme. Wanneer hij in 1995 in zijn persoonlijk leven een moeilijke periode
doormaakt, begint hij thuis te “zitten”. In februari 1996 trekt hij naar het Dana Centrum in
Parijs waar hij een eerste meditatieweekend volgt. Deze ervaring raakt hem zo diep dat hij
vanaf dat moment quasi maandelijks naar Parijs trekt waar hij Marnix tegen het lijf loopt.
Zen op zolder
In oktober 1997 trekken Godfried en Marnix samen voor een weekendsesshin naar Montreuil
en onderweg smeden ze plannen om in Gent een zendo op te starten. Voor het zover is,
“zitten” ze regelmatig bij Marnix thuis samen op het zoldertje dat later tot zendo zal
omgebouwd worden. Kerstdag 1997: Marnix laat de feesttafel voor wat zij is. Hij trekt naar
de zolder om aan de slag te gaan. Tijdens de daaropvolgende weken worden er, met de
hulp van Godfried en Claire, muren gesloopt, wanden getimmerd, dakramen gestoken,
plankenvloeren geschaafd en gebeitst, vasttapijt gelegd, gordijnen genaaid. De werk-
zaamheden schieten goed op, want binnen de twee maanden worden de uitnodigingen voor
de openingszitting verstuurd.
Naarmate het groepje zitters groeit, is het vaak haringtonnen in het kleine wachtkamertje dat
aansluit bij het stemmige zolder-zendootje van ruwe baksteen en hout waar voor tien
beoefenaars zitruimte voorzien is. Het is er redelijk stil – op de achtergrond de geluiden van
de stad – en de natuurelementen laten er zich aan den lijve ervaren: koud des winters, heet
des zomers, regen en hagel tegen de veluxramen, de wind die aan het dak rukt.
In tegenstelling tot de sesshins die qua “vorm en stijl” vrij traditioneel zijn opgevat en waar
de Japanse “roots” nog duidelijk voelbaar zijn (bijv. oryoki of ritueel eten met stokjes in de
zendo tijdens sesshins), is de stijl in de plaatselijke zendo informeel. Dit betekent: gewone
kledij, zitten op zafu (bankje of stoel toegelaten), minimaal ritueel, geen kyosaku; op het
altaartje wel een boeddhabeeldje, kaars, wierook, bloemstukje. De sessie bestaat uit
tweemaal een half uur zazen met tussendoor een korte wandelmeditatie; op het einde wordt
een inspirerende tekst voorgelezen en de avond wordt besloten met het reciteren van de
“Vier Geloften van de Bodhisattva” in het Nederlands. Vanaf 2001 wordt geëxperimenteerd
met soetra-recitatie en met “council circles” of “cirkelgesprekken”, een aan de
oorspronkelijke Amerikanen ont-leende vorm waarbij ieder om beurt vanuit het hart de
andere aanwezigen toespreekt. De voor-zitter van dienst kiest vrij de dharmatekst die hij of
zij wil voorlezen: passages uit het werk van klassieke meesters als de Boeddha zelf en
Dogen, van leraars uit de eigen lineage zoals Genpo Merzel, Bernie Glassman, Daido Loori,
Joko Beck, Nico Tydeman en van leraars uit andere tradities zoals Thich Nhat Hanh, Jack
Kornfield, Chögyam Trungpa, Jon Kabat-Zinn, Ton Lathouwers, Mimi Marechal, Pauline
Veghting, Maurits Knegtel, Alan Watts, Pema Chödrön e.a.
In het startjaar 1998 wordt een drietal informatie- en introductieavonden georganiseerd: die
van 29 mei en 20 november vinden plaats op de zendozolder en worden door Godfried en
Marnix gerealiseerd. Op zaterdag 10 oktober geeft Frank De Waele in de Oude Abdij van
Drongen een lezing onder de titel “Kennismaken met Zen” en de volgende dag begeleidt hij
er een twintigtal aanwezigen doorheen de ervaring van een dag zazen.
Begin 1999 wordt door Zengroep Gent een eerste sesshin georganiseerd. Catherine Genno
Pagès is bereid om in de Abdij van Drongen de sesshin (19-21 februari) te begeleiden. Een
hart onder de riem voor haar Gentse leerlingen. Onder de 34 aanwezigen is er een forse
delegatie van haar Nederlandse leerlingen. Op 28 mei wordt door Marnix, Godfried en
Herman in de zendo voor een 15-tal luisteraars een introductie-avond gegeven en op 20 juni
doen 8 zitters mee aan de zazenkai in Drongen. In het najaar – op 9 oktober – geeft Frank
De Waele in de Abdij van Drongen een lezing over “Zen en de weg van het Mededogen” en
de dag daarna begeleidt hij er de zazenzondag. Ondertussen wordt Godfried De Waele op
14 mei 1999 in Polen gewijd (jukai). Merkwaardig toeval: hij krijgt dezelfde dharmanaam als
zijn dharmabroeder Marnix, nl. “Doshin” (Weg van het Hart).
