Вы находитесь на странице: 1из 692

Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 1

De Jehovah’ s Getuigen over


DE DRIE-EENHEID

Over de persoon van de Vader en Zijn werk


Over de persoon van de Zoon en Zijn verlossingswerk
Over de persoon van de Heilige Geest en Zijn werk

Illustratie bij Bogdan Gabriel Bucur in een artikel; Before Abraham Was, I Am: Re-Envisioning the
Theophany at Mamre (Genesis 18) in, The Bible in Ancient Christianity, Volume: 13, Brill, 25 Oct
2018. FIGURE 2.1 Via Latina Catacomb, Cubiculum B (Rome, 4th century) Reproduced by kind per-
mission of the Pontifical.

Guido Biebaut, herwerkt/aangevuld, 8ste versie 20/09/2023


Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 2

Iets over mezelf:

Als een afgestudeerde in de theologische wetenschappen dit in de handen krijgt zal


hij/zij er vanop kijken. Dit lijkt géén studie met de aantekeningen netjes onderaan de
bladzijde, op het einde van het hoofdstuk of achterin het boek. En al die zaken die
onderstreept zijn en ingekleurd is dat nog wel ernstig. Ja, toch wel, maar we schreven dit
niet voor de theoloog, er zijn prachtige boeken bij dit onderwerp die een ander aanpak
hebben dan ikzelf. Dit is geschreven met aan bepaalde achtergrond. We zijn ooit zoals
zoveel Belgen bij wijze van spreken geboren in de Roomse kerk, en dat was ik dan tot aan
het vormsel. Na de legerdienst, zeemacht, in de vallen gestrikt van een sekte: Jehovah’s
getuigen. Dat was 1968. En toen begon al hier en daar in hun lectuur de nadruk op het jaar
1975, het koninkrijk zou worden opgericht op aarde. Eerst zou Christus de ongelogen naar
de verdoemenis sturen of lees beter “vernietiging”, want er bestaan geen onsterfelijke
zielen. Een schok voor mij en wat ik geleerd had van hen kwam later er terug uit. Want toen
ik het Betelhuis in België naar enkele zaken vroeg over de manier van hun chronologische
berekeningen was hun antwoord: kijk eens naar de artikelen zus-en-zo en boeken “x, y, z.”
Maar daar stond niet waar mijn vragen soelaas bij vonden. Neen het werd nog erger: zei
Jezus niet de dag of het uur te kennen van de Wederkomst? Waarom wist het bestuur in
New York dat dan!

Toen begon een studie en lezen van de waardige boeken van de theologie van de
Schriften. Start met een vierdelige Gereformeerde dogmatiek, van Herman Bavinck. En na
enkele zaken van Klaas Schilder en Korte Verklaring der Heilige Schrift. Zonder dat ik er erg
in had was ik gereformeerd geworden in het theologische denken. Later Engelse werken,
vooral Benjamin Warfield, wiens Lord of Glory een meesterwerkje is! En ook zijn verzameld
tiendelig werk gelezen. In 1976 buiten gewipt bij de Jehovah’s Getuigen. Géén probleem,
ik had het zelf gezocht met het schrijven van een tiental kritische artikelen.

Dus wat ik schreef/schrijf heeft een apologetisch karakter. Daarom is dit er ook
gekomen. Dit is voor iedereen geschreven die met hen te maken heeft en wie uit hun
middens eens wil weten wat anderen dan Bethelgeleerden in de USA leren. En de kleurtjes
van de teksten en het onderstrepen zijn er om nadruk te leggen. We hebben geen idee
hoeveel duizenden bladzijden we bestudeerden er hier aan het boek zijn voorafgegaan.
Wat ik wel kan zeggen is dat ook theologen hier nog wat zullen kunnen leren, ware het met
een andere aanpak of iets dat men nog niet zou kennen. Toen in de kerk waar ik toe behoor
De Verenigde Protestantse Kerk in België in 1979 de commissie Kerk en Theologie startte
was ik het enige niet theologische geschoolde lid. Waar mijn passie vandaan komt weet ik
niet, mogelijks de verkeerde stap in de jonge jeugdjaren. Dit is géén roman en men kan er
maar met aandacht wat bij leren wat uiteindelijk de bedoeling is. Hier diagonaal lezen heeft
weinig zin.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 3

Gods rijkelijke zegen toegewenst.

INHOUD

Hoofdstuk 1
De God en de goden

Hoofdstuk 2
Christus: Schepper of Schepsel?

Hoofdstuk 3
“Is Jezus Jehovah?”

Hoofdstuk 4
Het Woord is vlees geworden

Hoofdstuk 5
De naam boven elke andere naam

Hoofdstuk 6
Een meesterwerk van misleiding

Hoofdstuk 7
Het Rantsoen: is het een overeenkomstige losprijs?

Hoofdstuk 8
Hoe is Christus opgewekt?
En: met wat voor lichaam?

Hoofdstuk 9
Jezus: God volgens Paulus, Petrus en Johannes

Hoofdstuk 10
Zullen we Christus aanbidden?

Hoofdstuk 11
DE GEEST OF de geest?

Hoofdstuk 12
Oude dwalingen in een nieuw pak
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 4

ALS INLEIDING...

Wanneer we als christenen wat willen zeggen over het begrip “god” met betrekking tot
iemand anders dan de “enige” God dan moet dit zeker vanuit Gal.4:8 gebeuren. Daar staat: “8
Maar destijds, toen u God niet kende, diende u hen die van nature geen goden zijn” (HSV).

In de Griekse tekst staat daar een zeer intrigerend gedeelte “me ousi theois” letterlijk
vertaald “niet een bestaan bezittend als goden.” We geven dat nog eens weer in enkele andere
vertalingen:
Statenvertaling: “die van nature geene goden zijn”
Herziene Statenvertaling: “die van nature geen goden zijn”
Leidsche vertaling: “die inderdaad geen goden zijn”
Brouwer: “goden die het in werkelijkheid niet zijn”
NBG (eerste versie): “goden (…) die het eigenlijk niet zijn”
Willibrord: “goden (…) die geen echte goden zijn”

Het is zeer bewust dat we al deze vertalingen aanhalen om aan te tonen dat er Bijbels gezien
slechts één God is. Al wie de naam van God misbruikt of zich in Zijn plaats stelt heeft de ware God
verraden. En denk maar eventjes van wie de wereld allemaal goden gemaakt heeft; sterren van
het witte doek, zangers, dichters, voetballers, schilders. En laatst nog een keeper in de wereld van
de voetbal. Grenzen verleggen en minimaliseren wat de term “God” te betekenen heeft!

Laten we zelfs verder gaan met nog een straffere tekst van Paulus. Aan mensen in de
grootste handelsstad uit die dagen, waar “goden” gediend werden die dat niet van nature waren
schrijft hij een eerste lange brief. Aan de Griekse gemeente van Korinthe, schrijft hij over
afgodendienaars dat: “19 Wat zeg ik hiermee dan? Dat een afgod iets is, of dat een afgodenoffer
iets is? 20 Nee, ik zeg dit omdat wat de heidenen offeren, zij dat aan demonen offeren en niet
aan God, en ik wil niet dat u met de demonen gemeenschap hebt.” (1 Cor.10:19,20 HSV). De NBG-
vertaling heeft de originele tekst eigenlijk te braafjes weergegeven: het gaat om het dienen van
“duivelen” (vb. Statenvertaling en Luther) of “demonen” (de HSV, New King James en onze
Nederlandse Willibrord 75). Het is dus duidelijk dat de kracht achter afgoderij demonisch is
(Deut.32:17 / Ps.106:37 / Gal.4:8). De Joodse theoloog Y. Kaufmann zegt in dit verband dat het
begrip “shedim” in deze teksten niet zozeer wijst op demonen en dus eerder zou moeten vertaald
worden als “niet-goden” want ze hebben geen enkele macht als god of als demon. Dat maakt voor
ons niet zoveel uit. Maar als “demon” bekijken is de zaak in een beter daglicht weergegeven.

Dat gedeelte van Paulus heeft een grote gelijkenis met Ps.106:36,37 waarin de Psalmist een
beschrijving geeft over hoe Israël uit Egypte verlost werd en hoe ze later het beloofde land
ontvingen. Velen in Israël hebben toen de afgoden van de heidenen gediend en enkelen: “offerden
hun zonen en hun dochters aan de boze geesten.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 5

De ware God = de énige God, heeft dus een natuur die Hij niet deelt met andere goden,
zelfs niet één. Ook niet met Christus. Die Christus ➔ de mens geworden Logos uit Joh.1:1,14, is
ofwel God of is dat helemaal niet. Hij is God of afgod. En in het laatste geval hebben allen die de
leer van de Drie-eenheid verwerpen gelijk. YaHWeH die alles schiep tot zijn “eigen heerlijkheid”
(Jes.43:6,7), zelfs een volk uitverkoren heeft tot “Zijn heerlijkheid” (Jes.43:20,21) zal niet nalaten
te straffen wie Hem op een verkeerde wijze navolgt en dient.

Daarom moeten we goed en degelijk Bijbelonderzoek doen. Zeker niet al te overhaastig


enkele Bijbelteksten bij elkaar zetten. Maar wel vanuit de Schrift nagaan of die Christus recht heeft
op goddelijke aanbidding. Vergeten we niet wat Israël overkwam toen ze zich overgaven aan het
aanbidden van vreemde goden. Ook zij zijn hun straf niet ontkomen. Met een redenering dat het
allemaal niet zo erg is raak je niet ongestraft.

In de tweeëndertig bladzijden tellende populaire brochure van Jehovah’s Getuigen staat


onder andere dit: “Er valt met Gods waarheden niet te schipperen. God op zijn voorwaarden
aanbidden, betekent daarom de drie-ëenheidsleer te verwerpen.” (‘Moet u ...’, 31) {‘Moet u
geloof stellen in de drieëenheid?’ Watch Tower Society (Jehovah’s Getuigen), 1989. Verder
afgekort als ‘Moet u ...’. Een cijfer achter de titel geeft de bladzijde aan van het citaat.} {* zie
onderaan}

We lezen in ‘DE WACHTTOREN’, 15 augustus 1999, blz.13: “Nog een bedrieglijke leer had
met de positie van de voormenselijke Jezus te maken, het denkbeeld dat hij gelijk was aan zijn
Vader.” Ze maken deze opmerking in de context van de Griekse filosofie. De vroege Kerkvaders en
de concilies van Nicea en Constantinopel zouden vanuit deze filosofie, Jezus en de Heilige Geest
als een goddelijk wezen zijn gaan beschouwen. En in ‘DE WACHTTOREN’ van 2015 1/6, blz.15: “Al
eeuwenlang onderwijzen de kerken dat de Vader en de Zoon deel van de Drie-eenheid zijn. Op die
manier trekt de antichrist een rookgordijn op, om de identiteit van Jehovah en Jezus te verbergen.
Dit mysterie maakt het voor oprechte mensen moeilijker om te doen waar de Bijbel toe aanmoedigt,
namelijk Jezus navolgen en een vriendschap met God opbouwen (1 Korinthiërs 11:1; Jakobus 4:8).”

Maar lijnrecht daar tegenover lezen we: “Wanneer (...) sprake was van de preëxistentie van
Christus, is dat eigenlijk veel te zwak uitgedrukt; de kerk gaat in haar belijdenis dan ook veel verder.
Hij heeft niet alleen bestaan voor de grondlegging der wereld, maar hij heeft van eeuwigheid
bestaan als waarachtig God. Hij heeft toen hij als mens ter wereld kwam, de menselijke natuur
aangenomen, maar bleef nochtans, wie Hij steeds geweest was, boven alles, God, te prijzen in
eeuwigheid, Rom.9,5. Deze belijdenis der Godheid van Christus is geen uitvindsel van mensen, maar
te danken aan Gods Openbaring, Mt.16,17. De Heilige Schrift noemt Hem waarachtig God in klare
en ondubbelzinnige taal.” (‘Bijbelse Encyclopedie’, red. W.H. Gispen, B.J. Oosterhof e.a., deel 1,
herziene druk 1975, Kok, blz.200). Over de Drie-eenheid zegt deze encyclopedie verder op blz.245:
“Maar de Openbaring Gods is hierin duidelijk, dat God één enig HERE is én dat Vader, Zoon en
Heilige Geest, deze drie gelijkelijk waarachtig God zijn.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 6

Beide stellingen over de Drie-eenheid, kunnen niet een en dezelfde Bijbelse leer als
ondergrond hebben. Niemand zal betwisten dat de Vader God is. Indien Jezus echter God is volgens
een reeks Bijbelteksten en indien de Heilige Geest, God is volgens een reeks Bijbelteksten, dan
moet daar een conclusie uit getrokken worden. Dan is God, volgens onder andere de Nederlandse
Geloofsbelijdenis, art. 8: “een enig Wezen waarin drie Personen werkelijk en waarachtig van
eeuwigheid onderscheiden zijn.”

Wat beweren Jehovah’s Getuigen in dat verband dan allemaal. Eerst en vooral dit: het is
een heidense, valse, afvallige leugen die Satan aan de Christenen vertelde, en ze geloofden het.
We geloven niet dat de zaak zo kan verklaard worden. Naar onze overtuiging is de formulering van
de Drie-eenheid er gekomen omdat de Kerkvaders ervan overtuigd waren dat de Schriften van het
OT en het NT dat leerden. Om geen argwaan te wekken bij de heidenen als waren christenen
slechts mensen die een veelgodendom aanhielden hebben deze Vaders precies moeten
omschrijven wat ze leerden. Een proces dat slechts tegen midden van de 5 de eeuw voltooid was,
want meestal werden hun formuleringen opnieuw misbruikt waardoor een verdere precisering
werd aanbevolen.

* U zult in wat volgt twee schrijfwijzen terugvinden die gelijkenis vertonen; namelijk drieëenheid
en Drie-eenheid. Het eerste is de schrijfwijze van vóór de jaren 1996 (en dus ook in vele citaten).
De laatste is deze volgens de nieuwe spelling. We hebben namelijk de citaten niet aangepast aan
de nieuwe spelling. Doen we een of andere wijziging in een citaat dan is het duidelijk aangegeven.

Een oprechte aanpak is gewenst en verplichtend

In het kort: wat zegt een Jehovah’ s Getuige. Het staat hier: in ‘DE WACHTTOREN’, 2012
15/1, blz.6-7: “Een belangrijke leerstelling waar een heidense draai aan werd gegeven, ging over
de identiteit van Jezus Christus. De Bijbel noemt hem de Zoon van God; liefhebbers van de Griekse
filosofie hielden vol dat hij God is. par 10 Later werd op een aantal concilies gedebatteerd over de
identiteit van Jezus. Kerkleiders hadden er heel makkelijk uit kunnen komen als ze de juiste waarde
hadden toegekend aan de Bijbel, maar de meeste deden dat niet (…) par 13 Terwijl kerkleiders niet
konden accepteren dat Jezus de Zoon van God is, had een groot deel van het gewone volk daar
geen probleem mee. Omdat zij er niet mee bezig waren hun zakken te vullen met het goud van de
keizer en niet hogerop probeerden te komen in de kerkhiërarchie, konden ze de zaken wat
objectiever bezien, in het licht van de Bijbel.”

Een andere bewering van Jehovah’s Getuigen is deze: alle goed geïnformeerde bronnen
(aan argument dat ze meerdere malen gebruiken) zeggen dat de Bijbel géén Drie-eenheid leert.
Om dat te ondersteunen kan je regelmatig zaken vinden in hun publicaties, die zeer selectief zijn
uitgezocht, zoals de volgende:
The Catholic Encyclopedia zegt: “Nergens in het Oude Testament vinden we een duidelijke indicatie
van een Derde Persoon.”
De Encyclopedia Britannica (1976 editie) schrijft: “Vanaf het midden van de 2de eeuw G.T.,
begonnen Christenen, die enig onderwijs hadden genoten in de Griekse filosofie, de noodzaak te
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 7

voelen, hun geloof in deze termen uit te drukken, zowel ten behoeve van hun intellectuele
bevrediging als voor het bekeren van geschoolde heidenen. De filosofie die het beste bij hen paste
was het Platonisme.”
De New Catholic Encyclopedia zegt verder: “De leerstelling van de Heilige Drie-eenheid wordt niet
geleerd in het O[ude] T[estament].”
The Encyclopedia Americana leert: “Het christendom was ontleend aan Judaïsme en Judaïsme was
strikt Unitarisch [geloven dat God één persoon is]. De weg die van Jeruzalem naar Nicea leidde was
nauwelijks recht te noemen. De vierde-eeuwse Drie-eenheidleer was geen nauwkeurige weergave
van de vroegchristelijke leer betreffende het wezen van God; ze was daarentegen een afdwaling
van deze leer.” - (1956), Deel XXVII, blz. 294L.
De Cyclopedia geschreven door M’Clintock en Strong doet volgende uitspraak: “Het lijkt dus alsof
geen van de geciteerde passages uit het Oude Test[ament] als bewijs voor de Drie-eenheid
overtuigend zijn ... Wij vinden in het Oude Test[ament] geen duidelijk of beslist bewijs voor dit
onderwerp.”

Over deze manier van het aanhalen van dergelijke bronnen vooraf een opmerking. U ziet
dat in bijna alle gevallen er geen nadere omschrijving staat; waar is het boek of publicatie
uitgegeven, of wat is het jaar van de uitgifte. Zodat het de lezer moeilijk gemaakt wordt om die
bronnen er verder op na te lezen. We mogen toch nagaan wat ze beweren? Die lacune is het geval
in hun publicaties tot eind 1991. Sinds 1991 geven ze u wel regelmatig titel en bladzijde van het
werk dat men aanhaalt, maar men is niet consequent en ondertussen sinds 2005 bijna niet meer.
Bij welke uitgeverij het boek werd gedrukt of in welk jaar, daar moet u nu naar raden. U zit dus
weer in de problemen als u wat wil nakijken. Trouwens de meeste onder de lezers van de
Wachttorenpublicaties zullen nooit nagaan wat die bron nog verder over dat onderwerp zegt. De
indruk is gewekt dat men je in je kerk wat heeft wijsgemaakt. Dat gevoel doet veel andere zaken
in je gedachten opborrelen; de kerk is zo rijk en er is zoveel armoede in de wereld. Of ook: de clerus
is seksueel pervers en men doet er niets aan. Kinderen en vrouwen zijn slachtoffer van hun
perversiteiten.

De manier waarop ‘DE WACHTTOREN’ publicaties van anderen te citeren staat bol van
vooroordelen. Want van alle citaten hierboven kan gezegd worden dat de schrijvers meestal in de
Drie-eenheid geloven. Het gaat soms om één of ander detail in dat verband; bijvoorbeeld het OT
leert nog geen échte Drie-eenheid. Of nog dit: Kerkvaders gebruiken beelden uit de filosofie om de
Drie-eenheid uit te leggen. Wat heb je dan bewezen; er is een progressieve openbaring van God
aan mensen, weinig in het OT maar in zijn volheid in het NT. En je kunt er ook uit concluderen dat
de Kerkvaders nog wat verder gaan dan Paulus die ook al van het principe uitging Jood te zijn bij
een Jood en Griek onder de Grieken. Er is in de Schrift geen enkel verbod om een term niet te
gebruiken die ook door heidenen gebruikt wordt. De term hier en daar, dekt daarom nog niet
dezelfde lading.

Ter illustratie, in dat verband iets dat we gevonden hebben op een Internetsite. Iemand
wou eens de artikelen nalezen die de WT had gebruikt in hun geschrift ‘Moet u geloof stellen in de
drieëenheid?’ Voor een citaat op blz.4 (‘A dictionary of Religious Knowledge’) verwees men hem
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 8

naar een publicatie van 1875. Na lang zoekwerk kreeg hij het werk in handen maar de schrijvers
bleken géén antitrinitariërs te zijn. Integendeel we moeten volgens de schrijvers uit de
kerkgeschiedenis concluderen dat de eerste christenen Vader, Zoon en Heilige Geest bezongen in
hymnen en hen gebeden hebben opgedragen want ze zijn in eer gelijk. Aldus de context van dit
citaat. Het zegt dus wat anders dan de WT in werkelijkheid wil bewijzen. Dezelfde schrijver van het
Internet artikel wijst nog op een ander citaat van de WT op dezelfde bladzijde. In deze aanhaling
heeft de WT twee stukjes aan elkaar geplakt met spatiepuntjes waarvan het eerste gedeelte uit
blz.295 stamde en daaropvolgend iets van blz.304. Op blz.6 van de brochure ‘Moet u…’ wordt een
begin gemaakt met een citaat uit een boek, aangevuld met een ander citaat dat in het originele
boek liefst veertien bladzijden verder staat. De twee verwijzingen zijn aaneen gevlochten met drie
puntjes. Nog enkele andere voorbeelden van dien aard op de Internet site:
https://www.bible.ca/trinity/trinity-jw-deceptions-top-ten-list-start.htm

De handelswijze van de Wachttoren is niet oprecht en tegen de regels hoe zaken moeten
geciteerd worden. Want die dingen zijn voor alle landen (ongeveer) geregeld. Bijvoorbeeld in de
Berner-Conventie 10 (1). Ook nog de U.S.A.-wet die dat soort citaten regelt (titel 17, sectie107 van
de Uscode). Ze noemen het “fair use” = geoorloofd gebruik.

Zie op internet o.a. over auteursrecht het volgende:


http://www.iusmentis.com/auteursrecht/ (Nederlands)
http://www.loc.gov/copyright/ (Engels)
http://www.chillingeffects.org/ (Engels)

Hoe het moet, zie bijvoorbeeld onze manier in de boekenlijst. Hoe het niet moet geven we
een voorbeeld aan van de WT bij het slot van Deel 1, ‘Hebben Jezus en zijn discipelen de
Drieëenheidsleer onderwezen?’, ‘DE WACHTTOREN’ van 1 november 1991 geeft het volgende:
“Bronvermeldingen:
1. The Catholic Encyclopedia, 1912, Deel XV, blz. 47.
2. The Baptist Encyclopædia, onder redactie van William Cathcart, 1883, blz.1168,1169.
3. A Short History of Christian Doctrine, door Bernhard Lohse, uitgave 1980, blz.53.
4. Ibid., blz.64, 65.
5. The Church Teaches, vertaald en geredigeerd door John F. Clarkson S.J., John H. Edwards
S.J., William J. Kelly S.J., en John J. Welch S.J., 1955, blz.125-127.
6. Ibid., blz. 125.
7. The Triune God, door Edmund J. Fortman, uitgave 1982, blz.126.
8. On the Incarnation, vertaald door Penelope Lawson, uitgave 1981, blz.27, 28.
9. The Encyclopedia of Religion, Mircea Eliade, hoofdredacteur, 1987, Deel 15, blz. 54.
10. The New Encyclopædia Britannica, 15de druk, 1985, Deel 11, Micropædia, blz. 928.
11. New Catholic Encyclopedia, 1967, Deel XIV, blz. 295.” Het ontbreekt hier aan de naam van de
uitgever en zoeken wordt moeilijk, voor oudere werken bijna onmogelijk. En dit hier is een relatief
goede weergave. Meestal weet je zelfs niet het jaar van uitgifte. Reden, je mag het niet nakijken.
Hoe dat zou moeten voor de brochure ‘Moet u…’, heeft iemand opgezocht en veel tijd aan besteed.
Het staat op Internet en we geven het aan het eind van deze inleiding integraal weer. Het is
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 9

natuurlijk gebaseerd op de Engelse uitgave en vergelijk dat eens met wat ze zelf schrijven. Zo kunt
u leugens die de WT heeft gefabriceerd, bij middel van hun citaten, zelf ontmaskeren. Veel heeft
men in die kringen echter nog niet bijgeleerd. Op https://www.jw.org/nl/ vonden we meerdere
verwijzingen naar andere boeken, niet uitgegeven door Jehovah’s Getuigen. En daarvan zijn 90%
aangegeven zonder uitgever of jaar van uitgifte. Dus er is veel slechte wil van hun kant in dat
verband.

Sir Isaac Newton, begaafd wiskundige, maar ook een charlatan

De WT verschuilt zich bovendien ook nog achter beroemde mensen om hun uitspraken nog
wat kracht bij te zetten. Sir Isaac Newton was voor hen een zeer serieuze Bijbelstudent. Hij
bestudeerde de Bijbel en de wetenschap en geloofde dat de Bijbel en de natuur in complete
harmonie waren. Hij verwierp daarom de Drie-eenheid. Daarom heeft hij o.a. dit gepubliceerd: “Ze
(de Kerk van Engeland) verlangd niet van ons dat wij ze aannemen op gezag van Algemene
Kerkvergaderingen en nog veel minder op gezag van provinciale Synoden, doch slechts omdat ze
aan de Schrift zijn ontleend. En worden wij daarom niet door de Kerk gemachtigd ze met de Schrift
te vergelijken en te onderzoeken hoe en in welke zin ze daaruit afgeleid kunnen worden? En
wanneer wij deze afleiding niet kunnen ontdekken, dienen wij ons niet op het Gezag van de
Kerkvergaderingen en Synoden te verlaten.”

Synodevergaderingen hebben géén enkel gezag zegt Isaac Newton: “Zelfs Algemene
Kerkvergaderingen hebben gedwaald en kunnen dwalen in zaken van geloof. Wat ze verordenen
als noodzakelijk voor redding, is slechts dan van kracht of gezaghebbend als kan worden
aangetoond dat dit aan de heilige Schrift is ontleend.”

Over het woord “homoousion” (bespreken we later nog) schreef Newton: “Homoousion
(de leerstelling dat de Zoon van hetzelfde wezen is als de Vader) is onbegrijpelijk. Het werd niet
begrepen uit het Concilie van Nicea, noch daarna. Wat niet begrepen kan worden is geen voorwerp
van geloof” (Sir Isaac Newton, ‘Theological Manuscripts’, blz.17, versie van internet). Dit en andere
dingen wil de WT bewust niet aanhalen over Sir Isaac Newton. Allemaal koren op hun molen. Ze
zijn echter selectief en vergeten natuurlijk daarna te zeggen dat Newton ook enkele malen het
einde van de wereld heeft voorspeld. De laatste maal zou het in het jaar 2000 geschieden! Dus is
hij een valse profeet. Zou hij ook geen valse leraar kunnen zijn? En ze vergeten er nog aan toe te
voegen dat Newton een alchemist was. Méér dan 30 jaar van zijn leven zocht hij naar de steen der
wijzen en het levenselixir. Was het niet een genie (op wetenschappelijk gebied) en een charlatan
in één verenigd! Geen wonder dat we op http://cyberistan.org/islamic/newton1.html een artikel
vinden van een Dr. A. Zahoor, SIR ISAAC NEWTON ON THE BIBLE, een moslim die gretig Isaac
Newton’ s kritiek aanhaalt over 1 Joh.5:7 en 1Tim.3:16. Zie wat we hierover zeggen in 9.6 en 9.7.
Het boekje waar A. Zahoor naar verwijst is zesentwintig jaar na de dood van Newton verschenen:
‘An Historical account of two notable corruptions of Scripture.’

Zoals het Genootschap doet, zo redeneren dan ook de leden. Een bekeerde Getuige, een
geoloog van beroep, dus iemand die van wanten weet, veronderstel ik, is samen met zijn bekering
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 10

verrast door de leer van Newton. Hij schrijft in ‘Ontwaakt!’ van 22 september 2003, blz.20: “Bij
mijn studie van de bijbel verkeerde ik onbewust in uitstekend gezelschap. Ik kwam er later achter
dat Sir Isaac Newton, die als een van de grootste wetenschappelijke genieën aller tijden wordt
beschouwd, de bijbel bewonderde en hem intens bestudeerde. Net als Newton concentreerde ik me
op profetieën in Daniël en Openbaring die belangrijke historische gebeurtenissen en ontwikkelingen
voorzeiden die ook echt gebeurd zijn.” Een vraag aan deze Dr. Kenneth Tanaka: “heb je werkelijk de
bijbelse profetieën van Newton gelezen en zo ‘uitstekend’ gevonden? Zo ja waarom geloven uw
leiders er zo weinig van. Want iemand is fout op dat gebied; of uw Genootschap of Newton! Ze
zeggen namelijk niet hetzelfde, integendeel soms het omgekeerde.”

Uit de beste biografie, naar onze mening, die over B. Newton verscheen in de Nederlandse
taal citeren we: “Naar uit andere papieren uit zijn nalatenschap blijkt, was Newton de overtuiging
toegedaan, dat de trinitarische leer voldoende bijbelse grond miste. Hij kon zich hier beter vinden
in de opvattingen van Arius dan in Athanasius, hoewel de inzichten van deze laatste door het
concilie van Nicea en de ontwikkelingen daarna officieel aanvaarde kerkleer zijn geworden. In dit
opzicht huldigde Newton dus een opvatting die afweek van de officiële leer. Hij heeft zich daarover
publiek nimmer uitgelaten. Dat zou maatschappelijk voor hem ook niet zonder risico’s zijn geweest,
zoals de ervaring van zijn opvolger in de Lucasian chair, William Whiston, bewijst, die om zijn
openlijk beleden arianisme van zijn functie werd ontheven.
Men heeft op grond hiervan Newton wel een ‘extreem protestant’ genoemd, omdat hij het kerkelijk
gezag van concilies afwijst (…) De ariaanse stroming was in Newtons tijd sterk…”

Newton had bepaalde criteria bij het lezen van de Bijbel. Daartoe citeren we: “Als gezegd
wordt, dat wij niet op grond van onze eigen oordelen hebben te bepalen wat de Schrift wel is, en
wat niet, aanvaard ik dat voor niet omstreden plaatsen: maar wat betwiste plaatsen betreft, houd
ik ervan, datgene te aanvaarden wat ik het beste kan begrijpen.”
Beide citaten komen uit P. van der Hoeven, ‘Newton’, Het Wereldvenster, 1979, blz.35,36 en het
laatste blz.30 uit een brief aan John Locke. Twee opmerkingen hierover 1°) de waarheid heeft dus
het verstand als grondslag volgens Newton, 2°) liefde voor de waarheid had hij niet, hij was
hypocriet gezien hij zijn afwijzing van de Drie-eenheid tijdens zijn leven niet wou kenbaar maken.

Of hij een echte Vrijmetselaar was weten we niet. Newton stierf wel zonder ‘the last rites’
= de ware kerkelijke begrafenis. Zie o.a;
Gleick J., ‘Isaac Newton’, Knopf Fourth Estate, 2003. Ned. Vertaling bij De Bezige bij, 2004. De
recensent van het dagblad ‘De Standaard’ (10 nov. 2004) zei over Newton: “Newton schreef
ook miljoenen woorden alchemische onzin en theologische ketterijen bij elkaar.”
Keynes J. M., Essays in Biography, W Norton & Co , 1963.
Manuel F.E., ‘The Religion of Isaac Newton’, Oxford University Press, 1974.
Teeter Dobbs B.J., ‘Les Fondements de l’alchemie de Newton’, Guy Trédaniel,1981. Uit het
Engels vertaald en een must om te lezen. In zijn context natuurlijk.
Westfall R. S., Never at Rest, Cambridge University Press, 1988.
Westfall R. S., The Scientific Revolution, History of Science Society Newsletter,
Volume 15, No. 3 (July 1986). Te vinden op Internet.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 11

White M., Isaac Newton, The last sorcerer, Reading, MA: Addison-Wesley, 1997.
*Robert Iliffe, historicus aan de Imperial College London - SW7 2AZ – heeft enkele van de
religieuze werken van Newton op Internet geplaatst voor de eerste maal waaronder
gedeelten van het boek Openbaring. Kijk naar: www.newtonproject.ic.ac.uk en e-mail
j.young@imperial.ac.uk Op de internetsite van Historicist.com staat een ingekorte versie
van Isaac Newton’s, ‘Observations on Daniel and the Apocalypse of St. John.’ Ik veronderstel
dat dit dezelfde is als NEWTON’S PROPHECIES OF DANIEL, door the Oregon Institute Of
Science and Medicine dat we op internet niet te pakken krijgen dan mits betaling. Maar we
weten genoeg van dat alles. Ook nog McLachlan H., ‘Sir Isaac Newton Theological
Manuscripts’, Liverpool, 1950.

Wat zegt ‘DE WACHTTOREN’ over de Drie-eenheid

In ‘Ontwaakt!’ van 22 juni 1989 beweren ze het volgende: “In 451 G.T. verklaarde het concilie
van Chalcedon dat Christus de vleesgeworden God is. Het Babylonisch-Egyptisch-Griekse
denkbeeld van een drievuldige God had nu Christus’ leer verdrongen dat hij en zijn Vader twee
afzonderlijke personen zijn, in geen enkel opzicht gelijk aan elkaar. – Markus 13:32; Johannes
14:28” (Blz.27, wij onderlijnen in de tekststrepen).

In ‘Ontwaakt!’ van 8 maart 1992 lezen we: “De bijbel en ons gezonde verstand maken ons
duidelijk dat onze kennis van God onvermijdelijk beperkt is. Maar deze beperktheid
rechtvaardigt geenszins dat wij van onze kennis van God een mysterieuze leerstelling maken,
zoals de Drieëenheid, die alleen ons begrip van hem vertroebelt” (Blz.27, wij onderlijnen in de
tekst).

Volgens ‘DE WACHTTOREN’ van 1 februari 1990 gaat het hierom: “De zich ontwikkelende mens
der wetteloosheid ontleende ook leerstellingen aan het heidendom. Zo werd een mysterieuze,
onbegrijpelijke drieënige god in de plaats gesteld van de Ene die zegt: “Ik ben Jehovah, en er is
geen ander. Behalve mij is er geen God” (Jesaja 42:8; 45:5)” (Blz.13).

In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 augustus 1992, blz.23 moet u het zo begrijpen: “Wat is de
Drieëenheidsleer dus? Het is in feite een heidense leer die ervoor doorgaat christelijk te zijn. Ze
werd door Satan gestimuleerd om mensen te misleiden, om God verwarrend en mysterieus voor
hen te maken. Dit heeft tot gevolg dat zij ook meer bereid zijn om andere vals-religieuze
denkbeelden en verkeerde praktijken te aanvaarden” (wij onderlijnen in de tekststrepen).

In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 november 1993 lezen we: “De religieuze leiders van de christenheid
bewandelen dezelfde weg. Zij vervingen de naam Jehovah door “God” (“Allah” in het Arabisch)
en “Heer”. Dat heeft tot de ontwikkeling van de valse leer van de Drieëenheid bijgedragen, die
niet op de Heilige Schrift gebaseerd is” (Blz.4, wij onderlijnen in de tekststrepen).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 12

Hun bewering in ‘DE WACHTTOREN’ van 1 december 1995 is deze: “Ook in deze tijd zijn veel
traditionele geloofsovertuigingen ‘in strijd met zelfs de geschriften van de apostelen’. De
christenheid heeft de waarheidswateren vergiftigd met talloze door demonen geïnspireerde
denkbeelden zoals de Drieëenheid” (Blz.5, wij onderlijnen in de tekststrepen).

Waar alles om draait in de christelijke leer is de persoon van Christus. Over Hem schrijft
Lucas de woorden aanhalend van Petrus:
“dat God Hem én tot Here én tot Christus gemaakt heeft” (Hand.2:36)
“En de behoudenis is in niemand anders, want er is ook onder de hemel geen andere naam
aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden” (Hand.4:12)
“Deze is aller Heer” (Hand.10:36).

Wie is Deze dan? Is Hij alleen maar een goed mens geweest ons tot voorbeeld? En wat leren
Jehovah’s Getuigen over Hem?

Het volgende uit een artikel getiteld ‘Wat leert de bijbel over de Godheid van Christus?’ in
‘DE WACHTTOREN’ van 1 september 1963 geeft in het kort wat ze hierover leren. “Wat zegt de
bijbel over de godheid van Christus? Dat er een tijd is geweest dat Jezus niet bestond, dat hij
voordat Hij uit Maria werd geboren een bestaan in de hemel had als een glorierijk geestelijk
schepsel, het Woord, een god; dat hij toen naar de aarde kwam, volkomen mens was, wat zijn
aard betreft niet meer en niet minder dan de volmaakte Adam; dat hij sedert zijn opstanding een
machtige glorierijke goddelijke geest is, onvergankelijk en onsterfelijk; en dat Jezus nooit gelijk
aan zijn Vader is geweest maar altijd diens ondergeschikte blijft.” (Blz.536). (Vergelijk ‘Ontwaakt!’
van 22 juni 1973 blz.28, laatste paragraaf).
Men kan dit herleiden tot vijf punten:
1°) Christus is een schepsel
2°) Christus was vóór zijn aardse bestaan een god
3°) Christus was als mens alléén maar mens
4°) Christus was ná zijn opstanding een goddelijke geest
5°) Christus was nooit gelijk aan de Vader en altijd ondergeschikt.
Zijn deze leringen in overeenstemming met de Bijbel? Of is het slechts menselijke traditie waar de
Schrift geweld wordt aangedaan? Jehovah’s Getuigen dagen de mensen uit tot een onderzoek van
wat ze leren met de woorden: “Indien wij de waarheid liefhebben, behoeven we voor een
dergelijk onderzoek niet bevreesd te zijn”. Zo staat het in één van hun meest populaire
geschriften: ‘De Waarheid die tot eeuwig leven leidt’ blz.13 par.5.

Deze uitdaging is gericht aan waarheidlievende mensen en Jehovah’s Getuigen zijn zulke
mensen in hun eigen ogen althans. We richten ons daarom tot hen om samen met ons na te gaan
of hun visie op de Drie-eenheid en Jezus Christus wel degelijk Bijbels is of… leer van mensen. In
hoofdstuk twaalf staat een samenvatting in het licht van de kerkgeschiedenis.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 13

Paulus, die het ergens heeft over de dwaasheid van de wereldse filosofie, is voor ons een
goede aanmoediging geweest om enkele, soms harde, woorden op papier te zetten (1 Cor.1:18-25
/ Gal.1:8). Ten slotte mogen we aan de waarheid, vooral die uit de Schrift, niet toevoegen of
afdoen. Met de Schrift bedoelen we dan de progressieve Openbaring van God in het OT en daarna
in het NT. En het getuigenis van het NT weegt dan zwaarder dan dat van het OT volgens
bijvoorbeeld Heb.1:1-3 / Joh.1:14,18 / 1 Cor.1:18-25.

In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 juni 1988 blz.15 doet de WT een scherpe aanval op de leer van
de Drie-eenheid. We lezen er ook: “Als dan ook een leerstelling in tegenspraak is met Gods
Woord, als ze een leugen is, dan zullen wij door die leer te geloven en te onderwijzen God in
diskrediet brengen en zelf in oppositie tegenover hem komen te staan. Daarom moeten wij de
Schrift zorgvuldig onderzoeken om waarheid van leugen te onderscheiden (Handelingen 17:11).”
Maar ik veronderstel dus dat u als navolgers van de mensen in Berea die nauwkeurig te rade gingen
tot de Schriften, dat u Jehovah Getuige dit zal doen, en ons toelaten u naar enkele Bijbelteksten te
verwijzen.

In de brochure ‘De GODDELIJKE NAAM Die Altijd Zal Blijven Bestaan’ een brochure uit 1984
staat op bladzijde 5: “Als iemand opzettelijk de inhoud van de bijbel verandert of een gedeelte
weglaat, knoeit hij met het geïnspireerde Woord.” Laat ons eens degelijk nagaan of de WT deze
regel, die ze van anderen vragen, zelf opgevolgd heeft. Waarom we naar oudere geschriften van
de Wachttoren zullen verwijzen? Dat is omwille van deze uitspraak gedaan door henzelf: “Graaft
u wel eens in oudere publikaties (…)? Heeft u deze vroegere publikaties werkelijk al eens
bestudeerd? (…) Denk nimmer, ‘O, maar daar weet ik bijna alles van,’ want u zult beslist tot de
ontdekking komen dat u dat niet weet (…)” (DE WACHTTOREN, 1 augustus 1957, blz.354).

APPENDIX 1: Alle verwijzingen uit de brochure ‘Moet u…’


Op Internet vonden we het volgende en geven u dit mee in uw zoektocht naar de Waarheid.
“Watchtower’s “Trinity” Booklet References
After spending many hours trying to trace down the quotes from the Watchtower’s
“Should You Believe in the Trinity?” booklet, we decided to call the
Watchtower’s Writing Department to see if they would help. After three tries,
they sent us their reference list. We desire that as many ministries as possible
would have access to this list, in hope that it will show Jehovah’s Witnesses
that many of the quotes are actually misquotes or taken out of context.
Jim & Sherri Walters
Section 1: Should You Believe It?
1. “The Paganism in Our Christianity,” by Arthur Weigall, 1928, (G. P. Putnam’s
Sons, NY, London) p. 197; “A Dictionary of Religious Knowledge”, edited by Lyman
Abbott, 1875, (Harper & Brothers, Publishers, NY) p. 944.
2. “Catholicism,” edited by George Brantl, 1962, (George Braziller NY) p. 78.
3. “Ibid”., p. 69; “Trinitas: A Theological Encyclopedia of the Holy Trinity,.
by Michael O’Carroll, 1987, (Michael Glazier, Inc., Wilmington, Delaware) pp.29, 30.
Section 2: How Is the Trinity Explained?
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 14

4. “The Catholic Encyclopedia”, 1912, Vol. XV, (The Encyclopedia Press, Inc., NY) p. 47.
5. Heraklion, Crete, Greece, court decision 87/1986, April 7, 1986, pp. 17, 19.
6. “Our Orthodox Christian Faith”, by Athanasios S. Frangopoulos, (The
Brotherhood of Theologians, Athens, Greece) Third Edition, Chapter IV, 1985, p.71.
7. “New Catholic Encyclopedia”, 1967, Vol. XIV, (The Catholic University of
America, Washington, D.C.) p. 304.
8. “The Encyclopedia Americana”, 1977, Vol. 27, (Americana Corporation, NY, NY) p. 116.
9. “GRIT,” (newspaper; Williamsport, PA) October 30, 1983, p. 12.
10. “The New Yorker”, (magazine; New York, NY) March 23, 1987, p. 64.
11. “L’Osservatore Romano”, (newspaper; Vatican City) August 10, 1987, p. 4.
12. “A Dictionary of Religious Knowledge”, p. 944.
13. “New Catholic Encyclopedia”, 1967, Vol. XIV, p. 304.
14. “What Are They Saying About the Trinity?” by Joseph A. Bracken, 1979,
(Paulist Press, NY) pp 1, 3.
15.” Christianity and the World Religions.” by Hans Kung, 1986, (Doubleday &
Co., Inc., Garden City, NY) p. 113.
16. “The Catholic Encyclopedia,” 1912, Vol. XV, p. 47.
17.” Theological Dictionary,” by Karl Rahner & Herbert Vorgrimler, 1965, (Herder
and Herder, NY) p. 470.
Section 3: Was It Clearly a Bible Teaching?
18. “The Illustrated Bible Dictionary”, 1980, Part 3, (InterVarsity Press,
Tyndale House Publishers, Hodder and Stoughton, Sydney and Auckland, Australia) p. 1597.
19. “New Catholic Encyclopedia”, 1967, Vol. XIV, p. 304.
20. “The Catholic Encyclopedia,” 1912, Vol. xv, p. 47.
21. “Trinitas: A Theological Encyclopedia of the Holy Trinity”, by Michael
O’Carroll, 1987, p. 208.
22. “The Encyclopedia of Religion,” Mircea Eliade, editorinchief, 1987, Vol. 15,
(Macmillan Publishing Company, NY) p. 54.
23. “New Catholic Encyclopedia,” 1967, Vol. xiv, p. 306.
24.” The Triune God”, by Edmund J. Fortman, 1972, (Baker Book House, Grand
Rapids, MI) pp. xv, 8, 9.
25.” The Encyclopedia of Religion”, Mircea Eliade, editorinchief, Vol. 15, p.54.
26.” The Triune God”, pp. xv, xvi, 16.
27.” The New Encyclopaedia Britannica,” 1985, Vol. 11, Micropaedia,
(Encyclopaedia Britannica, Inc., Chicago, IL) p. 928.
28. “A Short History of Christian Doctrine” by Bernhard Lohse, 1966, (Fortress
Press, Philadelphia, PA) p. 38.
29. “The New International Dictionary of New Testament Theology,” Colin Brown,
general editor, 1976, Vol. 2, (Zondervan Publishing House, Grand Rapids, MI) p.84.
30. “Origin and Evolution of Religion”, by E. Washburn Hopkins, 1923, (Yale
University Press, New Haven, CT) p. 336.
31. “The Paganism in Our Christianity”, p. 197.
32 . “The New International Dictionary of New Testament Theology”, Vol. 2, p. 84.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 15

33. “The Paganism in Our Christianity”, p. 198.


34. “Encyclopaedia of Religion and Ethics”, edited by James Hastings, 1922, Vol.
XII, (Charles Scribners Sons, NY) p. 461.
35. “New Catholic Encyclopedia”, 1967, Vol. XIV, p. 299.
36. “The Church of the First Three Centuries,” by Alvan Lamson, 1869 edition,
(Horace B. Fuller, Boston, MA) pp. 124, 125.
37. “Ibid”., pp. 70, 71.
38. “Ibid”., p. 103.
39. “Ibid”., pp. 106, 107, 108.
40. “Ibid”., p. 180.
41. “Ibid”, pp. 182, 183.
42. “Ibid”., pp. 56, 57.
Section 4: How Did the Trinity Doctrine Develop?
43. “Babylon the Great Has Fallen!”, Watchtower Society, 1963, p. 477.
44. “The Early Church,” by Henry Chadwick, 1967, (Penguin Books Ltd.,
Harmondsworth, Middlesex, England) pp. 122, 124.
45. “Encyclopaedia Britannica”, 1971, Vol. 6, (Encyclopaedia Britannica, Inc.,
Chicago, IL) p. 386.
46. “A Short History of Christian Doctrine,” by Bernhard Lohse, 1966, p. 51.
47. “The New Encyclopaedia Britannica,” 1985, Micropaedia, Vol. 11, p. 689.
48. “The Encyclopedia Americana,” 1977, Vol. 27, p. 117.
49. “Catholicism”, edited by George Brantl, 1962, pp. 69, 70.
50. “The New Encyclopaedia Britannica,” 1985, Micropaedia, Vol. 1, pp. 664, 665;
“History of Dogma,” by Adolph Harnack, Vol. 4, 1958 edition, (Russell and
Russell, NY) p. 136.
51. “Origin and Evolution of Religion,” by E. Washburn Hopkins, 1923, p. 339.
52. “The Encyclopedia Americana,” 1956, p. 294L.
53. “The Story of Civilization:” Part III, “Caesar and Christ,” by Will Durant,
1944, (Simon and Schuster, NY) p. 595.
54. “Egyptian Religion”, by Siegfried Morenz, 1973, (Cornell University Press,
Ithaca, NY) p. 255.
55. Ibid., p. 257.
56. “History of Christianity”, by Edward Gibbon, 1891, (Peter Eckler, No. 35, NY) p. xvi.
57. “A Dictionary of Religious Knowledge,” by Lyman Abbott, 1875, p. 944.
58. “The Paganism in Our Christianity”, p. 197.
59. “Encyclopaedia of Religion and Ethics” edited by James Hastings, 1922, Vol.
XIi, p. 458.
60. “Nouveau Dictionnaire Universel,” by Maurice Lachatre, Paris, (no date),
Vol. 1, p. 1467, English translation in August 1, 1984 “Watchtower”, p. 21.
61. “The New SchaffHerzog Encyclopedia of Religious Knowledge”, edited by Samuel
Macauley Jackson, 1957, Vol. IX, (Baker Book House, Grand Rapids, MI) p. 91.
62.” The Church of the First Three Centuries”, by Alvan Lamson, 1860 edition, p. 34.
63. “Outlines of the History of Dogma,” by Adolf Harnack, 1957 edition, (Beacon
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 16

Press, Beacon Hill, Boston, MA) p. 194.


64. “Ibid”.
65. “A Statement of Reasons”, by Andrews Norton, 1872, Fifth edition, (American
Unitarian Association, Boston, MA) pp. 94, 104.
Section 5: What Does the Bible Say About God and Jesus?
66. “A Critical History of the Evolution of Trinitarianism”, by Levi Leonard
Paine, 1900, (Houghton, Mifflin, and Company, Boston and New York; The Riverside
Press, Cambridge) p. 4.
67. “Ibid.”
68. “A Dictionary of the Bible”, by William Smith, revised and edited by F. N.
and M. A. Peloubet, 1948, (MacDonald Publishing Company, McLean, VA) p. 220.
69. “The American Journal of Semitic Languages and Literatures”, Vol. XXI, 1905,
p. 208, taken from “Insight on the Scriptures”, (Watchtower) Vol. 1, 1988, p. 968.
70. “Ibid”.
71.” Webster’s New Collegiate Dictionary,” 150th Anniversary Edition, 1981, (The
G. & C. Merriam Company, U.S.) p. 99.
72.” Vine’s Expositor Dictionary of Old and New Testament Words”, by W. E. Vine,
1981, (Fleming H. Revell Co., Old Tappan, NJ) p. 140.
73. “The Exhaustive Concordance of the Bible”, by James Strong, 1890, (Abingdon
Press, NY) pp. 20, 49.
74. “A Greek and English Lexicon of the New Testament”, by Edward Robinson,
1850, (Harner & Brothers, Publishers, NY) p. 471.
75. “Theological Dictionary of the New Testament”, edited by Gerhard Kittel,
1967, Vol. IV, (Wm. B. Eerdmans Publishing Company, Grand Rapids, MI) pp. 738,740.
Section 6: God Always Superior to Jesus
76.” Bulletin of the John Rylands Library.” Manchester, England, 196768, Vol.
50, (The John Rylands Library, Manchester, England) p. 258.
77. “Ibid”. pp. 258, 259.
78. “Ibid”. p. 251.
79.” Ibid”. p. 250.
Section 7: The Holy Spirit: God’s Active Force
80. “Our Orthodox Christian Faith”, by Athanasios S. Frangopoulos, Third
Edition, 1985, (The Brotherhood of Theologians, Athens) p. 71.
81. “The Triune God”, p. 9.
82. “Word Pictures in the New Testament”, by Archibald Thomas Robertson, 1930,
Vol. I, (Harper & Brothers Publishers, NY and London) p. 245.
83. “The New American Bible”, 1970, (Catholic Book Publishing Co., NY) p. 128.
84. “The Catholic Encyclopedia”, 1912, Vol. 15, (The Universal Knowledge
Foundation, Inc., NY) p. 49.
85. “The Triune God”, pp. 6, 15.
86. “New Catholic Encyclopedia”, 1967, Vol. 14, (The Catholic University of
America, Washington, D.C.) p. 574.
87. “Ibid”., p. 575.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 17

88. “A Catholic Dictionary”, by William E. Addis & Thomas Arnold, 1960, p. 810,
revised by T. B. Scannell, P. E. Hallett, Gordon Albion and members of staff of
St. John’s Seminary, Wonersh (Routledge & Kegan Paul Limited, London).
89. “Ibid”., p. 812.
Section 8a: What About Trinity “Proof Texts”?
90. “New Catholic Encyclopedia,” 1967, Vol. XIV, p. 306.
91. “Cyclopedia of Biblical, Theological, and Ecclesiastical Literature”, by
John McClintock & James Strong, 1287, Vol. X, (Baker Book House, Grand Rapids,
MI) p. 552.
92. “Ibid”.
93. “Ibid.”
94. “Commentary on the Gospel According to John,” by John Calvin, translated
from the Latin by William Pringle, 1847, Vol. 1, (The Calvin Translation Society,
Edinburgh) p. 417.
95. “The Holy Bible,” Douay Version 1609, (P. J. Kennedy & Sons, NY) p. 206.
96. “The Holy Bible”, Authorised King James Version, 1611 (by Collins ClearType
Press for Watch Tower Bible and Tract Society) p. 161.
97. “The New Testament”, by George R. NoJA, 1869, (American Unitarian
Association, Boston, MA) p. 432.
98. “Das Neue Testament in Der Scrache Von Heute” by Friedrich Pfaffllin, 1965,
(Verlegt Bei Eugen Salzer in Heilbronn) p. 381.
99. “La Bibbia Concordata” edited by Arnoldo Mondadori, 1968, (Societa Biblica
Italiana) p. 1938.
100. “Good News Bible, The Bible in Today’s English Version,” 1976, (American
Bible Society, NY) p. 266.
101. “The New Jerusalem Bible”, 1985, (Doubleday & Co., Inc., Garden City, NY) p. 1941.
102. “The Epistle of Paul to the Philippians”, by Ralph P. Martin, 1959, (The
Tyndale Press, London) p. 97.
103. “The Expositor’s Greek Testament”, The Epistle to the Philippians by H. A.
A. Kennedy, 1967, (Grand Rapids Book Manufacturers, Inc., Grand Rapids, MI).
104. “The Holy Bible”, Authorised King James Version, 1611, p. 50.
105. “The Pentateuch and Haftorahs”, edited by Dr. J. H. Hertz, 1941, Vol. 1,
(Oxford University Press) p. 215.
106. “The New Testament,” by George R. NoJA, 1869, p. 220.
107. “The Bible, An American Translation,” by J. M. P. Smith & Edgar J.
Goodspeed, 1935, (University of Chicago Press, Chicago, IL) p. 95.
108. “Das Neue Testament,” by Jorg Zink, 1965, (Krenz Verlag Stuttgart, Berlin,
Germany), p. 230.
109. “The Living Bible Paraphrased,” 1971, (Tyndale House Publishers, Wheaton, IL) p. 847.
110. “The Simple English Bible, New Testament,” American edition, 1981,
(International Bible Publishing Company, NY, NY) p. 273.
111. “The Living Bible Paraphrased,” 1971, p. 847.
Section 8b: What About Trinity “Proof Texts”?
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 18

112. “The Holy Bible”, Authorised King James Version, 1611, p. 75.
113. “Journal of Biblical Literature,” edited by Joseph A. Fitzmyer, 1973, Vol.
92, (The Society of Biblical Literature) p. 85.
114. “The New Testament in an Improved Version, Upon the basis of Archbishop
Newcome’s New Translation: With A Corrected Text,” 1808, (Richard Taylor and
Co., London).
115. “The Emphatic Diaglott” by Benjamin Wilson, 1864, (Fowler & Wells Co.,
Publishers, NY).
116. “La Bible du Centenaire”, L’Evangile selon Jean, by Maurice Goguel, 1928.
117. “The Bible, An American Translation,” by J. M. P. Smith & Edgar J.
Goodspeed, 1935, p. 85.
118. “Das Neue Testament”, by Ludwig Thimme, 1946, p. 219.
119. “New World Translation of the Christian Greek Scriptures”, 1950, p. 282.
120. “The New Testament”, by James L. Tomanek, 1958, (Arrowhead Press, ID).
121. “Das Evangelium nach Johannes,” by Siegfried Schulz, 1975, (Gottingen,
Vandenhoeck & Ruprecht).
122. “Das Evanqelium nach Johannes”, by Johannes Schneider, 1978.
123. “Journal of Biblical Literature”, edited by Joselph A. Fitzmyer, 1973, Vol. 92, p. 85.
124. “Ibid”., p. 87.
125. Joseph Henry Thayer’s personal copy of Griesbach’s Greek New Testament
text, 1809, with Thayer’s handwritten comments on John 1:1 interleaved.
126. “Dictionary of the Bible”, by John L. McKenzie, 1965, (Macmillan Publishing
Co., Inc., NY) p. 317.
127. “Theology Today”, (magazine) April 1953, p. 75.
128. “Ibid.”
129. “Bulletin of the John Rylands Library,” Manchester, 196768, Vol. 50, p. 253.
130. “Ibid”.
Section 9: Worship God on His Terms
131. “The Amplified Bible, 1965, (Zondervan Bible Publishers, Grand Rapids, MI) p. 325.
132. “New Catholic Encyclopedia, 1967, Vol. X, p. 21.
133. “Ibid., Vol. IX, p. 359.
134. “Christianity and the World Religions, by Hans Kung, 1986, (Doubleday &
Co., Inc., Garden City, NY) p. 113.
135.” Time, (magazine; Time Inc., NY, NY) December 16, 1946, p. 64.”

Bovendien ook nog dit van Arellano Angel Jr., ‘Exposing ‘Should You Believe in the Trinity’, te
bestellen langs email angmar@gte.net In deze brochure staan alle Wachttorencitaten van de
Engelse uitgave van ‘Moet u…’ De ingekorte en misleidende Wachttorencitaten staan in groene
kleur het volledige citaat van de bron staat in het rood.

Hoe gaat de Wachttoren te werk in zijn brochure ‘Moet u…’?


U neemt acht delen van vijanden van het christendom, bijvoorbeeld;
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 19

1°) Lyman Abbott, ‘A Dictionary of Religious Knowledge’, 2°) Will Durant, ‘The Story of Civilization:”
Part III’, Caesar and Christ, 3°) Edward Gibbon, ‘History of Christianity’, 4°) Adolf Harnack, ‘Outlines
of the History of Dogma’, 5°) Siegfried Morenz, ‘Egyptian Religion’, 6°) een vleugje van G. H. Boo-
byer, in Bulletin of the John Rylands Library, Volume 50, Spring 1968 7°) Arthur Weigall, ‘The Pa-
ganism in Our Christianity’, 8°) Alvan Lamson, ‘The Church of the First Three Centuries.’ Daar een
klein scheutje van een degelijk trinitarische deskundige als negende deel, bijvoorbeeld ‘The Triune
God’, door Edmund J. Fortman en als tiende deel iets kruidigs uit, The New Encyclopaedia
Britannica, 1985, Micropaedia. Dat ziet er alles zeer voedzaam uit maar is wel degelijk giftig voor
je geest. U leest verder en zal merken waarom! (In de lijst van Jim & S. Walters hierboven kan u
vinden door wie het werk is uitgegeven en in welk jaar.)

En tot slot van dit hoofdstuk twee citaten van de WT en de rest die ze niet willen aanhalen.
Om u een denkbeeld te geven van verkrachting van citaten. The Encyclopedia of Religion is één van
die boeken die de WT regelmatig aanhaalt. Zo ook in hun brochure over de Drie-eenheid. We
citeren van bladzijde 6: “The Encyclopedia of Religion zegt: “Theologen zijn het erover eens dat ook
het Nieuwe Testament geen expliciet dogma van de Drieëenheid bevat.” Maar regelmatig, ook als
het belangrijkste er aan komt, dan stopt men met het citaat volledig weer te geven. Men zou
anders zijn vingeren verbranden. Als ze er dan uit citeren: dat theologen vandaag de dag het erover
eens zijn dat de Hebreeuwse Bijbel geen leer van de Drie-eenheid bevat en dat het Nieuwe
Testament ook van de Drie-eenheid geen expliciete doctrine heeft, gaat het artikel van de
Encyclopedia de zaak verder bespreken in dat werk. Want er zijn “binitarische teksten” in de
Schrift. Binitarisch wil zeggen “twee” = 2 Goden en dat God vlees aanneemt in Christus. En dan
kunnen we dit lezen in da boek, over de leer van de Drie-eenheid dat de: “oorsprong rechtmatig
kan worden gezocht in de Bijbel. (...) Want wat de Schriften vertellen over de activiteit van God
(...) is de bron van de latere trinitarische leer.” ⎯ The Encyclopedia of Religion, vol.15, blz.54.

We lezen in de drie-eenheid brochure blz.5 ook nog: “En de New Catholic Encyclopedia zegt
eveneens: “Het dogma van de Heilige Drievuldigheid wordt in het O[ude] T[estament] niet
onderwezen.” Dan stopt men, jammer genoeg, want dat boek gaat verder te verklaren:
“In het NT is het oudste bewijs te vinden in de brieven van Paulus, in het bijzonder 2 Cor.13:13 en 1
Cor.12:4-6. In de evangeliën is het bewijs van de Drie-eenheid uitdrukkelijk alleen te vinden in de
doopformule van Mat.28,19. ... Op veel plaatsen echter van het Oude Testament, worden
uitdrukkingen gebruikt die door enkele van de kerkvaders referenties of voorafschaduwingen zijn
van de Drie-eenheid. ... de geestesgesteldheid van Gods volk werd dus voorbereid aan de hand van
de concepten die betrekking zouden hebben op de komende openbaring van de leer van de Drie-
eenheid.” ⎯ New Catholic Encyclopedia, vol.14, blz.306. U begrijpt dat de onoprechtheid van de WT
hiermee in aangetoond.

De WT heeft ook enkele citaten genomen van Edmund J. Fortman in de brochure van de
drie-eenheid, maar waar de man duidelijker standpunten heeft, stopt men het citaat. Daarom nog
wat meer van deze: “De geest van Jahweh was vaak beschreven in persoonlijke termen. De
geest was bedroefd, begeleidde mannen, instrueerde mensen, liet hen rustten (Ps.143:10 / Neh.
9:20 / Jes.63:10,14). Maar het lijkt duidelijk dat de Joden nooit de geest beschouwd hebben als een
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 20

persoon, noch is er enig concreet bewijs dat in het Oude Testament er een schrijver was die deze
opvatting had. Een paar geleerden vandaag echter willen behouden, dat hoewel de geest meestal
gepresenteerd is als een onpersoonlijke goddelijke kracht, er een onderliggende aanname is dat de
geest een bewuste kracht (“agent” in het origineel gb) was, waarin een klimaat van
pluraliteit binnen de Godheid denkbaar was.” ⎯ The Triune God, blz.6. “De Heilige Geest wordt
meestal gepresenteerd in de synoptische evangeliën en in Handelingen als een goddelijke kracht
of macht. Maar een paar passages van de gewijde schrijvers laten een levendige indruk nadat
Hij voor hen iemand was onderscheiden van zowel de Vader en de Zoon met een
duidelijke eigen bestaan.” ⎯ The Triune God, blz.15.

BIBLIOGRAFIE VAN JEHOVAH GETUIGEN


Aid to Bible understanding, twee verscheidene drukken; van 1969 en 1971.
Hier nog te vinden in de versie van 1971 https://avoidjw.org/archive/books//ad/ en nog
veel andere zaken. Hier in een mooi leesbaar exemplaar, de versie van 457 mb.
Met de chronologie dat het koninkrijk zeker komt in 1975!
De GODDELIJKE NAAM Die Altijd Zal Blijven Bestaan, 1984.
De Grootste Mens die ooit heeft geleefd, 1991.
Dingen waarin God onmogelijk kan liegen, 1966.
God zij waarachtig, 1953.
Het herstel van het Paradijs voor de mensheid - door de theocratie, 1964.
Het leven heeft wel degelijk een doel, 1977.
Het Woord, wie is Hij volgens Johannes, 1963, in brochurevorm. Verscheen vooraf in ‘DE
WACHTTOREN’ van 1 en 15 december 1962.
Heilige geest, de kracht achter de komende Nieuwe Ordening! 1977.
Hulp tot begrip van de Bijbel, deel 1, 1982 en verder tot deel 8. Later uitgegeven
in één deel. Vertaling van ‘Aid to Bible understanding’ uitgave 1971.
Inzicht in de Schrift, deel 1 1995, deel 2 1997.
Moet u geloof stellen in de drieëenheid? 1989.
Nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, 1957.
Redeneren aan de hand van de Schrift, 1985.
Russell C.T., Studies in the scriptures, 7 delen. Het zevende deel is niet echt van
hemzelf maar door leerlingen van hem geschreven, naar wat Charles Russell had geleerd.
The Kingdom Interlinear Translation of the Greek Scriptures, 1969.
The Kingdom Interlinear Translation of the Greek Scriptures, 1985. Heeft andere appendices.
U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven, 1982.

Artikelreeks over Drie-eenheid


Deel 1, Hebben Jezus en zijn discipelen de Drieëenheidsleer onderwezen? in ‘DE
WACHTTOREN’ van 1 november 1991.
Deel 2, Hebben de Apostolische Vaders de Drieëenheidsleer onderwezen? in ‘DE
WACHTTOREN’ van 1 februari 1992.
Deel 3, Hebben de Apologeten de Drieëenheidsleer onderwezen? in ‘DE WACHTTOREN’ van 1
april 1992.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 21

Deel 4, Wanneer en hoe heeft de Drieëenheidsleer zich ontwikkeld? in ‘DE WACHTTOREN’


van 1 augustus 1992.
We hebben dit ooit gevonden op Internet. ‘Should You Believe in the Trinity?’ [online]. Watch
Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania, 1989. Available from Internet: <URL:
http://www.watchtower.org/library/ti/toc.htm

BIBLIOGRAFIE, standaardwerken

Aland B. and Aland K., The Text of the New Testament, Eerdmans, 1987.
Alford H., The Greek Testament, Moody, 1958.
Ankerberg J. and Weldon J., The Facts on the King James Only Debate, Harvest House
Publishers, 1996.
Ante-Nicene Fathers, Translation of the Writings of the Church Fathers down to A.D. 325, New
York: Charles Scribner’s Sons, 1926. (Reprint Eerdmans, 1971 en 1993.) Te vinden op Internet.
Bijbels Woordenboek, edit. A. van den Born, Romen & Zonen, 1966-1969.
Billerbeck P., Kommentar zum Neuen Testament aus Talmud und Midrasch, 6 volumes, ed.
Hermann L. Strack, München: Beck, 1922-63. Meerdere herdrukken en vertaling in het Engels!
Botterweck H. & Ringren H., Theological Dictionary of the OT, Eerdmans vanaf 1974.
Reden voor deze Engelse uitgave in plaats van de Duitse: kostte ons 1/3 minder.
Bullinger E., The Companion bible, S. Bagster & Son Ltd., Reprint, 1969.
Bullinger E., A critical lexicon and concordance, S. Bagster & Son Ltd., Reprint, 1969.
Calvin J., Institutes of the Christian Religion, John McNeill, ed., Westminster Press, 1960.
Cremer, H., Biblico-Theological Lexicon of the New Testament Greek, T & T Clark, Repr. 1962.
Dabney R., The Doctrinal Various Readings of the New Testament Greek, Banner of Trust, 1967.
Dana H.E. & Mantey J., A manual of the Greek New Testament, The MacMillan Company, 1950.
Dr. Julius Mantey heeft ‘DE WACHTTOREN’ jaren terug verboden uit dit werk nog te citeren
omdat men hem misbruikte en dingen liet zeggen die hij niet bedoelde of gezegd had.
Gill J., An Exposition on the Old and New Testaments, Baker Book House, [rep] 1980.
Girdlestone, Synonyms of the Old Testament, verscheidene herdrukken bij Eerdmans.
Harris, R. L. edit, Theological Wordbook of the Old Testament, 2 delen, Moody Press, 1980.
Jewish Religion, The Encyclopedia of the, edit. R. Werblowsky en Wigoder, Phoenix
house, London, 1967. De Joodse uitgave bij Massada Press (Israël) verscheen 1966.
De Franse uitgave bij du Cerf, 1993.
Klijn A.F.J., Apostolische Vaders, 3 delen, Bosch en Keuning, 1966-1967.
Kittel G. and Gerhard Friedrich, eds., Theological Dictionary of the New Testament, ‘Abridged in
One Volume, by Geoffery Bromily, Wm. B. Eerdmans, 1985.
Koehler L. & Baumgartner W., Lexicon in Veteris Testamenti Libros, 2de uitgave 1958.
Liddell H.G. en Scott R., A Greek-English Lexicon, Revised edition, Oxford 1968.
Marshall A., The Interlinear Greek-English New Testament, Zondervan, 1958.
Metzger B., A Textual Commentary on the Greek New Testament (2nd Edition), Germany:
United Bible Societies, 1993.
Moulton J. H., George Milligan, The Vocabulary of the Greek Testament, Eerdman, 1930.
Moulton W.F.en Geden A.S., A Concordance to the Greek Testament, T & T Clark, Reprint 1970.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 22

Nicoll W.R., The Expositor’s Greek Testament, 5 delen, Eerdmans, 1983.


Robertson A.T., Word Pictures in the New Testament, Baker Book House, 1932, vele malen
herdrukt.
Robertson A.T., A grammar of the New Testament in the light of Historical Research, Broadman
Press, 1934.
Schaff P., History of the Christian Church, Eerdmans Publishing Co, 1910. Vele herdrukken.
Thayer J. H., The New Thayer’s Greek-English Lexicon, Book Publisher’s Press, 1981. De uitgave
van dit werk bij Baker Book House heeft de volgende opmerking: “A word of caution is
necessary. Thayer was a Unitarian, and the errors of this sect occasionally come through in the
explanatory notes. The reader should be alert for both subtle and blatant denials of such doc-
trines as the Trinity, the inherent and total depravity of fallen human nature, the eternal punish
ment of the wicked, and Biblical inerrancy” (Joseph Henry Thayer: A Greek-English Lexicon of
the New Testament, Publishers Introduction, blz.VII).
Tenney M., Zondervan Encyclopedia of the Bible, 5 delen, Zondervan, 1975.
The Greek New Testament (4th Edition). Ed. by Barbara Aland, Kurt Aland, Johannes
Karavidopoulos, Carlo Martini, and Bruce Metzger. Germany: United Bible Societies, 1994.
The Nicene and Post-Nicene Fathers, Eerdmans, 1978. Te vinden op Internet.
Theologisch Woordenboek, edit. H. Brink, Romen & Zonen, 3 delen, vanaf 1952.
Tomson C., The Septuagint Bible, The Falcon’s Wing Press, 1954.
Trench, Synonyms of the New Testament, Eerdmans. Meerdere herdrukken.
Vaughn C., (ed.), The New Testament from 26 Translations, Zondervan, 1967.
Vincent M., Word Studies in the New Testament, 1887, reprint Eerdmans, 1975.
Vine W.E., An expository Dictionary of New Testament Words, 4 delen in één,
Olihphants, 14de druk 1964.
Wuest K., Word studies in the Greek New Testament, 6 delen, meerdere herdrukken.

Alle sleutelwoorden in de vier woordenboeken van Hastings editor, bij Clark & Clark, 1890 tot
1915 zijn steeds de moeite waard om te lezen. Dat zijn: Dictionary of the Bible, Dictionary of Christ,
Dictionary of the apostolic church, Encyclopaedia of Religion and Ethics. Ze zijn van het moderne
type Bijbeluitleg maar hebben ook zeer goede artikelen.

BIBLIOGRAFIE, andere
[Aangezien onze eerste versie er al was in 1977 en we maar steeds hebben bijgestudeerd en deze
lijsten aangevuld is er veel dat men niet meer kan vinden dan tweedehands. Ook niet meer in onze
bibliotheek. We gaan naar de 85 jaren toe op 31/10/2023 en zijn we al jaren alles aan het
weggeven. En naar de verbrandingsovens want we hadden en hebben nog steeds de noodzaak (?)
om in onze boeken te schrijven met stiften en balpen. Onze Theological Dictionary of the New
Testament van Gerhard Kittel, is zo vorig jaar weggegaan. Er is maar 0,05 van dat alles
overgebleven. En mijn schoonboer zegt dat men de rest in een container zal droppen. Maar ja, we
hebben veel plezier gehad en zelf heb ik het steeds een virale infectie genoemd. Want ik heb het
en de meeste andere mensen niet! En, we missen https://libgen.rs/ enorm, daar konden we
duizenden artikelen gratis ophalen zonder de deur uit te gaan.]
Akin Daniel, Christology: The Study of Christ, Rainer Publishing, 2015.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 23

Bae-Choi Yoon, De verhouding tussen pneumatologie en christologie bij Martin Bucer en


Johannes Calvijn, Uitg. J.J. Groen en Zoon, Leiden, 1996. De schrijver promoveerde aan de
Christelijke gereformeerde Theologische Universiteit te Apeldoorn op dit onderwerp.
Balge R. D., Trinity: One God, Three Persons, Northwestern Publishing House, 2001.
Baillie D. M., God Was in Christ, Charles Scribner’s Sons, 1948.
Bainton R., Early Christianity, Van Nostrand, 1960.
Barbotin E., Humanité de Dieu, Aubier, 1970.
Barr J., The Word Became Flesh, Interpretation: A Journal of Bible and Theology,
Vol. X, 1956.
Barnett P., The Truth About Jesus, Aquila, 1994.
Barnett Paul, Jesus and the Logic of History, Apollos, 1997.
Bartel Timothy W, Trinity and Incarnation, diss., University of Oxford, 1991.
Bauckham Richard, Jesus and the Eyewitnesses, Eerdmans, 2006.
Bauckham Richard, God Crucified, Paternoster, 1998./
Bauckham Richard, Jesus and the God of Israel: God Crucified and Other Studies on the New Tes-
tament’s Christology of Divine Identity, Eerdmans, 2008.
Bavinck H., Gereformeerde dogmatiek, 4 delen, Kok, herdruk 1967.
Beek A. van de, Jezus: Kurios. Christologie als hart van de theologie, Kok, 1998.
Beek A. van de, Een eeuw theologie, Wapenveld 49 (1999).
Benson Clarence H., The One True God: Father, Son, and Holy Spirit, Crossway, 2004.
Berkhof H., Gegronde verwachting, Callenbach, 1968.
Berkhouwer G., De mens het beeld Gods, Kok, 1957.
Bethune-Baker J.F., An Introduction to the Early History of Christian Doctrine,
Methuen and Company Limited, 1933.
Bickersteth Edward Henry, The Trinity: The Classic Study of Biblical Trinitarianism, Kregel, 2000.
Bishop William Samuel, The Development Of Trinitarian Doctrine In The Nicene And Athanasian
Creeds: A Study In Theological Definition, Longmans, Green, and Co., 1910.
Bloesch D., Essentials of Evangelical Theology, Harper and Row, 1978.
Bloesch Donald, Jesus Christ: Savior and Lord, IVP, 1997.
Blomberg C. L., The Historical Reliability of the Gospels, InterVarsity Press, 1987.
Bowman R. M. Jr., & Onken B. A., Was Jesus Raised as a Spirit Creature? Dialoguing
With Jehovah’s Witnesses on 1 Corinthians 15:44-50, Christian Research Journal, Summer 1987,
Volume 10, Number 1.
Bowman R. M. Jr., Ye Are Gods? Orthodox and Heretical Views on the Deification of Man,
Christian Research Journal, Winter/Spring 1987.
Bowman R. M. Jr., Jehovah’s Witnesses and the Divine Name, Christian Research Journal,
Fall 1989, Volume 12, Number 2.
Bowman R. M. Jr., Why you should believe in the trinity, Baker, 1989.
Bowman R.M. Jr., Jehovah’s Witnesses, Jesus Christ and the Gospel of John, Baker,1998.
Bowman R. M. Jr., Jehovah’s Witnesses, Jesus’ Resurrection, and the Gospel of John,
Part one: the Resurrection as Jesus’ Climactic Miracle, The Watchman Expositor, Vol. 17, No. 2,
2000
Part two: The Resurrection as the Reason Jesus Came, The Watchman Expositor, Vol. 18, No. 1,
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 24

2001. Beide artikelen terug te vinden op Internet.


Bowman R. M. Jr., The Biblical Basis of the Doctrine of the Trinity: An Outline Study,
Internet Apologetics.com. Zeer goede classificatie van enkele honderden teksten.
Bowman R. M. Jr., 20 Errors Common to Antitrinitarian Heresies, op Internet
Bowman Robert, Jr. and J. Ed Komoszewski. Putting Jesus in His Place: The Case for the Deity of
Christ, Kregel, 2007
Boyd G., Oneness Pentecostals and The Trinity, Baker Books, 1992. De schrijver weet waarover
hij het heeft. Hij behoorde eens tot deze groep en is nu één van de grote jonge geesten in het
evangelikale wereldje. Maar met een vraagteken!
Boyd G., Trinity and Process: The A Priori Construction of a Trinitarian Metaphysic from a
Critical Evaluation of Hartshorne’s Process Theism, Peter Lang, 1992.
Boyd G., Cynic Sage or Son of God? Recovering the Real Jesus in an Age of Revisionist Replies,
Baker Books, 1995.
Boyd G., Letters from a Sceptic: A son Wrestels with His fathers Questions about Christianity,
Chariot Victor Publishing, 1996. Dit is het relaas van een agnostische vader en de antwoorden
van een gelovige zoon. Een mooi verhaal en een degelijk boek over apologetiek. Is vertaald als
Boyd Gregory & Edward, Brieven van een scepticus, Een zoon schrijft met zijn ongelovige
Vader, Uitgeverij de Vuurbaak, Barneveld, 2001.
Boyd J. M., ‘And These Three Are One’ A Case For the Authenticity of 1 John 5:7-8, Rooted in
Biblical Exegesis, versie 22 april 1999. Internet Protestant Apologetics and Theology page.
Branch R., The Jesus of The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints, The Watchman
Expositor, Vol. 10, No. 8, 1993.
Briggs C. A., The Incarnation of the Lord, Scribner’s, 1909.
Brown Marshall T, The Trinity as the Center in John Owen’s Theology, diss., Brunel University, 2007.
Brown Michael L., Answering Jewish Objections to Jesus, Vol. 2: Theological Objections, Baker
Books, 2000.
Brown R. E., Jesus: God and Man, Macmillan,1967.
Brown R.E. The Anchor Bible; Epistles of John, Doubleday & Co., 1982.
Brown R. E., An Introduction to New Testament Christology, Paulist Press, 1994.
Brown H. 0. J., The Bible and Mythology, Christianity Today, vol. 18, No. 25, 1974.
Bruce A. B., The Humiliation of Christ, T. & T. Clark, 1915.
Bruce F. F. Commentary on the Epistle to the Hebrews, The New International
Commentary on the New Testament, Eerdmans, 1955.
Bruce F. F., Jesus: Lord & Savior, Intervarsity Press, 1986.
Brumback C., God in Three Persons, Pathway Press, 1959.
Brunner E., The Christian Doctrine of God, Westminster Press, 1949.
Buckley W. F., Jr., et al, Will the Real Jesus Please Stand Up! The Jesus Seminar’s Dr. John
Dominic Crossan vs. Dr. William Lane Craig, Turner-Welninski Publishing, 1995.
Buswell J. Jr., A Systematic Theology of the Christian Religion, Zondervan, 1980.
Campbell D., All the Fulness, Word Aflame Press, 1975.
Campbell D., The Eternal Sonship = A refutation according to Adam Clarke, Word Aflame Press,
1978.
Capes David B., Old Testament Yahweh Texts in Paul’s Christology, J. C. B. Mohr (Paul Siebeck),
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 25

Carson D. A., Jesus the Son of God, Crossway, 2012


Casey M., Son of Man: The Interpretation and Influence of Daniel 7, SPCK, 1979.
Chalfant W., Ancient Champions of Oneness, 1979, reprint Hazelwood Missouri: Word Af-
lame Press, 1982.
Charles R.H., Eschatology, the doctrine of a future life, Shocken Books edition, 1963.
Charlesworth J. H., Jesus and the Dead Sea Scrolls, Doubleday, 1992.
Charlesworth J. H., Jesus Within Judaism, Doubleday, 1988.
Charlesworth J. H., John and the Dead Sea Scrolls, Crossroad, 1991.
Chemnitz M., The Two Natures in Christ. trans. by J. A. O. Preus, Concordia Publishing House,
1971.
Clarke A., The New Testament: A Commentary and Critical Notes, Abingdon Press, n.d.
Clines D., The image of God in Man, Tyndale Bulletin n°19, 1968, blz.53-103.
Cloute J., Reformed Christology: Modern Nestorianism? [Prepared for Professor Gurgel,
Systematic Theology 223, May 26, 2000]. Gevonden op de internetsite van de Wisconsin
Evangelical Lutheran Synod. Een werkstuk van een student de moeite waard om lezen.
Colwell E.C., A definite Rule for the Use of the Article in the Greek Testament, Journal of
Biblical Literature, 193, blz.12-21.
Concilium, De Heilige Geest, vijftiende jaargang, n°8.
Coppedge Allan, The God Who Is Triune: Revisioning the Christian Doctrine of God,
InterVaristy, 2007.
Craig W. L., Apologetics: An Introduction, Moody Press, 1984.
Crossan J. D., The Historical Jesus: The Life of a Mediterranean Jewish Peasant, Harper, 1991.
Crossan J. D., Jesus: A Revolutionary Biography, Harper, 1994. Ketterij zoals hierboven.
Cullmann O., The Christology of the New Testament, Westminster, 1957/1959.
Cullman O., The Christology of the New Testament, rev. ed. Westminster / John Knox, 1963.
Custance Arthur C., The Virgin Birth and the Incarnation, Zondervan Publishing House, 1976.
Custer S., The Truth About the King James Version Controversy, BJU University Press, 1981.
Cutsinger J. S., ed. Reclaiming the great tradition, InterVarsity Press, 1997.
de Jonge M., Christology in Context, Westminster, 1988.
Derk F., The Names of Christ, Bethany Fellowship, 2nd ed 1969.
Dorner J. A., Doctrine of the Person of Christ, T. and T. Clark, 1870. Oude klassieker.
Dunbar D., Re-visioning Jesus: The Quest to Universalize Christ, Quodlibet Journal: Volume 5,
Number 2-3, July 2003, http://www.Quodlibet.net
Dunn J. D. G., Christology in the Making, SCM, 1980. 2nd ed., Eerdmans, 1989.
Dupont J., Sun Christo, L’union avec le Christ suivant Saint Paul, Desclée Bruges, 1952.
Edersheim A., The life and times of Jesus the Messiah, Eerdmans, reprint 1972.
Nog steeds een meesterwerk van een bekeerde Jood.
Edgar Brian, The Message of the Trinity, InterVarsity Press, 2005.
Elke morgen nieuw, varia schrijvers, B. Folkertsma Stichting, 1978.
Aantekeningen bij het Joodse “achttiengebed.” Neen het heeft niets met het Onze
Vader de maken wat men ook mag beweren!
Ehnert T., An Exegesis of Philippians 2:5-9. Gevonden op de internetsite van de
Wisconsin Evangelical Lutheran Synod. Een werkstuk van een student.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 26

Erickson, M. J. Christian Theology, Baker Book House, 1985.


Erickson M. J., The Word Became Flesh, Baker Book House, 1991.
Fee Gordon, Pauline Christology, Hendrickson, 2007.
Fernando Ajith, The Supremacy of Christ. Crossway Books, 1995.
Ferguson P., God in Christ Jesus, Stockton, Calif.: Apostolic Press, n.d.
Flusser D., Jewish Sources in Early Christianity, Adama, 1987.
France R.T., editor, The Evidence for Jesus, InterVarsity Press, 1986.
Fremantle A., (ed.). A Treasury of Early Christianity, Mentor Books, 1953.
Fredriksen P., From Jesus to Christ: the Origin of the New Testament Images of Jesus, Yale
University Press, 1988.
Forsyth P. T., God the Christology Holy Father, Independent Press Ltd., 1957.
Fortman E., The Triune God, Westminster Press, 1972.
Fredriksen P., From Jesus to Christ: The Origins of New Testament Images of Jesus,
Yale U. Press, 1988.
Fuller Reginal H., The Foundations of New Testament Christology, Scribner’s, 1965.
Furnish V. P., Jesus According to Paul, Understanding Jesus Today Cambridge, Cambridge
University Press, 1993.
Furuli R., The Role of Theology and Bias in Bible Translation With a special look
at the New World Translation of Jehovah’s Witnesses, Elihu Press,1999. Voor de specialisten.
Geschreven door een Jehovah Getuige die in zijn verhaal alle registers opentrekt om veel
bombarie te maken. De gewone lezer blijft in het ongewisse of de personen die hij citeert tot
de trinitariërs of tot de anti-trinitariërs behoren. Op eenzelfde manier kan je nog veel andere
dingen beweren maar niet overtuigend bewijzen.
Gathercole Simon, The Preexistent Son: Recovering the Christologies of Matthew, Mark, and Luke,
Eerdmans, 2006.
Gesché A., Dieu est il “capax hominis”? Revue théologique de Louvain, 24, 1993, blz.3-37.
Giles Kevin. Jesus and the Father: Modern Evangelicals Reinvent the Doctrine of the Trinity,
Zondervan, 2006.
Goldsmith R., The latest JW argument from Col. 1:15, internet alkal @sssnet.com
Green Joel and Max Turner, eds., Jesus of Nazareth: Lord and Christ: Essays on the Historical Jesus
and New Testament Christology, Eerdmans, 1994.
Green Michael, ed., The Truth of God Incarnate, Eerdmans, 1977.
Grogan G.W., The New Testament interpretation of the Old Testament: a comparative study,
Tyndale Bulletin 1967, n°18, blz.54-76.
Grudem Wayne, Systematic Theology: An Introduction to Biblical Doctrine, Zondervan, 1994.
Gunton Colin E., Father, Son and Spirit: Toward a Fully Trinitarian Theology, T&T Clark, 2003.
Gunton Colin E., The Triune Creator: A Historical & Systematic Study, Eerdmans, 1998.
Gruss E.C., Apostles of denial, Presbytarian and Reformed, 1970. Dit is voor ons één van de beste
boeken ooit geschreven contra de WT. Schrijver was er zelf bij betrokken en is na zijn bekering
professor geworden aan de Baptist College van Los Angeles en de Theological Seminary te
Newhall/Cal. Hij schreef in 1973 ook, The Jehovah’s Witnesses and prophetic speculation,
uitgegeven bij dezelfde uitgeverij.
Hall C. A., Reading Scripture with the Church Fathers, InterVarsity Press, 1998.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 27

Harner P.H., Qualitative Anarthrous Predicate Nouns Mark 15:39 and John 1:1, Journal of
Bliblical Literature, March 1973, blz.75-87.
Harris D., Awake! to the Watch Tower, Twickenham, England, 1988.
Harris M.J., Jesus as God: The New Testament use of Theos in reference to Jesus, Baker Book
House, 1992. Er staat op Internet een Nederlandstalige ingekorte versie hiervan op de site
van Themelios. Nalezen, afprinten en geven aan al wie verloren is gelopen in de theologie van
Jehovah’s Getuigen.
Harris M., 3 Crucial Questions About Jesus, Baker, 1994.
Helyer Larry R, The Witness of Jesus, Paul, and John: An Exploration in Biblical Theology, IVP Aca-
demic, 2008.
Henke D., John 1:1 and Watchtower Dishonesty, The Watchman Expositor, Vol. 6, No. 8, 1989
Hendriksen W., New Testament Commentary: Exposition of Philippians, Baker Book
House, 1962.
Hengel M., Studies in Early Christology, 1985. Er is van dit prachtig werk een ingekorte
versie gemaakt in het Nederlands, te vinden op de Themelios.nl-site. Dringend na te lezen
of af te printen voor later gebruik. Onderwerp: Jezus is Messias ook tijdens zijn aards leven.
Hengel M., Sit at My Right Hand (1991), in M. Hengel: ‘Studies in Early Christology’, T &
T Clark, 1995.
Hengel Martin, The Son of God: The Origin of Christology and the History of Jewish-Hellenistic Re-
ligion, Fortress, 1976. Repr. Wipf & Stock, 2007.
Hengstenberg E.W., Christology of the Old Testament, 2 delen, herdruk Kregel, z.j..
Hermann I., Kyrios und pneuma, Kösel verlag, 1961.
Heyer C.J. den, Opnieuw: wie is Jezus? Balans van 150 jaar onderzoek naar Jezus,
Zoetermeer 1996.
Hick J., ed., The Myth of God Incarnate, Westminster, 1977.
Hirsch E. G., op internet: JewishEncyclopedia.com - artikel GOD
Hislop A., The Two Babylons, 2nd ed. Neptune, N.J.: Loizeaux Bros., 1959.
Holt B., Jesus-God or the Son of God? - Tellway Publishing, 2002. Het relaas van een
Jehovah Getuige. Zie ook Phantaz Sunlyk contra dit geschrift.
Hommel Robert, John 17:3, vanaf Internet robert.hommel@usa.net
Hommel R., Were Early christians Trinitarians? Internet www.forananswer.org
Hooker M. D., Adam in Romans I, New Testament Studies 6, 1959-60.
House H. W., The Partially Infinite God: An Exegetical Response to Greg Boyd’s The God of the
Possible, Part I, The Conservative Theological Journals, March 2002, (Volume 6, Number 17).
House H. W., The Partially Infinite God: An Exegetical Response to Greg Boyd’s The God of
the Possible, Part II, The Conservative Theological Journals, August 2002 Articles (Volume 6,
Number 18).
Houtman C., De Kritiek op de Groot Nieuws Bijbel, Nederlands Theologisch Tijdschrift, 38, 1984.
Hurtado Larry W., How on Earth Did Jesus Become a God?: Historical Questions About Earliest De-
votion to Jesus, Eerdmans, 2005.
Hurtado Larry, Lord Jesus Christ: Devotion to Jesus in Earliest Christianity, Eerdmans, 2003.
Jahn C. A. Ed., We Believe in Jesus Christ: Essays on Christology, Northwestern Publishing
House, 1999.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 28

Jewish Messianic Interpretations of Isaiah 53, Internet, Jews for Jesus.


Jewish Messianic Interpretations of Psalm 2, Internet, Jews for Jesus.
Jones M., The Epistle to the Philippians, Westminster Commentary, vol.26, Methuen and
Co., 1918.
Karkkainen Veli-Matti, The Doctrine of God, Baker, 2004.
Karkkainen Veli-Matti, Christology: A Global Introduction, Baker, 2003.
Kasper W., Jesus der Christus, Grünewald, 1974. De tegenhanger van Karl Rahner!
Kasper W., Der Gott Jesu Christi, Grünewald, 1982.
Kaufmann Kohler, artikel Christianity in its relation to Judaism, JewishEncyclopedia.com.
Internet
Kilgore W., GOD: incorporeal & invisible. Op zijn internetsite. Mooi, mooi, mooi.
Klotsche E. H., The History of Christian Doctrine, rev. ed., Baker Book House, 1979.
Kooi C. van der, Hinkelen binnen de lijnen, Kok, 1999.
Kovach S. D., The Eternal Subordination of the Son: An Apologetic Against Evangelical
Feminism, PREMISE Volume III, Number 2 / February 29, 1996.
Lapide P., Er wandelte nicht auf dem Meer. Ein jüdischer Theologe liest die Evangelien,
Gütersloh 1984, in 1985 verscheen de Nederlandse uitgave bij ten Have. Modern Joodse visie op
Jezus, profeet maar ook niet meer dan dat.
Lebreton J., Histoire du dogme de la Trinité, 2 delen, Beachesne, 8st druk 1928/1929.
Lee W., The economy of God, Living Stream, 1968. Oneness Pentacostalism.
Lee W., Concerning the Triune God, Living Stream, z. j. Oneness Pentacostalism.
Leupp Rodderick T., The Renewal of Trinitarian Theology: Themes, Patterns, & Explorations, IVP
Academic, 2008.
Lewis Peter, The Glory of Christ. Hodder & Stoughton, 1992.
Lightfoot, J. B., Saint Paul’s Epistle to the Philippians, Macmillan and Co., 1896.
Lindars B., Jesus Son of Man, Eerdmans, 1983.
Lingle W., Approaching Jehovah’s Witnesses in Love, Christian Literature crusade, 1994.
Linneman E., Gibt es ein synoptischen Problem? Hänssler, 1995.
Longenecker Richard N., The Christology of Early Jewish Christianity, Regent College, 1970;
Repr. 2001.
Luyten J., Het lijden van God in het OT, Collationes, jaargang 21, n°1, 1991, blz.21- 36.
Mackintosh H. R., The Doctrine of the Person of Jesus Christ, T. & T. Clark, 1913.
Macleod Donald, From Glory to Golgotha: Controversial Issues in the Life of Christ, 2002.
Magee G., Is Jesus in the Godhead or is the Godhead in Jesus? N.P., z. j.
Manastireanu Danut, A Perichoretic Model of the Church: The Trinitarian Ecclesiology of Dumitru
Staniloae, diss., Brunel University, 2005.
Martin T., The Watchtower and the Wholly Other, Holy Spirit, The Watchman Expositor, Vol.
15, No. 4, 1998.
Martin Walter, The Kingdom of the Cults, Revised, Updated, and Expanded Edition, Bethany House,
2003. Marsh T., The triune God: A biblical, historical and theological study, Twenty Third
Publ., 1994.
Marschall H., The development of Christology in the Early Church, Tyndale Bulletin 1967, n°18,
blz.77-93.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 29

Marshall I. Howard, The Origins of New Testament Christology, 1990.