De centrale doelstelling van ZGG is mensen in contact brengen met zen; daartoe beheert
ZGG een meditatieruimte, organiseert introductieavonden, zazendagen en sesshins en
maakt visie en programma bekend d.m.v. folders, een infobrief, de website enz. Zengroep
Gent streeft naar een goede verstandhouding en samenwerking met gelijkaardige initiatieven
in de regio: bewegingen van alle gezindten die uitdrukking geven aan een spirituele weg, in
een geest van openheid en verdraagzaamheid. ZGG vindt dat je zen nooit alleen maar voor
jezelf beoefent, maar in het belang van alle levende wezens, wat een uitgesproken sociale
houding impliceert.
In 1999 realiseert de kleine dynamische kerngroep een ambitieus initiatief: het uitgeven van
een heus zen(do)-tijdschrift dat tweemaal per jaar zal verschijnen onder de naam de “De
Wijsvinger”. Marnix Vermaercke, Godfried De Waele en Herman Meirhaeghe vormen de
oorspronkelijke redactieploeg. In juli ’99 en in januari en juli 2000 verschijnt telkens een 20
pagina’s tellende Wijsvinger met bijdragen over de persoonlijke praktijk van de betrokkenen,
interviews met personen uit de eigen én uit andere zentradities, boekbesprekingen, enz. De
redactiebasis blijkt te smal te zijn om de Wijsvinger op een voldoende hoog kwalitatief niveau
te houden én praktisch te realiseren en het tijdschrift wordt omgebouwd tot een sterk
afgeslankte “Nieuwsbrief”. De nummers 4 en 5 – winter 2000 en lente 2001 – tellen
respectievelijk 2 en 4 bladzijden met “echo’s en kreten uit de Dana Zendo”, d.w.z. met vooral
informatie over het plaatselijke zendoleven.
Vanaf september 1999 wordt het zitprogramma gedurende een half jaar uitgebreid met een
tweede zazensessie op maandagavond. Er wordt ook occasioneel op zondagmorgen en
tevens op belangrijke “boeddhistische feestdagen” – zoals Rohatsu (Ontwaken van de
Boeddha), de sterfdag van Dogen Zenji en de overlijdensdag van Maezumi Roshi – gezeten.
Frank De Waele (° 1957) krijgt zijn opleiding aan het Sint-Lucasinstituut in Gent, werkt in
diverse musea en is leraar in Leuven. Eind jaren ’80 begint hij met de zenpraktijk en oefent
o.m. met Ton Lathouwers en Roland Rech. In 1991 ontmoet hij Catherine Pagès en
wanneer zij in Montreuil haar “Centre Dana” opstart, vertrekt hij naar Parijs om, samen met
nog enkele leerlingen, bij zijn lerares in te trekken. Zo wordt hij één van haar eerste en
naaste leerlingen en wordt hij door haar met verantwoordelijkheden en opdrachten belast.
Frank was ook een tijdlang coördinator van de “Peacemaker Community” in België,
Nederland, Frankrijk en Zwitserland, waarover verder meer.
Eind 2000 voeren Marnix Vermaercke, Godfried De Waele en Herman Meirhaeghe enkele
gesprekken om een samenwerkingsverband op poten te zetten tussen de plaatselijke Dana-
en de Maha Karuna-zengroep. Vanaf januari 2001 wordt deze “S.A.T.-relatie” een feit (zie
hoofdstuk III) en daarmee is meteen één van de doelstellingen van Zengroep Gent
gerealiseerd: zitten een geest van wederzijds respect.
Het nieuwe millennium gaat van start met vier activiteiten op een rij: op 11 en 12 januari
2001 geeft Frank De Waele in “Nippon Ya” respectievelijk een lezing over “Kennismaken met
de Peacemaker Community” en “Shikantaza en Koan: twee vormen van zenmeditatie”. Op
zaterdag 13 en zondag 14 januari begeleidt hij respectievelijk in “Nippon Ya” en in de Abdij
van Drongen, de eerste bijeenkomst van de Peacemakers en de zen-introductiedag.
Eén van de grondleggers van Zengroep Gent, Godfried De Waele, is tevens lid van de “Zen
Peacemaker Order” die in 1994 werd opgericht door Bernie Tetsugen Glassman, de eerste
dharma-erfgenaam van Maezumi Roshi. Deze orde werd later verruimd tot een
internationaal, interreligieus netwerk van personen en organisaties die vanuit hun eigenheid,
via studie, spirituele praktijk en sociale actie, een visie op vrede in al haar vormen
ontwikkelen: de “Peacemaker Community” (P.C.). Frank De Waele wordt, zoals gezegd,
aangesteld als verantwoordelijke voor de P.C.-activiteiten in Frankrijk, de Benelux en
Franssprekend Zwitserland; zijn broer Godfried wordt coördinator voor België. Vanaf
begin 2001 ontwikkelen zij beiden in België – meer bepaald in Gent en Antwerpen - een
reeks P.C.-introducties en “days of reflection” die plaatsvinden in “Nippon Ya”, de Abdij
van Drongen en in de Dana Zendo die ondertussen in het Poortackere-complex op de Oude
Houtlei onderdak heeft gevonden. In april wordt in de geest van vredestichter Franciscus
een 9-daagse interreligieuze pelgrimstocht in de streek van Assisi georganiseerd; zeven
Vlamingen – o.m. Frank, Godfried en Frits De Waele en Georges Vanden Driessche –
nemen hieraan deel. Eind oktober leidt Frank in Brussel een “straatretraite” waarbij de
deelnemers een aantal dagen dakloos op straat leven. De P.C. brengt ook jaarlijks
christenen, moslims, joden, hindoeïsten en boeddhisten bijeen op een vijfdaagse retraite in
het uitroeiingskamp Auschwitz-Birkenau, een retraite waar Godfried De Waele reeds aan
deelnam. Op woensdagavond 23 mei 2001 is er verrassend bezoek: Bernie Glassman die
even in België vertoeft en in het kader van de P.C. samen met Godfried en Frank De Waele
o.m. “Poverello-Brussel” bezoekt, komt meezitten in de zendo, waarna hij de vragen
beantwoordt die hem door de aanwezige Gentenaars worden voorgelegd. Godfried zet zich
ook aan het werk om het boek van Bernie, “Bearing Witness”, in het Nederlands te vertalen.
Het boek werd inmiddels uitgegeven bij Asoka (2002) onder de titel “Erkennen wat is”. Hij
vertaalde ook een tweede boek van Glassman, “Instructions to the cook”, dat bij Asoka
verscheen (2004) onder de titel “Aanwijzingen voor de kok”. Najaar 2006 maakte Godfried
een voettocht van aan de Sint-Jacobskerk te Gent naar Sint-Jacob van Compostella in
Spanje. Via e-mail hield hij sanghaleden en andere lezers op de hoogte van zijn
belevenissen tijdens deze bijna vier maand durende pelgrimstocht.
Na drie jaar werking is het vertrouwde Holdaal-zendootje te klein geworden voor het almaar
groeiende aantal beoefenaars. In het aanvangsjaar 1998 zijn er voor de woensdagavond-
zazen gemiddeld 6 aanwezigen. In 1999 en 2000 zijn dat er respectievelijk 7 en 8. Tijdens
de eerste helft van 2001 groeit het gemiddelde aan tot 10. Aangezien er inmiddels een
groep van een 15-tal vaste beoefenaars is ontstaan, er in de Holdaal-zendo slechts ruimte
is voor 10 zitters en dat cijfer regelmatig overschreden wordt, dringt de noodzaak aan een
grotere ruimte zich op. Door een reeks “gelukkige toevalligheden” ontdekt Godfried op de
derde zendo-verjaardag een geschikte zitplaats. Op 21 maart wordt er voor het laatst op
woensdagavond gezeten in de Holdaal-zendo. Met pijn in het hart wordt afscheid genomen
van het geliefde zitplekje in het immer gastvrije huis van Marnix en Claire. De inboedel –
zafu’s, zabutans, instrumenten – wordt op 24 maart door Marnix, Godfried en Herman
verhuisd en de toekomstige zendo wordt door hen uitgemest en ingericht.
Poort Ackere Monasterium, Oude Houtlei 50-58. Dat is het nieuw adres, hartje Gent, in de
buurt van het Sint-Lucasinstituut. In dit neogotisch kloosterpand en voormalig Autbertus-
begijnhof dat, met respect voor de erfenis van het verleden, recent tot hotel werd omgeturnd,
vindt de Dana Zendo in een zijvleugel onderdak. De zaal van 9 m x 5 m die als zendo
dienstdoet, biedt zitruimte voor een 20-tal beoefenaars. Dit betekent dat hier ter plekke ook
zazendagen, introductiesessies en lezingen kunnen plaatsvinden. Om het huurgeld te
kunnen betalen wordt de zitprijs opgetrokken van 100 frank naar 150 frank per beurt of 500
frank per maand. Op 28 maart 2001 wordt de zendo zitsgewijze geopend, waarna door de
12 aanwezigen in de bar op een voorspoedige toekomst geklonken wordt.
Alsof deze grotere ruimte ook spontaan gevuld wil worden, groeit het aantal zendobezoekers
van bij de start: van het twintigtal personen dat regelmatig komt oefenen – een 10-tal
mannen en een 10-tal vrouwen – zijn er op woensdagavond gemiddeld zo’n 12 à 15
beoefenaars, met als uitschieter een avond met 18 deelnemers. Er wordt besloten om vanaf
september 2001 ook op maandagavond de zendodeuren te openen voor een uur meditatie.
Elke laatste woensdag van de maand wordt na zazen nog wat nagepraat bij een kopje thee.
Tao - Zen
In april 1989 trekt ze naar Amsterdam voor een infodag met Maarten Houtman met wie ze
een beslissende ontmoeting heeft. Vanaf september ’89 reist ze gedurende zes jaar elke
maand naar Amsterdam waar ze op de zolder van het bekende centrum De Kosmos telkens
een halve dag “Tao Zen” volgt met haar leraar. Ook neemt ze deel aan de jaarlijkse
vijfdaagse sesshins die in Nederland georganiseerd worden.