McDonald H. D., Jesus-Human and Divine, Pickering and Inglis, Ltd., 1968.
McGrath A., Christelijke theologie. Een introductie, Kok, 1997.
McGrath A., Jezus - De God die mens werd, Boekencentrum, 1998. Leesbaar en diepgelovig en
aan te bevelen aan wie een antwoord wenst op de moderne, sceptische en ongeloofwaardige
Christologie.
McGrath A., Uitleggen wat je gelooft, Voorhoeve, 2000.
McGrath Alister E., Christian Theology: An Introduction, 4th ed. Oxford: Blackwell, 2006.
McGrath James F., John’s Apologetic Christology: Legitimation and Development in Johannine
Christology, Cambridge University Press, 2001.
Meier J., A Marginal Jew: Rethinking the Historical Jesus, Vol. I, Doubleday, 1991.
Meijering E., Irenaeus: grondlegger van het christelijk denken, Balans 2001. Verwijzen we
naar omdat de WT deze Kerkvader misbruikt en dat hun bedrog hier duidelijk is aangetoond.
Zie ook ons hoofdstuk 12.
Meijering E.P., Laag en hoog in de Christologie, Kerk en Theologie 50 (1999).
Meijering E., God Christus Heilige Geest, Balans, 2002.
Meyendorff J., Christ in Eastern Christian Thought, St. Vladimir’s Seminary Press, 1987.
Miller Glenn, Messianic Expectations in 1st Century Judaism - Documentation From Non-
Christian Sources, zijn internetsite, 3/24/96. Alles wat Miller schrijft is waard gelezen te worden.
Miller J., Is God a Trinity? 1922; rpt. Word Aflame Press, 1975.
Morey R., The Trinity: Evidence and Issues, World Publishing, Inc., 2000.
Morgan Christopher and Robert Peterson, eds., The Deity of Christ, Crossway, 2011.
Morris L., The Lord from Heaven, Inter-varsity Press, 1958. Terecht meerdere malen herdrukt.
Morris L., The Gospel according to John, Eerdmans, 1971.
Moule C.F.D. The Origins of Christology, Cambridge U. Press, 1977.
Muis J., De Godheid van Christus, In de Waagschaal, 28, 1999.
Muis J., Christologie in discussie, In de Waagschaal, 28, 1999.
Neirynck F., Paulus’ leer over ‘Christus in ons’ - ‘Wij in Christus’, Concilium, vijfde
jaargang, december 1969.
O’Brien Peter T, The Epistle to the Philippians: A Commentary on the Greek Text, Eerdmans, 1991.
O’Collins G., Christology, Oxford U. Press, 1995.
O’Neill J. C., Who Did Jesus Think He Was?, E. J. Brill, 1995.
Oort H. van, Wie van de drie? Kuitert, Van de Beek en McGrath over Jezus. In:
‘Areopagus’, nieuwe jaargang 2 [1999], nummer 5.
Orr James., The Virgin Birth of Christ, Scribner’s, 1907. Meerdere malen herdrukt.
Paterson J., God in Christ Jesus, Word Aflame Press, 1966.
Perkins P., Gnosticism and the New Testament, Fortress Press, 1993.
Phantaz Sunlyk (pseudoniem), Another Neo-Arian, A review of Brian Holt’s Jesus: God or the son
of God?, Internet, 2002. Dit is één van de mooiste verhalen contra Jehovah’s Getuigen die ik
gezien heb op Internet. Te vinden op https://apologetics.com./ en ook www.tektonics.org.
Phillips W. G., John 10:34-36: An Apologetic Study, Bibliotheca Sacra, September-December,
1989.
Preus R. D., The Theology of Post-Reformation Lutheranism, Concordia Publishing House, 1972.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 30

Quasten Johannes, Patrology, 4 vols., Christian Classics, Repr.1983


Rahner K., artikel, “Triniteit” en “Triniteitstheologie” in Sacramentum Mundi, deel 12,
blz.74-100, Paul Brand, 1971. Een voorbeeld van moderne (gematigde) opvattingen
over de Drie-eenheid. Vijftig jaar terug zou dit ketterij geweest zijn.
Rainbow Paul A, Monotheism and Christology in 1 Corinthians 8:4-6, diss., University of Oxford,
1987.
Ramm B.L, An Evangelical Christology, Eocumenic & Historic, Thomas Nelson Publishers, 1985.
Rauser R., Is the Trinity a True Contradiction? Quodlibet Journal: Volume 4 Number 4,
November 2002, http://www.Quodlibet.net
Reiling J., Hernieuwde pelgrimage langs de christologie. Kanttekeningen bij enkele
recente christologieën, Soteria 16 (1999) blz.39-54.
Reymond, Robert, Jesus, Divine Messiah, Presbyterian and Reformed, 1990.
Rice Oliver George, God the Spirit: The Relevance of John Calvin’s Pneumatology for Contemporary
Theology, diss., Trinity College, 1992.
Riesner R., Jesus als Lehrer, Mohr, 1981.
Robertson A.T., The divinity of Christ in the Gospel of John, Baker Book House, 1976.
Robertson A.T., The Minister and his Greek New Testament, Baker Book House, 1977.
Robertson Jon M, Whoever Has Seen Me Has Seen the Father: An Investigation of Christ as Medi-
ator in the Theologies of Eusebius of Caesarea, Marcellus of Ancyra and Athanasius of Alexandria,
diss., University of Oxford, 2003.
Robinson J., The human face of God, SCM Press, 3de druk 1974.
Rostrom S. N., The Christology of St. Paul, Fleming and Revell, 1912.
Sanday Wm., and Headlam A. C., The Epistle to the Romans, International Critical
Commentary, T. & T. Clark, 1962.
Sanders E.P., Jesus and Judaism, Fortress of SCM, 1985.
Sanders E.P., The Historical Figure of Jesus, Penguin Press, 1993.
Sanders E.P., Jezus, Mythe en werkelijkheid, Callenbach 1996.
Schwobel C. edit., Trinitarian theology Today: Essays on Devine being and art, T & T
Clark, 1995.
Sevenster G., Christologie van het Nieuwe Testament, Amsterdam 1946.
Snow E. V., Further evidence that Jesus is God, A Reply Against Gary Fakhoury, Anthony
Buzzard, and Wade Cox. Op internet.
So Damon Wai Kwan, Jesus’ Revelation of His Father: A Narrative-Conceptual Study of the Trinity
with Special Reference to Karl Barth, diss., University of Wales, Bangor, 2003.
Spicq C., Dieu et l’homme selon le Nouveau testament, Du Cerf, 1961.
Stanton G. N., The Gospels and Jesus, Oxford University Press, 1989.
Stafford G., Jehovah’s Witnesses Defended, An Answer to Scholars and Critics,
Elihu press, 2nd ed.1999. Door een Jehovah Getuige. Gekend ook van zijn geschreven debat
op Internet met Bowman R.M. Jr. Hier is van toepassing wat Paulus schrijft: “Niet met wijsheid
van woorden” 1 Cor.1:17.
Stewart J., A Review of The Role of Theology and Bias in Bible Translation, James Stewart’s
Response to Heinz Schmidt’s Reply to this Review. Internet www.forananswer.org
Steen M., Een God die met ons lijdt? Collationes, jaargang 21, n°1 maart, 1991, blz.37-56.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 31

Stein Robert, Jesus the Messiah, IVP, 1996.


Störig H.J., Geschiedenis van de filosofie, 2 delen, Spectrum, herdruk 1994.
Story C.I.K., What kind of Messiah did the Jews expect? BibSacra, Oct-Dec 1947, Jan-March
1948, April-June 1948.
Stott John, The Incomparable Christ, IVP, 2002.
Strauss Mark L., Four Portraits, One Jesus: An Introduction to Jesus and the Gospels, Zondervan,
2007.
Strobel Lee, The Case for Christ. Zondervan, 1998.
Strobel Lee, The Case for the Real Jesus, Zondervan, 2007.
Studer B., Trinity and Incarnation: The Faith of the Early Church, ed. Andrew Louth, Collegeville:
Liturgical Press, 1994.
Stuckenbruck Loren T. and Wendy E.S. North, eds. Early Jewish and Christian Monotheism, T&T
Clark, 2004.
Taylor V., The Person of Christ in New Testament Teaching, Macmillan and Co., Ltd., 1959.
The Blessed Trinity, artikel in The Catholic Encyclopedia, Volume XV Copyright © 1912 by
Robert Appleton Company Online Edition Copyright © 2003 by Kevin Knight
The Trinity Exposed Website en Rick Stamp’s Bible Exegisis site, waren twee internesites gerund
door mensen van de Wachttoren. Maar het genootschap heeft nieuwe richtlijnen vastgelegd
hieromtrent (men wil over alles controle hebben!) en deze twee zijn uit de boot gevallen.
Thiede C. P., Ooggetuige van Jezus: Nieuw licht op het ontstaan van het christendom
door de ontdekking van papyrusfragmenten, Callenbach, 1996.
Thompson J., Modern trinitarian perspectives, Oxford University Press, 1994.
Thompson Marianne Meye, The Incarnate Word: Perspectives on Jesus in the Fourth Gospel, Hen-
drickson, 1993.
Todt H. E., The Son of Man in the Synoptic Tradition, Westminster, 1965.
Toon P., Our triune God: a biblical portrayel of the Trinity, Victor Books/Bridgepoint, 1996.
Torrance T.F., The trinitarian faith: the evangelical theology of the ancient Catholic
Church, T &T Clark, 1993.
Torrance T.F., Trinitarian Perspectives, toward doctrinal agreement, T & T Clark, 1994.
Torrance Thomas F, The Christian Doctrine of God, One Being Three Persons, T&T Clark, 1996.
Torrance Thomas F, Incarnation: The Person and Life of Christ, IVP Academic, 2008.
Van Niftrik G., Kleine dogmatiek, Callenbach, 1961.
Van Voorst Robert, Jesus Outside the New Testament, Eerdmans, 2000.
Vermes Geza., Jesus the Jew, Fortress, 1973.
Vogel C.de, Ecclesia catholica, Het Spectrum, 1947.
Wainwright Arthur W., The Trinity in the New Testament, SPCK, 1969.
Walvoord J. F., Jesus Christ Is Lord, Moody Press, 1969.
Ware Bruce A., Father, Son, & Holy Spirit: Relationships, Roles, & Relevance, Crossway, 2005.
Warfield B. B., Christology and Criticism, Eerdmans, 1942.
Warfield B.B., The Person and Work of Christ, Presbytarian and Reformed Publishing House,
1950 en meerdere herdrukken. Nog steeds een meesterwerk ondanks zijn 95 jaar oud.
Wellum Stephen, God the Son Incarnate: The Doctrine of Christ, Crossway, 2016.
Wierwille V.P., Jesus Christ is not God, The American Christian press, 1975.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 32

Ketter en vriendje van de Wachttoren.


Witherington B., The christology of Jesus, Fortress, 1990.
Witherington B., The Jesus Quest: The Third Search for the Jew of Nazareth, InterVarsity Press,
1995.
Witmer J.A., Did Jesus claim to the God? BibSacra, April-June 1968.
Wright N. T., The Challenge of Jesus, IVP, 1999.
Wright N. T., Jesus and the Victory of God, Fortress Press, 1997.
Wright N. T., The Original Jesus, Lion, 1996.
Wright N. T., Simply Jesus: A New Vision of Who He Was, What He Did, and Why He Matter, Harper
2011
Wright NT, Who Was Jesus? Eerdmans Publishing Co., z.j.
Wright T., Paulus van Tarsus, een kennismaking met zijn theologie, Boekencentrum, 1998.
Via Internet Smith Machlon H. en zijn site Into his own, krijg je de belangrijkste teksten voor een
Joodse visie (uit vooral de Talmoed) op de persoon van Jezus, de Messias enz…
Citaten van oudere Nederlandse schrijvers hebben we meestal weergegeven zoals het was en de
spelling niet aangepast. En veel van de boeken die we nu hier aanhalen zullen met moeite te
verkrijgen zijn maar we hebben de lijst steeds aangevuld.
Niet vergeten: https://www.monergism.com/topics/jesus-christ/deity-christ We geven u deze
belangrijke site mee van de Gereformeerde visie!

Lijst van de afkortingen:

LXX: Romeinse letters voor de ‘Septuaginta’ Griekse vertaling uit de 3de/2de eeuw vóór Christus.
NBG: ‘Bijbelvertaling’ van het Nederlandse Bijbelgenootschap, 1951. We citeren uit twee uitgaven
(begin 1960 en midden 1970) waarin we enkele kleine verschillen bemerken nadat alles te boek
staat. Die verschillen zijn niet aangepast.
NWT: ‘New World Translation’, meerdere uitgaven, we verwijzen steeds naar het jaartal.
NWV: ‘Nieuwe Wereldvertaling van de Heilige Schrift’, met studieverwijzingen, Watch Tower bible
and tract Society, herziene uitgave 1995. De volgende opmerking doen we niet weg want/maar de
internetsite waar we naar verwijzen bestaat niet meer! Op de internetsite Track.nl vonden we een
NWV en we citeren daaruit iets uit de inleiding: “In het besef van deze zware verantwoordelijkheid
heeft een comité van toegewijde mannen in de loop van vele jaren de New World Translation of
the Holy Scriptures tot stand gebracht. Het gehele werk werd oorspronkelijk in zes delen
uitgegeven, die van 1950 tot 1960 zijn verschenen. Vanaf de aanvang was het de wens van de
vertalers, al deze delen samen te brengen in één boek, daar de Heilige Geschriften in
werkelijkheid één boek van de Ene Auteur vormen. Zo verscheen in 1961 een herziene uitgave in
één band, waarin echter in tegenstelling tot de oorspronkelijke delen geen verwijsteksten in de
marge en geen voetnoten stonden.” Dit is niet waar en we zullen op verschillende teksten wijzen
waar Jehovah’s Getuigen de Schrift gewoon geweld aandoen in hun vertaling.

SV: ‘Statenvertaling’, Nieuwe uitgave door Ds. W. L. Tukker voorzitter, 1977.


HSV: ‘Herziene Statenvertaling’
TDNT: zie Kittell in standaardwerken.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 33

TDOT: zie Botterweck in standaardwerken.


WT: WATCH TOWER altijd als verwijzing naar het genootschap. Een citaat uit het gelijknamige
tijdschrift is voluit geschreven als ‘DE WACHTTOREN’.
z.j.: zonder jaar, publicaties zonder jaar van uitgifte.

We hebben onze eigen afkortingen van de Bijbelboeken die meestal deze van de vroegere NBG
zijn. Uitzonderingen o.a.: Openbaring, onze afkorting is Opb. in plaats van Op., Marcus is Marc. en
niet Mark., Lucas is Luc. en niet Luk.
Iets over de lay-out
We hebben getracht door middel van de letterweergave de afkomst van de citaten te
identificeren voor de lezer. Vertalingen uit Franse, Duitse en Engelse literatuur zijn van onszelf.
Uitzonderlijk geven we de originele tekst. We hebben de vroegere oude spelling uit de citaten ook
niet aangepast. We volgen hierin de regel van P.J. van der Horst, Redactiewijzer, SDU-uitgeverij,
1993. Hij zegt op blz.12: “Het spreekt wel vanzelf dat we niet aan de spelling van citaten komen;
duidelijke zetfouten daarin kunnen we wél aanpassen” en op blz.76: “In citaten mogen we
natuurlijk niets veranderen, ook niet in de spelling. Een uitzondering zijn duidelijke zetfouten.”

Zwart en recht: Alle Bijbelcitaten, Nederlandse, Hebreeuwse en Griekse met uitzondering van
de NWV. Ook enkele woorden om nadruk hierop te leggen.
Zwart en schuin: Alle aanhalingen uit literatuur van de WT, ook hun NWV.

Schuin: De verwijzingen naar schrijvers en apocriefe teksten, evenals enkele woorden om nadruk
te leggen. En ook de inkleuringen zijn van onszelf!
We hebben in de tekst de Griekse en Hebreeuwse tekst omgezet in een transliteratie omdat er
veel computers zijn die het wél kunnen lezen maar niet afprinten omdat er geen ondersteuning
daarvoor is in de software. We schatten dat er twaalf Griekse en negen Hebreeuwse
letteralfabetten in omloop zijn en dat maakt het niet eenvoudig.

We hebben gekozen voor één doorlopende tekst, zoveel jaren terug. Wellicht zijn veel lezers
hieraan vreemd. We doen het om twee redenen. Want uit zelfondervinding weten we dat men
niet steeds achteraan in het boek gaat nakijken waar de referentie vandaan komt. En ten tweede
een degelijke scriptie waar de voetnoten netjes onderaan verwerkt zijn vraagt enorm veel tijd. En
zoals de meesten in de 3de leeftijd (nu 84) kan men dat geduld niet meer opbrengen. Alsof het ons
aan tijd ontbreekt! Bij de eerste versie was onze kennis van boeken schrijven ook primitief. In de
jaren 1970/1980 waren de Pc’ s zo goot als een huis!
http://bijbel.opurk.nl/ de Leidse- en Luthervertaling worden met toestemming gebruikt:
We hebben de vergelijkende Bijbelvertalingen in kleur overgenomen uit een site op internet
© 1994 Importantia Publishing – Dordrecht.

Aan de lezer: Men kan dit niet gewoon lezen als een roman, daar is het onderwerp te ingewikkeld
en complex voor. Aangezien we elk argument van de Jehovah’s Getuigen opgeworpen tegen de
leer van de drie-enige tot in de details bekijken en weerleggen vragen we uw volle aandacht. Hier
valt wat te leren maar het vraagt wel attentie. Hebben we iets niet aangeraakt dat voor u belangrijk
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 34

is: we stellen uw opmerkingen, ook de kritische, altijd op prijs. Enkele zaken zijn niet vertaald, maar
dat is miniem gehouden.
Enkele zaken waar we naar zullen verwijzen zal ù niet meer vinden. Veel sites komen voor enkele
jaren en verzwinden dan weer. Enkele van hen die de verdediging van de Wachttorenleer op zich
namen zijn geboden door de leiders om dat niet meer te doen. Er worden ten 1 ste te veel fouten
gemaakt en ten 2de de WT zelf heeft het liefst eigenmachtig de touwtjes in de hand!
Een dankwoord: Aan mijn lieve vrouwtje Georgette voor het werk op de computer en het
nalezen. We zijn ons 60ste huwelijksverjaardag al een tijd voorbij. Beide in wankele gezondheid.
We leven elke dag in Gods genade.

Een nota van vroeger: We hebben dit opnieuw nagezien, in juli 2011, waarbij enkele fouten zijn
aangepast en bovendien enkele zaken toegevoegd (niet meer dan drie of vier bladzijden) zodat we
niet echt van een zesde versie kunnen spreken. De versie van 2006 was al de vijfde grote
aanpassing. De eerste versie was er al in 1969/1970 zoveel jaar geleden, toen bijna 200 bladzijden.
De nota van 2023: Ja, nog enkele aanpassingen, dit is voor ons een werk dat steeds in kleine details
wordt aangepast en soms verduidelijkt met verdere uitleg. Nu zijn er ook enkele zaken ingekleurd
om nadruk op iets te leggen. En een twintigtal bladzijden eraan toegevoegd.

We hebben een reden waarom we hier bewust blijven verwijzen naar oude geschriften van
de Wachttoren. In het maandblad van de actieve Jehovah’s Getuigen Onze Koninkrijksdienst van
juli 1993, pagina 1 lezen we het volgende: “Maak een goed gebruik van oudere uitgaven: Denk
eraan dat De Wachttoren en Ontwaakt! hun waarde niet verliezen ook al zijn ze niet allemaal
binnen een maand of twee na hun uitgavedatum verspreid. De inlichtingen die erin staan,
worden met het verstrijken van de tijd niet minder belangrijk, ...” (Wij onderlijnen in de tekst.)

We gaan de redenen en argumenten aangeven waarom we Jezus als God moeten zien en
hem ook de aanbidding geven als dat zo is. Als u denkt dat we doordraaien in de bovenkamer even
een geluid van een oude president van de Jehovah’ s Getuigen weergeven. We vragen uw aandacht
voor wat de eerste president van het Wachttorengenootschap er over schreef: “Het feit dat onze
Heer aanbidding ontving is door sommige gebruikt om te zeggen dat wijl Hij op aarde was Hij
God de Vader was verkleed als een lichaam van vlees en niet werkelijk een mens. Werd Hij
werkelijk aanbeden of gaat het om een vertaalfout? Ja, wij geloven dat onze Heer Jezus toen hij
op aarde was werkelijk en terecht aanbeden werd. Hij was niet de God, Jehovah, maar een god.
Het woord God wil zeggen: een machtige en onze Heer was in werkelijkheid een machtig iemand.
Zo staat het in de eerste verzen van het evangelie van Johannes. Het was dus toepasselijk dat
onze Heer de aanbidding ontving met de achtergrond dat hij de eniggeboren van de Vader is (...)”
(The Watchtower, July 15, 1898, blz.216, wij onderlijnen in de tekst).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 35

Hoofdstuk 1

De God en de goden

1.1 JEHOVAH’S GETUIGEN EN DE BIJBEL

We lezen in ‘DE WACHTTOREN’, het officiële tijdschrift van Jehovah’s Getuigen: “De Bijbel
is het geïnspireerde Woord van de Almachtige God en als men met behulp van de heilige geest
begrijpt hoe hij over de dingen denkt, trekt men voordeel van de wijsheid van de Schepper zoals
deze in zijn geschreven Woord staat beschreven” (‘DE WACHTTOREN’ van 1 juli 1973 blz.403). {*}

Zoiets kan iedere christen beamen. Ook wanneer zij schrijven: “Het is gebiedend
noodzakelijk dat wij het vermijden een tekst opzettelijk verkeerd toe te passen om onze stelling
te bewijzen” (blz. 401). En verder: “Wanneer teksten opzettelijk verkeerd worden toegepast,
wordt de Schrift echter grof onrecht aangedaan” (blz. 402). Dit alles schrijft het
Wachttorengenootschap terecht onder het thema van 2 Tim.2:15, het juist hanteren van het
woord der waarheid. Jehovah’s Getuigen beweren de enige religie te zijn volgens deze beginselen
opgebouwd. Maar kunnen ze deze stelling ook bewijzen. Nu is één der belangrijkste leerstellingen
van de WT hun leer dat er slechts één God is, dat Jezus Christus de eerste en voornaamste is ná
Hem, maar geschapen, en dat de Heilige Geest niets anders is dan de onzichtbare, werkzame kracht
van God. De Geest is voor hen géén persoon. Maar miljoenen christenen geloven dat de Vader,
Zoon en Geest (of 3 personen) de Godheid vormen.

Beide stellingen kunnen volgens de Bijbel niet waar zijn. Daarom dan de vraag: wat is de
waarheid? Als antwoord op die vraag geven Jehovah’s Getuigen en christenen wat Jezus hierover
zei: “Uw woord is de waarheid” Joh.17:17. Dus moet het probleem nog verder onderzocht
worden. Aangezien beiden het woord van God nemen als basis zal het liggen bij de uitleg van dat
woord. Maar de juiste uitlegging wie geeft die dan? Zijn het Jehovah’s Getuigen die geloven dat
YaHWeH één goddelijke persoon is? Of is God een: “enig Wezen waarin drie Personen werkelijk en
waarachtig van eeuwigheid onderscheiden zijn?” (Volgens de Nederlandse Geloofsbelijdenis art.8).
Men kan ook de vraag stellen: Is het waard om een discussie te wijden aan de Drie-eenheid Gods?
We geven hiervoor het antwoord van Jehovah’s Getuigen: “Dat is het inderdaad, want indien wij
een drieëenheid aanbidden en het hier om een valse leerstelling gaat is onze aanbidding ijdel,
daar ze niet op de ware God is gericht” (‘Ontwaakt!’ 8 april, 1964, blz.5). Het omgekeerde van de
stelling is echter even waar. “Buiten Mij is er géén God”, zegt Jesaja 44:6. Dus gaat het er om deze
God te leren kennen.
{*} We citeren doorheen deze studie regelmatig uit de tijdschriften ‘DE WACHTTOREN’ en
‘Ontwaakt!’ de geesteskinderen waar de WT zo fier op is. Hoe ze er zelf op aankijken ziet men in
het volgende citaat van een artikel uit ‘Ontwaakt!’ van 22 december 1991 blz.16. Met beschrijft in
het artikel de eerste vrije congressen in Oost-Europa na de Perestroika:
“Illustratief voor de geweldige verandering is het volgende gesprek, dat plaatsvond tussen een
douanebeambte en een van Jehovah’s Getuigen omstreeks de tijd van het congres in Tallin:
“Wat hebt u in dat doosje?”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 36

“Tijdschriften.”
“Wat voor tijdschriften? Zijn het Gods tijdschriften?”
“Ja, inderdaad.”
“Tijdschriiften van Jehovah God?”
“Ja!”

1.2 KETTERIJ OF GODDELIJKE REKENKUNDE?

Jehovah’s Getuigen schrijven: “In de bijbel staat niets over het zogenaamde mysterie van
de Heilige Drieëenheid, want het bestaat niet” (‘Dingen waarin God onmogelijk kan liegen’,
blz.269). Dezelfde publicatie geeft op de blz.255, 256 te kennen dat de “bijbelse term mysterie”
niets te maken heeft met ongekende factoren. Dit laatste is gedeeltelijk juist. Het NT spreekt 28
maal van “mysterion” (Grieks voor mysterie) en heeft de betekenis van een waarheid die door God
geopenbaard is en verstaanbaar voor Zijn geestelijke kinderen. Maar deze verborgenheden zijn
raadsels voor buitenstaanders van Gods gemeente. Het is niet de bedoeling dat een mysterie voor
de oningewijde verborgen moet worden. Integendeel. Er is niets in het geopenbaarde Woord dat
niet gelezen of gepredikt mag worden. Alleen zal wat daarin opgetekend is slechts met de hulp van
de Heilige Geest door de gelovige begrepen worden.

Wanneer een theoloog of predikant over het mysterie van God spreekt is het niet in deze
Bijbelse zin. Wel in de betekenis zoals van een natuurgeleerde die door zijn beperkte verstandelijke
vermogens ook maar gedeeltelijk begrijpt welke processen de natuurfenomenen besturen. Dan
kan men met recht spreken over het mysterie van de godheid. Paulus schrijft in 1 Cor.13:12: “Want
op het ogenblik zien wij door middel van een metalen spiegel vage omtrekken, maar dan van
aangezicht tot aangezicht. Op het ogenblik ken ik gedeeltelijk maar dan zal ik nauwkeurig
kennen zoals ik nauwkeurig gekend word” (NWV). De apostel geeft hier een duidelijk getuigenis
dat zelfs iemand zoals hij geen volledige kennis bezat. Zie over het gebruik van het Griekse begrip
“mysterion” naar het appendix aan het einde van dit hoofdstuk.

Laten we niet te hard van stapel lopen bij een woord of persoon, dat/die we niet volledig
kunnen beschrijven. De Wachttoren geeft grif toe dat men “God” niet volledig kan begrijpen, zoals
uit het volgende citaat blijkt (wij onderlijnen in de tekststrepen in hun tekst):
“Heeft God een begin gehad?
Ps. 90:2: „Voordat de bérgen geboren werden, of gij voorts de aarde en het produktieve land als
met barensweeën hadt voortgebracht, ja, van onbepaalde tijd tot onbepaalde tijd zijt gij God.”
Is dat redelijk? Ons verstand kan het niet helemaal bevatten. Maar dat is geen deugdelijke reden
om het te verwerpen. Beschouw eens enkele voorbeelden: (1) Tijd. Niemand kan het ogenblik
aanwijzen waarop de tijd is begonnen. En het is een feit dat de tijd niet ophoudt, ook al is dat met
ons leven wel het geval. Wij verwerpen het begrip tijd niet omdat wij niet alle aspecten ervan
begrijpen. Veeleer richten wij ons leven ernaar. (2) Ruimte. Sterrenkundigen zijn er niet in geslaagd
te ontdekken waar de ruimte begint of eindigt. Hoe dieper zij in het universum doordringen, des te
groter blijkt het te zijn. Zij verwerpen niet wat het bewijsmateriaal aantoont; velen zeggen dat de
ruimte oneindig is. Hetzelfde beginsel is van toepassing op het bestaan van God. (…) Dienen wij
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 37

werkelijk te verwachten dat wij alles kunnen begrijpen over een Persoon die zo groots is dat hij
het ontzagwekkende universum tot bestaan heeft kunnen brengen?” Redeneren aan de hand van
de Schrift, 1993, artikel God, blz.174. Dit beginsel is evengoed van toepassing op de Drie-eenheid
als ze bestaat. Het gaat om het “zijn” van “GOD” en dat is niet tot in de puntjes te omschrijven.

Het woord Drie-eenheid kan je nergens in de Bijbel terugvinden, niet in het Oud Testament
noch in het Nieuw Testament. Maar dat een term niet gebruikt wordt, wil nog niet zeggen dat de
“gedachte” onwaar is. We gebruiken in het theologisch spreken termen als “theocratie” of
“christocratie” zonder dat men daaraan aanstoot neemt. Wanneer de Drie-eenheid een Bijbelse
leer bekendmaakt kan men ook zonder schroom er over spreken.

Het zijn vooral de Getuigen van Jehovah die bezwaren maken tegen een term als Drie-
eenheid want je kunt toch geen niet-Bijbelse termen gebruiken is hun argument. Nu zijn ze zelf
meesters in het gebruik van niet-Bijbelse termen in hun geschriften. We geven er u enkele mee,
zodat u kunt schatten dat dit argument niet steekhoudend is. We citeren ze uit hun boekje dat
slechts de gedoopte leden van hun vereniging krijgen, ‘Verenigd in de aanbidding van de enige
ware God’, (versie van 1983). Bijvoorbeeld; “de strijdvraag” (blz.46), “de koninkrijkswaarheid”
(blz.88), Jezus ondernam een “predikings-veldtocht” (blz.110), “theocratische leiding” (blz.118),
“dit kanaal” en “besturend lichaam” (blz. 120), “zichtbare organisatie” (blz.124), “christelijke
neutraliteit” (blz.165), “koninkrijks-boodschap” (blz.181). Niet slechts in dit geschrift kan u deze
terminologie terugvinden, ook nog in alle andere geschriften van ‘DE WACHTTOREN’. Het behoort
tot hun eigen theologische taal. Allemaal niet-Bijbelse-termen. (Zie bijv. ‘DE WACHTTOREN’ van 15
jan.1994, blz.10-20 voor de verdediging dat ze de énige echte moderne “theocratie” zijn.)

Daarom is ook de volgende opmerking volgens ‘DE WACHTTOREN’, van 1 mei 1984 blz.7
niet terecht of oprecht: “Maar willen denkende mensen een basis voor geloof verkrijgen dan
verlangen zij verklaringen die hun logische geest bevredigen. Mankeert er niet iets aan een
Godsidee die niet uit te leggen is? Kan God worden geëerd door een voorstelling van hem die
“niemand begrijpt”? Ware christenen moeten de God kennen die zij aanbidden. Er is geen plaats
voor een mysterie.” Hier wordt voorafgaande gesuggereerd dat wie niet in de Drie-eenheid
geloofd niet oprecht is. Of dat wie de Schrift niet onderzoekt met een logische geest geen
weldenkend mens is. Maar ook dat God géén mysterie is. We zullen in wat volgt enkele logische
redeneringen van de WT ontkrachten en aantonen dat er wat God betreft alle ruimte voor het
mysterie dient te zijn.

Ontstaan van een term

Theofilus van Antiochië gebruikte een Griekse vorm “triade” (drieheid) in ‘Ad autolycum’
11/15 en de Latijnse vorm (“trinitas”) vinden we al bij Tertulianus in ‘De pudicitia’ C/XXI. Dit was
rond 170-180 n C. En ook Novatianus gebruikte het woord in zijn boek over de drie-eenheid. En
verder Clemens van Alexandria in zijn ‘Stromata’ 5:14. En dat is ruim honderd jaar vroeger dan dat
het Concilie van Nicea in 325 na Chr., het begrip als degelijk en Bijbels aanneemt. Lang daarvoor
echter spraken kerkvaders over een Vader/Zoon/Geest-relatie. Zo o.a. Clemens Romanus (†101 n
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 38

C.) en Ignatius van Antiochië ((†120 n C.), 1 Clemens 46:6 / 58:2 en Ignatius ‘Ad Magnesias’ 13:1 en
Ad Eph. 18:2.

Nu moet ons wel iets zéér duidelijk zijn in dat mysterie van God. Calvijn schreef dat filosofie
wel kan leiden tot erkenning van een goddelijke macht, maar niet tot een levende God. Hij IS de
kwalitatief “Andere” (Ex.28:2 / Hos.11:9 / Ps.82:6-8). De grootheid van God is van een aard
waaronder wij bezwijken. Slechts God kan van zichzelf getuigen door woord en daad. (Zie Calvijn,
Institutie, I.5.9 en I.11.1.) En de openbaring van God in de Schriften is ten slotte, als wij er enkele
zaken over samenvatten, méér dan filosofie of de beredenering van een stelling. De gelovige die
God “kent” kan Hem daarom toch nog niet in een allesomvattende formule begrijpen en
beschrijven. God kennen is in onze betekenis zoals het zien van het topje van een ijsberg. God is
voor ons nu nog grotendeels een verborgenheid. Met andere woorden: door filosofie,
beredenering of menselijk inzicht kan niemand weten of God bestaat als drie-enig. Het is ofwel
openbaring, ofwel ketterij. Of, zoals Jehovah’s Getuigen het formuleren, wij herhalen het nog eens:
“indien we een drieëenheid aanbidden en het hier om een valse leerstelling gaat is onze
aanbidding ijdel, daar ze niet op de ware God is gericht.” (Zie tijdschrift ‘Ontwaakt!’ 8 april 1964,
blz.5.) Maar omgekeerd is dat even waar: als God zich laat “zien” in Zijn woord als drieénig dat
moet men daar Amen op zeggen!

Deze stelling is omgekeerd dus even echt. Indien God drie-enig is, dan zijn alle
tegenstanders ervan op weg naar hun eigen verdoemenis. En dan is het onze plicht hier iets over
te zeggen. Volgens ‘DE WACHTTOREN’, van 1 mei 1984 blz.6 moeten we ook nog wat anders als
basis aannemen: “Waarom zien wij de schrijvers van het “Nieuwe Testament” deze ongelooflijke
leerstelling niet steeds opnieuw ten behoeve van gelovige joden uitleggen, toelichten, illustreren
en verdedigen? Geen enkele leer zou meer uitleg vereist hebben.” Een Jehovah’s Getuigen geeft
hierdoor de indruk dat hij de Schrift ziet als een tekstboek voor “godsleer.” Maar dat is de Schrift
niet, wel het getuigenis van mensen die door God zijn aangegrepen en hun relaas daarvan. Ja, dat
klopt, de Schrift is niet geschreven volgens de logica van theologen die alles systematisch op een
rijtje willen zetten.

Grote theologen zoals Luther en Calvijn hadden ook bezwaren tegen enkele termen uit de
besluiten van de concilies zonder ooit één duimbreed toe te geven aan hun geloof aan de absolute
godheid van zowel de Vader als de Zoon én de Heilige Geest.

Opmerkenswaardig is dan toch ook dat het begrip “persoon” – een belangrijke term voor
de leer van de Drie-eenheid – ook géén Bijbelse term is. Maar door Jehovah’s Getuigen soms, niet
veel, gebruikt in dat verband. Met betrekking tot Jezus en de Vader. Zo vanaf ‘Vergewist u van
alles’, uitgave 1970, blz.110. Citaat uit Inzicht in de Schrift, Deel 1: A—J, in de bespreking van het
begrip “Jehovah”: “Het zou echter een ernstige fout zijn ons de opbouwende en troostrijke ervaring
te laten ontgaan die voortvloeit uit het verkrijgen van inzicht in de persoonlijkheid van Jehovah God
zoals die tot uitdrukking komt in zijn bemoeienissen met het vleselijke Israël. Zijn handelwijze
verschaft ons voortreffelijke voorbeelden die aantonen dat Jehovah de soort van Persoon is zoals
hij zichzelf aan Mozes beschreef: Jehovah, Jehovah, een God barmhartig en goedgunstig.” Citaat
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 39

uit Inzicht in de Schrift, Deel 1: A—J, in de bespreking van het begrip “God”: “De ware God „bestaat
werkelijk” (Jo 7:28); hij is een persoon (Han 3:19; Heb 9:24), geen natuurwet die zonder een levende
wetgever werkzaam zou zijn, geen blinde kracht die door een reeks toevalligheden zou hebben
bewerkstelligd dat zich het een of ander ontwikkelde.” Zie ook uit hetzelfde boek onder “goddelijk.”
Dit is hun parafrase van Heb.9:24 NW: “Christus is . . . binnengegaan . . . in de hemel zelf, om nu
ten behoeve van ons voor de persoon van God te verschijnen.” (Redeneren aan de hand van de
Schrift, blz.172-179) Het Griekse “hypostasis” kan wel vertaald worden als “persoon” maar ook
anders. Vergelijk Heb.1:3 / 3:14 / 11:1 in enkele Bijbels.

1.3 GODSOPENBARING EN GELOOFSBELIJDENISSEN

De getuigen van ‘DE WACHTTOREN’ vertalen Deut.29:29 als volgt: “de verborgen dingen
behoren aan Jehovah, onze God” (NWV).

In de Schrift hebben we geen volledige Godsopenbaring, precies of we het wel allemaal


zouden kunnen vatten. Is het Godsbeeld verabsoluteren of Hem vangen in een geloofsbelijdenis of
catechismus om deze reden dan afgoderij. Die indruk krijgt men bij het lezen van de literatuur die
Jehovah’s Getuigen op de markt brengen. Aangezien ze beweren; er is geen Godsmysterie, wil het
dan soms zeggen dat zij alles over God begrijpen? Maar zou een God die men verstandelijk kan
vatten niet eigenlijk een inconsequentie zijn? Zulk een God prediken is ketterij, want God is meer
dan alle boeken kunnen beschrijven. Groter ook dan zijn Woord, de Bijbel.

Een geloofsbelijdenis neemt nooit de plaats van de Schrift in. De kerk is niet gegrond op
een belijdenisschrift. Het fundament blijft altijd onveranderlijk; apostelen en profeten terwijl
Christus Jezus de hoeksteen is (Eph.2:20). Een geloofsbelijdenis is als uitdrukking van geloof niet
absoluut nodig. Ze is uit historisch oogpunt beschouwd wel enorm belangrijk, vooral als
onderscheidingsteken contra ketterij en valse leer. In deze zin willen we ze ook gebruiken, om aan
te tonen dat Jehovah’s Getuigen met hun leer los staan van de kerk in haar historische
ontwikkeling. In de dramatische geschiedenis van Job staat dan ook: “De Almachtige, wij kunnen
Hem niet vinden; Hij is groot van kracht en recht en hoogst rechtvaardig; Hij onderdrukt niet.”
(Job 37:23 HSV). En hoewel Christus ons de Vader geopenbaard heeft, toch blijft er veel mysterieus
over wat onze godskennis betreft (Joh.1:18 vergelijk ook Job 11:7 / Joh.14:9). Als er één ding
duidelijk is voor Paulus dan is het dit: ‘het mysterie van God kennen, is Christus kennen’ volgens
zijn uitspraak in Col.2:2.

Jehovah Getuigen krijgen de kriebels van de vroege Kerkvaders! Ze zeggen dat deze onder
de invloed staan van de leer van Plato op zijn theologie. De Grieken zouden: “verderfelijke
verontreinigende invloeden” hebben gehad op de leer van het christendom. “Ja, naarmate de tijd
verstreek en de kerkvaders steeds meer beïnvloed werden door het neoplatonisme, wonnen de
trinitariërs terrein. De derde-eeuwse neoplatonische filosofie stelde hen schijnbaar in staat het
onverenigbare te verenigen - een drievoudige God als één God te doen voorkomen. Door
filosofische redenering beweerden zij dat drie personen één God konden zijn terwijl zij hun
individualiteit behielden! De Drie-eenheidsleer onteert de enige ware God en brengt mensen in
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 40

verwarring, terwijl ze hen afkeert van een God die zij niet kunnen begrijpen” (‘DE WACHTTOREN’,
15 augustus 1999, blz.12,13). En nu zijn de oudste belijdenissen die we kennen deze die uit de
vroege Griekse periode van de Kerk stammen.

Het klopt natuurlijk dat men in de theologie illustraties is gaan gebruiken die vanuit de
Griekse taal komen. Maar daarom niet altijd uit de Griekse filosofie. En dat spreekt voor zichzelf.
De echte wereldtaal was toen Grieks. Denk maar even aan de taal die in de computerwereld is
gebruikt en de voordelen ervan: overal ter wereld dezelfde Engelse termen (uitzondering de
Fransen). Omdat we elkaar beter zouden begrijpen. Bedenk dat het NT in het Grieks is geschreven.
God had daar een bedoeling mee: een boodschap voor de gehele wereld stel je op in een universele
taal. We komen terug op de Kerkvaders in hoofdstuk 12. Merken we nu al op dat Jehovah’s
Getuigen deze Kerkvaders lezen op een slordige manier en met ongeoorloofde conclusies.

1.4 DE KENNIS GODS

In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 nov.1991, blz.20 worden door de WT enkele vragen


triomfantelijk geformuleerd alsof men de oorlog heeft gewonnen: “Vraag uzelf bij uw speurtocht
af:
1° Kan ik één schriftplaats vinden waarin het woord Drieëenheid voorkomt?
2°Kan ik één schriftplaats vinden waarin wordt gezegd dat God bestaat uit drie afzonderlijke
personen, Vader, Zoon en heilige geest, maar dat de drie slechts één God zijn?
3°Kan ik één schriftplaats vinden waarin wordt gezegd dat de Vader, de Zoon en de heilige geest
in elk opzicht – in eeuwigheid, macht, positie en wijsheid – gelijk zijn?”
Nu is de Schrift géén vraag en antwoordspel. Niet over dit onderwerp en ook niet over andere
Bijbelse zaken. Het gaat niet om één schriftuurplaats, maar om een reeks van schriftuurplaatsen.
ÉÉN SCHRIFTUURPLAATS ZOU EEN ÉÉN-TEKST-FILOSOFIE ZIJN. En als u deze eigenschappen van
Vader, Zoon en Heilige Geest nu al wil vergelijken ga dan naar de tabel in het onderdeel 10 in het
elfde hoofdstuk.

De Getuigen van Jehovah nemen nogal wat bochten met theologen en vijanden van het
christendom om ermee aan te geven dat de drie-eenheid van satanische en heidense afkomst is.
Citaat van ‘DE WACHTTOREN’ van 2001 15/4 blz.20: “Beschouw bijvoorbeeld eens de opvatting dat
de Vader, de Zoon en de heilige geest de Drie-eenheid vormen. Veel kerkvaders werden na het
concilie van Nicea fervente trinitariërs. Hun geschriften en uiteenzettingen waren van cruciaal
belang om de Drie-eenheid tot een toonaangevende leerstelling van de christenheid te maken.
Maar komt de Drie-eenheid in de bijbel voor? Nee. Hoe komen de kerkvaders er dan aan? A
Dictionary of Religious Knowledge merkt op dat de Drie-eenheid volgens velen “een verbastering is
die van heidense religies overgenomen en op het christelijke geloof geënt is”. En The Paganism in
Our Christianity beaamt: “De oorsprong van de [Drie-eenheid] is volkomen heidens.” — Johannes
3:16; 14:28.”

Jehovah’s Getuigen geven te kennen in ‘DE WACHTTOREN’ van 15 mei 1974, blz.296, na
verwezen te hebben naar Joh.4:22, dat God geen mysterie kán zijn, of een Drie-eenheid. En ze
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 41

voegen er nog aan toe dat dezen die het geloven niet begrijpen wie zij vereren. Deze
Schriftuurplaats op zodanige wijze verklaren is echter in strijd met wat we op andere plaatsen in
de Heilige Schrift lezen en de bedoeling van Christus. Wanneer de Heer tot de vrouw in Samaria
zegt: “Gij aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten”, is dit “weten” in de betekenis
van geestelijke kennis (geloof) en niet een zuiver wiskundig kennen. Men heeft hier een
zijnsformulering volgens Semitisch spraakgebruik, waar tegenstellingen soms scherper gesteld
worden dan zij in werkelijkheid zijn. Want de vrouw in Samaria had wél kennis over de profeet die
uit Israël zou geboren worden als Verlosser (vers 25) en Christus verwijt de Joden hun
onwetendheid (Joh.7:28,29 / 8:19,55 / 15:21 / 16:3). De uitleg van Jehovah’s Getuigen bij Joh.4:22
is ook strijdig met wat vers 24 zegt, tekst volgens welke we God moeten aanbidden in geest en
waarheid. Vóórdat we God kunnen aanbidden moeten we Hem eerst leren kenen. Zie nog
Jes.45:15 / Ps.97:2 / Ex.33:20. Zo moeten we de Drie-eenheid preken indien ze tot de leer van de
“waarheid” hoort.

Men zegt dus niet “Ik ken God” (in wetenschappelijke zin) maar “Ik geloof in God”
(Heb.11:6) zoals Hij Zichzelf openbaart in Zijn Woord of rechtstreeks. We hebben daarom te maken
met een God die we kennen door Zijn Woord. Maar ook niet ten volle. Want zoals het zichtbare
gedeelte van een ijsberg gezien ten opzichte van dat wat onder water is, zo ook onze kennis over
de godheid. Het overgrote deel van Gods “zijn” is voor ons onbegrijpelijk, ondoorgrondelijk,
onmetelijk en onmeetbaar. Augustinus schreef terecht: “Wat kan een mens zeggen, wanneer hij
van U spreekt? En toch wee degenen, die van U zwijgen, waar reeds zij die spreken, gelijk stommen
zijn” (Belijdenissen 1.4.4.). Het is van ons menselijk standpunt uit gezien dan ook onmogelijk om
te beredeneren of er een Drie-eenheid (drieenigheid, drievuldigheid, driepersoonlijkheid enz.)
bestaat of niet.

Logica of rationeel denken in dit verband is uitgesloten. God is per definitie niet gebonden
aan menselijke redenering. Dit wil zeggen dat elke illustratie of vergelijk van God met natuurlijke
of menselijke zaken mank gaat. God is in elk opzicht méér. J.H. Newman zei eens: “Niets is
gemakkelijker dan het woord God te gebruiken en er niets mee te bedoelen.”

God handelt wel zó dat men Hem zou vrezen (Pred.3:14). En zelfs Zijn werk begrijpen we
niet altijd zegt Prediker 3:11 / 8:16,17 / 11:5. Ons standpunt bij dit alles mag dus niet zijn: kan ik
dat verstandelijk begrijpen. Wel, geloof ik voor wáár en écht datgene wat God geopenbaard heeft
in Zijn Woord. Artikel 7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis spreekt dan ook met recht over: “de
genoegzaamheid van de Heilige Schrift” en het feit dat alléén dáár de Goddelijke wil voor ons
beschreven staat.

Als inleiding op wat volgt deze aantekening. In ‘Inzicht in de Schrift’ deel 1 een WT-
publicatie staat: “Vóór Jehovah bestond er niemand; hij is derhalve ouder dan ieder ander (Jes
44:6). Aangezien hij de Schepper is, bestond hij ook vóór alle andere goden, en ‘geen zal er na
hem bestaan’, omdat de natiën nooit een werkelijke, levende god zullen voortbrengen die kan
profeteren (Jes 43:10; 46:9, 10). Als de Alfa en de Omega (Opb 22:13) is hij de ene en enige
Almachtige God; hij zal de strijdvraag inzake de kwestie wie de ware God is, met succes oplossen
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 42

en voor eeuwig als de enige Almachtige God gerechtvaardigd zijn (Opb 1:8; 21:5, 6). Daar hij zijn
voornemens of verbonden nooit vergeet of opgeeft, is hij ook een betrouwbare en loyale God. –
Ps 105:8” (blz.854 in de oudere versie deel 1, 1995).

1.5 GOD IS ÉÉN

Dat God omschreven is als “één” vinden we zowel in het OT als het NT; onder andere in
Deut.6:4 / 10:14 / Psalm 96:5 / Jesaja 43:10 / 44:24 / 1 Cor.8:6 / Gal.3:20 / Eph.4:4-6, et cetera.

“Hoor, Israël: de HERE is onze God; de HERE is één!” Zo staat het in Deut.6:4 volgens de
NBG-vertaling. Dat is de lievelingstekst van elke gelovige Jood. Op het allereerste zicht sluit dat
elke vorm van een Drie-eenheid uit. Heeft “één” dat totaal uitgesloten of valt er nog iets anders
over te zeggen?

Zo zijn er in het Hebreeuws twee belangrijke woorden voor “één.” Het eerste is “yachid”
en heeft de betekenis van een absoluut enige in zijn soort. Het wordt nooit gebruikt in verband
met God in de Bijbel. Toen de Joodse reformator Maïmonides (12e eeuw) een gebedenboek
samenstelde, gebruikte hij wel (waarschijnlijk bewust) “yachid.” We vinden het ook nog in
betrekking tot God: in een Esseens geschrift (Damascus MS 20:1) en een Apocalyps (Apocalypsis
van Abraham 17). Maar we vinden het niet in de Bijbel met God als onderwerp.

Het tweede woord dat als “één” is gebruikt in het Bijbelse Hebreeuws is “echad.” In
Deut.6:4 wordt voor het begrip één, “echad” (of echod volgens een andere uitspraak) gebruikt. En
dat heeft, naar gelang de context de betekenis van iets absoluut enig ofwel van een meervoudige
eenheid.

De belangrijkste Bijbelteksten uit het OT waar “echad” gebruikt is zijn de volgende:

1°) Gen.2:24b: “en zij (man en vrouw) zullen tot één (echad) vlees zijn”.
2°) Gen.32:8: “Indien Esau op de ene (echad) groep (personen) afkomt... “
3°) Gen.34:16: “Wij (de familie van Jacob) zullen bij u (de familie van Hemor) wonen, en
wij zullen tot één (echad) volk zijn”.
4°) Ex.24:3: “en al het volk antwoordde eenstemmig (echad)” ( met één stem volgens
sommige vertalingen). De stemmen van het volk smelten samen tot één stem
en vormen een samengestelde eenheid.
5°) Ex.25:36: “De knoppen en de armen zullen uit hem (de kandelaar) voortkomen,
terwijl het geheel één (echad) gedreven werk van louter goud is”.
De kandelaar, de knoppen en de armen vormen één samengestelde eenheid.
6°) Jer.32:39: “En Ik zal hun (de Israëlieten) één hart (lev echad) en één weg (derrech
echad) geven... “ Al de harten van de Israëlieten vormen één
gemeenschappelijk hart en hun levensbetrachtingen vormen samen de
gemeenschappelijke weg in de HERE.
7°) Ezech.37:17: “voeg ze (de twee stukken hout) dan aan elkander tot één (echad) stuk
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 43

hout, zodat ze in uw hand tot één (echad) worden”.


8°) Ezra 2:64: “De gehele gemeente tezamen (echad) was 42.360”.

De belangrijkste Bijbelteksten uit het OT waar “yachid” gebruikt is zijn de volgende:

1°) Gen.22:2: “Neem toch uw zoon, uw enige (yachid),... “ en in vers 16: “en uw zoon,
uw enige (yachid), Mij niet onthouden hebt”.
2°) Richt.11:34: “Zij was zijn (Jephta’s) enig (yachid) kind”. Jephta’s dochter was énig
kind!
3°) Jer.6:26: “Bedrijf rouw als over een enig (yachid) kind”.
4°) Amos 8:10: “En Ik zal het maken als de rouw over een enig (yachid) geborene... “
5°) Zach.12:10: “Zij zullen over Hem een rouwklacht aanheffen als de rouwklacht over
een enig (yachid) kind”.

Het verschil tussen beide begrippen zal wel duidelijk zijn. Daar waar “yachid” is gebruikt ligt
de nadruk op één van bepaalde soort, echter niet méér als één. Maar “echad” kan bij uitstek
gebruikt worden om een meervoudige zaak te omschrijven. En dat is het woord dat de
Oudtestamentische schrijvers gebruiken om over God te spreken. Dit woord heeft wanneer het
letterlijk gebruikt wordt de betekenis van een absoluut enige in zijn soort. Verder heeft “yachid”
enkele malen symbolisch de betekenis van “geliefde” zoals vertaald in de Griekse Septuaginta (de
eerste Griekse vertaling van de Hebreeuwse Bijbel).

Meervoudig één (echad) zijn dus onder meer:


* man - vrouw in huwelijksverband: Gen.2:24
* Israël - Judah in oorspronkelijke zin: Ezech.37:16,17
* een vergadering van mensen, één synagoge: Ezra 2:64

Als God meervoudig is in zichzelf, wordt dit dus niet uitgesloten door Deut.6:4, want daar
staat in de Hebreeuwse tekst een woord dat bij uitstek een meervoudige éénheid (echad) kan
weergeven. Dus spreken de teksten uit de eerste paragraaf van dit gedeelte dit ook niet tegen. We
willen ook nog iets zeggen over een ongewone tekst. Dat is Zacharia 14:9 die volgens de NBG luidt:
“En de HERE zal koning worden over de gehele aarde; te dien dage zal de HERE de enige zijn en
zijn naam de enige.” Voor de eerste maal dat er “enige” staat heeft het Hebreeuws “echad”, de
tweede maal “yachid.” De NWV vertaalde tweemaal “één.” Zou die éne naam niet te koppelen zijn
met de éne naam waarin een gelovige moet gedoopt worden (Mat.28:18-20)? God is op die wijze
koning over alle gelovigen “over de gehele aarde”!

In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 augustus 1992, blz.16 staat er over de tegenstanders van de
WT het volgende gezegd: “In plaats van gewoon de bijbel als de basis voor ware leerstellingen te
gebruiken, leggen zij zich erop toe te proberen de Nieuwe Wereldvertaling van de Heilige Schrift
in diskrediet te brengen, alsof Jehovah’s Getuigen zich daar volledig op verlaten ter
ondersteuning van hun leer. Dit is echer niet zo” (wij onderlijnen in de tekststrepen). We
verwachten na zo een uitspraak,
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 44

dat u, Jehovah Getuige, zal luisteren naar de argumentatie/vertalingen die andere Bijbels
gebruiken dan de Nieuwe Wereldvertaling van de Heilige Schrift. Want, zegt uw genootschap, uw
leerstellingen zijn “niet volledig” op de Nieuwe Wereldvertaling geschoeid.

1.6 GOD IS ÉÉN... maar

L. Boettner verwijst in zijn ‘Studies in Theology’ (blz.104,105, Presbytarian and Reformed


Pub. Co. 1964) naar het getuigenis van de christenjood en ex-rabbi Leopold Cahn in verband met
de betekenis van echad (hij leest het woord als achid). Hij zegt o.a. dat de Joodse gebeden vroeger
spraken over God als “achid”, maar dat sinds de Joodse reformator Maïmonides in de 12e eeuw
“yachid” i.v.m. God gebruikt wordt. In de Zohar echter dat uit ongeveer dezelfde tijd stamt wordt
Deut.6:4 trinitarisch verklaard als wijzende op de Vader, de Messias en Diegene die beneden is (de
Geest). Over deze Joods-Kabbalistische sekte zeggen we verder wat in dit hoofdstuk. In eenzelfde
zin geven ze de godheid weer door middel van de Hebreeuwse letter “shin”, drie rechtopstaande
strepen onderaan verbonden door één streep. “Shin” is voor hen symbool van God gezien het de
eerste letter is van “Shaddai” ➔ Almachtige.

Wat leerde Maïmonides? Eén van zijn dertien artikelen van het geloof was dit: “Ik geloof
met een volkomen geloof, dat de Schepper, gezegend zij Zijn naam, een absolute Eenheid is”. Zou
de Joodse reformator Maïmonides bewust gekozen hebben voor de lezing van “yachid” in zijn
gebedenboek, om op die wijze voor de Joodse gelovige te verbergen dat in de tekst van
Deuteronomium 6:4 er een woord gebruikt wordt dat ook een meervoudigheid kan inhouden?
Zodat alle gelovige Joden die deze gebeden van Maïmonides getrouw elke dag tot driemaal toe
bidden ervan weerhouden worden om een juist inzicht te krijgen in de goddelijke natuur? Of
schreef hij dit als een aanval op wat de christenen leren! Want zeer waarschijnlijk is/was Jezus het
probleem en niet God. Het begrip “echad”, dat goed genoeg was voor Mozes was niet goed genoeg
voor Maïmonides die filosofische bezwaren had met het woord.

Zo een visie en aanpak kunnen volgens ons niet. We mogen niets laten vervallen in zo een
gesprek omdat het ons niet toekomt om de helft te vertellen over Jezus. Indien Jezus voor mij de
enige Messias is en ook God dan moet ik hem aldus blijven verkondigen, in Jeruzalem en
daarbuiten. Dan zijn we in het goede gezelschap van apostelen, leraren en profeten (vb.
Hand.13:4,5 / 17:2,3). En ook in het goede gezelschap van duizenden Joden die Jezus als Messias
hebben aangenomen waaronder ook mensen uit de priesterklasse. Dezen konden het onderscheid
van deze woorden schatten naar hun betekenis en de openbaring van het NT daarin een plaats
geven.

We citeren bij dit laatste drie teksten uit het boek over de Handelingen der Apostelen.
Hand.6:7: “En het woord Gods wies en het getal der discipelen te Jeruzalem nam zeer toe en
een talrijke schare van de priesters gaf gehoor aan het geloof.”
Hand.15:5: “Maar er stonden uit de partij des Farizeeën enigen op, die gelovig geworden
waren. “
Hand.21:20: “En zij loofden God, toen zij dit hoorden, en zeiden tot hem: Gij ziet broeder,
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 45

hoevele duizenden er onder de Joden gelovig zijn geworden en allen zijn ijveraars voor
de wet.”

De opmerking in ‘Ontwaakt!’ van 22 maart 1979 blz.27, 28 is dan ook niet ter zake. Dat:
“één in de Schrift vaak één met uitsluiting van anderen betekent” valt zeker niet te betwisten. Ze
geven Pred.4:8,9 en Hoogl.6:9 als voorbeelden. Wat door hen niet verklaard kan worden is dat
“echad” het woord bij uitstek is dat kan gebruikt worden voor een “meervoudige eenheid.” Een
absoluut enige zou door “yachid” weergegeven worden en dit is niet het geval om God te
beschrijven. Dit is op zichzelf al een aanwijzing die onderscheiding vraagt.

Natuurlijk kan “echad” ook begrepen worden in zijn meest voorkomende betekenis van
“één” zijn. Of zoals J. Ridderbos in zijn commentaar (Kok, Kampen) bij deze tekst: YaHWeH is één
= alléén (deel 1 blz.122). Eenzelfde benadering geeft ook Opperrabbijn J. H. Herts in zijn
commentaar op Deuteronomium (Oxford University Press, 4de uitgave 1951, blz.83,84,100,111).
Wanneer hij zegt dat Deut.6:4 de drie-eenheidsleer uitsluit maakt hij gewoon dezelfde fout als de
Jehovah’s Getuigen. Want de orthodoxe leer is niet de drie-eenheid = 3 afzonderlijke Goden maar
de Drie-eenheid is één God in drie personen. Zie o.a. ook de Nederlandse Geloofsbelijdenis art.8
en 9. Wanneer we over geloofsbelijdenissen wat citeren dan moet u weten dat dit niet in de
betekenis is dat daarmee de zaak volledig opgeklaard is. Deze belijdenissen zijn er niet om God te
vangen in één of andere formule. Het is wel een poging om God te ontmoeten. En dan in een stijl
die meer in negatieve taal spreekt. God is niet zus en zo, maar wie anders beweert dan de
openbaring over God staat niet meer onder wat de Schriften over Hem zeggen. We kunnen God
dus maar tot op een zekere hoogte vinden in een belijdenis. Geloofsbelijdenissen vervangen de
Bijbel niet!

Dan is er nog deze zekerheid: God is de onveranderlijke. Juist dat onveranderlijke


onderscheidt Hem van al Zijn schepselen. God is niet aan verandering onderhevig. Hij is dat niet in
Zijn Wezen en niet in Zijn wezenskenmerken. “… bij Wie er geen verandering is, of schaduw van
omkeer.” (Jac.1:17 HSV). “Want Ík, de HEERE, ben niet veranderd” (Mal.3:6 HSV).

1.7 ELOHIM (NAAM VOOR GOD)

In ‘Inzicht in de Schrift’ deel 1, laatste versie 2019: “Op sommige plaatsen in de


Hebreeuwse Geschriften worden de woorden ʼEl (de enkelvoudige vorm van het woord „God”)
en ʼElo·himʹ (de meervoudsvorm van uitnemendheid van het woord „God”) na elkaar gebruikt.
Zo staat in de Hebreeuwse tekst van Jozua 22:22 en Psalm 50:1 ʼEl ʼElo·himʹ Jehwahʹ. Sommige
vertalingen transcriberen eenvoudig de eerste twee woorden van deze uitdrukking (Ro; zie ook
Ps 49:1, Nederlandse PB, vtn.), terwijl andere ze weergeven met „de God der goden” (NBG; WV)
of, iets nauwkeuriger, met „de Sterke, God” (AS; Mo; RS) en „de Goddelijke, God” (NW). — Zie
God” (blz.855). Dat klopt allemaal slechts gedeeltelijk, want men vergeet enkele belangrijke dingen
te vermelden.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 46

In het OT wordt een woord gebruikt, dat wij in onze Bijbels vertalen als GOD en God.
Verschillend dus van “Here” dat “adonai” is of “HERE” (“HEERE”) dat de weergave is van de
godsnaam, het Tetragrammaton. Dat tetragram, vierletterwoord, wordt in vele Rooms-katholieke
Bijbels vertaald als Jahweh (Jahwe) zoals de Canisius en Willibrord-vertaling van 1976. Ook de
Protestantse Leidsche vertaling heeft Jahwe. In enkele Amerikaanse en enkele Franse vertalingen
staat de godsnaam als Jehovah of Jahwe. In recente vertalingen, o.a. de vernieuwde Willibrord-
vertaling van 1995, heeft men dit laten vallen en dat is naar onze mening een verschraling van de
rijkdom die is verscholen achter de diverse Godsnamen. Tenzij men zeer goed is ingelicht, en dat
is bij vele Bijbellezers niet het geval, denkt men dat God slechts twee namen heeft; “God” en
“HERE.” Maar God heeft méér namen dan deze. Men mag die rijkdom van de godsnamen dus niet
zondermeer weg-vertalen. Zie ook appendix 2.

Het begrip “Elohim”, waarover we het hier hebben, wordt op enkele uitzonderingen na,
slechts voor de God van Abraham, Izaak en Jacob gebruikt. Mensen die God vertegenwoordigen
zijn soms ook elohim genoemd, o.a. Aäron in Ex.4:16, Mozes in Ex.7:1, op ironische wijze de
rechters van Israël in Ps.82:6, priesters in Ex.22:8,9 enz... De betekenis is dat ze representant zijn
van God die “Elohim” is = “de machtige.” Ook voor engelen (Ps.22:7) en valse goden (Gen.31:30 /
Ex.12:12). (We komen op deze teksten later terug.) Voor wie van cijfers houden dit nog: “Elohim”
is in het OT méér dan 2.560 maal gebruikt waarvan er ongeveer 2.300 betrekking hebben op de
God van de Schrift en de rest verdeeld onder de hierboven genoemde voorbeelden.

Pluraliteit

Nu is “Elohim” = God, in werkelijkheid een meervoudsvorm. De grondgedachte zou dus


eigenlijk zijn: “goden.” Enkele theologen, vooral dezen die de moderne theologie volgen, zeggen
ten onrechte dat dit een overblijfsel is van het meergodendom van het vroegere Joodse volk. Deze
meervoudsvorm is echter een pluralis intensivum zoals zovele andere naamwoorden in het
Hebreeuws. Zoals: bloed (Gen.4:10,11 = letterlijk bloeden); water (Gen.1:2,6,9 = letterlijk
wateren); leven (Gen.2:7,9 = letterlijk levens); hemel (Gen.1:1,8,9 = letterlijk hemelen). We moeten
dus ondanks de meervoudsvorm vertalen als God: als een enkelvoud. (Zie Genesius-Kautzsch,
‘Hebrew Grammar’ par.124 of Nat-Koopmans’ (Lettinga) Hebreeuwse Grammatica par.22.)
Persoonlijk nemen we echter aan dat Elohim méér is dan alleen een pluralis intensivus zoals deze
meervoudsvorm genoemd is. Het is óók een vanuit een andere benadering, bewijs van de leer der
Drie-eenheid. Deze positie is ook ingenomen door o.m. M.H. Smith in ‘The Encyclopaedia of
Christianity’, Edit. PH. Hughes, 1972, deel 4, blz.358. Diegenen die Elohim willen zien als intensieve
of kwalitatieve meervoudsvorm realiseren zich niet altijd dat in christelijke traditie de term tot de
17e eeuw altijd als verwijzing naar de pluraliteit Gods is aangenomen. Het was Buxtarf (1599-1664)
die in zijn tijd als eerste deze nieuwe uitleg gaf. Grote bekendheid kreeg deze slechts door Oehler
en Dietrich (rond 1840).

We willen niet persé beweren dat de term “Elohim” verwijst naar de pluraliteit of Drie-
eenheid Gods. Wel echter door vergelijking in het NT. Want wanneer we de heilsgeschiedenis
nagaan in het Oude verbond en het Nieuwe Verbond (van schepping tot herschepping) is het
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 47

duidelijk dat Vader/Zoon/Geest aan elk facet ervan gebonden en verbonden zijn. Dat willen we
toegeven dat de verklaring voor het begrip “Elohim” als een intensief meervoud (of potentieel
meervoud) voor de hand ligt. Vooral indien er alleen rekening gehouden wordt met de
godsopenbaring in het OT. Maar dat is dan niet meer mogelijk wanneer we het NT erbij nemen. De
Bijbel is een serie boeken die Gods progressieve openbaring geven aan de mens, daarom moet ook
wat later te boek is gesteld het vorige belichten, verklaren en vooral aanvullen.

Laat ons wat illustreren in verband met de oorsprong van de schepping. Jesaja schrijft: “Zo
spreekt Jahwe, uw Verlosser, die u gevormd heeft van moeders schoot af: Ik ben Jahwe, de
maker van alles, die de hemel gespannen heeft, heel alleen, en de aarde uitgebreid, - en wie was
er bij Mij?” (Wil75). “Dit heeft Jehovah gezegd, uw Terugkoper en uw Formeerder van de buik af:
Ik, Jehovah, ben het die alles doet, die de hemelen uitspande, geheel alleen, de aarde uitspreidde.
Wie was bij mij?” (NWV) (Jes.44:24). Indien we dit strikt letterlijk monotheïstisch nemen is deze
uitspraak in strijd met de latere openbaring van het Nieuw Testament dat zonder onderscheid de
schepping toeschrijft aan zowel de Vader/de Zoon/de Heilige Geest. In het begin van het evangelie
naar Johannes staat met betrekking tot de Logos geschreven dat afgescheiden van Hem: “is zelfs
niet één ding ontstaan” (NWV). De Statenvertaling zegt: “zonder hetzelve is geen ding gemaakt
dat gemaakt is.” De NBG leest: “en zonder dit is geen ding geworden dat geworden is” Joh.1:3.
(Zie ook Heb.1:2 / Col.1:16.) Voor de werking van de Heilige Geest in de schepping ziet men naar
Job 26:13 / Jes.40:13 / Joh.3:3-8 / 1 Cor.2:9-11. Openbaring leert ons dat de schepping “alleen”
door YaHWeH of Elohim is tot stand gekomen. Ook dat dit toe te schrijven is aan zowel de Vader,
de Logos en de Geest. Wanneer we dan lezen wat de profeet Maleachi zegt in 2:10 hoeft ons dat
niet te verwonderen. Hij schrijft: “Hebben wij niet allen één Vader? Heeft niet één God ons
geschapen?” De schepping is het werk van één God. En wat als die zich laat kennen als Vader, Zoon
en Heilige Geest? Dan moet je dat aannemen ook als dat niet tot op het draadje begrepen kan
worden!

1.8 ELOHIM: ÉÉN OF ...?

“Elohim” is een meervoud van het enkelvoud “eloah” dat in zichzelf het begrip “macht” of
“kracht” weergeeft. De Getuigen van Jehovah geven toe dat het woord in zich geen notie heeft
van Drie-eenheid. We citeren daartoe uit ‘Inzicht in de Schrift, deel 1, 2019, blz.852: “Het woord
ʼelo·himʹ wordt ook met betrekking tot afgoden gebruikt. Soms betekent deze meervoudsvorm
eenvoudig „goden” (Ex 12:12; 20:23). Een andere keer is ʼelo·himʹ het meervoud ter aanduiding
van uitnemendheid en heeft het slechts betrekking op één god (of godin). Deze goden waren
echter duidelijk geen drieëenheid. — 1Sa 5:7b (Dagon); 1Kon 11:5 (de „godin” Astoreth); Da 1:2b
(Marduk.)” De drieënige God is; een “heidense lering” zegt ‘DE WACHTTOREN’ van 1 feb.1990,
blz.13 en is een “godslastering” volgens ‘DE WACHTTOREN’, 1 oct.1990, blz.23. In ‘Wat kun je leren
uit de Bijbel?’, blz.213 zegt men “Het is een valse leerstelling.” ‘DE WACHTTOREN’, 2006 1/12,
blz.5,6 “Een andere leugen, die eeuwen later verzonnen werd, is de leer van de zogeheten heilige
Drie-eenheid, die stelt dat Jezus zowel de almachtige God als de Zoon van God is.” Maar bij nader
onderzoek is dat niet zo overtuigend!
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 48

Hoewel “eloah” 52 maal gebruikt is in verband met de God van de Bijbel (en 5 maal in
verband met afgoden) is dat niet zo een belangrijk woord als “Elohim.” Er is nog wat over te
zeggen. Veel naamwoorden in het Hebreeuws hebben naar gelang; een enkelvoudige uitgang van
het woord, een dubbel of een meervoudig, wat in het laatste geval op minimaal drie wijst. Dubbel
zijn begrippen die eindigen op “-aim”. Zoals het woord “Mizraim” dat Egypte aangeeft in zijn
dubbele betekenis van Opper en Lager Egypte. Of “Ephraim”, in letterlijke vertaling, “het dubbele
fruit(land).” Nu is “Elohim” qua structuur een meervoudig woord, drievoudig of méér. En soms
komt men dat tegen in de Schrift. In Gen.20:13 / 35:7 en 2 Sam.7:23 is sprake van de God van de
Bijbel als een “zij” in het meervoud. Normaal staat er bij “Elohim” het enkelvoud. In enkele andere
verzen is er sprake van het naamwoord of deelwoord in het meervoud. Zo in Deut.5:26 / 1
Sam.17:26 / Jer.10:10 / 23:26. Dit is niet op te maken uit de gewone vertalingen, gelieve daarom
de gespecialiseerde commentaren na te gaan. Er zijn theologen die hierin een schaduw zien van
de Drie-eenheid en onmogelijk is dat niet.

We vragen ook eens aandacht te geven aan de volgende letterlijke vertalingen (zie
gespecialiseerde commentaren voor verdere uitleg).
➢ Gedenk uw Scheppers (meervoud) Pred.12:1
➢ God zijn Makers (meervoud) Job 35:10
➢ Laat Israël zich verheugen over zijn Makers (meervoud) Ps.149:2
➢ De kennis van de Heiligen (meervoud) is verstand Spr.9:10
➢ Zo zegt YaHWeH uw Verlossers (meervoud) Jes.44:24
➢ Want uw man zijn uw Makers (meervoud) Jes.54:5
Al deze meervoudstitels verbonden aan Elohim of YaHWeH worden door de WT verklaard als een
grootheidsvorm van een woord. (Zie de voetnoten van de NWV.)

Maar in de vertaling van deze teksten is de NWV niet consequent. Zo vertalen ze Pred.12:
1 als Grote Maker, maar Spr.9:10 als Allerheiligste. Waarom niet Grote Heilige? Is er dan soms ook
een kleinere Heilige? En zelfs indien we deze teksten verklaren als een meervoud van
uitmuntendheid, wat niet onmogelijk is, ook dan zijn alle problemen niet opgelost.

We kunnen de meervoudsvorm van de werkwoorden die met “Elohim” gebruikt worden


daardoor niet ontlopen. Rest dan ook het probleem van de “ons” teksten in verband met de
schepping of de heilsgeschiedenis. Zo zegt Gen.1:26: “En God zeide: Laat Ons mensen maken naar
ons beeld, als onze gelijkenis.” In Gen.3:22: “Zie, de mens is geworden als Onzer.” En Gen.11:7:
“Welaan, laat Ons nederdalen en daar hun taal verwarren”, waarop vers 8 zegt “Zo verstrooide
de HERE hen vandaar” (NBG). Meervoud en toch enkelvoud. Vergelijk het “mij” in Joh.14:23 en
het “mij” en “ons” in Jes.41:11-23 / 43:9. En Jesaja 6:8, een zeer belangrijke tekst, waar God
spreekt als een “ons” komt later aan de orde. Deze teksten zijn voor Joodse exegeten altijd een
probleem geweest.

Een Joodse uitleg getoetst


Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 49

Ergens hebben Joodse rabbijnen hier ook problemen gehad. In de Talmoed Bersh. Rab.8
staat in verband met de uitspraak “laat ons mensen maken”, van Gen.1:26 een verhaal. Mozes
zou bezwaren hebben aangetekend bij God om dat neer te schrijven, want de heidenen konden
wel eens denken dat Joden een meerder godendom leren. Maar Mozes wordt van Godswege
verplicht om te schrijven “laat ons”, een meervoudsvorm. En dan totaal wat anders. Er staat in de
Qur’ an van de Moslims regelmatig “wij” en “ons” om over één God te spreken, maar heeft niets
te maken met een drie-enige, maar met het Arabisch taalgebruik van die dagen.

Vele christentheologen, vanaf de kerkvaders zeggen; dit “ons” wijst op de Drie-eenheid.

En omdat al deze dingen niet zo eenvoudig zijn en door de afvallige verdraaid kan worden
en op een valse en verkeerde manier wordt uitgelegd geven we de raad om volgende teksten
daarbij te lezen en overdenken.
Jesaja 44:24,25 Wil75: “24 Zo spreekt Jahwe, uw Verlosser, die u gevormd heeft van
moeders schoot af: Ik ben Jahwe, de maker van alles, die de hemel gespannen heeft, heel alleen,
en de aarde uitgebreid, - en wie was er bij Mij? 25 die de tekenen van wichelaars te niet doet,
en de waarzeggers tot dwazen maakt; die wijzen terug doet treden en hun kennis in dwaasheid
verandert.”
Paulus schreef aan Timotheüs (1 Tim.6:20,21 HSV): “20 O Timotheüs, bewaar het u
toevertrouwde pand, wend u af van onheilige, inhoudsloze praat en tegenstellingen van de ten
onrechte zo genoemde kennis. 21 Sommigen, die deze kennis verkondigden, zijn van het geloof
afgeweken. De genade zij met u. Amen.”
2 Timotheüs 2:16: “16 Maar ontwijk onheilige, inhoudsloze praat. Want zij die dat doen,
zullen steeds meer in goddeloosheid toenemen.”

En aan de Galaten (1:6-8 HSV): “6 En laat hij die onderwezen wordt in het Woord in alle
goede dingen delen met hem die onderwijs geeft. 7 Dwaal niet: God laat niet met Zich spotten,
want wat de mens zaait, zal hij ook oogsten. 8 Want wie in zijn eigen vlees zaait, zal uit het vlees
verderf oogsten; maar wie in de Geest zaait, zal uit de Geest het eeuwige leven oogsten.”
Petrus zegt (2 Petrus 1:16 HSV): “16 Want wij zijn geen kunstig bedachte verzinsels
gevolgd, toen wij u de kracht en de komst van onze Heere Jezus Christus bekendmaakten, maar
wij zijn ooggetuigen geweest van Zijn majesteit.”
En in zijn tweede brief (2 Petrus 2:1 HSV): “1 Maar er zijn ook valse profeten onder het
volk geweest, zoals er ook onder u valse leraars zullen zijn, die heimelijk verderfelijke afwijkingen
in de leer zullen invoeren. Daarmee verloochenen zij zelfs de Heere, Die hen gekocht heeft, en
brengen zij een snel verderf over zichzelf.”
En ook 2 Petrus 2:3 HSV: “3 En zij zullen u door hebzucht met verzonnen woorden
uitbuiten. Het vonnis over hen is reeds lang in werking en hun verderf sluimert niet.”
We lezen bij Judas (Judas 1:4 HSV): “4 Want er zijn sommige mensen binnengeslopen, die
tot dit oordeel al lang tevoren opgeschreven zijn, goddelozen, die de genade van onze God
veranderen in losbandigheid, en die de enige Heerser, God en onze Heere Jezus Christus,
verloochenen.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 50

In H. van de Sandt & L. van Tongeren, ‘Naar mijn daden word IK genoemd’, KBS/TABOR,
1989 staat een artikel van een Joodse voorzanger (H. Bloemendal) die enkele betekenissen heeft
verzameld van het begrip Elohim. We citeren van blz.43:
“Het is een naam die autoriteit aanduidt (Rabbi Sj’lomo Jitzchaki {RASJI}, Frankrijk 1040-1104).
Het wil zeggen: Eigenaar en Bestuurder van het heelal (Jehoeda Halevi, Spanje 1085-1145).
Het beschrijft God als Heer en Meester (Mosje ben Maimon {Maïmonides, of RAMBAM}, Spanje
1135-1204).
Het schetst God als Almachtige (Jakob ben Asjer, Spanje 1283-1340 en Jozef Karo, Turkije en
Palestina 1488-1575).
De meervoudsvorm duidt op de vele krachten die de wereld in stand houden en sturen; alles gaat
uit van één God. (Meier Loeb ben Jechel Michael {Malbim}, Polen 1809-1879).”

1.9 VEELGODENDOM

Tot en met ongeveer een vijftiental jaren terug hebben Jehovah’s Getuigen, vanuit een
eigen definitie over wat de Drie-eenheid zou moeten zijn, getracht christenen te bekladden als
aanbidders van drie goden. Het lukt hen trouwens bijna nooit om een goede definitie te geven van
het begrip “Drie-eenheid.” Dat er in bepaalde godsdiensten soms ook soorten triades zijn, valt niet
te betwisten. Er was zelfs een triade van 3x3 goden in India. Maar er zijn wel frappante verschillen.
Heidense en mythologische goden zijn slechts een aan lagerwal geraakte troep van brassers en
hoereerders. Ze hebben hun eigen clan, leven in onmin met hun naburige goden en brengen hun
tijd vechtende, etende, drinkende en minnende door. In sommige triades leeft dan een
tegenstelling van bvb. Schepper-Vernietiger. Valse goden worden in de Schrift daarom ook “lo-
elohim” genoemd, letterlijk niet-goden (Jer.2:11 / 5:7) of gewoon “nietigheid” (Jer.2:5 / 14:22 /
16:19). Er is géén God dan de God van de Bijbel en zijn naam is “YaHWeH” (Jes.45:5,6,14,18,21,22).

God zou in de “ons”-teksten spreken tot engelen is de uitleg van vele Joodse theologen;
o.a. Rashi. Maar dan zou de mens naar het beeld van God en engelen geschapen zijn, wat moeilijk
te verenigen is met Gen.3:22 waar het “ons” naar een zekere gelijkstelling verwijst. Alsof God niet
méér is dan engelen. Eenzelfde probleem hebben Jehovah’s Getuigen die beweren dat God in deze
“ons” teksten tot de Logos zou spreken. Hij is “blijkbaar” diegene tot wie God sprak zegt: ‘DE
WACHTTOREN’ van 15 oktober 2003, blz.27. Volgens hun leer is de Logos echter een schepsel en
is hun verklaring daarom ook strijdig met Gen.3:22. Het “ons” wijst hier duidelijk op een aantal
personen van evenwaardige status. (Contra ‘Dingen waarin God onmogelijk kan liegen’ blz.261 en
contra ‘TDNT’, deel 3, blz.86 voetnoot 106.) Wat we van engelen wél kunnen zeggen is dat ze
“zonen Gods” zijn volgens vier teksten uit het OT; Gen.6:2 / Job 1:6,2:1 / Ps.89:6, maar steeds in
meervoudsvorm = collectief.

G. Ch. Aalders schrijft bij zijn uitleg van Gen.1:26 dat het “ons” in deze tekst een niet gering
te achten vingerwijzing biedt voor het machtige mysterie der “Drie-eenheid” (‘Korte verklaring van
Genesis’, Kok, blz.96). Er moet ook opgemerkt worden dat het “meervoud van majesteit” die critici
en Jehovah’s Getuigen willen aannemen voor “Elohim” door geen Bijbels bewijs gestaafd kan
worden. Geen enkele koning van Israël sprak ooit in de “wij” of de “ons”-vorm. Zelfs voor God is
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 51

dit niet toepasselijk. Dan zouden we moeten lezen: “Wij zijn uw Elohim” terwijl er staat “Ik” ben
uw Elohim. Uitzondering is wel Ezra 4:18 / 7:14 maar hier is het een koning van Perzië die spreekt.
Dit laatste kan ook anders uitgelegd worden: de Perzische regering bestond uit een reeks
“onderkoningen” en die kunnen gezamenlijk optreden als een “wij” of “ons”.

Ook de teksten die de nadruk leggen op de ene God in het NT vormen geen bezwaar
waarom de godheid niet uit verscheidene personen zou bestaan. We kunnen Eph.4:4-6 als
voorbeeld nemen waar sprake is van één God en één Heer. Volgens de WT moet dit letterlijk
genomen worden. Wat nu juist onmogelijk is. Zo wordt de Vader in het NT ook “de Heer” genoemd
(Mat.11:25 / Opb.4:11) en is Christus “God” genoemd (Joh.1,1,18 / 20:28). Hierover later meer.
Het Grieks heeft twee woorden voor ons begrip “één” nl. “heis” en “monos.” Verschil in beide is
miniem en ze worden omkeerbaar gebruikt volgens o.a. Marc.2:7 / Luc.5:21.

H. Bavinck zegt dan ook met nadruk in zijn Dogmatiek: “Het Nieuwe Testament bevat de
zuivere ontwikkeling van de trinitarische gedachten des Ouden Testaments” (deel 2, blz.234). Op
blz.229 verwijst hij naar teksten uit het OT die een zelfonderscheiding aanwijzen in het Goddelijk
Wezen. Zo o.a. Gen.19:24 / Ps.45:8 / 110:1 / Hos.1:7. (Vergelijk ook nog Hos.1:7 met 2 Tim.1:18).
Een drievoudige zelfonderscheiding vinden we in Ps.33:6 / Jes.61:1 / 63:9-12 / Hag.2:5,6. En Strong
zegt in zijn ‘Systematic Theology’ dat de meervoudsnaam “Elohim” als goddelijke titel gebruikt
wordt met het oog op de latere openbaring van de Drie-eenheid (uitgave Judson Press, blz.319.)
Vier teksten in het OT spreken over twee YaHWeH’s. Men kan hier de vertaalde tekst zo inkleden
alsof het slechts één persoon betreft zoals de NWV maar zie de commentaren. Deze teksten zijn
Gen.19:24 / Zach.2:8,9 / Zach.10:12. (Zie ook ‘I.S.B. Encyclopaedia’, blz.3014.)

Is de Drie-eenheid heidendom?

Vele heidense goden waren een soort filosofische Drie-eenheid. We verwijzen de lezer
hiervoor naar ‘The two-Babylons’ van Alexander Hislop, uitgeverij Partridge & Co, London, 1961.
Ons eigen exemplaar van dit boek hebben we jaren geleden gekocht op een internationaal congres
van Jehovah’s Getuigen. Ze staan achter dit werk en gebruiken het te pas en te onpas. Maar één
zaak is zeker, Hislop is een trinitariër. Zijn stellingen zijn tweeërlei, 1°) de volkeren uit de oudheid
hebben nooit een zuivere drie-eenheidsleer gehad, 2°) meestal is er een Vader/Moeder/Zoon
verband dat geen parallel heeft met de Bijbel (blz.16-19 en 90). Dit moederelement heeft zijn
invloed gehad op de godsvisie in het sektarische christendom. Zo was de Geest het vrouwelijke
element van God in verscheidene apocriefen volg. het evangelie aan de Hebreeën, de Handelingen
van Thomas, de gnostische leer der Cophieten, Mandeeën, enz... Zie hiervoor P. Gerlitz,
‘Ausserchristlische Einflüsse auf die Entwicklung des Christlichen Trinitätsdogmas’, Brill, 1963. Voor
de gnostische visie lees bijvoorbeeld H. Leisegang, ‘La Gnose’, Petite bibliothèque Payot, 1971,
blz.85,95,102. Het argument van Jehovah’s Getuigen is dan ook waardeloos. De “drie-eenheid” van
die sektariërs spreekt over substantieel verschillende wezens die aan elkaar ondergeschikt zijn.

Vormen van drie-eenheidsleer vinden we in Indië, Japan, China, Egypte, Griekenland, de


Assyrische, Chaldeeuwse en Phenicische cultuur, en verder tot Skandinavië, Mexico, Peru et cetera.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 52

De WT zegt in dit verband: “de gevolgtrekking die daarom voor de hand ligt, is dat de leerstelling
der drieëenheid haar oorsprong vindt bij Satan” ‘God zij waarachtig’, 2de uitgave, blz.109. En
blz.120 van hetzelfde boek: “de duidelijke waarheid is, dat dit nog een van Satans pogingen is,
God-vrezende mensen er van af te houden de waarheid over Jehovah en zijn Zoon, Christus Jezus,
te leren kennen. Neen er is geen drieëenheid.” We lezen in een boek van de Wachttoren ‘De
Openbaring — Haar grootse climax is nabij!’ blz.251: “Het denkbeeld van de Drieëenheid stamt
uit het oude Babylon, waar de zonnegod Sjamasj, de maangod Sin en de sterregodin Isjtar als
triade werden aanbeden. Egypte volgde hetzelfde patroon en aanbad Osiris, Isis en Horus.
Assyriës hoofdgod, Assur, wordt met drie hoofden afgebeeld. In navolging van dat patroon zijn
er in katholieke kerken afbeeldingen te vinden die God met drie hoofden afbeelden.” En ook dit
citaat uit ‘Moet u geloof stellen in de Drieëenheid’, versie 2007: “Waardoor werd ze beïnvloed?
OVERAL in de wereld uit de oudheid, zelfs al in de tijd van Babylonië, was de aanbidding van
heidense goden in groepen van drie, of triaden, in zwang. Die invloed was ook in Egypte,
Griekenland en Rome duidelijk merkbaar in de eeuwen vóór Christus, gedurende zijn verblijf op
aarde en in de eeuwen daarna. Na de dood van de apostelen begonnen zulke heidense
geloofsovertuigingen ook in het christendom door te dringen.”

Realiseren de mensen van de WT zich dan echter niet, hoe misleidend deze argumentatie
is. Op eenzelfde wijze kan men bewijzen dat de zondvloed, een verhaal dat we terugvinden
in alle culturen en op elk continent, een uitvinding is van Satan want we vinden het ook in
de Bijbel. Christus zou slechts een volgeling van Satan genoemd kunnen worden want Hij
deed wonderen, maar evengoed zijn er wonderen genoteerd bij heidense volkeren. Tot bij
de Moslims toe tot op vandaag! Want Satan en zijn trawanten blijven verleiders (2 Cor.4:4).
Men zou de doop en het avondmaal, door Christus ingesteld, kunnen bestempelen als kopie
van heidense ritussen want ook daar heeft men daarop gelijkende praktijken. Ja, indien we
redeneren als de WT dan blijft er niets over van het ganse Bijbelverslag, dat niet kan
teruggebracht worden tot vergelijk met heidense godsdiensten.

H.R. Mackintosh schrijft in ‘The doctrine of the person of Jesus Christ’ in dit verband: “echo’s
van heidense terminologie kunnen zeker voorkomen in het Nieuwe Testament, maar de gelijkenis
is slechts in bewoording, niet in betekenis” (blz.429, T & T Clark, Edinburgh, herdruk 1972.) (Zie ook
A. Schütze, ‘Von Wesen der trinität’, Verlag Urachhaus, 1954, blz.173-177.)

Het is een algemene regel geworden dat exegeten bij studie van een woord (zoals Elohim
bijvoorbeeld) nagaan wat de betekenis is bij de naburige volkeren van eenzelfde (of verondersteld)
concept. We willen niet betwisten dat etymologische studies in bepaalde gevallen tot een zekere
opheldering kunnen leiden. Het is toch zo dat in andere gevallen de studie van zulke grondwoorden
of stamwoorden tot tegenstrijdige resultaten leiden. (Zie het werk van James Barr, ‘The Semantics
of biblical language’, O.U.P., 1961.) Zulke gelijkenissen zijn geen bewijs van een overgenomen
begrip evenmin dat een walvis een vis zou zijn hoewel de gelijkenis met een vis er oppervlakkig wel
is. En een vleermuis is géén muis en ook géén vogel!
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 53

1.10 HET VERSCHIL

Jehovah’s Getuigen schrijven ergens in een ander verband: “Werkelijk het Genesisverslag
met deze mythen te vergelijken, is hetzelfde als een paleis met een varkenskot te vergelijken, O,
ja, beide hebben muren, maar daarmee houdt de overeenkomst dan ook op.” (‘Is de Bijbel
werkelijk het woord van God?’ blz.13.)

Zo ook de leer over God. De Bijbelse leer vergelijken bij de heidense visie is een paleis
vergelijken met een varkenskot. De verschillen zijn in de eerste plaats dat de Bijbelse Elohim
aangegeven wordt als “de God” (ha-Adõn, met het lidwoord dus). Wanneer “ha-elohim” gebruikt
is voor valse goden staat er als nadere bepaling de plaatsaanduiding of naam van de god (goden).
Zo bijvoorbeeld “de goden van Egypte” in Ex.12:12 et cetera. Alle teksten waar dit “ha-elohim”
gebruikt is voor de afgoden zijn; Ex.18:11 / 22:20 / Deut.10:17 / Richt.10:14 / 2 Kron.2:5 / Ps.86:8
/ 136:2 / Jer.11:12. Ook kan “ha-Elohim” gebruikt worden voor de rechters van Israël zoals in
Ex.22:8,9. (Meer hierover later.) Het is duidelijk dat deze goden geen God van nature zijn (Gal.4:8).
De Almachtige alleen is te vrezen boven alle goden (1 Kron.16:25 / 2 Kron.2:5) en Koning over alle
goden (Ps.95:3 / 97:7,9 / 135:5 / 136:2). Om redenen die ze verklaren in hun Bijbeluitgaven met
voetnoten hebben Jehovah’s Getuigen “ha-Elohim” vertaald als “de ware God”. Een ander verschil
is dat alléén de God van de Bijbel “Adonai” of “Heer” genoemd is terwijl dit niet het geval is met
valse goden (449 maal). Een combinatie van “Adonai YaHWeH” of “Adonai Elohim” is dan ook
gebruikelijk in de Schrift (315 maal “Adonai YaHWeH”, telling volgens TDOT deel 1, blz.62.)

Terloops wijzen wij erop dat “Elohah” of “Elohim” meestal zonder lidwoord staat in de
Hebreeuwse Bijbel. Dit is zeer betekenisvol. Zonder lidwoord zou God als eigennaam kunnen
gezien worden en met lidwoord als een titel. In elk geval zien we bij “Elohim” het verband van:
God-Schepping, juist zoals “YaHWeH” de in verbond tredende God aanduidt.

Een veel voorkomende term is tevens “El”, enkelvoud voor God, gebruikt voor de God van
de Schrift of idolen van de heidenen maar nooit voor mensen. Wanneer gebruikt voor de ware God
heeft men meestal het bepalende lidwoord of een nadere omschrijving. Zie o.a.; Gen.14:18 / 21:33
/ 33:20 / Ex.6:3 / Deut.33:26 / Jes.9:5 / 40:28. De valse goden worden dan ook: andere, vreemde
goden (El) genoemd in Ex.34:14 / Deut.32:12.
Combinaties van El voor de ware God zijn onder andere deze:

1°) El Shaddai Gen.17:1


NBG “God de Almachtige”
HSV “Ik ben God, de Almachtige!”
NWV “God de Almachtige”
2°) El Elyon Gen.14:18
NBG “God den Allerhoogste”
HSV “God, de Allerhoogste.”
NWV “de Allerhoogste God”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 54

3°) El Olam Gen.21:33


NBG “den eeuwige God”
HSV “de eeuwige God”
NWV “de voor onbepaalde tijd blijvende God”
4°) El Hana eman Deut.7:9
NBG “de trouwe God”
HSV “de getrouwe God”
NWV “de getrouwe God”
5°) El Gibbor Jes.9:5
NBG “Sterke God”
HSV “Sterke God”
NWV “Sterke God”
6°) El’ Emeth Ps.31:5, of 6 naar gelang de vertaling
NBG “getrouwe God” (vers 6)
HSV “getrouwe God!”
NWV “God der waarheid”

El Shaddai staat 48 maal in het OT waarvan 31 maal in Job. Zie o.a. Gen.31:29 / 49:24,25 /
Spr.3:27 / Micha 2:1 / Jes.60:15,16. Bijna identiek is Opb.16:7.