Maarten Houtman (° Java 1918) is één der pioniers van zen in de Lage Landen. Sedert
begin jaren ‘60 van de vorige eeuw reeds – dit is een paar decennia vóór de verbreiding van
zen in de Nederlanden die vooral tijdens de jaren ‘80 en ‘90 plaatsvindt – geeft hij zen-
onderricht. In 1985 richt hij de stichting “Zen als Leefwijze” op waarbinnen een 15-tal Tao
Zen-groepen gecoördineerd worden, waarvan er twee in Vlaanderen actief zijn, nl. in Gent
en in Antwerpen en allebei door Miche begeleid. Houtman is de auteur van lezenswaardige
boeken als: “Zen-notities onderweg” (1984, met voorwoord van Dürckheim), “Tao Zen, de
weg van niet-dwang” (1986) en “Aanwijzingen bij de taoïstische energie- en circulatie-
oefeningen” (1987).
De school en de beoefening worden verder gekenmerkt door het volledig ontbreken van
rituelen en specifiek boeddhistische, ceremoniële vormen en er is geen enkele hiërarchie. In
“Zen-notities” schrijft Houtman: “Om te voorkomen dat men enige jaren in een roze
romantiek blijft steken, één van de hoofdvluchtwegen, is er afgezien van alle gebruiken die te
maken hebben met het land en volk van herkomst (m.n. Japan). De kern, de ontlediging door
onthecht gadeslaan, is gebleven en centraal geplaatst. Hetgeen inhoudt dat aan houding en
ademhaling, zijnde de fysiekgeestelijke basis voor het ‘kunnen’ gadeslaan, het volle gewicht
is toegekend”.
Nadat Maarten Houtman haar in de zomer van 1991 gevraagd had om in Vlaanderen een
initiatief te nemen, schrijft Miche Trefois alle Vlamingen aan die ooit inlichtingen omtrent Tao
Zen in Nederland hadden ingewonnen en najaar 1991 gaat de Tao Zen-groep Gent van
start. De sessies vinden plaats op woensdagavond van 20u tot 22u, de ene week in het
cultureel centrum De Vlier dat gelegen is in het Groot Begijnhof te Sint-Amandsberg en de
andere week in de Latemstraat nr. 20 te De Pinte, d.w.z. bij Miche Trefois thuis.
Miche Trefois is niet alleen op het thuisfront actief. Gedurende vijf jaar – tot omstreeks 1996
– begeleidt ze ook een Tao Zen-groep in een yogacentrum in de Coebergerstraat 35 te
Antwerpen. Op vraag van geïnteresseerden uit Zuid-Nederland begeleidt ze, eenmaal in de
maand, eveneens een groep in de Nederlandse grensplaatsen Roosendaal en Bergen op
Zoom.
Vanaf maart 2001 wordt Miche door de Sportdienst van de Stad Gent gevraagd om een tai
chi-leraar te vervangen. Ze gaat op dit voorstel in en begeleidt ondertussen op vaste basis
een viertal tai chi-groepen in de week op de Rooigemlaan. Zelf volgt ze nog steeds Tai Chi
bij haar Chinese leraar.
Jaarlijks organiseert Miche ook een viertal Tao Zen-zondagen hetzij in Gent, hetzij in de
Coebergerstraat te Antwerpen, in de abdij Roosenberg te Waasmunster, in het Withof te
Schoten of in Dikkelvenne. Eenmaal in het jaar wordt Maarten Houtman ter gelegenheid van
zo’n Tao Zen-dag uitgenodigd. Ter gelegenheid van het vijfjarig bestaan van de groepen in
Antwerpen en Gent nodigt ze alle beoefenaars uit voor een Ardeens weekend in Steinbach,
een dorpje aan de Ourthe bij Houffalise.
Er wordt regelmatig een informatieve folder verspreid, doch echt wervend kan deze school
zeker niet genoemd worden. Vanuit haar filosofie van niet-dwang pakt ze de zaken bewust
kleinschalig en bescheiden aan. Zoals in elke zendo is er een redelijk groot verloop van
komende en gaande bezoekers, maar de groep telt gemiddeld toch altijd een 8-tal
aanwezigen.
Bij een doordeweekse Tao Zen-avondsessie die i.p.v. het in de andere zengroepen
gebruikelijke één uur, twee uur duurt, zitten de deelnemers in een cirkel – en dus niet in
vierkantformatie zoals in de klassieke zen – met het gezicht naar elkaar. De overgang van
buitenwereld naar oefenruimte verloopt bijna onmerkbaar; je glijdt a.h.w. van buiten naar
binnen en omgekeerd. De sfeer en de omgeving is helemaal ontdaan van elk religieus-
boeddhistisch referentiekader : geen altaar, geen soetra’s, geen speciale kledij, geen
buigingen, geen rituelen. De sessie begint met 30 minuten zazen in stilte waarbij iedereen
Dezelfde elementen vinden we terug in het verloop van een Tao Zen-(zon)dag : driemaal
een half uur zitmeditatie (begin, midden, einde dag); toespraak van de begeleid(st)er met
gedachtenwisseling, vraag en antwoord; één uur eutonische oefeningen en één uur
energetische oefeningen (taoïstische energiecirculatie, chakra-meditatie, tai chi).