Verder is het zo dat valse goden ook nog “Elim” (meervoud) van “El” genoemd worden (of
“Elahin” in het Aramees gedeelte van Daniël) een term die nooit voor de God van de Bijbel gebruikt
is. Ps.29:1 / 89:6 en Dan.11:36 zijn geen uitzonderingen. Daar heeft “Elim” de primaire betekenis
van macht zoals in o.a. Gen.31:29 / Deut.28:32 / Spr.3:27. Zie TDNT, deel 3, blz.84,85. En dan moet
je ook dit nog weten, het begrip “el” heeft in het OT ook nog gewoon de betekenis van “macht”
van iemand en dat kan dan zelfs een gewoon mens zijn. Zie bijvoorbeeld: Deut.28: 32 / Neh.5:5 /
Ps.36:6 / Spr.3:27.

Onderscheid gewenst

Al deze redenen hebben sommige Bijbelgeleerden ertoe gebracht om het woord “Elohim”
te zien in vertaling als “Godheid” en niet “God.” Jehovah’s Getuigen zelf denken in deze richting
gezien het citaat van het Hebrew Grammar van Gesenius-Kautzsch in ‘Aid to bible understanding’,
blz.513,514. H. Ringgren maakt echter terecht de opmerking dat de meervoudsvorm voor God
(elohim) nog niet bevredigend verklaard is (TDOT, deel 1, blz.272). Want dat woord moet in enkele
teksten toch enkelvoud zijn (vb. Ps.45:6). De uitdrukking “El Elohim YaHWeH” slechts gebruikt in
Jozua 22:22 en Ps.50:1 zou in deze richting kunnen wijzen. “El” het eigenlijke woord voor God zou
gevolgd zijn door de scheppingstitel (Elohim) en de verbondstitel (YaHWeH). (Zie TDNT, deel 3,
blz.81.)

Men zou beide teksten daarom kunnen vertalen als, “God, Godheid, YaHWeH”, waardoor
een soort verband aangegeven is tussen het absolute wezen van God en zijn relatie tot de mens.
Nota bene, kan nog worden gezegd dat “ha-Adonim” in het (meervoud) gebruikt is in Deut.10:17
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 55

en Ps.136:3 waardoor God “Heer der Heren” als titel heeft. En verder is er nog een serie teksten
waar YaHWeH, de God (El) der goden (Elohim) genoemd is en zelfs de Godheid (Eloah enkelvoud)
der goden (Elohim meervoud). Zie o.a. Deut.10:17 / Ps.136:2 / 95:3. Nu beweren critici dat dit een
overblijfsel is van een polytheïstische vroegere leer bij de Joden wat natuurlijk absurd is. Moderne
theologen willen God persé een vrouw aansmeren! Jehovah’s Getuigen willen met zulke teksten
bewijzen dat een titel als “god” met recht kan gedragen worden door Satan (2 Cor.4:4) of Christus
(Joh.1:1 volgens hun eigen leer). Maar ook deze uitleg is verkeerd. In andere teksten met dezelfde
uitdrukking is het alleen een spraakgebruik dat gekend is als “polyptoten” of “metagoge.” (O.a.
Deut.10:17, zie ‘Figures of Speech used in the bible’, door E. Bullinger, Baker Book house, z.j..)
Verder worden valse goden zo genoemd op een spottende toon, want deze goden blijven
waardeloos en zijn géén echte goden (Ps.96:5). Ze zijn het werk van mensenhanden (Jer.10:3-9) en
blijft zoiets zondermeer aanbidding van demonen.

Een ander verschil tussen de God en de afgoden waarop gewezen kan worden is de
onzienlijkheid van YaHWeH en de aanschouwbaarheid van afgoden. God is geest zegt Jezus tot de
Samaritaanse vrouw (Joh.4:24) wat ook benadrukt is in de universele geestelijke aanbidding van
Gods volk volgens 1 Kon.8:27 / Hand.7:48 / 17:25. Een afgod echter is soms alleen maar beperkt
tot een volk, land of stad en weergegeven door zichtbare/tastbare afbeeldingen. De God der Schrift
staat buiten deze tijdelijkheid en plaatselijkheid als universele Heer (Deut.4:15-23 / Jes.40:25). Ja,
de God der Schrift is uniek en onvergelijkelijk. Wanneer God verschijnt in het OT dan is het onder
de vorm van drie bezoekers (Gen.18:1-8), een brandende struik (Ex.3:5), een wolk (Ex.19: 9,11,12)
enz. God is in de tempel, als licht, maar Hij verlaat hem ook (1 Kon.8:11-13 / Ezech.10:3-18).

Er is dus een hemelsbreed verschil tussen wat de Schrift leert en wat door heidenen in de
oudheid geleerd werd en geloofden. Wat men in die kringen trachtte te beschrijven was het begrip
wereld; hemel, aarde en onderwereld ofwel een tijdsbegrip; verleden, heden en toekomst, of het
ideale gezin; vader, moeder en kind. Het belangrijke verschil is dit: Vader, Zoon en Heilige Geest
zijn in de Schriften “wezensgelijk” en dat leert geen enkele andere soort Drie-eenheidleer. Wie dat
onderkent weet dan ook dat men deze twee zaken niet kan/mag vergelijken. De drie-enige God
van de Bijbel is één goddelijke substantie (essentie), in drie goddelijke personen. Ze zijn in gelijke
mate eeuwig en in gelijke mate almachtig.

Men moet/mag dan niet gewoon doen zoals Jehovah Getuigen en beweren dat de Bijbel
géén Drie-eenheid kan leren want het is gebaseerd op een heidense leer en; “door demonen
geïnspireerde denkbeelden” (‘DE WACHTTOREN’ van 1 dec.1995, blz.5). Daarom ook dus
verwerpelijk als een Babylonisch-Egyptisch-Grieks denkbeeld volgens ‘Ontwaakt!’, 22 juni 1989,
blz.27.

In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 augustus 1992, deel 4 uit hun anti-Drie-eenheid reeks met de
titel, ‘Wanneer en hoe heeft de Drieëenheidsleer zich ontwikkeld?’, beweren Jehovah’s Getuigen
het volgende: “Vóór Plato waren in Babylon en Egypte triaden of drieëenheden in zwang. En de
pogingen van geestelijken om ongelovigen uit de Romeinse wereld aan te trekken, hadden tot
gevolg dat sommige van deze denkbeelden geleidelijk in het christendom werden opgenomen.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 56

Dit leidde ten slotte tot de aanvaarding van het geloof dat de Zoon en de heilige geest gelijk
waren aan de Vader.”

Ook dit citaat uit ‘DE WACHTTOREN’, 2013 15/2, blz.9. “DE DRIE-EENHEID IS NIET NIEUW
5 In de Babylonische religie speelden godentriaden of drie-eenheden een belangrijke rol. Een van
deze triaden bestond uit Sin (de maangod), Sjamasj (de zonnegod) en Isjtar (de godin van de
vruchtbaarheid en de oorlog). In het oude Egypte werd een god vaak voorgesteld als getrouwd met
een godin, die hem een zoon baarde, waardoor er „een goddelijke triade of drie-eenheid ontstond,
waarin de vader overigens niet altijd het hoofd was, maar zich nu en dan tevreden stelde met de
rol van prins-gemaal, terwijl de godin de hoofdgodheid van de desbetreffende plaats bleef” (New
Larousse Encyclopedia of Mythology). Een van de Egyptische triaden bestond uit de god Osiris, de
godin Isis en hun zoon Horus.”

Godin in India met 4 hoofden, een vierheid!

Is het waar of niet dat deze leer overgenomen of ontleend zou zijn aan heidense
godsdiensten en dat het één-godendom en de Drie-eenheid onverenigbaar zijn. Laten we enkele
van deze beweringen eens nauwkeuriger bekijken. De mensen van de Wachttoren en andere anti-
trinitariërs zeggen dat de volgende drie-eenheden, weergegeven in de tabel, met uitzondering van
de laatste twee al bestonden vóór de christelijke versie.
BABYLON (VERSIE 1) AN(U) (HEMELGOD) ENLIL (AARDEGOD) EA OF ENKI
(WATERGOD)
Babylon (versie 2) Sin (maangod) Sjamasj (zonnegod) Ishtar (aardegod)
Babylon (versie 3) Nimrod (vader) Semiramis (moeder) Tammuz (kind)
Isis (moeder en
Egypte (versie 1) Osiris (vader) Horus (kind)
zuster)
Egypte (versie 2) Amen (vader) Mut (moeder) Khons (zoon)
Griekenland Hades (broeder van Poseidon (broeder Zeus (Oppergod)
Zeus) van Zeus)
Germanen Odin (god van het Vili (god van het Ve (god van de
leven) verstand) zintuigen)
India Brahma Vishnu Shiva
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 57

Rooms katholicisme
in zijn populaire Heilige Geest (vader) Maria (moeder) Jezus (kind)
vorm
Kether (God, Binah Chochma
Joodse Kabbala
Hoogste Bewustzijn) (Wereldmoeder) (Wereldvader)

Maar deze tabel heeft helemaal niets te maken met de Drie-eenheid uit de Schriften. We
gaan enkele van deze ballontjes doorprikken want dit is slechts één hoop lucht in een omhulsel.
Bekijken we de trimurti. De trimurti is de naam die men in India geeft aan de belangrijkste vorm
van drie-eenheid. We vonden, 15 jaar terug of meer, een definitie van de Hindu triniteit op
http://www.hindunet.org/god/trinity/index.htm en vertaalden het uit het Engels. “De Hindu
triniteit is deze van Brahma, Vishnu en Shiva. Ze vertegenwoordigen respectievelijk de schepper de
onderhouder en de vernietiger van het universum. Ze zijn tevens de boven-hemelse Godheid, Shiva,
de kosmische heer, Vishnu en de kosmische geest, Brahma. (…) Dit heeft veel gelijkenis met de
Christelijke triniteit (…) Elk van deze god heeft zijn gade. Voor Brahma is het Saraswati, de godin
van de kennis. Voor Vishnu is het Lakshmi, de godin van de liefde, schoonheid en verrukking. Voor
Shiva is het Kali (Parvati), de godin van kracht, vernietiging en verandering. (…) De drie godinnen
worden soms apart aanbeden en een andere maal samen met hun echtgenoten” (Wij onderlijnen
in de tekststrepen).

De Hindu religie heeft 330 miljoen goden, maar er zijn slechts drie belangrijke
Hindu hoofdgoden (de Hindu “Trimurti”): Vishnu, de god van de bewaring, Shiva de god
van de vernietiging, en Brahma, de god van de schepping.

Men zegt: “Dit heeft veel gelijkenis met de Christelijke triniteit.” Waar zou die gelijkenis dan
te vinden zijn? Hebben de Vader, de Zoon en de Heilige Geest ook een vrouwtje om een grote
kroost andere goden te verwekken? Veel oprechter en wetenschappelijker is het artikel over de
trimurti in waarschijnlijk de belangrijkste encyclopedie ter wereld. We bedoelen de Encyclopeadia
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 58

Britannica, ook al 20 jaar geleden opgenomen. U kunt vanuit Internet lezen wat ze in dit verband
schreven en dit is de inleiding van het artikel: “Trimurti: (Sanskriet: “Drie Vormen”) in het
Hindoeïsme, een triade van drie grote goden, Brahma, Vishnu, and Shiva. Deskundigen
beschouwen de leer van de Trimurti als een poging om verscheidene gedachten van het
eengodendom en de filosofische gedachte van de absolute werkelijkheid (Brahman) met elkaar te
verzoenen. Soms spreekt men van de Hindu drie-eenheid maar de Trimurti heeft weinig gelijkenis
met de christelijke” (wij onderlijnen in de tekststrepen). Zie
http://www.britannica.com/eb/article-9073387?query=trimurti&ct=

Nog een definitie staat op: http://hinduism.iskcon.com/practice/302.htm


“Algemeen misverstand: de Trimurti is een Hindu triniteit. De veronderstelde gelijkenis is potentieel
misleidend en de term “Hindu triniteit” wordt best vermeden.” Waarom dan beweren dat
christenen wat ontleend hebben aan de Indische godenleer? Weet u waarom ze in India sommige
zaken in drievoudig, viervoudig of negenvoudig zijn weergeven? Dat zijn volgens hun leer
goddelijke getallen die een zekere filosofie van volheid weergeven. Hieronder bijvoorbeeld een
Indische god met vier hoofden om uit te beelden: die ziet alles.

En die andere drie-eenheden dan! Kijk nog eens naar wat in de tabel staat. Je krijgt er
bijvoorbeeld een Egyptische driegodenfamilie: vader, moeder en zoon. Of in Griekenland is er een
bond van drie broeders, zelf afstammelingen van andere goden. Lees er die godenleer eens op na,
een opeenvolging van verhalen over lallende brassers en hoereerders. Niets is hun vreemd, dat
verboden was in het Oude Testament! De twee eerste varianten uit de Babylonische godenleer zijn
voorbeelden van de voorstelling van de eenheid van hemel, aarde en zee. Er is dus een
hemelsbreed verschil tussen wat de Schrift leert en wat door heidenen in de oudheid geleerd werd.
Wat men in die kringen trachtte te beschrijven was het begrip “wereld”; hemel, aarde en
onderwereld ofwel het begrip “tijd”; verleden, heden en toekomst, of het “ideale gezin”; vader,
moeder en kind.

We lezen in de ‘DE WACHTTOREN’ 2015 1/6 blz.15: “Al eeuwenlang onderwijzen de kerken
dat de Vader en de Zoon deel van de Drie-eenheid zijn. Op die manier trekt de antichrist een
rookgordijn op, om de identiteit van Jehovah en Jezus te verbergen. Dit mysterie maakt het voor
oprechte mensen moeilijker om te doen waar de Bijbel toe aanmoedigt, namelijk Jezus navolgen
en een vriendschap met God opbouwen (1 Korinthiërs 11:1; Jakobus 4:8).” Als de leiders van
Jehovah’s getuigen een “onderscheid” gemaakt hadden tussen waarheid en een “look-alike” dan
zouden ze dat niet geschreven hebben. Maar ze houden het bij simpele redeneringen om God te
verstaan. Als men steeds maar melk blijft drinken, zoals een baby dat zal men nooit opgroeien!

1.11 JODEN EN DE DRIE-EENHEID

In ‘Ontwaakt!’ van 22 juni 1991, staat een artikel ‘Christenen en joden. Is de breuk te
helen?’ In het verhaal krijgen vooral Katholieken ervan langs vanwege de Holocaust. Maar ook wie
in de Drie-eenheid geloofd krijgt tegenwind want dat is slechts “theologische acrobatiek” (blz.6).
Op die blz.6 staat in dikke zwarte letters een citaat: “De leer der goddelijkheid van Jezus Christus
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 59

is een onvergeeflijke overtreding in de ogen van het judaïsme.” En natuurlijk zijn zij de Jehovah’s
Getuigen, de goede gesprekspartner voor de Joden want zoiets geloven ze niet (blz.8). Maar dat is
niet zo oprecht. De Joodse theoloog Pinchas Lapide geeft het volgende te kennen in zijn ‘Het
leerhuis van de hoop’, Ten Have, 1986: “Kort voor zijn dood zei Rahner in de loop van een gesprek
met mij over de problemen die het oplevert om met dogma’s om te gaan ‘Ik ben er niet zeker van
of een paus bij een interview over de triniteitstheologie niet na een kwartier in een ketterij zou
vervallen’” (Blz.102). De Roomse theoloog Karl Rahner echter is zelf een omstreden
triniteitstheoloog en zo is deze opmerking zelf al getint.

Hoe onwaarschijnlijk het ook mag klinken, in de Joodse sekte der Kabbalisten (vanaf de 12e
eeuw) zijn er bepaalde aanwijzingen van een Drie-eenheidleer. Ze geloven dat er in de kosmos tien
Sephiroth (krachten) werkzaam zijn. Slechts de eerste drie zijn persoonlijke krachten, zeven zijn
onpersoonlijk. De eerste Sephiroth is de En Soph (de Oneindige) de tweede is de Cochma (de
Wijsheid) en de derde is Binah (het Verstand). Volgens Rabbi Salomon Jarehi is de tweede de
Messias. In de Sepher Jetzirah, één van hun geschriften, zijn deze drie de gedaanten van God. Een
ander geschrift (het Sod Mercava Eliana MS) spreekt over de drie bestaanswijzen van God. En
volgens R. Joseph ben Gekatilia zijn dit de drie “Elohim.”

Philo (20 voor Chr./ 42 na Chr.) heeft bepaalde aanwijzingen voor een pluraliteit Gods, een
twee-eenheid in dit geval. Naast God bespreekt hij namelijk een wezen dat in zijn geschriften onder
vele namen voorkomt, de Logos, de Mens, de Zoon van God, het beeld Gods. (Zie o.a. ‘De faga et
Inv.’ 101 / ‘De Conf. Ling.’ 146.) Het is (volgens Philo) deze Logos die alles geschapen heeft en alles
in de wereld in stand houdt. Vergelijk hierbij; Col.1:16,17 en zie Philo o.a. ‘De Opificio 20’ / ‘De
Speciali. Logibus’ 1:81 / ‘De Cherub 127’ / ‘De Fuga et Inv.’ 110,112. In zijn ‘Quaestiones et
Solutiones in Exodum’ II 117, zegt hij dat de Logos “de eeuwige Logos van de eeuwige God is.” In
drie teksten noemt Philo deze Logos: “God” hoewel hij in de eerste nog onderscheid maakt door
de Vader “de God” te noemen. (In; ‘De Sommis’ 1:228-230 / ‘Leg. Alleg.’ 3:207,208 / ‘Qu. in
Gen.’2:62.) Ander onderscheid maakt hij ook door de Logos; “de tweede God” te noemen of “Heer”
= Grieks Kyrios i.p.v. God = Grieks Theos (‘De Abrah’, ‘De Chesili’ 172, ‘De Vit. Mos’). Beiden zijn
echter eeuwig en ongeschapen (‘Quod Deus sit immut.’ en ‘De Plant. Noae’). En ondanks deze
verschillen is de Logos “het begin” (archè) een titel die de Christus ook heeft in Opb.3:14. Vergelijk;
‘De Conf. Ling.’ 146, en onze uitleg in hoofdstuk twee. De Joodse Rabbijn Simeon Ben Jochaie
beschrijft in zijn commentaren op Leviticus de naam “Elohim” als drievoudige pluraliteit. Zie
hierover Adam Clarke’s Commentary, deel 1, blz.28.

En ook nog dit. Rabbi Rashi (1040-1105 na Chr.) geeft ons het verhaal van een rabbi Hillel
die wellicht als énige rabbijn leerde dat de redding van Israël niet zou komen door een menselijke
Messias maar door God zelf. Dat wil zeggen dat minimaal één rabbijn een nogal christelijke
interpretatie had van hoe Israël zijn redding zou ontvangen. Het gaat niet om de Hillel uit de tijd
van Jezus en Paulus maar een latere afstammeling van deze uit de 4de eeuw. Zie het commentaar
bij Sanhedrin 99a. Dat is géén verwijzing naar Jezus maar iemand in de dagen van Hiskia. Wat/wie
het ook moge zijn!
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 60

Laat ons ook eens wijzen naar de praktijk van de Joden, want dat waren niet zo een brave
jongens als men wel denkt. Hieronder een lijstje van de afgoden die door Israël bij tijd en wijle,
behalve hun eigen God, aanbeden werden.
• Baal en Astarte of Astoreth = Richteren 2:13 / 3:7 / 6:25-32 / 10:6 / 1 Samuël 12:10 / 1
Kon.1:5 / 33 / 18:19 / 2 Kon.23:4,13
• Bethel = Jeremia 48:13
• Kamo, de god van Moab = 1 Kon1:7 / 2 Kon.23:13
• Milkom, de god van de Amorites = 1 Kon.11:5,33 / 2 Kon.23:13
• Moloch = Leviticus 18:21 / 20:2-5 / 2 Kon.23:10 / Jeremia 32:35
• Tammuz = Ezechiël 8:14
• Zon, maan en sterren = 2 Kon.17:16 / 21:3 / 23:4,5,11 / Ezechiël 8:16 / Amos 5:16

1.12 VOORBEREIDING TOT DE LATERE GODSOPENBARING

Wanneer we geen rekening houden met de WT-exegese van het OT, dan kan men over het
voorgaande in simpele taal het volgende zeggen. Het OT geeft géén volledige openbaring van de
driepersoonlijkheid van God. De geschriften van het nieuwe verbond hebben hiervoor meerdere
aanwijzingen zonder echter alle details uit te pluizen. Maar een verwijzing naar de pluraliteit (het
meervoud in de godheid) van YaHWeH is het begrip “Elohim”. Deze titel is op zichzelf een
meervoud wat een verwijzing is naar een collectiviteit in God. Opgepast, het werkwoord met
“Elohim” als onderwerp staat bijna altijd in enkelvoudige vorm. Dat wijst op de eenheid van de
godheid. “YaHWeH is één” (Hebreeuws echod = echad voor meervoudige godheid) en
driepersoonlijk zoals het NT later te kennen geeft.

Naast de naam “Elohim” verwijzende naar de pluraliteit van YaHWeH hebben we nog de
“ons”-teksten in verband met de schepping (Gen.1:26 / 3:22). Daarom spreekt Pred.12:1 / Job
35:10 / Jes.54:5 in de oorspronkelijke Bijbeltekst over Scheppers en Makers in het meervoud. Dit
is géén veelgodendom, hoewel men dit durft beweren in Bijbel kritische kringen. Zonder blozen
schrijft Julian Morgenstein dat de hoofdstukken 1-3 van Genesis een versie geeft van wat
oorspronkelijk een Babylonische mythe was. Het “ons” is volgens hem daarvoor een duidelijk
bewijs. (Zie ‘The book of Genesis’, uitgegeven in 1919, herdruk 1965 in Shocken Books n° 96,
blz.43.) Het is niet alleen van Joodse zijde dat dergelijke kritiek komt. Er zijn thans veel Protestantse
of Katholieke exegeten die door dit virus aangetast zijn. (Zie, bijvoorbeeld ‘The interpreter’s bible’
deel 1, blz.360,364, Abingdon Press. Vergelijk echter B. de Margerie, ‘La Trinité chrétienne dans
l’Histoire’, Beachesne, 1975, blz.22,23.)

Er is verder nog een mogelijke verwijzing naar de driepersoonlijkheid der godheid in de


drievoudige zegen van Num.6:24-26, het driemaal heilig van Jes.6:3 en Jes.48:16. I.v.m. Num.6:24-
26 zegt H. Bavinck dat dit wijst op een drieërlei openbaring Gods en dat 2 Cor.13:13 hieraan parallel
is (Bavinck, deel 2, blz.229).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 61

De bewering van Jehovah’s Getuigen in hun populair geschrift uit vervlogen tijden, ‘De
Waarheid die tot eeuwig leven leidt’, dat noch het woord, noch het idee der Drie-eenheid in de
Bijbel aangetroffen wordt is daarom een misleidende bewering (blz.25). En in ‘DE WACHTTOREN’
van 1 juli 1977, blz.407 zeggen ze dat de drie-eenheidleer een “valse leer” is die in de Heilige Schrift
nergens ondersteund wordt. Geloof dat dus allemaal niet.

Dat we het woord zelf niet in de Schrift vinden willen we wel grif toegeven. Mag er echter
bezwaar geopperd worden tegen de drie-eenheidterminologie indien er kan bewezen worden dat
óók de Zoon en óók de Geest samen met de Vader “God” genoemd worden? En dat kan wanneer
we maar enigszins oprecht de Schrift tot ons laten spreken. Wat we ook willen doen in de volgende
hoofdstukken, vooral met nadruk op de persoon Jezus Christus. Laat ons daarom vanuit de Bijbelse
feiten en gegevens trachten iets van het goddelijke mysterie te vatten. Als voorbeeld van deze visie
citeren we aan het slot van dit hoofdstuk een theoloog uit de Griekse Kerkvaders vanuit één van
zijn gedichten.

De belangrijkheid onze Schepper te leren kennen zit in alle culturen bij wijze van spreken
ingebakken. Volkeren zonder God bestaan er niet. Maar vanuit het christelijke standpunt is dit
geldig wat er in de Nederlandse Geloofsbelijdenis staat. In het 2e artikel lezen we:
“Wij kennen Hem door twee middelen. Ten eerste, door de schepping, onderhouding en regering
der gehele wereld; overmits dezelve voor onze ogen is als een schoon boek, in hetwelk alle
schepselen, grote en kleine, gelijk letteren zijn, die ons de onzienlijke dingen Gods geven te
aanschouwen, namelijk Zijn eeuwige kracht, mogendheid en Godheid, zoals de apostel Paulus zegt,
Rom. 1:20. Welke dingen alle genoegzaam zijn om de mensen te overtuigen en hun alle onschuld
te benemen. Ten tweede, geeft Hij Zichzelf ons nog klaarder en volkomener te kennen, door Zijn
heilig en Goddelijk woord; te weten, zoveel als ons nodig is in dit leven, tot Zijn eer en de zaligheid
der Zijnen.” Gods werken, zowel de eerste schepping als de herschepping zijn Gods werk. De Ned.
Geloofsbelijdenis art.8: “De Vader is de Oorzaak, Oorsprong en Begin aller dingen, zowel zienlijke
als onzienlijke. De Zoon is het Woord, de Wijsheid en het Beeld des Vaders. De Heilige Geest de
eeuwige Kracht en Mogendheid uitgaande van de Vader en de Zoon.” Wij, christenen, kennen God
vanuit een OPENBARING, door zijn WOORD.

En nog een slotopmerking naar de godsdiensthistorische waarde van om het even welk
onderzoek naar het Godswezen. H. M. Ohmann zegt terecht in zijn ‘Wie kent uw toorn?’,
Oosterbaan & Le Cointre B.V., Goes, 1988, blz.35: “Godsdiensthistorisch gesproken behoeft een
god dus niet almachtig te zijn, noch eeuwig, onveranderlijk, rechtvaardig, geestelijk of enig. De
goden zijn niet steeds almachtig (ze beperken elkanders macht), noch alwetend (ze bedienen zich
soms, evenals de mensen, van orakels), noch onsterfelijk (ze danken hun langer leven dan de
mensch aan het nuttigen van ambrosia, nektar of het eten van den levensboom), noch eeuwig (ze
worden geboren of geschapen), noch principieel beter (ze doen vele schanddaden), noch zalig (de
Boeddhistische goden hebben evenals de menschen behoefte aan verlossing). De
godsdiensthistorici plegen alleen dan van “god” te spreken wanneer de bovenzinnelijke wezens
duidelijk het karakter hebben van een persoonlijkheid. Waar die ontbreekt, of slechts vaag is,
spreekt men liever van daemonen of geesten... Intusschen is het begrip “persoonlijkheid” zeer
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 62

weinig omlijnd... terwijl bij vele polytheïstische goden het persoonlijk karakter sterk wordt beperkt
door hun gebondenheid aan bepaalde natuurfaenomena ...” Het slot van dat verhaal moet dan zijn;
de ware kennis van de Schepper komt door Godsopenbaring. Dat Hij één is of drie maakt niet
zoveel uit; we kunnen Hem kennen door wat Hijzelf over zichzelf openbaar wil maken en wat we
zouden kunnen begrijpen bij die vorm van openbaring. En daar zijn hoofd voor buigen. Dat gevoel
wil de hymne oproepen die volgt op de twee lijsten over godsnamen.

Belangrijkste namen voor God uit het Oud Testament, als samenvatting van een hoofdstuk:

Nederlands woord Hebreeuws woord, definitie, Tekst


gebruik
God Elohim (Machtigen) 2606x Genesis 1:1
God El (Macht, Kracht) 245x Genesis 14:18
God Eloah (Machtige) 57x Nehemia 9:17
God Elah (Aramaïsche vorm) 95x Daniël 2:18
God, HEER, HERE, (YaHWeH, YHWH (YaHWeH) méér dan Gen.2:4 / 15:2 / Ex.6:3
Jehovah en alle varianten op deze 6828x. Plus 134 wijzigingen van
twee laatste) de Masoreten.
Heer YH (Yah) (kortere vorm van Psalm 68:4
YaHWeH) 49x
Heer Adon (Heer, Regeerder) 335x Jozua 3:11
Heer Adonai (Here, Regeerders) 434x Genesis 15:2
IK BEN DIE IK BEN Eheyeh asher Eheyeh 1x Exodus 3:14
IK BEN Eheyeh 19x Exodus 3:14 / maar dit
vooral in Jes.40-55
Allerhoogste El-Elyon (Hoogste macht) Genesis 14:18
God des aanziens El-Roy Genesis 16:13
God de Almachtige El-Shaddai (Machtige over de Genesis 17:1
machtigen)
Eeuwige God El-Olam Genesis 21:33
Rots Cela (vesting) Tzur (rots of Ps.18:2 (wisselend
sterkte) gebruikt)
YaHWeH der Heirscharen YaHWeH-sabaot (HEER der 1 Samuel 1:3
Heirscharen ) 285x
YaHWeH zal voorzien YaHWeH-jireh: zal bezorgen of Genesis 22:14
zal voorzien
Ik, YaHWeH, ben uw genezer YaHWeH-rapha: heelt Exodus 15:26
YaHWeH is mijn bannier YAHWeH-nissi: onze bannier of Exodus 17:15
overwinning
YaHWeH die rechtvaardigt YaHWeH- mQuaddishkhem: Exodus 31:13
rechtvaardigt
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 63

YaHWeH is vrede YaHWeH-shalom: vrede Richteren 6:24


YaHWeH is mijn schepper YaHWeH-raah: mijn herder Psalm 23:1
YaHWeH onze maker YaHWeH-hoseenu: maker of Psalm 95:6
schepper
YaHWeH onze gerechtigheid YaHWeH-tsidkenu: gerechtigheid Jeremia 23:6
YaHWeH is daar YaHWeH-shammah: is aanwezig Ezechiël 48:35
en beschikbaar voor de gelovige

Nieuw Testamentische Namen voor God - de Vader, met het Hebreeuwse equivalent

Vader: (Matthéus 6:9) Abba: [Daddy, vadertje] (Romeinen 8:15)


God de Vader: (2 Timotheüs 1:2) Vader van onze Here Jezus Christus:
(Colossensen 1:3)
De Vader der Lichten: (Jacobus1:17) De Vader der heerlijkheid: (Ephese 1:17)
De Vader der geesten: (Hebreeën 12:9) De Heilige: (Openbaring 15:4)
God (Elohim): (2 Corinthe 9:7) De God uwer vaderen [Elohay Avotaynu]:
(Handelingen 7:32)
De God van Abraham, Isaac en Jacob: Vader der barmhartigheden: [Elohay Kol Ha
(Handelingen 7:32) Nechamah]: (2 Corinthe 1:3)
God van vrede [Elohay Shalom]: (Hebreeën De God der Heerlijkheid [Elohay Kavod]:
13:20) (Handelingen 7:2)
De Levende God [Elohay Chaiyim]: (2 Corinthe De God van Israël [Elohay Yisrael]: (Matthéus
3:3, 6:16) 15:31)
Heer God [YHVH Elohim]: (Handelingen 3:22) Heer God van Israël [YHVH Elohay Yisrael]:
(Lucas 1:68)
Heer Almachtige [YHVH Shaddai]: (2 Cor.6:18) Enige Heerser: (1 Timotheüs 6:15) Maar dat
kan evenzeer op Jezus betrekking hebben.
Macht [Ha Gevurah]: (Marcus14:62) De Schepper [Ha Boray]: (Romeinen 1:25 / 1
Petrus 4:19)
Den Allerhoogste God [El Elyon]: (Hebreeën Den Goddelijke natuur: (Romeinen 1:20 / 2
7:1) Petrus 1:4)
Den Here Zebaoth: [YHVH Tz’vaot] (Jacobus 5:4) Den Onvergankelijken, den Onzienlijken:
(1 Timotheüs 1:17)
De Majesteit: (Hebreeën 1:3) De Rechtvaardige en Waarachtige: (Openbaring
15:3)
Wetgever en Rechter: (Jacobus 4:12) Verterend vuur: (Hebreeën 12:29)

Hymne aan God van Gregorius van Nazianze (4de eeuw)

Gij, ‘ginder’-dan-alles,
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 64

is dat uw juiste naam?


Hoe kan ‘n woord U prijzen?
want geen woord kan U aan!
Hoe kan de geest U schouwen?
geen geest kan U verstaan!
Gij, enige Onzegbaar,
oorsprong van alle woord,
Gij, enige Onkenbaar,
uit U komt ‘t kennen voort.
U roept al wat kan spreken
en alles wat niet spreekt,
U prijst al wat kan weten
een ieder die niet weet.
Gij, Centrum aller liefde,
Gij, Centrum aller leed,
U gelden alle beden;
naar U verklinkt het lied
van alles en van al wie
Uw taal en teken ziet.
In U alleen blijft alles,
naar U tendeert het Al
en Gij zijt aller einddoel.
Gij: één, niemand, en al,
niet-één, niet-alles, o Gij
Veelnamige, hoe dan?!
Gij, enige Onnoembaar,
wie kan in ‘s hemels naam
tot in uw sfeer doordringen?
Genadige, neem ons aan!
O Gij, ‘ginder-dan-alles,
hebt Gij een juiste naam?

APPENDIX 2: Tabel over het gebruik van het begrip “mystérion” (mysterie).
Voorafgaande alle teksten hierover in het Nieuwe Testament.

Mat.13:11 “de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen”


Marc.4:11 “het geheimenis van het Koninkrijk Gods”
Luc.8:10 “de geheimenissen van het Koninkrijk Gods”
Rom.11:25 “dit geheimenis, een gedeeltelijke verharding is over Israël
gekomen, tot dat de volheid der heidenen binnengaat”
Rom.16:25 “de openbaring van het geheimenis, eeuwenlang verzwegen”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 65

1 Cor.2:7 “een geheimenis, is de verborgen wijsheid Gods, die God (reeds) van
eeuwigheid voorbeschikt heeft”
1 Cor.4:1 “het beheer van de geheimenissen Gods”
1 Cor.13:2 “alle geheimenissen en alles, wat te weten is, wist”
1 Cor.14:2 “door de Geest spreekt hij geheimenissen”
1 Cor.15:51 “een geheimenis... Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij
veranderd worden”
Eph.1:9 “het geheimenis van Zijn wil”
Eph.3:3 “mij door openbaring het geheimenis bekendgemaakt”
Eph.3:4 “het geheimenis van Christus”
Eph.3:9 “de bediening van het geheimenis”
Eph.5:32 “Dit geheimenis... Christus en de Gemeente”
Eph.6:19 “het geheimenis van het evangelie”
Col.1:26 “het geheimenis, dat eeuwen en geslachten lang verborgen is geweest
Col.1:27 de heerlijkheid van dit geheimenis: Christus onder u, de Hoop
der heerlijkheid”
Col.2:2 “het geheimenis Gods, Christus”
Col.4:3 “het geheimenis van Christus”
2 Thes.2:7 “geheimenis der wetteloosheid”
1 Tim.3:9 “het geheimenis des geloofs”
1 Tim.3:16 “het geheimenis der godsvrucht”
Opb.1:20 “het geheimenis der zeven sterren”
Opb.10:7 “het geheimenis van God”
Opb.17:5 “een geheimenis: het grote Babylon”
Opb.17:7 “het geheimenis van de vrouw”

[Vijfmaal dus als “geheimenissen” in het meervoud.]

Het begrip “geheimenis” mag niet verkeerd begrepen worden. En Phil.4:12 kan ons daarbij
helpen. Daar is de lijdende vorm gebruikt “mueo” waaraan “mysterion” verwant is. We geven dit
weer in enkele vertalingen.

“In alles en allen ben ik ingewijd” Leidschevertaling.


“In elk opzicht en in alle dingen ben ik ‘ingewijd’” Brouwer.
“In elk opzicht en in alle dingen ben ik ingewijd” NBG.
“in elk opzicht en in alles ben ik ingewijd” HSV

En dan gaat het niet om spectaculaire zaken waarin Paulus is ingewijd maar gewoon om: “zowel
in verzadigd worden als in honger lijden, zowel in overvloed als in gebrek.” “Ingewijd” uit NBG
(“onderwezen” in SV = “geleerd” volgens Luther = “learned the secret” in RSV. Een mysterie kan
dus “aangeleerd” worden. Want de “geheimenissen” waarover de Schrift melding maakt zijn toch
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 66

deze die God heeft “geopenbaard.” En dan ook in een voor gelovigen begrijpelijke taal. Wat niet
wil zeggen dat de ongelovige het begrijpt. Dat is onder andere duidelijk uit de leermethode die
Christus gebruikt die gelijkenissen genoemd worden. Het zijn “geheimenissen” van het Koninkrijk
Gods die geopenbaard worden. Maar hoewel eenvoudig, ontsnapt het “geheim” aan de
omstanders en zelfs soms aan de discipelen (Mat.13:11-13 / Luc.8:10).

Kort samengevat gaat het bij het begrip mysterie om:

1) het “geheimenis” van Christus. Jezus, de Opgewekte, is het geheimenis Gods (Col.2:2). En
daarom valt in de Schriften van het NT de volle nadruk op het verklaren van dat geheim dat in
Christus is gelegen. De apostelen zijn de “beheerders” van de geheimenissen Gods (1 Cor.4:1). De
nadruk ligt voor hen op de persoon én het volbrachte werk. In Hem is de “volheid van de godheid
lichamelijk” aanwezig en is dan ook het hoofd “van alle overheid en macht” (Col.2:9,10). We
kennen dus het mysterie Gods omdat het Jezus zelf is (Rom.1:20 / Col.2:9 / 1 Tim3:16).

2) het “geheimenis” van het Koninkrijk Gods. Enkele malen spreekt de Bijbel over “geheimenissen”
in het meervoud (Mat.13:11 / Luc.8:10). Het is aan Zijn discipelen dat deze dingen geopenbaard
worden (Marc.4:11). Maar dat wil niet zeggen dat ze dat ook zondermeer begrepen en konden
schatten naar waarde. Of dat ze alles al kenden! Men kan dat vinden in een opmerking als bij de
Hemelvaart (Hand.1:6): “Here herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israël?” Maar na
Pinksteren zullen ze dergelijke vragen niet meer stellen, want ze hebben de Heilige Geest
ontvangen die hen daarover onderwijst. Jezus openbaard de Vader niet aan de geleerden maar
aan de baby’s in geloof (Luc.10:21,22).

3) het “geheimenis” van Gods gemeente. De gemeente bestaande uit “heidenen en Joden” die
zich bekeren hebben één ding gemeen: samen vormen zij de gemeente. In de zin zoals dat is
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 67

geopenbaard in het NT is het een nieuw geheim. Dat was niet volledig geopenbaard is in het OT
(Rom.11:25-29 / Eph.3:36). Joden vragen zich hierbij af: hoe kan een onreine deel hebben aan God.
Gods antwoord is gelegen in o.a. een bekering als deze van Cornelius (Hand.10). Vreemdelingen
die door het bloed van Christus aangenomen zijn (Eph.2:13). Dat is het geheim van Gods evangelie
(Eph.6:19), het geheim van Zijn wil (Eph.1:9).

4) het “geheimenis” van het geloof. Tweemaal spreekt Paulus tot Timotheüs over het
“geheimenis.” Diakenen moeten het bewaren in een rein geweten, dus niet uit winstbejag hun
taak verrichten (1 Tim.3:9). En dat “geheimenis” is Christus. Een “geloofsbelijdenis” waarin Zijn
wezen en werk voor de gelovigen duidelijk gemaakt worden (1 Tim.3:16).

Na een aanhaling van een theoloog geeft de WT er een commentaar op! Citaat van ‘DE
WACHTTOREN’ van 2001 15/4 blz.20: “De woorden van deze theoloog geven te kennen dat het
onmogelijk is de God die men aanbidt te kennen. Dat is echter niet in overeenstemming met Jezus’
woorden tot een Samaritaanse vrouw: Gijlieden aanbidt wat gij niet kent; wij [joden] aanbidden
wat wij kennen” (Joh. 4:22). Hoewel de joden God nooit als een drieëenheid beschouwd hebben,
kon Jezus toch zeggen dat zij wisten wat zij aanbaden. Degenen die de leerstelling van de
Drieëenheid aanvaarden, kunnen evenwel niet uitleggen of begrijpen wie zij vereren. God is een
groot mysterie voor hen. Wijst dit er niet op dat er iets mis is als men in termen van een mysterie
over God tracht te spreken?” Jezus hierbij citeren met de tekst die men weergeeft is zaken bij elkaar
brengen die niet over dezelfde onderwerp spreken. Het gaat steeds over een “relatief” begrijpen
van wie God is en wat Hij doet. Het “kennen” van God kan niet uitgelegd worden zoals de
Wachttoren het doet. De dame aan de waterput zou dit ook niet begrepen hebben. De context is
waar/hoe kan men God dienen: dus niet in Jeruzalem en niet in Samaria. Maar in “geest” en in
“waarheid.” Dus na een wedergeboorte. De Messias had het een joods theoloog uitgelegd. Volgens
het vorige hoofdstuk, niet menselijk te begrijpen. Maar gezien het van God afhangt is dat met beide
handen te aanvaarden. Waarom deze persoon en de andere niet, dat is Gods geheim! Ja nog zo
een geheim van YaHWeH, de Almachtige, die doet wat Hij wil. En waarom: dat weet ik niet en u
ook niet!

Citaat uit ‘DE WACHTTOREN’ van 2013 1/11, blz.5.


“WAAROM HET IETS UITMAAKT De katholieke theologen Karl Rahner en Herbert Vorgrimler leggen
uit dat de Drie-eenheid “zonder openbaring niet gekend zou kunnen worden, en zelfs na openbaring
niet geheel kan worden begrepen”. Kunnen we echt van iemand houden die we niet kennen of
begrijpen? De leerstelling van de Drie-eenheid is dus een barrière om God te leren kennen en van
hem te houden.”
Is er iemand onder u die vader of moeder altijd en in alles begrijpt: neen natuurlijk niet! Maar ik
heb na een periode van ongeloof (moest de eigen goesting doen!) die we allen doorkwamen later
en hoe ouder men wordt aan hun goede raad gedacht. Zover gaat ons geloof in God ook. En dat is
wat een vader en moeder van de kinderen ook vraagt. Ze vragen toch niet naar een
wetenschappelijke studie aan ons over wie/wat ze zijn en waarom ze dingen doen!
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 68

En ook hier op https://www.jw.org/nl/bibliotheek/tijdschriften/wp20111001/1-God-is-


een-mysterie-Is-dat-waar/ draaien de schrijvers van de Wachttoren artikels rond de pot.

APPENDIX 3: Over de Godsnaam

“JEHOVAH” IS EEN VERKEERDE UITSPRAAK VAN DE GODSNAAM

Dit hier zijn de vier medeklinkers (te lezen van rechts naar links) waaruit de Naam van God
bestaat in het Hebreeuws. Maar dan wel gebeiteld geschreven in het schrift dat niet meer echt
gangbaar was in de dagen van Jezus. Je kunt dat gemakkelijk nazien dat talen anders geschreven
worden door de eeuwen heen. Als je nog in de Duitse taal een boek van de jaren 1900 kunt vinden
zal u dat duidelijk zijn, andere krulletjes. Een andere schrijfwijze maar niet noodzakelijk een andere
inhoud voor dat woord.

Een voorbeeld van de oude Duitse schrijfstijl, een andere manier om te schrijven dan thans.

Flavius Josephus, een eerste eeuw Joods priester en historicus, zegt ergens dat de naam
van God opgeschreven staat in de hoofddoek van de hogepriester (Ex.28:36-38): “Een mijter van
fijn linnen, samengehouden met een blauw lint en een gouden kroon erboven, waarin de heilige
naam staat bestaande uit vier klinkers” Joodse oorlogen, Boek 5, hoofdstuk 5.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 69

Dit zijn nog enkele andere schrijfwijzen van het (vroege) paleo-Hebreeuwse Tetragram ‘
’ Maar hier gaan we het over de huidige uitspraak hebben.

Om u een idee te schetsen hoe DIE GODSNAAM eruitziet in het Hebreeuws volgt dat
hieronder. Het bestaat uit vier medeklinkers (zonder klinkers) en leest men van rechts naar links
als de letters “yod”, “he”, “wah” en “he.” Wetenschappers spreken in dit geval van het vier-letter-
woord of Tetragrammaton. Het Oude Testament schreef men zonder klinkertekens en de naam
van God ziet er dan origineel zo uit als hieronder. Natuurlijk groter gedrukt.

Wij kiezen welbewust voor de schrijfwijze (en uitspraak!) van het vierletterwoord als
“YaHWeH.” Vier hoofdletters voor de 4 medeklinkers, en kleine letters voor de klinkers. Zodoende
willen we een onderscheid maken tussen wat er echt in de Hebreeuwse Bijbel staat en wat eraan
toegevoegd is. Dat mag sommige lezers een rare manier van doen lijken. Maar we verklaren dat
zondermeer. In de oorspronkelijke Hebreeuwse taal die gebruikt werd voor het schrijven van het
Oud Testament bestonden er namelijk géén geschreven letters voor de klinkers. Met ander
woorden; het OT bestaat aanvankelijk slechts uit een reeks medeklinkers. De lezer of de voorlezer
moest volgens traditie de klinkers zelf invullen; erbij voegen, bij het lezen of het voorlezen.

Klinkers toegevoegd

Vanaf de zesde eeuw ná Christus begon men stilaan tekens (dus géén echte klinkers) aan
de oorspronkelijke tekst toe te voegen om deze leesbaar te maken. Want voor de gewone
man/vrouw was het ondertussen moeilijker geworden de Hebreeuwse tekst te lezen. Dit proces
duurde tot het begin van de 10de eeuw. En dan ziet de godsnaam er SOMS uit zoals hieronder. Ook
in een groter lettertype weergegeven.

De groep afschrijvers van de Schriften van die dagen (Masoreten genoemd) hadden ook
rekening gehouden met de opvatting van de Joden die verbiedt om de naam van God lichtzinnig
te gebruiken. Tegen de 3de eeuw was er zelfs een totaal verbod gekomen de naam nog uit te
spreken. Daarom hebben ze die klinkers aan “YHWH” toegevoegd. En dat zijn dan bijvoorbeeld de
klinkers van “Elohiem” het belangrijkste woord voor God. Zodat ze eigenlijk bij het zien van de
klinkertekens niet de godsnaam uitspreken maar in plaats daarvan “God” zeggen. Er staat dan,
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 70

volgens de klinkers en medeklinkers, zoiets als het woord “Yehowieh.” Maar dat las men dus niet,
maar wel het substituut God = Elohiem. Andere Masoreten schreven er andere klinkers bij en dan
wel deze van het belangrijkste woord voor Heer, namelijk “Adonai.” In dat geval stond er
“Yahowaih.” Een Jood die zijn Torah bestudeerde las dus, wanneer hij de Godsnaam “YHWH”
tegenkwam een ander woord in de plaats als; “Elohiem” of “Adonai” namelijk “God” of “Heer.”

Men heeft ook de klinkers van “Eloah” (God) gebruikt om YEHOWAH te lezen of te
schrijven. In dat geval wordt er een regel van de Hebreeuwse grammatica geschonden; de letter
“W” is dan tegelijkertijd een medeklinker en een klinker. Dat wordt dan bovendien gelezen als
JEHOVAH, en is de “Y” een “J” geworden en de “W” een “V” zodat slechts de twee letters “H”-”H”
correct gebleven zijn. Kunnen we achterhalen hoe we de naam moeten uitspreken of welke
klinkers er moeten toegevoegd? We bekijken een eerste voorbeeld, hoe de naam overgenomen is
in enkele eigennamen volgens de klinkertekens van de Masoreten. Aan het begin van een naam
krijg je wel eens “Yeho.”
Bijvoorbeeld: Yehoshaphat (Jehosafat) YEHO- Shaphat
Yehoshua (Jozua) YEHO- Shua
Maar aan het eind van een eigennaam geven de klinkers in de Masoretische tekst wat anders, dan
krijg je “Yahu.”
Bijvoorbeeld: Yeshayahu (Jesaja) Yesha- YAHU
Yiramiyahu (Jeremia) Yiremi- YAHU
Eliyahu (Elia) Eli- YAHU
Ook aan het einde van het Hebreeuwse woord “Halleluyah” (prijs-Yah) is het “YAH” en niet “YEH”
dat we lezen zodat men de godsnaam foutief leest met het laatste beginnend.

In een latere tijd (zevende eeuw) zijn de Masorah, dat zijn dezen die de Bijbel overschreven
van een ander document, eraan begonnen met de naam ook daadwerkelijk te vervangen in de
Bijbeltekst. In de Gingsburg editie van de Hebreeuwse Bijbeltekst, 107:15, staat een serie van 134
teksten die men al gewijzigd had. Dit zijn die teksten (sommigen zijn tweemaal gewijzigd in één
tekst zoals Ex.34:9,9 en dan staat het woord er tweemaal): “Gen.18:3,27,30,32 / 19:18 / 20:4 /
Ex.4:10,13 / 5:22, / 15:17 / 34:9,9 / Num.14:17 / Jozua 7:8 / Richt.6:15 / 13:8 / 1 Kon.3:10,15 / 22:6
/ 2 Kon.7:6 / 19:23 / Jes.3:17,18 / 4:4 / 6:1,8,11 / 7:14,20 / 8:7 / 9:8,17 / 10:12 / 11:11 / 21:6,8,16
/ 28:2 / 29:13 / 30:20 / 37:24 / 38:14,16 / 49:14 / Ezech. 18:25,29 / 21:13 / 33:17,29 / Amos 5:16 /
7:7,8 / 9:1 / Zach.9:4 / Mic.1:2 / Mal.1:12,14 / Ps.2.4 / 16:2 / 22:19,30 / 30:8 / 35:3,17,22 / 37:12 /
38:9,15,22 / 39:7 / 40:17 / 44:23 / 51:15 / 54:4 / 55:9 / 57:9 / 59:11 / 62:12 / 66:18 /
68:11,17,19,22,26,32 / 73:20 / 77:2,7 / 78:65 / 79:12 / 86:3,4,5,8,9,12,15 / 89:49,50 / 90:1,17 /
110:5 / 130:2,3,6 / Dan.1:2 / 9:3,4,7,9,15,16,17,19,19,19 / Klaagl.1:14,15,15 / 2:1,2,5,7,18,19,20 /
3:31,36,37,58 / Ezra 10:3 / Neh.1:11 / 4:14 / Job 28:28.” Of men dit heeft gedaan om de Godsnaam
uit het Oud Testament te bannen, kan geen zinnig antwoord gegeven worden.

In de ‘Studiebijbel’ van de WT lezen we op blz.1561 het volgende: “Verder staat in het


Theological Wordbook of the Old Testament, Deel 1, Chicago 1980, blz. 13: “Ten einde het risico
te vermijden dat men Gods naam (JHWH) ijdel zou gebruiken, begonnen vrome joden de
eigenlijke naam door het woord ‘ãdõnã(j) te vervangen. Hoewel de masoreten de vier
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 71

oorspronkelijke medeklinkers in de tekst lieten staan, voegden zij de klinkers è (om andere
redenen in plaats van ã) en ã toe ten einde de lezer eraan te herinneren om ongeacht de
medeklinkers ‘ãdõnã(j) uit te spreken. Deze bijzonderheid komt meer dan 6000 maal in de
Hebreeuwse bijbel voor. De meeste vertalingen zetten de hele titel in kapitale letters en schrijven
‘HEER’. Uitzonderingen hierop zijn de ASV [American Standard Version] en de Nieuwe-
Wereldvertaling, die ‘Jehovah’ gebruiken, de Amplified [Bible], die ‘Heer’ gebruikt en de JB [The
Jerusalem Bible], die ‘Jahweh’ gebruikt (. . .) Op de plaatsen waar ‘ãdõnã(j) jhwh voorkomt, staan
bij het laatste woord de klinkertekens van ‘èlõhim. Zo ontstonden de (. . .) weergaven als ‘de
Heer, God’ (b;v; in Amos 7:1).”

Ontstaan van de lezing Jehovah

De meeste Joden spraken - en speken nu nog - de formule “ha shem” of “haShem” (= de


naam) uit, bij het zien van YHWH, mét of zonder klinkertekens. Joden schrijven het momenteel als
“G-D” of “G.D” of “J.H.V.H.” of “YHWH”. De uitspraak “Jehovah” is er slechts gekomen door een
zekere Raimundus Martini, een tot het Katholieke geloof bekeerde Jood uit de 13 de eeuw, die tot
deze conclusie komt in zijn boek ‘Pugio Fidei.’ Mensen van de Wachttoren geven dat ook toe in,
‘DE WACHTTOREN’ van 1 mei 1980, blz.11. R. Martini had de klinkers van “adonai” (Heer) tussen
de medeklinkers van dat Tetragrammaton geplaatst en kwam tot de uitspraak “Yohoua” later
“Jahowah” en aangepast als “Jehovah.”

Een korte aantekening bij wat Jehovah’s Getuigen zeggen. Het zijn zij namelijk die zowat
overal, ook in België en Nederland de uitspraak “Jehovah” levendig houden. We lezen in hun
tijdschriften: “Tegenwoordig kiezen veel kenners van het Hebreeuws voor Jahweh als de juiste
uitspraak” (‘Ontwaakt!’ van 8 feb. 1999, blz.8). Maar ze nemen dan gas terug en zeggen: “Hoewel
de precieze uitspraak van Gods naam onbekend is, wordt hij in het Nederlands gewoonlijk als
“Jehovah” uitgesproken” (‘Ontwaakt!’, 8 maart 1999, blz.26). En verder: “Vandaar dat veel
bijbelonderzoekers, onder wie Jehovah’s Getuigen, van mening zijn dat consequentheid pleit
voor het gebruik van het in het Engels reeds bekende “Jehovah” en het equivalent ervan in
andere talen” (‘Ontwaakt!’ van 8 feb. 1999, blz.8). Logica zit hier dus niet achter. Wat we thans
kennen als de “radio” heeft méér dan 40 jaren de naam “TSF” gehad. Gaan we dat ook opnieuw
gebruiken omdat het vertrouwd klinkt in een bepaald tijdperk? Een betere benaming en een betere
uitspraak van de godsnaam zou van hen dus eisen dat ze ofwel “Jahweh” of “YaHWeH” gebruiken.

We lezen in ‘Inzicht in de Schrift’ het volgende op blz.1187,1188: “JAH. Een poëtische,


verkorte vorm van Jehovah, de naam van de Allerhoogste God (Ex 15:1, 2). Deze verkorte vorm
is de eerste helft van het Hebreeuwse Tetragrammaton . . . . (JHWH), dus de letters jõdh (.) en
he’ (. .), respectievelijk de tiende en de vijfde letter van het Hebreeuwse alfabet. Jah komt 50
maal in de Hebreeuwse Geschriften voor, 26 maal alleen en 24 maal in de uitdrukking
“Hallelujah”, die letterlijk een bevel in de meervoudsvorm inhoudt, namelijk “looft Jah”. De
zelfstandig voorkomende vorm “Jah” in de oorspronkelijke tekst wordt door de huidige gangbare
bijbelvertalingen echter volkomen genegeerd (Lu; NBG; OB; SV), hoewel de uitdrukking
“Hallelujah” veelal onvertaald is gebleven. De Willibrordvertaling, waarin toch op veel plaatsen
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 72

de goddelijke naam in de vorm “Jahwe” voorkomt, heeft alle 24 maal “Hallelujah” met “Godlof”
weergegeven. In de Leidsche vertaling is “Jah” 22 maal in de hoofdtekst te vinden. In de Nieuwe-
Wereldvertaling is de vorm “Jah” op alle 50 plaatsen bewaard gebleven. In de christelijke Griekse
Geschriften komt “Jah” viermaal voor in de uitdrukking “Hallelujah” (Opb 19:1, 3, 4, 6). De
meeste bijbels nemen deze Griekse uitdrukking eenvoudig onvertaald in het Nederlands over,
maar de Nieuwe-Wereldvertaling luidt: “Looft Jah!” (G. W. Wade geeft de uitdrukking [in het
Engels] weer met “Looft Jehovah”).” Waar we puntjes tussen haakjes zetten staat het Hebreeuws
en geven we niet weer omdat de meeste pc’s dit niet kunnen lezen.

“Y” en niet “J”

Logica zit er echter ook hier niet achter bij het gebruik van de letter “J.” In de taal van de
Bijbel – het Hebreeuws - bestaat er namelijk géén letter die overeenkomst vertoond met onze “J.”
Bovendien is die letter slechts in de 16de eeuw aan het in Europa gebruikte alfabet toegevoegd. We
mogen in de schrijftaal van het Hebreeuwse alfabet daarom geen “J” in de plaats van “Y” schrijven.

We hebben bij dit punt het advies ingeroepen van taaluniversum@ntu.nl


Het antwoord van ‘Taaladvies online’, (een samenwerking tussen de Nederlandse Taalunie, de
Taaltelefoon en het genootschap Onze taal) van 13 mei 2003 is het volgende.
“VRAAG Kan u me vertellen wanneer de letter j in het Nederlandse alfabet is opgedoken? Met
dank!
ANTWOORD
De letter ‘j’ werd voor het eerst gebruikt aan het einde van de zestiende eeuw of aan het begin van
de zeventiende eeuw om de j-klank weer te geven zoals in het woord ‘jagen’. Vóór deze periode
was de ‘j’ geen afzonderlijke letter, maar een lange ‘i’.

In een nadere toelichting zeggen deze deskundigen tot slot: “Volgens het ‘Verscheuren Groot
encyclopedisch woordenboek’ zou Lodewijk Elsevier de eerste geweest zijn die in zijn drukwerk de
‘i’ en ‘u’ als medeklinkers door de tekens ‘j’ en ‘v’ heeft onderscheiden.”

Daarom ook nog twee citaten van de WT: “Het belangrijke punt is niet hoe u de naam van
God uitspreekt, als “Jahweh”, of “Jehovah”, of nog anders, zolang de uitspraak maar gebruikelijk
is in uw taal. Wat verkeerd is, is die naam niet uit te spreken” (‘De waarheid die leidt tot eeuwig
leven’, blz.18, 1968). “Wat is de juiste vorm van de goddelijke naam – Jehovah of Jahweh? Geen
mens kan thans met zekerheid zeggen hoe die naam oorspronkelijk in het Hebreeuws werd
uitgesproken” (‘Redeneren aan de hand van de Schrift’, blz.212, uitgave 1990). NIEMAND zou de
goede uitspraak kennen maar Jehovah is de beste. Waarop we zeggen, “?” en nog eens “?.”

We citeren uit de Wachttorenpublicatie: Inzicht in de Schrift, 1995, deel 1 blz.1213.


“De juiste uitspraak van de goddelijke naam. „Jehovah” is de algemeen bekende
Nederlandse uitspraak van de goddelijke naam, hoewel de meeste Hebreeuwse
taalgeleerden de voorkeur geven aan „Jahweh”. De oudste Hebreeuwse handschriften
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 73

bevatten de naam in de vorm van vier medeklinkers, gewoonlijk het Tetragrammaton of


Tetragram genoemd (van het Griekse te·tra-, „vier”, en gramʹma, „letter”). Deze vier letters
(van rechts naar links geschreven) zijn ‫יהוה‬. Men kan ze in het Nederlands als JHWH (of
JHVH) transcriberen.

De Hebreeuwse medeklinkers van de naam zijn dus bekend. De vraag is alleen, welke
klinkers (vocalen) bij deze medeklinkers horen. De klinkertekens kwamen in het Hebreeuws
namelijk pas in de tweede helft van het 1ste millennium G.T. in gebruik. (Zie HEBREEUWS
[Alfabet en schrift].) Bovendien kan vanwege een religieus bijgeloof dat eeuwen voordien
was ontstaan, de vocalisatie die in Hebreeuwse handschriften wordt aangetroffen, niet als
sleutel dienen om vast te stellen welke klinkers in de goddelijke naam dienen voor te
komen.” - Wij onderlijnen in de tekststrepen.

Deze uitspraak uit het vorige is het belangrijkste namelijk het slot:
“de vocalisatie die in Hebreeuwse handschriften wordt aangetroffen, NIET ALS SLEUTEL
dienen om vast te stellen welke klinkers in de goddelijke naam dienen voor te komen.” -
Wij onderlijnen in de tekststrepen, onderstrepen en geven hoofdletters.
Dus moeten we deze conclusie doortrekken: de nadruk die de WT legt op de naam
Jehovah, geeft dus geen uitsluitsel dat “YaHWeH” verkeerd zou zijn, integendeel.

Het argument “Je”, aan het begin van de naam, volgens de WT

De redenering die men gebruikt om de Godsnaam te beginnen met Je of Ye is gebaseerd op


hoe men de namen van mensen uitspreekt. De volgende tabel maakt dit duidelijk. Hij is gebaseerd
op een Engelse lijst gevonden op Internet en kan verschillen van de Nederlandse naam. We maken
deze opmerking in verband met wat we lezen in ‘DE WACHTTOREN’ van 1 feb.1999, blz.30,31 in
dit verband schreef.
Jehoaddah = letterlijk echter YEHOADDA
Jehoaddan = letterlijk echter YEHOADDAN
Jehoahaz = letterlijk echter YEHOAHAZ
Jehoash = letterlijk echter YEHOAS
Jehohanan = letterlijk echter YEHOHANAN
Jehoiachin = letterlijk echter YEHOYAKIN
Jehoiada = letterlijk echter YEHOYADA
Jehoiakim = letterlijk echter YEHOYAQIM
Jehoiarib = letterlijk echter YEHOYARIB
Jehonadab = letterlijk echter YEHONADAB
Jehonathan = letterlijk echter YEHONATAN
Jehoram = letterlijk echter YEHORAM
Jehoshabeath = letterlijk echter YEHOSABAT
Jehoshaphat = letterlijk echter YEHOSAPAT
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 74

Jehosheba = letterlijk echter YEHOSEBA


Jehoshua = letterlijk echter YEHOSUA
Jehozabad = letterlijk echter YEHOZABAD
Jehozadak = letterlijk echter YEHOSADAQ

Waarom we zeggen “Ya” en niet “Je” ondanks dit? Omdat onder 163 persoonsnamen in
het OT waarin er een bepaald gedeelte van de godsnaam is terug te vinden er slechts een klein
deel “yeho” of “yo” heeft in het begin van het woord. Maar 115 van deze namen hebben echter
“yahu” of “yah” aan het einde, wat dus doorslaggevend is voor het bepalen van zijn juiste
uitspraak. De volledige vorm Yahweh komt in geen enkel woord van een persoon of plaats voor.
En ook dit: Paul Kahle schrijft in zijn ‘The Cairo Geniza’ (Oxford, 1959), dat vóór het jaar 1100 er
nog geen sprake was van het invoegen van de letter “o” als klinker aan YHWH in de manuscripten.
Vanaf het moment dat het wel zo is geeft het de aanwijzing om hier “Adonay” te lezen. Het is vanaf
de Codex Leningradensis B 19 A uit de 11de eeuw dat de volgende lezingen voorkomen; “Yehwah,
Yehwih en Yehowah”.

Als een voorafgaand-element, vinden we in verscheidene eigennamen zaken als;


“Yeho-” = Yehoyaqim, Yehonatan, Yehoram, Yehoshafat,
of als “Yo-” = Yo’el, Yokheved,
of als “Ye” = Yehu, samentrekking van Yeho+hu wat wil zeggen “de HEER IS HIER”.
Als een achter-element, vinden we in verscheidene eigennamen meestal;
“-yah” of “-yahu” = Yedidyah, Eliyah of Eliyahu, Yirmeyah of Yirmeyahu, Ovadyah, Zecharyah, en
Halleluyah (Hallelujah). Sommige Hebreeuwse namen komen voor in twee vormen: Yeshayahu en
Yeshayah (ingekorte versie).

We citeren uit de Wachttorenpublicatie: ‘Redeneren aan de hand van de Schrift,’ blz.211,


212.

“Wat is de juiste vorm van de goddelijke naam — Jehovah of Jahweh?

“Geen mens kan thans met zekerheid zeggen hoe die naam oorspronkelijk in het Hebreeuws
werd uitgesproken. Waarom niet? Toen het bijbelse Hebreeuws oorspronkelijk werd
geschreven, gebruikte men alleen medeklinkers en geen klinkers. Zolang het oude
Hebreeuws nog dagelijks werd gesproken, konden de lezers de juiste klinkers gemakkelijk
invullen. Na verloop van tijd begon onder de joden het bijgelovige idee post te vatten dat
het onjuist was de goddelijke naam hardop uit te spreken en daarom gingen zij
vervangende uitdrukkingen gebruiken. Eeuwen later ontwikkelden joodse geleerden een
systeem van punten die moesten aangeven welke klinkers bij het lezen van het oude
Hebreeuws moesten worden gebruikt, maar zij plaatsten de klinkers van de vervangende
uitdrukkingen rond de vier medeklinkers waarmee de goddelijke naam werd weergegeven.
Op deze wijze ging de uitspraak van de goddelijke naam verloren.” - Wij onderlijnen in de
tekststrepen.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 75

Hoe schreef men de naam vóór de tijd van de Masoreten

Op Internet vonden we het volgende en dat verklaart véél. (Trimm James, Nazarenes and
the Name of YHWH, www.nazarene.net/_halacha/Nazarenes_and_the_name.html
We vertalen het niet maar zie de uitleg hieronder.

Transliteration Source Date


IAO Qumran LXX First century
Clement of
IAOUE Alexandria 150 – 212 C.E.

AwOUhEI Greek Papyri ?


Iaw Theodoret ?
Iah Origin 250 C.E
Iaw Epiphanius 380 C.E.
(NOTE: “OU” are pronounced together in
Greek as “oo” as in “zoo”)

Een transliteratie geven van YHWH in het Grieks is bijna onmogelijk. Eenvoudigweg omdat
sommige van de letters uit het Hebreeuws niet bestaan in het Grieks. Dan gaat het om de letters
“YUD = Y, HEY = H en WAH = W” ongeveer alle letters waaruit de godsnaam bestaat. Men moet
dan Griekse substituten gebruiken. Het Hebreeuws “YUD” = Y is in transliteratie een Griekse
“IOTA” = I. Daarmee stemmen ook alle Griekse getuigenissen overeen; de godsnaam begint met
“YA” en niet “YE.” Ook de letter “HEY = H” heeft geen gelijkaardige letter in het Grieks. Sommigen
zeggen dan “o” en anderen “e.” Alles bij elkaar genomen zou de Griekse transliteratie voor de
godsnaam “YAHUWEH” kunnen geven. Wat theologisch en woordkundig niet zoveel zou
betekenen; noch in het Grieks, noch in het Hebreeuws, alleen “YaHWeH” is dat. Wanneer we de
bronnen tot onzer beschikking hierboven nagaan die we hebben vóórdat de Masoreten hun
klinkers hebben toegevoegd dan lezen ze steeds “Yah” als het begin van het woord voor de
godsnaam en niet “Yeh.” Dat is zeer belangrijk, we spreken over een periode van soms zeshonderd
jaar voor de klinkertekens van de Masoreten. Deze staan alleen in hun beginletters als “Ye.” Tegen
het jaar 980 na Chr. is de tekst van Ben Asher en zijn manier van het aanbrengen van de
klinkertekens als de standaard aangenomen. Zesduizendvijfhonderd en achttienmaal is het
tetragrammaton weergegeven in de Masoretische tekst als het Hebreeuws “J’hõh-vãh’”.
Driehonderd en vijf maal als het Hebreeuws “Jehõh-vih’”. Dat zijn de enige twee versies die deze
Massoreten voor de interpunctie gebruiken van deze naam.

Er is nog een andere bron die we kunnen raadplegen voordat we naar de klinkertekens van
de Masoreten grijpen om de lezing van YEHOWAH door te drukken. Het zijn namelijk NIET de Joden
die er voor de eerste maal tekens hebben aan toe gevoegd. De Peshitta, de Aramese tekst van de
Bijbel, zowel Oud als Nieuw Testament heeft sinds de VIERDE EEUW KLINKERTEKENS TOEGEVOEGD
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 76

AAN DE BIJBELTEKST. Dat is meer dan vierhonderd jaar vroeger dan de Masoreten hebben gedaan.
Vergeet niet dat die taal werd gesproken door Assyriërs, Syriërs en Chaldeeën en de Joden uit de
dagen van Christus. Zij hadden lezingen als “YAHOSHAPHAT” in plaats van “YEHOSHAPHAT.”

We verwijzen ook nog naar de in spijkerschrift geschreven Murashu teksten. De Murashu


teksten zijn Aramese teksten (kleitabletten) gevonden in Nippur. Ze stammen uit de jaren 464 tot
404 voor Christus. Er staan enkele Joodse namen in met klinkertekens en veel van deze namen
hebben een gedeelte van de Godsnaam. In al deze namen is het eerste deel steeds “YAHU” en
nooit “YEHO.” (Zie: ‘Patterns in Jewish Personal Names in the Babylonian Diasporia’ van M.D.
Coogan; Journal for the Study of Judaism, Vol. IV, No. 2, blz.83f .)

En verder onvertaald een citaat uit, The Catholic Encyclopedia, Volume VIII, Copyright ©
1910 by Robert Appleton Company, Online Edition Copyright © 2003 by Kevin Knight. We hebben
dit lichtjes aangepast.
“Diodorus Siculus writes Jao (I, 94);
Irenaeus (“Adv. Haer.”, II, xxxv, 3, in P. G., VII, col. 840), Jaoth;
the Valentinian heretics (Ir., “Adv. Haer.”, I, iv, 1, in P.G., VII, col. 481), Jao;
Clement of Alexandria (“Strom.”, V, 6, in P.G., IX, col. 60), Jaou;
Origin (“in Joh.”, II, 1, in P.G., XIV, col. 105), Jao;
Porphyry (Eus., “Praep. evang”, I, ix, in P.G., XXI, col. 72), Jeuo;
Epiphanius (“Adv. Haer.”, I, iii, 40, in P.G., XLI, col. 685), Ja or Jabe;
Pseudo-Jerome (“Breviarium in Pss.”, in P.L., XXVI, 828), Jaho;
the Samaritans (Theodoret, in “Ex. quaest.”, xv, in P. G., LXXX, col. 244), Jabe;
James of Edessa (cf.. Lamy, “La science catholique”, 1891, p. 196), Jehjeh;
Jerome (“Ep. xxv ad Marcell.”, in P. L., XXII, col. 429) speaks of certain ignorant Greek writers
who transcribed the Hebrew Divine name II I II I.” (=schreven de naam als “pipi”.)

Een raar detail waarnaar enkelen verwijzen is dat de letters waaruit de naam van God be-
staat in het Hebreeuws – dus “yod”, “he” en “wah” – op zichzelf de functie kunnen hebben in dat
alfabet van klinkers. Hoewel ze op zichzelf medeklinkers zijn kan de uitspraak zijn als hieronder:
“yod” = “ee” of “ay” of “eh”
“he” = “ah” of “eh” of “ay”
“wah” = “oo” of “aw”.
Aangaande die eigenaardigheid zie: A Beginner’s Handbook to Biblical Hebrew (Horowitz), blz.7
onder Vowel Letters / The Berlitz Self-Teacher, blz.73 onder The Vanishing Dots / Hebrew Primer
and Grammar (Fagnani and Davidson) blz.10, under The Quiescents and Mappiq / How the Hebrew
Language Grew (Horowitz), blz.28. En dat zal alles wel te maken hebben met de variaties die er zijn
in de uitspraak volgens de hierboven weergegeven lijsten. Het zijn allen transliteratie van een
Hebreeuws woord; in het Latijn, Grieks of Syrisch of Aramees. De medeklinker “v” die gebruikt
wordt door velen in het schrijven van de Godsnaam is in principe een foutieve lezing en zou men
moeten, lezen als “w” (de letter “waw”). Zie bijvoorbeeld hierover: Encyclopædia Judaica, deel 8,
kolonnes 79,85,86.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 77

Daarom ook nog dit. Flavius Josephus, een 1ste eeuw priester en historicus, zegt over de
naam van God dat hij staat opgeschreven in de hoofddoek van de hogepriester (Ex.28:36-38): “Een
mijter van fijn linnen, samengehouden met een blauw lint en een gouden kroon erboven, waarin de
heilige naam staat bestaande uit vier klinkers” Joodse oorlogen, Boek 5, hoofdstuk 5.

We citeren uit de Wachttorenpublicatie: ‘Redeneren aan de hand van de Schrift’, blz.211,


212.

“Veel geleerden geven de voorkeur aan de spelling „Jahweh”, hoewel hierover onzekerheid
bestaat en zij het onderling niet eens zijn. Anderzijds is „Jehovah” de vorm van de naam die
het gemakkelijkst wordt herkend omdat die in het Nederlands reeds eeuwenlang bekend is
en de vier medeklinkers van het Hebreeuwse Tetragrammaton erin worden bewaard, zoals
dat ook bij andere vormen van de naam gebeurt.

J. B. Rotherham heeft in The Emphasised Bible overal in de Hebreeuwse Geschriften de vorm


Jahweh gebruikt. Later heeft hij in zijn Studies in the Psalms echter de vorm „Jehovah”
gebruikt. Hij verklaarde: „JEHOVAH — Het gebruik van deze Engelse vorm van de
Gedenknaam . . . in de huidige vertaling van het Psalter is niet ontstaan uit een twijfel ten
aanzien van de meer correcte uitspraak, Jahwéh; maar uitsluitend uit praktisch oogpunt,
op grond van persoonlijk bijeengebrachte bewijzen voor de wenselijkheid om in deze
kwestie voeling te houden met wat men gewend is te lezen en te horen, waarbij het
voornaamste de gemakkelijke herkenbaarheid van de bedoelde Goddelijke naam is.” —
(Londen, 1911), blz. 29.
Nadat de Duitse hoogleraar Gustav Friedrich Oehler verscheidene uitspraken had
besproken, concludeerde hij: „Van nu af gebruik ik het woord Jehovah, aangezien deze
naam thans in werkelijkheid meer ingeburgerd is geraakt in onze woordenschat en niet
verdrongen kan worden.” — Theologie des Alten Testaments, tweede editie (Stuttgart,
1882), blz. 143.
De jezuïtische geleerde Paul Joüon zegt: „In onze vertalingen hebben wij, in plaats van de
(hypothetische) vorm Jahweh, de vorm Jéhovah gebruikt . . . de conventionele literaire
vorm die in het Frans wordt gebruikt.” — Grammaire de l’hébreu biblique (Rome, 1923),
voetn. op blz. 49.” - Wij onderlijnen in de tekststrepen.

YaHWeH
De eerste maal dat de schrijfwijze YaHWeH werd gebruikt was in 1815 door de gekende
taaldeskundige Wilhelm Gesenius wiens Lexicon van het Hebreeuws permanent herdrukt wordt.
Deze legt het verband van de godsnaam met het Hebreeuws werkwoord voor “zijn”. God is het
absolute ZIJN = BESTAAN of laten zijn in de vorm van schepping en openbaring. Op die manier
doorbrak deze geleerde het misbruik van de fictieve naam Jehovah - die géén betekenis heeft - en
daarom moet uitgesloten worden als een mogelijke uitspraak van de godsnaam. In werkelijkheid
hadden de Masoreten, die de klinkertekens toevoegden aan de vier letters, de naam daardoor
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 78

“onuitspreekbaar” gemaakt. De klinkers van Adonai (Heer) of Elohiem (God) ertussen gebracht
maken het woord in zijn betekenis waardeloos. Want alle titels van God hebben ook nog een
gewone taalkundige betekenis. Bijvoorbeeld “Elohiem” als titel voor God wil zeggen “sterk zijn”,
enz. In zijn collegedictaat geeft prof. B. Holwerda (I, blz.229-231,241,242) terecht als correcte
vertaling van Jahwe = Hij-is (werkzaam zijn door Zijn daden zoals de uittocht, enz.) = Hij-is-actief.

De Kerkvader Hiëronymus schreef in 384 na Chr. een brief waarin hij tien namen van God
bespreekt. Over de negende naam, het Tetragrammaton zegt hij dat het “anekfoneton” is =
“zonder klank.” En onwetenden spreken het origineel uit als “Pipi.” Zie F. Dunand, ‘Papyrus Grecs
Bibliques’, Caïro, 1966, blz.47, voetnoot 4. In de Mishnah, de voorloper van de Talmoed kunnen
we grotendeels achterhalen hoe het zover kwam. In de tempel werd de naam tienmaal
uitgesproken op de jaarlijkse verzoendag door de hogepriester en bij het horen van de naam
moesten de aanwezigen zich nederwerpen op het aangezicht en bij middel van een gebedsformule
God groot maken (Yoma 6:2). In de tempel te Jeruzalem werd de godsnaam uitgesproken tijdens
de dagelijkse dienst zoals hij werd geschreven, maar in de synagogen werd daarvoor een
vervangformule gebruikt (Sotah 7:6). Tegen het eind van de tweede eeuw zijn er nog kritischer
geluiden te horen. Wie de naam op de juiste wijze zal uitspreken zal géén deelhebben aan de
toekomende eeuw (Sanhedrin 10:1).

We citeren uit de Wachttorenpublicatie: ‘De goddelijke naam die eeuwig zal blijven
bestaan’, blz.7
“Om te voorkomen dat de uitspraak van de Hebreeuwse taal in haar geheel verloren
zou gaan, bedachten joodse geleerden in de tweede helft van het eerste millennium G.T.
een systeem van punten om de ontbrekende klinkers aan te geven, en die plaatsten zij
rond de medeklinkers in de Hebreeuwse bijbel. Zodoende werden zowel klinkers als
medeklinkers opgetekend en bleef de uitspraak zoals die destijds was, bewaard.

In het geval van Gods naam echter zetten zij er in plaats van de juiste klinkertekens
meestal andere klinkertekens omheen ten einde de lezer eraan te herinneren dat hij
‘Adho·naiʹ moest zeggen. Hieruit ontstond de spelling Iehouah, en uiteindelijk werd
Jehovah de algemeen aanvaarde uitspraak van de goddelijke naam in het Nederlands.
Hierin zijn de essentiële elementen van Gods naam uit het Hebreeuwse origineel
behouden gebleven.”

Volgens o.a. teksten als Deut.6:13 / 10:21 / Psalm 105:1 moeten de gelovigen in het Oude
Verbond Gods naam gebruiken. Je krijgt er niet zomaar het recht, om bezwaren in te roepen dat
je uitspraak niet correct zou zijn, en dan gewoon een substituut in de plaats te lezen.
Wie gebruikt die naam:
 Eva riep de naam van YaHWeH aan – Genesis 4:1
 Men riep de naam YaHWeH reeds vroeg aan – Genesis 4:26
 Abraham riep God aan met de naam YaHWeH – Genesis 12:8 / 14:22 / 15:2
 Abimelech gebruikte de naam YaHWeH – Genesis 20:4
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 79

 Izaak riep YaHWeH aan – Genesis 26:25


 YaHWeH openbaarde Zijn naam aan Jakob – Genesis 28:13
En wíj Christenen, grotendeels uit heidense voorouders, hoe moeten wij omgaan met de Naam?
Wij moeten geloven in Zijn naam, 1 Joh.3:23. Wij worden bewaard in Zijn naam, Joh.17:11. Wij zijn
gerechtvaardigd in Zijn naam, 1 Cor.6:11. En mensen van alle stammen zullen Zijn naam eren,
Openbaring 15:4. En deze laatste tekst verwijst waarschijnlijk naar Jesaja 54:5.

En daarom begrijp ik het verhaal niet van F. Zwarts, een Katholiek deken, blz.161-173 in
Sandt H. van de & L. van Tongeren, ‘Naar mijn daden word IK genoemd’, KBS/TABOR, 1989. Het is
het relaas van enkele kritische reakties van zowel Joden als Katholieken als Protestanten op het
gebruik van de Godsnaam, voluit geschreven en uitgesproken bij voorlezing van de tekst als bij
liturgische vieringen. Prof. Dr. H. Bloemendal, hoogleraar biochemie, Jood en voorzanger in een
synagoge schrijft een brief aan de paus waarin hij zich beklaagt over het gebruik van de Godsnaam
in de Nederlanden. Het is profaniserend en kwetsend voor een Jood. Na omzwerving van deze
brief en andere kritiek is het resultaat dat de nieuwe Willibrordvertaling uit 1995 de Godsnaam
niet meer zal gebruiken en dat alle liederen in de toekomst de naam zullen weglaten. In dit geval
heeft de traditie van Joden het gewonnen van wat in de Schrift duidelijk omlijnd is: een Jood moet
die naam gebruiken. In dezelfde bundel staat ook nog het artikel van L. Dequeker die pleit voor
‘Eerbied voor de naam van God in de bijbel’ (blz.50-60). Dit lijkt ons oprechter als uitgangspunt.
Maar of hij die stelling later nog verdedigde is niet zeker, de schrijver werd steeds meer beïnvloed
door de Talmoedische theologie. Joodse traditie aanvallen lijkt erger te zijn dan te verwijzen naar
geboden van God en profeten uit de Schrift. Twee maten en twee gewichten!

YaHWeH is als uitspraak niet verloren geraakt

We geven hieronder enkele citaten uit recente bronnen die dat bevestigen. Niet in
Nederlandse vertaling. Met Google translate geraak je veel verder en toch is het 95 procent
correct.
De ‘20th Century Schaff-Herzog Encyclopedia’, blz.1194,1195 zegt: “The pronunciation
Yahweh of the Hebrew tetragrammaton need no longer be based on traditions preserved in late
patristic sources. Both the vocalization yahwe and yahu (a shortened form used chiefly in personal
names) are now confirmed by a variety of ancient Near Eastern inscriptional materials from the
first and second millennia B.C.”
In ‘The Modern Judaica Encyclopedia’, Vol.7, Keter, 1972, blz.680 lezen we: “The true pro-
nunciation of the name YHWH was never lost. Several early Greek writers of the Christian Church
testify that the name was pronounced ‘Yahweh’. This is confirmed, at least for the vowels of the
first syllable of the name, by the shorter form Yah, which is sometimes used in poetry (e.g., Ex.15:2)
and the -yahu or -yah that serves as the final syllable in very many Hebrew names.”
In de ‘New Bible Dictionary’, ed. by D. J. Wiseman, 1962: “The pronounciation Yahweh is
indicated by transliterations of the name into Greek in early Christian literature, in the form iaoue
(Clement of Alexandria) or iabe (Theodoret; by this time Gk. b had the pronunciation of v).”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 80

‘The Encyclopaedia Britannica’ zegt: “Early Christian writers, such as Clement of Alexandria
in the 2nd century, had used the form Yahweh, thus this pronunciation of the Tetragrammaton was
never really lost. Greek transcriptions also indicated that YHWH should be pronounced Yahweh,”
15th Edition 1985, Vol. X, blz.786.

‘The Catholic Encyclopedia’ zegt: “The saying of God, ‘I am who I am,’ is surely connected
with His name that is written in the Hebrew consonantal text as Yhwh, the original pronunciation
of which is well attested as Yahweh,” 1967, Vol. 5, blz.743.
Je zal als je verder zoekt naar de betekenis van het woord YHWH ook nog dit argument vinden.
Het zou een oud zelfstandig naamwoord zijn waar de uitspraak en bekekenis van verloren is
gegaan. Maar je zal ook niet zoveel aanhangers van deze redenering kunnen vinden.

Véél titels maar slechts één naam

Het woord voor God = “Elohiem” in het OT is méér dan 2.560 maal gebruikt waarvan er
ongeveer 2.300 betrekking hebben op de God van de Schrift en de rest verdeeld onder andere
afgoden. Diezelfde uitdrukking met het lidwoord ervoor (ha ‘Elohiem) ook nog bijna 370 maal.
Het belangrijkste woord voor Heer = “Adonai” staat ongeveer 440 maal in het OT. Een minder
gekende titel voor de ware God is “Baäl.” Ook dat is vertaald als Heer. Het verwijst vooral naar God
die figuurlijk gesproken een huwelijk is aangegaan met Israël. Zie bijvoorbeeld Jes.54:4 en Hosea
2:9-17.

Een combinatie als “Adonai YaHWeH” of “Adonai Elohim” is dan ook gebruikelijk in de
Schrift. (315 maal “Adonai YaHWeH”, volgens de telling in ‘Theological Dictionary of the OT’, deel
1, blz.62.)

Opmerkelijk is de uitdrukking “El Elohiem YaHWeH” slechts gebruikt in Jozua 22:22 en


Ps.50:1. “El” het eigenlijke woord voor God zou gevolgd zijn door “Elohiem”, de scheppingstitel en
“YaHWeH”, de verbondsnaam met Israël.

Maar alle titels van God samen opgeteld, en dat zijn er méér dan dertig, vormen nog geen
5.000 teksten in hun totaliteit. De godsnaam “YaHWeH” vinden we echter 6.823 maal in het OT.
(Of 6.828 volgens een andere telling in de ‘Biblia Hebraïca’ en ‘Biblia Hebraïca Stuttgartensia.’) We
moeten daar dan ook respect voor hebben.

Wat is de juiste uitspraak?

Redeneren dat men de naam niet mag uitspreken lijkt ons, we zeggen het nog eens, een
verkeerd uitgangspunt te zijn. Men zegt dat volgens Ex.20:7 de naam van God niet “ijdel” gebruikt
mag worden. In het Hebreeuws staat er “lasj sjaw” en zou kunnen betekenen in dit geval
“leugenachtig”, zoals iemand die zweert in Gods naam en de waarheid niet zegt. Dat Joden de
naam niet uitspraken uit bijgeloof hem verkeerd te gebruiken of te ontheiligen is geen afdoend
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 81

argument om die niet te gebruiken. Het is niet omdat men in Judah en Galilea een andere uitspraak
van het Hebreeuws of Aramees had, dat men niet met elkaar meer kon communiceren
(Mat.26:72). Ook bij de Essenen was er een verbod tot het uitspreken van de Naam. In de ‘The
Manual of Discipline’ staat: “Anyone who speaks aloud the M[ost] Holy Name of God, [whether
in…] or in cursing or as a blurt in time of trial or for any other reason, or while he is reading a book
or praying, is to be expelled, never again to return to the society of the Yahad.” Overgenomen en
niet vertaald uit QS Col. 6 line 27b - Col. 7 line 2a. De 6.823 maal dat deze Godsnaam is gebruikt in
het OT mag naar onze overtuiging niet verdoezeld worden in de vertaling. Of het moet dan een
welbewuste keuze zijn door een woord te gebruiken dat geen concurrentie vormt met al bestaande
woorden. Heer en HEERE maken geen echt onderscheid. Enkele van de manieren waarop men de
vier letters heeft gelezen geven we hieronder.

Yahueh (ya-hu-eh) Yahwah (yah-wah) Yahohewah (yah-o-he-wah)


Iahueh (i-a-hu-eh) Iahwah (i-ah-wah) Iahohewah (i-a-ho-he-wah)
Yahuah (ya-hu-ah) Yehwah (yeh-wah) Yahuwah (ya-hu-wah)
Iahuah (ia-hu-ah) Iehwah (i-eh-wah) Iahuwah (i-a-hu-wah)
Yahevahe (yah-e-va-he) Yehweh (yeh-weh) Yahveh (yah-veh)
Iahevahe (ia-he-va-he) Iehweh (i-eh-weh) Yehveh (yeh-veh)
Yohwah (yoh-wah) Yahweh (yah-weh) Yahohevah (yah-o-he-vah)
Iohwah (i-oh-wah) Iahweh (i-ah-weh) Yahowah (yaho-wah)
Yohweh (yoh-weh) Yahwe (yah-we) Jehovah (je-ho-vah)
Iohweh (i-oh-weh) Iahwe (i-ah-we) Iehovah (i-eh-ho-vah)

Sommige van deze lezingen hebben geen enkele wetenschappelijke waarde, andere zijn
gewoon lezingen vanuit een vooroordeel. Wat wel kan is het volgende. Zo hebben Joden zelf enkele
malen het Tetragrammaton vertaald als “Eeuwige” in hun Bijbelvertalingen en andere geschriften.
Zoiets spreekt ons persoonlijk dan wel aan. Maar we blijven kiezen voor de wijze die u van ons
gewoon is: de vier medeklinkers in hoofdletters en de klinkers in kleine letter. Of u de “a” in de
eerste lettergreep lang of kort dient uit te spreken weten we niet. Evenmin of de “e” een “é” is of
“è”.
Toch pleiten we voor het gebruik van de naam!

Laat ons een voorbeeld geven bij deze argumentatie over de naam Jezus. Die naam uit het
Grieks = “iesous” omgezet in een voor ons leesbaar woord is = Jezus. Dus ook hier geen “J”! De
naam Jezus in onze Bijbels en onze taal wordt op een bepaalde manier geschreven en
uitgesproken. Maar in andere talen anders geschreven en anders uitgesproken. En toch gaat het
om dezelfde Jezus? Waarom kan dat niet voor dezelfde YaHWeH. We pleiten daarvoor omdat
eigennamen niet wijzigen in een nadere taal. De naam Boris Yeltsin is niet onmiddellijk over te
zetten in onze taal omdat het Russisch een ander soort schrift is. Maar in transliteratie naar onze
taal toe maakt dat geen probleem het te lezen. Hoe moeilijk wordt het allemaal niet gemaakt! In
het Frans zou je achter “Étienne” niet zo vlug de naam “Stephanus” vinden tenzij je het van
tevoren weet.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 82

En de WT geeft wat we zeggen grotendeels ook toe. In de ‘Studiebijbel’ van de WT uit 1995
lezen we op blz.1561:

“De goddelijke naam is een werkwoord, en wel de causatieve vorm in het imperfectum
van het Hebreeuwse werkwoord (…) (ha.wah’, “worden”) (…) hoewel de juiste uitspraak
verloren is gegaan… In de Codex Leningradensis B 19a, die zich in Rusland bevindt en ten
grondslag ligt aan de Biblia Hebraica Stuttgartensia (BHS), is het Tetragrammaton
zodanig gevocaliseerd dat het als Jehwah’, Jehwih en een aantal keren, zoals in Ge 3:14,
als Jehowah’ gelezen kan worden. In de uitgave van de Hebreeuwse tekst door Ginsburg
(Gins.) is JHWH zodanig gevocaliseerd dat men Jehowah’ leest. Hoewel veel vertalers de
voorkeur geven aan de uitspraak “Jahweh”, blijft de Nieuwe-Wereldvertaling de vorm
“Jehovah” gebruiken omdat men er al eeuwenlang mee vertrouwd is. Bovendien is het
zo dat in deze vorm, evenals in andere vormen, de vier letters van de goddelijke naam,
JHWH of JHVH, behouden zijn.” - Wij onderlijnen in de tekststrepen.

De WT wil ook steeds zo wetenschappelijk mogelijk overkomen, maar wel als het hun past.
Dit lees ik van jullie in Inzicht deel 1, blz.1213, let op de hoofdletters door mij toegevoegd:

“In de Codex Leningradensis B 19A, uit de 11de eeuw G.T., is het Tetragrammaton zodanig
gevocaliseerd dat het als Jehwah′, Jehwih′ en Jehowah′ gelezen kan worden. In de uitgave
van de masoretische tekst door Ginsburg is de goddelijke naam zodanig gevocaliseerd dat
men Jehowah′ leest (Ge 3:14, vtn.). Hebreeuwse taalgeleerden geven meestal de voorkeur
aan „Jahweh” als de meest waarschijnlijke uitspraak. Zij wijzen erop dat de verkorte vorm
van de naam Jah is, zoals deze in Psalm 89:8 en in de uitdrukking Ha·leloe-Jah′ (wat „Looft
Jah!” betekent) voorkomt (Ps 104:35; 150:1, 6). OOK KUNNEN DE VORMEN JEHŌ, JŌ, JAH
EN JA′HOE, DIE ONDER ANDERE IN DE HEBREEUWSE SCHRIJFWIJZE VAN DE NAMEN
JOSAFAT EN SEFATJA TE VINDEN ZIJN, ALLE VAN JAHWEH WORDEN AFGELEID. De Griekse
transliteraties van de naam door vroege christelijke schrijvers wijzen ongeveer in dezelfde
richting; zij gebruikten schrijfwijzen zoals I·a′be en I·a·ou′e, wat in het Grieks ongeveer als
Jahweh wordt uitgesproken. Toch bestaat er over dit onderwerp beslist nog geen
overeenstemming onder de geleerden, want sommige geven aan nog andere uitspraken
de voorkeur, zoals „Jahoewa”, „Jahoeah” of „Jehoeah”.”

En als kers op de taart; we vonden dit als definitie van een naam in een Engels woordenboek
over Bijbelnamen, “ bedyah, servant of Jehova.” Maar beter ware natuurlijk de vertaling
als “dienaar van Jah” in plaats van dienaar van Jehovah. Het gaat om de eerste lettergreep van de
godsnaam en niet de totale naam van vier letters.