Een uiting van de “vrije geest” die door de Tao Zen-stichting waait is organisatie van de zen-
ontmoetingsdag “De Vier Pijlers van Zen” die op 23 juni 2001 doorgaat in Amsterdam
waarbij leraars en leerlingen van vier verschillende zenrichtingen elkaar in alle openheid
ontmoeten: Maarten Houtman van Tao Zen, Ton Lathouwers van Maha Karuna, Nico
Tydeman van de Kanzeon Sangha en Jiun Hogen van het Internationaal Zen Center Noorder
Poort. De aldaar aanwezige Vlaamse delegatie bestaat integraal uit Gentenaars en
weerspiegelt dezelfde oecumenische geest: Miche Trefois en enkele van haar leelingen van
Tao Zen, Herman Meirhaeghe van Maha Karuna en Marnix Vermaercke van Dana Zengroep
Gent.
Leven in aandacht
De Vietnamese zenleraar
en vredesactivist
Thich Nhat Hanh
De Gentse meditatiegroep in de geest van Thich Nhat Hanh wordt in het jaar 2000
geconcipieerd door mevr. Wei Wun Yu (° Hongkong 1959) die op dat ogenblik al een vijftal
jaren binnen die school oefent. Zij is echter al veel langer, hoewel niet van huize uit,
geïnteresseerd in Oosterse en Westerse religie, meer bepaald in het christendom en het
boeddhisme en ze beoefent yoga. Aan de Universiteit Gent studeert ze sinologie en bij wijze
van eindwerk vertaalt ze de “Diamantsoetra” – de Vajracchedika Prajnaparamita Soetra – uit
het klassiek Chinees in het Nederlands. Via haar opleiding Transpersoonlijke Psycho-
therapie in het Centrum Boswijk te Hurwenen bij Den Bosch-Nederland, die sterk
boeddhistisch en meer bepaald door de traditie van Thich Nhat Hanh is geïnspireerd,
engageert Wei Wun zich tenslotte in die richting. Ze doet retraites met Thay in Plum Village-
Frankrijk en verdiepingsweekends in Nederland met diverse dharmaleraars. Ze begint een
psycho-therapeutische praktijk waarbij ze gebruik maakt van methodes die ontleend zijn aan
de bio-energetica, de psychosynthese en de Gestalttherapie. Wei Wun werkt tevens als
conflictbemiddelaar in het Academisch Ziekenhuis te Sint-Niklaas.
In 2000 vat Wei Wun het plan op om een meditatiegroep op te richten. Ze geeft bewust geen
grote ruchtbaarheid aan haar initiatief, maar spreekt haar vriendenkring aan en rekent erop
dat de mond aan mond reclame het nodige zal doen. Ze verspreidt geen folders, maar
plaatst een aankondiging in “De Klankschaal”, het blad van de stichting “Leven in Aandacht”.
De bijeenkomsten vinden plaats bij haar thuis, Koepoortstraat nr. 10, vlakbij het Van Eyck
zwembad. Wegens de te beperkte respons houdt het groepje na een drietal sessies op te
bestaan.
Voorjaar 2001 maakt Wei Wun thuis een ruimte vrij die specifiek voor de meditatie zal
gebruikt worden. Deze meditatieruimte bevindt zich op een stemmig en lichtvol zoldertje van
een achtergebouw dat via een groenbeschaduwd stadstuintje met vijvertje wordt bereikt en
dat plaats biedt voor een tiental personen. Ze contacteert een aantal bekenden en op de
“openingszitting” van zondag 13 mei 2001 komen acht mensen opdagen; op 27 mei zijn dat
er zes. Daarmee lijkt de meditatiegroep definitief van start te zijn gegaan en is er een
grotendeels vrouwelijke kerngroep in de maak.
De rituelen in de meditatieruimte zijn tot een minimum beperkt en er wordt geen formele
zenkledij gedragen. Er wordt zittend gemediteerd op veelsoortige kussentjes of anderszins
en de deelnemers zitten niet met het gezicht naar de muur, maar naar elkaar toe gewend.
Op het altaartje: een foto van de Boeddha, een foto van Thay, een kaars, enkele gedroogde
bloemen; ernaast de wierookhouder met het brandende staafje.
En met deze jongste loot aan de Gentse zenboom, die we een bloeiende toekomst
toewensen, sluiten we deze ontstaansgeschiedenis van zen in Gent af. Afspraak over
vijfentwintig jaar, in dit of enig ander leven...