Moeten we de Godsnaam gebruiken in het NT?


Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 83

Er is slechts één mogelijke uitleg bij al wat de WT zegt over het gebruik van de Godsnaam
in het NT. Daarom eerst een kleine uitleg. De Joodse rabbijnen hebben bepaalde regels over
manuscripten waarin de naam van God was verwerkt. Rollen van de Tenach (OT) die gebruikt zijn
in de synagoge worden indien ze versleten zijn gewoon begraven. Andere boeken waarin de naam
van God staat worden anders behandeld. Men knipt er de naam van God uit (het Tetragrammaton)
en deze knipsels worden begraven, de rest van het boek wordt verbrand. Soms zijn oude rollen
bewaard in een “genizah”, dat is een opslagruimte in een Joodse synagoge, deze van Caïro was de
belangrijkste! Uit de Babylonische Talmud, Shabbat 16 A, en de Talmud van Jerusalem, Shabbat 15C
en Tosefta Shabbat 13:5 kunnen we opmaken dat de boeken van de afvalligen (en dus ook de
Christenen) die in het Aramees geschreven zijn en die de godsnaam bevatten op dezelfde wijze
behandeld moeten worden als men omgaat met Joodse Bijbelboeken.

We weten dat slechts het evangelie van Matthéus mogelijks is geschreven in het Aramees
en dus zal wat de Talmud zegt niet op alle boeken van het NT- betrekking hebben. Het is hier dat
de WT méér zegt dan wat is toegelaten vanuit deze teksten. We weten dus niet of er ooit boeken
waren in de tijd van deze rabbijnen die de godsnaam hadden in de Griekse versies. Er is geen enkel
manuscript van dien aard van het NT voorhanden. Merkwaardig! Neen, eigenlijk niet, want het NT
is door God bewust geschreven in het Grieks, de wereldtaal van die dagen. Op die wijze zou het
evangelie zondermeer gelezen kunnen worden en uit gepreekt. Had God het Aramees gebruikt dan
was het nodig geweest dat alles opnieuw te vertalen. God is een God van orde!

Vier vragen, vier antwoorden

Ik kan best begrijpen dat dit alles vragen oproept bij sommigen. Wij formuleren er zelf vier.
1ste vraag: Gebruikte Jezus de naam YaHWeH in zijn prediking? Eerlijk gezegd dat weet ik niet en
trouwens niemand, hoewel sommigen op het Internet zeer overtuigend ja zeggen. Maar die
argumentatie is niet echt doorslaggevend. Heeft Jezus bijvoorbeeld bij het voorlezen van de
profetie van Jesaja 61:1,2 in zijn geboortedorp Nazareth, tweemaal die naam van God
uitgesproken? Want oorspronkelijk staat die er tweemaal in het Hebreeuws. Of heeft Jezus, zoals
toen al de gewoonte was, gewoon bij het voorlezen “ha shem” (=De Naam) uitgesproken? Ik kies
zelf voor het laatste omdat de Heer zeer diplomatisch tewerk gaat in Zijn prediking. Hij is er niet
op uit mensen te kwetsen, wel om van de waarheid te getuigen. En daar komt het hier ook op neer.
Jezus, getuigd op dat moment van zichzelf, de vervuller te zijn van datgene waarover Jesaja sprak.
Juist dat maakt zijn dorpsgenoten woedend, niet het uitspreken van de Godsnaam. Zie Lucas 4:14-
30.

Nu verwijzen de Jehovah’s Getuigen naar Johannes 17:26 om te zeggen: Jezus gebruikte de naam
van God in zijn prediking. Wat staat er werkelijk in dit vers?

Jezus bad dat dezelfde liefde die God de Vader had voor Zijn zoon ook voor de discipelen zou zijn.
We lezen in de Willibrordvertaling: “Uw naam heb Ik hun bekend gemaakt en dat zal Ik blijven
doen, opdat de liefde die U Mij hebt toegedragen, in hen mag zijn – opdat Ik in hen mag zijn.’”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 84

(Johannes 17:26). De Herziene Statenvertaling zegt: “En Ik heb hun Uw Naam bekendgemaakt, en
zal die bekendmaken, opdat de liefde waarmee U Mij hebt liefgehad, in hen is, en Ik in hen.”

Wie zijn deze “hun”??


Dat is niet de wereld maar de discipelen.
Jezus liep NIET van dorp naar dorp met de naam YaHWeH in zijn preken en onderwijs.
Letten we ook op het voegwoord tussen de eerste en de tweede zin: “opdat” en dat geeft aan dat
beide zaken gekoppeld zijn.

Het betekent dat Jezus Gods karakter en Zijn kracht openbaarde, en Hij blijft dit doen ook in de
toekomst. Jezus openbaarde God als Zijn Vader en uw Vader, dat is wat uniek is aan het Nieuw
Testament. De drie maal dat God vader is genoemd in het OT zijn van geen tel bij het aantal malen
dat het in het NT staat. WE bidden tot hem ALS VADER, dat zou een Jood nooit gedaan hebben. Dit
betekent dat God onze/je eeuwige Vader wil zijn, en Hij wil dat je de positie van Zijn kind te
accepteren.

Mat.6:6 HSV: “sluit uw deur en bid tot UW VADER, Die in het verborgene is; en UW VADER, Die in
het verborgene ziet, zal het u in het openbaar vergelden.”
Mat.6:9 HSV: ”Bidt u dan zo: Onze Vader, Die in de hemelen zijt. Uw Naam worde geheiligd.”

Wat wil dat zeggen?

Voor de Hebreeën, was een naam niet zondermeer een label, of een hulpmiddel om een
persoon te onderscheiden van de andere.
Voor hen werd/was de naam van een persoon beschouwd als gelijkwaardig aan de persoon zelf.
De naam van een persoon betekende zijn gezag en zijn aard. De naam van iemand sprak ook van
de waarde, wil, de reputatie en eigendom van die persoon. Het was niet beperkt tot het noemen
van de naam maar de betekenis daarachter te kennen: het karakter en de macht die in een naam
is. Wij christenen noemen Hem bovendien, de God van Hemel en aarde = onze Vader en zo heeft
Jezus het ook aangegeven in het modelgebed. We starten een gebed met die titel en het geeft aan
dat we in een relatie met die Vader zijn.

Craig S. Keener schreef het IVP New Testament Commentaries en zegt bij John 17:26
“Jezus belooft dan door te gaan in de toekomst met de naam van de Vader bekend te maken
omwille zijn leerlingen. Op een belangrijk niveau verwijst hij hier naar zijn aanstaande Passie en
verrijzenis, want deze gebeurtenissen zijn de climax van zijn openbaring van de Vader, die het meest
duidelijk in de liefde van God gezien wordt. Op een ander niveau spreekt hij van zijn blijvende
aanwezigheid onder de gelovigen en zijn voortdurende openbaring van de Vader ook na zijn
hemelvaart. Hij herhaalt zijn belofte om met hen te zijn na zijn opstanding met de verschijningen
(14:18-20) en daarbuiten (14:21). Zijn voortdurende openbaring loopt parallel met de activiteit van
de Parakleet (16:12-15, 25).
Het doel van Jezus, Gods naam bekend te maken bij hen, is niet dat ze informatie over God zouden
hebben, maar dat ze intimiteit zouden hebben ‘omdat de liefde die je hebt (egapesas, een andere
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 85

aoristus) voor mij in hen moge zijn en dat ik zelf in hen moge zijn’ (v.26). In zijn prediking onthulde
hij de liefde van de Vader voor hen (v.23), en hij zal ze blijven helpen in de toekomst daadwerkelijk
zijn leerlingen te zijn, ze ontvangen deze liefde in ieder van hen en onder hen als gemeenschap.
Maar nogmaals, hij zelf is het aanspreekpunt. Juist door in hen te zijn zullen ze de liefde van de
Vader ontvangen, want het is vanuit de liefde van de Vader voor de Zoon, dat zij in staat worden
gesteld om dit te delen. Van de Zoon naar de aarde bracht de aanwezigheid van Gods liefde, en zijn
komst in het leven van gelovigen brengt ook die liefde, want God is liefde. Onze relatie met de Vader
zal altijd worden bemiddeld door de Zoon, zelfs in de eeuwigheid. Meditatie bij zulke waarheden
geeft ons een vage glimp van de verheerlijking van de Vader, in de Zoon en van de Zoon die de
Vader verheerlijkt (v.1). Het helpt ons ook te begrijpen waarom, in dit laatste deel van het gebed,
Jezus over zijn Vader spreekt als de rechtvaardige (v.25). Alles wat Jezus heeft gedaan en al wat hij
zal blijven doen is een antwoord op Gods rechtvaardige wil. Hij is rechtvaardig, want hij is de
waarheid zelf en doet alleen wat goed is. Zijn doelstellingen zijn perfect, als reflectie van zijn eigen
karakteristieke leven en licht en zijn liefde.”

2de vraag: Moeten we die Godsnaam niet gebruiken want het Nieuwe Testament is toch in de taal
van Jezus en de Joden geschreven? Neen, het NT is niet in het Aramees of Hebreeuws geschreven
maar in het Grieks, de wereldtaal van die dagen. Vergeten we niet dat het OT geschreven is voor
één volk = de Joden en dus in de taal van dát volk. Maar het “evangelie” van het NT is bestemd
voor alle stammen uit alle volkeren. En daarom geschreven in de bekendste taal van die dagen: het
Grieks. Van de 27 boeken van het NT is waarschijnlijk slechts het evangelie van Matthéüs in het
Aramees geschreven en later omgezet in het Grieks. God liet het verhaal van Zijn Zoon optekenen
in de wereldtaal van die dagen: het Grieks. Je had bij wijze van spreken géén vertaler en géén
vertaling nodig. Het goede nieuws over Jezus kon zich aldus probleemloos, in ijltempo, over
tientallen landen verspreiden.

3de vraag: Moet ik die naam dan niet gebruiken in het dagelijks leven en in mijn gebed? Neen, er
komt geen enkel “moeten” aan te pas. Dat beweren alleen boze tongen, Jehovah’s Getuigen en
enkele Amerikaanse Sacred-Name (Heilige-Naam) groepen. De werkelijkheid van dit alles is niet de
uitspraak van de naam, maar wel het besef dat die naam door de Almachtige gedragen wordt. Niet
de verpakking is belangrijk maar de inhoud. Bovendien wij, die leven in tijden van het Nieuw
Testament, zijn kinderen van God. Hij is onze Vader en dát is méér waard dan het gebruiken van
een naam. Het gebruiken zou een misbruiken zijn indien er énige magische kracht aan zou
toegeschreven worden. Dat zou van weinig eer getuigen voor je Vader in de hemel. Twee teksten
steken daar bovenuit: Rom.8:15b,16 en Galaten 4:6.

De Kerkvader Origenes had reeds opgemerkt: “In het Oude Testament heb ik geen enkele
tekst gevonden die God als Vader aanroept (…). In het Oude Testament wordt God nooit
aangeroepen in overeenstemming met de vertrouwvolle ervaring die de Verlosser ons heeft
overgeleverd” (citaat gevonden in Boff L., Onze Vader, Gebed van totale bevrijding, Averbode,
Altoria, 1984, blz.153, nota n°12.) In het NT gebruikt Jezus 170 maal de uitdrukking “Vader”; 42
maal in Matteus, 4 maal in Marcus, 15 maal in Lucas, en 109 maal in Johannes. Daarvan zestienmaal
als opening van een gebed. In die dagen sprak een Jood God niet aan als Vader en er zijn daarvan
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 86

geen persoonlijke of collectieve gebeden gekend. Het is slechts veel jaren later dat Joden die
aanspreektitel gaan gebruiken zoals in de Tamoed Yoma 8,9. Wat Jezus en later zijn discipelen doen
is uniek. Het belangrijkste werk over het begrip “Vader” in het NT komt van een moderne theoloog
J. Jeremias in zijn, ‘Studien zur neutestamentische Theologie und Zeitgeschichte’, Vandenhoeck &
Ruprecht, 1966.

4de vraag: Moeten we de naam van God overnemen in het NT zoals de WT doet? In hun vertaling
van het Nieuwe Testament, gebruikt de NWV de Hebreeuwse naam “Jehovah” 237 maal om de
Griekse godstitels “Theos” (= God), en “Kurios” (= Heer) te vertalen. Van deze 237 maal, is
“Jehovah” echter naar onze overtuiging 39 maal gebruikt voor Jezus Christus. De context waarin
deze verzen staan leert bij een aandachtige lezing dat het om Christus gaat en niet de Vader. Hier
volgt een lijst van deze 39 teksten; Mat.3:3 / 4:7,10 / Marc.1:3 / 5:19 / Luc.3:4 / 4:8,12 / Joh.1:23
/ Hand.2:21,25 / 7:60 / 14:23 / Rom.10:13 / 14:11 / 1 Cor.4:4 / 10:9,21 (twee maal) / 16:10 / 2
Cor.3:16 / Epheze 2:21 / 5:19 / Col.1:10 / 3:13,16,24 / 2 Tim.2:19 / 4:14 / Heb.10:30 / Judas 14 /
Opb.1:8 / 4:8,11 / 11:17 / 15:3,4 / 16:7 / 18:8. Indien ze zeggen, we moeten die naam overnemen
in het NT dan hebben ze het toch enkele keren voor hun theorie moeilijk gemaakt. Waarom niet
consequent op Jezus toegepast, zal niet beantwoord worden? We komen hier later op terug.

We hebben daarom ook nog een opmerking over het gebruik van ‘DE WACHTTOREN’,
‘Ontwaakt!’ en alle andere geschriften van Jehovah’s Getuigen. In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 jan.
1994 blz.25 lezen we met verbazing het volgende: “Wat een kostbare schat hebben we in De
Wachttoren en Ontwaakt! Laten wij elke gelegenheid benutten om deze belangrijke tijdschriften,
die het leven van mensen raken en voorvechters zijn van Koninkrijkswaarheden, met
zachtmoedigen van hart te delen.” We weten uit onze studie dat dit niet zo is en hopen u daarvan
verder nog van te overtuigen.

Ter illustratie van de naam in vertalingen van de Schrift

We citeren uit de Wachttorenpublicatie: ‘Redeneren aan de hand van de Schrift’, blz.211,


212. (Wij onderlijnen in de tekststrepen.)

“Wat is de juiste vorm van de goddelijke naam — Jehovah of Jahweh?

“De meeste namen veranderen enigszins wanneer ze van de ene taal in een andere
worden overgezet. Jezus werd als jood geboren en misschien sprak men zijn naam in het
Hebreeuws als Je·sjoeʹa‛ uit, maar de geïnspireerde schrijvers van de christelijke Griekse
Geschriften aarzelden niet om de Griekse vorm van de naam te gebruiken, namelijk
I·eʹsous. In de meeste andere talen bestaat er een gering verschil in uitspraak, maar wij
maken vrijelijk gebruik van de vorm die in onze taal gebruikelijk is. Hetzelfde kan van
andere bijbelse namen worden gezegd. Hoe kunnen wij dus gepaste achting tonen voor
Degene aan wie de allerbelangrijkste naam toebehoort? Door zijn naam nooit uit te
spreken of op te schrijven omdat wij niet precies weten hoe die naam oorspronkelijk werd
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 87

uitgesproken? Of veeleer door de uitspraak en de spelling te bezigen die in onze taal


gebruikelijk zijn, terwijl wij in gunstige zin over de Drager van die naam spreken en ons
als zijn aanbidders op een wijze gedragen die hem tot eer strekt?”

We geloven echter niet dat men met een dergelijke uitspraak het recht heeft om de
godsnaam dan als “Jehovah” te lezen. Mara we geven wel dit als aantekening.

We geven hieronder enkele Bijbelvertalingen die de naam van God gebruiken in het OT, in
de méér dan 6.800 maal dat het woord “YHWH” er gebruikt is. Ze nemen voor het oorspronkelijke
YHWH dus géén vervangingswoord als HERE, HEERE, EEUWIGE enz. ... We hebben een klein aantal
van de nu nog voorhanden en gebruikte Bijbels in de hieronder alfabetisch opgestelde tabel
opgenomen. Er staan enkele Spaanse, Portugese, Franse, Italiaanse en Nederlandse voorbeelden,
maar er zijn ook Engelse hierbij te vinden zonder veel problemen.
Er zijn dus voorbeelden waar “YA” de eerste lettergreep is; Yahweh / Yahwe / Yahveh / Yahve.
Er zijn ook voorbeelden waar “JA” de eerste lettergreep is; Jave / Jahve / Jahweh.
Er zijn vervolgens voorbeelden waar “JE” de eerste lettergreep is; Jehovah / Jehova.
De naam “Jehovah” is enkele malen gebruikt in de King James Version (van 1611); Gen.22:14 /
Exod.6:3 / Jes.12:2 / Ps.83:18.

Almeida Bijbel gebruikt Jehovah.


Bover-Cantera Bijbel gebruikt Yahveh.
Brasileira Bijbel gebruikt Jehovah.
Canisiusvertaling gebruikt Jahweh.
Crampon Bijbel gebruikt Jehovah.
Elberfelder Bijbel gebruikt Jehova.
Himmelreich Bijbel gebruikt Jahve.
La Bible de Jerusalem gebruikt Yahve.
Leidsche vertaling Bijbel gebruikt Jahwe.
Liénart Bijbel gebruikt Yahweh.
Nacar-Colunga Bijbel gebruikt Yave.
Osty Bijbel gebruikt Yahve.
Pontificio Instituto Biblico gebruikt Jave.
Reina Valera Bijbel gebruikt Jehova.
Willibrordvertaling Bijbel (1975) gebruikt Jahwe.

En dit is een lijst van wat er allemaal op de markt is om de naam Jezus weer te geven in het
NT; Jeshua, Yeshua, Yeshuah, Yehshua, Yehshuah, Yeshouah, Y’shua, Y’shuah, Jeshu, Yeshu,
Yehoshua, Yehoshuah, YHVHShua, YHVHShuah, Yhvhshua, Yhwhshua, YHWHShua, YHWHShuah,
Yhvhshuah, Yhwhshuah, Yahvehshua, Yahwehshua, Yahvehshuah, Yahwehshuah,
Yawhushua,Yahawshua, Jahshua, Jahshuah, Jahshuwah, Jahoshua, Jahoshuah, Jashua, Jashuah,
Jehoshua, Jehoshuah, Yashua, Yashuah, Yahshua, Yahshuah, Yahushua, Yahushuah, Yahuahshua,
Yahuahshuah, Yahoshua, Yahoshuah, Yaohushua, Yaohushua, Yaohushuah, Iahoshua, Iahoshuah,
Iahushua, Iahushuah. Dat hoeft allemaal niet! Dat kan zelfs allemaal niet, want er staat in het NT
“Iesous” = Jezus, letterlijk fonetisch omgezet in het Nederlands. Dat de schrijvers van het NT géén
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 88

omzetting doen van Zijn naam in het Hebreeuws moet wel een grondige reden hebben. Dan heeft
de argumentatie van de Messias belijdende Joden geen waarde wanneer ze persé die naam willen
gebruiken. De apostelen wisten wel beter toen ze onder de heidenen preekten over die Jezus van
Nazaret.

Een medewerker van het Nederlands Bijbelgenootschap E. Tuinstra schreef een artikel voor
H. van de Sandt & L. van Tongeren, ‘Naar mijn daden word IK genoemd’, KBS/TABOR, 1989. De
schrijver gaat na hoe men de godsnaam moet vertalen in een moderne Bijbel. We citeren van
blz.109:
“1° Laat het tetragrammaton onvertaald, schrijf Jahwe en spreek die naam ook uit.
2° Laat het tetragrammaton onvertaald, schrijf JHWH en spreek uit (de) Heer.
3° Vertaal JHWH met (de Heer), maar zorg wel voor een onderscheid met de vertaling van adon.
4° Vertaal JHWH met (de) HERE.
5° Vertaal JHWH met ‘de Aanwezige’.”
Persoonlijk kiezen we voor een zesde variante als eerste keuze; het Tetragrammaton vertaald, en
geschreven als YaHWeH en ook uitgesproken of n°5 als tweede keuze indien in een degelijk
voorwoord uitgelegd is waarom men zo vertaald.

Een toemaatje: over de term YaHWeH Zebaoth (of Sebaot)

God zegt van Zichzelf te zijn: de “Here der heirscharen”, 283 maal gebruikt in de Schrift. In
de Bijbel worden met heirscharen (of heerscharen) drie groepen aangeduid.
1°) Ten eerste in Ex.12:41 lezen we dat Israël de “heirscharen” (legerscharen = zebaoth) van
YaHWeH wordt genoemd (vgl. ook 6:25 / 7:4 / 12:17,51). In het boek Numeri 1:3,52 lezen we dat
de Israëlieten naar hun stammen ingedeeld werden in legerscharen (zebaoth). Zodat de
uitdrukking gebruikt wordt: “allen die in het leger (zaba) uitrukken” vgl.vs.20,22,24,26,28,30, enz.
2°) Als tweede vinden wij dan dat met het woord zaba (“heir”) soms de geschapen hemellichamen,
de zon, de maan en de sterren worden omschreven. De belangrijkste tekst in die betekenis staat
in Gen.2:1: “Alzo werden voltooid de hemel, de aarde en al hun heir (zaba)”. Gezien het “heir”
verwijst naar zowel hemel als aarde in deze tekst moet hier ook een betekenis gezocht worden.
Het “heir der aarde” moet in deze tekst betekenen; de geschapen wezens op de aarde, planten en
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 89

dieren. Deze benaming komt in de Bijbel verder niet meer voor in deze betekenis. Heir des hemels
= hemellichamen komt nog voor als term in o.a. Gen.1:14-19 / Ps. 33:6 / 147:4 / Jes.45:12 / Neh.9:6
/ Jer.10:12-16.
3°) Het begrip zaba/zebaoth heeft ook te maken met de machten van de onzichtbare
engelenwereld. De uitdrukking “het ganse heir des hemels” = de “zonen Gods”, de engelen
worden bedoeld (zie 1 Kon.22:19 = 2 Kron.18:18; vgl. met Job 1:6 vv. en zie ook Richt.5:20 /
Jes.24:21 en wederom Neh.9:6). “Looft de Here, al zijn heirscharen (zebaoth), gij zijn dienaren die
zijn wil volbrengt” (Ps.103:21; vergelijk 148:2; Luc.2:13-14). Hier ligt ook een verband met Paulus’
uitspraak: “dat wat de volken offeren, zij dat aan de demonen offeren” (1 Cor.10:20).

Waar we dan die enkele teksten moeten zetten die in toekomstige zin spreken over
“YaHWeH Zebaoth” als koning spreken is niet zo eenvoudig te zeggen. Wellicht is dat een vierde
onderverdeling. Daaronder vallen: “Want de Here der heirscharen zal koning zijn op de berg Sion”
(Jes.24:23). Vergelijk hierbij Ps.24:3,7-10. En de HERE der Heerscharen laat zich zien in de tempel
aan Jesaja (6:5). Hij alleen is “God over alle koninkrijken der aarde” (Jes.37:16). Hij zal God der
ganse aarde genoemd worden (Jes.54:5 / Zach.14:9,16).

Zestienmaal komen we de ongewone uitdrukking tegen “Heer YaHWeH Zebaoth.” Zie Ps.
69:7 / Jes.3:15 / 10:23,24 / 22:5,14,15 / 28:22 / Jer.2:19 / 46:10 (2x) / 49:5 / 50:25, 31 / Amos 9:5.

Op wat men in archeologische termen de “Moabite stone” genoemd heeft staat de oudste
afbeelding van het Tetragrammaton. Deze steen werd gevonden in 1868 na Chr. en gaat over de
Moabitische koning Mesha en zijn oorlogen tegen o.a. Israël. De steen is gebeiteld rond ongeveer
900 voor Chr. In de jaren 1930 na Chr. werden enkele fragmenten ontdekt die we kennen onder
de naam van ‘Lachish letters’. Ze stammen uit de Babylonische verovering van Juda (597-587 v.
Chr.). Op één ervan wordt de commandant van het Lachish garnizoen gegroet in de naam van
“YHWH.” En enkele persoonlijke namen van de ‘Lachish letters’ (ongeveer 20) bevatten de eerste
of de laatste lettergreep van de godsnaam.

^^^^^^

Jason BeDuhn is iemand die men in de kringen van de WT aanhaalt, zeker de gedeelten die
ze graag horen. Maar hij zegt op blz.169 van zijn boek: Truth in Translation: Accuracy and Bias in
English Translations of the New Testament:
“Na de conclusie dat de NWV een van de meest accurate Engelse vertalingen is van het Nieuwe
Testament die momenteel beschikbaar zijn, zou ik nalatig zijn als ik niet zou vergeten een
bijzonderheid van deze vertaling te melden, die door de meeste regels van een vertaling zou worden
beschouwd als een onjuistheid, hoe weinig deze onnauwkeurigheid verandert aan de betekenis van
de meeste verzen. Ik heb het over het gebruik van “Jehovah” in de NWV van het Nieuwe Testament.
“Jehovah” (of “Jahweh” of een andere reconstructie van de goddelijke naam die bestaat uit de vier
medeklinkers JHWH) is de persoonlijke naam van God meer dan zesduizend keer gebruikt in het
oorspronkelijke Hebreeuws van het Oude Testament. Maar de naam verschijnt nooit in een Grieks
manuscript van een boek van het Nieuwe Testament. Dus, om de naam “Jehovah” te introduceren
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 90

in het Nieuwe Testament, zoals de NWV twee-honderd-zevenendertig maal doet, is niet juist qua
vertaling gezien het meest elementaire principe van de nauwkeurigheid: de naleving van de
originele Griekse tekst.”
[Trevor R. Allin, schreef een kritisch boekje van een 80tal bladzijden over de manier van
exegetiseren van Jason BeDuhn: A review of J. BeDuhn’s “Truth in Translation”, © Trevor R Allin
2016. Ik veronderstel een privaat uitgave.]

^^^^^^
Wij citeren nog wat in verband met Jason BeDuhn en vertalen uit: http://www.jehovahs-
witness.net/jw/friends/10361/1/Prof-Jason-BeDuhn-letter-on-the-NWT-KIT-part-1
“Ginny: Dus, begrijp ik het goed dat u beide zowel de woord voor woord vertaling van het
Wachttoren Genootschap direct onder de Westcott-Hort Griekse tekst en de Nieuwe Wereld
Vertaling gereproduceerd in de rechterkolom weet te prijzen? In welk opzicht is het “superieur aan
de meest succesvolle vertalingen die in gebruik zijn”?
BeDuhn: De interlineaire tekst is waar ik de meeste aandacht aan besteed heb. Natuurlijk is het
gebaseerd op Westcott & Hort. Een verschil merkte ik dat men een heel slaafse woord- voor-woord
overeenkomst heeft in de Engelse woorden gebruikt voor de Griekse parallel. Dit is goed. De meeste
interlineairen doen een beetje van interpretatie reeds in het selecteren van een variëteit van
Engelse woorden voor een Grieks woord, afhankelijk van de context. Deze interpretatieve beweging
wordt het best overgelaten aan de vertalingen. Het probleem met de meeste beschikbare
vertalingen is dat ze los zijn in hun interpretaties van het Grieks. Velen zijn eigenlijk parafrases. De
NRSV [New Revised Standard Version] heeft een belangrijke stap in de richting van de parafrase
zelfs tegenover de RSV [Revised Standard Version], die al veel van dit soort problemen heeft. Ook
veel Engelse woorden betekenen niet meer wat het was bij de eerste selectie om het Grieks te
vertalen en dus hebben ze misleidende of verwarrende connotaties. De NWT is fris, EIGENZINNIG
ENGELS, WAARDOOR MIJN STUDENTEN MOETEN WORSTELEN MET DE MOGELIJKE BETEKENIS.
[We zetten dit in hoofdletters, in het Engels = forcing my students to grapple with the possible
meaning.] Een goede vertaling dient de problemen in de tekst niet te verbergen, maar ZE VOLLEDIG
BLOOT TE STELLEN AAN ONZE ZOEKTOCHT NAAR BEGRIP. De NWT laat dit gebeuren, ongeacht wat
de Getuigen bedoelen.”

IK HEB KRITIEK OP DEZE VISIE VAN BEDUHN EN DAT IS DEZE:

De New Revised Standard Version aanhalen als voorbeeld van een vertaling van de Bijbel is
al verkeerd: dat is iemand op een verkeerd spoor zetten. Want hij merkt het zelf op: HET IS EEN
PARAFRASE. Daar verder op borduren dat het beter moet, dat spreekt voor zichzelf. Maar het is
even grote fout om WOORD-voor-woord TE VERTALEN zoals de WT doet. Het is zeer eenvoudig te
bewijzen: als jullie elke keer “psyche” vertalen als “ziel” dan begrijpen mensen er niet altijd veel
van. Dan gaan jullie in bijvoorbeeld de boeken Inzicht uitleggen dat er MEERDERE betekenissen
zijn. Idem voor pneuma = geest.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 91

Ik kan me voorstellen dat het goed is voor zijn STUDENTEN zoals hij trouwens opmerkt: dan
moeten ze gaan zoeken. BeDuhn ZEGT: “ZE VOLLEDIG BLOOT TE STELLEN AAN ONZE ZOEKTOCHT
NAAR BEGRIP.”

Waar dan moeten ze zoeken: wel in de Griekse woordenboeken waar voor een Grieks
woord er dan twee of vijf betekenissen, of meer kunnen zijn. Maar wanneer men een Bijbel uitgeeft
dan moet dat door de vertalers al ingecalculeerd zijn: men moet al varianten gebruiken voor een
zelfde woord GEZIEN DE CONTEXT DAT VRAAGT. Je kan toch geen tegenstrijdigheid op papier
zetten. Iemand die de tekst van het NT vandaag leest moet het toch begrijpen! Het zijn toch
allemaal geen studenten GRIEKS? Er is een Grieks woord dat tegelijkertijd zowel kan betekenen:
“aankomen” als “weggaan.” Dan vertaal je dan toch volgens de context! Waarom: zeer eenvoudig
omdat de gewone man van de straat geen Grieks kent en in zijn boekenkast geen Griekse
woordenboek heeft en dat alles niet theologisch kan inschatten.

Dus de uitleg van BeDuhn rammelt aan alle kanten!!

^^^^^^
Op http://www.freeminds.org/doctrine/thename.htm#_Toc472342608 vonden we een
document met de titel ‘Witnessing The Name’ van Doug Mason, een Australiër. Wij citeren er
vertaald het volgende uit en de stelling van de schrijver is duidelijk: de WT heeft de Naam
“Jehovah” in hun Nieuwe Testament toegevoegd vanuit allerhande soorten argumenten. Maar met
1 van deze boeken de “J20” hebben ze enorme verschillen. De 1897 editie van “J20” ligt in de State
Library, Melbourne, ze werd gedrukt tot in 1926 en de 1950 editie van de NWT verwijst naar een
1897 editie en de 1984 editie van de NWT verwijst naar een editie van “J20” gedateerd 1963.

BIJLAGE A: STATISTIEKEN - 1950 Uitgave


1 . Weergaven van “Jehovah “ ondersteund door de concordantie J20
Matthéüs - 3:3 ; 4:4,7,10 ; 21:9,42 ; 22:37,44. (8 keer tegenover 18 invoegingen in de NWV)
Marcus - 1:3 ; 12:11,29 (tweemaal) 30,36. (6 tegenover 9)
Johannes - 1:23 , 12:38. (2 vergeleken met 5)
Handelingen - 2:20,21,25,34 ; 3:22; 4:26 ; 15:17 (7 tegenover 52)
Romeinen - 4:3,8 ; 9:28,29 , 10:13 , 11:34 , 15:11 (7 vergeleken met 19)
1 Corinthiërs - 3:20 , 10:26 (2 tegenover 15)
2 Timotheüs - 2:19 (1 tegenover 4)
Hebreeën - 2:13 , 7:21 ; 8:8,9,10,11 , 10:16,30 , 12:5,6 , 13:06 (11 tegen 12)
Jacobus - 2:23 (1 tegenover 13)
1 Petrus - 1:25 , 3:12 ( tweemaal) (3 tegen 3)

2. Geen steun van “J20” in de rest:


Lucas (0 uit 36 invoegingen van Jehovah in de NWV), 2 Corinthiërs (0 uit 10) , Galaten (0 van 1),
Epheziërs (0 op 6); Colosenzen (0 op 6), 1 Thessalonicenzen (0 van 4), 2 Thessalonicenzen (0 uit 3),
2 Peter (0 op 6), Judas (0 uit 3), Openbaring (0 van 12).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 92

Dat wil zeggen, er is een totale steun van 48 aanhalingen door “J20” is op een totaal van 237
toevoegingen van “Jehovah” in de NWV. Deze lijst kan worden opgevat als een redelijke
aaneenschakeling van toevoegingen van “Jehovah” in citaten uit het Hebr. OT. Ze verschijnen in de
NWV zomaar, in ieder geval in strijd met “J20”.

^^^^^^

We citeren en vertalen iets van http://tetragrammaton.org/contributions.html#a8


Dit zijn teksten waar de Godsnaam in J-documenten staat maar door de NWV “vergeten.”
OMDAT ZE OVER JEZUS GAAN DIE YHWH zou moeten genoemd worden.
DE WT IS NIET OPRECHT.
DE NWV IS LEUGENACHTIG.
We gebruiken de HSV waar we de Godsnaam invoegen.
• MEER “J” documenten waarin (YHWH) VOORKOMT MET BETREKKING TOT JEZUS.

1 Corinthe. 12:3 in J14


“Daarom maak ik u bekend dat niemand die door de Geest van God spreekt, zegt: Jezus is een
vervloekte. Ook kan niemand zeggen: Jezus is YHWH, dan door de Heilige Geest.”

1 Thes.4:16,17 in J7,8,13,14,24

“16 Want YHWH Zelf zal met een geroep, met de stem van een aartsengel en met een bazuin van
God neerdalen uit de hemel. En de doden die in Christus zijn, zullen eerst opstaan 17 Daarna zullen
wij, de levenden die overgebleven zijn, samen met hen opgenomen worden in de wolken, naar een
ontmoeting met YHWH in de lucht. En zo zullen wij altijd bij YHWH zijn.”

2 Timothéüs 1:18 in J7,8,13,14,16,17,18,22,23,24

“Moge YHWH hem geven dat hij barmhartigheid vindt bij YHWH op die dag”

Hebreeën 1:10 in J8 waarin Jehovah richt zich op de Zoon met gebruik van de Goddelijke Naam.

“En: In het begin hebt U, YHWH, de aarde gegrondvest, en de hemelen zijn de werken van Uw
handen.”

1 Petrus 2:3 in J13, J14

“indien u tenminste geproefd hebt dat YHWH goedertieren is”


1 Petrus 2:3 in J13, J14

1 Peter 3:15 in J7

“maar heilig God, YHWH, in uw hart.”


Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 93

J7 en J8 voegt er ook aan toe “ha Mashiach” (de Messias) of (de Christus) waardoor we dit lezen:
“Jehovah God, die Christus is.” De 1985 KIT vermeldt de “J” versies in een voetnoot, maar geeft
niet toe dat zowel J7 en J8 lezen als: “Heilig Jehovah God (die Christus is) in uw hart.” Dit is een
citaat uit Jesaja 8:12,13. Zowel de LXX en KIT Grieks zijn bijna identiek.

J20 (Concordance to the Greek Testament) citeren YHWH in beide 1 Petrus 2:3 en 1 Petrus 3:15.

Openbaring 16:5 in J7,8,13,14,16

“U bent rechtvaardig, YHWH, Die is en Die was en Die zal zijn.”

Romeinen 10:9 in J12-14, 16-18, 22

“Als u met uw mond de ha Adohn Jezus belijdt en met uw hart gelooft dat God Hem uit de doden
heeft opgewekt, zult u zalig worden.”
Deze “J” Documenten bevatten de uitdrukking “Ha Adohn”, die de enige ware God betekent –
JEHOVAH volgens de bijlage 1H - Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met
studieverwijzingen luidt als volgt: “Wanneer de titel ‘ha Adohn′, „Heer; Meester”, wordt
voorafgegaan door het bepalend lidwoord ha, „de”, ontstaat de uitdrukking ha Adohn ′, „de [ware]
Heer”. In M wordt door het gebruik van het bepalend lidwoord ha vóór de titel ʼ ha Adohn′ de
toepassing van deze titel exclusief tot Jehovah God beperkt.” Maar zonder enige uitleg in een
voetnoot bij Romeinen 10:9, heeft de Nieuwe Wereld Bijbelvertaling Comite daar NIET “Jehovah”
gezet. [Onze opmerking: dat zijn “Twee maten en twee gewichten.”]

APPENDIX 4: Over de betekenis van “echad”


Het ‘Theological Wordbook of the Old Testament’ (van Harris, Archer, Waltke, Volume 1,
blz.30) zegt het volgende bij het woord “echad”:
“Dit woord komt 960 keer voor [er bestaat een discrepantie over het aantal keren tussen auteurs]
als een zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord of bijwoord, als een kardinaal of
rangtelwoord, vaak gebruikt in distributieve zin. Het wordt nauw geïdentificeerd met yahad
“verenigd zijn” en met ro’sh “eerst, hoofd”, vooral in verband met de “eerste dag” van de maand
(Gen. 8:13). Het benadrukt eenheid terwijl het de diversiteit binnen die Eenheid erkent. Soms kan
de uitdrukking “als één man” “alles tegelijk” betekenen (Nm 14:15), maar toen Gideon te horen
kreeg dat hij Midian “als één man” zou verslaan, betekende dit waarschijnlijk “zo gemakkelijk als
een enkele man” (Jud 6 :16) De uitdrukking kan ook verwijzen naar een natie die is aangezet om
eensgezind actie te ondernemen tegen grove onrechtvaardigheid (Jd 20:8; 1 Sam 11:7). Zefanja’s
vermelding van mensen die God “met één schouder” dienen (3:9), betekent waarschijnlijk
“schouder aan schouder”, stevig verenigd. Evenzo drukt in Ex 24:3 “met één stem” uit dat heel Israël
betrokken was bij het aangaan van het verbond met Jahweh. Het concept van eenheid is
gerelateerd aan de tabernakel, waarvan de gordijnen aan elkaar zijn vastgemaakt om één eenheid
te vormen (Ex 26:6, 11; 36:13). Adam en Eva worden beschreven als “één vlees” (Gen 2:24), wat
meer omvat dan seksuele eenheid. In Gen 34:16 stellen de mannen van Sichem voor om met Jacobs
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 94

kinderen te trouwen om “één volk” te worden. Later voorspelde Ezechiël dat de gefragmenteerde
natie Israël op een dag zou worden herenigd, aangezien hij symbolisch twee stokken samenvoegde
(37:17). Opnieuw zouden Juda en Efraïm één natie zijn met één koning (37:22). Abraham werd
gezien als “degene” van wie al het volk afstamde (Jes 51:2; Mal 2:15), de enige vader van de natie.
Verscheidenheid binnen eenheid blijkt ook uit het feit dat `echad een meervoudsvorm heeft,
`ahadiem. Het is vertaald met “enkele dagen” in Gen 27:44; 29:20 en Daniël 11:20. In Gen 11:1
wijzigt het meervoud “woorden”: “de hele aarde gebruikte dezelfde taal en dezelfde woorden.”
Blijkbaar verwijst het naar hetzelfde vocabulaire, dezelfde reeks woorden die door iedereen bij de
toren van Babel worden gesproken. De eerste “dezelfde” in Gen 11:1 is enkelvoud, analoog aan
“dezelfde wetten” van het Pascha die van toepassing zijn op autochtonen en buitenlanders (Ex
12:49; vgl. Num 15:16), of op de “ene wet “van een zekere dood voor het benaderen van de
Perzische koning zonder uitnodiging (Est 4:11). In het beroemde Shema van Deuteronomium 6:4,
“Hoor, Israël... de HEER is één”, heeft de kwestie van diversiteit binnen eenheid theologische
implicaties. Sommige geleerden zijn van mening dat, hoewel ‘één’ enkelvoud is, het gebruik van het
woord de leerstelling van de Drie-ëenheid toelaat. Hoewel het waar is dat deze doctrine vooraf
schaduwt in het OT, concentreert het vers zich op het feit dat er maar één God is en dat Israël zijn
exclusieve loyaliteit aan hem verschuldigd is (Dt 5:9; 6:5).”

Gesenius, de lexicograaf, zegt bij “echad”:


“Een cijfer maar met de kracht van een bijvoeglijk naamwoord. 1. Hetzelfde, Genesis 40:5, Job
31:15. 2. Ten eerste, maar alleen zo gebruikt bij het tellen van de dagen van de maanden, Ezra
10:16, 17; in het tellen van jaren, Daniël 9:1,2, Ezra 1:1. Op andere plaatsen, zoals Genesis 1:5,
verliest men het algemene idee van een kardinaal niet, en volgen de getallen elkaar op zoals in het
Latijn unus, alter, tertius. 3. iemand, “iemand van de mensen; “niemand.” 4. het speelt de rol van
een onbepaald lidwoord, vooral in het latere Hebreeuws, 1 Koningen 20:13, “een zekere profeet”;
Daniël 8:3, “een ram”, 1 Koningen 19:4. Dus ook wanneer men vooraf gaat, b.v. “een zekere
heilige”, d.w.z. engel Daniël 8:13. Soms ook door een genitief “een van de stortbakken”, d.w.z. een
stortbak, Genesis 37:20; Job 2:10. 5. uniek in zijn soort, Job 23:13; Ezechiël 7:5, Hooglied 6:9. 6. Bij
herhaling is het een... een ander, Exodus 17:12; 18:3. Het komt zelfs driemaal herhaald voor, 1
Samuël 10:3; 13:17, 18. Ook distributief van individuen, Aantal. 13:2, “gij zult één man naar een
stam sturen; “Numeri 34:18. 7. Als één man, dus samen. Ezra 2:64, “de hele gemeente tezamen;
„Ezra 3:9; 6:20; Prediker 11:6, “beiden gelijk.” Ook idem “samen, verenigd”, Jesaja 65:25; in
dezelfde zin wordt gezegd Rechters 20:8; 1 Samuël 11:7. 8. Voor één keer, één keer, 2 Koningen
6:10; Psalmen 62:12. 9. (a) idem Nr. 8, Num. 10:4. (b) Plotseling, Pro. 28:18. (c) idem helemaal, Jer.
10:8. 10. De een na de ander, één voor één, Jes 27:12, en Pred. 7:27, de een na de ander...’”
BIBLIOGRAFIE

VOOR DE GODSNAMEN
Alfrink B., La pronunciation ‘Jehova’ du Tétragramme, in Oudtestamentische Studiën, edit.P.A.
de Boer, deel V, Brill, blz.43-62, 1948.
Bardet J-G., La Signature du Dieu-Trine, Editions de la Maisnie, Paris, 1982. Dit is een voorbeeld
van de manier waarop je niet mag omgaan met het tetragrammaton. Puur Kabbalistische
beschouwingen met rekbare termen.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 95

Bavinck H., Gereformeerde Dogmatiek, deel 2, blz.65-119.


Bivin D., Blessed Be the “Name”!, Internet Jerusalem Perspective.
Bivin D., The Fallacy of Sacred Name Bibles, internet Jerusalem Perspective 35 (Nov.-Dec.1991.
Bivin D., “Prophet” as a Messianic Title, internet Jerusalem Perspective.
Brink, van den G. & Sarot M., Hoe is uw Naam; opstellen over de eigenschappen van God, Kok,
1995.
Brown R. & Samuel C. J., The meanings of κυριος in the New Testament, Op Internet, we hebben
de ‘draft of 30 November 2003.’ Dit is super.
Bultema H., The names of our Wonderful Lord, Grace Pulications, z.j.
Eerdmans B.D., The Name Jahu, in Oudtestamentische Studiën, edit.P.A. de Boer, deel V,
Brill, blz.1-29, 1948.
Eisestein J. D., artikel Names of God, JewishEncyclopedia.com. op internet
Fraser G. H., The Gentile Names of God, in “A Symposium on Creation” (Vol. V),
blz.11-38, Baker Book House, 1975.
Foutz S. D., Exodus 3:14 and the Divine Name: Textual and Historical Considerations,
Quodlibet Journal: Volume 4 Number 4, November 2002, http://www.Quodlibet.net
Garza Al, What is The Name of God? Updated 2022, Sefer Press Publishing, 2017.
Gordon Nehemia, The Ban on the Divine Name, http://messianicfellow-
ship.50webs.com/ban.html
Georges M. A., La traduction de KURIOS en syriaque, Filología Neotestamentaria 12 (1999),
blz.25-54.
Girdlestone, Synonyms of the Old Testament, hoofdstuk 2, recente uitgave bij Eerdmans.
Gispen W., Schepping en Paradijs, J.H. Kok, 1966, blz.23-26.
“God, Names of” in de Encyclopædia Judaica, deel 7, kollon 680.
Hakvoort R.A., Namen van God in het Oude Testament, ‘de Bode van het Heil in Christus’,
augustus ‘90 t/m mei ‘91. Later verschenen in boekvorm bij Initiaal, ‘s-Gravenhage.
Jewish encyclopaedia, Keter Publishers, 1971, zie artikel God en aanverwanten.
Jukes A., The names of God in Holy Scripture, Kregel, 1972, herdruk.
Lambert G., (S.J.), Que signifie le nom divin JHWH?, Nouvelle revue theologique,
novembre 1952, blz.897-915.
Leupp R.T., Knowing the name of God, Inter Varsity Press, 1996.
Lundquist Lynn, The Tetragrammaton and the Christian Greek Scriptures, 2d ed., Portland,
Oregon: Word Resources, 1998. We geven ook de voornaam bij deze schrijver. U kan dit en
andere van zijn boeken gratis downloaden vanaf zijn site. U moet dit lezen om kunnen mee te
praten over de naam van God; waarom hij zou moeten terug te vinden zijn in uw OT en
waarom hij NIET mag voorkomen in het NT.
Marmorstein A., The Old Rabbinic doctrine of God, originele uitgave van 1927 maar in her-
druk sinds 1970 bij Gregg Int.
Martin A.-G., La traduction de KURIOS en syriaque, Filología Neotestamentaria 12 (1999), blz.25-
54.
Mason D., JEHOVAH in the Jehovah’s Witnesses’ New World Translation,
1987. Te bestellen bij Bethel Ministries, CP-258, Manhattan Beach, CA 92667.
McKenna J. E., The Great I-AM of God in Biblical Covenant Relationship with His People in
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 96

the Old Testament World, Quodlibet Journal: Volume 1 Number 8, December 1999,
http://www.Quodlibet.net
Meister A. Namen des Ewigen, Pfäffikon, 1973.
Moore G. F., Judaism in the First Centuries of the Christian Era: The Age of the Tannaïm, 3
delen, Harvard Univ. Press, 1927-30, deel 1, blz.219 en de nota in deel 1, blz.427.
Motyer H., The Revelation of the divine name, The Tyndale Press, reprint 1970.
Nagel Peter, The New Testament κύριος problem and how the Old Testament speeches can
help solve it, Hts Teologiese Studies-theological Studies, 2020.
Neyrey J. H., “First”, “Only”, “One of a Few”, and “No One Else”, The Rhetoric of Uniqueness
and the Doxologies in 1 Timothy, Biblica 86 (2005), blz.59-87.
Oosterhof B.J., Israëlitische Persoonsnamen, serie Exegetica Uitg.Van Keulen, 1953. Dit is
het belangrijkste werk dat we kennen tegen een bepaalde opvatting van Jehovah’s Getuigen.
Ze beweren namelijk dat er aan de hand van de persoonsnamen in het Hebreeuws kan
nagegaan worden dat de naam van God als Jehovah moet uitgesproken worden. Maar ze
vergeten dan dat ze zelf hebben toegegeven dat die uitspraak er slechts gekomen is door
de beredenering van een zekere Raimundus Martini. Vergelijk bij dit alles ook nog
H. Motyer.
Read W.E., de vierdelige studie The Name of God, in, The ministry, 1969, februari tot mei,
7de dag advent publicatie.
Reisel M., Observations on Ehje aser ehje, Hu’ah and sem hameforas, Assen, 1957.
Sandt H. van de & L. van Tongeren, Naar mijn daden word IK genoemd, KBS/TABOR, 1989.
Stevenson H.S., Titles of the Triune God, Fleming H. Revell Company 1956.
Stone N.J., Namen van God in het Oude Testament, Buyten en Schipperheyn, 1975.
Sumrall L., De namen van God, Gazon, z.j. Geestelijk leven bezien vanuit de godsnamen.
Thierry G.J., The pronunciation of the Tertragrammaton, in, Oudtestamentische Studiën, edit.P.A.
de Boer,
deel V, Brill, blz.30-42, 1948.
Trimm James, Nazarenes and the Name of YHWH, een mooi artikel op een Amerikanse site.
http://www.nazarene.net/_halacha/Nazarenes_and_the_name.html
Veen-Vrolijk A. van, De Heilige Godsnaam JHWH (1); Profetisch Perspectief; tweede jaargang,
N°6 - 3de kwartaal 1966, blz.32-35.
https://www.aca-
demia.edu/44574967/%CE%9A%CF%8D%CF%81%CE%B9%CE%BF%CF%82_in_the_New_Testa-
ment_Christology_Trinity_and_Translation = Seth Vitrano-Wilson, Κύριος in the New Testa-
ment: Christology, Trinity, and Translation. En: https://biblicalmissiol-
ogy.org/blog/2020/04/20/%CE%BA%CF%8D%CF%81%CE%B9%CE%BF%CF%82-in-the-new-testa-
ment-christology-trinity-and-translation/

ALGEMEEN
Aulen G., Jesus in contemporary Historical Research, S.P.C.K., 1976. Aan te bevelen.
Bickersteth E.H., The Trinity, Kregel Publications, 4de herdruk, 1969, oorspronkelijk
geschreven rond 1860 als weerlegging der unitariërs.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 97

Duvekot W.S., Kennen we Jezus?, Kok, 1977. Latere geschriften van hem worden
problematischer.
Edelkoort A.M., De christusverwachting in het Oude Testament, H. Veenman & Zonen, 1941.
Fortman E., The Triune God, Hutchinson, 1972. Een belangrijk werk voor de dogmaontwikkeling.
Hayward R., Divine Name and presence: The Memra, Allanheld Osmun, 1981.
Mascall E.L., Theology and The Gospel of Christ, S.P.C.K., 1977. Aan te bevelen.
Moule C.F.D., The Origin of Christology, C.U.P., 1977. Contra de evolutionaire ontwikke-
ling van de christologie.
Sevenster G., De christologie van het Nieuwe Testament, Holland, 1946.
Vos G., The Self disclosure of Jesus, Presbytarian and Reformed Publ. Co., 1953.
Warfield B.B., The Lord of Glory, Guardian Press of Baker Book House. Een 100 jaar oud meester-
werk!

PHILO
Allix P., The Judgment of the ancient Jewish church against the Unitarians, 2de uitgave,
Clarendon Press, Oxford, 1821. Dit is het merkwaardigste boek dat wij in dit verband
gelezen hebben.
Hillar M., The Logos and Its function in the writings of Philo of Alexandria: Greek
interpretation of the Hebrew myth and foundation of Christianity, in A Journal from The
Radical Reformation. A Testimony to Biblical Unitarianism, Vol. 7, No. 3 Spring 1998, Part I
pp. 22-37; Vol. 7, No. 4 Summer 1998, Part II pp. 36-53.
Inleiding of appendix in de commentaren op het Johannesevangelie van R. E. Brown,
R. Schnackenburg, A. Loisy en andere.
Sanders J.T., The New Testament christological Hyms, (Zie index en table.)

KABBALAH
Grant R.M., La gnose et les origines chrétiennes, du Seuil, 1964. Uit het Amerikaans.
Schaya L., L’Homme et l’Absolu selon la Kabbale, Buchet / Chastel, 1958.
Scholem G.G., On the Kabbalah and its Symbolism, Shocken Books, 1965.
White A.E., The holy Kabbalah, University Books, 1960.

STRIKT MONOTHEISME
De laatste vijftig jaren verschenen enkele boeken en tijdschriftartikelen waarin men het strikte
monotheïsme van Israël betwist, al dan niet met goede bedoelingen. Het gaat dan vooral over:
“de engel des Heren”, de “Memra”, “het Heir des Hemels” of de “Merkavah.” Het gros van deze
zaken hoort bij de hogere Bijbelkritiek of is gewoon gnostiek, van de oude of nieuwe orde. Deze
zijn van een andere soort dan Allix P., The Judgment of the ancient Jewish church against the
Unitarians, die we hierboven citeren.
Barker Margaret, The Great Angel: A Study of Israel’s Second God, John Knox Publ., 1992.
Bauckham Richard, The Throne of God and the Worship of Jesus, blz.43-69 in The Jewish Roots of
christological Monotheism: Papers from the St. Andrews Conference on the Historical Origins of
the Worship of Jesus, Edited by C. Newman, J. Davila, and G. Lewis. E. J. Brill, 1999.
Bauckham Richard, God Crucified: Monotheism & Christology in the New Testament, Eerdmans,
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 98

1998.
Boyarin Daniel, The Gospel of the Memra: Jewish Binitarianism and the Prologue to John, Harvard
Theological Review 94:3 (July, 2001), blz.243-284.
Boyarin Daniel, Two Powers in Heaven; or, The Making of a Heresy, blz.331-370 in The Idea of
Biblical Interpretation: Essays in Honor of James L. Kugel, Brill, 2003.
Fossum Jarl E, The Image of the Invisible God: Essays on the Influence of Jewish Mysticism on
Early Christology, Vandenhoeck and Ruprecht, 1995.
Hannah Darrell D. Michael and Christ: Michael Traditions and Angel Christology in Early
Christianity, Wissenschaftliche Untersuchungen zum Neuen Testament, Mohr-Siebeck, 1999.
Hurtado Larry W. What Do We Mean by ‘First-Century Jewish Monotheism’? blz.348-368 in
Society of Biblical Literature 1993 Seminar Papers, Edited by E. H. Lovering Jr. Atlanta: Scholars
Press, 1993.
Hurtado Larry W., One God, One Lord: Early Christian Devotion and Ancient Jewish Monotheism,
Fortress, 1988.
Hurtado Larry W., Lord Jesus Christ: Devotion to Jesus in Earliest Christianity, Eerdmans, 2003.
Hurtado, Larry W. First-Century Jewish Monotheism. Journal for the Study of the New
Testament 71 (1998), blz.3-26.
Hurtado Larry W., Jesus’ Divine Sonship in Paul’s Epistle to the Romans, blz.217-233 in
Romans and the People of God. Edited by N. T. Wright and S. Soderlund, Eerdmans, 1999.
Hurtado Larry W., The Binitarian Shape of Early Christian Worship, blz.187-213 in The Jewish
Roots of Christological Monotheism, Papers from the St. Andrews Conference on the Historical
Origins of the Worship of Jesus. Edited by Carey C. Newman, James R. Davila and Gladys S.
Lewis, Supplements to the Journal for the Study of Judaism, ed. John J. Collins. Leiden: E. J. Brill,
1999.
Hurtado Larry W., How on Earth Did Jesus Become a God? Historical Questions about Earliest
Devotion to Jesus, Eerdmans, 2005.
Lee Aquila H. I., From Messiah to Pre-existent Son. Wissenschaftliche Untersuchungen zum
Neuen Testament 192. Tübingen: Mohr-Siebeck, 2005; Segal, Alan F. Two Powers in Heaven:
Early Rabbinic Reports about Christianity and Gnosticism, E. J. Brill, 1977.
Matthew Alfs, Concepts of Father, Son and Holy Spirit, HIJ IS waarschijnlijk een
Jehovah’s Getuige?
Segal Alan, Two Powers in Heaven, Brill, 1977. Over de Merkabah mystiek en vroege
Christendom.
Truex Jerry & McGrath James F., Two Powers’ and Early Jewish and Christian Monotheism,
Journal of Biblical Studies 4.1 (2004), blz.43-71.

[We hebben gemerkt, juli 2011, dat er enkele van deze zaken thans gratis op het Internet staan.
Bijvoorbeeld: Truex Jerry & McGrath James F, Segal Alan, sommige van Hurtado en Boyarin
Daniel. Zoek eens met
https://www.pdfdrive.com/search?q=Segal+Alan%2C&pagecount=&pubyear=&searchin=&em=]
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 99

De Codex Sinaiticus, een 4de eeuws manuscript van de Septuaginta, de eerste vertaling van het
Oude testament in de Griekse taal. Dit handschrift is gekopieerd in de jaren 330/350 n. Chr.

Hoofdstuk 2

Christus: Schepper of Schepsel?

De leer over de persoon van Christus is volgens de WT als volgt samen te vatten: (een citaat
uit de WT-literatuur volgt elk punt).
* 1) Hij is de eerste schepping van God: “Evenals in het geval van een menselijke vader (...) was
dit ook zo met betrekking tot de Schepper en zijn eerste hemelse schepping (...) Deze schepping
van God werd “zijn eniggeboren Zoon” genoemd.”
➔ ‘Dingen waarin God onmogelijk kan liegen’, blz.120
* 2) Hij is de enige rechtstreekse schepping van God: “De eniggeboren Zoon was de
oorspronkelijke en eerste rechtstreekse schepping door God” ➔ idem blz.123
* 3) Hij schiep daarna met Zijn Vader de andere schepselen. Commentaar gevend op Opb.3:14 zegt
het aangehaalde boek blz.122: “Volgens zijn eigen woorden was hij (Christus) het “begin” (niet
de beginner) van Gods schepping, zodat God met deze Zoon het scheppen van schepselen begon.”
Deze leer zou steun vinden bij vier Schriftuurplaatsen: Spr.8:22,30 / Joh.1:1-3 / Opb.3:14 / Col.1:15.
➔ idem blz.121, 122, 126, 127)
* 4) We mogen de titel van “mede-schepper” op Christus niet van toepassing brengen, want hij
is slechts de werkman van God, de Vader. (Volgens ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, 1995, blz.1270,
1271.) En dat: “Omdat Jezus door God geschapen is, komt hij in leeftijd macht en kennis op de
tweede plaats” ➔ ‘Moet u...’ blz.14. In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 jan.1986 staat op blz.29 dat
Christus: “nooit aanspraak gemaakt (heeft) op de titel van mede-schepper.” We mogen dus
concluderen dat Jezus, vanuit hun leer, door God gebruikt werd als een soort goddelijk
gereedschap voor schepping.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 100

2.1 SPREUKEN 8:22-30

Spreuken, hoofdstuk: 8
Vers Statenvertaling Luthervertaling Leidsche vertaling

22 De HEERE bezat Mij [in] De Heer bezat mij in het De Heer schiep mij als de
[het] beginsel Zijns begin zijner wegen; eer eersteling zijner wegen,
wegs, voor Zijn werken, Hij iets maakte, was ik voor zijn werken in den
van toen aan. er. voortijd;
23 Ik ben van eeuwigheid Ik ben voortgebracht in het grijs verleden ben
af gezalfd geweest; van van eeuwigheid, van ik gemaakt, in den
den aanvang, van de den aanvang, eer de aanvang, voordat de
oudheden der aarde wereld was. aarde er was;
aan.
24 Ik was geboren, als de Toen de diepten nog toen er nog geen
afgronden nog niet niet waren, was ik oceanen waren ben ik
waren, als nog geen geboren, toen aan de geboren, toen er nog
fonteinen waren, zwaar fonteinen nog geen geen bronnen waren, rijk
van water; water ontsprong; aan water;
25 Aleer de bergen eer de bergen voordat de bergen
ingevest waren, voor de gegrondvest waren, waren neergelaten, voor
heuvelen was Ik Voor alle heuvelen was de heuvelen ben ik
geboren. ik geboren: geboren;
26 Hij had de aarde nog Hij had de aarde nog eer hij land en velden
niet gemaakt, noch de niet gemaakt en wat gemaakt had, al het stof
velden, noch de daarop is, noch de der wereld bij elkander.
aanvang van de stofjes bergen des aardbodems.
der wereld.
27 Toen Hij de hemelen Toen Hij de hemelen Toen hij den hemel
bereidde, was Ik daar; bereidde, was ik aldaar; grondvestte was ik
toen Hij een cirkel over toen Hij de diepte met daarbij, toen hij een
het vlakke des afgronds zijn perk omvatte, kring trok op het vlak
beschreef; van den oceaan,
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 101

28 Toen Hij de toen Hij de wolken toen hij de wolken


opperwolken van boven daarboven vestigde, daarboven bevestigde,
vestigde; toen Hij de toen Hij de fonteinen en de bronnen van den
fonteinen des afgronds der diepte grondvestte, oceaan met kracht
vastmaakte; losbraken,
29 Toen Hij der zee haar toen Hij aan de zee haar toen hij der zee haar
perk zette, opdat de perk stelde, dat de perken stelde, en de
wateren Zijn bevel niet wateren zijn bevel niet wateren zijn bevel niet
zouden overtreden; zouden overtreden, mochten overtreden,
toen Hij de grondvesten toen Hij de grondslagen toen hij de grondvesten
der aarde stelde; der aarde vestte: der aarde vaststelde--
30 Toen was Ik een toen was ik te dien tijde stond ik als
voedsterling bij Hem, en werkmeesteres bij Hem, kunstenares hem ter
Ik was dagelijks [Zijn] en verlustigde Hem zijde, mij verlustigend
vermakingen, te aller dagelijks en vermaakte dag aan dag,
tijd voor Zijn aangezicht mij voor zijn aangezicht voortdurend voor zijn
spelende; altoos, aangezicht dartelend, op
zijn wereld rond, mij
verlustigend
bij de mensenkinderen.
31 Spelende in de wereld en speelde op zijnen
Zijns aardrijks, en Mijn aardbodem, en mijn lust
vermakingen zijn met de was aan de
mensenkinderen. mensenkinderen.

“Salomo tekende Jezus’ biografie over zijn voormenselijke bestaan als geestelijke zoon
op” zegt ‘Ontwaakt!’ van 28 april 1966, blz.23 over de tekst in Spreuken hoofdstuk acht.
Vergelijk ook ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, 1995, blz.1271: “Het is waar dat in het Hebreeuws –
een taal waarin net als in het Nederlands en in vele andere talen de zelfstandige naamwoorden
een geslacht hebben – het woord voor “wijsheid” altijd vrouwelijk is. Dit zou dus blijven gelden
in alle gevallen waarin de wijsheid gepersonifieerd is, ook daar waar ze in figuurlijke zin wordt
gebruikt om Gods eerstgeboren Zoon voor te stellen. Het Griekse woord voor “liefde” in de
uitdrukking “God is liefde” (1Jo 4:8) is ook vrouwelijk, maar dat betekent niet dat God vrouwelijk
is. Salomo, die het grootste gedeelte van het bijbelboek Spreuken heeft geschreven (Sp 1:1),
paste de titel qo.he”leth (bijeenbrenger) op zichzelf toe (Pr 1:1), en ook dat woord is vrouwelijk”.
(Wij onderlijnen in de tekststrepen.) [Gelijk aan ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, 2019, artikel ‘Jezus
Christus.]

Volgens ‘DE WACHTTOREN’ van 15 sept. 1977, blz.575 is: “de beschrijving van de wijsheid
hier in Spreuken precies wat klopt met hetgeen er elders in de bijbel over de Zoon van God wordt
gezegd.”

Citaat uit ‘Gods eeuwige voornemen” uit 1975, hoofdstuk 3, par.5.


Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 102

“In ieder geval spreekt Spreuken 8:22 over iets dat als het begin van de weg van Jehovah God
werd geschapen, als “het eerste van zijn werken van de aanvang af”. Er is sprake van een
“geschapen” wijsheid!”

De NWV heeft Spreuken 8 vers 22 als volgt vertaald: “Jehovah zelf heeft mij voortgebracht
als het begin van zijn weg, als het vroegste van zijn werken van lang geleden.”
De HSV: “22 De HEERE bezat Mij aan het begin van Zijn weg, al vóór Zijn werken, van oudsher.”
De N.B.G. zegt: “De HEERE heeft mij tot aanzijn geroepen ... .”
De Leidsche vertaling heeft: “Jahwe schiep mij als de eersteling zijner wegen.”
Van der Palm schrijft: “De HEER bezat mij, als de eersteling zijns wegs.”
Volgens Osterwald moet vertaald worden: “De Eeuwige bezat mij... .”
Gelijkaardig aan deze twee laatste vertalingen spreken ook Luther, de King James en The American
Revised version van 1901.

Eén van de manieren van vertalen zal verkeerd zijn: datgene of diegene waarover Spreuken
spreekt is ofwel “geschapen” ofwel vóór alle schepping in het “bezit” van YaHWeH. Gezien dit
verschil zou men kunnen denken dat men hier te maken heeft met een Hebreeuws woord dat bij
toevoegen van de klinkertekens twee mogelijke betekenissen aan het woord zou geven. Dit is niet
het geval. Hoewel er twee mogelijke lezingen zijn van het woord (kahnah of qanah) is het zo dat
de grondbetekenis van het woord; “bezitten, aanwerven of kopen” is. In het Katholieke
commentaar ‘La Sainte Bible’ van L. Pirot en A. Clamer, Letouzay et Ané, 1943, deel 6, blz.77, wordt
aangegeven dat hoewel de Septuaginta hier spreekt van “scheppen” ze in andere teksten van
hetzelfde woord toch over “bezitten” spreken, ook met betrekking tot de Wijsheid. Zie het Boek
Wijsheid 1:4,9 en 24:8,9.

Na een beetje zoekwerk in een Bijbelconcordantie komen we tot de bevinding dat


“kahnah” vierentachtig maal gebruikt wordt en uit deze reeks worden alleen Gen.14:19,22 /
Ex.15:16 / Deut.32:6 / Ps.74:2 / 139:13 en Spr.8:22 soms vertaald als “scheppen” of
“voortbrengen”. Bijvoorbeeld in de NWV en de Septuaginta/LXX. Maar ook in deze gevallen
hebben deze teksten een duidelijke betekenis wanneer we het “scheppen” lezen als “bezitten.”
De grondbetekenis van het Hebreeuws geeft in al deze gevallen een betekenisvolle tekst. Waarom
geeft de WT dan haar voorkeur aan “scheppen”, vooral in Spr.8:22?

Het spreekt voor zichzelf, want deze tekst samen met Opb.3:14 zijn de enige die kunnen
spreken over Christus als een “schepping.” Dat ze dan steun zoeken bij alles wat ze kunnen vinden
kan dus verwacht worden. Die steun zoeken zij in de eerste plaats bij de Griekse LXX. Ook daar
spreekt men van: “De Heer schiep mij, het begin van Zijn wegen vóór Zijn werken.” Dat drie
andere Griekse vertalingen uit de eerste en tweede eeuw na Chr. spreken van “bezitten” (Aquila,
Symmachus en Theodotion) alsook de Latijnse Vulgata wordt door hen natuurlijk genegeerd. Als
tweede legt de WT er de nadruk op dat de beschrijving in Spreuken spreekt over: “de
gepersonifieerde Wijsheid, ofte wel de eniggeboren Zoon van God.” (‘DE WACHTTOREN’ 15 juli
1959, blz.447 / zie ook ‘Ontwaakt!’ 22 dec.1976, blz.24). Maar bij nader toezien op de tekst is hier
geen sprake van een “persoon” maar van een “personificatie” de voorstelling van een zaak als
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 103

persoon. Hiervoor zijn er verscheidene redenen, vooral omdat dit gedeelte een zeer poëtische
beschrijving geeft van de schepping. Wijsheid op zichzelf is geen persoon, wel een eigenschap van
zowel God als Christus (Opb.5:12 / 7:12 / 1 Cor.1:24,30 / Col.2:2,3).

In het boek Spreuken is “de wijsheid” nog op andere wijzen gepersonifieerd:


Spr.1:20-33: een lerares die haar geest uitstort,
Spr.3:15-18: als materiële en geestelijke rijkdom,
Spr.4:4-9: een behoedster die haar aanhangers zegent.
We hebben daar een vraag bij aan de WT-leden: is dat ook op Jezus van toepassing?

Dat doet alles sterk denken aan wat de Heilige Geest doet volgens het Nieuw Testament! Trouwens
ook dit nog; het echte werkwoord voor “scheppen” in de Bijbel is niet “qanah” maar “bara” zoals
in Gen.1:1 / Jes.45:18 / Amos 4:8.

Citaat uit ‘DE WACHTTOREN’ van jaargang 2006 1/8, blz.31.


“Het boek Spreuken zegt dat de wijsheid zich lang geleden naast Jehovah, de Schepper, bevond als
“een meesterwerker”. Dat gaat zeker op voor Jezus. Lang voordat Jezus naar de aarde kwam,
werkte hij zo nauw met Jehovah samen dat de bijbel zegt: “Hij [is] vóór alle andere dingen en door
bemiddeling van hem zijn alle andere dingen gemaakt om te bestaan.” — Kolossenzen 1:17;
Openbaring 3:14.” Maar hieronder de weerlegging van zo een argumentatie.

H. Ridderbos geeft in zijn commentaar van de brief aan de Colossenzen (Kok, Kampen,
1960) terecht te kennen dat Paulus nergens de identificatie maakt Christus = Wijsheid uit Spr.8.
Ook niet in Col.2:3. De wijsheid in Spreuken is slechts personificatie, is géén persoon en heeft geen
Messiaanse eigenschappen. Christus is in Col.2:3 echter Middelaar én doel van alle dingen. Het
vooropgestelde verband dat tussen de twee zou bestaan is volgens Ridderbos een; “zéér
fantasierijke verklaring” en “product van spitsvondige exegese” blz.134,137. In het Katholieke
commentaar ‘La Sainte Bible’ van L. Pirot en A. Clamer, Letouzay et Ané, 1943, deel 6, blz.79 lezen
we dat de gelijkenissen tussen de Wijsheid van Spreuken en de Wijsheid van andere
wijsheidsliteratuur “overdreven” is. Het concept van de goddelijke wijsheid wijst naar de volheid
van God en niet naar een of andere bemiddelaar zegt men er nog.

Er zijn theologen, met goede bedoelingen, die een identificatie maken Wijsheid = Woord =
Jezus. Maar dan een besluit maken dat de Wijsheid “geschapen” is doen slechts de anti-trinitariërs.
Dus eigenlijk gewoon vanuit een mening. Want dan moeten we ook leren dat God een tijd zonder
Wijsheid was. Alsof zoiets kan. In zijn ‘Paulus en Jezus’ zegt H. Ridderbos dat men al te gretig en
gemakkelijk een verband tussen Spr.8 en Col.1 wil leggen (Kok, 1952, blz.124). Edwards zegt o.a.:
“de personificatie is hier (Spr.8 zuiver ideaal en poëtisch” (I.S.B.E. blz.2021), volgens Easton is het
een: “rethorische personificatie (...) een artificiële stijl” (idem blz.3091). J.H. Bernard zegt: “Dit is
poëzie géén metaphysisch proza” (I.C.C. John blz.CXXXIX). En volgens de Rabbijnse exegese spreekt
dit gedeelte niet over de wijsheid op zichzelf maar de wijsheid van de Torah (Gen. Rabba 1,2). Zie
hiervoor, samen met de Joods Alexandrijnse interpretatie; M. Hengel, ‘Judaism and Hellenism’
SCM. Press, 1974, blz.153-175. Dezelfde schrijver geeft in zijn, ‘Der Sohn Gottes, Die entstehung
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 104

der christology und die jüdisch-hellenistiche Religionsgeschichte’, bij J.C. Mohr uit 1975 nog de
verwijzing van “wijsheid” als “de dochter van God” volgens Philo en bepaalde rabbijnen. Zie verder
in hoofdstuk 3d en 3e. Jehovah’s Getuigen starten bij deze tekst steeds vanuit een vooroordeel!

Ook het woord dat uit YaHWeH’s mond komt wordt verpersoonlijkt in o.a. Jer.55:11 /
Ps.107:20 / 147:15.

Tot slot van dit deel een citaat uit ‘DE WACHTTOREN’ van jaargang 2006 1/8, blz.31.
“In deze passage kan het niet louter over goddelijke wijsheid of wijsheid in abstracte zin gaan.
Waarom niet? Omdat de wijsheid die hier beschreven wordt, is “voortgebracht” of geschapen als
het begin van Jehovah’s weg. Jehovah God heeft altijd bestaan en is altijd wijs geweest (Psalm
90:1, 2). Zijn wijsheid heeft geen begin gehad; ze is niet geschapen, noch “als met barensweeën
voortgebracht”. Bovendien wordt van deze wijsheid gezegd dat ze spreekt en dingen doet; ze stelt
een persoon voor. — Spreuken 8:1.” Neen, zo een betoog laat de zaak niet meer spreken maar is
gevuld met vooroordelen. Een mogelijkheid als vertaling, is bij hen een dogma geworden, maar dat
is een slechte theologie. Toch als er geen reden toe is vanuit het Nieuwe Testament.

We willen niet betwisten dat dingen die aan Christus toegeschreven zijn ook toegeschreven
worden aan de wijsheid van Spr.8. Vergelijk vb. Spr.8:22 met Joh.1:1, Spr.8:30 met Joh.1:3, Spr.8:35
met Joh.1:4. Maar op dezelfde wijze kunnen deze dingen toegeschreven worden aan God of de
Geest Gods (Spr.3:19 / Ps.104:24). Verscheidene Kerkvaders (vóór Nicea) hadden in Spr.8:22
trouwens de wijsheid geïdentificeerd als de Geest Gods. Of er de kracht Gods of de Geest als
persoon mee bedoeld wordt is moeilijk na te gaan. Zie o.a. Irenaeus Ad. Haer. II, xxx, 9 / IV, VIII, 4
/ IV, xx, 1,3. En ook Theophilus van Antiochië, Ad Autolycum, I, 7 ; P.G., VI, 1036.

Consequent zijn staat niet mis


Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 105

En op een internetsite door enkele Jehovah Getuigen samengesteld (dus niet het
Wachttorengenootschap) hebben we de volgende tabel gevonden van Bijbelvertalingen die de
band leggen tussen de Logos van Joh.1:1 en de Wijsheid van Spreuken 8:21,22.
New American Bible: Joh.1:1→ Spr.8:22-25
New Scofield Study Bible/KJV: Spr.8:22 → Joh.1:1; Spr.8:30 → Joh.1:1, 2
Nelson Study Bible/NKJV: Spr.8:30 → Joh.1:1-3, 18
Oxford Annotated Bible/RSV: Joh.1:3 → Spr.8:27-30; Spr.8:22-31 → Joh.1:1-3
NIV Study Bible: Spr.8:22-31 → Joh. :1-3
MacArthur Study Bible/NKJV: Spr.8:22-31 → Joh.1:1-3
Zondervan NASB Study Bible: Spr.8:22-31 → Joh.1:1-3
New American Standard Bible Reference Edition: Spr.8:30 → Joh.1:2,3
Geneva Study Bible: Spr.8:22 → Joh.1:1
Matthew Henry: Joh.1-5 → Spr.8:22
J. Wesley: Joh.1:1 → Spr.8:23
Harper Collins Study Bible/NRSV: Joh. 1:1 → Spr.8:22
Ryrie Study Bible/NIV: Joh.1:1 → Spr.8
New Jerusalem Bible: Joh.1:1→ Wisdom; Spr.8:22, 23 → Joh.1:1-3
Vine’s Expository Reference Bible/NKJV: Spr.8:30 → Joh.1:1-3
Prophecy Study Bible/KJV by Tim LaHaye: Spr.8:22 → Joh. 1:1; Spr.8:30 → Joh.1:1-3
NIV Rainbow Study Bible: Spr.8:30 → Joh.1:1-3
Men’s Study Bible/NIV: Spr.8:30 → Joh.1:1-3
Nestle-Aland 27th Edition: Joh.1:1→ Spr.8:22; Spr.8:22 → Joh.1:1,2
Oxford Study Bible/REB: Spr.8:22 → Joh.1:1-3; Joh.1:1-18 → Wisd. 9:1-4:8; Ecclus 24:1-12

We vonden ergens op een Engelse internetsite parallellen van het evangelie van Johannes
en de Wijsheid-literatuur. Wij vertalen u dat. Opgepast hierbij behoren ook (en vooral) de
apocriefe boeken Sirach en Wijsheid, de boeken die in het geheim verhandeld werden:
1°) Het Woord was met God (Johannes 1:1)
1°) De Wijsheid was met God (Spreuken 8:30 / Sirach 1:1 / Wijsheid 9:4)
2°) Het Woord was licht in contrast tot de duisternis (Johannes 1:5)
2°) Wijsheid is licht in contrast tot de duisternis (Wijsheid 7:29-30)
3°) Het Woord was in de wereld (Johannes 1:10)
3°) Wijsheid was in de wereld (Wijsheid 8:1 / Sirach 24:6)
4°) Het Woord was door de zijnen verworpen (Johannes1:11)
4°) Wijsheid was door de zijnen verworpen (Sirach 15:7)
5°) Het Woord was ontvangen door de gelovigen (Johannes 1:12)
5°) Wijsheid was ontvangen door de gelovigen (Wijsheid 7:27)
6°) Christus is het brood des levens (Johannes 6:35)
6°) Wijsheid is het brood des levens (Spreuken 9:5 / Sirach 15:3,24:21,29:21 /
Wijsheid 11:4)
7°) Christus is het licht van de wereld (Johannes 8:12)
7°) Wijsheid is licht (Wijsheid 7:26-30,18:3-4)
8°) Christus is de deur van de schapen en de goede herder (Johannes10:7,11,14)
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 106

8°) Wijsheid is de deur en de goede herder (Spreuken 8:34-5 / Wijsheid 7:25-7, 8:2-
16; Sirach 24:19-22)
9°) Christus is leven (Johannes 11:25)
9°) Wijsheid brengt leven (Spreuken 3:16, 8:35, 9:11 / Wijsheid 8:13)
10°) Christus is de weg tot de waarheid (Johannes 14:6)
10°) Wijsheid is de weg (Spreuken 3:17, 8:32-34 / Sirach 6:26)

We hebben een logisch bezwaar tegen deze manier van lijstjes samenstellen. De
verwijsteksten die niet uit de Schrift komen zou men toch moeten laten vallen om een eerlijke kijk
op de zaken te hebben. Anderzijds zijn enkele gelijkenissen overdreven. U vergelijkt ze en zal het
zelf kunnen merken. En wat doe je met de teksten over de Wijsheid in het boek Spreuken die de
Wijsheid voorstellen als een vrouw (Spr.9:1)? Is de Logos = een vrouw? In ‘Inzicht in de Schrift’ deel
2, blz.1277 zegt de WT: “De wijsheid wordt gepersonifieerd in het boek Spreuken, waar ze wordt
afgebeeld als een vrouw die anderen uitnodigt aan te nemen wat ze te bieden heeft” (wij
onderlijnen in de tekststrepen). In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 september 1992, blz.16 staat er in
voetnota: “Hoewel de heilige geest gepersonifieerd wordt als een “helper”, is de geest geen
persoon, want in het Grieks wordt een onzijdig voornaamwoord gebruikt om naar de geest te
verwijzen. Insgelijks worden in het Hebreeuws vrouwelijke voornaamwoorden gebruikt om naar
de gepersonifieerde wijsheid te verwijzen (Spreuken 1:20-33; 8:1-36).” (Wij onderlijnen in de
tekststrepen).

En ook de volgende tabel komt uit een internetsite (http://hector3000.future.


easyspace.com) van Jehovah’s Getuigen: we hebben hem bewerkt en alfabetisch weergegeven,
het origineel is een toonbeeld van slordigheid. Het geeft aan op welke wijze enkele Engelse
vertalingen het begrip “EKTISEN” hebben vertaald.
• American Standard Version 1901 footnote - “formed”
• Amplified Bible 1965 “formed”
• Basic Bible 1950 “made”
• Beck, W. F. “Became my Father”
• Berkeley Version 1963 (Baptist) “made”
• Brenton’s Septuagint 1879 “created”
• Byington, S.T. 1972 “framed” & “constitute”
• Common Bible “created” & “set-up”
• Confraternity of Christian Doctrine 1955 (Catholic) “created”
• Confraternity Version (Catholic) 1963 “begot”
• Fenton. F. 1903 “framed” & “constitute”
• Goodspeed 1963 “formed” & “fashioned”
• Jerusalem Bible 1966 (Catholic) “created”
• Jewish Publ. Society 1955 “made”
• Kent, C.F. (Shorter Bible) 1922 “formed”
• Knox, R. 1956 (Catholic) “made”
• Lamsa, G.M. 1957 “created”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 107

• Leeser, I. (Jewish) “created”


• Living Bible 1971 “formed”
• Moffatt, J. 1950 “formed”
• Moulton, R.G. 1914 “formed”
• New American Bible 1970 (Catholic) “begot” & “Firstborn”
• New English Bible 1970 “created”
• New World Translation 1963 “produced”
• Restoration of the Original Sacred Name Bible 1970 “constitute”
• Revised Standard Version 1952 “created”
• Revised Version 1898 footnote - “formed”
• Rotherham 1897 “constituted” & “created”
• Thomson’s Septuagint 1808 “created”
• Today’s English Version (A.B.S.) 1972 “created”

(http://hector3000.future.easyspace.com is slechts te bereiken langs Wayback Machine.)

Een van de Griekse begrippen/woorden voor “schepping” is “EKTISEN” (Strong #2936). Het
is gebruikt in drie teksten van het NT; in Marc.13:19 (“schepping die de God schiep”=letterlijk) 1
Tim.4:3 (“voedsel dat God schiep”) and Opb.10:6 (God “schiep de hemel en de dingen
daarin”=letterlijk). Niet vergeten dat de Septuaginta het woord éénmaal gebruikt en dat is in
Spreuken 8 vers 22. Zoek hier echter niet teveel achter.

Ik heb de sterke indruk en overtuiging dat we géén link mogen aanhouden: wijsheid in
Spreuken= Gods eerste schepsel. Voor mij is dat zeer terecht.
Maar een grote groep theologen, waarschijnlijk 70 procent ziet hier een wijsheid = Logos verhaal.
Ze hebben dan deze manier van aanpak. Als dit over de Logos spreekt dan moeten we ervan
uitgaan dat de termen van “voortbrengen” niet vanuit een menselijk standpunt bekeken mogen
worden.
We moeten ervoor waken dat we niet al te menselijke eigenschappen aan God toeschrijven.

Want God heeft:


1°) geen vrouw om een zoon te baren.
2°) aangezien God NOOIT zonder wijsheid kan geweest zijn moeten we die woorden niet in termen
van een genetisch ontstaan verklaren.
Het gaat om metafysisch voortbrengen. Symbooltaal! En dat sluit ook in dat de Arianen, oude en
moderne, zich niet kunnen verschuilen achter deze tekst om de LOGOS het eerste schepsel van
God te maken!

ENKELE CITATEN HIEROVER:

Barnes’ Notes on the Bible https://www.studylight.org/commentaries/eng/bnb.html


Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 108

“Een vers dat een belangrijke rol heeft gespeeld in de geschiedenis van het christelijke dogma.
Wijsheid onthult zichzelf als voorafgaande aan de gehele schepping, en zette overal zijn stempel,
een met God, maar op een bepaalde manier te onderscheiden van Hem als het voorwerp van Zijn
liefde Spreuken 8:30. Johannes verklaart dat alles wat Wijsheid spreekt hier van zichzelf waar was
in de hoogste zin van het Woord dat vlees geworden Johannes 1:1-14: net als de apostelen daarna
toegepast Spr.8:22-30 Christus (vergelijk Colossenzen 1:15 / Hebreeën 1:3).

In bezit gehad - Het woord heeft een prominente plaats verworven in verband met de Ariaanse
controverse. De betekenis die daaraan meestal draagt, is dat van “verwerven” Genesis 4:1, “kopen”
Genesis 47:22, “bezit” Jeremia 32:15. In die zin was het een van de oudste goddelijke namen die
van “Bezitter van hemel en aarde” Genesis 14:19 / Genesis 14:22 . Maar het idee van “krijgen” of
“bezitten”, in verband als een goddelijke handeling met het universum, het idee van de schepping ,
is dus in een of twee passages het woord mogelijk weergegeven, maar niet nauwkeurig, door
“geschapen gecreëerd” (bijvoorbeeld Psalm 139:13). Het zou dus lijken alsof de Griekse vertalers
van het Oude Testament heen en weer werden geslingerd tussen de twee betekenissen, en in deze
passage vinden we de verschillende vertalingen ἐκτισε ektise “geschapen” (Septuaginta), en
ἐκτησατο ektēsato “bezeten” (Aquila). De tekst met het voormalige begrip werd natuurlijk één van
de hoofdargumenten van de Ariërs tegen de eeuwige co-existentie van de Zoon, en de andere
vertaling als fel verdedigd door de orthodoxe Kerkvaders. Athanasius zag ἐκτισεν ektisen, en nam
het in de zin van “benoeming”, en zag in de Septuagint een verklaring dat de Vader de Zoon de
“chef”, de “hoofd”, de “soevereine” van heel de schepping had gemaakt. Er lijkt inderdaad geen
enkele grond te zijn voor de gedachte van schepping, hetzij in de betekenis van de wortel, of in het
algemeen gebruik van het woord. Wat in deze passage wordt gezegd is dat we niet mogen denken
aan God dat Hij zonder Wijsheid zou zijn geweest. Zij is “als het begin van Zijn wegen.” Voor zover
de woorden oefenen op de christelijke dogma, zij geven hetzelfde de woorden van Johannes 1:1,
“het Woord was bij God.” De volgende woorden gelden inderdaad voor de prioriteit voor alle
werken van God, vanaf het eerste uitgangspunt van de tijd.”

^^^^^^^^

Clarke Adam, https://www.studylight.org/commentaries/eng/acc/proverbs-8.html


“De Heere bezat Mij in het begin van zijn weg - Wijsheid is niet overgenomen (“not acquired” in de
Engelse tekst) door het Goddelijk Wezen, de mens, en zelfs engelen, leren dat door langzaam en
progressief onderwijs, maar voor God, is het zo eeuwig inherent als elke andere essentiële
eigenschap van zijn natuur. De Targum maakt deze wijsheid een wezen, op deze wijze door de
passage vertalen: “God schiep mij aan het begin van zijn schepselen” Elaha barani bereish biriteiah,
De Syrische tekst is hetzelfde. Dit is zo absurd en ketters als sommige moderne tussenvoegsels op
dezelfde passage.”

^^^^^^^^

John Gill, https://www.studylight.org/commentaries/eng/geb/proverbs-8.html


Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 109

“De Heere bezat Mij in het begin van zijn weg, .... Niet heeft “mij geschapen”, zoals in de Targum
en de Septuagint versie, welke versie Arius en volgelingen het ontstaan gaven aan zijn verderfelijke
leer, die van hieruit heft geconcludeerd dat Christus een schepsel is, en het eerste schepsel was dat
God, niet van dezelfde, maar van een gelijkaardige natuur met zichzelf, op een bepaald moment of
de periode van de eeuwigheid, en door wie hij alle anderen dingen schiep; van het Woord, of
Wijsheid van God is nooit gezegd te worden gecreëerd, en als hij als zodanig werd gemaakt, moet
God zonder zijn wijsheid zijn geweest voordat hij werd geschapen. Bovendien is Christus, als het
Woord en de Wijsheid van God, de Schepper van alle dingen, en niet geschapen, Johannes 1:1, maar
dit bezit is niet verwerven in de zin van de schepping, zoals het woord soms wordt gebruikt, Genesis
4:1 misschien beter weergegeven als, “de Heere verwekte mij”, zoals het woord wordt vertaald
door de Septuagint in Zacharia 13:5, het duidt op de Heer die iets heeft, bezit, en van zijn woord en
wijsheid geniet als zijn eigen Zoon. Een bezit van hem dat wordt uitgedrukt door zijn bestaan met
hem en in hem, en in zijn schoot, en als voortgebracht en opgevoed door hem, als hij was “in het
begin van zijn weg” van de schepping, toen hij uitging in zijn wijsheid en macht, en alle dingen
geschapen werden. Dan had hij zijn Zoon als bezit, en maakte gebruik van hem, door hem heeft hij
de wereld gemaakt: en “in het begin van zijn weg” van genade, dat was vóór zijn manier van de
schepping, hij begon met hem toen hij zijn daden van genade jegens zijn volk bekend maakte, zijn
eerste gedachten, doelen, en besluiten met betrekking tot hun geluk, waren in hem, de keuze van
hun persoon werd in hem, God beraamde hem de regeling van hun vrede, verzoening en verlossing,
het verbond der genade werd gemaakt met hem, en al de volheid van genade werd gekoesterd in
hem. De woorden kunnen worden gezien als, “de Heere bezat mij, het begin van zijn weg” (h), dat
is, die het begin is, zoals hij is, het begin van de schepping van God, de eerste oorzaak, de efficiënte
van het, zowel het oude als het nieuwe, zie Colossenzen 1:18. Aldus vergelijkt Aben Ezra, dit met
wat in Job 40:19 staat. Dit toont het reële en werkelijke bestaan van Christus aan van eeuwigheid,
zijn verhouding tot zijn Vader, zijn nabijheid tot hem, gelijkheid met hem, en onderscheid met hem:
het wordt toegevoegd, voor verdere toelichting en als bevestiging van het onderwerp, vóór zijn
werken van ouds, de schepping van de hemelen en de aarde, een detail van wat er is in de volgende
verzen.”

(voetnoot ‫“ קנני ראשית דרכו‬possidet me principium viae suae”, Pagninus, Michaelis, Schultens;
“habuit me principium viae suae”, Cocceius.)

^^^^^^^^

Geneva Study Bible, https://www.studylight.org/commentaries/eng/gsb/proverbs-8.html

“De HEERE bezat Mij in het begin van zijn weg, {k} voor Zijn werken, van ouds aan.
(voetnoot k) Hij verklaart door deze de goddelijkheid en eeuwigheid van deze wijsheid, die hij
vergroot en prijst doorheen dit boek: betekenend door deze de eeuwige Zoon van God, Jezus
Christus, onze Heiland, die Johannes noemt het Woord dat was in het begin Joh.1:1.”

^^^^^^^^

Jamieson-Fausset-Brown, https://www.blueletterbible.org/Comm/jfb/Pro/Pro_008.cfm
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 110

“22-31. Strikt, Gods eigenschappen zijn een onderdeel van Zichzelf. Toch, om de poëtische structuur
van de hele passage, deze lof van wijsheid is volledig samenhangend. In volgorde van tijd zijn alle
attributen samenvallend en eeuwig als Zichzelf. Maar om het belang van de wijsheid uiteen te
zetten als de uitwerking van de producten van welwillendheid en macht, krijgt het hier een
voorrang. Omdat het zo goddelijk is, moet het dus gewenst zijn in menselijke, zaken (vergelijk
Spreuken 3:19).

bezat — of, “geschapen”, in welke betekenis ook, het idee van voorrang is er.

in het begin — of gewoon, ‘begin’ in tegenpool met ‘ik’.

vóór ... van oud — voorafgaand aan de oudste daden. “

Ik denk dat we verplicht zijn de argumentatie te volgen van Larry W. Hurtado in zijn
antwoord dat: “Dergelijke taal lijkt de conclusie van sommige geleerden te rechtvaardigen dat
goddelijke eigenschappen zoals Wijsheid werden gezien als werkelijke wezens in dienst van God,
als de taal letterlijk wordt genomen. Ik ben er echter van overtuigd dat deze conclusie een
misvatting is van dit specifieke type oude joodse religieuze taal. (…) Dat de goddelijke Naam,
goddelijke Wijsheid of Woord, en andere goddelijke attributen in oude teksten in personificatietaal
worden genoemd, is niet voldoende reden om te concluderen dat deze items door oude Joden
werden opgevat als persoonlijke wezens of als dingen ergens in ‘ tussen persoonlijkheden en
abstracte wezens’ (bijvoorbeeld hypostasen). Hoewel gepersonifieerde goddelijke attributen zich in
de taalwereld van oude joodse teksten gedragen als persoonlijke wezens, is dit niet
noodzakelijkerwijs een indicatie van de functie van goddelijke attributen in de conceptuele wereld
en het religieuze leven van de mensen wie de teksten heeft gemaakt.” Larry W. Hurtado, One God,
One Lord: Early Christian Devotion and Ancient Jewish Monotheism, T&T Clark, 1988; blz.46-7.

Kort samengevat mag men dit zeggen; wanneer de W.T, Spreuken 8:22-30 dan als een
personificatie ziet, dan moeten ze in hun leer consequent zijn en hoeven ze deze tekst niet nog
eens te verklaren met betrekking tot de Logos. In dat verband waren de Ophiten en de Valentianen,
twee gnostische groepen, consequenter dan de mensen van de Wachttoren. Deze redeneerden
namelijk dat aangezien de Heilige Geest vrouwelijk is, kan Hij/Zij niet de Vader zijn van de Zoon.
De “vrouw” Maria kan met de “vrouw” Wijsheid niet voortbrengen. Zie in dat verband R. McL.
Wilson, ‘The Gospel of Philip, Mowbray, 1962, blz.80-82. En Theophilus van Antiochië, de man die
het woord trinitas invoerde in de theologie, spreekt in zijn Ad Autol. II,15 over: “de drie-eenheid
van God, Zijn Woord en Zijn Wijsheid.” “De Heilige Geest” is voor hem “De Wijsheid.” Een ander
geluid is dat van een Moslim voor wie Mohammed leerde dat God niet voorbrengt en zelf niet is
voortgebracht volgens Sura 112.