Uit wat vooraf gaat mag duidelijk zijn dat gedurende het laatste kwart van de vorige eeuw
zen in Gent stevig wortel heeft geschoten, permanent aanwezig was en een blijvend
gegeven is geworden. Dit weerspiegelt enerzijds de groeiende behoefte aan spirituele
zingeving van de post-moderne aardling en anderzijds de almaar stijgende interesse van de
Westerling – en dus ook van de Vlaming – voor het boeddhisme in het algemeen en het
Tibetaans boeddhisme en zen in het bijzonder, die zich vooral in de tweede helft van de 20ste
eeuw voltrok. Het is tekenend hoeveel Nederlandstalige dharmaboeken recentelijk op de
spirituele markt gegooid worden en hoe de afdeling “Boeddhisme” van de plaatselijke,
gespecialiseerde boekhandel “Dhoogpoorte” en het aanbod van de Stadsbibliotheek vooral
de laatste tien jaar een opvallende uitbreiding hebben genomen.
De in zen geïnteresseerde Gentenaar bevindt zich, met deze waaier aan zentradities,
waaruit hij/zij de school of de groep die zijn/haar voorkeur wegdraagt kan kiezen, werkelijk in
een luxesituatie. Onmogelijk te zeggen hoeveel stadsgenoten de voorbije kwarteeuw via
een bezoek aan één van de alhier behandelde zendo’s met zenmeditatie kennis gemaakt
hebben. Dat moeten er in ieder geval enkele honderden en wellicht toch een duizendtal
geweest zijn. De vraag hoeveel van hen tot op vandaag een vaste oefenpraktijk hebben
uitgebouwd en niet alleen thuis, maar ook regelmatig in de zendo van hun keuze, gaan zitten
is slechts bij benadering te beantwoorden: maximaal een honderdtal. Hoeveel personen
zich via “jukai” of een wijding tot bodhisattva (m/v), monnik of non formeel in het zen-
boeddhisme geëngageerd hebben, is iets makkelijker in te schatten: een vijfentwintigtal.
Hierbij weze gezegd dat sommigen van hen ondertussen hun kesa over de haag gooiden en
hun praktijk vaarwel zegden. Verder is het zeker zo dat van hen die via info-avonden of
anderszins met zen kennismaken, slechts een minderheid overgaat tot een regelmatige
groepspraktijk. De meesten houden het na een paar zendobezoeken voor bekeken.
Omtrent de religieuze praktijk van onze allochtone medeburgers uit het Verre Oosten –
Chinezen, Thais, Vietnamezen e.a. – die eventueel het boeddhisme zouden aanhangen, kan
ik mij geen idee vormen. In ieder geval werd, met uitzondering van Wei Wu Yun die de
Thich Nhat Hanh-groep oprichtte, geen van hen ooit in een zendo gesignaleerd.
Zendobezoekers herkomstig van nog andere landen of continenten zijn op de vingers van
één hand te tellen. Persoonlijk heb ik slechts weet van een drietal universiteitsstudenten die
respectievelijk afkomstig waren uit Rwanda, Colombia en Pakistan. Zen in Gent is dus een
zaak van de autochtone bevolking.
In de zendo’s die hun oorsprong vinden in de Japanse zen (Ei Gen, Dana) is de verhouding
tussen de geslachten ongeveer gelijkmatig verdeeld: een kleine meerderheid mannen en
een grote minderheid vrouwen. Het redelijk masculiene Japanse zen spreekt blijkbaar ook
de vrouwelijke medemens aan die op haar beurt zen onvermijdelijk een feminiene toets zal
meegeven. Zendo’s met eerder Chinese of Vietnamese roots (Tao Zen, Thich Nhat Hanh)
spreken duidelijk een vrouwelijk publiek aan; de vrouwelijke beoefenaars vormen er de
overgrote meerderheid. Vijf van de zeven Gentse zengroepen werden overigens door een
vrouw opgericht: Anne-Marie Lonchay (Savaanstraat), Anne Simpelaere en Mireille Styl (Ei
Gen-dojo), Aline Van Loffelt (Maha Karuna), Miche Trefois (Tao Zen), Wei Wun Yu (Thich
Nhat Hanh) en ook in de Dana-zendo dragen vrouwen verantwoordelijkheid (Claire
Vandorpe). En van de zeven Vlaamse dojo’s van de Belgische Zenvereniging worden er
anno 2001 nog altijd vijf door een vrouw geleid. Zen, het Grote Vaartuig met vrouwelijke
roergangers?
Geen enkele Gentse zengroep eist van zijn bezoekers enigerlei vorm van lidmaatschap en
de zitter bepaalt volledig vrij en zonder tegenover wie dan ook verantwoording te moeten
afleggen, de frequentie van zijn/haar zen-dojobezoek of het ritme van de persoonlijke
beoefening. Er wordt erg discreet omgesprongen met de identiteitsgegevens van de
beoefenaars, die alleen met hun uitdrukkelijke toestemming in het adressenbestand
geregistreerd worden. Het gebeurt dan ook vaak dat mensen die reeds maanden samen
“zitten” elkaar enkel bij de voornaam kennen. Niemand controleert ook echt of het
gesuggereerde, erg democratische inkomgeld of de “vrijwillige bijdrage” (in de kosten voor
huur, verwarming, materiaal) wel door iedereen betaald wordt. Winstoogmerken zijn alle
Gentse zendo’s volkomen vreemd en niet één van de verantwoordelijken wordt voor zijn
diensten betaald. Het hele Gentse zenleven functioneert en floreert bij de gratie van puur
vrijwilligerswerk.