Op http://hector3000.future.easyspace.com lees ik ook nog het volgende commentaar bij


Spr.8:22-30: “NOW, why is this damaging to Trinitarians? Because Wisdom was created!” Dat is
een uitleg die niet kan kloppen, want dan zou God zondermeer in een ver verleden, ZONDER
WIJSHEID GEWEEST ZIJN. Is zo een God dan nog de echte God? (Deze site is nog te bereiken langs
WayBackMachine.)
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 111

2.2 BEHÉMOTH: BEGIN VAN GODS WEGEN

Als nadere uitleg en illustratie van de onmogelijkheid der WT-exegese i.v.m. Spr.8:22 verwijzen
we naar Job 40:19. Daar is de Behémoth (zoals de wijsheid in Spreuken) beschreven als: “Het begin
van Gods wegen.” De oorspronkelijke tekst is in beiden gelijk, allebei hebben voor het woord begin
het Hebreeuws “reshith”. De LXX en de NWV verwarren of parafraseren dit met “bereshith” zoals
gebruikt in Gen.1:1 wat tot de verkeerde vertaling heeft geleid van Spr.8:22. Nu spreekt het voor
zichzelf dat de wijsheid en de behémoth (waarschijnlijk het nijlpaard, of een dinosaurusachtig
wezen) niet allebei en tezelfdertijd het begin van Gods wegen zijn. De behémoth is niet het eerste
van de dierlijke scheppingen, maar kan wel als eerste genoemd worden in een andere betekenis
van “reshith”. In enkele gevallen heeft dit woord de betekenis van; hoofd, belangrijkste,
voornaamste enz... (zie o.a. Amos 6:1,6). Het heeft dan niets te maken met de schepping op zichzelf
maar wel met de functie van de betrokkene. Zo zou men kunnen zeggen dat de behémoth het
hoofd is der dierlijke schepping en de wijsheid het voornaamste van Gods wegen. In dit verband
wijzen we dan ook de visie af van C.F. Barney in zijn artikel ‘Christ as the archè of creation’ Journal
of Theological Studies 27 (1926). Deze uitleg zegt in het kort dat Col.1:15-17 een rabbijns
commentaar zou zijn, gebaseerd op Spr.8:22. Dit is fout gezien Paulus in het boek aan de
Colossenzen juist ingaat tegen wettische en gnostische zienswijzen op de persoon van Christus.
Paulus schrijft aan een Grieks-sprekende gemeente en het is daarom te verwachten dat hij ook
vooral Griekse stijlfiguren gebruikt en niet slechts de rabbijnse. Zie hierover o.a. R. Martin, Colos-
sians, Paternoster Press, 1972, blz.42,43.

En dan nog wat over vers 30 dat volgens de uitleg van Jehovah Getuigen moet vertaald
worden als “meesterwerker”, zodat men van Christus dan géén schepper maakt maar een
instrument in de handen van de Vader. Citeren we een standaardwerk van A.R. Hulst, ‘Old
Testament Translation Problems’, Brill, 1960: “Het woord ‘amon kan zowel vertaald worden als
‘lieveling’ als ‘voedsterkind’. En dat stemt overeen met de context. Het stamwoord wil zeggen
‘oppassen’, of ‘opvoeden’ (vergelijk ‘omen in Num 11:12 enz.). Koehler L. & Baumgartner W., geven
in Lexicon in Veteris Testamenti Libros, nog twee betekenissen aan voor het woord ‘omen,
‘meesterknecht’ of ‘geliefkoosde’, maar beiden zijn hier onmogelijk. Gezien de schepping slechts
het werk is van God, heeft Hij zeker geen meesterknecht voor zoiets nodig.” In de voetnota op
blz.815 van hun StudieBijbel geven de mensen van de WT toe dat: “een voedsterling” ook een
goede vertaling is van “amon.” Zou dit de goede vertaling kunnen zijn; dan heeft God de wereld
geschapen door middel van een “voedsterling.” Is dat niet een beetje raar! De schepping in handen
leggen van een kind dat nog in opvoeding is! Want als men het ene letterlijk neemt dan toch ook
het andere!

In ‘Inzicht in de Schrift’ deel 1 versie 2019 zegt de WT: “Jezus, die in zijn voormenselijke
bestaan als Meesterwerker aan de zijde van zijn Vader had gewerkt bij het leggen van de
grondvesten der aarde, besefte ten volle hoe belangrijk een hecht fundament is, zoals blijkt uit
zijn illustratie van de beleidvolle man die diep groef en het fundament voor zijn huis op een rots
bouwde, terwijl de dwaze man zijn huis op het zand bouwde en groot verlies leed (Sp 8:29, 30;
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 112

Mt 7:24-27; Lu 6:47-49).” (blz.695, wij onderlijnen in de tekststrepen). Maak dat de ganzen wijs.
Christus is bonafide schepper en géén entrepreneur in dienst van God.

We gaan naar http://www.blueletterbible.org/lang/lexicon/Lexicon.cfm?Strongs=H525


Lexicon: Strong’s H525 amown
Concordance Results Using KJV
Strong’s Number H525 matches the Hebrew ‫‘( אָ מֹון‬amown ),
which occurs 1 times in 1 verses in the Hebrew concordance of the KJV

Concordance Results Using ESV


Strong’s Number H525 matches the Hebrew ‫‘( אָ מֹון‬amown ),
which occurs 3 times in 2 verses in the Hebrew concordance of the NASB
Pro 8:30 then I was beside him, like a master work-
man,

and I was daily his delight,

rejoicing before him always,

Jer 52:15 And Nebuzaradan the captain of the guard


carried away captive some of the poorest
of the people and the rest of the people
who were left in the city and the deserters
who had deserted to the king of Babylon,
together with the rest of the artisans.

• Interlinear Hebrew Old Testament Strong’s Concordance H525


One occurence of H525 ‫אמון‬

Proverbs 8:30 (IHOT)


30H1961‫ואהיה‬Then I wasH681‫אצלו‬byH525‫אמון‬him, one brought upH1961‫ואהיה‬and I
wasH8191‫שׁעשׁעים‬delight,H3117‫יום‬dailyH3117‫יום‬dailyH7832‫משׂחקת‬rejoicingH6440‫לפניו‬be-
foreH3605‫בכל‬alwaysH6256‫עת׃‬always
Dus afhankelijk van de vertaling heeft men dat word “amown” 1 maal in de Bijbel, of volgens een
andere lezing driemaal. Maar deze twee andere zijn beter te begrijpen vanuit dit woord:
Strong’s Number H527 matches the Hebrew ‫‘( אָ מֹון‬amown ), = bijna hetzelfde geschreven maar
niet met dezelfde betekenis. Dit hier is het woord voor “menigte” of “volk.”
Het is duidelijk dat de Wachttoren bij de behandeling van Spreuken 8:30 aan zijn lezers enkele
betekenissen en belangrijke zaken van de bewijsgrond verzwijgt en zo een verkeerd beeld schept.
Daarom blijven we herhalen: YaHWeH is NOOIT zonder Wijsheid geweest! Als je daar toch, zonder
argumenten, een persoon wil in lezen en geen symboliek dan is de LOGOS ook eeuwig! Hij was dan
steeds in YaHWeH, en bestaat HIJ dan van eeuwigheid tot eeuwigheid.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 113

2.3 ENKELE CONCLUSIES OVER SPREUKEN 8:22

1°) Het Hebreeuwse “quanah” moet vertaald worden als “bezitten” en niet als “scheppen” of
“voortbrengen.” “Qarab” is het juiste woord voor voortbrengen. Het heeft trouwens geen
enkele zin om te redeneren zoals o.a. W.A. Whybray, dat gezien het Hebreeuws verwant is
aan het Ugaritisch, en er daar twee betekenissen zijn voor dat woord, dat we die twee bete-
kenissen moeten aanhouden in het OT (Zie ‘Proverbs 8:22-31 and its supposed prototypes’,
Vetus Testamentum 15 {1965} blz.504-514 en W.A. Irwin, ‘Where will Wisdom be found?’, JBL
80 {1961}, blz.133-142.) Er is géén reden te veronderstellen dat het Hebreeuws afgeleid is van
het Ugaritisch, de omgekeerde stelling heeft meer troeven in handen. En wat bewijs je dan, in
het Engels is spreken over “my wife” normaal: in het Nederlands wordt je raar bekeken
wanneer je over “mijn wijf” spreekt. Toch zijn beide talen verwant.
2°) De enige oude vertaling (de LXX) heeft “scheppen” wat zou betekenen dat de oorpron-
kelijke tekst spreekt van “bara” wat niet het geval is. Wat tot een absurde gedachte leidt:
dat God, eens de wijsheid gemist heeft. Alsof God nog God zou zijn zonder wijsheid!
3°) Spr.8 spreekt niet over een persoon, maar over de wijsheid van God die steeds met God was
vóór alle begin. Zie vers 23 in om het even welke vertaling behalve de NWV.

We moeten Spr.8 dus niet lezen als de schepping van de Wijsheid, maar als Gods bezit van
de wijsheid sinds de eeuwigheid volgens vers 23. En dit vers 23 lees je dan in gelijk welke vertaling,
behalve in deze van Jehovah’s Getuigen. Dat de uitleg van ‘DE WACHTTOREN’ bij deze tekst geen
ondersteuning krijgt in het NT spreekt voor zichzelf. Jezus is daar duidelijk als de schepper
beschreven. Wij wezen op Joh.1:2,3 in het volgende gedeelte. Duidelijk in dit opzicht is ook nog
Heb.1:1-3, waar de mensheid en godheid van Jezus in één beschrijving verweven zijn. We wijzen
op de schematische voorstelling die we de aanhaling meegeven. U leest steeds de twee regels van
een zelfde groep door een letter weergegeven voordat u verder gaat met de daaropvolgende
groep.
“Nadat God eertijds, vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de
profeten, heeft hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon,

A die hij gesteld heeft tot B door wie Hij ook de


erfgenaam van alle dingen wereld geschapen heeft.
C deze de afstraling zijner heerlijkheid D die alle dingen draagt door
en de afdruk van zijn wezen het woord zijner kracht, heeft,
E na de reiniging der zonde tot F zich gezet aan de rechterhand
stand gebracht te hebben van de majesteit in den hoge,”
A + E +F (verwijzen naar de verhoging van de Heer als mens. B + C + D (verwijzen naar het eeuwige
wezen van de Logos, als schepper en afstraling = afdruk = evenbeeld = zelfde wezen als de Vader.
De gedachte dat de Logos de afstraling is van God is een idee dat vroeger te vinden was bij Philo
van Alexandria, de filosoof en theoloog. De Logos is voor hem niet echt God, maar als de corona
die er rond de zon te zien is, vooral bij een verduistering. Voor Kerkvaders die hetzelfde beeld
gebruiken gaat de identificatie God-Logos veel verder. Zie hierover in hoofdstuk 12.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 114

We geven onmiddellijk een belangrijke opmerking mee! Regelmatig ziet men citaten van
de Katholieke theoloog Bruce Vawter, uit zijn studie Proverbs 8:22: Wisdom and Creation, Journal
of Biblical Literature, 99/2 (1980): 205-216. Men had hem hier en daar verkeerd begrepen, ook nu
nog. Hij maakte zelf de opmerking hierover in Bruce Vawter - Yahweh - Lord of the Heavens and
the Earth – 1986. (Kan men vinden op SCRIBD.)
“Tot nu toe was er niets in mijn artikel dat veel commentaar uitlokte, en er was ook weinig. De
stelling die ik ondersteunde, was al onderschreven door zeer respectabele geleerden die ik erkende
bij het schrijven ervan, ook al was het door enkele anderen verworpen. Waar ik echter een beetje
verbaasd over ben, is dat zelfs van de kant van degenen die me de beleefdheid betoonden om mij
gunstig te citeren, niemand bereid leek de secundaire overweging op zich te nemen die ik
voorstelde: namelijk dat in Spreuken 8:22 het werkwoord qnh is ten onrechte vertaald met
“gecreëerd” door RSV, NEB, TEV en soortgelijke Engelse versies van de Bijbel, en de fout wordt
alleen maar vergroot door het “verwekken” van NAB. Ik stelde voor, en stel nog steeds voor, dat
qnh in deze tekst betekent wat het elders in de elf of zo andere gevallen van gebruik in Spreuken
betekent, “kreeg”, “verwierf”, “nam bezit van.” Ik stelde verder voor, en stel nog steeds voor, dat
het niets meer of minder betekent dan dit in de andere gevallen in de Hebreeuwse Bijbel (Gen
14:19,22; Exod 15:16; Deut 32:6, etc.) waar de vertaling “gemaakt” komt vaak voor in
bijbelcommentaren en -versies. En tot slot stelde ik voor en stel ik nog steeds voor dat er geen
bewijs is dat de gewone Semitische ooit een vertaling vereist die de grondbetekenis
associeert met die van “schepping” of “voortplanting”.

In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 februari 1997 staat te lezen: “Aan wie van zijn myriaden
hemelse zonen gaf Jehovah deze toewijzing? Aan degene die in de Schrift als zijn “eniggeboren
Zoon” wordt aangeduid (1 Johannes 4:9). Deze uitdrukking wordt niet gebruikt om te beschrijven
wat hij bij zijn geboorte als mens werd, maar wat hij voordien in de hemel was” (blz.12). Dit is
hun uitleg in ‘DE WACHTTOREN’, 2001 15/3, blz.27-28. (Ingekort door ons.) “De personificatie van
wijsheid in het achtste hoofdstuk van Spreuken is niet slechts een middel om de kenmerken van een
abstracte hoedanigheid uit te leggen. Ze duidt symbolisch ook op Jehovah’s belangrijkste
schepping. De wijsheid gaat verder met te zeggen: „Jehovah zelf heeft mij voortgebracht als het
begin van zijn weg, als het vroegste van zijn werken van oudsher. Vanaf onbepaalde tijd was ik
aangesteld, van de aanvang af, vanaf tijden vroeger dan de aarde. ()…. werd ik als met
barensweeën voortgebracht, toen hij de aarde nog niet had gemaakt, (…).” — Spreuken 8:22-26.

Wat komt de voorgaande beschrijving van de gepersonifieerde wijsheid goed overeen met wat er
in de Schrift over „het Woord” wordt gezegd! „In het begin was het Woord,” schreef de apostel
Johannes, „en het Woord was bij God, en het Woord was een god” (Johannes 1:1). De
gepersonifieerde wijsheid stelt in figuurlijke zin Gods Zoon, Jezus Christus, in zijn voormenselijk
bestaan voor.”
Het is dus duidelijk dat de WT geloofd in een pre-existentie van Jezus. Later komen we hier nog op
terug.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 115

In ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, blz.1271 lezen we: “De eerstgeboren Zoon was echter de
enige rechtstreekse schepping van zijn Vader en op grond daarvan uniek en verschillend van alle
andere zonen van God, die allen door Jehovah waren geschapen of verwekt door tussenkomst
van die eerstgeboren Zoon. “Het Woord” was dus in een speciale betekenis Jehovah’s
“eniggeboren Zoon”, evenals Isaäk in een speciale betekenis Abrahams “eniggeboren zoon” was
(zijn vader had al een andere zoon maar niet bij zijn vrouw Sara). – Heb 11:17; Ge 16:15” (wij
onderlijnen in de tekststrepen). Wat blijkt uit dit citaat: “Het Woord” was dus in een speciale
betekenis Jehovah’s “eniggeboren Zoon. Het heeft dus niets te maken met afstamming, of
geboren worden, of verwekt worden. Het wil óns, die de verhoudingen van Vader, Zoon en Heilige
Geest niet kunnen begrijpen wat te kennen geven op een menselijke manier. God heeft zich nog
maar eens aan ons bevattingsvermogen aangepast. Dit mag het begrip “eerstgeboren” niet
zomaar gebruikt worden om er gewoon een verkapte menselijke geboorte van te maken.

R. M. Bowman Jr., geeft er dit commentaar bij:


“De Jehovah’s Getuigen maken gebruik van een argument vanuit de volgende logische vorm: (a)
alle zonen zijn verwekt, (b) de voormenselijke Jezus was een zoon, dus (c) Jezus werd verwekt,
maar (d) iedereen die is verwekt begint ook te bestaan op een bepaald punt in de tijd, en dus zijn ze
wezens, daarom (e) Jezus, die verwekt is, moet ook een schepsel zijn. Dat klinkt goed, en het
is geldig en ook logisch: wat betekent dat als de zaak, of beweringen van de feiten waarop het
argument is gebaseerd waar zijn, dan moet ook de conclusie waar zijn. Maar denk nu eens aan
het volgende parallelle argument: (a) Alle zonen hadden moeders, (b) de voormenselijke Jezus
was een zoon, dus (c) de voormenselijke Jezus had een moeder. Het argument kan ook
worden gezien op deze manier: (d) Allen die zijn verwekt hebben een moeder, daarom (e) Jezus die
werd geboren, had ook een moeder. Er zijn slechts twee manieren om aan die argumenten te
ontsnappen.
De eerste is erop te wijzen dat de Bijbel niet zegt dat Jezus een hemelse Moeder had. Dit
betekent in feite niet de weerlegging van het argument, maar het laat zien dat Bijbels gezien er
mogelijk iets mis mee is. De tweede is om te beweren dat: hetgeen waar is van de aardse vaders
en zonen niet waar hoeft te zijn van de goddelijke Vader en zijn goddelijke Zoon. Wat doet dit:
we tonen aan dat de verklaringen ”alle zonen van moeders” en “iedereen
die zijn verwekt is moeders hadden” slechts haastige generalisaties zijn. Ze zijn enige waar voor de
aardse wezens. (...) Bovendien, wat waar is van de aardse vaders en zonen (dat die zonen
altijd jonger zijn dan de vaders dus geboren zijn in de tijd) hoeft niet noodzakelijk waar te zijn van
de eeuwige Vader en zijn Zoon.” - Why You Should Believe in the Trinity, blz.82,83.

Jiseong Kwon, schreef voor Journal for the Evangelical Study of the Old Testament, dit
artikel: Wisdom Incarnate?: Identity and Role of ‫“( אׁשת־חיל‬the Valiant Woman”) in Proverbs
31:10–31 We citeren er iets uit met betrekking tot Spreuken 8 [Wipf and Stock Publishers,
volume 1, issue 2, 2012, blz.176.]
“In Spreuken 8, heeft de Wijsheid een nauwe relatie met Yahweh aan het begin van de wereld en
neemt deel aan de schepping. Whybray onderzoekt de mythologische elementen over de goddelijke
oorsprong van wijsheid als associatie van Yahweh in Spreuken 8:22-31 (vgl. 3:19) en stelt dat
uitdrukkingen die betrekking hebben op de schepping niet mythologisch zijn, maar
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 116

metaphorisch.26 De aard van de Wijsheid in Spreuken 8 komt van Yahweh door wie het wordt
gepersonifieerd is als een attribuut van Yahweh, niet als onafhankelijke hypostase, om een brug te
vormen “tussen de wijsheid traditie en de belangrijkste Israëlitische religieuze traditie.” 27 Weeks
stelt ook voor dat het woord ‫“( אמון‬ambachtsman”) in Spreuken 8:30 als een zelfstandig
naamwoord of bijvoeglijk naamwoord verwijst naar mensen “die trouw zijn aan God”, en het zou
kunnen gekozen worden “om dergelijke specifieke religieuze verbanden weer te geven.” 28
Bijgevolg is er weinig onderscheidend bewijs voor het argument dat gepersonifieerde de Wijsheid
een hypostase is of een godheid. In Prov 1-9, is de gepersonifieerd Wijsheid niet meer dan een van
de naturen van Yahweh.”
26. Volgens R.N. Whybray, spreken de vier verschillende woorden-‫“( קנני‬hij creëerde, bezat,
bracht,” vers 22), ‫“( נסכתי‬Ik was geweven, gevormd,” vers 23), ‫“( חוללתי‬Ik was
voortgebracht, was geboren,” vers 24, 25), ‫“( אמון‬artisanaal, arbeider, meester,” vers 30) -
NIET VAN DE HERKOMST VAN WIJSHEID voor het begin van de schepping EN NIET OP DAT
ZE ACTIEF BETROKKEN WAS IN DE SCHEPPING ALS EEN GODDELIJK WEZEN (Wisdom in
Proverbs: The Concept of Wisdom in Proverbs 1–9 [SBT 45; Naperville, IL: A. R. Allenson,
1965], blz.98–104.) [dit zijn onze hoofdletters]
27. Ibid., 103,104.
28. Zie zijn vertaling; Stuart Weeks, “The Context and Meaning of Proverbs 8:30a,” JBL 125
(2006): 441–2.

Citaat van Henry Alford https://www.studylight.org/commentaries/eng/hac/john-1.html:


“θεός moet dan worden opgevat als een aanduiding van God, in essentie en wezen, niet ὁ θεός, ‘de
Vader’ in Persoon. Het is niet = θεῖος, en het moet ook niet worden weergegeven als een God, maar,
zoals in σὰρξ ἐγένετο, drukt σάρξ die staat uit waarin het Goddelijk Woord binnenging door een
bepaalde handeling, zo drukt θεὸς ἦν θεός die essentie uit die Zijn ἐν ἀρχῇ: dat Hij echt God was.
Zodat dit eerste vers als volgt kan worden verbonden: de Logos was van eeuwigheid, was bij God
(de Vader), en was Zelf God.” Alford’s Greek Testament: An Exegetical and Critical Commentary,
Vol. I, Part II (Origineel uit 1871), blz.681. En vergeet niet dat deze Alford, Henry regelmatig
geciteerd is in de literatuur van de Wachttoren.

2.4 “HET BEGIN VAN DE SCHEPPING DOOR GOD”, Openbaring 3:14

Openbaring, hoofdstuk: 3
Vers Statenvertaling Luthervertaling Leidsche vertaling

14 En schrijf aan den engel En schrijf aan den Engel Schrijf aan den engel
van de Gemeente der der gemeente te der gemeente te
Laodicensen: Dit zegt de Laodicea: Dit zegt de Laodicea: Zo spreekt de
Amen, de trouwe, en Amen, de getrouwe en Amen, de getrouwe en
waarachtige Getuige, het waarachtige getuige, waarachtige getuige, de
Begin der schepping het begin der schepping eersteling van Gods
Gods: Gods: schepping:
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 117

De NWV geeft Opb.3:14 als volgt: “Deze dingen zegt de Amen, de getrouwe en
waarachtige getuige, het begin van de schepping door God.” Is Christus dan schepsel? Of hebben
we hier te maken met een afwijkende vertaling door de onbekende vertalers van deze Bijbel?

Een eerste opmerking. Ze vertalen “tou theou” als “door God”, maar dat moet gelezen
worden als “van God”. Zo staat het trouwens in hun eigen interlineaire tekst van hun Griekse Bijbel,
de Kingdom Interlinear Translation van 1985. Hieronder staat respectievelijk het Grieks (zonder
uitspraaktekens), en de woord-voor-woord vertaling door ‘DE WACHTTOREN’ en onze vertaling
daarvan in het Nederlands:
“ho alethinos he arche tes ktiseos tou theou”
“the true, the beginning of the creation of the God,”
“de ware, het begin van de schepping van de God,”

Vervolgens mag het begrip “begin” (Grieks “archè”) geen betekenis krijgen van ofwel,
“eerste schepping”, ofwel, “eerste schepsel” want dan staan we onmiddellijk lijnrecht in strijd
tegenover Joh.1:3. Zo staat er in Joh.1:3 volgens de vertaling van de WT: “Alle dingen zijn door
bemiddeling van hem ontstaan, en afgescheiden van hem is zelfs niet één ding ontstaan.” Indien
Christus zelf een schepsel is dan is er wel één ding dat niet ontstaan is door hemzelf, namelijk zijn
eigen persoon. Dat maakt dan dat Johannes een leugenaar is. De WT tracht dit te ontwijken door
de opmerking dat Christus hier “tussenpersoon” is tussen God en schepping zoals uit hun vertaling
blijkt. Dit is echter een spitsvondigheid. Ze spreken van: “door bemiddeling van hem” in Joh.1:3
terwijl hun Kingdom Translation de oorspronkelijke Griekse tekst als volgt weergeeft in letterlijke
vertaling: “alle dingen door hem kwamen tot bestaan.” We zeggen het opnieuw: Christus hier
bemiddelaar of tussenpersoon maken is Johannes tot leugenaar maken. Ook indien we niet
aannemen dat Christus (of de Logos) er was vóór alle schepping der dingen. En een Kerkvader als
Ireneus zei dat God schiep door middel van zijn twee handen; de Logos en de Geest (Adversos
Heareses IV, xx, 1). Dit is het in de vorm van een tabel:

Johannes 1:1,3: “In HET BEGIN was het woord, en


het woord was bij God, en het woord was God... Dingen die nooit een ontstaan hadden
Alles is door Hem ontstaan, en buiten Hem om is er géén “begin” hadden:
niets ontstaan. Wat ontstaan was.”
(Willibrordvertaling 1995)
ALLE SCHEPSELEN DE DRIE-ENIGE GOD:
EN HET UNIVERSUM ONTSTAAN DOOR HET DE VADER: Psalm 90:2
WOORD: DE ZOON: Joh.8:58 / Jes.9:6 /
Tijd: Verleden, Heden, Toekomst Heb.7:3
Ruimte: Lengte, Breedte, Hoogte DE HEILIGE GEEST: Heb.9:14
Materie: Energie, Beweging, Verschijnselen

In de ‘DE WACHTTOREN’ van 15 aug.1975 verwijzen Jehovah’s Getuigen naar het


commentaar van Albert Barnes bij Opb.3:14 (blz.507). Volgens deze zou het niet mogelijk zijn
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 118

“archè” te vertalen als oorsprong. Daarbij moet toch gezegd worden dat sinds deze zijn ‘Notes on
the New Testament’ schreef (rond 1850) de studie van de Griekse taal er wat op vooruit is gegaan.
Het merendeel van de Griekse woordenboeken en grammatica zijn ná zijn tijd geschreven. Ook
was Barnes géén unitariër zoals Jehovah’s Getuigen. Over de uitleg die de WT geeft zegt hij dit, en
dat citaat hebben ze wijselijk niet weergegeven: “Zulk een vertaling zou in tegenspraak zijn met
alle andere teksten die over Hem spreken als ongeschapen en eeuwig: die Hem goddelijke
eigenschappen toeschrijven: die over Hem spreken als de Schepper van alle dingen.” Vergelijk
Joh.1:1-3 / Col.1:16 / Heb.1:2,6,8,10-12 en zie ook Thayer blz.77 en H. Cremer blz.115.

Laat ons ook nog opmerken dat de eerste uitgave van de NWV in het Engels (1950) in
Joh.1:1 het begrip archè als “oorsprong” had vertaald. Latere uitgaven spreken van “begin.”

De “archè” heeft hier de betekenis van “oorsprong” of “principe”. Zo gebruiken het o.a. de
vertalingen van Brouwer, Crampon, Knox, New English Bible, Stapfer, Version Synodale. Ook de
vertalingen in de commentaren van vele theologen wijzen hiernaar. (O.a.; Allo, Boismard, Comblin,
Lilje, Robertson, Swete, van der Waal, et cetera.) Met andere woorden, de getrouwe en
waarachtige getuige is: “de oorsprong, de aanvang, het leven” van alle schepselen. En die uitleg
druist niet in tegen andere Schriftplaatsen zoals Joh.1:2,3,10. Zelfs de NWV van de Jehovah’s
Getuigen weet dat goed weer te geven op sommige plaatsen, want in Luc.12:58 vertalen ze “archè”
als “regeerder.”

Vertalen is niet altijd eenvoudig

En hier een lijst van Bijbels en de wijze waarop “archè” in Openbaring 3:14 is vertaald; Bible
Version = Origin // New Revised Standard Version = Begin // Statenvertaling = Begin // Herziene
Statenvertaling = Begin // New International Version = Ruler // God’s Word NT en Simple English
Bible = Source // Luther (Ned. Versie) = Begin // New American Bible = source // New English Bible
= source // Wuest’s Expanded NT = Originating Source // P. Canisius = aanvang // LITV Jay P Green
= Head // Holman Christian Standard = Originator // Jerusalem Bible = source // Prof. Brouwer =
oorsprong // Leidsche vertaling = Eersteling // Williams NT en Beck en James Moffatt Translation
= Origin // Jewish New Testament = Ruler // New Life New Testament = the one who made eve-
rything // Smith & Goodspeed = Origin.

We laten bepaalde zaken uit het Engels onvertaald. Drie opmerkingen. 1°) Het is niet zo
moeilijk wat te bewijzen aan de hand van een reeks Bijbelvertalingen. Er zijn namelijk mensen met
een unitarisme inslag die de Bijbel hebben vertaald. Dat merk je aan hun vertaling. Voorbeeld:
Schonfield is een Jood, die geen waarde echt aan trinitarische inzichten. De Emphatic Diaglott is
een vertaling die door een anti-drie-eenheidleraar is vertaald. Dat merk je aan de vertaling en aan
zijn voetnoten. 2°) Het grootste deel van de moderne vertalingen zijn gebaseerd op een Griekse
tekst van het NT gemaakt door Westcott en Hort. Duidelijk is dat deze twee geleerden een
unitaristen visie hebben in hun keuze van de Bijbelmanuscripten die voor hen voorrang hebben.
En dan gaat er wat verloren in het vertalen of wordt iets geaccentueerd. 3°) Één tekst staat nooit
op zichzelf als het ultieme bewijs van een leerstelling. Delen en gehelen zijn ofwel tegenstrijdig of
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 119

aanvullend. De vertaling dat de Logos de schepper is van Gods schepping is dus onontkoombaar
vanuit die optiek. Ps. 33:6: “Door het Woord van de HEERE is de hemel gemaakt, door de Geest van
Zijn mond heel hun legermacht.”
Eph.3:9 HSV: “…God, Die alle dingen geschapen heeft door Jezus Christus.”
Col.1:16 HSV: “… alle dingen zijn door Hem en voor Hem geschapen.”
Heb.1:2 HSV: “… door Wie Hij ook de wereld gemaakt heeft.”

Voorts vinden we in 1 Joh.2:13,14 de Vader beschreven als diegene “die van den beginne
is”, vanaf de archè. Ook hier lees je zondermeer; oorsprong, bron, verwekker of begin. Dan denk
je niet aan een geschapen wezen. Over Openbaring 21:6 zeggen Jehovah’s Getuigen dat het
verwijst naar Jehovah God, volgens bijvoorbeeld ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, blz.89. U moet eens
nagaan wat er in het Grieks staat, die persoon is de “arche” = het begin. Zodat u als Jehovah’s
Getuige de goede conclusie moet trekken uit al die zaken. Christus is de “arche” = het begin maar
Jehovah God is ook de “arche” = het begin. Dan is Christus = God. En nog eens met ander woorden:
indien de Bijbelschrijvers de bedoeling hadden gehad om Jezus een schepsel te noemen dan
hadden ze twee Griekse woorden, die in het spraakgebruik toen al gekend waren, om weer te
geven wat ze bedoelden. Dat zijn de woorden voor “schepping” of “schepsel”. In het Grieks “ktisis”
of “ktisma.” Zo heeft God géén begin, Hij is het begin, verwekker, bron en oorsprong. Zo ook de
Christus.

Een ander argument dat de WT gebruikt in de bespreking van deze tekst, is dat Opb.3:14
een aanhaling zou zijn van Spr.8:22. (Zie de brochure van de WT ‘Het Woord, wie is Hij volgens
Johannes’, blz.48.) Het is zo dat bepaalde schrijvers Opb.3:14 en Spr.8:22 in verband brengen met
elkaar, maar geen enkele die het als een werkelijk rechtstreeks citaat ziet. Dit kan ook niet, de
Apocalyps is één der enige boeken van het NT waar geen rechtstreekse aanhalingen gebruikt zijn
van het OT. Laat ons in deze zaken daarom a.u.b. eerlijk blijven en niet redeneren over wat er niet
staat, maar wel over de zekerheden. Waar is er bijvoorbeeld een tekst die Christus een “schepping”
noemt (Grieks “ktisis” of “ktisma”)? De WT werpt hiertegen op: “In al zijn geschriften brengt de
apostel Johannes de titel Schepper (ktistes) niet op Jezus Christus van toepassing” (brochure ‘Het
Woord’, blz.49). Natuurlijk zegt de WT er niet bij dat deze titel slechts éénmaal in het NT gebruikt
wordt (1 Pet.4:19). Maar het hoeft toch niet bewezen te worden dat God (de Vader) Schepper is,
dat volgt uit honderden teksten uit de Bijbel. En ook hetzelfde is waar voor Christus (Joh.1:3 /
Col.1:15-18 / Heb.1:2 / Opb.1:18 / 2:8 / 5:13). Hij is dan ook “oorsprong van de schepping van
God.”

Voor exegeten die Spr.8:22 niet zien i.v.m. Opb.3:14 zie o.a. R.H. Mounce, ‘The book of
Revelation’, Eerdmans 1977, blz.124,125. Dat Opb.3:14 slechts in de betekenis kan begrepen
worden zoals we hebben gedaan ziet men verder bevestigd door andere Griekse woorden afgeleid
van “archè”. Eén hiervan is “archègos” dat oorspronkelijk de betekenis heeft van stichter;
stamvader, stamhoofd et cetera. Zo is de Heer de stichter van de gemeente volgens Hand.3:15 /
5:31 / Heb.2:10 / 12:2. In dit licht is Christus volgens Opb.3:14 stamvader, dus schepper en hoofd
van alle dingen. Een ander woord verwant aan “archè” is “archoon” gebruikt in o.a. Opb.1:15 waar
de Heer de overste, hoofd (“heerser” volgens NWV) is genoemd. Zie ook Opb.22:6.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 120

Greg Stafford zegt op blz.236 van zijn boek: “Het is waar dat arche een nadere betekenis
kan hebben dan “begin”, maar een onderzoek naar alle teksten uit het NT waarin het genetief staat
bij arche (zoals in Opb.3:14) dan wijst het steeds op een begin of een eerste deel van een zaak.” Mr.
Stafford weet op regelmatige wijze te verwijzen naar de Septuaginta-vertaling om iets te bewijzen.
Dat doet hij bijvoorbeeld met de vertaling in die Bijbel van Spreuken 8:22 waar de wijsheid een
SCHEPSEL zou zijn. Mogen we zijn manier van doen ook eens toepassen op Openbaring 3:14 en het
begrip “arche.” In de LXX staat in een reeks teksten het begrip “begin” in de genetief dat is;
Gen.1:16 / 40:20 / Ex.6:25 / Psalm 109:3 / 136:6 / Spr.17:14 / Jer.22:6 / Dan.6:26 / 7:12 / 11:41 /
Amos 6:11 / Ob.20 / Mic.3:1. En al die voorbeelden bewijzen dat de interpretatie van Stafford over
Opb.3:14 niet klopt. Het gaat er niet om het begin van een reeks. Het is dus niet DE Logos is
geschapen en Hij heeft al de rest geschapen. Dat gaat niet omdat een zaak met iets totaal anders
vergelijken geen onderbouwing is maar een dekmantel voor wie niet oplet!

Dat als laatste zelfs “archè” niet altijd kan vertaald worden als begin moeten zelfs Jehovah’s
Getuigen toegeven in hun Bijbelvertaling. Zo is “archè” in Luc.20:20 en Rom.8:38 vertaald als
“regering” evenals in Eph.1:21 / 3:10 / 6:12 (ook in meervoudsvorm). En aangezien Christus
Schepper is van de regeringen (Col.1:16) en de regeringen overwonnen heeft, daarom (Col.2:15) is
Hij degelijk de oorsprong of begin der Schepping Gods (Col.2:10).

Al deze betekenissen zijn ook in overeenstemming te brengen met de oorspronkelijke


betekenis van het werkwoord waar “archè” van afgeleid is: “archoo” (regeren, heersen zoals in
Marc.10:42 / Opb.15:12). Nog enkele opmerkingen in dit verband. Jehovah’s Getuigen spreken ook
over Opb.1:18 in verband met Opb.3:14. Daar is Christus: “de Eerste en de Laatste.” Zij zeggen
“eerste en laatste door Jehovah geschapen wezen.” Maar over scheppen is hier niet gesproken.
Als we dan dezelfde waarde geven aan beide begrippen (eerste en laatste) dan zou men veeleer
moeten zeggen eerst geschapen, laatst geschapen t.t. enig schepsel Gods. Dat zou betekenen dat
alle andere scheppingen geen werkelijkheid zijn maar een soort droomwereldje.

Het gebruik van “archè” zoals we hier hebben uitgelegd is ook niet vreemd voor een Jood
als Flavius Josephus. In zijn Contra Apion II/190 beschrijft hij God als de; “archè kai mesa kai telas”
en dat is “het begin, het midden en het einde.” God is niet het begin van de schepping in de zin van
eerste schepsel maar wel oorsprong (of beginner) van de schepping. In deze betekenis moet ook
Opb.3:14 verstaan worden. Christus is niet “in het begin” maar “het begin” zondermeer, de
Veroorzaker. En ook Micha 5:1-3 kan niet verwijzen naar een scheppen van de Zoon van God want
dit wijst op de geboorte van de Messias, dus het mens-worden van de Logos maar niet een
geboorte daaraan voorafgaande. Vóór die tijd is Hij: “van de dagen der eeuwigheid.”

Ingekaderd enkele teksten waar “de schepping” en de “wijsheid van God” centraal staan. Met
vooraf een vaststelling die de Schrift ons meegeeft. Die moet ons behouden voor verkeerde
zienswijzen. De schepping kwam er door een persoon die met wijsheid tot in de perfectie alles
gemaakt heeft. De “wijsheid” was niet de schepper.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 121

De Vader, de Zoon en de Heilige Geest: daar gaat het over.


Deuteronomium 32:39 “39 Zie nu in dat Ik, Ik Die ben, er is geen God naast Mij. Ík dood en Ik maak
levend, Ik verwond en Ík genees en er is niemand die uit Mijn hand redt!”
Psalm 104:24: “24 Hoe groot zijn Uw werken, HEERE, U hebt alles met wijsheid gemaakt, de aarde
is vol van Uw rijkdommen.”
Psalm 136:5: “5 Die de hemel met inzicht maakte, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig.”
Gen.1:31: “31 En God zag al wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed. Toen was het avond
geweest en het was morgen geweest: de zesde dag.”
Spr.3:19-20: “19 De HEERE heeft de aarde met wijsheid gegrondvest, de hemel met inzicht
gevestigd. 20 Door Zijn kennis hebben de diepe wateren zich een weg gebaand, en druipen de
wolken van dauw.”
Jer.10:12: “12 Hij maakte de aarde door Zijn kracht, grondvestte de wereld door Zijn wijsheid.”
Hij heeft de hemel door Zijn inzicht uitgespannen.”
Rom.11:32;33: “32 Want God heeft hen allen in hun ongehoorzaamheid opgesloten om Zich over
allen te ontfermen. 33 O, diepte van rijkdom, zowel van wijsheid als van kennis van God, hoe
ondoorgrondelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen!”
Eph.1:7,8: “7 In Hem hebben wij de verlossing, door Zijn bloed, namelijk de vergeving van de
overtredingen, overeenkomstig de rijkdom van Zijn genade, 8 die Hij ons overvloedig geschonken
heeft, in alle wijsheid en bedachtzaamheid.”
Eph.3:10: “10 opdat nu door de gemeente aan de overheden en de machten in de hemelse
gewesten de veelvuldige wijsheid van God bekendgemaakt zou worden.”

Een laatste opmerking dan. In de klassieke Griekse filosofie is een bepaald wezen besproken
dat wondergoed de Christus van de Jehovah’s Getuigen zou kunnen zijn. Het is de Platonische leer
van de “demiurgos”, een geschapen wezen dat in de plaats van God de wereld tot stand brengt.
Een wezen dat via de Gnostici in de 2de eeuw door Arius in de leer der Unitariërs beland. En later
in bijgewerkte vorm overgenomen door de Socinianen in de 16 de eeuw en langs de Amerikaanse
Unitariërs uit Boston/V.S.A. beland bij de Jehovah’s Getuigen. En die Unitariërs hebben in hun
Racovian Catechism ook nog dit gevonden om te ontsnappen aan het voorbestaan van de Logos.
In Johannes 1:1 zou het begrip “begin” wijzen op een nieuwe dispensatie die dan zou beginnen
met zijn geboorte in een mens. God zou zichzelf uitdrukken in deze mens met kracht en handelend
optreden. Zo een gedachte leunt sterk aan bij wat veel moderne theologen leren, zie bijvoorbeeld
J.A.T. Robinson, schrijver van ‘Honest to God’. Die visie doet tekort aan wie het Woord werkelijk
is. Want wanneer er staat in het OT dat God schiep door Zijn Woord dan is het toch door een
Woord met persoonlijkheid (Ps.33:6 / Ps.107:20 / Jes.55:11). Dat leert het NT in Joh.1:3,4 / 17:24
en Heb.1:1,10-12. Toen van J. A. T. Robinson in 1968 de Franse vertaling verscheen, ‘Dieu sans
Dieu’, was de opmerking van Karl Barth hierover: “Het is theologische pornografie”, Témoignage
Chrétien, 24 oct.1968, blz.24. Ondertussen verschenen er tonnen van dat soort theologische
pornografie en wordt er mee geflirt alsof het niets is.

En nog een tussendoortje over de Socinianen die de WT als de ware christenen van die tijd
beschouwen, dat is de 16de eeuw. Jehovah’s Getuigen hebben daarover een artikel geschreven in
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 122

‘Ontwaakt’ van 22 november 1988. We citeren van blz.21: “Niettemin vervielen ook de socinianen
in enkele flagrante leerstellige dwalingen. Sozzini en zijn volgelingen ontkenden de grondleer
van Christus’ loskoopoffer (…) Maar er waren nog meer dwalingen. Sozzini onderwees
bijvoorbeeld dat Christus geen voormenselijk bestaan had gehad (…)” Onze conclusie is dan
echter deze; welke garantie heeft u dan dat de aanval van Socinianen en u, Jehovah’s Getuigen,
tegen de Drie-eenheid ook geen dwaling zou zijn.

2.5 IS DE PROOTOTOKOS, HET EERSTE SCHEPSEL?

Colossenzen, hoofdstuk: 1
Vers Statenvertaling Luthervertaling Leidschevertaling
15 Dewelke het Beeld is des welke is het evenbeeld in hem, die het beeld is van
onzienlijken Gods, de des onzienlijken Gods, den onzienlijken God, de
Eerstgeborene aller de eerstgeborene van eerstgeborene der ganse
kreaturen. alle schepselen. schepping;
16 Want door Hem zijn alle Want door hem is alles want in hem is geschapen
dingen geschapen, die in de geschapen wat in den alwat in de hemelen en op
hemelen en die op de aarde hemel en op de aarde is, de aarde is, de zichtbare en
zijn, die zienlijk en die het zienlijke en de onzichtbare dingen,
onzienlijk zijn, hetzij tronen, onzienlijke, hetzij tronen, heerschappijen,
hetzij heerschappijen, hetzij tronen, hetzij overheden en machten;
overheden, hetzij machten; heerschappijen, hetzij alles is door hem en tot
alle dingen zijn door Hem en overheden, hetzij hem geschapen.
tot Hem geschapen; machten: het is alles
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 123

door hem en tot hem


geschapen
17 En Hij is voor alle dingen, en en hij is Voor allen, en Hij is voor alles, en alles
alle dingen bestaan te zamen alle dingen bestaan in bestaat in hem;
door Hem; hem;
18 En Hij is het Hoofd des en hij is het hoofd des en hij is het hoofd van het
lichaams, [namelijk] der lichaams, namelijk de lichaam, de gemeente. Hij
Gemeente, Hij, Die het Begin gemeente; hij is het is het begin, de
is, de Eerstgeborene uit de begin, de eerstgeborene eerstgeborene uit de
doden, opdat Hij in allen de uit de doden, opdat hij doden; opdat hij in allen
Eerste zou zijn. in alle dingen de eerste dele de eerste plaats zou
zou zijn. innemen.
19 Want het is [des Vaders] Want het is Gods Want het behaagde der
welbehagen geweest, dat in welbehagen geweest, gehele Volheid in hem te
Hem al de volheid wonen dat in hem alle volheid wonen
zou; wonen zou,
20 En dat Hij, door Hem vrede en dat alles door hem en door hem alles met zich
gemaakt hebbende door het verzoend zou worden te verzoenen, nadat hij
bloed Zijns kruises, door tot hem zelven, vrede vrede gesticht had door het
Hem, [zeg ik], alle dingen gemaakt hebbende door bloed van zijn kruis; ja,
verzoenen zou tot het bloed zijns kruises, door hem verzoent Hij met
Zichzelven, hetzij de dingen, door hem [zeg ik], hetzij Zich alles wat op de aarde
die op de aarde, hetzij de op de aarde of in den en wat in de hemelen is.
dingen die in de hemelen hemel.
zijn.
21 En Hij heeft u, die eertijds En u, die eertijds ook u, die weleer
vervreemd waart, en vervreemd en naar de vervreemd en in uw
vijanden door het verstand in gezindheid vijanden gezindheid vijanden Gods
de boze werken, nu ook waart, in boze werken, waart--uw boze
verzoend, heeft hij nu verzoend gedragingen bewezen het--
heeft hij thans verzoend

De derde Schriftuurplaats in het betoog van een Getuige van de WT als bewijs dat Christus
een schepsel is, zou Col.1:15-20 zijn met nadruk op de Griekse uitdrukking in vers 15: “Prōtotokos
pãsès ktiseoos.” De vertaling van de NWV geeft dit weer als: “de eerstgeborene van heel de
schepping.” Letterlijk staat er; “eerstgeborene van alle schepping” dus zonder een lidwoord voor
zowel eerstgeborene als schepping (vgl. Rom.8:22 / 1 Pet.2:13).

Citaat uit ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, druk oktober 2019, bij het begrip ‘Eniggeboren’
“De apostel Johannes beschrijft de Heer Jezus Christus herhaaldelijk als de eniggeboren Zoon van
God (Jo 1:14; 3:16, 18; 1Jo 4:9). Hij doelde daarbij niet op zijn menselijke geboorte of op hem als
slechts de mens Jezus. Als de Loʹgos, of het Woord, was „deze . . . in het begin bij God”, ja,
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 124

„voordat de wereld was” (Jo 1:1, 2; 17:5, 24). Reeds destijds, in zijn voormenselijke bestaan, werd
hij de „eniggeboren Zoon” genoemd, die door zijn Vader „naar de wereld” werd gezonden. — 1Jo
4:9.” (Wij onderlijnen in de tekst.)

Wachttorencitaat uit Voor eeuwig gelukkig! — Interactieve cursus, maart 2022. Les 15.

“1. Wie is Jezus?

Jezus is een machtige geest of engel en woont in de hemel. Jehovah God maakte hem voordat hij
al het andere maakte. Daarom wordt hij ‘de eerstgeborene van de hele schepping’ genoemd
(Kolossenzen 1:15). De Bijbel noemt Jezus ook Gods ‘eniggeboren Zoon’ omdat alleen hij
rechtstreeks door Jehovah geschapen werd (Johannes 3:16).”

En ook nog dit Citaat ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, druk oktober 2019, bij het begrip
‘eniggeboren’, blz.633: “De engelen des hemels zijn zonen van God, evenals Adam een „zoon van
God” was (Ge 6:2; Job 1:6; 38:7; Lu 3:38). Maar de Loʹgos, die later Jezus werd genoemd, is „de
eniggeboren Zoon van God” (Jo 3:18). Hij is de enige in zijn soort, de enige die door God zelf
rechtstreeks, zonder tussenkomst of medewerking van enig schepsel, werd geschapen. Hij is de
enige die door God, zijn Vader, werd gebruikt om alle andere schepselen tot bestaan te brengen.
Hij is de eerstgeborene en voornaamste onder alle andere engelen (Kol 1:15, 16; Heb 1:5, 6), die
in de Schrift als „goddelijken” of „goden” worden aangeduid (Ps 8:4, 5). Daarom wordt de Heer
Jezus Christus volgens enkele van de oudste en beste handschriften terecht als „de eniggeboren
god [Gr.: mo·noʹge·nes theʹos]” aangeduid. — Jo 1:18, NW; Ro.” (Wij onderlijnen in de
tekststrepen, blz.634.)

Op een internetsite van mensen van de WT, Jehovah’s Witnesses United, staat een artikel
van Wes Williams, Response to Dr. Keay on ‘Firstborn of all Creation.’ (Is nu, in 2023, geen
beveiligde site meer! Maar als men op titel van het artikel zoekt komt het er nog door!) De schrijver
wil aantonen wat in de LXX over dat woord gebruikelijk is: “27 voorbeelden van de partitieve
genitief (de eerstgeborene maakt deel uit van de groep): Gen 4:4 / 25:13 / Ex 11:5 / 13:13,15 /
22:28 / 34:19,19 / 34:20 ,20 etc…” en “42 voorbeelden van de bezittelijke genitief, zoals `mijn zoon`,
die het lidmaatschap van de groep zonen impliceert: Gen 49:3 / Ex 4:22 / 4:23 / 6:14 / 11:5 / Num
1:20 enz…” En het woord zou 128 maal in de Septuaginta staan en 8 maal in het NT. Maar daar heb
je niet veel aan, want die titel is ook gebruikt in de betekenis van = de belangrijkste van de stam of
ook nog, hij die hoofd is van de stam of huis. En dat wordt dan zeer interessant: want Wes Williams
geeft toe dat het woord eerstgeborene zowel voor een man als een vrouw gebruikt kan worden.
Hij zegt: “mannelijk (Gen.22:21 / 1 Kron. 2:25) of vrouwelijk (Gen.19:31,33,34,37 / 29:26 / 1
Sam.14:49.).” Nu kan een vrouw wettelijk volgens de Joodse regeling geen stamvader (of
stammoeder) zijn en zo gaat dat eerstgeboorterecht de mist in. En er zijn voorbeelden dat de
eerstgeboren zoon niet het eerstgeboorterecht erft (Ezau en Jacob bijvoorbeeld). Of de koning de
eerstgeboren is of niet, hangt af van de keuze van God, niet van de vader-koning. Bijvoorbeeld
Salomo was niet de eerstgeboren van David maar is wel koning geworden. Vastleggen dat de
eerstgeboren deel is van een groep anderen, bewijst dus niets tastbaar en bruikbaar in verband
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 125

met wat er achter die term zich verscholen heeft. Zodat men het best vanuit elke tekst individueel
nagaat wat er zo belangrijk en uniek is aan die persoon. In een andere betekenis; waarom hij
“premier” is = de “eerste”.

PROTOTOKOS zegt men onder Jehovah’s Getuigen is een “partitief genitief” = een deel van
het geheel. Jozua 6:26, geeft bijzonder het contrast aan tussen de eerstgeboren en het jongste
kind. Psalm 89:28 echter geeft een symbolische betekenis aan het begrip, de eerstgeboren is de
hoogste over alle koningen maar hoeft niet persé de eerstgeboren te zijn in een bepaalde familie.
In ‘Aid to bible understanding’ blz.584 geeft de WT toe dat het begrip “eerstgeboren” niet altijd
de eerste van een reeks geboorten wil aangeven. Men verwijst naar gevallen van personen die
eerstgeboren genoemd worden terwijl ze het niet letterlijk zijn. Deze titel krijgen ze dan vanuit de
getrouwheid in hun geloof. Men verwijst terecht naar Gen.6:10 / 1 Kron.1:28 / Gen.11:26,32 / 12:4.
In symbolische betekenis wordt toegegeven dat dit het geval is met Job 18:13, een verwijzing naar
de “eerstgeborene van de dood” = de verschrikkelijkste dood. (Zie ook hun boek ‘Inzicht in de
Schrift’, deel 1, 1995, blz.580, maar vergelijk TDOT deel 2, blz.121-127). Volgens W. F. Moulton en
Geden staat dit woord 8 x in het NT; Luc.2:7 / Rom.8:29 / Col.1:15,18 / Heb.1:6 / 11:28 / 12:23 /
Opb.1:5.

We gaan alle teksten zelf eens bekijken van het Nieuwe Testament die dat begrip
“eerstgeborene” gebruiken. Dit zijn ze = acht in totaal. In het Grieks gaat het om dat Griekse woord:

1. Luc.2:7 WIL: “en ze baarde een zoon, haar eerstgeborene; ze wikkelde Hem in doeken en
legde Hem in een voerbak, omdat er geen plaats voor hen was in het gastenverblijf.”
[“eerstgeboren” in HSV]
2. Rom.8:29 HSV: “Want hen die Hij van tevoren gekend heeft, heeft Hij er ook van tevoren
toe bestemd om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn, opdat Hij
de Eerstgeborene zou zijn onder vele broeders.”
3. Col.1:15 HSV: “Hij is het Beeld van de onzichtbare God, de Eerstgeborene van heel de
schepping.”
4. Col.1:18 HSV: “En Hij is het hoofd van het lichaam, namelijk van de gemeente, Hij, Die het
begin is, de Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in allen de Eerste zou zijn.”
5. Heb1:6 HSV: “En wanneer Hij vervolgens de Eerstgeborene in de wereld brengt, zegt Hij: En
laten alle engelen van God Hem aanbidden.” [Dat er staat “vervolgens” of “opnieuw” zoals
in andere vertalingen verwijst naar de status van de opgestane Christus. Vanaf dat moment
moet Jezus aanbeden worden.]
6. Heb.11:28 HSV: “Door het geloof heeft hij het Pascha ingesteld en het besprenkelen met het
bloed, opdat de verderver van de eerstgeborenen hen niet zou treffen.”
7. Heb.12:23 HSV: “tot een feestelijke vergadering en de gemeente van de eerstgeborenen,
die in de hemelen opgeschreven zijn, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten
van de rechtvaardigen, die tot volmaaktheid zijn gekomen,”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 126

8. Opb.1:5 HSV: “en van Jezus Christus, Die de getrouwe Getuige is, de Eerstgeborene uit de
doden en de Vorst van de koningen der aarde, Hem Die ons heeft liefgehad en ons van onze
zonden gewassen heeft in Zijn bloed,”

We lezen in een WT- publicatie Redeneren aan de hand van de Schrift, blz.102-103:
“(2) Vóór Kolossenzen 1:15 komt de uitdrukking „de eerstgeborene van” meer dan 30 maal in “de
bijbel voor, en elke keer dat ze van toepassing is op levende schepselen, heeft ze dezelfde betekenis
— de eerstgeborene maakt deel uit van de groep. ‘De eerstgeborene van Israël’ is een van de zonen
van Israël; ‘de eerstgeborene van Farao’ behoort tot Farao’s gezin; ‘de eerstgeborenen van het vee’
waren zelf dieren. Hoe komt het dan dat sommigen er in Kolossenzen 1:15 een andere betekenis
aan geven? Doen zij dit omdat hier een bijbels precedent voor bestaat, of stoelt het op een
overtuiging die zij reeds bezitten en waarvoor zij een bewijs zoeken?” We gaan dit argument
ontleden en tot de bevinding komen dat het door een papierversnipperaar kan om het niet meer
als waarheid te kunnen gebruiken.

De WT start met te zeggen: “Vóór Kolossenzen 1:15 komt de uitdrukking „de eerstgeborene
van” meer dan 30 maal in “de bijbel voor, en elke keer dat ze van toepassing is op levende
schepselen, heeft ze dezelfde betekenis — de eerstgeborene maakt deel uit van de groep.” Wat ze
niet zeggen is dat er NA Col.1:15 enkele malen over het begrip “eerstgeboren” gesproken is maar
dat het daar niet de eerste van een serie is. En ook VOORDIEN zijn er meerdere teksten in het OT
waar “eerstgeboren” niet van toepassing is op een groep. Er zijn natuurlijk letterlijke eerstgeboren
in Israël = alle mannen die als eerste geboren worden in een familie. Maar het ganse Israël, in zijn
geheel, is door God - en dat zijn zowel vrouwen als mannen als kinderen als ZOON BESCHOUWD.
We mogen niet de fout maken hier iets te lezen dat er echt niet staat en dat is dit: hier staat NIET,
dat Jezus “de eerstgeborene van alle schepselen” is. Want er staat iets anders: “de eerstgeborene
van de hele schepping.” In het eerste geval zie je wat de Wachttoren doet: ze maken daar een
volgorde van: eerst is/werd Jezus geschapen en daarna zal Hij, de Logos, alle andere schepselen
maken. Ze hebben zelfs hun Bijbel aangepast aan die opvatting en daar komen we nog op terug.

De ware betekenis van de woorden “de eerstgeborene van de hele schepping”, moeten we
vanuit het woord “eerstgeborene” zoals het in de Bijbel gebruikt is verstaan. En niet op gelijk welke
wijze daar een inhoud en betekenis aan geven. Als er nu echt bewijs is dat Jezus de eerste is van
de schepselen dan moeten we dat natuurlijk bezien vanuit die eerste betekenis bekijken: dat Jezus
“de eerstgeborene van alle schepselen” is. Maar we zeggen het nog maar eens: dit staat niet in de
Bijbel.

Als het blijkt dat, het woord “eerstgeborene” in veel passages waar die formulering staat,
er een andere betekenis is dan “eerste van een reeks”, dan moet ons dat tot nadenken stemmen.
Als namelijk met betrekking tot Jezus “eerstgeborene” NIET de letterlijke betekenis heeft “als
eerste die geboren is”, dan moeten wij concluderen, dat Christus, de eerstgeborene, hier een
andere inhoud kan hebben. Hij is dan NIET de eerste die geboren is = of het eerste schepsel: maar
“eerstgeborene” in een symbolische betekenis.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 127

Hoe wordt die uitspraak “eerstgeborene” in zowel het OT als het NT gebruikt? In de Bijbelse
context, kan “eerstgeborene” in menselijke zin (want het heeft ook betrekking op dieren) deze zes
betekenissen krijgen:

1°) letterlijk: de eerste die geboren word in een gezin: Gen.19:31 / Gen.25:13 / Ex.13:2 /
Luc.2:7 = Jezus is letterlijk de eerstgeboren van Maria en dat is de eerste van de 8 teksten daarover
in het NT. En Jezus is ook letterlijk de eerstgeboren van de Vader, het kind van een vrouw en God.
Lucas 1:32,35: “Hij zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste genoemd worden, en God, de
Heere, zal Hem de troon van Zijn vader David geven, (…) En de engel antwoordde en zei tegen haar:
De Heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen. Daarom
ook zal het Heilige Dat uit u geboren zal worden, Gods Zoon genoemd worden.” Jezus, is uniek, zo
een geboorte zal er nooit nadien nog plaatsvinden of is er voordien geweest. Hier maakt de WT de
grove fout om dat ZOONSCHAP te verklaren als met betrekking tot de LOGOS. Maar dat staat NIET
in het evangelie en ook niet in het OT. Jezus, is de zoon van God! De LOGOS is dat niet! Er zijn geen
Bijbelteksten die dat bewijzen en Spreuken 8 aanhalen heeft geen zin. Zie onze argumentatie
daarover vanaf blz.16 en verder. Het Zoonschap van Jezus heeft niets te maken met het geboren
worden van Jezus als een engel, YaHWeH heeft géén hemelse vrouw!

2°) letterlijk: aanduiding voor de “eerstgeboren” als de “erfgenaam” die het dubbele deel
kreeg, dus hij die het eerstgeboorterecht kreeg. Het recht van de eerstgeborene staat hier
beschreven: Deut.21:15-17 / 1 Kron.5:1. MAAR: de titel “Eerstgeborene” is overdraagbaar. Dat was
het geval bij de zonen van Jozef dat is beschreven in Gen.41:51,52: “51 Jozef gaf de eerstgeborene
de naam Manasse. Want, zei hij, God heeft mij al mijn moeite en heel mijn familie doen vergeten.
52 De tweede gaf hij de naam Efraïm. Want, zei hij, God heeft mij vruchtbaar doen worden in het
land van mijn verdrukking.” Jer.31:9: “… want Ik ben Israël tot een Vader, en Efraïm –
Mijn eerstgeborene is hij.” Hier speelt dus niet de volgorde van de zonen van iemand niet mee, hier
gaat het om de latere verwantschap. Maar ook als het NIET om rangorde gaat dan blijft steeds in
zo een geval, de positie bestaan in de familie. En alle daaraan verbonden rechten en plichten zijn
dan overgegaan. Ook de Wachttoren geeft dat toe in Inzicht, Deel 1, bij het begrip Jozef, blz.1345:
“Jakob zegent Jozefs zonen. Ongeveer twaalf jaar na de hongersnood bracht Jozef zijn twee zonen,
Manasse en Efraïm, naar Jakob. Bij deze gelegenheid gaf Jakob te kennen dat Jozef het
eerstgeboorterecht zou krijgen en dat hij Efraïm en Manasse als zijn eigen zonen beschouwde.” We
moeten dat even onthouden want de Wachttoren gaat op een bepaald moment een overdreven
nadruk leggen op Jezus als de “eerstgeborene.”

3°) metafoor: In Psalm 89:21,27,28 staat zo een apart geval: “Ik heb David, Mijn dienaar,
gevonden; met Mijn heilige olie heb Ik hem gezalfd.(…) 27 Híj zal tot Mij roepen: U bent mijn Vader,
mijn God en de rots van mijn heil. 28 Ja, Ík zal hem tot een eerstgeboren zoon maken, tot de
allerhoogste van de koningen van de aarde.” David was de achtste zoon van zijn vader Isaï en was
dus geen eerstgeborene. En hij was ook geen engelenzoon van God. Maar toch zegt God dat hier!
Hij maakt hem tot een eerstgeborene en dat wil eigenlijk zeggen: Mijn eerstgeborene, en als
zodanig wordt hij de allerhoogste van de koningen van de aarde. Maar in feite zal dit verwijzen
naar de latere David, naar de Messias. (Opb.1:5) Waarschijnlijk moeten we daar ook de favoriete
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 128

term van Jezus voor Zichzelf gaan zoeken. Hij was en is nog steeds de “Zoon des mensen”
bijvoorbeeld in: Matthéüs 8:20 / 9:6 / 10:23 / 12:8,32,40 / 13:37,41 / 16:27,28 / Johannes 1:51 /
5:27 / 6:27,62 / 8:28 / 9:35 / 12:23 / 13:31

Hier http://www.jw.org/nl/publicaties/boeken/gelukkig-leven/wat-zegt-de-heilige-schrift-
over-de-messias/ geeft de Wachttoren aan te geloven dat Psalm 89:27 = een Messiaanse profetie
is.
[* zie na punt zes blz.28 nog enkele aantekeningen hier over]
4°) metafoor: Figuurlijk bekeken heet Israël de “eerstgeboren zoon van God” onder de
volkeren en het is duidelijk dat is niet omdat ze de eerste mensen zijn. In figuurlijke zin echter als
het om alle volkeren der oudheid gaat: Israël is door God uitverkoren als Zijn openbaringsvolk.
Exodus 4:22 is daar duidelijk in: “Dan moet u tegen de farao zeggen: Zo zegt de HEERE: Mijn zoon,
Mijn eerstgeborene, is Israël.” Israël kreeg dus van YaHWeH de “Eervolle onderscheiding” van
superioriteit tegenover alle andere volkeren. Israël, is als YaHWeH’s eerstgeborene, ontworpen
om een ”koninkrijk van priesters en een heilig volk” te zijn (Exodus 19:6). Dezelfde dingen zullen
later van de gemeente van christenen gezegd worden door Petrus. Nog andere dingen die tot Israël
behoorden klinken nog door tot in het NT met de gemeente als onderwerp. Zoals in
Rom.3:1,2: ”Wat heeft de Jood dan voor op anderen? Of wat is het voordeel van het besneden
zijn?2 Veel, in alle opzichten. Want in de eerste plaats zijn hun de woorden van God toevertrouwd.”
Of ook nog Eph.2:12: “dat u in die tijd zonder Christus was, vervreemd van het burgerschap van
Israël en vreemdelingen wat betreft de verbonden van de belofte. U had geen hoop en was zonder
God in de wereld.” Maar onder andere in het NT en de tekst hierboven is er wat gewijzigd aan wat
God met Israël had: die nauwe band van God met mensen krijgt een andere dimensie. Vanaf dat
Jezus sterft aan het kruis zijn ook de heidenen een toegang gegeven tot het burgerschap met God.
Onder de volkeren was Israël de meest geliefde zoon = de “eerstgeborene” = die recht heeft op
het beërven van Gods bezittingen en genade. Israël als de eerstgeborene van God is in Micha 6:7
genoemd “de vrucht van mijn moederschoot ” dat ook niet letterlijk is. Het is dus 1 kudde en 1
gemeente, collectief de zoon van God. [Dat uitverkoren volk = Israël = die eerstgeboren zoon, dat
heeft ook alles te maken met de beloften die God doet aan Abraham zoals hier Genesis 13:15:
“Want al het land dat u ziet, zal Ik voor eeuwig aan u en uw nageslacht geven.” Dat is echter een
ander onderwerp, wellicht voor een ander keer.]

YaHWeH roept zijn “eerstgeborene” = het is Israël, maar ook Jezus

Profetie door God Vervulling in de Messias


Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 129

Hosea 10:10 Matthéüs 2:15


“Toen Israël een kind was, “En hij bleef daar tot de dood van Herodes,
had Ik hem lief, en uit opdat vervuld werd wat door de Heere
Egypte heb Ik Mijn zoon gesproken is door de profeet: Uit Egypte heb Ik
geroepen.” Mijn Zoon geroepen.”

5°) metafoor: oorzaak van de opstanding: Col.1:18 “Christus als de “eerstgeborene” uit de
doden”, ook Opb.1:5 zie enkele commentatoren vanaf blz.30.
6°) metafoor: In figuurlijke zin spreekt de Schrift ook eenmaal van de gemeente der
eerstgeborenen, die in de hemel opgeschreven zijn (Heb.12:23 en vergelijk dat eens met
Luc.10:20). De gemeente van Christus is de verzameling van allen die in Christus geloven. Je zou
zeggen op het eerste zicht alleen deze die na Pinksteren komen. Maar we moeten er toch ook nog
de geloofshelden in Heb.11 aan toevoegen. In dit voorbeeld waar het begrip “eerstgeborene” op
een groep mensen van toepassing heeft het niets te maken met een “geboorte” maar is het
gebruikt als een titel van waardigheid en prestige. Dus dit is figuurlijk te verstaan. Lichamelijk is er
slechts één eerstgeborene = Jezus: maar gezien alle heiligen Gods eenzelfde overtreffende gave
ontvangen van hun Vader, zijn ze allen afzonderlijk eerstgeborenen.

Deze zin moet dus NIET worden opgevat alsof Jezus de eerste schepping is. Al in de dagen
van de apostelen zal die opvatting hebben gespeeld in de gedachten van de gnostische leraren. Zij
leerden dat Jezus de hoogste was van de engelen en hij stond als belangrijkste naast de grote god.
En de leer van Philo, de Alexandrijnse jood, ging al in die richting. Bij de gnostici wou men de
gedachte van de goddelijkheid van Jezus uitgelegd krijgen in een streng monotheïstisch Joodse OT
gedachte. Jezus, is toch anders voorgeteld: Hij was de unieke zoon van YaHWeH maar ook zelf
absoluut deelhebbend aan de godheid. — zie Johannes 1:18 / 3:16,18 / 1 Johannes 4:9. Die Jezus
was altijd Godheid — zie Colossenzen 1:17 / Johannes 1:1 / 5:18 / 10:30 / 14:9 / 20:28. God werd
een mens in de tijd, in Bethlehem geboren uit een Joodse maagd: zodat de gevallen mensheid kon
begrijpen wie de Godheid was en Hem kon verstaan. — zie Johannes 1:14,18.
[* zie na punt zes]

Wie zijn Bijbel goed kent weet dat in de persoon van Jezus er drie ambten verenigd
waren/zijn:
1°) profeet = waar Mozes en de profeten het over hadden
2°) priester = de zichzelf ten offer brengende hogepriester
3°) koning = Hij is een zittende koning aan de rechterhand van God
Daaraan is gekoppeld het eerstgeboorterecht, Hij is dan ook de opperste autoriteit in universum.
Dat had Hij al voordat Hij mens werd volgens Johannes 17:5: “5 En nu verheerlijk Mij, U Vader, bij
Uzelf, met de heerlijkheid die Ik bij U bezat voordat de wereld er was.” Maar de Vader gaf Hem
bovendien alle macht die is in de hemel en op aarde als opgestane en verheerlijkte MENS. Dat zou
niet kunnen indien Hij ook niet tegelijkertijd God zelfs was. Over de almacht van de LOGOS/Jezus
zie:
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 130

➢ Mat.21:3: “En als iemand iets tegen u zegt, moet u zeggen dat de Heere ze nodig heeft, en
hij zal ze meteen sturen.”
➢ Mat.28:18: “En Jezus kwam naar hen toe, sprak met hen en zei: Mij is gegeven alle macht
in hemel en op aarde.”
➢ Rom.8:17: “En als wij kinderen zijn, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God en
mede-erfgenamen van Christus; wanneer wij althans met Hem lijden, opdat wij ook
met Hem verheerlijkt worden.”
➢ Ps.2:8: “Eis van Mij en Ik zal U de heidenvolken als Uw eigendom geven, de einden der
aarde als Uw bezit.”
➢ Ps.110:1,2: “De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik
Uw vijanden gemaakt zal hebben tot een voetbank voor Uw voeten. 2 De HEERE strekt Uw
machtige scepter uit vanuit Sion en zegt: Heers te midden van Uw vijanden.”

Wat over YaHWeH is gezegd Is ook over Jezus gezegd


Deuteronomium 10:17: “17 Want de HEERE, Handelingen 10:36: “36 Dit is het woord dat
uw God, is de God der goden en de Heere Hij gezonden heeft tot de Israëlieten,
der heren; die grote, machtige en waardoor Hij vrede verkondigt door Jezus
ontzagwekkende God, Die niet partijdig is en Christus; Deze is de Heere van allen.”
geen geschenk in ontvangst neemt.”
Col.1:20: “20 en dat Hij door Hem alle dingen
met Zichzelf verzoenen zou, door vrede te
maken door het bloed van Zijn kruis, ja door
Hem, zowel de dingen die op de aarde zijn als
de dingen die in de hemelen zijn.”

We lezen bij deze tekst in W. R. Nicoll, The Expositor’s Bible, Armstrong and Son, 1903, blz.
76,77. “De eerstgeborene van heel de schepping.” Op het eerste zicht, lijkt deze naam hem te
plaatsen in de grote familie van wezens als de oudste, en hem te behandelen als een van hen, alleen
maar omdat Hij wordt verklaard in een zekere zin daarvan de eerste te zijn. Die betekenis is aan
deze woorden gegeven; maar het blijkt duidelijk dat dit niet het voornemen is gezien de taal van
het volgende vers, dat wordt er aan toegevoegd om te tonen hoe de titel uitgelegd moet worden.
Dit stelt duidelijk dat Christus “voor de hele schepping” is, en dat Hij uitvoeder [“agent” in het
origineel] van de hele schepping is. Aandringen dat de woorden moeten worden uitgelegd, zodat
hij deel van de “schepping” zou zijn, is tussen de tanden van de apostel terecht komen die deze
uitleg geen verantwoording geeft. Zodat de ware betekenis is dat Hij de eerstgeborene is, in
vergelijking met, of verwijzing naar, de hele schepping. Een dergelijk begrip en meningsuiting is
volkomen grammaticaal toelaatbaar, en is noodzakelijk, want dit vers is dan in gewelddadige
tegenspraak met de volgende zin. (... ) Het hele universum is, als het ware gelijk aan een klasse, en
Hij alleen staat daarboven. Geen enkele taal zou nadrukkelijker en allesomvattender kunnen zijn.
Vier keer in één zin is de uitdrukking “alle dingen” = het hele universum herhaald, en herleid Hem
dus tot Schepper en Heer.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 131

H.C.G. Moule zegt bij déze tekst in zijn, The Cambridge Bible for schools and colleges, The
Epistles to the Colossians and to Philemon, Cambridge, 1894. “de eerstgeborene van elk schepsel ‘]
Beter misschien, “eerstgeborene van heel de schepping” (Lightfoot en RV), of, met een zeer lichte
parafrase, “eerstgeborene over heel de schepping”; geeft de relatie van de prioriteit aan van het
bestaan en het oppergezag of het erfelijke recht. Dus, om een zeer gebrekkige analogie te
gebruiken, de erfgenaam van een erfelijke troon kan worden omschreven als “eerstgeborene tot of
over, het ganse rijk.” Het woord “schepsel” (van het late Latijn creatura) hier waarschijnlijk, zoals
zeker in Rom.8, betekent de “schepping” als geheel; een betekenis waarin het Griekse woord
overheld in het gebruik, in plaats van die van een “wezen” (dat Ellicott en Alford later adopteerden).
Zie Lighlfoot’s nota. “Eerstgeborene”- vergelijk met Ps. Ixx.xix. 27; en de Palestijnse joodse
toepassing, en van daar afgeleid dat de titel “Eerstgeborene” naar de Messias verwijst. Een
soortgelijk woord werd gebruikt van de mysterieuze “Logos” onder de Alexandrijnse Joden, zoals is
aangetoond in de geschriften van Philo een tijdgenoot van Sint Paulus. Dit bezien vanuit dat gebruik
ervan, en in deze verbanden, duidt het woord dus deze dingen aan (a) Prioriteit (voorrang) van het
bestaan, zodat de Zoon vóór het geschapen universum verschijnt, en dus als behorend tot de
eeuwige orde van het zijn; (b) heerschappij over “de hele schepping,” door dit recht van schepper.
(...)
16. “Want”] omdat. Nu volgt het bewijs, gegeven in de creatieve actieve werking van de Zoon, van
Zijn prioriteit en heerschappij over door hem geschapen wezens] Letterlijk maar veel beter, “in
Hem.” De daad van de schepping is hier verondersteld in Hem te berusten, en van Hem afhankelijk
te zijn voor zijn voltooiing en realisatie” (Ellicott). Met andere woorden, het machtige feit dat alle
dingen geschapen verbonden zijn met Hem, zoals een geheime band. De oprichting van de dingen
in Hem was, als het effect van de oorzaak.”

The Pulpit Commentary, Electronic Database geeft er deze uitleg bij: “Vers 27 - Ook zal ik
hem mijn eerstgeborene maken. Er is maar een ware “eerstgeborene” - “de Eniggeborene van de
Vader.” Alle andere zogenaamde “eerstelingen” - zoals Israël (Exodus 4:22), of Ephraim (Jeremia
31:9), David - zijn reflecties of vertegenwoordigers, op een of andere manier, van de ware en enige
echte “Eerstgeborene.” Hoger dan de koningen der aarde; letterlijk, de meest hoge boven de
koningen der aarde; dwz. Hij staat tegenover de andere “koningen van de aarde” als “de
Allerhoogste” vanwege zijn beheer en macht over de engelen.”

J.A.C. van LEEUWEN zegt in zijn commentaar op de brief aan de Kollossensen bij hoofdstuk
1 vers18: “Hij toch is het begin, eerstgeborene uit de dood; nergens elders noemt Paulus de Christus
„begin”; om zijn bedoeling te verstaan, moeten wij in gedachten houden, dat hij hier handelt over
de betrekking van Christus tot het geheel der herschepping: Hij is het begin, de eerste in een ganse
reeks; al wat er is aan vernieuwing en wedergeboorte is door Hem gewerkt; met Hem is het voor
zijn kerk begonnen; en wel, gelijk nader wordt gezegd, omdat Hij is eerstgeborene uit de dood; ook
hier, evenals in vs. 15, ligt in dit „eerstgeborene” meer de gedachte aan rang- dan aan volgorde;
ook vóór Christus’ opstanding zijn er doden tot het leven teruggekeerd; doch eerstgeborene uit de
dood is Hij alleen: door zijn opstanding is Hij het Hoofd, en door de kracht zijner opstanding het
leven der kerk.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 132

Opdat in alles Hij de eerste plaats zou bekleden; duidelijk wordt voor Hem hier de eer opgeëist, die
Hem alleen en Hem ten volle toekomt: Hij neemt de eerste plaats in; Hem is gegeven „een naam
boven alle naam”, Fil. 2: 9. In ieder opzicht is Hij de eerste; de nadruk, die dit „in alles” heeft, wijst
erop, dat ook hier een tegenstelling ligt tegen de dwalingen, die Paulus gaat afwijzen.”
Wat Prof. J.A.C. van LEEUWEN zegt in het vorige is duidelijk weergegeven bijvoorbeeld als Jezus
aan de gemeente Sardis schrijft: “Wie overwint, zal bekleed worden met witte kleren en Ik zal zijn
naam beslist niet uitwissen uit het boek des levens, maar Ik zal zijn naam belijden voor Mijn Vader
en voor Zijn engelen.” Openbaring 3:5 En aan Filadelfia is zijn macht aldus beschreven: “En schrijf
aan de engel van de gemeente in Filadelfia: Dit zegt de Heilige, de Waarachtige, Die de sleutel van
David heeft, Die opent en niemand sluit, en Hij sluit en niemand opent” Openbaring 3:7

Aloys (in zijn Christ In Christian Tradition, Vol.1, blz. 25) komt vastbesloten tot de conclusie
dat “prōtotokos” niet moet gelezen worden als voor een tijds-definitie. Het zegt dat in Bijbelse
taal een feitelijke “pre” overeen komt met de tijdelijke “pre” van de eerstgeborene (Ps.89:28 /
Ex.4:22 / Hebreeën 12:23). Het geeft simpelweg een “waardigheid” weer. Christus de
eerstgeborene moet worden gezien in zijn heerschappij over de engelen als krachten en hier is een
“tijdelijk” bestaan vóór de engelen “niet het punt in kwestie.”

Een opstapje hoe dat BEGRIP in het OT is gebruikt!


Aan de eerstgeboren zonen in Israël werden er 3 privileges gegeven.
1°) De eerstgeborene had het voorrecht om de heerschappij te hebben over de familie. Hij is de
voornaamste van een vaderhuis of familiegroep.
2°) De eerstgeborene in de Levitische stam had het recht tot het priesterschap van de familie.
3°) De eerstgeborene had het voorrecht van de belangrijkste erfgenaam te zijn. Dat ging gewoon
over naar zijn eerste zoon als de familievader voortijdig stierf.
MAAR: de titel “Eerstgeborene” is overdraagbaar. Dat was het geval bij de zonen van Jozef dat is
beschreven in Gen.41:51-52: “51 Jozef gaf de eerstgeborene de naam Manasse. Want, zei hij, God
heeft mij al mijn moeite en heel mijn familie doen vergeten. 52 De tweede gaf hij de naam
Efraïm. Want, zei hij, God heeft mij vruchtbaar doen worden in het land van mijn verdrukking.” Jer.
31:9: “… want Ik ben Israël tot een Vader, en Efraïm – Mijn eerstgeborene is hij.” Hier speelt dus
niet de volgorde van de zonen van iemand niet mee, hier gaat het om de latere verwantschap.
Maar ook als het NIET om rangorde gaat dan blijft steeds in zo een geval, de positie bestaan in de
familie. En alle daaraan verbonden rechten en plichten zijn dan overgegaan.

Ook de Wachttoren geeft dat toe in Inzicht, Deel 1, bij het begrip Jozef, blz.1345:
“Jakob zegent Jozefs zonen. Ongeveer twaalf jaar na de hongersnood bracht Jozef zijn twee zonen,
Manasse en Efraïm, naar Jakob. Bij deze gelegenheid gaf Jakob te kennen dat Jozef het
eerstgeboorterecht zou krijgen en dat hij Efraïm en Manasse als zijn eigen zonen beschouwde.” We
moeten dat even onthouden want de Wachttoren gaat op een bepaald moment een overdreven
nadruk leggen op Jezus als de “eerstgeborene.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 133

Bovendien: er ZIJN UITZONDERINGEN. Het kan ook wijzen naar degene die de belangrijkste
persoon was, en de oudste zoon was dat normaliter. Als er geen mannelijke kinderen waren, dan
is het de oudste dochter die de positie innam.
David (= Jezus is de grotere David) heeft in Ps.89:28 de titel “eerstgeborene” maar dat verwijst niet
naar zijn geboorte gezien hij de jongste is van zijn broeders (1 Kron.2:13-15). Het geeft aan dat hij
volgens Gods regeling hoger staat dan zijn broeders. David zal bovendien de eerste koning
opvolgen op een speciale manier. Zo is ook Jezus niet lichamelijk de eerste in lijn om de
eerstgeborene - in de zin van koning - te worden maar ook Hij heeft dat recht op Gods bevel
(Ps.110:1-4 / Luc.1:32). Hij is de eerste zondeloze koning van Israël! En dat Jezus die functie
werkelijk heeft dat zien we dat in het uitstorten ven de Heilige Geest op de Pinksterdag.

In Jer.31:9 is van Efraïm gezegd dat hij de “eerstgeborene” is. En ook hier klopt dat niet met
de werkelijkheid want zijn broer Manasse is ouder dan hij [zie punt twee hier boven]. De laatste
heeft echter zijn rechten verloren wegens slecht gedrag. De opvolger van Mozes, Jozua is de zoon
van Nun, uitgekozen uit de stam van Efraïm (Numeri 13:8). En koning Salomo is niet de
“eerstgeborene” van David, maar krijgt toch de opvolging van de troon op goddelijk bevel (1
Kron.28:5).
Dan zijn de 4 van de acht teksten in het NT waar Christus de; “eerstgeboren der doden” (of “uit
de doden”) genoemd wordt. Dat zijn Rom.8:29 / Col.1:18 / Heb.1:6 / Opb.1:5. Jezus is de Christus
en heeft, in figuurlijke betekenis de titel van: “de eerstgeborene onder vele broeders” (Rom.8:29).
Dat moet dus op de EERSTE = de chef van de gemeente slaan = het lichaam van Christus. Daar is
Hij het hoofd van:
➢ Epheze 5:23: “want de man is hoofd van de vrouw, zoals ook Christus Hoofd van de gemeente
is; en Hij is de Behouder van het lichaam.”
➢ Col.1:18: “En Hij is het hoofd van het lichaam, namelijk van de gemeente, Hij, Die het begin is,
de Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in allen de Eerste zou zijn.”
Een titel die Jezus maar krijgt na zijn dood en opstanding. Jehovah’s Getuigen redeneren dat
de gedachte, “eerstgeborene uit de doden” wijst naar de opstanding van Christus. We lezen in
Citaat ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, druk oktober 2019, bij het begrip ‘eerstgeboren’: “Jezus
Christus wordt zowel „de eerstgeborene van heel de schepping” als „de eerstgeborene uit de
doden” genoemd — niet louter in de zin dat hij de voornaamste is van degenen die God
geschapen of opgewekt heeft, maar dat hij in feite de eerste was die werd geschapen en de
eerste die uit de doden tot eeuwig leven werd opgewekt (Kol 1:15, 18; Opb 1:5; 3:14).” Dat
wijst naar ZIJN Opstanding, het geeft het begin aan van de Nieuwe Schepping. Maar deze
teksten spreken voor ons nog duidelijker in een speciale en exclusieve betekenis van de Heer
als diegene door wie wij als gelovigen zullen opgewekt worden uit de doden. Want Christus is
ook de “baas” = “hoofd van” de gemeente, die nieuwe schepping. Het is hier een titel zoals in
Rom.8:29 / Heb.1:6 duidelijk is weergegeven. Dit volgt uit het feit dat vóór de komst van
Christus mensen uit de dood zijn opgewekt.
1. Hij is niet de eerste die is opgestaan in tijd.
2. Hij is wél de eerste in waardigheid. Want alle opstanding is door Hem (Rom.14:9).
3. Dit is er wel bij ingesloten, maar de nadruk is niet de prioriteit maar superioriteit
van de Heer: Zijn macht over de dood.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 134

Maar dit is figuurlijk te verstaan. Lichamelijk is er slechts één eerstgeborene maar gezien alle
heiligen Gods eenzelfde overtreffende gave ontvangen van hun Vader, zijn ze allen afzonderlijk
eerstgeborenen.

Blijft alleen nog over Heb.11:28 = de letterlijke eerstgeborenen van Egypte die gered
worden omdat er bloed aan de deurposten gestreken was.

We gaan nu dieper in op Col.1:15 de achtste van die teksten. Daarom de vraag of - met het
oog op al het voorgaande - men zulk een nadrukkelijke waarde moet hechten aan “prōtotokos” in
Col.1:15. Dat vraagt H. Cremer blz.555,556 zich af in zijn woordenboek.

Om aan te tonen dat het begrip in de Griekse taal regelmatig een figuurlijke en symbolische
betekenis heeft van eerste in de zin van eerste in rang of status verwijzen we naar Polycarpus. Hij
is de bekendste discipel van de apostel Johannes en stierf in het jaar 155 na Chr. Hij schreef een
epistel aan de Phillipenzen dat we vinden in de Ante-nicene Fathers, editie door Roberts &
Donaldson deel 1, blz.34. In hoofdstuk zeven staat: “Allen die niet belijden dat Jezus Christus
gekomen is in het vlees is een antichrist en wie niet getuigd over het kruis is uit de duivel, zo ook
wie de orakelen van de Heer verdraaid naar zijn eigen lusten, en zegt dat er geen opstanding is of
oordeel, hij is de eerstgeborene van de Satan.”

Citaat ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, druk oktober 2019, bij het begrip ‘eerstgeboren’: “De
apostel Johannes beschrijft de Heer Jezus Christus herhaaldelijk als de eniggeboren Zoon van God
(Jo 1:14; 3:16, 18; 1Jo 4:9). Hij doelde daarbij niet op zijn menselijke geboorte of op hem als
slechts de mens Jezus. Als de Loʹgos, of het Woord, was „deze . . . in het begin bij God”, ja,
„voordat de wereld was” (Jo 1:1, 2; 17:5, 24). Reeds destijds, in zijn voormenselijke bestaan, werd
hij de „eniggeboren Zoon” genoemd, die door zijn Vader „naar de wereld” werd gezonden. — 1Jo
4:9.
Van hem wordt gezegd dat hij „een heerlijkheid [had] zoals die van een eniggeboren zoon
van een vader” en dat hij „in de boezempositie bij de Vader” was (Jo 1:14, 18). Men kan zich
moeilijk een inniger, vertrouwelijker, liefdevoller en tederder verhouding tussen een vader en
zijn zoon voorstellen dan deze.” (Wij onderlijnen en kleuren de tekst, blz.633.)

Deze teksten zeggen dan ook niet dat Christus; “de meest prominente onder Gods met
verstand begiftigde schepselen” is volgens ‘DE WACHTTOREN’ van 1 juli 1978, blz.16 maar dat Hij
is wat de Vader is = absolute Schepper. Arndt en Gingrich merken in hun woordenboek op bij dit
begrip (blz.734) dat eerstgeborene dus niet altijd te maken heeft met geboren worden of ontstaan.
Adam Clarke zegt: “Zo noemt God Israël zijn eerstgeboren, Ex.4:22. En zelfs Ephraïm is Gods
eerstgeborene genoemd, Jer.31:9. In dezelfde betekenis is het soms op Jezus Christus toegepast,
om zijn alles overtreffende waardigheid te beschrijven, met het eeuwige zoonschap of zijn
goddelijke natuur wat een ongegrond vooroordeel en oppervlakkig denken zou veronderstellen” ➔
Commentary bij dit vers. En als uitleg bij Col.1:15 geeft hij o.a.: “Door meerdere
wetenschapsmensen is het toegegeven dat zelfs Jehovah, de Vader door oudere Joodse schrijvers
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 135

als de eerstgeborene is beschreven. Zoals de Joden Jehovah de titel geven van “becaro shelolam”
t.t.z. de eerstgeborene van de ganse wereld of van alle schepping, zodoende zijn schepping en
voortbrengen van alle dingen weergevend. Zo is ook Christus hier genoemd” ➔ Commentary bij
dit vers. Zie ook J. B. Lightfoot in zijn commentaar op Colossenzen bij deze tekst. Een eerstgeborene
heeft beschikkingsrecht over zijn ganse bezit. God is de enige Heer in het universum en heeft een
soevereine beslissing over alles en iedereen.

Een letterlijke “eerstgeborene” is de Christus dus niet, wel in symbolische zin. Een kleine
nuance: men zou kunnen zeggen dat Jezus de eerstgeborene is maar dan gaat het om Zijn geboorte
in/uit de maagd Maria, niet om de LOGOS als eerstgeborene. Dat is wat de Wachttoren er zo maar
wil van maken. Want in waardigheid, soevereiniteit en macht is Hij – vanaf de menselijke geboorte
- meer dan schepselen. Hij is de HEER over de schepselen. Dat alles wordt duidelijk in de volgende
verzen. Zo ook is de uitdrukking “uit God geboren” nooit gebruikt in verband met Jezus Christus.
Kerkvaders zullen later deze uitdrukking gebruiken maar wel in een andere betekenis. Het zoon-
schap van de Heer is geheel enig en onvergelijkelijk. In Col.1:18 / Opb.1:5 is Christus beschreven
als de “eerstgeborene uit de doden”, maar dat mag niet letterlijk gelezen worden, want
bijvoorbeeld Lazarus is vóór Hem uit de doden opgestaan. In waardigheid echter is Christus de
“eerstgeborene”: Hij is deze die alle rechten heeft, Hij door wie allen uit de dood zullen opgewekt
worden (vb. Joh.5:24-29).

En daarom is de uitleg van H. Cremer in zijn woordenboek (blz.556) de enige mogelijke bij
Col.1:15: “Hij (Christus) is geen deel van de schepping, maar Zijn relatie tot de ganse schepping
krijgt zijn bevestiging hierin, dat Hij de “eerstgeborene van de schepping is”, gezien vanuit vers 16,
waaruit blijkt dat er zonder hem géén schepping zou zijn. Er staat niet dat Hij “geschapen” is
(ktisteis) of “gemaakt” (tetheisa).” Johannes 1:11: “11 Hij kwam tot het Zijne, maar de Zijnen
hebben Hem niet aangenomen.”

Indien Paulus had willen schrijven dat Christus de eerste van een reeks scheppingen van
God was had hij bijvoorbeeld het woord “prootoktistos” of het woord “prootogonos” kunnen
gebruiken. Die woorden staan nooit in de Schrift, hoewel ze gebruikt worden door Philo van
Alexandrië in zijn Logos-Leer. Dat de Heer géén “eerste” schepsel is volgt verder uit de samenhang
van dit Bijbelgedeelte. Want de voorstelling van Christus als schepsel is in strijd met de uitspraken
van verzen 16,17. “Prōtotokos” heeft hier niets te maken met volgorde van schepping, eerst
Christus later andere schepselen, maar met rangorde. De term is hier niet gebruikt in een betekenis
dat Christus onderdeel is van de schepping. Wel echter in comparatieve (of = “vergelijkende”) zin:
Hij is eerstgeborene over de schepselen, Hij staat als hoofd boven de schepping. [U hoeft er me
niet op te wijzen dat enkele kerkvaders “prōtotokos” en “prootoktistos” door elkaar gebruiken.
We weten dat, maar al je me dat als Jehovah Getuige opmerkt ga dan toch eens naar het twaalfde
hoofdstuk van mijn boek waar die citaten staan. Let erop dat die kerkvaders niet leren dat de
LOGOS een schepping is van God.]

Letten we zeker op dit: op de term “alle” - dat hier zeven keer gebruikt is - volgens
Col.1:15,16 [tweemaal], 17 [tweemaal] 18 en 20). Hier is Jezus uitgesloten van de schepselen. De
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 136

bediening van Jezus als schepper is inclusief, dat alles, is van Hem en Hij is er de maker van. Alle
dingen is hier “τα παντα” = het alles in de meest collectieve betekenis, en DE LOGOS is daar niet
bij.
1. Door Hem zijn alle dingen geschapen
2. Alle dingen zijn door Hem
3. Hij is vóór alle dingen
4. In Hem bestaan alle dingen tezamen
5. Hijzelf zal komen naar de eerste plaats in alles hebben
6. Alle volheid in Hem te wonen
7. Door Hem alle dingen met Zichzelf te verzoenen
“16 Want door Hem zijn alle dingen geschapen die in de hemelen en die op de aarde zijn, die
zichtbaar en die onzichtbaar zijn: tronen, heerschappijen, overheden of machten; alle dingen zijn
door Hem en voor Hem geschapen. 17 En Hij is vóór alle dingen, en alle dingen bestaan tezamen
door Hem.18 En Hij is het hoofd van het lichaam, namelijk van de gemeente, Hij, Die het begin
is, de Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in allen de Eerste zou zijn.19 Want het heeft de
Vader behaagd dat in Hem heel de volheid wonen zou, 20 en dat Hij door Hem alle dingen met
Zichzelf verzoenen zou, door vrede te maken door het bloed van Zijn kruis, jadoor Hem, zowel de
dingen die op de aarde zijn als de dingen die in de hemelen zijn.” Het gaat hier niet om de
verzoening die aan God is gebracht maar: met Zichzelf verzoenen zou en dat kan toch alleen van
God gezegd worden!

Willen jullie, Jehovah Getuigen, eens dit lijstje bekijken in jullie eigen Bijbel en ik zeg het nu
al: waarschijnlijk zullen jullie met me eens zijn dat vele teksten over een metaforische betekenis
van “Eerstgeborene” gaan! Ik zie die titel als een eervolle achting of superioriteit in de volgende
teksten: Exodus 4:22 / Psalm 89:27 / Jeremia 31:9 / Hebreeën 12:22,23 / Romeinen 8:29 /
Colossenzen 1:18 en Openbaring 1:5. En daar zet ik ook nog Colossenzen 1:15 bij omdat het
gewoonweg niet gaat om hem de eerste om een reeks van scheppingen te beschrijven. Is het jullie
niet duidelijk genoeg als er van de LOGOS/Jezus dit staat in Johannes 1:3: “Alle dingen zijn door
het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is.” Begrijpen jullie
niet wat er staat? Geen enkel ding dat gemaakt is! Dus er bestaat geen enkel schepsel in het
universum dat niet door de LOGOS/Jezus gemaakt is! Waarom komen jullie ons dan het verhaal
aanpraten dat Jezus een schepsel is: het eerste maar niettemin een schepsel. Dat is dan toch in
flagrante tegenspraak met Johannes 1:3!

In de Korte verklaring van deze brief aan de Colossenzen schrijft Dr. J.A.C. van Leeuwen
deze opmerkelijke woorden: “En gans de brief is vol van de gedachte, dat het, om de betekenis van
de Christus, dwaasheid is, iets buiten Hem te willen zoeken. Om dit in het licht te stellen, wijst de
apostel op Hem als de Middelaar in het werk der schepping, 1: 16, zo goed als in dat der
herschepping en verlossing, 1: 18. Geen macht in hemel of op aarde is dus buiten Hem, van geen
macht, welke ook, behoeft bevrijding gezocht dan door bet geloof in Hem. Zo bestrijdt de apostel
een vals dualisme, en wijst op de kosmische betekenis van de Christus.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 137

De Messias is de “eerstgeborene” van YaHWeH God,


vanaf het moment dat de LOGOS mens is geworden, vanuit
de menselijke aspecten gezien, is Hij de beloofde Messias.

Profetie Vervulling

Psalm 89:27,28 Marcus 16:6


“Híj zal tot Mij roepen: U “Wees niet ontdaan. U zoekt Jezus de Nazarener,
bent mijn Vader, mijn God de Gekruisigde. Hij is opgewekt!”
en de rots van mijn heil. Colossenzen 1:18
28 Ja, Ík zal hem tot een “de Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in allen
eerstgeboren zoon de Eerste zou zijn.”
maken, tot de Openbaring 1:5
allerhoogste van de “Die de getrouwe Getuige is, de Eerstgeborene uit
koningen van de aarde.” de doden en de Vorst van de koningen der aarde”

Om aan te tonen dat het begrip in de Griekse taal regelmatig een figuurlijke en symbolische
betekenis heeft van eerste in de zin van eerste in rang of status verwijzen we naar Polycarpus.
Polycarpus, een leerling van Johannes, stierf in het jaar 155 na Chr. Hij schreef een epistel aan de
Phillipenzen dat we vinden in de Ante-nicene Fathers, editie door Roberts & Donaldson deel 1,
blz.34. In hoofdstuk zeven staat: “Allen die niet belijden dat Jezus Christus gekomen is in het vlees
is een antichrist en wie niet getuigd over het kruis is uit de duivel, zo ook wie de orakelen van de
Heer verdraaid naar zijn eigen lusten, en zegt dat er geen opstanding is of oordeel, hij is de
eerstgeborene van de Satan” (wij onderlijnen in de tekststrepen).

Als de Logos een schepsel is, dan klopt er iets niet met deze uitspraken:
Dit zegt Jesaja 44:24 over YaHWeH: ”Zo zegt de Dit zegt Johannes over Jezus in
HERE, uw Verlosser, en uw Formeerder van de Johannes 1:3: ”ALLES IS DOOR
moederschoot aan: Ik ben de HERE, DIE ALLES HEM ONTSTAAN, en buiten Hem
GEMAAKT HEB; die de hemel heb uitgespannen, om is er niets ontstaan. Wat
Ik alleen; die de aarde uitgebreid heb door eigen ontstaan was.”
kracht.” NBG-vertaling 1951 Willibrordvertaling 1995

Dat begrip interpreteren in verband met Jezus

Hoe moeten we dat begrip dan vertolken in verband met Jezus. Hij wordt de eerstgeborene
genoemd van Maria in Lucas 2:7 en ook Mat.1:25 in sommige Bijbels. Jezus is natuurlijk de
“eerstgeborene” van Maria (Luc.2:7). En het doet er dan niet meer toe of we de uitleg van de
broeders en zusters die in zijn verband genoemd worden uitleggen als Protestanten doen =
vleselijke broeders en zusters, ofwel de Katholieke uitleg = het zijn de kinderen van Jozef uit een
voorafgaand huwelijk (Mat.13:53-58).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 138

Dan zijn er vier teksten waar Christus de; “eerstgeboren der doden” (of “uit de doden”)
genoemd wordt zijn Rom.8:29 / Col.1:18 / Heb.1:6 / Opb.1:5. Jehovah’s Getuigen redeneren dat
de gedachte, “eerstgeborene uit de doden” wijst naar de opstanding van Christus. We lezen in
‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, blz.580 dat: “eerstgeborene uit de doden (...) niet louter in de zin dat
hij de voornaamste is van degenen die God (...) opgewekt heeft, maar dat hij in feite de eerste
was (...) die uit de doden tot eeuwig leven werd opgewekt.” Dat wijst naar ZIJN Opstanding. Maar
deze teksten spreken voor ons nog duidelijker in een speciale en exclusieve betekenis van de Heer
als diegene door wie wij als gelovigen zullen opgewekt worden uit de doden. Het is hier een titel
zoals in Rom.8:29 / Heb.1:6. Dit volgt uit het feit dat vóór de komst van Christus mensen uit de
dood zijn opgewekt. Hij is niet de eerste die is opgestaan in tijd. Hij is wél de eerste in waardigheid.
Want alle opstanding is door Hem (Rom.14:9). Dit is er wel bij ingesloten, maar de nadruk is niet
de prioriteit maar superioriteit van de Heer: Zijn macht over de dood.

Vergelijk dit met de Messiaanse uitspraak van Ps.89:28 SV: “Ook zal ik hem ten
eerstgeboren zoon stellen, ten hoogste over de koningen der aarde.” Een nadruk op de rangorde
is hier overduidelijk. Christus is de “Vorst des levens” zegt Hand.3:15. Het Grieks heeft hier voor
“Vorst” het woord “archegos” t.t.z. Hoofd, Begin = vgl. Opb.3:14. Een parallel met 1 Cor.15:20 en
Col. 1:18 is niet uitgesloten. Het begrip “eersteling” in de Corinthebrief = aparchè en
“eerstgeborene” in de Colossenzenbrief = “Prōtotokos” zijn parallel. Ze zijn ook synoniem in de
Griekse Septuaginta vertaling van Neh.10:36,37 en Ezech.44:30.

Woorden en begrippen onderscheiden, er kan méér dan 1 betekenis zijn, maar er is een grens!

David (=Jezus de grotere David?) heeft in Ps.89:28 de titel “eerstgeborene” maar dat
verwijst niet naar zijn geboorte gezien hij de jongste is van zijn broeders (1 Kron.2:13-15). Het geeft
aan dat hij wel volgens Gods regeling hoger staat dan zijn broeders. In Jer.31:9 is van Efraïm gezegd
dat hij de “eerstgeborene” is. En ook hier klopt dat niet met de werkelijkheid want zijn broer
Manasse is ouder dan hij. De laatste heeft echter zijn rechten verloren wegens slecht gedrag. En
koning Salomo is niet de eerstgeborene van David, maar krijgt toch de opvolging van de troon op
goddelijk bevel (1 Kron.28:5). Zo is ook Jezus niet lichamelijk de eerste in lijn om de eerstgeborene
- in de zin van koning - te worden maar ook Hij heeft dat recht op Gods bevel (Ps.110:1-4 / Luc.1:32).
Hij is ook de eerste zondeloze koning van Israël! Er zijn nog voorbeelden aan te halen waar het
begrip “eerstgeborene” niets te maken heeft met een “geboorte” maar gebruikt is als een titel
van waardigheid en prestige. Verder worden in Heb.12:23 alle gelovigen in Christus eerstgeboren
genoemd. Maar dit is figuurlijk te verstaan. Lichamelijk is er slechts één eerstgeborene maar gezien
alle heiligen Gods eenzelfde overtreffende gave ontvangen van hun Vader, zijn ze allen afzonderlijk
eerstgeborenen.

Blijft alleen Heb.11:28 = eerstgeborenen van Egypte en Col.1:15. Daarom de vraag of met
het oog op het voorgaande men zulk een nadrukkelijke waarde moet hechten aan “Prōtotokos” in
Col.1:15 (zie H. Cremer blz.555,556).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 139

Indien Paulus had willen schrijven dat Christus de eerste van een reeks scheppingen van
God was had hij bijvoorbeeld het woord “prootoktistos” of het woord “prootogonos” kunnen
gebruiken. Die woorden staan nooit in de Schrift, hoewel ze gebruikt worden door Philo van
Alexandrië in zijn Logos-Leer. Dat de Heer géén “eerste” schepsel is volgt verder uit de samenhang
van dit Bijbelgedeelte. Want de voorstelling van Christus als schepsel is in strijd met de uitspraken
van verzen 16,17. “Prōtotokos” heeft hier niets te maken met volgorde van schepping, eerst
Christus later andere schepselen, maar met rangorde. De term is hier niet gebruikt in een betekenis
dat Christus onderdeel is van de schepping. Wel echter in comparatieve (of = “vergelijkende”) zin:
Hij is eerstgeborene over de schepselen, Hij staat als hoofd boven de schepping.

Deze teksten zeggen dan ook niet dat Christus; “de meest prominente onder Gods met
verstand begiftigde schepselen” is volgens ‘DE WACHTTOREN’ van 1 juli 1978, blz.16 maar dat Hij
is wat de Vader is, absolute Schepper. Arndt en Gingrich merken bij dit woord op (blz.734) dat
eerstgeborene dus niet altijd te maken heeft met geboren worden of ontstaan. Adam Clarke zegt:
“Zo noemt God Israël zijn eerstgeboren, Ex.4:22. En zelfs Ephraïm is Gods eerstgeborene genoemd,
Jer.31:9. In dezelfde betekenis is het soms op Jezus Christus toegepast, om zijn alles overtreffende
waardigheid te beschrijven, met het eeuwige zoonschap of zijn goddelijke natuur wat een
ongegrond vooroordeel en oppervlakkig denken zou veronderstellen” ➔ ‘Commentary’, deel 3,
blz.499. En als uitleg bij Col.1:15 geeft hij o.a.: “Door meerdere wetenschapsmensen is het
toegegeven dat zelfs Jehovah, de Vader door oudere Joodse schrijvers als de eerstgeborene is
beschreven. Zoals de Joden Jehovah de titel geven van “becaro shelolam” t.t.z. de eerstgeborene
van de ganse wereld of van alle schepping, zodoende zijn schepping en voortbrengen van alle
dingen weergevend. Zo is ook Christus hier genoemd” ➔ ‘Commentary’, deel 6, blz.516. Zie ook
J.B. Lightfoot in zijn commentaar op Colossenzen bij deze tekst. Een eerstgeborene heeft
beschikkingsrecht over zijn ganse bezit. God is de enige Heer in het universum en heeft een
soevereine beslissing over alles en iedereen.

Een letterlijke “eerstgeborene” is de Christus dus niet, wel in symbolische zin. Hij is niet de
“eerste mens “die geboren is, dat was Adam. Jezus is echter wel de “eerste van een totaal andere
orde. Want in waardigheid, soevereiniteit en macht is Hij meer dan schepselen en Heer over de
schepselen. Dat alles wordt duidelijk in de volgende verzen. Zo ook is de uitdrukking “uit God
geboren” nooit gebruikt in verband met Jezus Christus. Kerkvaders zullen later deze uitdrukking
gebruiken maar wel in een andere betekenis. Het zoon-zijn van de Heer is geheel enig en
onvergelijkelijk. In Col.1:18 / Opb.1:5 is Christus beschreven als de “eerstgeborene uit de doden”,
maar dat mag niet letterlijk gelezen worden, want bijvoorbeeld Lazarus is vóór Hem uit de doden
opgestaan. In waardigheid echter is Christus de “eerstgeborene”: deze die alle rechten heeft, Hij
door wie allen uit de dood zullen opgewekt worden (vb. Joh.5:24-29).

En nog wat over “het beeld van den onzichtbare God”, in dit vers 15 van Col.1. Het begrip
“icoon” heeft in onze taal, en de meeste andere westerse talen de betekenis van een afbeelding
die het origineel voorstelt. Kan de “icoon” iemand anders voorstellen dan, de originele persoon?
Die vraag heeft te maken met de interpretatie van Col.1:15. Is Christus die de “icoon” is van de
Vader de voorstelling van hemzelf of van de Vader? Het spreekt voor zichzelf van de Vader. Anders
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 140

is Hij de “icoon” van God niet meer. In het andere geval is Hij maar beeld van iemand anders! Niet
te vergeten; wie de Zoon gezien heeft die heeft ook aldus de Vader gezien Joh.14:8,9. In een
uiterlijke vorm dan wel, niemand van zijn discipelen kan naspeuren wat er in de “geest” van Jezus
omging.

Het is vanuit de inleidingen van de brieven uit het NT duidelijk dat de Vader en de Zoon
beiden een “zelfstandigheid” zijn (gebruiken wij bij gebrek aan een beter woord). De “genade” die
de schrijver overbrengt aan de lezer komt van hen beiden. Zodat we van daaruit de leer mogen
verwerpen van enkele Pinksterkerken waar de “Oneness” = eenheid van één God geleerd wordt.
Zie naar; Rom.1:7 / 1 Cor.1:3 / 2 Cor.1:2 / Gal.1:3 / Eph.1:12 / Phil.1:2 / 2 Thes.1:2 / Philemon 3
(zie ook ter ondersteuning nog Eph.6:23) / 1 Thes.1:1 / 2 Thes.1:1 / 1 Tim.1:1,2 / 2 Tim.1:2 / Tit.1:4
/ Jac.1:1 / 2 Pet.1:2 / 2 Joh.3.

2.6 KOLOSSSALE SCHRIFTVERVALSING VAN COL.1:15-20

Het zou te mooi geweest zijn indien we in de NWV van Col.1:15-20 niet één of andere
spitsvondigheid hadden om het belang van de tekst af te zwakken. In de verzen 16 tot 20 hebben
ze vijfmaal het woord “andere” bij de tekst gevoegd in hun Bijbel. In de uitgave van 1950 in de
tekst zelf, maar bij latere uitgaven tussen haakjes geplaatst. Omdat zij een overweldigende kritiek
hierop kregen. Zij vertalen vers 16 als volgt: “want door bemiddeling van hem werden alle
[andere] dingen in de hemelen en op aarde geschapen” (uitgave 1995). Deze toevoeging zeggen
ze is gewettigd in een artikel van het tijdschrift ‘Ontwaakt!’ van 8 jan.1965, blz.27-29. Zo geeft men
twee voorbeelden waar sommige vertalingen ook “andere” toegevoegd hebben in de tekst
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 141

(Luc.13:3 en Luc.21:29) als verduidelijking van de context. Dit is waar. Maar maakt Col.1:15-20
geen verschil tussen schepselen en de Schepper?

Nog een citaat uit ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, druk oktober 2019, bij het begrip ‘Jezus
Christus’ als inleiding bij dit deel!
“De eerstgeboren Zoon was echter de enige rechtstreekse schepping van zijn Vader en op grond
daarvan uniek en verschillend van alle andere zonen van God, die allen door Jehovah waren
geschapen of verwekt door tussenkomst van die eerstgeboren Zoon. „Het Woord” was dus in een
speciale betekenis Jehovah’s „eniggeboren Zoon”, evenals Isaäk in een speciale betekenis
Abrahams „eniggeboren zoon” was (zijn vader had al een andere zoon maar niet bij zijn vrouw
Sara). — Heb 11:17; Ge 16:15.” De Wachttoren speelt hier met een begrip dat de Bijbel zelf niet
kent: “de enige rechtstreekse schepping van zijn Vader.” Ze gaan enkele teksten met het Nieuwe
Testament in de hand met een gewiekstheid en vergezochte uitleg fabriceren! Vooral deze tekst
van Paulus moet wat nieuwe verfstreken er bovenop krijgen! Zo maken ze theologie naar hun
maat!

Laat ons even kijken naar de superlatieven die Paulus hier gebruikt om het werk van
Christus te beschrijven. Zo zegt vers 16 dat “in Hem” geschapen is en niet “door bemiddeling van
hem” zoals de WT verkeerdelijk “en autõi” vertaald. (Hun eigen ‘Kingdom Translation’ geeft dit te
kennen). De Psalmist beschrijft YaHWeH als diegene die de fundamenten heeft gelegd van alle
schepping in Ps.102:24-27. Maar nu is het deze die wordt aangehaald door de schrijver van het
boek aan de Hebreeën, met Christus als onderwerp (Heb.1:10-12). Het commentaar van de WT in
dit verband klopt dus niet als een bus. Ze zeggen volgens ‘Inzicht in de Schrift’ deel 1, versie 1997:
“De woorden in Psalm 102:25, 26 zijn van toepassing op Jehovah God, maar de apostel Paulus
citeert ze met betrekking tot Jezus Christus. Hij kon dit doen omdat Gods eniggeboren Zoon Gods
persoonlijke Vertegenwoordiger was, die een aandeel had aan het scheppen van het stoffelijke
universum. Paulus stelt de onveranderlijkheid van de Zoon tegenover de bestendigheid van de
stoffelijke schepping; God zou deze schepping, als hij dit wilde, kunnen “samenrollen net als een
mantel” en terzijde kunnen leggen. – Heb 1:1, 2, 8, 10-12; vgl. 1 Pe 2:3, vtn” (Blz.1023).

Daarop zegt vers 17 volgens de NWV: “Ook is hij vóór [alle] andere dingen en door
bemiddeling van hem werden [alle] andere dingen tot bestaan geroepen” (uitgave 1995). Dit is
een afschuwelijke verminking van de oorspronkelijke tekst waar staat: “en hij is vóór alle dingen
en het alles houdt in hem bij elkaar.” De Heer staat hier werkelijk boven de schepping. Het ganse
universum (“het alles” in het Grieks) valt of staat met Hem of door Hem. In vers 16 staat dat “in
Hem” alles is geschapen, waardoor Hij als absoluut Schepper is aangegeven (vgl. Joh.1:4 met
Hand.17:28). In vers 17 staat er eerst dat Hij vóór alle dingen “is”. Hij “bestaat” en alles in het
universum (zichtbare of onzichtbare) van Hem afhankelijk is voor voortbestaan. (Vergelijk Neh.9:6
/ Opb.5:8-14.)

We vervalsen de Schrift wanneer we vers 17 lezen, zoals de WT doet: “Hij is vóór alle
[andere] dingen.” Dit gaat niet op. Er staat hier niet dat de Heer “geworden is” = Grieks “egeneto”
maar degelijk dat Hij “is” = estin = bestaat. Ook het voorzetsel vóór (pro) sluit dit uit. Dit voorzetsel
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 142

vóór gebruikt met een persoonsnaam wijst altijd op prioriteit in bestaan en niet op de rang zoals
ook in Joh.5:7 / Rom.16:7 / Gal.1:17 (volg. Arndt-Gingrich, blz.798 / Thayer, blz.605). Dezelfde
afschuwelijke verminking als hier geeft de WT ook bij Hand.10:36. Volgens hen is Christus niet;
“Heer over allen” zoals de Griekse tekst zegt, maar “Heer over alle ANDEREN.” “Kan een mens in
tijd van nood soms rare dingen zeggen” laat cabaretier Fons Janssen één zijner personages
belijden. De WT heeft ons geen nieuwe vertaling van de Schrift gegeven maar door de nood
gedreven een groots opgezette Frankenstein op de wereld losgelaten.

We geven hier een scan uit The Kingdom Interlinear Translation of the Greek Scriptures,
waar ook verwijzingen zijn aangegeven door de samenstellers van die Bijbel. We geven het mee
omdat iemand me ooit er opmerkzaam bij maakte die teksten eens te bekijken. Hebben, we
gedaan en dat hadden we trouwens voordien al gedaan! Maar daar staat niet dat men zomaar het
begrip “anders” hier mag toevoegen alsof dat geen verkrachting is van wat er in de Griekse tekst
staat! Een scan uit The Kingdom Interlinear Translation of the Greek Scriptures, - 1985 Edition -
publicatie van het genootschap “De Wachttoren.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 143

De moderne Jehovah Getuige (dus niet het volk Israël op wie de tekst van toepassing is)
zegt, er staat op het einde van vers 16 toch dat alle dingen “door” Hem geschapen zijn. Zeker staat
er dit maar er staat méér dan dat, namelijk: “Het alles door hem en voor hem werd geschapen”
(letterlijk vertaald). Wat Paulus hier weergeeft is op andere plaatsen ook benadrukt. Zo spreekt
Opb.22:13 over Christus als de “alpha en omega”, “het begin en het einde”, anders gezegd
oorsprong en doel van de schepping. Zij die van géén Drie-eenheid willen weten zeggen dan dat
slechts God de echte “alpha en omega” is en dat Christus dit slechts is in een andere betekenis,
namelijk Hij is de eerste en laatste als “beginschepping” van God. Maar dat is de tekst niet lezen
zoals het er staat en er inleggen wat men graag zou willen dat er zou staan. Een Jehovah Getuige
zal zeer waarschijnlijk opmerken dat Opb.22:13 en ook Opb.21:6 verwijzen naar de Vader. Stel dat
dit zo is, dan zitten ze nog dieper in de problemen want daar staat er namelijk dat de Vader de
“arche” = het begin is van de schepping. Zijn er dan twee die het “begin” van de schepping zijn; de
Vader en de Zoon? Dat zou dan verwarring troef zijn! Zo slordig zijn de schrijvers van het Nieuw
Testament toch weer niet!
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 144

Dat een uitdrukking zoals “door” geen minderheid weergeeft van Christus als Schepper en
hem op gelijke voet zou stellen met schepselen is duidelijk in o.a. 2 Cor.8:9. Daar zegt Paulus dat
Christus: “hoewel hij rijk was om uwentwil arm is geworden, opdat gij door zijn armoede rijk
zoudt worden.” Dat de scheppingen door Hem en voor Hem zijn, is tevens duidelijk in Eph.1:10,23
/ 4:10 / Phil.2:9-11 / 1 Cor.15:28. Hetzelfde “door” Hem is ook van de Vader gezegd in Rom.11:36
/ Heb.2:10 en zie ook 1 Cor.8:6 / Gal.4:7. Moeten we dan soms besluiten dat hun Jehovah zelf een
schepping/schepsel is!

Hierboven zag u het klassiek voorbeeld van Bijbelverkrachting = minachting voor het Woord
dat in de Bijbels van de Wachttoren is terug te vinden. In de fotokopie van Col.1:15-20 uit hun
Kingdom Interlinear Translation (KIT). Daaruit blijkt zondermeer dat het toevoegen van het woord
“others = andere” enkele malen de betekenis van dat gedeelte wat anders doet zeggen dan wat er
in werkelijkheid staat.

De WT heeft bij het gedeelte dat we hier bespreken, Col.1:15-20 een truc toegepast van het
invoeren van woorden die niet in het Grieks staan. Ze doen het om de werkelijkheid van de tekst
te omzeilen. Een truc van het invoeren van “andere” ook toegepast op Hand.10:36. Zo willen ze
bewijzen dat Christus niet Heer is van allen maar slechts van een deel. Letterlijk staat er in die tekst
in hun vertaling: “Jesus Christ: this One is Lord of all (them).” Is dat niet mooi!

Vader en Zoon gelijk. Over 1 Cor.8:6

We verwezen in de vorige paragraaf naar 1 Cor.8:6. Hoe is het begin van deze intrigerende
tekst 1 Cor.8:6 vertaald? Hier enkele weergaven.

“Nochtans hebben wij maar éénen God” SV


“toch is er voor ons maar één God” Herziene Statenvertaling
“Zoo hebben wij nochtans maar éénen God” Luther
“voor ons is er toch slechts één God” Leidsche vertaling
“Zo bestaat voor ons toch maar één God” Brouwer
“voor ons is er slechts één God” Canisius
“voor ons nochtans is er maar één God” NBG
“in werkelijkheid is er voor ons maar één God” NWV
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 145

De verwijzingen in de NWV voor het begrip “goden” in het voorgaande (vers 5).
Bij: “goden hetzij in de hemel” = Ps.8:5 / Heb.2:7
Bij; “of op aarde” = Ps.82:6

En voor vers 6
Bij; “één God” = 1 Tim.2:5
Bij; “één Heer, Jezus Christus” = Eph.4:5

Vanuit 1 Tim.2:5 is er nog de verwijzing Deut.6:4 en Rom.3:30 en 1 Cor.8:4.


Vanuit Eph.4:5 is er nog de verwijzing 1 Cor.8:6 en 1 Cor.12:5.

Het is duidelijk dat Paulus het begrip “goden” en het begrip “heren” gebruikt in een
betekenis die niet letterlijk mag genomen worden. Want er is in werkelijkheid maar één God en
één Heer. Spreken we toch daarover dan is het in de zin van: “hoe die afgoden en heren die geen
heren zijn zichzelf beschrijven.” Over 1 Cor.8:6 merkt R. Bauckham terecht op dat deze tekst een
christelijke interpretatie is van het “shema” (= er is één God) van de Joden uit Deut.6:4. Zie zijn
‘God crucified-Monotheism & Christology in the New Testament’, Eerdmans, 1998, blz.38-40. En
ook de WT verwijst naar die tekst. Wat van de Vader mag gezegd worden, kan het ook van de Zoon
zegt Wight in zijn ‘The Climax of the Covenant’, Fortress Press, 1993, blz.128,129. H. Ridderbos
onderstreept ook daarom terecht in ‘Paulus en Jezus’, Kok 1952, blz.127: “Voorzover ik zie, wordt
ook nergens in het NT gezegd dat de Vader door de Zoon de wereld heeft geschapen, gelijk elders
dat Hij haar door Hem verzoent etc (...) Col.1:20 e.a.”

Greg Stafford, de WT-apologeet, geeft op deze tekst (1 Cor.8:6) onder ander dit
commentaar: “Eerst en vooral, Jehovah’s Getuigen geloven niet dat gezien de Vader de enige
“God” is zodat Jezus géén “God” of “een god” zou zijn in een andere betekenis. Jehovah’s
Getuigen geloven dat de beschrijving van de Vader als “één God” in dit vers weergeeft dat Jezus
niet die “éne God” kan zijn. Het zegt zondermeer dat de “éne God” slechts één persoon is, de
Vader. Anderzijds kan de Vader niet de “éne Heer” zijn van de Christelijke Gemeenschap, want
Hij heeft Zijn Zoon deze positie gegeven. Natuurlijk kan Hij nog steeds “Heer” beschouwd worden
met betrekking tot Zijn eigen soevereiniteit, maar Hij heeft een bijzondere heerschappij aan zijn
Zoon overgedragen die deze autoriteit zal uitoefenen tot de dood er niet meer is (Hand.2:36 / 1
Cor.15:28)” (blz.200). Laten we deze ballon onmiddellijk doorprikken met de vraag: van wie is de
Gemeente “de Christelijke Gemeenschap”, aan wie behoord ze: anders gezegd? De HSV zegt
volgens Mat:16:18: “En Ik zeg u ook dat u Petrus bent, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente
bouwen, en de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen.” Jezus is duidelijk het is “mijn
kerk” = “Mijn gemeente” en niet deze van Zijn Vader, Hij is er de stichter van en geeft er Zijn leven
voor. Niet de Vader zodat het argument van G. Stafford aan geen kanten deugt. Ook in de NWV
staat er MIJN, dus deze van Christus. En bovendien heeft Stafford zijn Wachttorenpublicaties niet
goed gelezen. Daarin staat namelijk duidelijk dat er maar één Heer is. Dat is: “Jehovah”, zoals in
‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, blz.993 en hun Bijbel met verwijzingen blz.1567,1568 duidelijk is. Hij
vergeet dat dezen die in de Drie-eenheid geloven geen problemen hebben met zowel God, de
Vader, de Zoon als de Heilige Geest Heer te noemen. Wij geloven dat elk woord in die tekst
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 146

onderstreept wat we geloven en het geheel zoals het er staat dynamiet legt onder de leerstelling
van de Wachttoren.

Terug naar Col.1:15-20

Er zijn nog enkele details in dit gedeelte die later besproken worden in het bijzonder de relatie
van Vader-Zoon-Geest. Dit mag er ons echter niet van weerhouden om uit het voorgaande enkele
belangrijke besluiten af te leiden. Indien we de vraag stellen: Wie is de Schepper, dan kunnen we
uit Col.1:16 (in Hem) concluderen dat het Christus is. Maar zegt men in de kringen van wie de Drie-
eenheid niet wil aannemen; er wordt van God gezegd dat Hij door bemiddeling van mensen dingen
doet en die worden dan aan Hem toegeschreven als bron. De teksten die men daarbij aanhaalt
zijn: Ex.3:10,12 / 12:17 / 18:10 / Richt.2:6,18 / 3:9,10 / 6:34 / 11:29 / 13:24,25 / Num.16:28 / 2
Kon.4:27 et cetera. Zo ook moet het scheppen van Christus toegeschreven worden aan God zegt
men. Maar dat is een te lichtvaardige conclusie en we leggen uit waarom.

De vertaling; “door bemiddeling van hem” (vers 17) of “door tussenkomst van hem” (vers
16) in de NWV is een verkeerde weergave van het Grieks “en autoo.” In dit geval zou hier “dia”
staan. Maar aangezien we dit voorzetsel nog eens vinden op het einde van de zin kan “en” slechts
als “in” vertaald worden. Indien we de vraag stellen: Waarom heeft Hij geschapen? dan kunnen
we met Col.1:16 (tot Hem) bewijzen dat Christus het doel der schepping is. Indien we de vraag
stellen wat de relatie is tussen Schepper en schepsel dan kunnen we met Col.1:16 zeggen dat het
“door Hem” is dat er schepping(en) zijn. En indien we dan vragen wat de betekenis is van
“eerstgeboren der schepping” dan kan met het oog op dit alles gezegd worden dat het alleen maar
een titel kan zijn en géén bewijs voor de schepping van Christus. Hij oefent a.h.w. het
eerstgeboorterecht uit over de dingen die Hij geschapen heeft. Men kan “Prōtotokos” dus vanuit
twee standpunten bekijken, als tijdsbepalend of als rangbepalend. Christus is de eerstgeborene
van Maria, dat is in tijd. In deze zin wordt het nooit gebruikt wanneer de relatie Christus-schepping
omschreven wordt. Dan is de betekenis altijd eerste in rang. Waardoor het begrip bijna dezelfde
betekenis heeft van “oorsprong” (archè) in Opb.3:14. Paulus handelt dan ook over twee centrale
thema’s, Christus “eerste” in de schepping (Col.1:15-17) en Christus “eerste” in de verzoenende
herschepping (Col.1:18-20).

J.M.S. Baljon, een relatief moderne theoloog, zegt daarom in zijn commentaar dan ook: “In
het bijbels spraakgebruik van proototokos ligt niet uitgedrukt, dat iemand of iets langer bestaat
dan iets anders, maar dat iemand of iets boven iets anders verheven is” (J. Van Bockhoven, Utrecht
1907, blz.254). Vergelijk dan ook nog Gen.49:3 / Deut.21:15-17.)

Schepping in het NT: heeft betrekking op deze verzen.


Wat moet je uit elkaar houden? Dat is dat er nergens staat dat de LOGOS (Jezus) de werkman is
van de Vader of dat Hij zijn entrepreneur is. Ook niet het “eerste schepsel” van God. Natuurlijk als
men blijft bij een goede vertaling. En niet zoals de NWV in Col.1:16,17 “andere” gaat invoeren
zonder dat er een Bijbelse reden toe is. Wat in dat geval neerkomt op Bijbelverkrachting. Ook in
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 147

het oog te houden is dat er een PROGRESSIEVE OPENBARING is van wat er gebeurd is. Het NT kan
wat toevoegen aan wat in het OT al vooraf stond.
Johannes 1:10 HSV: “10 Hij was in de wereld en de wereld is door Hem ontstaan en de wereld
heeft Hem niet gekend.” HIER IS HET DUIDELIJK, DE LOGOS HOORT NIET BIJ HET GESCHAPENE.
Johannes 5:17-19 HSV: “17 Maar Jezus antwoordde hun: Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk
ook. 18 Daarom dan probeerden de Joden des te meer Hem te doden, omdat Hij niet alleen het
gebod van de sabbat brak, maar ook zei dat God Zijn eigen Vader was, en daarmee Zichzelf aan
God gelijk maakte. 19 Jezus dan antwoordde en zei tegen hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: De
Zoon kan niets van Zichzelf doen, als Hij dat niet de Vader ziet doen, want al wat Deze doet, dat
doet ook de Zoon op dezelfde wijze.”
Gen.1:1,26 HSV: “1 In het begin schiep God de hemel en de aarde…. 26 En God zei: Laten Wij
mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en laten zij heersen over de vissen van de
zee, over de vogels in de lucht, over het vee, over heel de aarde en over al de kruipende dieren die
over de aarde kruipen!”
Psalm 33:6 HSV: “6 Door het Woord van de HEERE is de hemel gemaakt, door de Geest van Zijn
mond heel hun legermacht.”
Psalm 102:26 HSV: “26 U hebt voorheen de aarde gegrondvest, de hemel is het werk van Uw
handen.”
Jesaja 45:12,18 HSV: “12 Ik heb de aarde gemaakt en Ik heb de mens daarop geschapen. Ik ben
het, Mijn handen hebben de hemel uitgespannen en aan heel zijn sterrenleger geef Ik Mijn
bevelen. (….)18 Want zo zegt de HEERE, Die de hemel geschapen heeft, die God Die de aarde
geformeerd en haar gemaakt heeft. Hij heeft haar gegrondvest, Hij heeft haar niet geschapen
opdat zij woest zou zijn, maar Hij heeft haar geformeerd opdat men erop zou wonen: Ik ben de
HEERE, en niemand anders.”
Eph.3:9 HSV: “9 en allen te verlichten, opdat zij mogen begrijpen wat de gemeenschap aan het
geheimenis inhoudt, dat door de eeuwen heen verborgen is geweest in God, Die alle dingen
geschapen heeft door Jezus Christus,”
Col.1:16,17 HSV: “16 Want door Hem zijn alle dingen geschapen die in de hemelen en die op de
aarde zijn, die zichtbaar en die onzichtbaar zijn: tronen, heerschappijen, overheden of machten;
alle dingen zijn door Hem en voor Hem geschapen. En Hij is vóór alle dingen, en alle dingen bestaan
tezamen door Hem.” HIER IS HET DUIDELIJK, DE LOGOS HOORT NIET BIJ HET GESCHAPENE.
Hebreeën 1:2,3,10-12 HSV: “2 Die Hij Erfgenaam gemaakt heeft van alles, door Wie Hij ook de
wereld gemaakt heeft. 3 Hij, Die de afstraling van Gods heerlijkheid is en de afdruk van Zijn
zelfstandigheid, Die alle dingen draagt door Zijn krachtig woord, heeft, nadat Hij de reiniging van
onze zonden door Zichzelf tot stand had gebracht, Zich gezet aan de rechterhand van de Majesteit
in de hoogste hemelen. (…) 10 En: In het begin hebt U, Heere, de aarde gegrondvest, en de
hemelen zijn de werken van Uw handen. 11 Die zullen vergaan, maar U blijft altijd. En ze zullen alle
verslijten als een gewaad, 12 en als een mantel zult U ze oprollen en ze zullen verwisseld worden;
maar U bent Dezelfde en Uw jaren zullen niet ophouden. “
Hebreeën 3:3,4 HSV: “3 Want Christus is zoveel meer heerlijkheid waard geacht dan Mozes,
evenals hij die het huis gebouwd heeft, meer eer ontvangt dan het huis zelf. 4 Immers, elk huis
wordt door iemand gebouwd, maar Hij Die dit alles gebouwd heeft, is God.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 148

Openbaring 4:11 HSV: “U bent het waard, Heere, te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de
kracht, want U hebt alle dingen geschapen, en door Uw wil bestaan zij en zijn zij geschapen.”

We hebben vier korte commentaren bij Heb.1:2,3. Prof K. J. Kavusa, schreef er een zeer
mooie nota over, Creation made into ‫הָ ְמ ָכח‬: The eco-theological appraisal of the intrinsic worth of
nature in Proverbs 3:19-20, Stellenbosch Theological Journal, Vol 4, No 2, zonder de voetnota.
“In feite reduceert de gebruikelijke interpretatie van het Hebreeuwse woord voor Wijsheid ( ָ‫ח כָ ְמ ה‬
(in Spreuken 3:19) haar tot een status van een van de goddelijke attributen (Murphy 1985:5).
Echter, met betrekking tot andere wijsheid teksten (Spreuken 8:22; Sir 1:9 en Ps 104:24), mag men
veronderstellen dat dit Hebreeuwse concept een eigenschap onderstreept van een bepaald ontwerp
(wijsheid) binnen de kosmos dat de loop van zijn structuren regelt om mee te handelen. Volgens
Murphy (1985:9) moet Spreuken 3:19 worden gelezen als: “God heeft de aarde tot wijsheid
gegrondvest, niet door wijsheid.” In hetzelfde literaire deel van het boek Spreuken (1–9),
namelijk Spreuken 8:22, Wijsheid wordt minder beschouwd als Gods attribuut, maar als een
goddelijk principe buiten menselijke controle “geschonken aan de wereld bij de schepping” (1962:
441) zijn intrinsieke waarde.

Dit principe regelt de bewegingen van de geschapen dingen, inclusief de water-gerelateerde


fenomenen. Creatie die tot wijsheid is gemaakt, impliceert de intrinsieke waarde van de natuur
die is gecreëerd binnen het kader van zegen en veiligheid (Brown 1999: 283). In beide
scheppingsteksten van het boek Spreuken (3:19-20 en 8:22) wordt Wijsheid beschouwd als een
“wereldprincipe”, een mysterie dat verschilt van de schepping, maar op de een of andere manier
aanwezig is in zijn impliciete volgorde (Vawter 1980).”

^^^^

Heb.1:2 van H. A. Wilhelm, Meyer’s NT Commentary, ingekort, door ons ingekleurd.


“τοὺς αἰῶνας moet worden begrepen van de werelden, van de totaliteit van alle dingen die in tijd
(en ruimte) bestaan, zodat het identiek is aan de voorgaande πάντων en de volgende τὰ πάντα van
Hebreeën 1:3. ὁ αἰών, het is waar, dat bij de klassiekers dit altijd de strikte notie van tijdsduur heeft;
maar, zoals in het geval van het Hebreeuwse ‫לָם̇עו‬, zou dit begrip gemakkelijk kunnen overgaan in
het bredere begrip van datgene wat de zichtbare inhoud van de tijd vormt, dus in dat van het geheel
van alle geschapen dingen. Deze interpretatie wordt bevestigd door het lezen van Hebreeën 11:3,
waar αἰῶνες onmogelijk in een andere betekenis kan worden gebruikt.

Als parallelle passages bij deze tweede relatieve clausule van Hebreeën 1:2, die de gedachte
uitdrukt van een schepping van het universum door de bovenaardse Zoon van God, vergelijk in de
geschriften van Paulus, Kolossenzen 1:16; 1 Korintiërs 8:6; in die van Johannes, Johannes 1:3;
Johannes 1:10.”

^^^^

Heb.1:2 in, Matthew Poole’s Commentary, dit commentaar ingekort, door ons ingekleurd.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 149

“Door wie; zijn Zoon God-mens, een gezamenlijke oorzaak, een primaire en belangrijkste agent met
de Vader, en niet slechts een instrument, tweede in werking als in relatie; door dit Woord en deze
Wijsheid van God, die de regel en het idee van alle dingen was, werden alle dingen gemodelleerd,
kregen ze hun vormen, vormen en verschillende wezens, Joh. 1:1-3 5:19,20 Col. 1:16. In de werken
van de Drie-eenheid, wat de ene relatie zou doen, doet de andere, maar in hun volgorde,
verantwoording afleggend aan de drie principes in elke actie, wijsheid, wil en macht.

Hij maakte; geschapen en gekaderd, zijnde gevend waar er geen was, veroorzakend om te bestaan;
hierin zijn vermogen tot verlossingswerk suggererend. Hij die de wereld heeft gemaakt, kan haar
ook verwijderen, Hebreeën 11:3.

De werelden; τοὺς αἰῶνας = touv aiwnav, nauwelijks te vinden in enig deel van de Schrift behalve
in deze brief; strikt betekent het leeftijden, en dingen gemeten door de tijd; beantwoordt het aan
het Hebreeuwse ‫עו̇לָם‬, dat zowel een tijdperk als de wereld invoert: tijdperken zijn hier dus goed
vertaalde werelden, alle wezens en dingen worden daardoor gemeten. (…) En er is een
wedergeboren wereld, de nieuwe hemelen en nieuwe aarde gemaakt door Christus, en een nieuwe
sabbat voor hen, Hebreeën 12:26-28; vergelijk 2 Petrus 3:13. Er is Adams wereld die nu is, deze
huidige wereld, Efeziërs 1:21; en de toekomende wereld, die gemaakt is door, dus voor, de Tweede
Adam, de Heer uit de hemel, waarin hij bij uitstek zal regeren, Psalm 8:5-8; daarvan zie Hebreeën
2:5.”“

^^^^

Commentaar bij Heb.1:2 in, VINCENT’ S WORD STUDIES, ingekort, door ons ingekleurd.

“Door wie hij ook de werelden heeft gemaakt (di ou kai epoihsen touv aiwnav). Dia drukt gewoonlijk
secundaire keuzevrijheid uit, maar in sommige gevallen wordt het gebruikt voor Gods directe
keuzevrijheid. Zie 1 Kor. i. 1; 2 Korintiërs i. 1; Gal. iv. 7. Christus wordt hier voorgesteld als een
bemiddelaar in de schepping. (…) Met deze passage Col. i. 16 moet worden bestudeerd. Daar wordt
gezegd dat alle dingen collectief (ta panta) in hem (en autw) en door hem (di’ aujtou zoals hier) zijn
geschapen. De eerste uitdrukking vergroot en voltooit de laatste. Di’ aujtou vertegenwoordigt
Christus als het bemiddelende instrument. jEn aujtw geeft aan dat ‘alle wetten en doeleinden die
de schepping en het bestuur van het universum leiden, in Hem, het Eeuwige Woord, als hun
ontmoetingspunt berusten’. Vergelijk Joh.1:3; 1 Korintiërs 8:6 (…) Christus is erfgenaam van wat hij
gemaakt heeft, en omdat hij het gemaakt heeft. Zoals pantwn, in de voorgaande clausule, alle
dingen afzonderlijk beschouwt, beschouwt aijwnav ze in cycli. αἰῶνας betekent niet tijd, alsof het
de Zoon vertegenwoordigt als de schepper van alle tijden en tijden, maar schepping ontvouwde
zich in de tijd door opeenvolgende eonen. Alles wat in opeenvolgende perioden is gebeurd, is via
hem gebeurd.”

Laten we ook alles relativeren in verband met Jezus wat betreft het geboren worden uit de
maagd bij de Roomse kerk. We hebben het dan over de overdreven “verering” van de Maagd!
Augustinus, de kerkvader, zegt in één van zijn homilieën: “Meer heeft zij in haar geest de waarheid
gedragen dan in haar schoot het vlees. Waarheid is Christus, vlees is Christus: de waarheid van
Christus in de geest van Maria, het vlees van Christus in de schoot van Maria. Van groter waarde
is, wat gedragen wordt in de geest dan wat gedragen wordt in de schoot.” En in een preek op het
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 150

feest van Kerstmis zegt hij: “Moge Zijn barmhartigheid aan onze harten geschieden! Gedragen
heeft Hem de moeder in haar schoot, dragen wij Hem in onze harten! Zwanger geworden is de
maagd van de vleeswording Christi, worde ons gemoed zwanger van Christus’ geloof! Zij baarde de
Zaligmaker, baren wij de lofprijzing! Laten wij niet onvruchtbaar zijn. Mochten onze zielen
vruchtbaar worden voor God!”

Waarom zou Johannes dat woord LOGOS gebruiken? Enkele gedachten, dus niet het ganse
argument vanuit: Het evangelie volgens JOANNES Vertaald en uitgelegd door Dr. Jos KEULERS., J.
J. ROMEN & ZONEN, 1936.
“Het valt moeilijk te ontkennen, dat het begrip „Logos” wortelt in h e t O. T. Het oude Israël
wist, dat God een geest is en alleen door zijn wil wonderen werkt. Daar een wilsakt echter
abstract is, werd hij voorgesteld door Jahwe’s woord of bevel; het woord immers vertoont
door zijn
blz.37
onzichtbaarheid eenige overeenkomst met den geestelijken wilsakt. Zoo zegt het O.T., dat
Jahwe door zijn woord de wereld heeft geschapen (Gen. 1, 3 enz.; Ps. 32, 6. 9; Eccli. 42, 15;
Wijsh. 9, 1). Het woord wordt voorgesteld als een in de wereld werkende kracht, die door
Jahwe wordt uitgezonden (Ps. 106, 20; 147, 4; Is. 55, 10 vlg.; Jer. 5, 14; Wijsh. 16, 12; 18, 14-
16). Verder is het woord van Jahwe in het O.T. een aanduiding van Gods openbaringen.
Hoe dikwijls wordt niet gezegd, dat Jahwe’s woord kwam tot de profeten (vgl. Is. 2, 1; Jer.
1, 4. 11 enz.) ? Soms zelfs wordt het woord van Jahwe met een poëtische figuur voorgesteld
als een persoonlijk wezen. Een verwant begrip is ook de „wijsheid”, zooals zij in de
Hebreeuwsche wijsheidsliteratuur vaak voorkomt. De goddelijke wijsheid, welke tegenover
de menschelijke gesteld wordt, treedt daar op als een persoonlijk wezen (Job 28, 12-28).
Zij bestaat van eeuwigheid en was Jahwe behulpzaam bij de schepping (Spreuk. 8, 22-31).
Zij is de leermeesteres der menschen, aan wie zij geluk en eeuwig leven schenkt (Spreuk. 9,
1-12; Eccli. 24). Na Christus verschijnt in de Joodsche literatuur het „woord” van Jahwe (door
het Arameesche „memra” aangeduid) als datgene, waardoor God de wereld heeft
geschapen en zijn openbaringen aan de profeten gaf. Memra is als de middelaar geworden
tusschen God en Israël; hij was de beschermer.
(…)
Wij kunnen dus niet ontkennen, dat Joa. een woord gebruikte, dat aan Joden en heidenen
bekend was, toen hij Jezus den Logos noemde. Daarmede is echter niet gezegd, dat hij het
woord en het begrip aan de reeds bestaande godsdienstige en wijsgeerige ideeën o n t 1 e
end e. Wat het b e g r i p betreft: de Logos van Joa. staat hemelhoog boven de Joodsche en
heidensche
blz.38
opvattingen, en wel in een drievoudig opzicht. Vooreerst is hij een persoolijk wezen, terwijl
de Logos zoowel bij de heidenen als bij de Joden slechts als een dichterlijke personificatie of
als een hoedanigheid of een kracht van de Godheid geldt. Vervolgens is de Logos van Joa.,
wat de goddelijke natuur betreft, volkomen aan God gel ij k, en dus geen middelwezen
tusschen God en de menschen. Ten slotte leert Joa., dat de Logos mensch is g e w or den en
dat de menschgeworden Logos niemand anders is dan Jezus Christus.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 151

Waarom heeft Joa. juist dezen term gekozen om Jezus’ eeuwig en goddelijk wezen aan te
duiden? De voornaamste en misschien de eenige r e den is, dat de betrekking van Jezus tot
den Vader door den term Logos het best werd uitgedrukt. De geloovigen wisten, dat Jezus
de Zoon van God was en aan God zelve gelijk. Wat beteekende nu dit goddelijk Zoonschap
en hoe komt de Zoon uit den Vader voort? Wij behoeven slechts te denken aan de
heidensche mythologie om tot het besluit te komen, dat deze ideeën tot verkeerde
opvattingen aanleiding kunnen geven. Om nu alle grof-zinnelijke en stoffelijke opvattingen
omtrent Jezus’ eeuwige geboorte uit den Vader te voorkomen, heeft Joa. Hem voorgesteld
als den Logos, als het Woord. De theologen hebben geen term gevonden, welke beter de
geboorte van den Zoon uit den Vader en hun Beider verhouding aanduidt. God is een zuivere
geest; en de zoon van een zuiver geestelijk wezen kan niets anders zijn dan datgene, wat
voortgebracht”

2.7 HET WOORD WAS, “GOD” ... OF, “een god”? JOH.1:1

Johannes, hoofdstuk: 1
Vers Statenvertaling Luthervertaling Leidsche vertaling
1 In den beginne was het In den beginne was Van den aanvang af
Woord, en het Woord het Woord, en het bestond het Woord, en
was bij God, en het Woord was bij God, het Woord was bij God en
Woord was God. en God was het het Woord was God.
Woord.
2 Dit was in den beginne Dit was in den Ja, het Woord was van
bij God. beginne bij God. den aanvang af bij God;
3 Alle dingen zijn door Alle dingen zijn door alles is door zijn
Hetzelve gemaakt, en hem geworden, en bemiddeling geworden, en
zonder Hetzelve is zonder hem is niets buiten hem om is volstrekt
geen ding gemaakt, geworden, dat niets geworden van wat
dat gemaakt is. geworden is. geworden is.
4 In Hetzelve was het In hem was het leven, In hem was het leven, en
Leven, en het Leven en het leven was het het leven was het licht der
was het Licht der licht der mensen; mensen.
mensen.

In de Studiebijbel van de WT staat hierover het volgende commentaar: “In de Griekse tekst
komen veel gevallen voor van een enkelvoudig predikaatsnomen zonder lidwoord dat aan het
werkwoord voorafgaat, b.v. in Mr 6:49; 11:32; Jo 4:19; 6:70; 8:44; 9:17; 10:1, 13, 33; 12:6. Op
deze plaatsen lassen vertalers het onbepaalde lidwoord “een” vóór het predikaatsnomen in om
de hoedanigheid of de kenmerkende eigenschap van het onderwerp tot uitdrukking te brengen.
Aangezien in zulke teksten vóór het predikaatsnomen het onbepaalde lidwoord wordt ingelast,
is het evenzeer gerechtvaardigd om in Johannes 1:1 vóór het predikaat zonder lidwoord (theos)
het onbepaalde lidwoord “een” in te lassen, zodat men “een god” leest. De Heilige Schrift
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 152

bevestigt de juistheid van deze weergave” (blz.1579). Daarop volgt in tabelvorm het vergelijk van
voorgaande teksten en we geven daarover een enkel voorbeeld:
Markus 6:49, Een verschijning (Nieuwe-Wereld-vertaling)
Een spooksel (Statenvertaling)
“dachten zij dat het een spook was” (Herziene Statenvertaling)
Een spook (Leidschevertaling)
Een spook (Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap)
Een spook (Willibrord vertaling)
Een spook (Groot Nieuws Bijbel)

Al deze uitleg heeft eigenlijk geen spectaculaire waarde, want al deze voorbeelden spreken over
één zaak en maken niet een vergelijk van twee zaken (personen) met dezelfde woorden
aangegeven. Zoals in dit geval hier: in Joh.1:1, God – God.

Citaat uit ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, druk oktober 2019, bij het begrip ‘Jezus
Christus’: “De Nieuwe-Wereldvertaling geeft deze tekst als volgt weer: „In het begin was het
Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was een god.” Het is waar dat in de Griekse
grondtekst geen onbepaald lidwoord te vinden is (dat met het woord „een” overeenkomt). Maar
dit wil niet zeggen dat het bij de vertaling niet gebruikt zou mogen worden, want de Koinè, of
het algemene Grieks, kende geen onbepaald lidwoord. Daarom zijn vertalers van de christelijke
Griekse Geschriften genoodzaakt het onbepaalde lidwoord in sommige gevallen wel en in andere
gevallen niet te gebruiken, al naar gelang hun begrip van de desbetreffende tekst. In alle
Nederlandse vertalingen van deze geschriften komt het onbepaalde lidwoord honderden malen
voor, doch in de meeste vertalingen wordt het niet in Johannes 1:1 gebruikt. Niettemin bestaat
er een deugdelijke basis om het in de vertaling van deze tekst te gebruiken.”

In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 maart 1991 staat het volgende: “Vijf Duitse bijbelvertalers
gebruiken insgelijks de uitdrukking “een god” in dat vers. Jürgen Becker, Jeremias Felbinger,
Oskar Holtzmann, Friedrich Rittelmeyer en Siegfried Schulz. Emil Bock zegt: “een goddelijk
wezen”. Zie ook de Engelse vertalingen Today’s English Version, The New English Bible, Moffatt
en Goodspeed” (blz.28). Vraag is dus: zijn er twee Goden? Laten we dat eens nader bekijken. Zie
in dit verband op Internet van J. White, ‘Germans, JW’s and John 1:1’, Internet Copyright 2003
Alpha and Omega Ministries. Dit is het relaas van Dr. White die navraag deed bij enkele Duitse
theologen naar wat Jehovah’s Getuigen vertellen over enkele vertalingen van Joh.1:1 door de in
het artikel genoemde Duitse vertalers. Deze mensen zijn niet bonafide deskundigen op gebied van
de Griekse taal.

Hieronder beschrijven we welke uitdrukking Johannes zou kunnen gebruikt hebben in dit
vers. Het is gebaseerd op P. H. Harner, ‘Qualitative Anarthrous Predicate Nouns Mark 15:39 and
John 1:1’, Journal of Biblical Literature, March 1973, blz.75-87.
A°) ho Logos en ho Theos (Het Woord was de God).
B°) Theos en ho Logos (God was het Woord, zoals in Joh.1:1).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 153

C°) ho Logos Theos en (het Woord God was, minder nadruk dan B).
D°) ho Logos en theos (het Woord was een god).
E°) ho Logos en theios (het Woord was goddelijk).

Hoe het ook nog vertaald is zien we in ‘De goede boodschap volgens Markus, Matthijs,
Lukas en Jan’ in de vertaling van Mr. E. Straat, Anthos, 5de druk 1968:
“Al in het begin was het woord,
en het woord was bij god
en het woord was god.
Het was al bij het begin bij god.”
De hoofdletters voor God en Woord verdwijnen maar later staat Jan, Mozes, Jezus en Christus met
hoofdletters. U begrijpt het nut of het waarom ervan, ik niet!

Het eerste deel van het evangelie naar Johannes is een der positieve bewijzen van de
godheid van Christus. Hoe onwaarschijnlijk het klinkt ook voor een Jehovah Getuige. Ze leren dat
deze tekst bewijst dat Christus (de Logos) een “god” is (let op de kleine letter) terwijl YaHWeH de
Almachtige God is (met hoofdletter). Ze geven dit verschil aan in Joh.1:1 door een speciale vertaling
te gebruiken namelijk: “In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was
een god.” Het Woord is een kleine god naast de grote God YaHWeH. Nu beweren ze hiervoor een
grammaticale reden te bezitten o.a. uitgewerkt in een appendix van de Kingdom Translation
blz.1158-1160, de 1ste versie van 1969. Het artikel geeft als aanvang enkele Bijbelvertalingen die
min of meer gelijkaardig zijn aan hun eigen vertaling; Moffatt en An American Translation. Dan
volgt een serie argumenten dat het Grieks “theos” zonder lidwoord verwijst naar de hoedanigheid
van “goddelijkheid” en niet naar de persoon. Het begrip God is dan géén verwijzing naar de
persoon van God maar naar Zijn kwaliteit als God. Men citeert de grammatica van 1° H. E. Dana /
Mantey, 2° Green en 3° A. T. Robertson, precies alsof deze personen dezelfde visie hebben over
Christus als diegenen die de NWV in elkaar gezet hebben. A. T. Robertson schrijft in zijn ‘Word
Pictures in the New Testament’, deel 5, blz.4 dat de Logos; “eeuwig”, bestond met zijn Vader en,
dat “de ganse Godheid uitgedrukt is” in de Logos. In de mens-geworden Logos spreekt God en
handelt met de mensen tot hun heil (Joh.14:9).

De verwijzing naar Green heeft niets met de zaak te maken als parallel van Joh.1:1. H. E.
Dana / Mantey geloven in de absolute godheid van Christus. Op blz.147 van hun grammatica wijzen
ze naar 2 Pet.2:20 / 2 Pet.1:1 / Tit.2:13 aan als bewijs hiervoor. In een persoonlijke brief (11 juli
1974) schreef Julius R. Mantey, één van de schrijvers, aan de WT nadat hij heeft uitgelegd dat
Joh.1:1 nooit als “een god” vertaald mag worden: “Gezien de voorgaande feiten, vooral gezien u
mij heeft aangehaald in verkeerd verband, vraag ik u de Manual Grammar of the New Testament
niet meer aan te halen zoals u de laatste 24 jaren gedaan heeft. Tevens dat u uit dit werk geen
enkele aanhaling meer zou gebruiken van nu af aan.” En dat doen ze niet meer vanaf die tijd, maar
verontschuldigingen dat ze hem verkeerd hebben geciteerd al die jaren zijn achterwege gebleven.
Zo zijn er meerdere gevallen aan te halen. (Deze brief staat op Internet: ‘Hommel R., Dr. Julius R.
Mantey and the Watchtower’, op https://www.forananswer.org/ .)
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 154

Indien Christus hier als een kleine god afgeschilderd is moeten drie dingen waar zijn:
A°) Het moet grammaticaal te verantwoorden zijn.
B°) De context moet dit bevestigen.
C°) De rest van de Schrift moet zoiets ondersteunen.

Vooraf eerst deze opmerkingen.


Hoe keken de Grieken en Romeinen naar het begrip “god.”
* Helden waren goden, zoals Chiron en Colonus (zie Sophocles Trach. 714 & Oed. Col. 65).
* Goede politici waren goden, zoals Demetrius Poliorketes en Antigonos (zie Athanaeus 6:63).
* Stichters van de filosofische scholen zoals Diogenes, Peregrinus en Heraclitus waren goden.
* Heersers zoals Ptolomaus V Epiphanes, Julius Caesar, Augustus, Herodes Agrippa I, Nero en
Domitianus werden aangesproken of vereerd als goden.
* Patriarchen zoals Moses zijn door Philo als goden beschreven (Sacr. AC. 9).
* Belangrijke dienaren zoals Marricus waren goden (Tacitus, Hist. 2:51).
* Mensen met méér dan normale intelligentie waren goden (i.e. Marcus Aurelius / Epictetus
Diss.2:8:12 en Plotinus).
Deze lijst is bijgewerkt uit het boek van Murray Harris, ‘Jesus as God-The New Testament
Use of Theos in Reference to Jesus’, blz.27,28.

Hoe zagen Bijbelschrijvers het begrip god. Volgens de Wachttoren zijn het de volgende in
het onderstaande lijstje. Maar we komen op deze teksten terug in de bespreking van enkele zaken
in het evangelie van Johannes. Het lijstje op zich vraagt namelijk nadere uitleg. Er schort wat aan.
• Mozes is een god en ook Aaron = Ex.4:16 / 7:1
• Koningen zijn goden = Ps.45:6 (spreekt dit over één welbepaalde koning = de Messias?)
• Engelen en Rechters zijn goden = Ps. 8:5 / 82:1-6 / 97:7 / 138:1

Een en ander over de betekenis van LOGOS in Johannes 1:1 en Zijn “was bij God.”

In het klassieke Grieks zijn er veel betekenissen bij dat begrip: “LOGOS” ZIE BIJVOORBEELD

http://www.perseus.tufts.edu/hopper/...Aentry%3D%2363773&redirect=true

of hier http://lucepedia.be/asp/invado.asp?t=media_detail&id=24186

De Bijbel gebruikt er maar drie van.


1°) berekening, rekenschap, Philippenzen 4:15-17 / Matthéüs 8:23

2°) woord, kan zijn 1 woord (Matthéüs 5:37 / 1 Corinthe 14:19), 1 gedachte (Matthéüs 2:32 / Lucas
7:7) 1 bevel (2 Petrus 3:5), een spreekwoord (Johannes 4:37), een woord met profetische inslag
(Johannes 18:32), woorden van onderwijs (Lucas10:39). [Hoe we het woord ook vertalen het moet
in Johannes 1:1 weergeven dat HET WOORD steeds bij God was, er was geen enkel moment dat
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 155

God zonder “Het Woord” WAS. Hij was VOORDAT er wat werd geschapen al bij God want er staat
IN DEN BEGINNE.]

3°) rede, (be)redenering. Handelingen 10:29 / Handelingen 18:14 / Matthéüs 5:32

Het Griekse woord voor “bij” in Joh.1:1 is “pros.” Het gaat om een voorzetsel gevolgd door
een zelfstandig naamwoord in de accusatief. Dan moet de vertaling ongeveer luiden: “En het
Woord was tot God.” Eén van de betekenissen van “tot” in het Grieks en ook het Nederlands is
“deel uitmaken van” iets en dat is ook hier de betekenis. In Romeinen 15:17 (HSV) waar “to pros
ton Theon” is er vertaald met “de dingen die God aangaan.” Uit de tweede uitspraak van Johannes
1:1 leren we dus dat HET WOORD behoorde tot God, dus deel uitmaakte van Hem.

In deze context zegt een Amerikaans theoloog daarover, onze vertaling. Van Robert Dean
Luginbill op https://ichthys.com/mail-John%201-1.htm: “Het is voor mij duidelijk dat Johannes,
onder de leiding van de Geest, zich veel moeite heeft getroost (dat wil zeggen, het bedenken van
geïnspireerde gebruik zoals professionals doen) om duidelijk te maken dat, terwijl het Woord in de
aanwezigheid van God was, het Woord ook apart was van God de Vader, en tegelijkertijd niet
inferieur aan God de Vader. Dit zijn allemaal cruciale punten voor het begrijpen van wie onze Heer
Jezus Christus is: 1) gelijkwaardig goddelijkheid, 2) afzonderlijke persoon, en 3) een unieke rol in het
plan van de Vader.”

Benjamin B. Warfield zei in dat verband, onze vertaling: “En het Woord was bij God.” De
taal is zwaar beladen. Het gaat niet alleen om co-existentie met God, dat wordt beweerd, als twee
wezens die zij aan zij staan, verenigd in een lokale relatie, of zelfs in een gemeenschappelijk
concept. Wat wordt beoogd is een actieve relatie van personen in gemeenschap. De duidelijke
persoonlijkheid van het Woord is hier dus niet onduidelijk aan het doorschemeren. Van alle
eeuwigheid was het Woord bij God als een collega: Hij die in het begin al “was,” “was” ook in
gemeenschap met God. Hoewel Hij “was”, dus in zekere zin een tweede samen met God, Hij was
toch niet een apart wezen van God: “En het Woord was” – heeft steeds het eeuwige “was” als
“God.” In zekere zin te onderscheiden van God, was Hij in een al even ware zin identiek met God. Er
is maar één eeuwige God, deze eeuwige God, is het Woord. In welke zin kunnen we Hem
onderscheiden van de God “met” wie Hij was: Hij is niet een andere dan deze God, maar is zelf deze
God. Het predicaat “God” neemt de positie van nadruk in deze grote verklaring, en is zo geplaatst
in deze zin als te worden begrepen in een schril contrast met de zinsnede “met God.” Als om
onvoldoende gevolgtrekkingen te voorkomen met betrekking tot de aard van het Woord, dat zelfs
kortstondig getrokken is uit die zin. Johannes wil ons laten realiseren dat wat het Woord was in de
eeuwigheid, Hij niet slechts even eeuwig collega van God, maar de eeuwige God zelf.” (Benjamin
Breckenridge Warfield, The Person and Work of Christ, The Presbyterian and Reformed, 1950,
blz.53. Een meesterlijk geschreven boekje!)

Ik geloof dus zeker niet wat hier staat in De Nieuwe Bijbelvertaling als betekenis van Logos
in Johannes 1:1: “‘Het Woord’ is hier met een hoofdletter geschreven omdat het gaat om het
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 156

gepersonifieerde woord, dat verderop belichaamd wordt door Jezus zelf, net als in Wijsheid van
Salomo de Wijsheid de gepersonifieerde wijsheid van God is.”
Van http://www.nbv.nl/vertaalaantekeningen/?cid=text.John.sec_1 (15 jaar later niet
meer terug te vinden.)

Er is een het verhaal dat wijst op de “goddelijkheid” van Jezus in de dagelijkse omgang.
Bekijken we nu waarin die directe aanwijzing te vinden is. Dat Jezus anders is dan de gewone
profeet is hier duidelijk aangegeven! Hij heeft een eigenmachtige autoriteit over/van de vergeving
van de zonden van een mens. Zonden “vergeven” kan alléén God: Psalm 130:3,4: “3 Als U, HEERE,
op de ongerechtigheden let, Heere, wie zal staande blijven? 4 Maar bij U is vergeving, opdat U
gevreesd wordt.” En in de volle zin nadat Jezus sterft aan het kruis en daarom verwijzen we naar
Jesaja 53: “Gods knecht” zal het enige offer brengen voor de loskopen/verlossen van de zonden.
Een standaardprediking over de persoon van Jezus bevat een uitspraak als deze van Hand.13:38:
“38 Laat het u dan bekend zijn, mannenbroeders, dat door Hem aan u vergeving van de zonden
verkondigd wordt.” Bovendien heeft de Heer een gezag over de natuur en kan allerlei onheil dat
een mens treft omkeren naar het goede en genezing brengen voor de geest en het lichaam. We
nemen uitzonderlijk eens de NWV van de Wachttoren. En we maken het ons gemakkelijk met drie
citaten mee te geven over die tekst van commentatoren.

Jesaja 53:4,5,11 NWV: “4 Maar Marcus 2:5-13 NWV: “5 Toen Jezus hun geloof zag, zei hij
hij heeft onze ziekten gedragen tegen de verlamde: ‘Mijn zoon, je zonden zijn je vergeven.’
en ons leed op zich genomen. En 6 Sommige schriftgeleerden die daar zaten, dachten bij
wij bezagen hem als gekweld, zichzelf: 7 ‘Hoe kan die man zoiets zeggen? Hij lastert.
door God geslagen en getroffen Niemand kan toch zonden vergeven behalve God?’ 8 Maar
5 Toch werd hij doorstoken voor Jezus had meteen in de gaten waar ze het met elkaar over
onze overtredingen. Hij werd hadden en zei tegen ze: ‘Waarom denken jullie zo? 9 Wat
verbrijzeld voor onze fouten. Hij is makkelijker? Tegen de verlamde man te zeggen: “Je
onderging straf ter wille van zonden zijn je vergeven” of: “Sta op, pak je draagbed op
onze vrede, zijn wonden en loop”? 10 Maar om jullie te laten zien dat de
brachten ons genezing. … 11 Mensenzoon de macht heeft om op aarde zonden te
Vanwege zijn lijden zal hij vergeven . . .’ En hij zei tegen de verlamde man: 11 ‘Ik zeg
tevreden zijn met wat hij ziet. je: sta op, pak je draagbed op en ga naar huis.’ 11 ‘Ik zeg
Door middel van zijn kennis zal je: sta op, pak je draagbed op en ga naar huis.’ 12 De man
mijn dienaar, de rechtvaardige, stond op, pakte meteen zijn draagbed en liep voor de ogen
veel mensen in een van iedereen naar buiten. Ze stonden allemaal versteld, en
rechtvaardige positie brengen en ze eerden God en zeiden: ‘Zoiets hebben we nog nooit
hij zal hun fouten dragen.” gezien.’”

Citaat uit John Gill’s, Exposition of the Entire Bible, Mark 2. studylight.org/commentaries/

“Uw zonden zijn u vergeven, of om te zeggen sta op, neem uw bed op en loop? Beiden waren
gemakkelijk te zeggen, maar niet met kracht en resultaat: het waren beide voorbeelden van
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 157

goddelijke macht en bewijzen van godheid; en alleen hij die het ene kon doen, kon het andere doen,
en het ene was net zo gemakkelijk uit te voeren door een goddelijk persoon als het andere: en
hoewel het misschien moeilijk te zeggen is wat de grootste instantie van kracht is, of het sterkste
bewijs van goddelijkheid, om een zondaar te vergeven, of een verlamde te genezen door een woord
te spreken; misschien is vergeving van zonden wel het grootste bewijs van goddelijke macht en
goedheid; het is echter zeker dat het een grotere zegen is om gratie te krijgen dan om van een
verlamming te worden genezen. Toch was het genezen van een verlamming, op de manier waarop
Christus het deed, voor de schriftgeleerden en Farizeeën een verstandiger bewijs van zijn
goddelijkheid dan het uitspreken van de vergeving van de zonden van een mens; omdat dit
zichtbaar was en niet kon worden ontkend. Terwijl de andere, hoewel uitgesproken, ze zouden
kunnen twijfelen of het wel effect had: maar door dat ene, die ze voor hun ogen zouden zien
gebeuren, zou er geen ruimte voor hen zijn om te twijfelen aan de realiteit van de andere.”

Citaat uit Coffman J. B., Commentary on Mark 2. studylight.org/commentaries/

“Het was ongetwijfeld met het oog op deze daad dat Jezus iets eerder de zonden van de man vergaf.
De aanwezigheid van de schriftgeleerden was waarschijnlijk te danken aan het feit dat ze vanuit
Jeruzalem waren gestuurd om de leer van Christus te volgen en eventuele schendingen van hun
religieuze regels te rapporteren. Er moet aan worden herinnerd dat Christus minstens een jaar
eerder een man op de sabbat had genezen; en na langdurige discussies hierover, hadden de
Farizeeën al plannen gemaakt om hem te vermoorden (Johannes 5:18).

Het is veelbetekenend dat Christus in dit vers de macht om zonden te vergeven gelijkstelde met de
macht om een wonder te verrichten; en vanaf de dag dat Jezus dit zei, is het waar dat de man die
niet beide kan, geen van beide kan doen. De Heer ging zelfs nog verder, zoals het volgende vers
vertelt.”

Citaat uit, The Expositor’s Bible Commentary Mark 2, studylight.org/commentaries/

“Jezus zei tegen hem: “Zoon, uw zonden zijn u vergeven.” De uitdrukking van genegenheid was
nieuw voor zijn lippen en zeer nadrukkelijk; hetzelfde dat Maria gebruikte toen ze Hem in de tempel
aantrof, hetzelfde als toen Hij beweerde dat zelfs slechte mannen goede gaven aan hun kinderen
geven. Zo’n relatie tot Zichzelf herkende Hij in deze gekwelde boetvaardige. Aan de andere kant
komt het droge argumentatieve karakter van de critici goed tot uiting in de korte knetterende,
emotieloze uitingen van hun orthodoxie: “Waarom spreekt deze man zo? Hij lastert. Wie kan
zonden vergeven behalve één, God.” Er zit geen ijver in, geen passie voor Gods eer, geen geestelijk
inzicht, het is zo harteloos als een syllogisme. En in wat volgt, wordt een mooi contrast
gesuggereerd tussen hun verbijsterde orthodoxie en Christus’ diepe onderscheidingsvermogen.
Want zoals Hij zojuist het hart van de zieke had gelezen, zo “voelde Hij in Zijn geest dat zij zo in
zichzelf overlegden”. En Hij stelt hun de onderzoekende vraag: “Is het gemakkelijker om te zeggen:
Uw zonden zijn u vergeven, of om te zeggen: Sta op en loop?” Wat is nu echt makkelijker? Het is
niet genoeg om alle nadruk te leggen op ‘zeggen’, alsof bij Jezus het gemak van een uiting afhing
van de moeilijkheid om het te toetsen. Er zit inderdaad een zekere ironie in de vraag. Ze dachten
ongetwijfeld dat Jezus hun nauwkeurig onderzoek ontweek door alleen weer te geven wat ze niet
konden testen. Voor hen leek vergeving gemakkelijker te worden aangeboden dan genezing. Voor
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 158

de christen is het minder belangrijk om ziekte te genezen, wat slechts een gevolg is, dan om zonde,
die de bron is van al onze ellende. Voor de kracht van Jezus waren ze gelijk en met elkaar verbonden
als het symptoom en de ware ziekte. In werkelijkheid is al het mededogen dat ons dagelijks leven
tot zegen is, een onderpand van genade; en Hij Die al onze ziekten geneest, vergeeft ook al onze
ongerechtigheden. Maar aangezien genezing volgens hen de zwaarste test was, ontwijkt Jezus die
niet.”

Johannes 1:1 – Statenvertaling met kanttekeningen:

Het vlees geworden Woord


1 INa den 1beginne was 2het Woord, en het Woord was b3bij God, en het Woord 4was God.
a Spr. 8:22. 1 Joh. 1:1.
Spr. 8:22 De HEERE bezat Mij in het beginsel Zijns wegs, vóór Zijn werken, van
toen aan.
1 Joh. 1:1 HETGEEN van den beginne was, hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen
wij gezien hebben met onze ogen, hetgeen wij aanschouwd hebben en onze
handen getast hebben van het Woord des levens;
1 Namelijk der schepping aller dingen, zie Gen. 1:1, en dienvolgens van
eeuwigheid; alzo voor de schepping anders niet was dan de eeuwigheid, Joh. 17:5.
Ef. 1:4.
Gen. 1:1 IN den beginne schiep God den hemel en de aarde.
Joh. 17:5 En nu, verheerlijk Mij, Gij Vader, bij Uzelven, met de heerlijkheid die Ik bij
U had eer de wereld was.
Ef. 1:4 Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem, voor de grondlegging der wereld,
opdat wij zouden heilig en onberispelijk zijn voor Hem in de liefde;
2 Gr. ho logos, dat is, het woord, of het zelfstandige woord, en de rede; gelijk ook
het woordje rede bij ons zo de inwendige rede of het verstand des mensen, als het
uitwendige woord, waarmede de inwendige rede aan anderen verklaard wordt,
betekent. Aldus wordt Christus, de Zone Gods, genaamd van Johannes, niet alleen
hier, maar ook elders, 1 Joh. 1:1; 5:7. Openb. 19:13, zo omdat Hij is de Wijsheid des
Vaders en het uitgedrukte Beeld Zijns Persoons, Spr. 8:1, 12, 24. Kol. 1:15. Hebr. 1:3,
alsook omdat de Vader door Hem Zijn verborgen raad van onze zaligheid den
mensen zo in het Oude als in het Nieuwe Testament heeft geopenbaard, Joh. 1:18.
Hebr. 1:1.
1 Joh. 1:1 HETGEEN van den beginne was, hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen
wij gezien hebben met onze ogen, hetgeen wij aanschouwd hebben en onze
handen getast hebben van het Woord des levens;
1 Joh. 5:7 Want Drie zijn er Die getuigen in den hemel: de Vader, het Woord en de
Heilige Geest; en deze Drie zijn één.
Openb. 19:13 En Hij was bekleed met een kleed dat met bloed geverfd was; en Zijn
Naam wordt genaamd het Woord Gods.
Spr. 8:1 ROEPT de Wijsheid niet, en verheft niet de Verstandigheid Haar stem?
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 159

Spr. 8:12 Ik, Wijsheid, woon bij de kloekzinnigheid, en vind de kennis van alle
bedachtzaamheid.
Spr. 8:24 Ik was geboren als de afgronden nog niet waren; als nog geen fonteinen
waren, zwaar van water;
Kol. 1:15 Dewelke is het Beeld des onzienlijken Gods, de Eerstgeborene aller
creatuur.
Hebr. 1:3 Dewelke, alzo Hij is het Afschijnsel Zijner heerlijkheid, en het uitgedrukte
Beeld Zijner Zelfstandigheid, en alle dingen draagt door het woord Zijner kracht,
nadat Hij de reinigmaking onzer zonden door Zichzelven teweeggebracht heeft, is
gezeten aan de rechterhand der Majesteit in de hoogste hemelen,
vers 18 Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in den schoot
des Vaders is, Die heeft Hem ons verklaard.
Hebr. 1:1 GOD voortijds veelmaals en op velerlei wijze tot de vaderen gesproken
hebbende door de profeten, heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door
den Zoon;
b 1 Joh. 1:2.
1 Joh. 1:2 (Want het Leven is geopenbaard, en wij hebben Het gezien, en wij
getuigen en verkondigen ulieden dat eeuwige Leven, Hetwelk bij den Vader was en
ons is geopenbaard)
3 Namelijk den Vader, als een onderscheiden Persoon van den Vader. Zie vers 18.
vers 18 Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in den schoot
des Vaders is, Die heeft Hem ons verklaard.
4 Dat is, was het enig en eeuwig Goddelijk Wezen deelachtig, met den Vader en
den Heiligen Geest, Joh. 10:30. 1 Joh. 5:7.
Joh. 10:30 Ik en de Vader zijn één.
1 Joh. 5:7 Want Drie zijn er Die getuigen in den hemel: de Vader, het Woord en de
Heilige Geest; en deze Drie zijn één.

2.8 A°) GRAMMATICAAL TE VERANTWOORDEN

Dat de vertaling “een god” foutief is en een bereidwillige verdraaiing van de Griekse tekst
kan als volgt aangetoond worden.
a) Een student die begin maakt met de studie van het Grieks leert vlug dat deze taal géén woord
heeft zoals ons onbepaald lidwoord “een” in het Nederlands. Men kan in die taal zeggen “theos”
(zonder lidwoord) en bedoelen “een god”. Maar dit is niet het einde van de zaak. De Griekse
grammatica zegt dat het bepaalde lidwoord niet noodzakelijk is omdat een naamwoord wél in de
bepaalde vorm zou staan. Laat ons een voorbeeld geven. In Joh.1:6: “Er stond een mens op die als
een vertegenwoordiger van God werd uitgezonden: zijn naam was Johannes” (NWV). De Griekse
tekst heeft “para theou” gewoonweg “van God” zonder het lidwoord te gebruiken. En toch weet
iedereen die met de missie van Johannes bekend is dat hier “de” God van de Bijbel bedoeld is en
niet zomaar “een” God van hier of daar. De lezer gelieve andere voorbeelden na te gaan in Mat.5:9
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 160

/ 6:24 / Luc.1:35,78 / Joh.1:12,13 / 3:21 et cetera. Deze teksten genomen uit tientallen hebben in
het Grieks géén bepaald lidwoord en zouden toch nooit als “een god” vertaald kunnen worden
omdat er sprake is over de énige God.

In Mat.16:16 / Hand.26:23 staat in de Griekse tekst het lidwoord vóór de naam “Christus”.
Het staat o.a. niet in Rom.5:6. Moeten we dat dan niet vertalen als “een Christus”? Ja, waarom
zegt de NWV hier niet “een Christus”? Om verwarring te vermijden! Waarom dan verwarring
stichten door over “een god” te spreken in dit vers Joh.1:1? Waarom dan ook niet de zesmaal dat
“theos” zonder lidwoord staat in Joh.1:1,6,12,13 en vers 18 (2 maal) in de NWV, dan niet als “een
God” is vertaald is dan onduidelijk en willekeurig.

Indien de lezing “een god” in Joh.1:1 te verantwoorden is om onderscheid te maken tussen


de eerste God en de tweede God (een kleinere god) dan is de WT in gebreke dit onderscheid te
maken in Mat.4:3,4 / 12:28 / Luc.20:37,38 / Joh.3:2 / 13:3 en zo voort. Ook daar is het woord
“theos” tweemaal gebruikt. En leest u zelf maar na hoe verwarrend en onbegrijpelijk het zou zijn
hier te vertalen als “een god.” (Zie appendix in the ‘New World Translation’ van 1951, blz.776.)
Weglating van het LIDWOORD met “Theos” wil niet zeggen dat we dan gewoon mogen vertalen als
“een god.” Als we de test doen bij enkele Bijbelteksten waar het lidwoord niet gebruikt is met
“Theos” zien we dat zo een vertaling “een god” niet steekhoudend is. Bijvoorbeeld: (Mat.5:9 /
Mat.6:24 / Luc.1:35,78 / Luc.2:40 / Joh.1:6,12,13,18 / 3:2,21 / Joh.9:16,33 / Rom.1:7,17,18 / 1
Cor.1:30 / 1 Cor.15:10 / Phil.2:11 13 en Titus 1:1.

b) Op enkele uitzonderingen na heeft het Griekse “ho theos” = de God betrekking op de Vader.
(Zie Arndt-Gingrich, blz.357.) Uitzondering zijn o.a. Joh.20:28 = Christus zo genoemd door Thomas,
2 Cor.4:4 = Satan genoemd “de” god van deze eeuw. En deze laatste tekst heeft een ironisch tintje
gezien alle demonen slechts “afgoden” zijn en géén echte goden kunnen zijn (1 Cor.10:19 /
Gal.4:8.) Géén enkele engel verdient het de titel van “god” te dragen. Wanneer “ho theos” gebruikt
is voor een valse god dan is dit een uitspraak van een niet-christen; vb. Hand. 19:27,37, zie ook
Hand.14:11 / Phil.3:19.

c) Een ander zeer belangrijk punt is de regel van Ernest C. Colwell. Deze geleerde op gebied van de
Griekse taal formuleerde in 1933 (zie ‘Journal of biblical litterature’, vol.52, blz.12-21) een regel
voor het gebruik van het lidwoord in bepaalde gevallen. Men denkt meestal dat hij dit heeft
berekend vanuit Joh.1:1 maar dit is niet zo, het ging om Joh.1:49. Het komt hierop neer dat een
gezegde in de eerste naamval nominatief géén lidwoord hoeft wanneer het aan het werkwoord
voorafgaat. (Zie voor de regel nog A. T. Robertson ‘Grammar’, blz.767,768 en het artikel van P.
Harner in ‘Journal of Biblical litterature’, vol.92:1, 1973.) Dit is het geval met Joh.1:1 wat betreft
het laatste deel. Daar staat:
“kai theos en ho logos.”
“en God was het Woord.”
Men ziet dat het gezegde (het predikaat “God” in dit geval) voorafgaat aan het werkwoord.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 161

Een citaat van Philip B. Harner die door de Wachttoren geciteerd wordt maar niet steeds
waar het bij deze geleerde tenslotte op aan komt. Dat is niet volgens de vertaling van de
Wachttoren, maar een variante op de gewone vertalingen. “Misschien zou de clausule kunnen
worden vertaald als ‘het Woord had dezelfde aard als God’.” Dit zou een manier zijn om de
gedachte van Johannes weer te geven, namelijk, zoals ik het begrijp, dat ho logos, niet minder dan
ho theos, de aard van theos had.” = Qualitative Anarthrous Predicate Nouns: Mark 15:39 and John
1:1, Journal of Biblical Literature, 92, 1 (March 1973, p. 87.)

Deze regel heeft uitzonderingen zoals Lucas 20:33 en 1 Cor.9:12 zegt de WT als kritiek op
Colwell’s regel. (Zie ‘Ontwaakt!’ van 22 aug.1972, blz.27.) Maar het is toch opmerkelijk dat de NWV
dan niet spreekt van “een” vrouw in Luc.20:33. Voor ons persoonlijk is dit geen uitzondering omdat
hier over één welbepaalde vrouw gesproken wordt. En ze hoeft ditmaal niet nader bepaald te
worden door het gebruik van het lidwoord. In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 mei 1976, blz.287 geeft
men ook nog Joh.4:19 en Joh.18:37 als uitzonderingen. Beide gevallen kunnen echter zonder enige
betekenisverandering zonder bepalend lidwoord gelezen worden. Het verdere “persoonlijk
oordeel” van Alfred Marshall (naar wiens Interlineaire Vertaling men verwijst) heeft tussen haakjes
te maken met vertalen van de Bijbel en niet exegese zoals hier het geval is. Het blijft dus bij
uitzonderingen die de WT citeert en ook indien er nog enkele anderen zijn, de regel blijft. Het is in
elk geval zeer onoprecht van de WT om in het appendix van hun Engelse vertalingen vijfendertig
Bijbelteksten te citeren die hun bewering zouden staven. Gans deze reeks (zonder uitzondering)
zijn schriftuurplaatsen waar het gezegde achter het werkwoord komt te staan. De regel van Colwell
is dus niet toepasselijk op deze teksten en vormt er geen weerlegging van dat Joh.1:1 moet gelezen
worden als “en het Woord was God.” Een gelijkaardige structuurvers als Joh.1:1 vinden we in
Joh.19:21. Daar is het onderwerp (koning) in het eerste deel voorafgegaan door het lidwoord maar
in het tweede deel niet omdat het valt onder de regel van Colwell. De WT zou hier dan ook hebben
moeten vertalen - indien hun uitleg van Joh.1:1 juist was - als “een” koning. Wat ze niet gedaan
hebben. Maar waarom niet indien hun uitleg zoveel juister zou zijn dan deze van Colwell?

Maar dat dit heb je niet laten zien dat er “een” moet toegevoegd worden aan “theos” in
het laatste deel van Johannes 1. En naar de vertaling van Wilson verwijzen heeft geen zin. Peter
Barnes, de ex-Getuige die 16 jaar diende als een kringopziener, merkt op over Joh.1:1:
“Als we kijken naar de Emphatic Diaglott en Benjamin Wilson’s vertaling van Johannes 1:1
controleren, zullen we merken dat in het interlineaire gedeelte (waaruit elk Grieks woord met het
bijbehorende Engels woord eronder is weergegeven), heeft Wilson onder THEOS geschreven, het
Griekse woord (godheid, God), [letterlijk in de tekst (deity, God)] “een god.” Maar als we de laatste,
de rechtse versie nemen van de vertaling van Wilson (dus de weergave van zijn voorkeur) en dat
gaan onderzoeken, vinden wij dat hij niet zegt ”het woord was een god”, MAAR “HET
WOORD WAS GOD.” Daarom is zijn vertaling geen voldoende ondersteuning voor de Nieuwe
Wereld Vertaling.” - The Truth About Jesus and the Trinity, blz.11,12. Dat wist u natuurlijk niet, of
wel, maar geeft aan dat de Wachttoren niet zo oprecht omgaat met deze vertaling. De Emphatic
Diaglott is momenteel gedrukt op de persen van de Wachttoren, natuurlijk is het niet de laatste
versie, de rechterkolom die men promoot.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 162

Visie van Wilson https://en.wikipedia.org/wiki/Benjamin_Wilson_%28biblical_scholar%29


Het is ook goed eens te kijken naar wat Benjamin Wilson verder leerde en dan moeten we zeggen
dat het beter is geen (geestelijke) omgang te hebben met de man, hij leerde meerdere ketterijen.
Kijk eens wat we hier lezen: “Further Wilson’s own views on the allegorical nature of the devil, non-
preexistence of Christ, literal return of Christ” = “Verdere eigen opvattingen van Wilson zijn de
allegorische aard van de duivel, het niet vooraf bestaan van Christus en de letterlijke wederkomst
van Christus”

Jehovah’s Getuigen wijzen in dit verband nog naar Hand.28:6 waar ongelovige mensen
Paulus “een god” noemen. In deze tekst is er geen lidwoord in het Grieks. In het Nederlands wordt
het toegevoegd omwille van de duidelijkheid. Maar het bewijst niets in verband met Joh.1:1, dan
zou men de NWV moeten vertalen als “de god”. Want diegenen die Paulus “een god” noemen zijn
heidenen die in meerdere goden geloven. Ze kunnen Paulus dus niet gewoonweg “God” of “de
god” noemen, in hun cultuur is zoiets onzin. Deze tekst is niet aan de regel van Colwell gebonden.

Indien er dan een regel bestaat zoals de WT toepast, dan moeten we ons afvragen waarom
ze in Joh.1:18 vertalen als “God” en “god” hoewel het lidwoord in beide gevallen ontbreekt? (Zie
A. T. Robertson’s ‘Grammar’, blz.761.) En er zijn ook Bijbelteksten die niet vallen onder de regel
van Colwell waar in eenzelfde tekst eerst “ho theos” staat en daaropvolgend “theos” zonder een
betekeniswijziging van het woord “God.” Zie bijvoorbeeld; Marc.12:26,27 / Luc.20:37,38 / Joh.3:2
/ 13:3 / Rom.1:21 / 1 Thes.1:9 / Heb.9:14 / 1 Pet.4:10,11. We schrijven die teksten uit om weer te
geven hoe het er staat in het Grieks.

Marc.12:26,27 HSV: “En wat betreft de doden, dat zij opgewekt zullen worden: hebt u niet
gelezen in het boek van Mozes, hoe God in de doornstruik tot hem sprak: Ik ben de God
[HO THEOS = DE GOD] van Abraham en de God [THEOS = GOD] van Izak en de God [THEOS
= GOD] van Jakob? Hij is niet een God [THEOS = GOD] van doden, maar een God van
levenden. U dwaalt dus erg.” Merk dat verschil op van: “de God [THEOS = GOD] van Izak en
de God [THEOS = GOD] van Jakob” met “een God [THEOS = GOD] van doden.” DE context
vraagt dat er het bepalend lidwoord komt in de eerste plaatsen en geen in het tweede
geval. Dat heeft te maken met verschillen in betekenissen tussen het Grieks en de
Nederlands schrijfwijze.

Luc.20:37,38 HSV: “37 En dat de doden opgewekt zullen worden, heeft ook Mozes duidelijk
te kennen gegeven bij de doornstruik, toen hij de Heere de God [HO THEOS = DE GOD] van
Abraham, de God [THEOS = GOD] van Izak en de God [THEOS = GOD] van Jakob noemde.
38 God nu is niet een God [THEOS = GOD] van de doden, maar van de levenden, want voor
Hem leven zij allen.”

Joh.3:2 HSV: “Deze kwam ‘s nachts naar Jezus en zei tegen Hem: Rabbi, wij weten dat U van
God [THEOS = GOD] gekomen bent als leraar, want niemand kan deze tekenen doen die U
doet, als God [HO THEOS = DE GOD] niet met hem is.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 163

Joh.13:3 HSV: “stond Jezus, Die wist dat de Vader Hem alle dingen in handen gegeven had
en dat Hij van God [THEOS = GOD] uitgegaan was en tot God [HO THEOS = DE GOD]
heenging.”

Rom.1:21 HSV: “Want zij hebben, hoewel zij God [HO THEOS = DE GOD] kennen, Hem niet
als God [THEOS = GOD] verheerlijkt of gedankt, maar zij zijn verdwaasd in hun
overwegingen en hun onverstandig hart is verduisterd.”

1 Thes.1:9 HSV: “Want zij vermelden zelf over ons hoezeer wij ingang bij u gekregen hebben
en hoe u zich van de afgoden tot God [HO THEOS = DE GOD] bekeerd hebt om de levende
en waarachtige God [THEOS = GOD] te dienen.”

Heb.9:14 HSV: “hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door de eeuwige Geest
Zichzelf smetteloos aan God [HO THEOS = DE GOD] geofferd heeft, uw geweten reinigen
van dode werken om de levende God [THEOS = GOD] te dienen!”

1 Pet.4:10,11 HSV: “Laat ieder de anderen dienen met de genadegave zoals hij die
ontvangen heeft, als goede beheerders van de veelsoortige genade van God. Als iemand
spreekt, dan als iemand die de woorden van God [THEOS = GOD] spreekt; als iemand dient,
dan als iemand die dient uit kracht die God [HO THEOS = DE GOD] schenkt; zodat God [HO
THEOS = DE GOD] in alles verheerlijkt wordt door Jezus Christus. Hem komt de heerlijkheid
en de kracht toe, tot in alle eeuwigheid. Amen.”