Uiteraard waren en zijn er Gentenaars die niet zozeer in zen-boeddhisme, maar eerder in
andere boeddhistische tradities geïnteresseerd of actief zijn: Tibetaans boeddhisme,
Theravada, Vipassana enz. Wat het Tibetaans boeddhisme betreft gaven Lama Karta en
Lama Zeupa van het Tibetaans Instituut te Hoei in het kader van Volkshogeschool Vlied de
voorbije vier jaar reeds verscheidene introductiereeksen en voorjaar 1996 gaf ook Gelek
Rimpoche van de “Jewel Heart” -gemeenschap een lezing in Gent. De Vipassana Stichting,
Gent heeft dus de voorbije vijfentwintig jaar bijna uitsluitend via de zenbenadering met het
boeddhisme kunnen kennismaken. Ik druk hier de hoop uit dat ook die andere scholen de
Stropdragers zouden laten kennismaken met de rijkdom en diversiteit van de
Boeddhadharma. Maar tot nader order is Gent uitgesproken een stad van zen (2001).
Godfried De Waele
Wijngaardstraat 11, 9000 Gent
Tel. 09.225.61.70
e-mail : godfried@peacecom.org
webstek P.C. : http://www.peacemakercommunity.org
Een eerste “dankuwel” gaat naar allen die bereid waren hun medewerking te verlenen
door mijn vragenlijsten schriftelijk te beantwoorden, een interview toe te staan of
archiefmateriaal ter beschikking te stellen: Anne Simpelaere, Ria Torfs, Miche Trefois,
Wei Wun Yu, Godfried De Waele, Guido Mareels, Jacques Goeters, Marc Senechal,
Jacques Swartelé, Georges Vanden Driessche, Marnix Vermaercke, e.a.
Een tweede “dankuwel” gaat naar de vrienden van Dana Zengroep Gent die de materiële
middelen beschikbaar stelden om deze brochure te realiseren en meer bepaald naar
mijn vriend Marnix Vermaercke die niet alleen de tekst vorm gaf, maar mij ook
stimuleerde en met wie ik over de inhoudelijke aspecten vrijelijk van gedachten kon
wisselen.
Een derde en laatste “dankuwel” richt ik aan de tientallen al dan niet anonieme “zitters”
met wie ik ooit gedurende één uur samen in deze of gene Gentse zendo of dojo het stille
zitten heb beoefend.
Herman
Hierna volgt een beknopte actualisering van de voorafgaande gegevens. Heel summier
worden enkele evoluties geschetst die zich tussen zomer 2001 en 2010 voltrokken hebben
binnen de Gentse zen-scène. Zo stopten twee zengroepen hun activiteiten en van de drie
overige, nog actieve groepen, blijkt er één in volle ontplooiing te zijn : de Zen Sangha. De
Belgische Zen Vereniging, waar de Ei Gen Dojo Gent deel van uitmaakt, en de Zen Sangha
sloten zich inmiddels aan bij de Boeddhistische Unie van België (http://www.buddhism.be),
die in de nabije toekomst van overheidswege erkend zal worden.
EI GEN DOJO
De Ei Gen Dojo, die de lijn volgt van zenleraar Roland Rech, leerling van wijlen Taisen
Deshimaru Roshi, is nog steeds actief, zij het met een afgeslankt zitprogramma :
zondagmorgen (10u-11u), dinsdagavond (19u-20u) en vrijdagochtend (7u-8u). lokaal: MBC
Center, Lokaal 1.46, Blekerijstraat 75 (bus 15), 9000 Gent. Voor meer informatie : zie
website http://users.telenet.be/zengent. Contact : marleen.croughs@mobilit.fgov.be.
Walter Vanden Berghe (° 1941) maakte in de jaren 1980 kennis met zen via lectuur van o.a.
het klassiekertje De Lege Spiegel van de Nederlandse auteur J.W. van de Wetering, een
der eerste boekjes over zen in het Nederlandse taalgebied. De viriele, spartaanse manier
van mediteren (zazen) sprak hem erg aan. Via een affiche ontdekte hij de Ei Gen-dojo, waar
hij zijn eerste uur zazen zat in september 1994 in de dojo aan de Oude Schapenmarkt. Vóór
die tijd had hij nooit iets gedaan in de “Oosterse sfeer”, maar door zijn opvoeding in volledige
spirituele vrijheid, was hij altijd een zoeker geweest. In juli 1996 werd Walter door Roland
Rech in Maredsous tot bodhisattva gewijd en ontving de dharmanaam Tan Soo (Rustige
Houding). Op 5 september 1999 volgde zijn ordinatie tot monnik in de Gendronnière door
Roland Rech. Bij afwezigheid van andere verantwoordelijken, is Walter occasioneel voor-
zitter in de Ei Gendojo. Hij maakte in de zomer van 2003, samen met Patrick Hellebosch en
Marleen Croughs, een drie weken durende reis naar Japan.