We zagen naar een reeks teksten waar in eenzelfde zin “ho theos” staat en daarna “theos” zonder
een betekeniswijziging van het woord “God.” En die zaken ZIJN NOOIT VERTAALD ALS “EEN” GOD
in de betekenis van de ware God en nog een tweede God. Dat is wat de WT doet. Dat zou nu juist
mogelijk zijn met de door hen vooropgestelde uitleg van Johannes 1:1 maar is totaal onmogelijk
vanuit deze Bijbelteksten.

d) De goedkeuring die de WT geeft aan de vertaling van Moffat en An American Translation van dit
vers (het Woord was goddelijk) is fout om twee redenen. In de eerste plaats omdat Johannes in dit
geval niet zou schrijven “kai Theos èn ho Logos”, maar het Grieks “theios” zou gebruiken, het
bijvoeglijk naamwoord van “theos.” Maar dat wil Johannes niet zeggen. Want wat goddelijk is, is
niet noodzakelijk God, terwijl God altijd goddelijk is. De evangelist wil te kennen geven dat de Logos
in natuur en essentie God is, niet slechts goddelijk. Daarom ook spreekt Col.2:9 over Christus als
Diegene in wie de volheid van de godheid woont. Hier hebben we het woord “theotees” dat wijst
op de persoon. Hieraan verwant gebruikt Rom.1:20 dan “theiotees” (maar afgeleid van theios) als
verwijzing naar de goddelijkheid van God, de uiterlijke manifestatie en heerlijkheid. De tweede
reden waarom “theos” in Joh.1:1 niet als “goddelijk” vertaald mag worden is dat het Griekse woord
voor goddelijk = theios aan Johannes niet ongekend was als uitdrukking.

Paulus gebruikt het in Hand.17:29 en Petrus in 2 Pet.1:3. Maar dat woord “theios” zou de
bedoeling van Johannes niet juist weergeven. Voor hem is de Logos in wezen God en om die reden
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 164

gebruikt hij het woord “theos.” Hoe moeten we Joh.1:1 begrijpen volgens ‘Redeneren aan de hand
van de Schrift’, 1985: “Wat bedoelde de apostel Johannes toen hij Johannes 1:1 optekende?
Bedoelde hij dat Jezus zelf God is of dat Jezus misschien één God met de Vader is? In hetzelfde
hoofdstuk, vers 18, schreef Johannes: “Niemand [“geen mens”, LW] heeft ooit God gezien; de
eniggeboren Zoon [“de eniggeboren god”, NW], die aan den boezem des Vaders is, die heeft Hem
doen kennen” (NBG). Hebben mensen de Zoon Jezus Christus gezien? Natuurlijk! Zei Johannes
dus dat Jezus God was? Klaarblijkelijk niet. Aan het einde van zijn Evangelie vatte Johannes alles
samen door te zeggen: “Deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, [niet
God, maar] de Zoon van God.” – Joh.20:31, NBG” blz.229. Dat is dan duidelijk: de WT wil niet dat
zijn leden zonder omwegen aannemen dat Jezus = God en hebben dergelijke nietszeggende
antwoorden geformuleerd. Want lees het eens goed, je zit op die manier tussen wal en schip: er is
dan namelijk een grote God en een kleine God. En die laatste een god noemen met kleine “g” lost
niets op aan het probleem: wie aanneemt wat de WT zegt is een aanhanger van méérdere goden!
En dan ben je verder van het christelijke huis dan je ooit kan zijn!

In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 dec. 1975 verwijst men naar ‘A Translator’s New Testament’
waar staat dat: “het tweede gebruik van Theos = God een bijvoeglijk karakter heeft” zodat de zin
betekent: “het Woord was goddelijk” (blz.7). Hierbij vergeet men dat het evangelie van Johannes
in relatief keurig Grieks is geschreven, dat het bijvoeglijk naamwoord van theos (theios)
voorhanden was maar dat de schrijver het niet gebruikt. Is dat niet te wonderlijk! (Zie o.a. ‘Trench
Synonyms of the New Testament’, blz.7,8 / W. E. Vine deel 1, blz.328, 329 / Thayer, blz.288 / ‘A. T.
Robertson Word Pictures’, deel 4, blz.491.) A. T. Robertson zegt terecht dat Johannes ook niet kan
schrijven “het woord was de God” omdat dit zuiver Sabellianisme [1] zou zijn, de leer die zegt dat
God = de Vader = de Logos. En in zekere zin volgt de eeuwige godheid al uit het begrip Logos. Het
kan vertaald worden als: rede, woord, gedachte et cetera. Daar het onmogelijk is zich een ogenblik
voor te stellen dat God zonder rede of gedachte was, daarom is dit Woord ook eeuwig. B. Metzger
van de Princeton Universiteit zegt dan ook doordacht dat deze vertaling van de WT
“verschrikkelijk” is. [1 Sabellius leerde dat God slechts uit één Persoon bestaat, die zich in drie
verschillende gedaanten (prosopa) of verschijningsvormen (modi) heeft geopenbaard.]

2.9 B°) WAT ZEGT DE CONTEXT?

Belangrijk voor dit hoofdstuk dat als titel heeft ‘Christus, Schepper of schepsel?’ is dit
gedeelte dan, dat in feite zeer kort is.

Volgens de WT zou gans de opzet van Joh.1:1-3 zijn om twee dingen te bewijzen: 1°) dat
Christus niet God is maar een schepsel. 2°) dat de Heer Jezus hier als medewerker van God is
afgebeeld bij de schepping van de “andere” dingen.

We citeren uit de brochure ‘Het Woord’ de volgende dingen: “Als het Woord die zich “in
den beginne” in de hemel bevond, was hij de eerste van Gods schepping (...) Door bemiddeling
van hem als tussenpersoon maakte God alle andere dingen zoals Johannes 1:3 bevestigt” blz.49.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 165

Maar men ziet toch duidelijk dat in deze woorden van Johannes 1:1 geen sprake is over de
schepping van Christus. Integendeel, tot driemaal toe is er gezegd dat de Logos “was.” En wel als
volgt:
“In den beginne was het Woord
en het Woord was bij God
en het Woord was God.”

De uitleg van Jehovah’s Getuigen over Joh.1:1-3 hangt aan elkaar vanuit een verkeerd
begrip over de werkwoorden die er gebruikt zijn. Dat wil zeggen dat ook andere teksten zullen
moeten buigen voor wat ze vooropstellen: Jezus is een geschapen god. Daar gaan we verder op in.

We onderstrepen zelf de driemaal dat het werkwoord “was” is gebruikt in dit gedeelte. Dat
sluit namelijk al, een eerste uitleg uit in de leer van Jehovah’s Getuigen. Hier staat nergens dat het
Woord geschapen zou zijn. Dáár waar God was, dáár was steeds de Logos.

Deze teksten spreken duidelijk over het absolute “zijn” van de Logos en niet over een tot
bestaan komen door schepping. In dit geval zou Johannes geschreven hebben: “In den beginne
schiep = (Grieks ktizo) God het Woord.” Ofwel: “In den beginne is het Woord door God geworden =
(Grieks egeneto) zoals in Joh.1:14.” Deze teksten citeren als bewijs voor de schepping van de Logos,
wijst er alleen op dat de WT niet leest wat er staat of begrijpt wat er staat. Zie voor deze betekenis
van “was” o.a.; A. T. Robertson ‘Word Pictures’, deel 5, blz.5 / Thayer, blz.175 / Arndt en Gingrich,
blz.221 / W. F. Moulton en Milligan, blz.184 / W. E. Vine deel 4, blz.229,230.

Wie een studie maakt van deze inleiding van het evangelie naar Johannes zal vlug het
contrast zien tussen de werkwoorden “zijn” en “worden”. Het “zijn” heeft hier de betekenis van
voortdurend bestaan en het “worden” verwijst naar beperkt bestaan. Zie Joh.1:1,2,4,8,9,10 voor
het eerste en Joh.1:3,6,10,14 voor het tweede.

De WT zoekt ook iets in de woorden van Joh.1:3 dat “door” hem (Christus-Logos) geschapen
is. Ze vertalen het Griekse “door” als “door bemiddeling van.” Dat is echter een nep-argument.
Heb.2:10 / Rom.11:36 en Gal.1:1 spreekt over de scheppingen als ontstaan “door” de Vader en dat
is hetzelfde Grieks als in Joh.1:3. Evenmin als de Vader dan op niveau van een schepsel gezien is,
moeten we dat niet doen voor de Zoon. Dat voorzetsel wil alleen de relatie aangeven van Schepper-
Schepping. De Schepping is “door” de Vader maar ook “door” de Zoon (Col.1:16 / Heb.1:2 / 1
Cor.8:6).

2:10 C°) BIJBELSE LEER VAN DE LOGOS ALS “een” GOD?

In ‘Ontwaakt!’ van 22 aug.1972 schrijft de WT: “Iemand die daarentegen de duidelijke


verklaring van Jezus aanvaardt dat de Vader groter is dan ik, zal beseffen dat Jezus niet gelijk is
aan de Almachtige Jehovah (Joh.14:28). Dit betekent evenwel niet dat er in geen enkele
betekenis van het woord naar Jezus als “god” verwezen kan worden” blz.28.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 166

In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 aug. 1975, blz.505 leest men: “Het Woord “God” (Joh. 1:1) in
deze toepassing op het “Woord” vestigt eenvoudig de aandacht op diens goddelijke natuur, op
het feit dat hij gedurende zijn voormenselijke bestaan goddelijk, een machtige, was.” M.a.w. de
Logos heeft een goddelijke natuur en is goddelijk maar niet God in ware zin.

We lezen in ‘Inzicht in de Schrift’ het volgende op blz.1287: “Aangezien de Zoon degene


was door bemiddeling van wie alle dingen waren gemaakt, was hij een god, “de eniggeboren
god” (Jo 1:18); daarom nam hij een eervolle en superieure positie onder al Gods andere
geestenzonen in. Toch werd hij niet hoogmoedig. (Zie in tegenstelling daarmee Ez 28:14-17). Er
kon dus niet worden gezegd dat de Zoon zijn loyaliteit, nederigheid en toewijding niet reeds in
vele opzichten had bewezen.”

“In den beginne”, zoals ook dat begin in Gen.1:1, dan was het Woord er gewoon. Waar dat
Woord zou moeten vandaan komen, zegt deze tekst niet, evenmin zoals in Gen.1:1 de vraag gesteld
wordt: waar komt God vandaan? Wanneer Johannes schrijft: “en het Woord was bij God” dan
geeft dit te kennen dat het Woord altijd bij God was. Er was en er is geen enkel moment aan te
geven dat God zonder Woord “was.” Dat wijst op een eeuwig bestaan van het Woord bij God.
(Vergelijk enkele Logosteksten in het OT Ps.33:6 / 107:20 / Jes.55:10,11)

In vers 3 wordt dan duidelijk dat alles wat geschapen is, door het Woord is geschapen:
“Zonder het Woord is niet één ding geworden, dat geworden is” (Brouwer). Of anders: “buiten
hem om is volstrekt niets geworden van wat geworden is” (Leidsche-vertaling).

De enige juiste gevolgtrekking uit deze tekst is daarom dat zowel God als het Woord
personen zijn die niet geworden of geschapen zijn.

Dus is het Woord niet geschapen zoals de Jehovah’s Getuigen beweren. Ze lezen in Joh.1:1
niet wat er staat maar lezen er wat in. Ze verdraaien de duidelijke waarheid dat het Woord niet
onder de geschapen dingen gecatalogeerd kan/mag worden.

Maar er is nog wat anders over deze tekst te zeggen. In de Bijbelvertaling van de
Wachttoren wordt de laatste zin vertaald als: “het Woord was een god.” Gelieve te letten op het
onbepaalde lidwoord “een” en de kleine “g” voor “god.” Dat wil zeggen dat ze leren dat er een
“God” is, en een “god.” Twee goden: een grote en een kleine. Kan dat volgens de Schrift? Absoluut
niet.

In het lied van Mozes lezen wij: “Ziet nu dat IK, Ik het ben, daar is geen God behalve Mij”
(Deut.32:39). In Jes.43:10 staat: “Voor Mij is er geen God geformeerd en na Mij zal er geen zijn.”
De profeet schrijft er volgens de WT: “Vóór mij werd er geen God geformeerd en na mij bleef het
zo dat er geen was” (NWV). Andere Bijbelvertalingen zijn nog duidelijker. Zie ook nog Jes.44:8 /
45:3,6,14,18,21,22 / 48:11 / 52:7. YaHWeH heeft géén God of god geformeerd, dus is Jes.43:10
bewijs dat de interpretatie van Jehovah’s Getuigen over die tekst uit Joh.1:1 niet waar kan zijn.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 167

Jesaja zou toch Johannes niet kunnen tegenspreken. Wij moeten ze beiden toch nog als
geïnspireerde profeten van God aanvaarden!

Bruce Metzger, één van de grote specialisten van de Griekse taal uit de vorige eeuw zei,
toen deze vertaling van Jehovah’s Getuigen verscheen in 1950: “ze is verschrikkelijk.” Het Woord
kan dus niet geschapen zijn. Deze uitleg is strijdig met Joh.1:1,10 / Eph.3:9 / Col.1:16,17 / Heb.1:2
en het getuigenis van de profeten van het Oude Testament. Al de rest is woordkramerij door de
Wachttoren-mensen gebruikt om u ervan te weerhouden de ware Logos te leren kennen.

Maar is het mogelijk dat er een grote “God” en een kleine “god” is?
We lezen in Deut.32:39: “Ziet nu dat ik - ik het ben - Er zijn geen goden naast mij”. (NWV) Dit is
een positief bewijs dat de Logos niet “een” god kan zijn zoals de WT zegt. De getuigen van ‘DE
WACHTTOREN’ trachtten dit te weerleggen door te verwijzen naar vers 12 in Deut.32 maar dit is
een ontwijkend antwoord. Want dit vers spreekt over de redding van Israël uit Egypte. Dat was het
werk van YaHWeH zonder hulp van een “buitenlandse” god, zo luidt de NWV. Dit is zondermeer
waarheid. Maar Deut.32:31 spreekt niet over Gods werk op aarde maar over zijn wezen en werken
in de hemel. En dáár, met Hem is er geen “god” en ook geen “goden” volgens de NWV. Beide
teksten spreken over gans andere dingen. Zie bijvoorbeeld, ‘DE WACHTTOREN’ van 1 dec.1975,
blz.735.

De enige mogelijke gevolgtrekking is dat de Logos zelf God moet zijn. Hoe schokkend het
ook mag klinken voor iemand van de WT: de Logos moet YaHWeH zijn. Of er zijn: op zijn minst
twee eeuwige personen die “God” genoemd worden. Maar dat bewijzen we verder nog in
hoofdstuk drie. Joh.14:28 (de Vader is groter dan Ik) bespreken we in hoofdstuk zes. In elk geval,
bewijs dat de Logos een schepsel is of “een god” heeft de WT niet.

In deze éne tekst (Joh.1:1) zijn drie zaken overduidelijk gemaakt:

1°) De Logos heeft een preëxistent bestaan.

2°) De Logos is een persoon.

3°) De Logos is God.

Paulus kon dan ook schrijven dat het geheimenis Gods is: “Christus in wien al de schatten
der wijsheid en kennis verborgen zijn” (Col.2:3). En verder: “Christus de kracht Gods en de
wijsheid Gods” (1 Cor.1:24). Samen met Eph.3:19 vormt dit het bewijs van de volheid der godheid
in de persoon van Christus.

Een laatste opmerking in dit verband door H. Cremer in zijn woordenboek onderstreept
(blz.390). Het Griekse “logos = woord” verwijst naar “het levende gesproken woord.” Dus niet het
“woord” van de taal want in dat geval zou ofwel “rhema” ofwel “onoma” ofwel “epos” gebruikt
zijn. In de onderstaande tabel geven we u nog enkele voorbeelden hoe Joh.1:1 vertaald is
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 168

geworden. Opnieuw merken we op dat een groot deel van deze vertalingen gemaakt zijn door
mensen die niet geloven in de Drie-eenheid. En die doen alle pogingen om de zin en betekenis van
zo een duidelijke tekst te ontwijken. (Sommigen laten we onvertaald.) Vooraf de Wachttoren in
deze scan:

Fig. 1. The Emphatic Diaglot, jarenlang gepubliceerd door De Wachttoren. Opmerking: de


Logos “was God” (met hoofdletter) aan de rechterkant, en “een god” aan de linkerkant.

An American Translation: “Het Woord was goddelijk.”


Belsham NT, 1809: “het Woord was een god.” – een unitariër.
Concordant Version (Knoch): “God was het Woord.” – een letterlijke vertaling.
Cotton Patch Version, 1970: “and the Idea and God were One.” – een parafrase.
Das Evangelium nach Johannes door Johannes Schneider: “en van goddelijke natuur was de
Logos.”
La Bible du Centenaire: “en het Woord was een goddelijk wezen.”
Newcome, 1808: “en het woord was een god.” – een unitariër.
New English Bible, 1961: “wat God was, het Woord was.”
Moffatt’s The Bible, 1972: “de Logos was goddelijk.” – vertaling van een Jood.
Revised English Bible 1989: “ wat God was, het Woord was.”
Schonfield’s, The Original New Testament, 1985: “het Woord was goddelijk.” – vertaling van een
Jood en christenhater.
Simple English Bible: “and the Message was Deity.” – een parafrase.
The Emphatic Diaglott: “en een God was het Woord.” – een unitariër.
The NET Bible: “and the Word was fully God.” – zegt teveel.
The New English Bible: “Wat God was, was het Woord.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 169

The New Testament in an Improved Version, Upon the Basis of Archbishop Newcome’s New Trans-
lation: With a Corrected Text: “en het woord was een god.” – een unitariër.
Today’s English Version: “Het was hetzelfde als God.” – een parafrase.
Torrey C.C.,The Four Gospels, Second Edition, 1947: “the Word was god.”
Young R.: “[A]nd a God (i.e. a Divine Being) was the Word.” – een letterlijke vertaling.
Zodat de Wachttoren vanuit Joh.1:1 slechts wat kan bewijzen dat op “een god” lijkt, wanneer ze
de vijanden van de leer van de Drie-eenheid kwistig aanhalen. Maar vanuit de Schrift is de Logos =
God in de volle betekenis van het woord.

We hebben ook dit vertaald, de brief gericht aan de Wachttoren van Prof. Julius Mantey,
medeauteur van een Grieks grammatica dat 23 edities heeft gehad tussen de jaren 1927 en 1984.
Uitgegeven in het Engels en Spaans. De excuses die hij aan de WT vraagt vanwege het misbruik van
zijn Boek en de verkeerde voorstelling van wat hij zelf geloofd heb ik nooit gezien in de
boeken/tijdschriften van de WT.
^^^^^^^

Julius R. Mantey
414 Palmette Road
New Port Richey, FL 33552
July 11, 1974
Watchtower Bible & Tract Society
117 Adams St.
Brooklyn
New York 11201
Geachte heren,
Ik heb een kopie gekregen van uw brief aan Caris in Santa Ana, Californië, en schrijf u dat ik het
oneens ben met verklaringen in deze brief, evenals in citaten die u hebt gemaakt van de Dana-
Mantey, Greek Grammar.

(1) Uw verklaring: “Hun werk laat de weergave in het de Kingdom Interlinear Translation of the
Greek Scriptures in Johannes 1:1 toe.” Er is geen bewijsvoering in onze grammatica die ooit
bedoeld was om te suggereren dat “een god” een toegestane vertaling in Johannes 1:1 zou zijn.

A. We hadden geen “regel” om te betogen tot de ondersteuning van de drie-eenheid.

B. Wij hebben dat ook niet verklaard als een voornemen. We waren gewoon de afbakening aan
het tekenen van de feiten die inherent zijn aan Bijbelse taal.

C. Uw citaat van blz.148 (3) was in een paragraaf onder het kopje: “With the Subject in a Copulative
sentence” [“Met het onderwerp in een copulative betekenis”] Twee voorbeelden waren gegeven
er dat te illustreren, maar we maakten geen verklaring in de paragraaf over het predicaat behalve
dat, “in haar huidige vorm de andere personen van de drie-eenheid in theos geïmpliceerd kunnen
worden.” En is dat niet het tegenovergestelde waar uw vertaling “een god” toe leidt? Je citeerde
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 170

mij uit de context. Op de bladzijden 139 en 140 (VI) in onze grammatica hebben we dit gezegd:
“zonder het lidwoord betekend theos goddelijke essentie (…) theos en ho logos benadrukt Christus
deelname aan de essentie van de goddelijke natuur.” Onze interpretatie is in overeenstemming
met die in de NEB en de TEV “Wat God was, het Woord was”, en met die van Barclay: “De natuur
van het Woord was hetzelfde als de natuur van God”, die u vermeld in uw brief aan Caris.

(2) Gezien Colwell’s en Harner’s artikelen in JBL, in het bijzonder die van Harner, is het noch
wetenschappelijk, noch redelijk om Johannes 1:1 te vertalen als: “Het Woord was een god.” De
volgorde van de woorden heeft deze weergave achterhaald en is onjuist als interpretatie.

(3) Uw citaat van de regel van Colwell is onvoldoende, omdat u slechts een deel aanhaalt vanuit
zijn bevindingen. Je hebt de volgende sterke uitspraak niet geciteerd: “Een predicaat nominatief
waarbij het werkwoord vooraf gaat, kan niet worden vertaald als een onbepaald of een ‘kwalitatief’
zelfstandig naamwoord alleen vanwege de afwezigheid van het artikel.”

(4) Prof Harner, vol.92:1 (1973) in JBL, is verder gegaan dan het onderzoek van Colwell en heeft
ontdekt dat predicaatnaamwoorden zonder lidwoord voorafgaand aan het werkwoord in de eerste
plaats de functie hebben om de aard of het karakter van het onderwerp uit te drukken. Dat vond
hij waar te zijn in 53 passages van het Evangelie van Johannes en 8 in het Evangelie van Marcus.
Beide geleerden schreven dat als onbepaaldheid was bedoeld door de evangelie schrijvers, het
predicaat zelfstandig naamwoord regelmatig na het werkwoord geplaatst is, en zowel Colwell en
Harner hebben verklaard dat theos in Johannes 1:1 niet van een onbepaalde tijd is en niet mag
worden vertaald als “een god.” Wachttorenschrijvers lijken de enigen te zijn die pleiten voor die
vertaling. De gegevens blijken 99% tegen hen te zijn

(5) uw verklaring in uw brief dat de heilige tekst ons zelf moet begeleiden en ‘niet alleen een
Handboek van iemand” dat moet doen, daar zijn we het met u eens. Maar onze studie toont aan
dat Jehovah’s Getuigen het tegenovergestelde doen wanneer de “heilige tekst” verschilt met hun
ketterse opvattingen. Bijvoorbeeld de vertaling van kolasis voor het afsnijden wanneer straf de
enige betekenis is die in de lexicons voorkomt. De verkeerde vertaling van ego eimi als “Ik ben al”
in Johannes 8:58. De toevoeging van “voor alle tijden” in Heb.9:27 als er niets in het Griekse
Nieuwe Testament is dat het ondersteunt. De poging om een kleinere Christus te maken door de
verkeerde vertaling van “arche tes ktiseos” = “begin van de schepping” als Hij wordt voorgesteld
als “de schepper van alle dingen” (Johannes 1:2 en als ‘gelijk aan God’ (Phil.2:6) voordat hij zichzelf
vernederd en leefde in een menselijk lichaam hier op aarde. Uw aanbod om te bewijzen dat Jezus
niet gelijk aan God is van: “de Vader is groter dan ik” (Johannes 14:28) gaat voorbij aan de feiten
vermeld in Phil.2:6-8. Toen Jezus dat zei was Hij nog steeds in zijn vrijwillige staat van vernedering.
Die staat eindigde toen hij naar de hemel terugging. Waarom de poging om doelbewust mensen
door verkeerde punctuatie misleiden: door het plaatsen van een komma na “vandaag” in Lucas
23:43 zoals in de Grieks, Latijn, Duits en alle Engelse vertalingen behalve de jouwe, zelfs in uw
Griekse KIT, de komma is te vinden plaats na lego (ik zeg) - “Vandaag zul je met mij in het paradijs
zijn.” 2 Cor.5:8, “om uit het lichaam en thuis bij de Heer te zijn.” Deze passages leren dat de
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 171

verlosten onmiddellijk naar de hemel gaan na de dood, dat niet overeenkomt met uw leringen
waar de dood eindigt tot de opstanding. Vergelijk Ps. 23:6 en Hebr. 1:10.

De hiervoor genoemde zaken zijn slechts een paar voorbeelden van verkeerde vertalingen van De
Wachttoren en verdraaiingen van Gods Woord. In het licht van de voorgaande feiten, vooral omdat
je mij wil citeren uit de context, geeft ondergetekende dit verzoek: niet meer te citeren uit de
Manual Grammar of the Greek New Testament, zoals u hebt gedaan de laatste 24 jaar. Ook dat je
het niet meer zou citeren in een van uw publicaties, vanaf deze tijd aan.

Dat u bovendien in het openbaar en onmiddellijk excuses zou publiceren in de Wachttoren,


aangezien mijn woorden geen betrekking hadden bij het ontbreken van het lidwoord voor theos
in Johannes 1:1. En schrijf dan alstublieft naar Caris en geef toe dat je mijn “regel” misbruikt en
verkeerd geciteerd heeft. Op de pagina voor het voorwoord in de grammatica staan deze woorden:
“Alle rechten voorbehouden - niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd in enige vorm
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever” Aangezien u geen dergelijke
toestemming heeft, stuur me dan een fotokopie van het gepubliceerde.
Als u geen aandacht zou geven aan deze verzoeken zal u er de gevolgen van dragen.
Hoogachtend,

Julius R. Mantey
^^^^^^^
Het origineel staat op deze twee sites:
http://www.bible.ca/trinity/trinity-Mantey.htm
http://www.theforbiddenknowledge.com/hardtruth/letter_mantey.htm

En als kers op de taart; hier is de oorspronkelijke tekst van H. E. Dana and Julius Mantey
over Joh.1:1 die de WT misbruikt heeft en waaruit géén ondergeschiktheid van Jezus blijkt zoals ze
beweren (zie blz.79,80 hierboven):
“The article sometimes distinguishes the subject from the predicate in a copulative sentence. In
Xenophon’s Anabasis, 1:4:6, emporion d’ en to korion, and the place was a market, we have a par-
allel case to what we have in John 1:1, kai theos en ho logos, and the word was deity. The article
points out the subject in these examples. Neither was the place the only market, nor was the word
all of God, as it would mean if the article were also used with theos. As it stands, the other persons
of the Trinity may be implied in theos.” H. E. Dana, Julius Mantey, A Manual Grammar of the Greek
New Testament, The MacMillan Company, 1950, blz.148,149.
“Het lidwoord maakt soms een onderscheid tussen het onderwerp in het bijvoeglijk
naamwoord in een copulative zin. In de Anabasis van Xenophon, 01:4:6, staat emporion d
‘en om korion, en de plaats was een markt, en is een parallelle zaak met wat we hebben in
Johannes 1:1, kai theos en ho logos, en het woord was godheid. Het lidwoord wijst naar het
onderwerp in deze voorbeelden. Noch was de plaats, de enige markt, noch was het woord,
het alles van God, als het zou betekenen met het lidwoord ook bij theos gebruikt. Zoals het
er nu staat, kunnen de andere personen van de Drie-eenheid worden geïmpliceerd in theos.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 172

H. E. Dana, Julius Mantey, A Manual Grammar of the Greek New Testament, The MacMillan
Company, 1950, blz.148,149.

Nog enkele aantekeningen over dat soort vertalingen: “het Woord was god.” Twee citaten
uit Arian Biased Translations van de site http://www.bible.ca/

11. De New English Bible & Revised English Bible: is geproduceerd door liberale, modernistisch
gezinde theologen van wie het vitale geloof zelfs verontrustend is voor Jehovah’s Getuigen. Het feit
dat het woord “christelijk” 32 keer is gevonden in deze Bijbels, terwijl het in feite slechts drie keer
in de Griekse staat, is bewijs genoeg dat het onbetrouwbaar is als een letterlijke vertaling. Ze zijn
niet alleen tegen de godheid van Christus, maar ook tegen de maagdelijke geboorte. In Lukas 1:34
hebben zij onjuist het Grieks vertaald, “kende geen mannelijke maagd” [“knew no man-virgin”]
voor “ik heb geen man.” Ze hebben ook onjuist het Griekse “eerste dag van de week” vertaald voor
“zaterdag nacht” in Handelingen 20:7. (Zaterdag is de 7e dag van de week). Zij maken gebruik van
“Vrijdag” in Lucas 23:54, zonder enige ondersteunende Griekse woorden! Zij maken gebruik van
“zondag” in 1 Cor.16:2, in plaats van “de eerste dag van de week”. Ze hebben ook onjuist het
Griekse, “Pinksteren” vertaald voor “Whitsuntide” (een religieus feest in de kerk van Engeland).
Over het geheel genomen is de vertaling voorzien van het stempel van het modernisme. Als we voor
eenvoudige dingen grote verkeerde zaken krijgen, hebben we zeker geen vertrouwen in hun
vertaling van Johannes 8:58. Jehovah’s Getuigen wijzen op de anti-trinitarische ondertoon maar
negeren de rest van het modernisme in deze vertaling. Toch heeft de NEB nog wat spul dat goed is
zoals de opmerkingen van Barclay over Johannes 1:1: “Maar het is hier dat NEB [New English Bible]
een briljante oplossing gevonden heeft voor het probleem met de absoluut juiste weergave: “Wat
God was het Woord was” (Barclay, William; Many Witnesses, One Lord, 1973, blz.23-24.)

12. De New Testament in an Improved Version en Newcome’s New Translation: precedenten voor
het vertalen van Johannes 1:1, ... “En het Woord was een god”, vinden we geciteerd door de
Wachttoren op bladzijde 5 van “Het Woord Wie is Hij? Volgens Johannes”. “Deze lezing is ook te
vinden in de” Nieuwe Testament in een verbeterde versie”, gepubliceerd in Londen, Engeland in
1808.” Wij zijn gericht op een voetnoot die luidt: “De titelpagina luidt:” Het Nieuwe Testament in
een verbeterde versie, op basis van de Nieuwe Vertaling door aartsbisschop Newcome met een
gecorrigeerde tekst, en kritische en verklarende nota’s. Uitgegeven door de Society for Promoting
Christian Knowledge and the Practice of Virtue, by the Distribution of Books -. Unitarisch. Ja, het
sleutelwoord is hier bovenal: Unitarisch Dit is een sekte met de leer dat Jezus alleen een
buitengewoon goede man was, niets meer. Thomas Belsham heeft na de dood van aartsbisschop
Newcome, de tekst van Newcome gewijzigd! [Zie bladzijde 394, van het “Manual of Biblical
Bibliografie”.] Deze gewijzigde tekst is een ontering van de zorgvuldige wetenschappelijkheid van
aartsbisschop Newcome maar was een basis voor de Nieuwe Wereld Vertaling van de ... “en het
Woord was een god”. (Zie ook The Kingdom Interlinear Translation, bladzijde 1160, 1969 edition.).
Aartsbisschop Newcome heeft zeker nooit gezegd, het Woord was” een god.”

En van http://en.wikipedia.org/wiki/William_Newcome
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 173

“Hij had invloed door zijn werk An attempt toward revising our English translation of the Greek
Scriptures, and toward illustrating the sense by philological and explanatory notes (1796) (com-
monly known as Archbishop Newcome’s new translation). Dit moet onderscheiden worden van de
herziene versie van Thomas Belsham gepubliceerd door Unitariërs na zijn dood: The New Testament
in an Improved Version Upon the Basis of Archbishop Newcome’s New Translation (1808), waarin
onder andere veranderingen staan, geen rekening gehouden is met de Comma Johanneum.
Newcome werkte aan de volle herziening van de gehele Engelse Bijbel, waarvan het Nieuwe
Testament deel een poging was. Het werk werd ingehouden van publicatie tot 1800, na de dood
van Newcome, toen de druk werd beschadigd tijdens het oversteken van Dublin en het aantal
exemplaren te klein was voor verkoop. In 1808 hebben Unitariërs anoniem hun Improved Version
uitgegeven. De aanpassingen met een sektarische bedoeling waren vooral het werk van Belsham,
aan wie een verontwaardigd antwoord was geadresseerd (7 augustus 1809) door Newcome’s de
schoonbroer, Joseph Stock, DD, bisschop van Killala en Achonry.”

Wie is die Jezus dan echt volgens de theologie van het NT? Vier teksten daarbij:

➢ Joh.1:1-3: “1 In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord
was God. 2 Dit was in het begin bij God. 3 Alle dingen zijn door het Woord
gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is.” = De Logos
is géén schepsel!

➢ Joh.1:14: “En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (en wij
hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de
Vader), vol van genade en waarheid.” = De Logos is een Godmens!

➢ Joh.1:18: “Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in de schoot
van de Vader is, Die heeft Hem ons verklaard.” = De Logos is er steeds geweest
want was steeds in de schoot bij de Vader!

➢ Joh.6:46: “Niet dat iemand de Vader gezien heeft, behalve Hij Die van God is; Híj
heeft de Vader gezien.” = De Logos is zoals de Vader is!

Een extra = Jezus in de Qur’ān (Koran): GEEN zoon van God

De visie op Jezus in de Islam is deze:

➢ De Islam is het enige niet-Christelijke geloof dat als onderdeel van hun geloof eist om te
geloven in Jezus.
➢ Zij geloven dat Hij een van de grootste Boodschappers van Allah, Ta’ala was.
➢ Zij geloven dat Hij geboren was op een miraculeuze wijze, zonder mannelijk zaad.
➢ Zij geloven dat Hij de Messias of Christus was.
➢ Zij geloven dat Hij, met de hulp van God, leven gaf aan de doden.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 174

➢ Zij geloven dat Hij mensen genas, met de hulp van God.

Dat Jezus de Zoon van God is, is voor moslims steeds een onoverkomelijk struikelblok
geweest. Volgens Mohammed zijn Christenen slechts afgodendienaars: omdat ze geloven in God
de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. De Qoer’ān (moslims verkiezen dit als lezing in plaats van
‘Koran’) is hier duidelijk: voor hen is de hel (Dschahannam) gemaakt (48.Al-Fath:6 = “En dat Hij de
huichelaars en huichelaarsters en de afgodendienaren en -dienaressen moge straffen, die boze
gedachten jegens Allah koesteren. Over dezulken zal tegenspoed en de toorn van Allah komen. Hij
heeft hen vervloekt en de hel voor hen gereed gemaakt. En dit is een slechte bestemming.” ). [Elk
hoofdstuk in de Qoer’ān heeft een titel die we erbij zetten.] In 9.At-Taubah:5 roept Mohammed
zijn volgelingen op: “Wanneer de heilige maanden voorbij zijn, doodt dan de afgodendienaren waar
gij hen ook vindt en grijpt hen en belegert hen en loert op hen uit elke hinderlaag. Maar als zij
berouw hebben en het gebed houden en de Zakaat betalen, laat hun weg dan vrij. Voorzeker, Allah
is Vergevensgezind, Genadevol.” Een dergelijke oproep om zowel de Christenen als de Joden, want
ook die zijn vijanden, te doden vinden wij meerdere malen terug in de Qoer’ān (2.AL-Baqarah:191/
4.An-Nisá:91 / e.a.).

Enkele van de manieren hoe men moet omgaan met afgodendienaars zijn deze die Mohammed
in zijn aanwijzingen geeft:
“Slaat daarom hun hoofd af en slaat alle toppen van hun vingers af.” (8.Al-Anfál:12).
“Wanneer gij de ongelovigen (in oorlog) ontmoet, treft dan hun nek” (47.Mohammed:4). In deze
Sura staat ook wat er met de Moslimmartelaren zal gebeuren en is een tekst die men in de Jihad
(de heilige oorlog) regelmatig gebruikt: “En degenen die terwille van Allah worden gedood, hun
werken zal Hij zeker niet vruchteloos maken.”
In 47:4 staat letterlijk in de Arabische tekst: “hak hun hoofden af” meestal vertaald als “treft dan
hun nek.” Deze bovenstaande citaten zijn maar een greep van in werkelijkheid meer dan 200 van
dit soort teksten.

Nu iets over Jezus in positieve zin: merk op wat de Qoer’ān dan over Jezus zegt:

✓ Jezus werd geboren uit een maagd (Qoer’ān 19:20-22).


✓ Jezus was foutloos (Qoer’ān 19:19).
✓ Jezus was een groot genezer van de zieken (Qoer’ān 3:49, 5:110).
✓ Jezus werd opgenomen in de hemel door God (Qoer’ān 4:158).
✓ Jezus zal terugkomen (Qoer’ān 3:45, 43:61).

Jezus is op 25 plaatsen in de Qoer’ān bij naam genoemd en hij wordt ook aangesproken met titels
die betrekking hebben op hem als persoon of profeet: zoals “Ibne Maryam” (zoon van Maria), als
“Masih” (Messias, vertaald als Christus), “Abd-ullah” (dienaar van Allah) of “Rasul-ullah”
(Boodschapper van Allah).

Hij is genoemd als “het woord van Allah”, als “de Geest van Allah”, als “een teken van Allah”, en
andere eervolle bijnamen in dezelfde aard. Al die titels zijn verspreid over 15 verschillende sura’s
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 175

(hoofdstukken). De Qoer’ān eert Hem dus als een machtige Boodschapper van Allah en de
welingelichte Moslims weten dit ook.

Op een pro-Moslim site las ik: “Er is geen enkele kleinerende opmerking in de gehele Koran waar
zelfs de meest bevooroordeelde persoon onder de Christenen bezwaar tegen kan maken.” Dat is
echter gewoon maar een losse bewering, de Jezus van de Qoer’ān is niet de Jezus van de Bijbel.

Dit zijn enkele positieve teksten uit de Qoer’ān over Jezus, meestal met een nogal waarschuwend
woord er bij om niet zoals de christenen te denken over Hem.

(Al-Maidah) Sura 5:46-47: ”En Wij deden Jezus, zoon van Maria in hun voetsporen treden,
vervullende, hetgeen voor hem in de Torah was (geopenbaard), en Wij gaven hem het Evangelie,
dat licht en leiding bevatte, bevestigende hetgeen daarvoor in de Torah was en een leiding en een
vermaning voor de godvrezenden. (46)
En laat de mensen van het Evangelie richten naar hetgeen Allah daarin heeft geopenbaard en wie
niet richten naar hetgeen Allah heeft geopenbaard, zijn de overtreders. (47)”

(An-Nisa) Sura 4:157-158: “En om hun zeggen: “Wij hebben de Messias, Jezus, zoon van Maria, de
boodschapper van Allah gedood”, - maar zij doodden hem niet, noch kruisigden zij hem (ten dode),
- doch het werd hun verward, en zij, die hierover van mening verschilden zijn zeker in twijfel, zij
hebben er geen kennis van doch volgen slechts een vermoeden en zij doodden hem gewis
niet, (157)
Integendeel, Allah verhief hem tot Zich en Allah is Almachtig, Alwijs. (158)”

(Maryam) Sura 19:33-34: “Vrede was met mij op de dag mijner geboorte en zal met mij zijn op de
dag van mijn dood en evenzo op de dag dat ik ten leven zal worden opgewekt.” (33)
Aldus was Jezus, de zoon van Maria. En (dit is) het ware woord waaraan zij twijfelen. (34)”

Maar de positie van Jezus in de Islam is ook deze: Hij is niet de Zoon van God.

Dat Jezus gezegd zou hebben dat Hij de zoon van God is komt een Moslim voor, als een zinloze
uitlating. De Redder van de wereld gaat er bij moslims immers ook niet in, maar de christelijke
theologie ziet die twee aan elkaar. Hij is God en mens. Dit is de sleuteltekst die men erbij haalt.
(An-Nisa) Sura 4:171: “O, mensen van het Boek, overdrijft in uw godsdienst niet en zegt van Allah
niets dan de waarheid. Voorwaar, de Messias, Jezus, zoon van Maria was slechts een boodschapper
van Allah en Zijn woord tot Maria gegeven als barmhartigheid van Hem. Gelooft dus in Allah en
Zijn boodschappers en zegt niet: “Drie (in één).” Houdt op, dat is beter voor u. Voorwaar, Allah is
de enige God. Het is verre van Zijn heiligheid, dat Hij een zoon zou hebben. Aan Hem behoort wat
in de hemelen en op aarde is en Allah is als Bewaarder afdoende.” (Wij onderlijnen in de
tekststrepen de tekst.)
En verder in Sura 19: “34. Aldus was Jezus, de zoon van Maria. En (dit is) het ware woord waaraan
zij twijfelen.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 176

35. Het past niet bij Allah Zich een zoon te verwekken, Heilig is Hij. Wanneer Hij een beslissing
neemt, zegt Hij daartoe slechts: “Wees”, en het wordt.
36. “Voorwaar, Allah is mijn Heer en uw Heer. Aanbidt Hem derhalve, dit is de rechte weg.”

En ook deze tekst komt erbij kijken uit Sura 5 en geeft aan dat men in Moslimkringen geen weet
heeft van de echte voorstelling van het Zoonschap van Jezus. Men gaat er namelijk van uit dat het
begrip Drie-eenheid over God, Jezus en Maria zou gaan en dat is buiten de theologie van de Bijbel:
“116. En wanneer Allah zal zeggen: “O Jezus, zoon van Maria, hebt gij tot de mensen gezegd:
‘Beschouwt mij en mijn moeder als twee Goden naast Allah,’? zal hij antwoorden: “Heilig zijt Gij!
Ik zou nooit kunnen zeggen, waarop ik geen recht had. Indien ik het had gezegd zoudt Gij het zeker
hebben geweten. Gij weet, wat in mijn innerlijk is en ik weet niet, wat in U is. Gij zijt de Kenner van
het onzienlijke.
117. Ik zeide niets tot hen, dan hetgeen Gij mij hebt geboden: “Aanbidt Allah, mijn Heer en uw
Heer.” En ik was getuige van hen, zolang ik in hun midden verbleef, maar nadat Gij mij deedt
sterven, waart Gij de Bewaker over hen en Gij zijt Getuige van alle dingen.” (Wij onderstrepen de
tekst.)

Sura 5 bijgenaamd Het Tafel (Al-Maidah) zegt verder: “73. Waarlijk zij lasteren God, die zeggen:
“Allah is Eén der Drie.” Er is geen God dan de enige God. En indien zij niet ophouden met hetgeen
zij beweren, zal de ongelovigen een smartelijke straf overkomen.” (Wij onderstrepen de tekst.)

We gaan daar natuurlijk hier niet verder op in, onze tekst bij de kritiek op de WT is ongeveer
dezelfde als voor de Moslims. Zodat we gerust mogen besluiten dat men behalve dit er ons ook
nog een andere leugen wil bij verkopen. Men zegt zonder blozen ook dit in Sura 29:46: “En twist
met de mensen van het Boek slechts op de goede wijze; doch zeg tegen de onrechtvaardigen: “Wij
geloven in hetgeen ons is geopenbaard en hetgeen u is geopenbaard; en onze God en uw God is
Eén; en aan Hem onderwerpen wij ons.” (Wij onderstrepen de tekst.)

Wij, Bijbelgelovigen, die voor Moslims slechts “Kaffara” en “Mushrekeen” (christenen en


afvalligen) zijn, zullen dus zeker geen nauwe theologische banden aangaan met hen: ze hebben
niet dezelfde God als ons en hebben ook niet dezelfde Jezus. Die ze trouwens, tussen haakjes, ook
nog een andere naam geven: Isa bin Maryam, “Isa zoon van Maryam.”

Gezien een moslim van Jezus allen maar zegt dat Hij een profeet is, maar niet de
voornaamste - dat is Mohammed - en hij géén verlossing verwacht van Jezus, vanwege Zijn lijden
is de Jezus van de Koran NIET de Jezus van de Bijbel. Integendeel, volgens de Schrift is Jezus: “de
Weg, de Waarheid en het Leven” (Joh.14:6.) NIEMAND KOMT TOT DE VADER DAN DOOR JEZUS.

Terug naar het onderwerp! Commentaar van Expositors Bible Commentary bij Heb.1:2 =
Jezus is géén schepsel

“… 3. Hij ondersteunt alle dingen door het woord van Zijn macht. Deze moet nauw verband houden
met de vorige verklaring. Als de Zoon de uitstraling is van Gods heerlijkheid en het uitdrukkelijke
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 177

beeld van Zijn essentie, dan is Hij geen schepsel, maar de Schepper. De Zoon is zo van God dat Hij
God is. Hij straalt zo uit Hem uit dat Hij een volmaakte en volledige weergave is van Zijn wezen. Hij
is niet op zo’n manier een uitstraling dat hij slechts een manifestatie van God is, noch op zo’n manier
een beeld dat hij een schepsel van God is. Maar in de gemeenschap van de natuur wordt de essentie
van God aan de Zoon meegedeeld in de onderscheidenheid van Zijn bestaanswijze. De woorden van
de apostel rechtvaardigen volledig - misschien suggereerden ze - de uitdrukkingen in de
geloofsbelijdenissen van Nicea en nog eerdere, “God van God, Licht van Licht, echte God van echte
God.” Als dit Zijn relatie tot God is, bepaalt het Zijn relatie tot het universum en de relatie van het
universum tot God. Philo had het Woord beschreven als een gloed, en ook over Hem gesproken als
onderscheiden van God. Maar bij Philo zijn deze twee verklaringen inconsistent. Want het eerste
betekent dat het Woord een attribuut van God is, en het laatste betekent dat Hij een schepsel is.
De schrijver van de brief aan de Hebreeën zegt dat het Woord geen attribuut is, maar een
volmaakte weergave van Gods essentie. Hij zegt ook dat Hij geen schepsel is, maar de Onderhouder
van alle dingen. Deze verklaringen zijn consistent. Het een impliceert in feite het ander; en beiden
drukken samen dezelfde opvatting uit die we vinden in het Johannesevangelie: “In den beginne was
het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Alle dingen zijn door Hem gemaakt;
en zonder Hem was er geen -ding gemaakt dat gemaakt is.” [Joh.1:1; Joh.1:3] Het is ook de leer van
Paulus: “In Hem is alles geschapen, in de hemelen en op aarde, het zichtbare en het onzichtbare,
hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij vorstendommen, hetzij machten: alle dingen zijn door
Hem en tot Hem geschapen, en in Hem bestaan alle dingen.”[Kol.1:16-17]”

Commentaar van Pulpitt Commentary, bij Heb.1:2 = Jezus is géén schepsel.

“III IN DE GODDELIJKHEID VAN ZIJN WEZEN. “Wie is de schittering van zijn glorie, en het
uitdrukkelijke beeld van zijn persoon; Revised Version, “de uitstraling van zijn glorie, en het echte
beeld van zijn substantie.” Deze woorden suggereren:

1. Dat de Zoon één wezen is met de Vader. Kanunnik Liddon: “Dat hij één is met God als eeuwig
voortgevloeid uit de essentie van de Vader, als een lichtstraal van het oudervuur waarmee het
ononderbroken verbonden is, wordt geïmpliceerd in de uitdrukking   .”
[Van vers 3] Laten we deze heerlijkheid niet beschouwen als iets materieels. Het is moreel en
geestelijk. Mozes bad: “Ik smeek u, toon mij uw heerlijkheid.” En hij zei: “Ik zal al mijn goedheid
aan u voorbij laten gaan”, enz. (Ex.33:15-23) Buiten dit past het ons misschien om niet te spreken
over de heerlijkheid van de goddelijke essentie; het is mysterieus, onuitsprekelijk. Jehova zei tegen
Mozes: “Terwijl mijn glorie voorbijgaat, zal ik je in een rotsspleet plaatsen en je met mijn hand
bedekken terwijl ik voorbijga”, enz. (vgl. 1 Tim.6:16)

2. Dat de Zoon de volmaakte openbaring van de Vader is. Hij is ‘het beeld zelf van zijn wezen’, of
essentieel wezen. Het woord carakthr betekent de indruk die wordt geproduceerd door een
stempel, een zegel of een dobbelsteen. Zoals de afdruk op de was overeenkomt met de gravure op
het zegel, zo is de Goddelijke Zoon de volmaakte gelijkenis van het wezen van de Vader. Daarom
zei hij: “Hij die mij aanschouwt, aanschouwt hem die mij gezonden heeft.” “Wie mij heeft gezien,
heeft de Vader gezien.” En Paulus: “Hij is het beeld van de onzichtbare God.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 178

3. Dat de Zoon persoonlijk onderscheiden is van de Vader. Aangezien de afdruk op de was heel
anders is dan het zegel waarmee het was gemaakt, suggereert de figuur dat onze Heer persoonlijk
verschilt van hem van wiens essentie hij de juiste afdruk is.”

BIBLIOGRAFIE (Een greep uit !)

SPREUKEN 8:22-30 / OPB.3:14


Boismard M-E, Moïse ou Jésus? Essai de Christologie Johannique, Peeters, 1988. Vooral
hoofstukken twee en zes. Een al te simpele vraagstelling en conclusie.
Bryce G. E., Another Wisdom-’Book’ in Proverbs, tijdschrift JBL 91 (1972) 145-157
Camp C. V., Wisdom and the Feminine in the Book of Proverbs (Sheffield: Almond, 1985)
Craddock F. B., Pre-Existence of Christ in the New Testament, Abingdom Press, 1968.
Craddock Fred B., Philippians, Interpretation: A Bible Commentary for Teaching and Preaching.
Gispen W.H., Korte verklaring van Spreuken, Kok / Kampen, 2de druk, 1968.
Hamerton-Kelly R.G., Pro-Existence, Wisdom and the Son of Man, C.U.P., 1973.
Malchow B. V., A Manual for Future Monarchs, tijdschrift CBQ 47 (1985) 238-245.
Rondeau M-J., Le commentaire des Psaumes de Diodore de Tarse et l’exegèse antique du Psaume
109/110, Revue de L’Histoire des religions, juillet-septenbre 1969, blz.5-33 en verdere drukken.
De statistiek op blz.12 geeft een goed beeld van het probleem. Deze Psalmstudie heeft
alle registers open naar deze twee teksten en de andere Kerkvaders.
Samouélian S., Le préexistence de Jesus Christ, Nimes, 1966.
Steinmann A. E., Proverbs 1-9 As A Solomonic Composition, Journal of the Evangelical
Theological, Society 43.4 (December 2000), blz.659-674.
Wood J., Wisdom litterature, Duckworth and Co. Ltd., 1967.
Artikel ‘arche’ in ‘DNTT, deel 1, blz.164-169 en ‘protootokos’ in ‘TDNT’, deel 6,
blz.879 e.v..

COL.1:15
Biesteweld P. & Bos J.H., De brief van Paulus aan de Colossenzen, Kampen, 1908.
Bouman G., De brief van Paulus aan de Kolossenzen en aan Filemon, Romen, 1972.
Calvijn Johannes, Commentaar op Kolossenzen, Importantia Publishing, 2009.
Fee Gordon D., Paul’s Letter to the Philippians, Eerdmans, 1995.
Fee Gordon D., Philippians 2:5-11: Hymn or Exalted Pauline Prose? Bulletin for Biblical
Research 2 (1992), blz.29-46.
Goldsmith R., The Latest JW Argument from Col 1:15. www.forananswer.org Internet.
Hansen G. Walter, The Letter to the Philippians, Eerdmans, 2009.
Helyer L. R, Colossians 1:15-20: Pre-Pauline or Pauline?, JETS 26/2 (1983) blz.167-79.
Hugedé N., L’Epitre aux Colosiens, Labor et Fides, 1968.
Keay R., Old Testament Background of the Firstborn: on Col 1:15. Internet www.forananswer.org
Leeuwen van J.A.C., Kommentaar op het Nieuwe Testament: Efeze, Colosse enz ... , Bot-
tenburg, 1926.
Lohse E., Die Briefe an die Kolosser und an Philemon, Vandenbroeck & Ruprecht, 1968.
Heeft voor dit gedeelte een uitgebreide literatuursopgave,
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 179

Martin Ralph P., Carmen Christi: Philippians 2:5-11, Eerdmans,1983


Martin R. P., An Early Christian Hymn, Col 1:15-20, The Evangelical Quarterly, 36 (1964).
blz.195-205.
McCown W., The Hymnic Structure of Colossians 1:15-20, The Evangelical Quarterly, 51 (1979)
blz.156-162.
Motyer Alec, The Message of Philippians, IVP, 2014.
Moule D.F., The epistles of Paul to Colossians and Philemon, C.U.P., 1957.
Perry V., Jehovah’s Witnesses and the Deity of Christ, The Evangelical Quarterly, Jan-
March 1963, blz.15-22.
Perry V., Problem Passages of the New Testament in some modern translations, The
Expository times, April 1976, blz.214,215.
Ralph M., Colossians, Paternoster Press, 1972.
Reyes L. C., The Structure and Rhetoric of Colossians 1:15-20, Filología Neotestamentaria
12 (1999) blz. 139-154.
Reyes L. C., The Structure and Rhetoric of Colossians 1:15-20. Internet Bible Studies on the Web.
Robinson J. M., A Formal Analysis of Colossians 1:15-20, JBL 76 (1957) blz. 270-87.

Onderzoeksbibliotheek Rijksmuseum

PHILIPPENZEN
Bockmuehl Markus, The Epistle to the Philippians (BNTC), Bloomsbury, 1997.

Calvijn Johannes, Commentaar op Filippenzen, Importantia Publishing, 2009.


Fee Gordon D., Paul’s Letter to the Philippians (NICNT), Eerdmans, 1995
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 180

Floor L., Brieven aan Paulus - Filippenzen, Commentaar op het Nieuwe Testament, 1998.
Hunsinger George, Philippians (Brazos Theological Commentary on the Bible), 2020.

Johnson D. E., Philippians, Reformed Expository Commentary, Presbyterian and Reformed, 2013.

Martin Ralph P. and Hawthorne Gerald F., Philippians, Revised Edition, Thomas Nelson, 2004.

Motiyer Alec, The Message of Philippians, Revisions and additions, IVP, 2020

O’Brien Peter T., The Epistle to the Philippians, William B. Eerdmans, 1991.

Silva Moisés, Philippians, Baker Exegetical Commentary (BECNT), Baker, 1992.

Strain David T. A., Philippians, Reformation Heritage Books, 2019.

Thielman Frank, NIV Application Commentary: Philippians, Zondervan, 1995.

van Eck J., Kolossenzen en Filemon, Commentaar op het Nieuwe Testament, 2007.
Walter G. Hansen, The Letter to the Philippians, Pillars, 2009.

Recent verscheen van Willigen M.A., De vroegchristelijke uitleg van Filippenzen 2:6-11,
Apeldoornse Studies no. 79. We hebben het nog niet gelezen maar blijkt een degelijke studie te
zijn. De schrijver is verbonden aan de Theologische Universiteit Apeldoorn.

JOH.1:1-3
Literatuur hierover loopt in de duizenden boeken en tijdschriftenartikelen, o.a.:
Bauckham Richard and Carl Mosser, The Gospel of John and Christian Theology, Eerdmans, 2008.

Bauckham R., Gospel of Glory: Major Themes in Johannine Theology, Baker Academic, 2015.

Beus, de Ch., Johannes’getuigenis van het Woord de proloog (Joh.1:1-18), Callenbach, 1973.
Bird Michael F., Jesus the Eternal Son: Answering Adoptionist Christology, Eerdmans, 2017.
Bowman R. M. Jr., Sharp’s Rule and Antitrinitarian Theologies: A Bicentennial Defense of
Granville, Sharp’s Argument for the Deity of Christ, Revised Edition 1998. Internet-site
http://www.AtlantaApologist.org Bowman/Sharp’s Rule.
Bruce F. F., Colossian Problem: Pt. 1: Jews and Christians in the Lycus Valley, Bibliotheca Sacra
141 (Jan. 1984) blz.3-15. Pt.2, Apr.1984, blz.99-111. Pt. 3, July 1984, blz.195-208. Pt. 4, Oct. 1984,
blz.291-302.
Brown R., The Gospel according to John, Anchor bible, Rooms Katholiek exegeet.
Carson D. A., The Gospel according to John, (PNTC), Eerdmans, 1991
Green M. ed., The truth of God incarnate, Hodder and Stoughton, 1977. Dit kleine boekje was
het prachtige antwoord aan wat enkele maanden tevoren verscheen; John Hick ed., Theology
of the Myth of God incarnate, S.C.M., 1977.
Hartley D., Revisiting the Colwell Construction in Light of Mass / Count Nouns.
www.forananswer.org Internet.
Hebblethwaite B., Incarnation – The Essence of Christianity, in Theology March 1977, blz.85-91.
En zie het stuntelige antwoord van Don Cupitt in het daaropvolgende nummer.
Hendriksen William, John, Baker New Testament Commentary, Baker, 1953
Holding J. P., Power in the Blood. Internet Tektonics.org.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 181

Holding J. P., The Modern Arians on Greg Stafford, Wisdom, and John 1:1.
Internet Tektonics.org.
Hommel R., The New World Translation and John 1:1: What the Scholars Really Said.
www.forananswer.org Internet.
Horne M, Why Did Saul of Tarsus Identify Jesus of Nazareth with the God of Israel?,
Op de internetsite van Mark & Jay Horne, Theologia. © 1998.
Keener Craig, The Gospel of John, Baker, 2012. Van de Pinksterkerken is dit wel de belangrijkste.
Komoszewski J. E., The World Translation and Christologically Significant Article-Substantive-
Kai-Substantive Constructions in the New Testament. Internet. En er kwam hierop een antwoord
A RESPONSE TO ED KOMOSZEWSKI’S ARTICLE ENTITLED: The New World Translation
and Christologically Significant Article-Substantive-Kaiv-Substantive Constructions in the New
Testament op: http://hector3000.future.easyspace.com/nwt1.htm Maar dit antwoord is niet
steekhoudend. Leest u het wel dan nauw vergelijken bij het origineel van de schrijver. In het
antwoord erop staan zaken die niet kloppen met wat er origineel staat. Je moet niet veron-
derstellen wat de ander nog zou kunnen beweren. Inlegkunde is een slechte raadgever.
Liddon H.P., The divinity of our Lord and Saviour Jesus Christ, Rivingtons, zesde uitgave
1872. Recent in herdruk bij James & Klock, Minneapolis, 1978. Dit zijn de beroemde
Bampton Lectures van het jaar 1866. Nog steeds superliteratuur!
Lindars B., New Testament Apologetic, S.C.M., 1961.
Lovelady E. J., The Logos concept, A Critical Monograph on John 1: 1, Grace Theological
Journal 4.2 (Spring 1963), blz.15-24.
Medd P.J., The One Mediator, Rivingtons, 1884 (Bampton lectures 1882).

Morris Leon, Jesus Is the Christ: Studies in the Theology of John, Eerdmans, 1989.

Morris Leon, The Gospel according to John, (NICNT), Eerdmans, 1995.

Pollard T.E., Johannine Christology and the early church, C.U.P., 1963.
Rawlinson A.E.J., The New Testament doctrine of Christ, Longmans Green and Co, 1926.
Een andere Bampton Lecture (lectures 1926) voor onze studie.
White J., Jehovah’s Witnesses, Germans, JW’s and John 1:1, Internet Copyright 2003 Alpha and
Omega Ministries. Jehovah’s Getuigen vertellen met regelmaat het verhaal over enkele Duitse
vertalingen van Joh.1:1, bijvoorbeeld in hun Bijbeluitgaven met aantekeningen. Dit is het relaas
van Dr. White die navraag deed bij enkele Duitse theologen naar deze mensen. Deze vertalers
zijn niet bonafide. Contra o.a. ‘DE WACHTTOREN’ van 1 maart 1991, blz.28.
Zodhiates Spiros, Was Christ God?, Eerdmans reprint, 1970.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 182

Een uiterst bijzonder artikel, rijk aan argumenten tegen de Wachttorenvisie, in dit
verband is van Dr. Edward Dalcour, Greenwich School of Theology - London op
https://christiandefense.org/general/the-necessity-of-the-incarnation-of-god-the-son/
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 183

Hoofdstuk 3

“Is Jezus Jehovah?”

In 1963 heeft de WT twee artikelen gepubliceerd in het tijdschrift ‘Ontwaakt!’ getiteld: “Is
Jezus Jehovah?” Hun conclusie is negatief. We bespreken hier waarom hún vraag een affirmatieve
bewering zou kunnen zijn. Ja, veeleer moet zijn!

Sommige dingen uit deze artikelen worden hier besproken, andere in de volgende
hoofdstukken. (Zie ‘Ontwaakt!’ 22 maart 1963 blz.27-29 en 8 april blz.27,28).

3.1 DE NAAM VAN GOD OOK DE NAAM VAN CHRISTUS

Vooraf enkele schriftuurplaatsen die er de nadruk op leggen dat God noch Zijn naam, noch
Zijn heerlijkheid, noch iets van Zijn persoon afstaat aan iemand anders.

“Ik ben Jehovah. Dat is mijn naam, en aan niemand anders zal ik mijn eigen heerlijkheid
geven, noch mijn lof aan gehouwen beelden” Jes.42:8 (NWV).

“En aan geen ander zal ik mijn eigen heerlijkheid geven” Jes.48:11 (NWV).

Hoe mysterieus en onwaarschijnlijk het ook mag klinken er zijn tientallen aanwijzingen dat
de Here Jezus geïdentificeerd wordt met de naam YaHWeH en zodoende met de persoon van
YaHWeH. Ps.34:8 zegt: “Proeft en ziet dat Jehovah goed is” (NWV). Maar in 1 Pet.2:3 is dit
toegepast op Christus waar dan staat: “mits Gij hebt gesmaakt dat de Heer goed is” (NWV). Deze
uitspraak van Petrus is allesbehalve populair bij de getuigen van ‘DE WACHTTOREN’. De tekst is
door hen bijna nooit gecommentarieerd sinds 1930 zoals men kan zien uit de indexen van hun
publicaties sinds die tijd. Tweemaal heeft de stichter van de WT (Charles T. Russell) deze tekst
genoemd, maar dan ook niet het minste commentaar op dit gedeelte, wel vers 2 en 3a. (Zie
Re.prints blz.1957, 2456). In de voetnota van de NWV van 1995 laat de WT de schrijver F.J.A. Hort
aan het woord volgens wie het niet de bedoeling is van Petrus Jezus aan “Jehovah” gelijk te stellen
(blz.1457).

Het is duidelijk dat de volgende verzen spreken over Christus, wat ook de WT aanneemt.
Maar ook vers 3 spreekt over Christus want vers 4 begint met de woorden “komend tot hem.” We
geven toe dat dit vers geen aanhaling is met een uitdrukkelijke formule zoals Mat.1:23 en zo velen.
Maar in alle Bijbels en gespecialiseerde boeken die de citaten bespreken van het OT in het NT
verwijzen de twee teksten altijd naar elkaar. Ook de WT doet dit in zijn Bijbeluitgaven met
verwijzingen. Zoals de Joden de goedheid van YaHWeH gesmaakt hebben, zoals christenen smaken
wij de goedheid van onze Heer. (“Adonaï” in het Hebreeuwse NT van Salkinson.) En niet alleen is
Christus Heer of Kurios, maar tegelijk de God, (Joh.1:1 / 20:28), “ho theos” in het Grieks met het
lidwoord.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 184

De tweede schriftuurplaats die we willen bespreken waar Christus geïdentificeerd wordt


met YaHWeH uit het Oude Verbond is Heb.1:10-12. Deze verzen zijn aangehaald van Ps.102:26-28,
op zichzelf een psalmgebed beginnend met de woorden “O Jehovah hoor toch mijn gebed.” Door
de Psalm heen spreekt men over Jehovah (verzen 12,14,16,19,21,22) over Jah (v.18) en God (24),
volgens NWV. Er is dan ook geen enkele reden te veronderstellen dat hier geen sprake zou zijn
over de God van Israël. Maar nu geeft de schrijver van het boek aan de Hebreeën te kennen dat
datgene waarover de Psalm spreekt ook over de Christus spreekt. Wat zegt de WT hierover? We
lezen in ‘DE WACHTTOREN’ van 1 nov. 1971, blz.671: “In Hebreeën 1:10,11 worden de woorden
van Psalm 102:25,26 op Jezus Christus van toepassing gebracht.” Verder in ‘DE WACHTTOREN’
van 15 april 1952, blz.127 (wij onderstrepen): “Wij weten evenwel dat er over engelen die God
vertegenwoordigen, werd gesproken alsof zij God waren, evenals wij weten dat Christus het
eigenlijke scheppingswerk verrichte en er toch over Jehovah wordt gesproken als over de
Schepper omdat Christus als Jehovah’s werkman die hem vertegenwoordigde, dat werk verrichte
onder Gods bevel en door Gods macht.” Deze redenering doet afbreuk aan het werk en de persoon
van Christus. Christus is niet “Jehovah’s werkman” zoals ze zeggen maar zelf Schepper in volle zin
van het woord. Hij is ook geen vertegenwoordiger van God tijdens de schepping. (Zie o.a.
Joh.1:3,10 / Col.1:16 en ons commentaar op deze teksten in hoofdstuk twee.)

Men zou min of meer over de vleesgeworden Logos kunnen spreken als
“vertegenwoordiger” van de Godheid maar daarover gaat het hier niet. Er is sprake van de
hemelse opgestane Christus en niet over zijn menselijk bestaan op aarde. De tekst van Heb.1:10-
12 is wel degelijk toegepast op Christus zoals de WT toegeeft. Maar God geeft Zijn eer en
heerlijkheid niet aan schepselen. Alleen van zichzelf kan God hier dus spreken waaruit men moet
aannemen dat Christus dezelfde YaHWeH is als deze waarover Psalm 102 spreekt.

Samengevat in de context van Hebreeën 1? Daar klinkt het tot vervelens toe (maar
het gaat om het nadruk leggen) dat Jezus véél MEER is dan de engelen! Lees eens de
verzen 5-14.

➢ Engelen worden nooit individueel zoon van God genoemd maar Jezus wel:
“5a Want tegen wie van de engelen heeft God ooit gezegd: U bent Mijn Zoon,
heden heb Ik U verwekt?”

➢ Engelen hebben geen persoonlijke relatie met God maar Jezus heeft dat: “5b En
verder: Ik zal voor Hem tot een Vader zijn, en Hij zal voor Mij tot een Zoon zijn?”
Zie ook Luc.3:22, waar Jezus een andere soort Zoon van God is dan de engelen.

➢ Engelen moeten Jezus als hun Heer aanbidden [waarom zouden, mensen het dan
niet moeten doen]: “6 En wanneer Hij vervolgens de Eerstgeborene in de wereld
brengt, zegt Hij: En laten alle engelen van God Hem aanbidden.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 185

➢ Engelen zijn gemaakt tot geesten en vuurvlam, Jezus is meer dan dat: “7 En van
de engelen zegt Hij weliswaar: Die Zijn engelen maakt tot geesten en Zijn dienaren
tot een vuurvlam.”

➢ Engelen regeren niet, Jezus wel: “8 maar tegen de Zoon zegt Hij: Uw troon, o God,
bestaat in alle eeuwigheid. De scepter van Uw koninkrijk is een scepter van het
recht. U hebt gerechtigheid lief en haat ongerechtigheid. Daarom heeft Uw God U
gezalfd, o God, met vreugdeolie, boven Uw metgezellen.”

➢ Engelen zijn schepselen, DE LOGOS/Jezus is schepper van het ganse heelal:


“10 En: In het begin hebt U, Heere, de aarde gegrondvest, en de hemelen zijn de
werken van Uw handen.”

➢ Engelen zijn schepselen, Jezus is schepper van de nieuwe hemelen en nieuwe


aarde: “11 Die zullen vergaan, maar U blijft altijd. En ze zullen alle verslijten als
een gewaad, 12 en als een mantel zult U ze oprollen en ze zullen verwisseld
worden; maar U bent Dezelfde en Uw jaren zullen niet ophouden.”

➢ Engelen zitten niet op stoelen in de hemel maar Jezus zit aan de rechterhand van
God: “13 En tegen wie van de engelen heeft Hij ooit gezegd: Zit aan Mijn
rechterhand, totdat Ik Uw vijanden neergelegd heb als een voetbank voor Uw
voeten?”

➢ Engelen staan niet stil en zitten niet, maar zijn steeds bezig: “14 Zijn zij niet allen
dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen die de zaligheid
zullen beërven?” D.w.z. engelen regeren niet vanop een troon!

De derde schriftuurplaats in dit verband is Joh.12:37-41 vergeleken bij Jes.6:1,3,10. Het


commentaar van de WT is interessant. De ‘Bible Students Manuel’ een publicatie die ze sinds rond
1927 niet meer herdrukken zegt over Joh.12:41: “Hij zag zijn heerlijkheid (...) de heerlijkheid van
Adonaï, Christus.” We waren verbaasd toen we dat vonden en zochten ijverig in latere geschriften
van dit genootschap maar met weinig succes. Het is met mondjesmaat dat men over deze tekst na
die tijd heeft gesproken. Eerst in een publicatie (Engelse uitgave van ‘DE WACHTTOREN’ 1934,
blz.344) welke we niet hebben kunnen nagaan. In 1951 schrijven ze in ‘DE WACHTTOREN’ van 15
juni, blz.190: “In Joh.12:39 haalt de apostel Jesaja’s profetie aan in verband met Jezus ‘werk (...)
De geestelijken zeggen (...) dat de Jehovah die door Jesaja in heerlijkheid in de tempel werd
gezien, de voormenselijke Jezus, het woord van God, was. Maar dit is een overhaaste
gevolgtrekking”. In de tijdspanne van ongeveer 25 jaar heeft de tekst dus eerst zijn toepassing op
Christus en daarna niet meer. Een derde citaat zegt: “De apostel Johannes verwijst naar Jesaja’s
visioen van Jehovah’s heerlijkheid als koning” met verwijzing naar Jes.6:1-4 en Joh.12:41. Zie ‘De
gehele schrift is door God geïnspireerd en nuttig’ blz.123, uitgave 1968.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 186

Maar, 25 jaar later, is er een drastische wijziging gebeurd in de WT-theologie: nu heeft Jesaja 6
zowel betrekking op de Vader als de Zoon.
Uit DE WACHTTOREN, 98 15/6 blz.24 citeren we
“Voormenselijke en menselijke heerlijkheid
In 778 v.G.T., het jaar waarin de Judese koning Uzzia stierf, ontving Gods profeet Jesaja een
visioen waarin hij Jehovah op zijn verheven troon zag zitten. “Wie zal ik zenden, en wie zal voor
ons gaan?”, vroeg Jehovah. Jesaja bood zich vrijwillig aan, maar Jehovah waarschuwde hem dat
zijn mede-Israëlieten niet gunstig op zijn bekendmakingen zouden reageren. De apostel Johannes
vergeleek de ongelovige joden uit de eerste eeuw met het volk in Jesaja’s tijd en merkte op:
“Jesaja heeft deze dingen gezegd omdat hij zijn heerlijkheid heeft gezien.” WIENS HEERLIJKHEID?
DIE VAN JEHOVAH EN VAN DE VOORMENSELIJKE JEZUS, die in de hemelse hoven naast hem
was gezeten. — Jesaja 6:1, 8-10; Johannes 12:37-41.”

In: De grootste mens die ooit heeft geleefd, hoofdstuk 104 lezen we:
“Dat de joden geen geloof stellen in Jezus vormt een vervulling van wat Jesaja zei, namelijk dat
de ‘ogen van de mensen verblind zijn en hun hart verhard is, zodat zij zich niet omkeren om
gezond gemaakt te worden’. Toen Jesaja in een visioen de hemelse hoven van Jehovah te zien
kreeg, ZAG HIJ OOK JEZUS IN ZIJN VOORMENSELIJKE HEERLIJKHEID NAAST JEHOVAH. Doch als
een vervulling van wat Jesaja schreef, verwerpen de joden halsstarrig het bewijs dat deze Jezus
hun beloofde Bevrijder is.”

De manier om te bepalen wie de God van “heerlijkheid is” is in deze vergelijking te zien.

Jesaja 6:3: “3 De een riep tot de ander: Johannes 12:40: “40 Hij heeft hun ogen
Heilig, heilig, heilig is de HEERE van de verblind en hun hart verhard, opdat zij niet
legermachten; heel de aarde is vol van Zijn met de ogen zouden zien en met het hart
heerlijkheid!” inzien en zich bekeren en Ik hen zou genezen.
Jesaja 40:5,6: “5 De heerlijkheid van de 41 Dit zei Jesaja toen hij Zijn heerlijkheid zag
HEERE zal geopenbaard worden, en alle en over Hem sprak.”
vlees tezamen zal het zien, want de mond
1 Corinthe 2:8: “8 een wijsheid die niemand
van de HEERE heeft gesproken. 6 Een stem
van de leiders van deze wereld gekend heeft.
zegt: Roep! En hij zegt: Wat moet ik roepen?
Immers, als zij die gekend hadden, zouden zij
Alle vlees is gras en al zijn goedertierenheid
de Heere der heerlijkheid niet gekruisigd
als een bloem op het veld.”
hebben.”

Laten we niet te veel schrijven over deze tekst. Laat een aanhaling uit ‘Word pictures in the
New Testament’ volstaan, een boek dat regelmatig door Jehovah’s Getuigen aangehaald wordt. Ze
doen dat slechts wanneer het hun past. A. T. Robertson zegt als commentaar op Joh. 12:41: “Jesaja
zag in geestelijk visioen de heerlijkheid van de Messias en sprak van hem, zo zegt Johannes,
niettegenstaande dat wat de moderne kritiek mag zeggen of denken” (blz.232 van deel 5). In dit
gezelschap zitten ook de leiders van de WT die in heilige ernst of winstbejag dergelijke theorieën
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 187

aan hun volgelingen verkopen. Zie ook de commentaren van Meyer, Barnes en Clarke bij deze
tekst.

Dezelfde goddelijke titel “YaHWeH Sebaot (Zebaot)” volgens Jes.6:1-11 en Joh.12:41 op


Christus toegepast vinden we een andere maal toegepast op Hem door vergelijk van Jes.8:13,14
en 1 Pet.2:5-8. In totaal zijn er wel 40 titels (of eigenschappen) die de Vader en de Zoon gemeen
hebben.

Tussen haakjes dan. Dit visioen dat Jesaja zag wordt in Hand.28:25,26 beschreven als ware
het de Heilige Geest. Dus een OT-ische trinitarische verschijning. (Zie hoofdstuk 11 over de Heilige
Geest.) In tabel komt het zo over en we spreken over hetzelfde visioen geen drie aparte:

Jesaja 6:1, 3-5 = Joh.12:36,37, 41,42 = Hand.28:25-27 =


Jesaja zag YaHWeH in de Jesaja zag de Logos in de Jesaja zag de Heilige Geest in
tempel tempel de tempel
1 In het sterfjaar van koning “36 Geloof in het licht zolang 25 Zij werden het niet met
Uzzia zag ik de Heer, gezeten het er nog is, dan wordt u elkaar eens, en bij het afscheid
op een hoge en verheven kinderen van het licht.’ Met zei Paulus alleen nog dit: ‘De
troon. De sleep van zijn deze woorden nam Jezus heilige Geest heeft het door de
mantel vulde heel de afscheid van hen, en Hij trok profeet Jesaja treffend gezegd
tempel. (…) 3 Zij riepen zich terug. 37 Hoewel Hij voor tegen uw voorvaders:
elkaar toe: ‘Heilig, heilig, hun ogen zo veel tekenen had 26 Ga naar dit volk en zeg:
heilig is de HEER van de verricht, geloofden ze toch U zult horen en horen, maar
machten; en heel de aarde is niet in Hem, (…) niet verstaan en kijken en nog
vol van zijn heerlijkheid.’ 41 Jesaja zegt dit omdat hij eens kijken, maar niet zien;
4 De deurpinnen in de Jezus’ heerlijkheid heeft 27 want het hart van dit volk is
dorpels schudden van het gezien; daarom sprak hij met gevoelloos geworden, hun
luide geroep en de tempel het oog op Hem. 42 Toch oren zijn hardhorend en hun
stond vol rook. 5 Ik zei: ‘Wee waren er, zelfs uit de leidende ogen hebben ze gesloten.
mij! Ik ben verloren! Ik ben kringen, velen in Hem gaan Anders zouden ze zien met
een mens met onreine geloven, maar uit vrees voor hun ogen en horen met hun
lippen, ik woon onder een de farizeeën kwamen ze er oren en met hun hart
volk met onreine lippen en ik niet voor uit, om niet uit de verstaan, en zouden ze zich
heb met eigen ogen de synagoge gebannen te bekeren; en Ik zou hen
koning, de HEER van de worden.” genezen!”
machten gezien!’

3.2 JOHANNES VOORLOPER VAN YaHWeH

In ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, blz.1278 lezen we: “Zes maanden lang had Johannes ‘de
weg bereid’ voor “Gods middel tot redding” (Lu 3:1-6). Jezus die nu “ongeveer dertig jaar” was,
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 188

werd gedoopt ondanks de aanvankelijke bezwaren die Johannes uitte omdat hij tot op dat
tijdstip uitsluitend berouwvolle zondaars had gedoopt (Mt 3:1, 6, 13-17; Lu 3:21-23). Jezus was
echter zonder zonde; zijn doop getuigde dan ook van het feit dat hij zich aanbood om zijn Vaders
wil te doen. (Vgl. Heb 10:5-9).” Met deze tekst uit een recente Wachttorenpublicatie leggen we
het verband met de tekst die we in hun artikel van 1963 terugvinden. Volgens hen moet Jezus
gedoopt worden, Hij is namelijk niet heilig genoeg. Maar toch wordt van Johannes gezegd dat hij
de voorloper is van de God wiens naam YaHWeH is.

De drie schriftuurplaatsen hierboven besproken, die Jezus als YaHWeH beschrijven, zijn
door de WT ofwel stilletjes links laten liggen of vluchtig maar met dogmatische nadruk
voorbijgegaan. In ‘Ontwaakt!’ van 22 maart 1963 geven ze uitvoerig commentaar op drie andere
teksten die de Jezus als YaHWeH identificeren. Twee hiervan bespreken we hier, de derde in
hoofdstuk vijf.

In Mat.3:3 / Marc.1:1,2 / Luc.3:4 / Joh.1:23 wordt over Johannes de Doper gesproken als
diegene die YaHWeH’s weg bereidt terwijl de context verwijst naar Johannes die de weg voor Jezus
bereidt heeft. YaHWeH is Jezus volgt dus als een logische conclusie uit deze teksten, maar dat is
niet zo zegt de WT. Ze werpen hiertegen op: “Er wordt van Jehovah herhaaldelijk gezegd dat hij
verschenen is terwijl dit in werkelijkheid een engel betrof, zodat Jehovah alleen in een
representatieve hoedanigheid verscheen (...) Dat er van Johannes de Doper werd gezegd dat hij
Jehovah’s weg bereidde, betekent dus niet dat Jehovah zelf kwam, maar veeleer dat hij op een
representatieve wijze, in de persoon van de Logos, kwam”, ‘Ontwaakt!’ 22 maart 1963, blz.28. De
WT vangt zichzelf in haar eigen wijsheid. Want Christus is tijdens zijn aardse omgang géén engel.
Christus is als aards persoon méér dan de engelen. Dat is Hij voordat hij naar de aarde kwam, maar
ook na de menswording en na de verheerlijking. Vergelijk Heb.1:4 / Joh.14:9 / Col.1:15 / 2:9 en dat
wordt zondermeer duidelijk.

In de tweede plaats is dit argument strijdig met hun eigen leer die over de mens-geworden
Christus zegt dat Hij volmaakt mens was, niets meer of minder. (Zie verder hoofdstuk 4.) Maar
Christus is méér dan mens. Ook tijdens zijn aardse leven blijft Hij de geliefde van de Vader
(Mat.3:17. Hij is in een enige positie met zijn Vader, positie die een gewoon mens niet zou kunnen
hebben (Joh.1:18 / 8:16,29 / 10:30). De uitdrukking: “De Here dien gij zoekt” (Mal.3:1 NBG) heeft
in het OT altijd YaHWeH als onderwerp. Zie bijvoorbeeld Ex.23:17 / Jes.1:24 / 3:1.) Jehovah’s
Getuigen zeggen in het appendix van de NWV (blz.1564,1565 dat het bepalende lidwoord hier wijst
op “Jehovah God.” Ze konden om die reden deze tekst niet christologisch verklaren. Die
moeilijkheid hebben ze dan maar opgelost door een andere vertaling te geven van de tekst dan die
men gewoon is. Ook de samenhang van de tekst (Mal.2:17) wijst echter naar Christus als God van
het recht of rechtspraak. Vergelijk ook Hand.17:31 / 1 Pet.4:1-4 / 2 Tim.4:1.

Alle mensen moeten de Christus dan ook eren op dezelfde wijze ze de hemelse Vader eren
(Joh. 5: 21,22). In hoofdstuk vier komen we hierop terug.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 189

In de derde plaats is de uitleg van de WT i.v.m. Mat.3:3 en zo verder, absurd omdat vier
evangelisten een tekst aanhalen als ondersteuning van het werk van Christus (niet van een
“represantant” = “vertegenwoordiger”) en daarvoor gebruiken ze een YaHWeH-tekst.
Merkwaardig is de vergelijking van Joh.3:28 en Luc.1:76. Volgens de tekst van Johannes is de Doper
vóór Christus uitgezonden, volgens Lucas is het vóór Jehovah (in NWV) dat hij uitgaat. De Heer is
mens-geworden om ons God zelf te openbaren en niet slechts iets “over” God (Joh.1:18 / 14:9).

Indien Johannes “voorloper” was van een voorloper van YaHWeH (Christus volg. de WT)
dan wordt het tijd zich af te vragen: wanneer komt YaHWeH zelf dan eens? De ware betekenis van
de tekst gaat verloren wanneer we de representatietheorie van de WT aannemen. We kunnen
terloops ook nog opmerken dat vele kerkvaders bij deze tekst het verschil aantonen tussen
Johannes die een “stem” is (het Griekse “phoonè”) voor de Messias terwijl Christus het Woord (=
Grieks, Logos) zelf is.

3.3 IMMANUEL - GOD MET ONS

De tweede tekst uit dit artikel van ‘Ontwaakt!’ van 22 maart 1963, blz.27,28 bespreekt de
Immanuel-tekst van Mat.1:23, op zichzelf een citaat van Jes.7:14. Het WT-orakel zegt hierover:
“Hoe zou een pasgeboren baby, die helemaal niet weet, echter Jehovah God kunnen zijn (...)? Dat
Jezus als het ware Immanuel genoemd zou worden, betekende slechts dat door zijn eerste komst,
om Gods koninkrijk te prediken en voor de wereld te sterven, te kennen werd gegeven dat
Jehovah God met ons was in de betekenis dat hij aan onze zijde stond, het geen tot onze redding
leidde.” We hebben hier nog eens de representatietheorie en wat gezegd is hierover in het
voorgaande is ook hier toepasselijk. Verder leest de WT niet wat er staat, hun repliek over een
pasgeboren baby die niets zou weten wijst hierop. Gezien in zijn context, zijn de woorden van
Mat.1:23 een deel van datgene wat een engel aan Jozef zegt in een droomvisioen. Maria, zijn
verloofde, zal een zoon baren en Deze zal zijn volk redden van hun zonden (Mat.1:21). Dat alles is
de vervulling van Jes.7:14: de maagd zal zwanger worden en een zoon baren met name Immanuel,
t.t.z. God met ons. Waarom de woorden van deze engel in twijfel trekken? Reeds vanaf zijn
conceptie (of geboorte) is deze zoon van de maagd “de Immanuel.” Vanaf zijn geboorte als mens
is Hij Messias of Christus (Luc.1:47 / 2:11 / Joh.4:42). Jezus is niet zomaar “een” baby maar de
mens-geworden Logos die vóór alle schepping met de Vader was (Joh.1:1). Deze woorden van
Mat.1:23 zeggen dat Jezus = “God met ons” is. Hij representeert God niet maar is zelf God. Daarom
is ook datgene wat over YaHWeH geprofeteerd werd in Ps.130:8: “En hijzelf zal Israël loskopen
van al zijn dwalingen” vervuld door de Here Jezus omdat Hij de God is van Israël. Zie ook Jes.35:4
in dit verband.

Christus is niet alleen de Redder (Joh.3:17 / Hand.4:12 / 1 Thes.5:19 / 1 Tim.1:15), Hij is


tevens de ontwerper of auteur van het plan van redding. In Heb.5:9 staat dat Hij de oorzaak is van
eeuwig heil. Over dit woord oorzaak (aitios) zegt Thayer: “dat waarin de oorzaak van alles gelegen
is (...) dus ho aitios, de auteur.” (Zie ook W. E. Vine deel 1 blz.88.) Jezus zal Zijn volk redden van hun
zonden. God heeft vroeger zijn redders gezonden. In de persoon van Christus is God echter zelf de
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 190

Redder geworden. (Contra ‘Ontwaakt!’ van 2 februari 1977, blz.27-29 / Zie ook ons commentaar
bij Titus 2:13 in hfst.9.)

Nu echter redeneert de WT hierover verder als volgt: dat de vrouw van Jesaja als eerste
vervulling van de profetie een zoon heeft gebaard met name Immanuel en dat deze zeker niet
“Jehovah (in persoon) met ons” was. En daarom zou Jezus ook niet YaHWeH in persoon zijn. Ze
zeggen echter niet alles. Hoewel het zeer waarschijnlijk is dat Jesaja’s vrouw een zoon met name
Immanuel gebaard heeft is het geval van Jezus anders. De zoon van Jesaja had geen vóórbestaan
bij zijn geboorte, de Jezus-Immanuel echter wel. In deze typologie had de zoon van Jesaja ook geen
namen zoals hij wel over de toekomstige Immanuel profeteert: “Wonderbaar Raadgever, Sterke
God, Eeuwige Vader, Vredevorst” (Jes.9:6). Het kind van Jesaja is een teken of type van de ware
“Jehovah met ons” (Jes.8:10).

Het is waar dat in het OT soms sprake is van de komst van YaHWeH zoals in Ps.96:13 / 98:9
/ Micha 1:3 / Zach.14:5 / Mal.3:5. Nu geloven wij dat die komst in Jezus is vervuld. Een lezer van
de Bijbel die attentie heeft voor de tekst en context, zal dus in Jezus méér zien dan een
representant van God. De twee schriftuurplaatsen (Mat.1:23 / Joh.1:23) die dit volgens de WT
zouden bewijzen geven te kennen dat Jezus zelf YaHWeH is. De derde tekst die ze in dit
‘Ontwaakt!’-artikel aanhalen (Phil.2:10) bespreken we in hoofdstuk vijf.

En daarom deze lijst van enkele voorafbeeldingen (personen) van Jezus, waaruit blijkt dat
de Heer de meerdere is van al deze die genoemd zijn.

Adam: 1 Cor.15:45-49 Jozef: Hand.7:9-13


Aäron: Ex.28:1 / Heb.5:4,5 Melchisedek: Heb.7:1-21
David: Mat.1:1 / Luc.1:32 Mozes: Heb.3:26 / Hand.3:22
Isaak: Gen.22:2-18 / Gal.3:16 / 4:28 Salomo: Mat.12:42

3.4 VERDERE BEWIJSVOERING

Laten we oprecht zijn in deze zaken. Hieronder vooraf enkele teksten die op het eerste zicht
aantonen dat Jezus toch niet zoals Zijn Vader gelijk kan zijn. Onmiddellijk daarop een reeks
argumenten waarom dat een ongeldige conclusie moet zijn. Jezus is wat Zijn vader is.
Ps.86:8 (HSV): “8 Onder de goden is niemand U gelijk, Heere; werken als de Uwe zijn er niet.”
Ps.95:3-5 (HSV): “3 Want de HEERE is een groot God, ja, een groot Koning boven alle goden. 4 In
Zijn hand zijn de diepste plaatsen van de aarde en de toppen van de bergen zijn van Hem. 5 Van
Hem is ook de zee, want Híj heeft haar gemaakt, Zijn handen hebben het droge gevormd.
gevormd.”
Ps.96:4-7 (HSV): “4 Want de HEERE is groot en zeer te prijzen, Hij is ontzagwekkend boven alle
goden. 5 Want al de goden van de volken zijn afgoden, maar de HEERE heeft de hemel gemaakt.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 191

6 Majesteit en glorie zijn voor Zijn aangezicht, macht en luister in Zijn heiligdom. 7 Geef de
HEERE, geslachten van de volken, geef de HEERE eer en macht.”
Ps.135:5 (HSV): “Psalm 135:5 Want ík weet: de HEERE is groot; onze Heere gaat alle goden te
boven.”

* God heeft de macht over de natuurelementen maar het wordt ook van de Christus gezegd.
(Ps.89:8,9 / Marc.4:39,40)

* De Heer Jezus kent de gedachten der mensen terwijl dit aan YaHWeH toegeschreven is in het OT
(Mat.9:4 / 12:25 / Luc.9:47 / Ps.44:22 / Spr.15:11 / 17:3 / 24:12). Petrus maant ons aan de Christus
te heiligen in onze harten terwijl we in Jesaja over YaHWeH lezen Hem heilig te achten (1 Pet.3:15
/ Jes.8:13).

* In Christus woont de volheid van genade en waarheid, dingen die in het OT van YaHWeH gezegd
worden volg. Ex.34:6,7 / Ps.85:9,10 / 89:14 / 108:4 / Joh.1:16,17.

* YaHWeH is de God van vrede maar ook de Heer is onze vrede (Rom.15:33 / 2 Cor.13:11 / Phil.4:9
/ Joh.14:27 / Eph.2:14).

* Volgens Marc.1:1,2 / Luc.1:76 en Mal.3:1 is de Ware Heer (Ha-Adõn) de Here Jezus hoewel deze
uitdrukking slechts over YaHWeH spreekt in het OT. De Rechterstoel van YaHWeH (Jes.45:23) is
echter de Rechterstoel van Christus volgens Rom.14:10,11. Voor wie alle negen teksten wil nagaan
met de titel “Ha-Adõn” uit het OT zie; Ex.23:17 / 34:23 / Jes.1:24 / 3:1 / 10:16,33 / 19:4 / Micha
4:13 / Mal.3:1.

* God is het licht van Israël: Ps.27:1 / Jes.60:19,20 / Micha 7:8. Een zelfde wordt gezegd van Christus
Joh.1:4 / 8:12 / 9:5. En het maakt niet uit dat de WT dan zegt Mozes ook licht uitstraalde want dat
licht was geen origineel licht maar slechts de afstraling van zijn aanwezig zijn bij God.

* De beschrijving van Christus als de goede herder is wat Jes.40:10,11 en Ps.23:1 over YaHWeH
zegt (Johannes hoofdstuk 10). Bij vergelijk van Luc.10:19 en Ps.91:13 is het duidelijk dat YaHWeH
en Christus op eenzelfde wijze bescherming geven.

* Paulus geeft in Rom.10:9,13 een citaat van Joël 2:32 waardoor we zien dat Jezus en YaHWeH
dezelfde zijn. (Gebruik hier niet de NWV maar bijv. wel hun Kingdom Translation en vgl. ‘DE
WACHTTOREN’ van 1 juni 1977, blz.352). Volgens C.T. Russell, stichter van de WT was het echter
wél een tekst m.b.t. Christus. Zie ‘Studies in the scriptures’, deel 1, blz.100,101. De Here Jezus
brengt op zichzelf in Lucas 20:18 en Mat.21:44 een tekst van toepassing die spreekt over YaHWeH.
Zie Jes.8:14,15 / 28:16 en Rom.9:33 / 1 Pet.2:6-8. In 2 Sam.22:2,3 lezen we dat YaHWeH de Rots is
van Israël maar volgens 1 Cor.10:4 is Christus die Rots (zie ook Mat.16:18). Christus is het “eikoon”
(kopie van de Vader = Col.1:15).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 192

* De “eerste en laatste” is volgens Jes.44:6 YaHWeH. Maar in Opb.1:8,17 / 2:8 / 22:13 is het
Christus die aldus genoemd is. Jehovah’s Getuigen betwijfelen dit laatste maar vergelijk met
Opb.22:6,14,16 (Zie ‘Ontwaakt!’ van 8 dec.1978, blz.27-29 en ‘Ontwaakt!’ van 22 sept.1966,
blz.28,29). Russell geeft toe in ‘Reprints’, blz.1514 dat we hier een verwijzing hebben naar Christus.
Hij wil er mee zeggen dat Christus “de eerste en de laatste” is van de dingen die rechtstreeks door
God geschapen zijn. En daarbij zijn Opb.1:8 en 22:13 inbegrepen. In het zevende deel van ‘Studies
in the Scriptures’, door de WT nog gepubliceerd tot 1927, is dit de enige goede uitleg (blz.15,336).
“Het is duidelijk dat de engel uit het begin van Openbaring 22 niet de
vertegenwoordiger is van de Vader in deze tekst (trouwens in geen enkele tekst). Hij is de
vertegenwoordiger van Christus, de Heer aan wie het oordeel toekomt en de herschepping.
Men tracht er van uit te gaan dat er twee engelen aan bod zijn in dit tekstgedeelte maar
dat is niet zo. Unitariërs willen dit bewijzen door op te merken dat er een engel is in de verzen
6-15 en dan ineens een andere in vers 16. Ze gebruiken dat argument omdat Jezus in hun
leer absoluut NIET de titel van Eerste en Laatste MAG dragen. Er zou dus een engel aan bod
komen in vers 16 en die zou spreken over de engel van vers 6-15. Dat is ongeloofwaardig als
uitleg. De andere conclusie is dat de engel in vers 6 ook een verwijzing is naar de Christus
zelf. Hij is het die aan de slaven (volgens de aanhef) de nodige openbaringen doet.