Marijke Slos (° 1973) maakte kennis met zen via lectuur van een boekje over shiatsu. Ze
beoefende nooit eerder iets in de “Oosterse sfeer”, maar was altijd wel geïnteresseerd in
Indiase cultuur en boeddhisme. In 2002 pikte ze uit de Gouden Gids de adressen van vijf
zengroepen en schreef die aan met de vraag om meer informatie. Alleen van de Ei Gen-dojo
kwam respons. In augustus 2002 bezocht ze voor de eerste keer de dojo en binnen het jaar -
op 13.7.2003 - werd ze te Maredsous door Roland Yuno Rech tot bodhisattva gewijd en
ontving de dharmanaam Sho Ken (Juiste Visie). Zes jaar later – op 12.7.2009 - volgde haar
ordinatie tot non tijdens de zomerretraite te Maredsous door Roland Rech. Gedurende
schooljaar 2007-2008 hield ze de zendojo open op donderdagavond van 19u tot 20u en bij
afwezigheid vervangt ze Marleen Croughs.
MAHA KARUNA
De grootste veranderingen vonden plaats in de Dana Zengroep die in volle expansie is. Kort
na de publicatie van deze brochure (zomer 2001) kwam Frank De Waele van Parijs naar
Gent om de Dana Zengroep Gent te leiden. Zoals gezegd begon Frank met zenmeditatie in
1987 in de sangha van Meester Deshimaru (A.Z.I.). Hij oefende tevens bij Ton Lathouwers,
de zenleraar van de Maha Karuna Ch’an-school. In 1991 ontmoette hij de Franse zenlerares
Catherine Genno Pagès Roshi, de eerste Dharma-opvolgster van de Amerikanse zenleraar
Dennis Genpo Merzel Roshi en spirituele leidster van de Dana Sangha. Na drie jaar studie
bij Genno Roshi legde hij de boeddhistische geloften af en verhuisde hij naar haar centrum in
de buurt van Parijs. Hij combineerde zijn intensieve lekentraining en meditatiepraktijk met
vrijwilligerswerk voor de Peacemaker Community, een interreligieus netwerk voor
spiritualiteit en sociale verandering van de Amerikaanse zenleraar Bernie Glassman Roshi.
Genno Roshi leidde Frank in de loop van zijn residentiële zentraining op tot meditatie- en
koanleraar.
In 2002 keerde hij terug naar België, waar hij zich engageerde voor de uitbouw van Dana
Sangha België. Op 23 juli 2005 ontving Frank van Genno Roshi dharma-transmissie (Jap.
shiho), waardoor hij gekwalificeerd zenleraar werd in de White Plum Soto Zen-lijn van wijlen
Taizan Maezumi Roshi. Dit vond plaats in het Naropa Instituut te Cadzand, het Tibetaans
boeddhistisch studie- en retraitecentrum waar de sesshins van de Zen Sangha vaak
onderdak vinden. Daarmee is Frank De
Waele de allereerste geautoriseerde
zenleraar in Vlaanderen. In 2006 werd Dana
Sangha België omgevormd tot een
onafhankelijke sangha met een nieuwe naam
– Zen Sangha -, een nieuw logo en een
eigen programma. Frank De Waele Sensei
neemt de spirituele leiding waar, geeft
dharma-onderricht en staat in voor de
individuele begeleiding van de beoefenaars.
Nieuwe zendo’s werden geopend in o.m.
Antwerpen, Brugge, Brussel, Kortrijk en
Leuven. Zengroep Brugge van Guido Mareels
is opgegaan in de Zen Sangha.
TAO ZEN
Kort na verschijnen van deze brochure (2001), sloot de Tao Zen groep de deuren. Daarmee
zijn er alleen nog in Nederland Tao-zen-groepen actief. Miche Trefois raakte in de ban van
de Indiase goeroe Swami Premananda en onder de naam Shanti leidde ze een
Premananda-groep in De Pinte. Contact: Latemstraat 20, De Pinte, tel 09-282 64 43,
miche.trefois@wanadoo.be.
LEVEN IN AANDACHT
Wei Wun Yu begeleidde de meditatiegroep tot aan haar vroegtijdige dood. Om de twee
weken was er een bijeenkomst op woensdagavond, van 19.30 u tot 21.30 u, waar meditatie
en mindfulness beoefend werd. Zij overleed te Gent op dinsdag 10 juni 2008 na een
verkeersongeval op maandagavond 9 juni 2008.
Inmiddels vinden de bijeenkomsten op een andere locatie plaats : elke 1ste en 3de donderdag
van de maand, van 19.30u tot 21.30u, in de buurt van het Station Gent-Sint-Pieters. De
geïnteresseerde dient vooraf contact op te nemen met Johan Bousson, tel. 09.324.02.37;
sangha.gent@gmail.com
Bodhidharma