Het heeft ook weinig zin te beweren, zoals sommigen doen, dat de engel uit vers 16
behoort tot de slotconclusies van het boek Openbaring en dat het dus niet om dezelfde engel
gaat als verzen 6-15. Het moet om dezelfde engel gaan want in beide verbanden gaat het
om de “dingen die op het punt staan te gebeuren.”

* Dit is een zeer frappante: Zacharia 12:10 spreekt over YaHWeH die door het volk doorstoken
wordt maar het is vervuld in Christus volgens Johannes 19:37 en Opb.1:7. En daar enkele
aantekeningen bij.
Enkele vertalingen:
Zacharia 12:10 NWV— Vertaling van De Wachttoren: “En ik wil over het huis van Da̱ vid en
over de inwoners van Jeru̱ zalem de geest van gunst en smekingen uitstorten, en zij zullen
stellig OPZIEN NAAR DEGENE DIE ZIJ HEBBEN DOORSTOKEN, en zij zullen stellig over Hem
weeklagen zoals bij het geweeklaag over een enige [zoon]; en er zal een bittere
jammerklacht over hem zijn zoals wanneer er een bittere jammerklacht is over de
eerstgeboren [zoon].”
Zacharia 12:10— Herziene Statenvertaling: “Maar over het huis van David en over de
inwoners van Jeruzalem zal Ik de Geest van de genade en van de gebeden uitstorten. ZIJ
ZULLEN MIJ AANSCHOUWEN, DIE ZIJ DOORSTOKEN HEBBEN. Zij zullen over Hem rouw
bedrijven, als met de rouwklacht over een enig kind; en zij zullen over Hem bitter klagen,
zoals men bitter klaagt over een eerstgeborene.”
Zacharia 12:10— NBG-vertaling 1951: “Ik zal over het huis van David en over de inwoners
van Jeruzalem uitgieten de Geest der genade en der gebeden; ZIJ ZULLEN HEM
AANSCHOUWEN, DIE ZIJ DOORSTOKEN HEBBEN, en over hem een rouwklacht aanheffen als
de rouwklacht over een enig kind, ja, zij zullen over hem bitter leed dragen als het leed om
een eerstgeborene.” [Onderkop in deze Bijbel is: Rouwklacht over de doorstokene]
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 193

Zacharia 12:10— Willibrordvertaling 1995: “Maar over het huis van David en de bevolking
van Jeruzalem zal Ik een geest van mededogen uitstorten, die hen tot bidden brengt. Dan
zullen ZIJ OPZIEN NAAR HEM DIE ZIJ DOORSTOKEN HEBBEN, en vanwege hem een
rouwklacht houden, zoals men rouwt over de enige zoon; zij zullen om hem klagen, zoals
men klaagt om de eerstgeborene.”

Er is een enorm verschil in vertaling tussen bijvoorbeeld:

de NWV = “OPZIEN NAAR DEGENE DIE ZIJ HEBBEN DOORSTOKEN” en de

Herziene Statenvertaling = “ZIJ ZULLEN MIJ AANSCHOUWEN, DIE ZIJ DOORSTOKEN HEBBEN.”

Dit staat er in de Hebreeuwse tekst: EN DAT SLAAT OP YaHWeH


Vehibbiytu elay et asher-daqaru

Zij zullen zien op mij die ze doorstoken hebben

Zacharia 12:10 = de rouwklacht over “de doorstokene” is vervuld toen de zijde van Jezus
doorstoken werd. WE hebben er de bewijzen van in het evangelie van Johannes.
Johannes 19:37: “En verder zegt een ander Schriftwoord: Zij zullen zien op Hem Die zij doorstoken
hebben.” — Herziene Statenvertaling
Johannes 19:37: “En weder zegt een ander schriftwoord: Zij zullen zien op Hem, die zij doorstoken
hebben.” — NBG-vertaling 1951
Johannes 19:37: “terwijl nog een ander schriftwoord zegt: Ze zullen opzien naar Hem die ze hebben
doorstoken.” — Willibrordvertaling (herziene editie 1995)

Als het YaHWeH is die doorstoken is dan is Jezus dus = YaHWeH.

En zoals de tekst zegt is het naar Hem dat men zich moet wenden.

Waar heeft de NWV en enkele andere vertalingen hun manier van vertalen gehaald: niet uit de
Hebreeuwse tekst, maar uit bijvoorbeeld een reeks Joodse vertalingen. Jammer men heeft de
mosterd op de verkeerde plaats gehaald.

New American Standard Bible: Zechariah 12: 10 And I will pour out on the house of David and on
the inhabitants of Jerusalem, the spirit of grace and of supplication, so that they will look on Me
whom they have pierced; and they will mourn for Him as one mourns for an only son, and they will
weep bitterly over him, like the bitter weeping over a first-born.” New American Standard Bible:
Zacharia 12: 10 En Ik zal over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem de geest van
genade en smeekbede uitstorten, zodat zij zullen zien naar Mij die zij hebben doorstoken; en ze
zullen om Hem treuren zoals men treurt om een enige zoon, en ze zullen bitter huilen om hem, zoals
het bitter huilen om een eerstgeborene.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 194

Jewish Publication Society Tanakh (JPS): Zechariah 12: 10 But I will fill the house of David and the
inhabitants of Jerusalem with a spirit of pity and compassion; and they shall lament to me about
those who are slain, wailing over them as over a favorite son and showing bitter grief as over a
first-born. Jewish Publication Society Tenach (JPS): Zacharia 12: 10 Maar ik zal het huis van David
en de inwoners van Jeruzalem vervullen met een geest van medelijden en mededogen; en ze zullen
tegen mij klagen over degenen die zijn gedood, over hen jammeren als over een favoriete zoon en
bitter verdriet tonen als over een eerstgeborene. (Men maak er een meervoudsvorm van, het gaat
niet om GOD maar om anderen!)

[Bijvoorbeeld zie: https://jewsforjudaism.org/knowledge/articles/analysis-of-zechariah-1210 En


Rogers Bret A., Jesus as the Pierced One, The Use of Zechariah 12:10 in John’s Gospel and
Revelation, McMaster Biblical Studies Series, Volume 4, 2020.]

Stone Edition Tanakh: Zechariah 12: 10 I will pour out upon the house of David and upon the
inhabitant of Jerusalem a spirit of grace and supplications. They will look toward me because of
those whom they have stabbed; they will mourn over him as one mourns over an only [child], and
be embittered over him like the embitterment over a [deceased] firstborn. Stone Edition Tenach:
Zacharia 12: 10 Ik zal over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem een geest van
genade en smekingen uitstorten. Ze zullen naar mij kijken vanwege degenen die ze hebben
neergestoken; ze zullen om hem rouwen zoals men rouwt om een enig [kind], en verbitterd zijn
over hem zoals de verbittering over een [overleden] eerstgeborene.”

[De Hebreeuwse tekst staat hier https://biblehub.com/interlinear/zechariah/12-10.htm]

* De ‘Emphatic Diaglott’ een Grieks-Engelse vertaling eveneens gedrukt door de WT geeft


in de voetnoot van Opb.1:17 als synoniem voor “eerste” het begrip “eerstgeboren.” Dit argument
gebruiken ze om te ontsnappen aan de kracht van de uitdrukking “de eerste en de laatste.” Of zijn
er soms “twee eersten en twee laatsten”? Indien echter Vader en Zoon één in wezen zijn is er geen
tegenstrijdigheid. In een paaspreek van Melito van Sardes vinden we het prachtige slot, een
lofprijzing op Christus lezen we: “Deze is de Alpha en de Omega. Deze is het begin en het einde
onuitsprekelijk begin en onbegrijpelijk einde (...) Amen”.

* Een studie van Zef.2:9-11 geeft te kennen dat “Jehovah” een andere persoon met name
“Jehovah” zendt. Volgens vele commentators is Hosea 1:7 op Christus toepasselijk. Een
onderscheid in de godheid hebben vele kerkvaders gezocht in Ps.44:8 (Hillarius, Irenaeus,
Tertullianus) en Jes.45:11-16 (Tertullianus en Athanasius). Zie o.a. van Jean Doignon, ‘Incarnation:
la vraie visée du Ps 44,8 sur l’onction du Christ chez Hilaire de Poitiers’, Revue Théologique de
Louvain, 23, 1992, blz.172-177.

^^^^
We hebben ooit in 2012, op een site waar vooral Jehovah’ s Getuigen schrijven tweemaal
deze lijst gepubliceerd en heb ondertussen nog geen enkele reactie hierop. Een reeks teksten van
het OT die in het NT toegepast zijn op deze die we kennen als Jezus van Nazareth, de Logos (God
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 195

geopenbaard in het vlees.) Als er zo maar één tekst zou zijn dan hebben ze al problemen toch.
Maar er zijn zo vele getuigenissen.

1. In Zacharia 12 is YaHWeH aan het woord (volgens vers 1 en 4). In vers 10 zegt YaHWeH: “Zij
zullen Mij aanschouwen, Die zij doorstoken hebben. Zij zullen over Hem rouw bedrijven, als met
de rouwklacht over een enig kind; en zij zullen over Hem bitter klagen, zoals men bitter klaagt over
een eerstgeborene.” DIT HEEFT BETREKKING OP NIEMAND ANDERS DAN CHRISTUS. Vergelijken we
Johannes 19:37: “En verder zegt een ander Schriftwoord: Zij zullen zien op Hem Die zij doorstoken
hebben.” EN Openbaring 1:7 zegt: “en elk oog zal Hem zien, ook zij die Hem doorstoken hebben.”

2. De YaHWeH van het Oude Testament verklaart zichzelf als de eerste en de laatste: “Zo zegt de
HEERE, de Koning van Israël, zijn Verlosser, de HEERE (YaHWeH) van de legermachten: Ik ben de
Eerste en Ik ben de Laatste, en buiten Mij is er geen God.” - Jesaja 44:6 en zie Jesaja 41:4 / 48:11-
12

Maar van wie wordt verklaard “de eerste en de laatste” te zijn in het Nieuwe Testament: dat is ook
hier Jezus (zie Openbaring 1:8,11,17 / 22:13)? “Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde,
zegt de Heere, Die is en Die was en Die komt, de Almachtige.” / “die zei: Ik ben de Alfa en de Omega,
de Eerste en de Laatste” / “Wees niet bevreesd, Ik ben de Eerste en de Laatste,” / “Ik ben de Alfa,
en de Omega, het Begin en het Einde, de Eerste en de Laatste.”

3. In Jesaja 6:5 zei de profeet: “Mijn ogen hebben namelijk de Koning, de HEERE van de
legermachten, gezien.” Jesaja zag YaHWeH! De apostel Johannes verwees naar deze dezelfde
gebeurtenis en maakte het heel duidelijk dat de persoon die Jesaja zag eigenlijk Jezus Christus was:
“Dit zei Jesaja toen hij Zijn heerlijkheid zag en over Hem sprak.” (Dit HIJ verwijst in de context naar
Jezus Christus) - John 12:41.

4. In Psalm 23:1 David verklaarde dat YaHWeH is de Grote Herder van de schapen: “De HEERE
(YaHWeH) is mijn Herder, mij ontbreekt niets.” Volgens het Nieuwe Testament, is Jezus die grote
herder van de schapen: “Ik ben de goede Herder; de goede herder geeft zijn leven voor de schapen.
(…) Ik ben de goede Herder en Ik ken de Mijnen en word door de Mijnen gekend.” - Johannes
10:11,14 en zie ook Hebreeën 13:20

5. In Exodus 3:14 leren we dat YAHWEH de grote “IK BEN” is: “En God zei tegen Mozes: IK BEN DIE
IK BEN. Ook zei Hij: Dit moet u tegen de Israëlieten zeggen: IK BEN heeft mij naar u toe gezonden.”
Volgens het evangelie van Johannes: Wie is de grote “IK BEN” = Jezus. (zie Johannes 6:35 / 8:12 /
8:24 / 8:58 / 10:9 / 10:11 / 11:25 / 14:6 / 18:5-6)?

Johannes 6:35: ”En Jezus zei tegen hen: IK BEN HET BROOD DES LEVENS; wie tot Mij komt, zal
beslist geen honger hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst hebben.”
Johannes 8:12: “Jezus dan sprak opnieuw tot hen en zei: IK BEN HET LICHT DER WERELD; wie Mij
volgt, zal beslist niet in de duisternis wandelen, maar zal het licht van het leven hebben.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 196

Johannes 8:24: “Ik heb u dan gezegd dat u in uw zonden zult sterven, WANT ALS U NIET GELOOFT
DAT IK HET BEN, ZULT U IN UW ZONDEN STERVEN.”
Dat zijn uitspraken die in de meest absolute zin verstaan moeten worden. Er is geen andere
oplossing dan deze: Jezus is God.

6. In Jesaja 43:10-11 en 45:21 YaHWeH verklaart over zichzelf de enige Redder te zijn.
Jesaja 43:10-11 zegt: “U bent Mijn getuigen, spreekt de HEERE, en Mijn dienaar die Ik verkozen
heb, opdat u het weet en Mij gelooft, en begrijpt dat Ik Dezelfde ben: vóór Mij is er geen God
geformeerd en na Mij zal er geen zijn. Ik, Ik ben de HEERE, buiten Mij is er geen Heiland.”

Let er toch op wat er staat: ER IS GEEN ANDERE VERLOSSER NAAST HEM! Maar wie is de enige
Redder volgens het Nieuwe Testament: Jezus! “En de zaligheid is in geen ander, want er is onder
de hemel GEEN ANDERE NAAM onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten worden.” -
Handelingen 4:12

7. In Jesaja 45:21b-22 zegt YaHWeH: “Ben Ik het niet, de HEERE? Buiten Mij is er geen andere God,
een rechtvaardig God, een Heiland; er is niemand behalve Ik. Wend u tot Mij, word behouden, alle
einden der aarde, want Ik ben God en niemand anders.”
In Johannes 3:14-16 wordt ons verteld om te kijken naar de gekruisigde om gered te worden! En
dat is Jezus. “En zoals Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zo moet de Zoon des mensen
verhoogd worden, OPDAT ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.
Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder
die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.” Ook Johannes 12:32 geeft dat
aan: Jezus trekt de gelovigen naar zich toe = HIJ IS ONZE REDDER. “En Ik, als Ik van de aarde
verhoogd ben, zal allen naar Mij toe trekken.”

8. In Jesaja 45:21-23 zegt YaHWeH, “21 Maak bekend en breng naar voren, ja, beraadslaag samen:
“Wie heeft dit van oudsher doen horen? Wie heeft dat van toen af bekendgemaakt? Ben Ik het
niet, de HEERE? Buiten Mij is er geen andere God, een rechtvaardig God, een Heiland; er is niemand
behalve Ik. 22 Wend u tot Mij, word behouden, alle einden der aarde, want Ik ben God en niemand
anders. 23 Ik heb gezworen bij Mijzelf – uit Mijn mond is in gerechtigheid een woord uitgegaan en
het zal niet terugkeren – DAT VOOR MIJ ELKE KNIE ZICH ZAL BUIGEN, ELKE TONG BIJ MIJ ZAL
ZWEREN.”

In Philippenzen 2:9-11 is deze passage uit Jesaja toegepast op Christus, de Ene voor Wie al ooit zal
buigen! “9 Daarom heeft God Hem ook bovenmate verhoogd en heeft Hem een Naam geschonken
boven alle naam, 10 opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen elke knie van hen die in de hemel,
en die op de aarde, en die onder de aarde zijn, 11 EN ELKE TONG ZOU BELIJDEN DAT JEZUS
CHRISTUS DE HEERE IS, TOT HEERLIJKHEID VAN GOD DE VADER.”

9. In het Oude Testament wordt herhaaldelijk gesproken over YaHWeH als de ROTS van Israël
(Deuteronomium 32:3,4,18 / Psalm 18:2 / Psalm 62:1-2, enz.). Het Nieuwe Testament geeft dit
duidelijk aan als dat Christus die ROTS is: “en allen dezelfde geestelijke drank gedronken hebben.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 197

Zij dronken namelijk uit een geestelijke rots, die hen volgde; en die rots was Christus.” - 1
Corinthiërs 10:4 Let er op dat beide malen (Oud en Nieuw Testament) twee zaken verbinden met
elkaar: water en rots, dat is leven en duurzaamheid.

10. In Jesaja 40:3 lezen we dat Johannes de Doper er was om de weg te bereiden voor de komst
van YaHWeH. Als volgt beschreven: “Een stem van iemand die roept in de woestijn: Bereid de weg
van de HEERE, maak recht in de wildernis een gebaande weg voor onze God.”
In Markus 1:1-3 is dezelfde passage toegepast op Christus: “1 Het begin van het Evangelie van Jezus
Christus, de Zoon van God. 2 Het is zoals er geschreven staat in de profeten: Zie, Ik zend Mijn engel
voor Uw aangezicht, die voor U uit Uw weg gereed zal maken, 3 en: De stem van een die roept in
de woestijn: Maak de weg van de Heere gereed, maak Zijn paden recht.” JOHANNES DE DOPER
BEREIDDE DUS DE WEG VOOR CHRISTUS = YAHWEH.

11. Jesaja 8:13-14 zegt profetisch, dat YaHWeH zal zijn: “13 De HEERE van de legermachten, Hem
moet u heilig achten; Hij is uw vrees en Hij is uw verschrikking. 14 Hij zal tot een heiligdom voor u
zijn, tot een steen des aanstoots, en tot een rots waarover men struikelt voor de beide huizen van
Israël, tot een strik en een val voor de inwoners van Jeruzalem.”
In 1 Petrus 2:4-8 zijn deze verzen uit Jesaja toegepast op Jezus Christus. En we beginnen iets
vroeger te citeren want dat SPREEKT WEL DEGELIJK OVER JEZUS DIE EEN STEEN DES AANSTOOTS
IS: “4 EN KOM NAAR HEM TOE ALS NAAR EEN LEVENDE STEEN, die wel door de mensen verworpen
is, maar bij God uitverkoren en kostbaar, 5 dan wordt u ook zelf, als levende stenen, gebouwd tot
een geestelijk huis, tot een heilig priesterschap, om geestelijke offers te brengen, die God
welgevallig zijn door Jezus Christus. 6 Daarom staat er in de Schrift: Zie, Ik leg in Sion een hoeksteen
die uitverkoren en kostbaar is; en: Wie in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden. 7 Voor u dan,
die gelooft, is Hij kostbaar; maar voor de ongehoorzamen geldt: De steen die de bouwers
verworpen hebben, DIE IS DE HOEKSTEEN GEWORDEN, EN EEN STEEN DES AANSTOOTS EN EEN
STRUIKELBLOK; 8 voor hen namelijk die zich aan het Woord stoten, door ongehoorzaam te zijn,
waartoe zij ook bestemd zijn.”

12. Vergelijk Joël 2:32 met Handelingen 2:21,36 en Romeinen 10:9,13. Wie is de HEERE (YaHWeH)
op wiens Naam zondaars moeten noemen? Dat is JEZUS!

13 enz….

3.5 VADER-EN-ZOON-TEAM

In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 juni 1988 staat te lezen: “Overal in de Griekse Geschriften
wordt dan ook de uitdrukking “Zoon van God” gebruikt om Jezus aan te duiden. Maar geen
enkele keer vinden wij de zegswijze ‘God de Zoon’, want Jezus was niet de almachtige God. Hij
was de Zoon van God. Zij zijn twee verschillende personen (…).” Laten we eens eerlijk zijn, ook de
uitdrukking als ‘God, de Heilige Geest’ staat niet in de Schrift. De uitdrukking ‘God, de Vader’ staat
er wel. De twee andere uitdrukkingen zijn ontstaan toen de eerste christenen tegenover de
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 198

buitenwereld moesten aangeven waar het om ging. In de woordenschat van een Jehovah’s
Getuigen staan tientallen woorden en begrippen die niet Bijbels zijn maar iets weergeven dat
volgens hen Schriftuurlijk is. Dus blaas niet te hard op zo een ballon want hij ontploft in je gezicht.
Wat werkelijk belangrijk is in de verhouding van Vader, Zoon en Heilige Geest, is of hun
eigenschappen overeenkomen.

In het ‘Ontwaakt!’ artikel “Is Jezus Jehovah”? (deel 2) van 8 april 1963, blz.27, 28 gebruikt
de WT tot achtmaal toe de uitdrukking “Vader-en-Zoon-team” om de relatie van God-Jezus aan te
geven. Zo schrijven ze o.a.: “Evenals in een menselijk vader-en-zoon-team de vader vóór de zoon
bestond zo is dit ook het geval met het goddelijke Vader-en-Zoon-team. De Vader is eeuwig.
Hoewel de Zoon eveneens van zeer oude tijden is heeft hij echter wel een begin gehad.”

We hebben al afgedaan met hun leer van de schepping van Christus maar nog geen nadruk
gelegd op de eeuwigheid van de Zoon. Dit spreekt echter al voor zichzelf wanneer we Joh.1:1-3
overdenken. De eeuwigheid van de Vader impliceert de eeuwigheid van de Zoon, want de Logos
“was” met de Vader. Dat Jehovah’s Getuigen dat niet begrijpen komt alleen door dat ze de
verhouding God-Jezus zien vanuit menselijke relaties van vader-zoon. Maar zoals God anders is
dan alle vaders, zo ook is Christus anders Zoon dan menselijke zonen. De WT wil hiervan niet horen
en zoekt een uitvlucht door over Christus te spreken als “van zeer oude tijden.” Dit is hun vertaling
van Micha 5:2 (vers 1 in andere vertalingen). Maar Christus blijft ondanks alles “Eeuwige Vader”
volgens hun eigen vertaling van Jes.9:6. Dit zijn toch zéér duidelijke woorden. Sommige Jehovah’s
Getuigen die met hun eigen leer niet genoeg bekend zijn, trachten in gesprek ook de nadruk te
leggen op het tweede deel van Micha 5:2 (of vers 1) nl. de uitdrukking “van onbepaalde tijd.”
Vergelijk echter Jes.40:28 waar hetzelfde van YaHWeH gezegd is. Die verwarring komt alleen door
het speciale woordgebruik van de WT voor de Hebreeuwse woorden, eeuwig, eeuwigheid en zo
verder. Lezers met interesse hiervoor kunnen terecht bij; James Barr, ‘Biblical Words for time’ (SCM
Press, 1962) of ‘Time and Event’ van John Wich (E.J. Brill, Leiden, 1969). Voor de Griekse
terminologie veeleer ‘Christ and time’ van O. Cullmann. Zie ook Genesius, ‘Hebrew and English
Lexicon’, blz.612,613. En zie onze publicatie ‘Bijbelse aantekeningen over leven, dood en
opstanding’.

De ondergeschiktheid van de Logos als schepper ten opzichte van de Vader wil de WT ook
aangeven door verwijzing naar Spr.8:30. Volgens hun uitleg spreekt dit vers over de rol van de
Logos als meesterwerkman naast God. Maar zoals opgemerkt in hfst.2 kan dit gedeelte van
Spreuken niet over de pre-existente Christus spreken. Het is symbolische en hoog poëtische taal
voor de werking van de wijsheid Gods. En hoewel sommige moderne vertalingen in navolging van
de LXX en Vulgaat het Hebreeuwse “ãmôn” vertalen als werkman heeft een vertaling als de NBG
voorkeur waar het woord als “troetelkind” is weergegeven. Dit past ook bij wat gezegd wordt in
vers 24,25. In deze vertalingen wordt vooropgesteld dat “ãmoon” en “ommân” synoniemen zijn
wat niet het geval is. Deze uitleg berust eerder op traditie dan werkelijke exegese.

Christus is GEEN schepsel maar Schepper, ook NIET van oude tijden maar eeuwig. Hun
“vader-en-zoon-team” lering laat de schrijver van bovengenoemd ‘Ontwaakt!’-artikel het volgende
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 199

zeggen: “Deze Vader en Zoon zijn ook beiden Goden, maar alweer niet zonder een bepaald
onderscheid tussen deze begrippen. In de Schrift wordt over de Vader gesproken als over “God
de Almachtige” terwijl de Zoon “Sterke God” wordt genoemd.” Wat deze schrijver in dit verband
verzwijgt zal dus hier moeten besproken worden. Zo verzwijgt men dat de uitdrukking “Sterke
God” zowel op YaHWeH als op Christus toegepast worden in de Schrift. Zie hiervoor Jes.9:6 waar
Christus de Sterke God is en Jes.10:21 / Deut.10:17 / Jer.32:18 waar YaHWeH Sterke God is. Het
helpt Jehovah’s Getuigen niet wanneer ze beweren dat er geen lidwoord staat voor Sterke God in
Jes.9:6. Ook in Jes.10:21 waar YaHWeH Sterke God genoemd wordt staat er geen lidwoord, hoewel
ze het hebben toegevoegd in hun vertaling. In Jes.42:13 hebben we “sterke YaHWeH”. Heeft
Christus de titel van de Almachtige God = El Shaddai in Hebreeuws en Pantokrater in Grieks?
Laten we eens enkele zaken bekijken: het is op te maken uit verscheidene schriftuurplaatsen dat
Hij alle macht heeft:

➢ Col.2:10 HSV: ““En u bent volmaakt geworden in Hem, Die het Hoofd is van iedere overheid
en macht.”

➢ Eph.1:21 HSV: “ver boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en elke naam
die genoemd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de komende.”

➢ Mat.28:18 HSV: “ En Jezus kwam naar hen toe, sprak met hen en zei: Mij is gegeven alle
macht in hemel en op aarde.”

➢ Joh.17:2 HSV: “zoals U Hem macht gegeven hebt over alle vlees, opdat Hij eeuwig leven
geeft aan allen die U Hem gegeven hebt.”

Jezus heeft dezelfde macht als de Vader als LOGOS, dus het voormenselijk bestaan van Jezus. Als
mens heeft Hij het gekregen aangezien de LOGOS ook mens is geworden en die almacht kreeg de
mens Jezus van Zijn vader. Het is bovendien ook zo dat de kracht van een Joods gelovige door zijn
God kwam (Jes.40:28,29) terwijl een christen zegt: “Ik kan alle dingen door Christus die mij kracht
geeft” (Phil.4:13). En hoe zou Hij dit kunnen indien Hij niet Almachtig was? Opb.1:8 is volgens
sommige exegeten op Christus volgens anderen op de Vader toepasselijk. (We hebben zelf een tijd
Opb1:8 op YaHWeH laten gelden.) Het is dus niet uitgesloten dat de Heer hier wel de titel heeft
van Almachtige en we hebben het in een studie aangekaart als de beste oplossing, wellicht enige
oplossing en uitleg gezien de context! Zie de commentaren van A. Barnes en R. Lenski, bij deze
teksten en A. Läpple, ‘De Apokalyps van Johannes’, H. Nelissen, 1969. (Pantokrater in het Grieks =
Regeerder over alles, Almachtige, in 2 Corinthe 6:18 / Openbaring 1:8 / 4:8 / 11:17 / 15:3 / 16:7,14
/ 19:6,15 / 21:22. In de Septuaginta 2 Sam.5:10 / 7:25,27 / Job 5:17 / 8:5.) Daarom ook twee citaten
bij Openbaring 1:8!

Citaat uit https://www.studylight.org/commentaries/dut/kng/revelation-1.html


“Op 1:8. Vervolgens doet Hij, Die komt, van Zich horen. Hij zegt Wie Hij is: “Ik ben de Alfa en de
Oméga.” De alfa en de oméga zijn de eerste en de laatste letter van het Griekse alfabet. Deze letters
sluiten alle andere letters in. Je ziet in deze naam dan ook dat Hij ‘het Woord van God’ is. Wat Hij
als de Alfa is begonnen, voltooit Hij als de Oméga. Hij Die komt en hier aan het woord is, is de Heer
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 200

Jezus. Hij is ‘de Eerste en de Laatste’ (Op 1:17; Op 2:8; Op 22:13). Dat zegt ook Jahweh – in het Oude
Testament vertaald met HEERE – van Zichzelf (Js 41:4; Js 44:6; Js 48:12), waarmee maar weer eens
bewezen is dat de Heer Jezus Jahweh is.
Hij Die aan het woord is, is Jahweh Elohim ofwel “[de] Heer, God”, dat is de Heer Jezus. Hij is “Hij
Die is”, de eeuwig Zijnde. Hij “was” er altijd en zal er altijd zijn. Hij is ook Degene “Die komt”. Hij is
de Almachtige Die al Zijn beloften en plannen zal realiseren. Hij, Die doorstoken is toen Hij als het
zwakke van God aan het kruis hing, is Jahweh Zelf, “de Almachtige”, Die alle macht in het universum
heeft en op het punt staat die macht te openbaren. Dit is een troost voor Zijn volk omdat Hij hen
met Zijn almacht draagt en ondersteunt. Tegelijk is het een bedreiging voor Zijn vijanden omdat Hij
hen zal oordelen en ieder zal vergelden naar zijn werken.” (Ger de Koning)
Citaat uit de steeds herdrukte Bijbelverkaring van Matthew Henry (Lichtjes aangepast.).
https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/revelation-1.html. 1706.
“f. Deze beschrijving van Christus wordt goedgekeurd en bevestigd door Hem zelven, Openbaring
1:8. Hier kent onze Heere Jezus terecht zich dezelfde eer en macht toe, die den Vader toegeschreven
worden, Openbaring 1:4. Hij is het begin en het einde, alle dingen zijn uit Hem, Hij is de Almachtige,
Hij is dezelfde eeuwige en onveranderlijke. En voorzeker, al wie beproeft een dezer benamingen van
dezen naam van Christus uit te wissen, verdient dat zijn naam uitgedaan worde uit het boek des
levens. Die Hem eren zal Hij eren, maar die Hem verachten zullen licht bevonden worden.”

Christus-koning

De WT gaat verder in het artikel en schrijft: “Zowel de Vader als de Zoon zijn bovendien
koning”. Maar de Zoon zou volgens hen slechts een onderworpen koningschap bezitten, gekregen
van de Vader. Dit zou 1 Cor.15:24-28 leren. De uitleg van Jehovah’s Getuigen is dubbelzinnig en
strijdig met andere schriftuurplaatsen. Zo zegt vers 25 dat God alle dingen moet (hierover zwijgt
de WT) onderwerpen aan de Zoon in vervulling van Ps.110:2. Maar bij nader toezien aan de Zoon:
“Ga onderwerpen te midden van uw vijanden.” Vader en Zoon onderwerpen dus de machten voor
elkaar, omdat Christus in de Vader is en de Vader in Jezus (Joh.14:10). Positioneel zijn nu al alle
dingen aan Jezus onderworpen volgens Eph.1:19-23, hoewel we nog niet zien dat alles aan hem
onderworpen is (Heb.2:8). Zo is de laatste vijand de dood. Bij diens onderwerping, onderwerpt
Christus zich aan de Vader (Luc.20:36 / 2 Tim.1:10 / Opb.20:14 / Opb.21:4). In een andere
betekenis, zonder rekening te houden met het middelaarschap van Christus is God dan toch ook
een eeuwige koning. Vergelijk o.a. 1 Cor.3:22,23 / Opb.11:15. Dit punt verklaren als het ophouden
van het koningschap van Christus is in strijd met wat de Schrift zegt over Zijn “eeuwige” of zijn
eeuwige koninkrijk. Zie 2 Pet.1:11 in de NWV. De uitleg is dan ook niet zo moeilijk. 1 Cor.15:24-28
spreekt over de Christus in zijn functie van Middelaar tussen God en de mensen. In die functie
onderwerpt Christus zich zonder dat dit zijn eigen soevereiniteit aantast. Tijdens zijn
middelaarschap is de Heer vrijwillig onderworpen aan de Vader.

Maar onderworpen zijn wil niet zeggen minder dan de andere betrokkene. David is groter
dan Saul maar is toch door hem gezonden (1 Sam.18:5). Barnabas en Paulus worden door hun
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 201

broeders uitgezonden maar zijn niet minder dan hen (Hand.13:3 / 17:10). Een man of vrouw is
evenwaardig in Gods ogen maar toch is de man het hoofd (Eph.5:23). En Christus was onderworpen
aan Maria en Jozef, toch is hij niet minder (Luc.2:51). Het is ook niet toevallig dat hetzelfde woord
“overgeven” in 1 Cor.15:24 ook in Mat.11:27 en Luc.10:22 gebruikt wordt (Grieks paredothè).
Christus geeft alleen aan God terug wat hij in zijn middelaarfunctie aan werk gedaan heeft.
Afgezien van dit heeft God echter een eeuwige opperheerschappij. Dit wil niet zeggen dat Christus
geen God blijft of dat Hij zou ophouden beeld Gods te zijn. Zo gezien is alle leer over Christus in
juiste banen gehouden en wordt zijn persoon of eeuwige koningschap niet aangetast. Dat doet de
WT echter wel bij hun uitleg van deze zaak. (Zie ook Heb.1:8.)

Wanneer men een tekst als 1 Cor.15:24-28 bespreekt met een Jehovah Getuige zal men
vlug merken dat ze er slechts een oppervlakkige kennis van hebben. Zo spreekt vers 24 over het
einde van iets. Het einde van wat? De heerschappij van Christus? Dat zegt de tekst niet en zou ook
strijdig zijn met schriftuurplaatsen die het eeuwige regeren van Christus omschrijven (o.a.
Dan.7:13,14 / Opb.11:15 / Opb.22:1,3). Dit vers 24 spreekt over het einde en gebruikt het Griekse
woord “telos” hiervoor. Maar nu geeft Lucas 1:33 te kennen dat er aan de regering van Christus
géén einde komt, ook weergegeven door hetzelfde Grieks “telos”. En Opb.22:5 geeft hiervoor een
verdere bevestiging door te zeggen dat de heiligen zullen regeren tot in alle eeuwigheid. Indien zij
dan regeren ná de duizend jaren dan toch ook hun Heer en Verlosser. Wat vers 24 in 1 Cor.15 dan
zegt heeft geen betrekking op het eeuwige ophouden van de regeringsfunctie van Christus, alleen
het einde van een Bijbelse eeuw (aion) is hier ter sprake.

Wanneer deze eeuw tot zijn einde komt regeert de Christus in een nieuwe functie: “tot in
de eeuwen der eeuwen” (eis tous aionas ton aionoon). Het is dan ook niet zo wonderlijk dat vele
commentators een tekst als 1 Tim.1:17 verklaren als toepasselijk op Christus. Aangezien Christus,
volgens Heb.1:1,2, de maker is van deze aionen, is een titel als “koning der aionen” (1 Tim.1:17)
zeker op Hem toepasselijk. Zoals H. Cremer opmerkt in zijn lexicon en R. Lenski in zijn commentaar
heeft “telos” hier niet alleen de gedachte van einde van iets maar ook “doel” nl. begin van de
nieuwe ordening. Het is het einde en een nieuw begin. Volledigheidshalve weze opgemerkt dat
Jehovah’s Getuigen 1 Tim.1:17 op de Vader toepassen volgens o.a. ‘DE WACHTTOREN’ van 15 juli
1993, blz.8.

De nadruk die de WT dan legt op 1 Cor.15 vers 28 (= “God, alles in allen” volgens de NBG
= “dat God alles zij voor iedereen” volgens de NWV) is ook overdreven, want hetzelfde is i.v.m.
Christus gezegd in Col.3:11 en Eph.1:23. Door het kruis heeft Hij alles tot “zichzelf” verzoent
(Col.1:20). Volgens Phil.3:20,21 heeft Hij de macht dit te doen. En last but not least, indien Christus
een mindere koning zou zijn tegenover de Vader dan heeft de schrijver van het boek Openbaring
het verkeerd. Deze beschrijft de Heer namelijk als “de Koning der Koningen” (Opb.17:14 / 19:16
en vergelijk met 1 Tim.6:15).

Citaat uit Baker Illustrated Study Bible © 2018, Baker Publishing Group, blz.1788,1789:
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 202

“Een centrale christologische bevestiging, impliciet maar cruciaal in het verhaal van Matthéüs, is
Jezus als de belichaming van Jahweh (Israëls God; vgl. Ex 3:14-15). Voor Matthéüs voert Jezus de
verlossing van Israël uit (1:21), waarmee hij Gods beloften vervult dat God verlossing zal brengen.
Mattheüs bevestigt bijvoorbeeld dat Jezus “de Heer” is voor wie Johannes de weg bereidt, daarbij
verwijzend naar Jesaja’s profetie dat de Heer (“Heer” vertaalt de goddelijke naam Jahweh; Jes 40:3)
zal terugkeren naar Sion (Mt 3:3; Jes. 40:1-5), wat Jezus nauw verbindt met de missie en zelfs
identiteit van Jahweh (vgl. Mt 22:41-46). Jezus krijgt ook de rol van universele Heer en rechter, een
rol die in de OT-geschriften alleen aan God is voorbehouden (11:27; 25:31; in het bijzonder 28:18;
vgl. Dn 7:13-14). De heerschappij van Jezus bevestigt impliciet de opname van Jezus in de ene
goddelijke identiteit. Passend bij de heerschappij van Jezus, portretteert Mattheüs personages die
Jezus aanbidden. Matthéüs belicht de aanbidding van Jezus door ermee te beginnen en te eindigen
(de Wijzen in 2:2, 11; Jezus’ volgelingen in 28:9, 17). Een laatste christologische categorie waar
Mattheüs de nadruk op legt, is Jezus als vervuller van de Schrift. Deze categorie steekt boven de
andere uit, aangezien volgens Mattheüs het verbond en de beloften van God hun vervulling vinden
in Jezus (met “de wet en de profeten” verwijzen we naar de OT-geschriften in 7:12 en 22:40; vgl.
5:17; 11:13). Matthéüs benadrukt deze categorie met zijn vele citaten en toespelingen in het Oude
Testament en zijn bevestiging van Jezus’ gehoorzaamheid aan Gods wil (zie hierboven; ook 12:12).
Toch schenkt Mattheüs bijzondere aandacht aan de relatie van Jezus met de Joodse wet (Hb thora).
Er wordt getoond dat Jezus de wet (de Thora) eerder vervult dan afschaft door deze correct te
interpreteren en te onderwijzen (5:17, met 5:21-48), omdat Jezus de Thora interpreteert door zijn
centrale kwaliteiten van barmhartigheid, rechtvaardigheid, liefde en getrouwheid (9:13; 12:7;
22:24–40; 23:23). Op deze manier is de Thora-interpretatie van Jezus niet omslachtig (11:28-30),
zoals sommige leerstellingen die hij bekritiseert (23:4). Toch belichaamt de Jezus van Matthéüs ook
de Thora op grond van zijn messiaanse autoriteit (bijv. 7:29; 11:25-30). Het is de leer van Jezus (over
de wet en de profeten) die gezaghebbend is voor zijn volgelingen (28:19).”

3. 6 LEVENSGEVER

We lezen verder in het ‘Ontwaakt!’-artikel dat: “de Vader en de Zoon beiden levensgevers
zijn. Maar terwijl Jehovah de Vader, de bron van alle leven is, ontvangen bepaalde schepselen
leven “door bemiddeling van de Zoon”“. Dit is kras. Weten de mensen van de WT dan niet dat hun
eigen Bijbel zegt: “Alle dingen zijn door bemiddeling van hem ontstaan, en afgescheiden van hem
is zelfs niet één ding ontstaan” Joh.1:3 (vgl. ook Heb.1:2).
In een vorm van vergelijking:
1°) Hij die alles maakt is God (Heb.3:4)
2°) Christus heeft alles gemaakt (Joh.1:3)
3°) Daarom is Christus = God
of
1°) Alles wat vóór de schepping bestaat is ongeschapen
2°) Christus bestaat vóór alle schepping (Hij schiep alles)
3°) Christus is daarom eeuwig t.t.z. ongeschapen
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 203

Men verwijst verder naar Col.1:16 volgens hun eigen bijgewerkte vertaling maar zie ons
commentaar hierop in hoofdstuk 2. Daarna schrijft men: “Alleen over Jehovah wordt gezegd: “Gij
hebt alles geschapen, en om Uw wil was het en werd het geschapen” (Opb.4:11). Dat is
struisvogelpolitiek. Bijna hetzelfde wordt over de Christus gezegd in Col.1:16 waar staat dat alles
voor Hem (Christus) geschapen is. Lees ook aandachtig wat Opb.5:8-14 zegt over Christus. Daar is
hetzelfde nog eens beschreven. De Zoon IS “leven” (Joh.1:4 / 14:6).

De rest van het artikel is niet veel zaaks meer behalve hun verklaring van 1 Cor.8:6. Ná het
aanhalen van de tekst schrijft men: “Let op deze voorzetsels. Wij zijn “uit” Jehovah God doordat
ons leven uit hem is voortgesproten, en wij zijn “voor” hem doordat Hij ons voor zijn welbehagen
heeft geschapen. Aan de andere kant zijn wij “door” bemiddeling van de Zoon, doordat de Zoon
zowel bij het scheppen als bij het loskopen van het menselijke geslacht Gods werktuig was.” Wat
de WT niet begrijpt in 1 Cor.8:6 is de nadruk die Paulus legt op het middelaarschap van Christus.
Als Middelaar is Hij vrijwillig ondergeschikt aan de Vader. Maar het gebruik van de voorzetsels in
deze zin transfereren naar het vroegere bestaan van de Zoon is de bedoeling van Paulus hier
verkrachten. Wij zijn “uit” Jehovah zegt de WT. Goed, maar we zijn ook “uit” de Zoon (Joh.1:3,16).
We zijn “voor” Jehovah maar ook “voor” de Zoon (Col.1:16). We zijn “door” de Zoon maar ook
“door” de Vader (Rom.11:36). Een leer baseren op het gebruik van voorzetsels zoals hier en in
verband met het rantsoen (zie verder hoofdstuk 7) wat de WT doet, is onmogelijk. Men moet er
maar een Grieks lexicon op na gaan.

3.7 DE ENGEL VAN YaHWeH

Sinds de kerkvader Justinus is “de engel van YaHWeH” geïdentificeerd geworden als de
Logos in zijn voormenselijke omgang met het volk Israël. Recente onderzoekers gaan thans zo ver
om deze engel te zien als een zelfopenbaring van God of een gewone boodschapper Gods. De
positie van de WT in dit verband is dat toch enkele gevallen van deze engel naar Christus in pre-
existentie verwijzen. Ze citeren o.a. Ex.23:20,21,23 / 32:34 / 33:2 als zulke aanwijzing. Zie ‘Nieuwe
hemelen en een nieuwe aarde’ blz.26. (Ook 1 Cor.10:1-4 volgens ‘DE WACHTTOREN’ van 1 juni
1964, blz.415.)

Over “de engel des HEREN” in het OT, hier alle belangrijke teksten met deze formule:
1°) Worstelde met Jacob Gen.32:24-30
2°) Verloste de aartsvader Israël uit alle nood Gen.48:16
3°) Sprak tot Mozes in de braamstruik Ex.3:2 / Hand.7:31,32
4°) Beschermde Israël bij de Rode Zee Ex.14:19
5°) Bracht Israël in de woestijn en naar het beloofde land Ex.23:20-23 / Jes.63:9 / 1
Cor.10:1-4
6°) Is vorst van het heir des HEREN Jozua 5:13-15
7°) Verschijnt aan Gideon Richt.6:11,12
8°) Onzichtbare helper van de profeet Elia 1 Kon.19:7
9°) Verslaat het Assyrische leger van 185.000 man Jes.37:36
10°) In de brandende vuuroven Dan.3:25
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 204

Een mogelijke verwijzing naar de engel des HEREN, zouden de volgende teksten zijn; Gen.12:7 /
16:7-11 / 18:1-35 / 19:18-22 / 21:17 / 22:11-18 / 24:7,40 / 28:11-22 / 31:11-13 / Ex.19:16 / 20:26
/ 32:34 / 33:2,14,15 / Num.20:16 / 22:22-35 / Deut.5:4-28 / Richt.2:1-14 / 5:23 / 13:3-23 / Dan.6:22
et cetera. In enkele van deze teksten heeft “de engel des HEREN” de functie van een Middelaar.

Illustratie: Abraham en Sarah onderhouden zich met de drie engelen. Detail van een mozaïek
boven de bogen op de noordenmuur van de St. Vitale-Kerk, te Ravenna, Italië. Het oorspronkelijke
zou uit de jaren 526-548 AD stammen. Blijkbaar stoppen ze bewust bij Abraham’ s tent. De reden
ertoe is hem te betrekken bij een voorbede: in de mogelijkheid tussen oordeel en genade over
enkele steden in de omtrek. Steden waar de mensen niet meer aan God denken maar aan zichzelf
en de eigen geneugten van het leven. Het verslag van Abraham die de drie engelen verwelkomt is
dus meer dan dat. Uit het slot van Genesis 18 blijkt dat één engel uiteindelijk de verschijning van
YaHWeH te zijn. In hoofdstuk 19 zijn de andere twee engelen op weg zijn om Sodom te vernietigen.

Deze voormenselijke Christophanieën [= verschijningen van de (komende) Christus] van de


Logos zijn dus zeer talrijk. Hieronder enkele voorbeelden verder uitgewerkt als commentaar. In
Gen.16:13 spreekt Sarah tot de “engel van YaHWeH” als YaHWeH. In Gen.21:17-19 is de engel
geïdentificeerd als YaHWeH. In Gen.22:11-18 spreekt de engel in de eerste persoon over zichzelf
als YaHWeH wat Abraham ook aanneemt (vers 14). In Gen.31:11-13 (volg. Hos.12:3-6) spreekt de
engel over zichzelf als de God van Bethel (zie Gen.28). Volgens Gen.48:3,15,16 is de engel de redder
van Israël, volgens Jes.44:6 is God alleen dit et cetera. (volg. o.a. Ex.3:1-15 / Hand.7:31,32) We
hebben hier iemand die aangesproken wordt als YaHWeH of God (Elohim), die aanbidding krijgt
als God en voor wie zelfs een altaar opgericht wordt (Richt.6:22,23). Indien deze “engel” slechts
een gewone engel was waarom dan die aanbidding die door engelen in Opb.19:10 / 22:9 geweigerd
wordt? Besef dat elke aanbidding van een engel in Israël is uitgesloten en dat wist men. Zie dat
duidelijke verbod in het 1st van de 10 geboden. Het kan dus niet anders dan dat “de engel van
YaHWeH” hier een spreekwoordelijke uitdrukking is om God zelf te beschrijven ofwel dat Christus
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 205

zelf YaHWeH moet zijn. Wat erop neerkomt dat de Israëlieten de voormenselijke Logos hebben
aangebeden en heilige dienst voor hem verricht hebben.

Mogen we nog opmerken, hoe vreemd het ook schijnt, dat de Jood Philo van Alexandrië
Gen.18:2 verklaard als een verschijning van God met twee engelen. De worsteling van Jacob was
een worsteling met de Logos. Mozes sprak met de Logos bij de verschijning in het braambos. (Zie
o.a. Philo De Somnis 1/226 / De Mutatione Nominum 87 / De Vita Mosis 1/66.) Moderne kritische
Bijbelonderzoekers hebben de laatste jaren de god-gelijkheid van de engel van YaHWeH
aangevallen, ze redeneren dat de Hebreeuwse uitdrukking zou moeten gelezen worden als een
(onbepaalde) engel des HEREN. Naar onze mening, ten onrechte, aangezien volgens de algemene
grammaticale regel waar het eerste naamwoord (ook indien onbepaald) een bepalend lidwoord
overneemt van het benadrukte tweede naamwoord. Ook kritiek is er voor sommige der teksten
waarin gesproken is over de engel des HEREN, waar van een werkelijke theofanie of
Godverschijning geen sprake is. Zo o.a. Gen.21:17-19 waar de engel des HEREN, slechts spreekt
vanuit de hemel. (Zie ook de exegese van Aalders voor deze tekst in de ‘Korte Verklaring’, uitg.
Kok.) En het is mogelijk dat in enkele van deze teksten er niet verwezen wordt naar de Logos-
asarkos (de niet vleesgeworden Logos). In het merendeel der teksten is dit echter wel het geval.
De engel des HEREN is bijna altijd deze in wie de naam van God is (Ex.23:20-23), daarom ook een
goddelijk wezen. Het is dan ook niet zo wonderlijk dat sommige dogmatici de godheid van Christus
allereerst vanuit dit begrip bespreken. Want het maakt twee dingen heel duidelijk: de godheid en
het middelaarschap van de Heer vóór de vleeswording. (Zo o.a. C. Hodge, ‘Systematic theology’,
hoofdstuk 7 van deel 1.)

We concluderen daarom dat de engel des HEREN een Godverschijning is en wijst naar het
middelaarschap van de Logos, in betrekking tot het uitverkoren volk Israël, vóór zijn menswording.
Eén aspect van deze “engel” is dat Stephanus hem beschrijft als deze die Gods wet heeft gegeven
(Hand.7:38). Toch was het God die met Mozes sprak en Zijn wetten doorgaf (Deut.4: 33,36,39 /
Neh.9:13). En over Christus als wetgever zie punt 3.3.

Het begrip “engel des HEREN” heeft voor vele vroege Kerkvaders de betekenis dat hij de
voorstelling is van de Logos in zijn voormenselijk bestaan. Het ‘Theologisch Woordenboek’, Romen
& Zonen, edit. H. Brink, vanaf 1952, kol.1134 zegt daarover het volgende: “De H. Justinus zag reeds
in de engel van Jahweh een openbaring van de Logos (Apol.63;Dial.56-61) en in het algemeen kan
men zeggen dat de Oudste Vaders tot aan Hilarius (De Trin. IV,24) de engel van Jahweh op grond
van Is.9,6 (volgens de Sept. en de Vetus Latina: magni consilii angelus) en Mal.3,1 (angelus
testamenti) met de Logos-Christus identificeerden. Augustinus echter, Hiëronymus, reeds
Athanasius en Basilius, en latere scholastieken namen een manifestatie van de Logos vóór de
Incarnatie niet aan op grond van Hebr.1,2 en 2,2, en zagen dan ook in de engel van Jahweh een
engel die zijn plaats bekleedde.” Kerkvaders besteden veel aandacht aan deze zaak. Voor de leer
bij Justinus, één van de belangrijkste, zie B. Kominak, ‘The theophanies of the OT in the writings of
St. Justin’, The Catholic University of America Press, 1948.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 206

1°) De Engel des HEREN wordt YaHWeH en God genoemd.


2°) De Engel des HEREN noemt zichzelf YaHWeH en God.
3°) De Engel des HEREN ontvangt biedingen.
4°) De Engel des HEREN bezit goddelijke functies.

3.8 IS JEZUS DE AARTSENGEL MICHAËL?

Wie is de engel Michaël? Vooraf alle teksten uit het OT en het NT waarin hij genoemd is!
Dan.10:13,21: “Maar de vorst van het koninkrijk der Perzen stond eenentwintig dagen tegenover
mij; doch zie, Michaël, een der voornaamste vorsten, kwam mij te hulp, zodat ik daar, bij de
koningen der Perzen, de overhand behield; (...) nochtans zal ik u mededelen wat geschreven
staat in het boek der waarheid. En niet één staat mij vastberaden tegen hen ter-zijde, behalve
uw vorst Michaël.”
Dan.12:1: “Te dien tijde zal Michaël opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde
staat; en er zal een tijd van grote benauwdheid zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken
bestaan, tot op die tijd toe. Maar in die tijd zal uw volk ontkomen; al wie in het boek geschreven
wordt bevonden.”
Judas 9: “Maar Michaël, de aartsengel, durfde, toen hij met de duivel in twist gewikkeld was over
het lichaam van Mozes, geen smadelijk oordeel uitbrengen, doch hij zeide: De Here straffe u.”
Opb.12:7: “En er kwam oorlog in de hemel; Michaël en zijn engelen hadden oorlog te voeren
tegen de draak; ook de draak en zijn engelen voerden oorlog.”

O.a. in hun publicatie ‘Dan is Gods mysterie voleindigd’, (blz.356-358) leren Jehovah’s
Getuigen dat Jezus in voormenselijk bestaan niemand anders was dan de engel Michaël. Nadat
Christus uit de doden werd opgewekt zou hij deze naam ook weer aangenomen hebben. Laten we
vooraf opmerken dat er geen enkele Bijbeltekst is die zegt Jezus of de Logos = de engel Michaël.
Het is zo dat de Heer tientallen titels heeft maar niet deze van Michaël. Hij is; Messias, Lam,
Vredevorst, Immanuël enz. maar NIET Michaël. Dat moet men goed in gedachten houden. Het
gaat dus om een bepaalde argumentatie die men dan in dat verband gebruikt.

Door een vergelijkende studie van het werk van Michaël en dat van Christus besluiten de
Adventisten van de 7de dag en ‘DE WACHTTOREN’, dat het gaat om één en dezelfde persoon.
Daarvoor combineren ze Opb.12:7,8 met 1 Joh.3:8 / Dan.10:13 met Jes.9:6 / Dan.12:1 met
Mat.24:21,30 en Judas 9 met 1 Thes.4:16. Ze beweren dat in ‘Seventh day Adventists answer Ques-
tions on Doctrine’, Review and Herald, 1957, blz.71-86. En Jehovah’s Getuigen in ‘Inzicht in de
Schrift’, deel twee, 1997, blz.315,316 en ‘De WACHTTOREN’ van 15 jan.1959, blz.61. Groot verschil
tussen hen beiden is dat de Adventkerk in de Drie-eenheid geloofd.
Laat ons deze argumenten eens nader bekijken.

1°) Gen.3:15 met Opb.12:7,8 en 1 Joh.3:8


Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 207

Genesis 3:15 spreekt over het zaad van de vrouw dat aan de Satan verderf zal brengen.
Volgens Opb.12:7-9 is Michaël in gevecht met Satan. De gelijkenis is echter alleen oppervlakkig
want Michaël is een geschapen engel, niet het zaad van de vrouw. Christus echter is zaad van de
vrouw, geboren onder de wet, volgens Gal.4:4. Hij is het zaad van de vrouw ook in Opb.12:5
(vergelijk Ps.2:8,9 en Heb.2:5-18). Het is Christus die gekomen is om de macht van Satan teniet te
doen (Heb.2:14 / 1 Cor.15:57).

De strijd van Michaël en zijn engelen is volledig in zijn voordeel, tot driemaal toe wordt in
de verzen 7-9 gezegd dat Satan en zijn engelen “nedergeworpen” worden. Het Grieks spreekt van
“ebléthé” en heeft de betekenis van “nederwerpen met kracht.” De Heer sprak hierover tot zijn
discipelen zeggende: “nu zal de overste dezer wereld buitengeworpen worden” (Joh.12:31).

De belangrijke vraag: Wanneer wordt/is Satan uit de hemel geworpen? is niet zomaar in
enkele woorden op te lossen. Het is duidelijk dat Satan ná zijn val in Eden nog toegang had tot de
hemel (Job 1:6 / Zach.3:1,2). Sommigen hebben de uitwerping van Satan geplaatst toen Christus
met zijn prediking begon. Want Luc.10:18 zegt: “Ik zag de satan als een bliksem uit de hemel
vallen.” Wel twee jaren nadien zegt Christus: “nu zal de overste dezer wereld buitengeworpen
worden” Joh.12:31. Het getuigenis van Luc.10:18 moet dus profetisch opgevat worden. Er wordt
soms een andere uitleg gegeven vanuit Joh.12:31,32. Volgens deze visie is Satan uitgeworpen
wanneer Christus sterft aan het kruis. Maar ook dat kan niet zijn. Christus zou Satan niet zelf
hebben kunnen uitwerpen want hij was dood en in het dodenrijk. Men moet de Schriftuurplaats
van Joh.12:31,32 dus opvatten als later te vervullen. Dan moet de uitwerping van Satan geplaatst
worden ná de tijd dat Christus aan Gods rechterhand gaat zitten (Hand.2:34,35 / Heb.5:6 / 7:17,21).
Tussen Hemelvaart en Pinksteren. Waar we niet moeten over fantaseren is dit: Michaël en Jezus
moeten dezelfde zijn want de werken van Satan worden in Opb.12 aan banden gelegd. In de
Apocalyps is het duidelijk dat meerdere engelen aan het oordeel van Satan meewerken en niet
slechts Michaël. De énige echte overwinnaar op Satan is Jezus zoals uit de andere teksten blijkt. De
Wachttoren en de Adventisten zijn hier dus fout.

2°a) Dan.10: 13 met Jes.9:6

Men tracht aan de hand van de titels gegeven aan Michaël en aan Jezus te bewijzen dat
beide dezelfde persoon zijn. Eén aanwijzing zou de titel van “prins der prinsen” zijn die in Dan.8:25
is gebruikt. Michaël is “prins der prinsen” (Dan.8:25), “prins van het heer” (Dan.8:11), “Michaël
uw prins” (Dan.10:21) en “Michaël de grote prins” (Dan.12:1). Volgens deze uitleg gaat men er
van uit dat de prins van Dan.8 en deze van Dan.10 en 12 naar dezelfde persoon verwijzen. Maar
dat doet de Bijbel zelf niet en zo hoeft deze identificatie niet juist te zijn. In het NT is het duidelijk
dat Christus een prins is genoemd in Hand.3:15 / 5:31 / Opb.1:5. Maar al wie in het Oude Testament
of het Nieuwe Testament de titel heeft van “prins” gaan we toch niet vereenzelvigen als dezelfde
persoon. Het geopenbaarde woord van God laat niet toe dat we reïncarnatie leren. Verder is er de
beschrijving “aartsengel” die alleen Michaël heeft maar geen andere engel.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 208

“Aartsengel” is de Griekse samentrekking van “archè = eerste” en “angelos” wat engel of


boodschapper wil zeggen. Het Griekse “archè” heeft duidelijk te maken met de eerste in autoriteit
en is toepasselijk op Christus (1 Cor.15:24 / Eph.1:21 / Heb.5:12 / Col.1:18 / Opb.21:6 / 22:13).
Maar dat volgt niet uit de vier teksten waarin Michaël is vernoemd. Een Grieks woord afgeleid van
“archè” is “archoon” = regeerder of prins vinden we o.a. in 1 Cor.2:6,8 en toegepast op Christus in
Opb.1:5 en de Griekse Septuagintavertaling van Jes.55:4 / Micha 5:2. Christus is schepper (zie bij
2.4, 2.5 en 2.6), de aartsengel Michaël is dat niet. Het gaat dus slechts om: een zekere gelijkenis
maar geen gelijkheid of éénzelvigheid.

En bovendien klopt dat niet met het verhaal in Daniël 10. In Dan.10:5 wordt een man
beschreven in linnen die wonderlijk gelijkt op de Logos = de opgestane Jezus zoals Hij is beschreven
in Opb.1:12-18. En die man uit Dan.10:5 roept in dat gedeelte de engel Michaël ter hulp. Ze kunnen
dus niet dezelfde zijn. Hij roept zichzelf niet ter hulp! Zie de tabel onderaan die de grote gelijkenis
aangeeft van de visionaire man in Daniël 10 en deze van Openbaring 1.

Visioen van Daniël over Jezus Visioen van Johannes over Jezus
Daniël 10:4-19 Openbaring 1:12-18
“toen hoorde ik het geluid zijner woorden” “En ik keerde mij om, ten einde de stem te
(v 9). zien, die met mij sprak” (v 12).
“sloeg ik mijn ogen op en zie, daar zag ik “iemand als eens mensen zoon” (v 13).
een man “ (v 5).
“in linnen klederen gekleed” (v 5). “bekleed met een tot de voeten reikend
gewaad” (v 13).
“en de lendenen omgord met goud van “en aan de borsten omgord met een gouden
Ufaz” (v 5). gordel” (v 13).
“zijn gelaat schitterde gelijk de bliksem” (v “en zijn aangezicht was gelijk de zon schijnt
6). in haar kracht” (v 16).
“zijn ogen waren als vurige fakkels” (v 6). “en zijn ogen als een vuurvlam” (v 14).
“zijn armen en voeten glanzend van “en zijn voeten waren gelijk koperbrons, als
gepolijst koper” (v 6). in een oven gloeiend gemaakt” (v 15).
“het geluid van zijn woorden als het gedruis “en zijn stem was als een geluid van vele
van een menigte” (v 6). wateren” (v 15).
“bleef (er) in mij geen kracht meer; alle “En toen ik Hem zag, viel ik als dood voor
kleur week van mijn gelaat” (v 8). zijn voeten” (v 17).
“viel ik bezwijmd op mijn aangezicht” (v 9).
“deed mij op knieën en handen sidderend
oprijzen” (v 10).
“een hand raakte mij aan” (v 10). “en Hij legde zijn rechterhand op mij”
(v 17).
De man zegt: “let op de woorden die ik tot u De man zegt: “Schrijf dan hetgeen gij gezien
spreek (…) En ik ben gekomen, op uw hebt en hetgeen is en hetgeen na dezen
woorden (…) en ik ben gekomen om u te geschieden zal” (v 19).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 209

verstaan te geven wat uw volk in het laatst


der dagen overkomen zal” (v 11-15).
“Vrees niet” (v 12). “Wees niet bevreesd “ (v 17).
“Vrees niet” (v 19).

Christus is PRINS = VORST, VREDEVORST naargelang de vertaling. En deze tabel kan


helpen het vorige duidelijker te maken.
Jezus wordt zo genoemd in het OT en het NT
1°) “Vredevorst”. (Jesaja 9:5)
2°) “Vorst der vorsten”. (Daniël 8:25)
3°) “Een gezalfde, een vorst”. (Daniël 9:25)
4°) “Den Leidsman ten leven”. (Handelingen 3:15)
5°) “Leidsman”. (Handelingen 5:31)
6°) “Overste van de koningen der aarde”. (Openbaring 1:5)
Maar anderen dan Hij worden ook “prins” in de Bijbel genoemd.
A°) Jacob was een prins = vorst NBG. (Genesis 23:6)
B°) David was een prins = vorst in NBG. (Ezechiël 34:24)
C°) Satan was “de vorst van deze wereld”. (Johannes 12:31 / 14:30 / 16:11)
A.u.b. goed onthouden dat hij dat was en nu niet meer.
D°) Satan is “de overste van de macht der lucht.” (Epheziërs 2:2)

2°b) Dan.12:1 met Mat.24:21,30

De naam “Michaël” (zegt men) heeft gelijkenis met de naam “Jezus.” Michaël is in het
Hebreeuws “mika él” en heeft vertaald de betekenis van: “Wie is als God?” Jezus is in het
Hebreeuws “Jehoshuah” en wil zeggen “YaHWeH is redder.” Beide namen verwijzen naar God en
naar Zijn werk als redder. Vanuit gelijkenis zegt men bij de WT: ze zijn één en dezelfde persoon,
maar dat is een bedroevende theologie. In de beide teksten hierboven is sprake van de (een) grote
verdrukking en benauwdheid. De veroorzaker van die verdrukking is niet Michaël en ook Jezus niet.
Het gaat om iets van buitenaf. In die tijd zal Michaël zijn volk (Israël) “terzijde staan” = geestelijk
bijstaan. En het is duidelijk dat Michaël, noch de titel, noch de functie heeft van verlosser. Hij is en
blijft in de teksten van Daniël die naar hem verwijzen slechts een “beschermengel” van Israël.
Christus heeft die titel van “verlosser” echter wel (Phil.3:20 / Luc.9:26). Dus zijn Michaël en Jezus
niet dezelfde persoon.

3°) Judas 9 met 1 Thes.4:16

Een ander punt van treffende (?) gelijkenis volgens Jehovah’s Getuigen geeft Judas 9
vergeleken bij Zach.3:2. In beide teksten staan de woorden: “de Here straffe u” en hoe
onwaarschijnlijk het wellicht mag klinken (zegt men) die uitdrukking staat slechts tweemaal in de
Schrift en juist op die plaatsen. Volgens Judas 9 heeft Michaël die woorden uitgesproken toen hij
in dispuut was met Satan over het dode lichaam van Mozes. In Zach.3:2 is de spreker: “de engel
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 210

des HEREN” = ook geïdentificeerd als YaHWeH zelf in vers 1. Nu is: “de engel des HEREN” niemand
anders dan Christus in zijn voormenselijk bestaan (Ex.3:2). Ook is hij genoemd “de engel des
verbonds” (Mal.3:1), “Zijn engel” (Dan.3:28) en “Mijn engel” (Ex.23:20,23). Door die uitdrukking
“de Here bestraffe u” is de gelijkenis van Christus en Michaël uniek luidt dan de redenering. Maar
op zo een flinterdunne basis zeggen dat Christus = Michaël wijst op een oppervlakkige en
bedroevende theologische aanpak. Want schijn bedriegt wel eens meer.

We lezen in ‘Ontwaakt!’ van 8 feb. 2002, blz.17: “Na zijn eigen opstanding werd Jezus als
geestelijk schepsel tot een “superieure positie” in de hemel verhoogd (Fillipenzen 2:9). Nu hij niet
langer mens is, heeft hij de stem van een aartsengel (…) Het is redelijk te concluderen dat alleen
een aartsengel zou roepen met de stem van een aartsengel”.” In 1 Thes.4:16 wordt niet gezegd
dat Christus = de aartsengel. Omdat er staat dat de Heer zal nederdalen uit de hemel met de stem
van een aartsengel heeft dit met (Grieks “en”) de betekenis van begeleiding. De stem van een
aartsengel en de trompet Gods zijn tekenen die zijn komst kenmerken. Indien deze tekst zou
bewijzen dat Christus de aartsengel is dan bewijst het evenzeer dat Hij God is, want er staat ook
“met de stem van God.” Toen ik dit citaat van de WT las dacht ik aan een verhaal dat ik ergens las.
Een predikant wil zijn gemeenteleden wat bijbrengen waarmee ze de Jehovah’s Getuigen te woord
kunnen staan. Een aanwezige merkt op: “ja, maar ze kennen zoveel bijbelteksten.” Het antwoord
van de predikant: “dat klopt. Maar wanneer ze de ongeveer tien teksten die ze kennen contra de
Drie-eenheid reeds gebruikt hebben zijn ze uitgepraat. Je moet er dus voor zorgen dat je beter je
Bijbel kent dan deze mensen.”

In de visie zoals hierboven besproken waar Michaël = de Logos (zoals de WT en de


Adventisten doen) is géén rekening gehouden met de duidelijke taal van Dan.10:13. We lezen daar:
“Maar de vorst van het koninkrijk der Perzen stond eenentwintig dagen tegenover mij; doch zie,
Michaël, een der voornaamste vorsten, kwam mij te hulp.” Wanneer deze tekst de engel Michaël
noemt als “een der voornaamste vorsten” dan kan hij ook niet tezelfdertijd hun Heer en Schepper
zijn. Hij is dan namelijk ook zelf een schepsel. En Christus is wel degelijk Schepper. Wat de WT en
de Adventisten op dit gebied zeggen is dus niet naar de Schriften. Wat gelijkt op elkaar is daarom
nog niet wezenlijk gelijk! En er is nog een tweede reden vanuit deze teksten om een identificatie
van Michaël als Jezus niet aan te nemen. De persoon uit Dan.10:5,6 is duidelijk dezelfde als Jezus
in Opb.1:13-18. De gelijkenis van de beschrijvingen verplicht ons daartoe. (Ook de NWV legt door
de verwijzingen van Daniël naar Openbaring verband met elkaar.) En bovendien, het is de persoon
uit Daniël 10:5,6 die samen met de engel Michaël een opdracht uitvoert. Dus zijn Jezus en Michaël
niet dezelfde persoon.

Er worden van Christus dingen gezegd die NIET van een gewone engel gezegd worden.
1°) Engelen zijn schepselen. Er is geen enkele tekst die zegt dat Christus een schepsel is (Ps.148:2-
5 / Joh.1:3 / Col.1:16,17).
2°) God heeft geen enkele der engelen ooit Zoon genoemd in de betekenis die Christus heeft
(Heb.1:4,5).
3°) Geen enkele engel heeft de macht die Christus heeft (Heb.1:13). En deze macht kan hij
overdragen aan engelen (zoals Michaël) en mensen (Mat.28:18-20).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 211

4°) Over engelen wordt nooit gezegd dat ze regeren, wel aanbidden (Opb.5:11-13).
5°) Engelen zijn géén middelaars. Christus is de enige middelaar (Heb.9:24 / 1 Tim.2:5).
6°) Michaël en andere engelen regeren niet op de troon van God zoals Christus doet
(Luc.1:19 / Hand.2:33,34).
7°) Engelen mogen niet aanbeden worden. Christus wordt aanbeden door de enge-
len (Phil.2:9 / Heb.1:6 / Mat.4:9).

Uit dit alles is het duidelijk dat Christus geen geschapen engel kan zijn. Maar in een andere
betekenis zou het Hebreeuws of Grieks woord voor “boodschapper” dat in beide talen ook
overeenkomt met het woord “engel” op Christus toegepast kunnen worden. Zo worden in Mal.2:7
priesters engelen of boodschappers genoemd. In Mal.3:1 is Johannes de Doper engel of
boodschapper. (Zie ook Gen.32:1-4.) De Heer is de Grote Boodschapper van God.

Een “geschapen” engel is de Heer in elk geval niet. Dat merk je duidelijk bij het nalezen van
Heb.1:4-13. God heeft geen enkele engel ooit Zijn Zoon genoemd (vers 5). Van geen enkele engel
heeft God ooit gezegd dat men hem moest aanbidden (vers 6). Geen enkele van de engelen heeft
een troon in alle eeuwigheid (vers 7). Geen enkele engel is de “Heere” die in den beginne de aarde
gegrond heeft (vers 10). Tot geen enkele engel zegt God: “Zet u aan Mijn rechterhand” (vers 13).
Maar nu worden al deze dingen van Christus wél gezegd. Hij is niet onder engelen te rekenen.

3.9 IK ZEG U

In het Bijbelgedeelte van Mattheüs 5:17-48, dat we kennen als de Bergrede, staat een
belangrijke formule. Tot negenmaal toe gebruikt de Heer er de uitdrukking: “Ik zeg u.” Na een
studie van die teksten kan je slechts besluiten dat Christus als YaHWeH moet zijn of Zelf in
werkelijkheid is. In de tegenstellingen van dit Bijbelgedeelte staat de Thora of de tradities van de
rabbijnen ondergeschikt aan de nieuwe wetformulering van Christus. Jezus, is hier duidelijk
wetgever en autoriteit boven de wet van God aan Mozes gegeven. Indien men over Christus
redeneert als de moderne theologen en sekten als de Wachttoren (namelijk schepsel en slechts
mens tijdens zijn aardse leven) dan hebben we hier te maken met een persoon die voor zichzelf
datgene toe-eigende wat aan God toekwam. In dit geval zou de Christus een wetsovertreder zijn.
Zijn dood zou voor ons waardeloos zijn. We zouden nog niet gered zijn en onze verlosser zou nog
moeten komen in een nabije of verre toekomst. Dit is echter niet het geval, de WT is verkeerd.

Dat Christus gezaghebbend persoon is op gebied van religie zien we o.a. hierin dat Hij
zichzelf de enige ware leraar noemt. In Mat.23:7-10 HSV staat: “7 zij zijn ook belust op de
begroetingen op de markten, en om door de mensen ‘rabbi, rabbi’ genoemd te worden. 8 Maar
u mag zich geen rabbi laten noemen, want Eén is uw Meester, namelijk Christus; en u bent allen
broeders. 9 En u mag niemand op de aarde uw vader noemen, want Eén is uw Vader, namelijk
Hij Die in de hemelen is. 10 En u mag niet meesters genoemd worden, want Eén is uw Meester,
namelijk Christus.” En verder zegt Joh.13:13,14 NBG: “Gij noemt Mij Meester en Here, en gij zegt
dat terecht, want Ik ben het. Indien nu Ik, uw Here en Meester, u de voeten gewassen heb,
behoort ook gij elkander de voeten te wassen.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 212

Door de bevelende aard in zijn spreken geeft Jezus aan iemand te zijn die in godsdienstig
opzicht macht heeft;

Mat.10:5 HSV: “5 Deze twaalf zond Jezus uit en Hij gebood hun: U zult u niet op weg begeven
naar de heidenen en u zult geen enkele stad van de Samaritanen binnengaan.”

Luc.8:55 NBG: “En haar geest keerde terug en zij stond dadelijk op en Hij beval, dat men haar te
eten zou geven.”

Mat.28:19 HSV: “19 Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader
en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te
nemen.”

En dit zijn de zaken waarover een “Ik zeg u” oordeel heeft;


1. Moord en toorn verzen 21-26
2. Overspel en lust verzen 27-30
3. Echtscheiding verzen 31,32
4. Eed zweren verzen 33-37
5. Genoegdoening verzen 38-42
6. Haat en liefde verzen 43-47
7. Opdracht vers 48

Ook de vijanden van Jezus waren onder de indruk van Zijn spreken en handelen. Zoals Hij
sprak, sprak nog niemand. We moeten Joh.7:45,46 HSV centraal zetten in deze discussie:
“Johannes 7:45 De dienaars dan kwamen tot de overpriesters en Farizeeën, en die zeiden tegen
hen: Waarom hebt u Hem niet meegebracht? 46 De dienaars antwoordden: Nooit heeft een
mens zo gesproken als deze Mens.” De leer van Jezus was niet zoals deze van de Schriftgeleerden
(Mat.7:29) of andere profeten Gods (Mat.11:9). Het woord van Christus is meer dan dat van
engelen hoewel Gods wet door bemiddeling van engelen gegeven is (Heb.2:1-4 / Gal.3:19 /
Hand.7:53). De Here Jezus: “is, was en zal zijn” de Wetgever van Zijn volk. Het is dan ook best
begrijpelijk waarom Jehovah’s Getuigen alle commentaar schuldig blijven wat betreft de woorden
van Jezus: “Ik zeg u”. Het is duidelijk dat slechts God wetgever is volgens o.a. Jes.33:22 / Jac.4:12.

Dat is merkwaardig. Maar ook dit is merkwaardig. Er zijn enkele teksten in het evangelie
die aantonen dat de Heer een groei en ontwikkeling heeft doorgemaakt als mens; Mat.12:15,25 /
16:8 / 22:18 / 26.10 / Marc.8:17 / 12:15 / Luc.9:47 / Joh.6:15, 61 / 19:28. Christus is zoals God maar
ook als een mens! We komen hier natuurlijk nog op terug. Maar er staat ook dit, dat Jezus zei:
“Jezus zei tegen hem: Ben Ik zo’n lange tijd bij u, en kent u Mij niet, Filippus? Wie Mij gezien heeft,
heeft de Vader gezien; en hoe kunt u dan zeggen: Laat ons de Vader zien?” (Johannes 14:9).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 213

In deze optiek moet u ook dit weten. In ‘DE WACHTTOREN’, van 1 mei 1990 wordt een
vraag van een lezer beantwoord op blz.30. De vraag is deze: “Sprak Jehovah God rechtstreeks tot
Adam, of sprak hij via het woord, de eniggeboren Zoon van God?” Hun antwoord is: “De bijbel
geeft ons geen expliciet antwoord op deze vraag. Hoewel God rechtstreeks tot zijn volmaakte
menselijke zoon in Eden kan hebben gesproken, is het waarschijnlijk dat Hij door bemiddeling
van het Woord contact had met Adam” (wij onderstrepen). Over die waarschijnlijkheid gaat de
WT in het artikel, nog tweemaal schrijven. En ook dit moet u weten wat er in ‘DE WACHTTOREN’
van 1 mei 1990 staat: “Ook al wekt het Genesisverslag dus de indruk dat God rechtstreeks sprak
met Adam, toen die nog de enige mens was, dan sluit dat niet uit dat Hij via een engel sprak en
die engel kan ook het Woord, Jehovah’s hemelse Zoon, zijn geweest. Hiervoor pleit vooral dat
Jehovah toch al de Logos gebruikt had om de mens te scheppen, en deze ‘ten zeerste gesteld was
op de dingen die met de zonen der mensen te maken hadden’. – Spreuken 8:22, 31; Johannes
1:3” (blz.30, wij onderstrepen). Dat is een toegift van de WT over de Logos afgebeeld als “Engel
des HEREN.” Dat geven ze niet zo gemakkelijk toe. De Logos is de Wetgever aan de ganse mensheid
hier in de persoon van Adam en Eva.

Met deze uitspraak heeft Jezus aangegeven dat Hij méér is dan de wet van Mozes. Hij stelt
die buiten werking wat aanbidding betreft. De wet van Mozes is hierbij afgeschaft. Dierenoffers
zullen hun waarde verloren hebben. Jezus is ook méér dan de tempel zelf, Hij is de tempel naar
waar wij zullen gaan om er te aanbidden en vergeving van onze zonden te ontvangen. Zijn bloedige
kruisdood heeft dàt bewerkt wat God vraagt: verzoening van de menselijke fouten en
tekortkomingen tegenover Zijn Schepper! De Messias-gelovigen zullen zelf een nieuwe tempel zijn.

3.10 EN NOG ENKELE TEKSTEN

Het zal de lezer ondertussen wel al duidelijk zijn dat de God van hemel en aarde, de God
van Abraham, Isaac en Jacob vanuit wat we al hebben opgemerkt, dezelfde is als het Woord van
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 214

God, die is mens geworden in de persoon van Jezus, later dan gekend als de Christus. Er zijn
tientallen teksten uit het OT, die zomaar over “YaHWeH” spreken, die we terugvinden in het NT
en daar toegepast op Jezus van Nazareth. We geven nog een beknopte lijst in wat volgt. (Gebruik
gemakshalve 2 Bijbels naast elkaar, met in de ene de tekst van het OT en in de andere - dat kan
dus eventueel alleen het NT zijn - de tekst van het NT.)

* Uit de mond van kinderen en zuigelingen heeft de HERE (“YaHWeH”) sterkte gegrondvest
(Ps.8:2,3). Hetzelfde wordt van Christus gezegd in Mat.21:16.
* De mensgeworden Logos is vol van genade en waarheid (Joh.1:14). Zo ook de God van het OT:
Gen.24:37 / Ps.25:10 / 36:6.
* Eén van de typologieën in de Schrift over de relatie God/gelovigen spreekt over een bruid en een
bruidegom. God is bruidegom van de gemeente in het OT (gelovigen in Israël) en Christus van de
gemeente (gelovigen in Israël en de volkeren) in het NT (Jes.62:5 / Hosea 2:20 / Marc.2:19 /
Joh.3:18,19 / Eph.5:28,29).
* God is Heer der heren, evenals Christus: Deut.10:17 / Dan.2:47 / Opb.11:16. Jezus is “aller Heer”
zegt Petrus tot de eerste heiden-gelovigen volgens Hand.10:36. “Heer der heren” zegt 1 Tim.6:16.
“Heerser over de koningen der aarde” zegt de NWV in Opb.1:5. “Heer der heren en Koning der
koningen” zegt de NWV in Opb.17:14. “Koning der koningen en Heer der heren” zegt de NWV in
Opb.19:16. Christus is al “Heer der heren en Koning der koningen” en hoeft het dus niet meer te
worden in een verre toekomst.
* Jesaja profeteert over de Heerlijkheid van YaHWeH die zal verschijnen aan de volkeren, maar de
profeet Simeon past dit toe op de kleine Jezus, die opgedragen wordt in de tempel (Jes.40:6 /
60:11,19 / Luc.2:32). Twee profeten Gods spreken elkaar toch niet tegen!
* De Schrift zegt over de Christus dat “in Hem leven is”, niet slechts dat leven “door” Hem wordt
doorgegeven (Joh.1:4 / 5:26 / 6:48,53 / 11:25). Dit komt overeen met de titel in het OT dat God
“de levende” is (Jes.3:10 / Ps.42:2 / 84:3).
* God en Christus worden beiden beschreven met de titel (de naam) “de levende” (Grieks “ho
zoon”) in Opb.1:18 / 4:9,10 / 10:6 / 15:7. A. T. Robertson zegt in zijn grammatica (blz.891) dat
hierdoor het begrip “eeuwigheid” weergegeven wordt. Christus heeft hier de titel van “de
Levende”, en dat staat er om drie redenen:
1°) Hij heeft leven in zichzelf (Joh.5:26 (kreeg dit van de Vader in Zijn menselijkheid
maar had dit al gezien Hij ook de LOGOS is) / 14:6)
2°) Hij is de bron van het leven van alle dingen; levende of niet levende (Joh.1:3,4 / 11:25,26).
Vergelijk wat over YaHWeH gezegd is in het OT bij Deut.5:26 / 32:39,40 / Ps.42:2 / 84:2 /
Jer.10:10.
3°) En daaruit volgt dat dóór Hem alles zal herleven (Heb.2:14 / Rom.14:9 / Opb.20:13-15).

In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 september 2003, blz.30 gaat men in op de vraag van een lezer: “Wat
betekent het “leven in zichzelf te hebben”? Men zegt daar o.a.: “De bijbel zegt niet alleen dat
Jezus Christus “leven in zichzelf” heeft maar ook dat zijn volgelingen ‘leven in zichzelf’ hebben
(Joh.5:26; 6:53). Toch hebben deze twee teksten niet dezelfde betekenis. (…) Jezus doelde hier op
een bijzondere macht die hij van de Vader had gekregen – het vermogen om mensen een
goedgekeurde positie voor Gods aangezicht te schenken. (…) Hoe staat het met zijn volgelingen?
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 215

(…) Hier stelt Jezus “leven in uzelf” hebben gelijk aan “eeuwig leven” verwerven” (wij
onderstrepen). We maken deze verwijzing omdat je wel eens van hun leden zou kunnen horen dat
Christus én de gelovigen op dezelfde wijze “leven in zichzelf” hebben, wat volgens hun leiders niet
het geval is.
* In Jes.65:16 (LXX (Septuaginta) wordt God de “Amen” genoemd, hetzelfde als Christus in
Opb.3:14. (Vergelijk Jes.40:6,8 met Luc.21:33.)
* Wat zegt Jes.40:6,8 en Luc.21:33 over profetische vervulling? Het “Woord” van YaHWeH = het
“Woord” van Jezus. Wanneer Jezus de geschiedenis niet kan beïnvloeden dan kunnen Zijn
uitspraken nooit vervuld worden. En dan is Hij een leugenaar. Daarom kan Christus zonder schroom
het wee uitspreken over de Farizeeën uit zijn tijd; Mat.23:13,14,15,16,23,25,27-29.
* De “dag des Heren”, één van de sleuteluitdrukkingen uit de kleine profeten, heeft zijn vervulling
in de “dag” van Christus (Amos 5:18 / 5:20 / Joël 2:11 / 2:31 / 1 Cor.1:5 / 2 Cor.1:14).
* God en Christus zijn beiden de Heilige en Rechtvaardige; Ezra 1:15 / Neh.9:8 / Ps.22:4 / Jes. 40:25
/ 43:15 / Hand.3:14 / Opb.3:7.
* YaHWeH vaart opwaarts naar de hemel in Ps.68:19, maar het gaat in vervulling bij de Opstanding
en Hemelvaart van Christus: Eph.4:8-10.
* Israël prikkelde God tot na-ijver en Paulus zegt dat het om Christus gaat; Num.14:2 / 21:5,6 / 1
Cor.10:9.
* De rots van Israël en de Rots die Israël vergezelde is één en dezelfde; 2 Sam.22:2,3 / Jes.44:8 en
1 Cor.10:4.
* Over God als schepper en her-schepper spreekt Ps.102. De verzen worden in Heb.1:10,11
toegepast op de Christus. Vergelijk Eph.4:14-16 voor de herschepping.
* De titel “Heer der heerscharen” uit Jes.6 komt ook nog terug in Jes.8:13,14. Vergelijk dat eens
met 1 Pet.2:5-8. Zie ook het slot van appendix 3 in dit verband.
* De titel “Sterke God” in Deut.10:17 / Jer.32:18 wordt in Jes.9:6 voor de komende Messias
gebruikt d.w.z. Jezus.
* Volgens de profeet Jesaja was God een “struikelblok” voor de beide huizen van Israël. Op
dezelfde wijze is Jezus een “struikelblok” voor dezen die Hem niet erkennen zoals Hij werkelijk is
(Jes.8:13,14 / 1 Pet.2:7).
* De God van Israël is de Verlosser van Zijn volk (Jes.19:20 / 43:11 / 63:16). In het NT is Jezus de
Verlosser van Israël en de wereld (Luc.2:11 / Joh.4:42 / 12:47 / Hand.4:12 / Titus 2:13).
* God is de “koning” van de volken in o.a. Zach.14:9 / Mal.1:14. Maar Jezus is “koning” in het NT
(Joh.1:50 / Eph.4:5,6 / Opb.11:15). En vergelijk Ps.24:7-10 met 1 Cor.2:8.
* Een laatste Schriftuurplaats is nog interessanter. Daar hebben we eenzelfde tekst toegepast op
YaHWeH, Christus en de Heilige Geest. We hopen dat u ondertussen met twee Bijbels alles
vergeleken heeft: één geopend op het OT en een andere op het NT. Nu hebt u er nog een andere
Bijbel voor nodig. Volgens Jes.6:1,3,10 verscheen YaHWeH aan de profeet. Volgens Johannes
(12:37-41) sprak Jesaja over Jezus. En volgens Paulus (Hand.28:25-27) was het de Heilige Geest.
Jesaja zag (in visioen) de Drievuldigheid Gods! Jezus, zelf en Paulus getuigen daarvan!
* Een van de sterkste argumenten die de Godheid van de Messias ondersteunen, is het feit dat als
God Zijn koninkrijk op zet dat het nooit zal eindigen. De Schrift geeft te kennen dat er slechts 1
koning zal regeren en die zal over de hele aarde regeren. Dit is de bevestiging uit de Bijbel:
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 216

• Zacharia 14:9 HSV: “De HEERE zal Koning worden over heel de aarde. Op die dag zal de
HEERE de Enige zijn en Zijn Naam de enige.”
• Ezechiël 37:22 HSV: “Ik zal hen tot één volk maken in het land, op de bergen van Israël.
Zij zullen allen één Koning als koning hebben. Zij zullen niet langer als twee volken zijn, en
niet langer nog in twee koninkrijken verdeeld zijn.”
Omdat er slechts 1 ABSOLUTE Koning over de gehele aarde kan zijn, geven de volgende
Schriftuurteksten het onmiskenbare feit en bewijs dat de Messias YaHWeH moet zijn. Volgens de
Bijbel, is het Hijzelf die koning van Zijn koninkrijk wordt. YaHWeH is koning = de Messias is koning.
En Hij zal voor eeuwig in Sion regeren over de gehele aarde. Deze teksten geven daar allen de
bevestiging van:
• Psalm 132:13-14 HSV: “Want de HEERE heeft Sion verkozen, Hij heeft het begeerd tot
Zijn woongebied. 14 Dit is, zei Hij, Mijn rustplaats tot in eeuwigheid, hier zal Ik wonen,
want naar haar heb Ik verlangd.”
• Zefanja 3:15-17 HSV: “15 De HEERE heeft uw oordelen weggenomen, Hij heeft uw vijand
weggevaagd. De Koning van Israël, de HEERE, is in uw midden: u zult geen kwaad meer zien.
16 Op die dag zal tegen Jeruzalem gezegd worden: Wees niet bevreesd, Sion! Verlies de
moed niet. 17 De HEERE, uw God, is in uw midden, een Held, Die verlossen zal. Hij zal Zich
over u verheugen met blijdschap. Hij zal zwijgen in Zijn liefde. Hij zal Zich over u verblijden
met gejuich.”
• Zacharia 8:23 HSV: “Zo zegt de HEERE van de legermachten: In die dagen zal het gebeuren
dat tien mannen uit alle talen van de heidenvolken, vastgrijpen, ja, de punt van de mantel
van een Joodse man zullen zij vastgrijpen, en zeggen: Wij gaan met u mee, want wij hebben
gehoord dat God met u is.”
• Zacharia 14:16-17: HSV:”16 Het zal geschieden dat al de overgeblevenen van alle
heidenvolken die tegen Jeruzalem zijn opgerukt, van jaar tot jaar zullen opgaan om zich
neer te buigen voor de Koning, de HEERE van de legermachten, en om het Loofhuttenfeest
te vieren. 17 Het zal geschieden dat er geen regen zal vallen op hem die uit de geslachten
van de aarde niet zal opgaan naar Jeruzalem om zich voor de Koning, de HEERE van de
legermachten, neer te buigen.”

De Schrift maakt het in overtuigende bewijzen duidelijk dat de HEERE, de God is die voor eeuwig
volledig wil wonen in het midden van de kinderen van Israël als de ENE Koning over de ganse aarde.
Voor ALLEN die de Godheid van de Messias ontkennen, is dit en zware dopper. Want daar ligt een
dilemma. Het is bij de Messias dat de grote verzoening begonnen is. Volgens de Schrift, is Hij het
die voor altijd zal regeren als de ENE Koning over de ganse aarde. Daarom zegt men ook in de
kringen van de gelovigen in de drie-eenheid dat er sprake is over YaHWeH als de Messias van Israël.
• Jesaja 9:6 HSV: “Aan de uitbreiding van deze heerschappij en aan de vrede zal geen einde
komen op de troon van David en OVER ZIJN KONINKRIJK, om het te grondvesten en het te
ondersteunen door recht en gerechtigheid, VAN NU AAN TOT IN EEUWIGHEID. De na-ijver van
de HEERE van de legermachten zal dit doen.”
• Ezechiël 37:22,24-25 HSV: “22 Ik zal hen tot één volk maken in het land, op de bergen van
Israël. ZIJ ZULLEN ALLEN ÉÉN KONING ALS KONING HEBBEN. Zij zullen niet langer als twee
volken zijn, en niet langer nog in twee koninkrijken verdeeld zijn. 24 En Mijn Knecht David zal
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 217

Koning over hen zijn. Voor hen allen zal er één Herder zijn. Zij zullen in Mijn bepalingen
wandelen en Mijn verordeningen in acht nemen en die houden. 25 Zij zullen wonen in het land
dat Ik aan Mijn knecht, aan Jakob, gegeven heb, waarin uw vaderen gewoond hebben. Zij zullen
daarin wonen, zij met hun kinderen en hun kleinkinderen, tot in eeuwigheid, en MIJN KNECHT
DAVID ZAL TOT IN EEUWIGHEID HUN VORST ZIJN.”
• Daniël 7:13-14 HSV: “13 Ik keek toe in de nachtvisioenen, en zie, er kwam met de wolken van
de hemel Iemand als een Mensenzoon. Hij kwam tot de Oude van dagen en men deed Hem
voor Zijn aangezicht naderbijkomen. 14 Hem werd gegeven heerschappij, eer en koningschap,
en alle volken, natiën en talen moesten Hem vereren. ZIJN HEERSCHAPPIJ IS EEN EEUWIGE
HEERSCHAPPIJ, die Hem niet ontnomen zal worden, en Zijn koningschap zal niet te gronde
gaan.”

Dit is toch duidelijke taal. Deze drie gedeelten zijn al van toepassing op de Messias. Wanneer
Ezechiël die passage heeft geschreven was koning David ongeveer 400 jaar voordien gestorven.
Gezien we het verplicht zijn om de exegese van deze teksten te zien in de voor de hand liggende
context is het normaal dat de Heilige Schrift verwijzingen naar de Messias: als ‘David’ of ‘zoon van
David’ heeft. Dat zegt ook het NT. Deze verwijzingen leren dat de Messias een eeuwig koning zal
zijn en dat Zijn koninkrijk eeuwig duren zal duren.

Dus is dit de enige goede conclusie: Psalm 132:13-14 / Zefanja 3:15-17 / Zacharia 8:23 en
Zacharia 14:16-17 laten ons zien dat de HEERE Koning zal zijn en een eeuwig koninkrijk bezitten.
Maar dat is ook gezegd van de Messias in: Jesaja 9:6 / Ezechiël 37:22,24-25 / Daniël 7:13-14. Zodat
om die schijnbare tegenstrijdigheid op te lossen moet geleerd worden dat er slechts een Koning
over de gehele aarde is en het volgens de logica zo is dat de Messias = HEERE = YaHWeH!

Deut. 4:35: “35 Aan ú is dat getoond, Johannes 8:58: “58 Jezus zei tegen
opdat u zou weten dat de HEERE God is, hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u:
niemand anders dan Hij alleen!” Vóór Abraham geboren was, ben Ik.”

Psalm 90:2: “2 Al vóór de bergen geboren Jesaja 9:5b: “5b En men noemt Zijn
waren en U de aarde en de wereld Naam Wonderlijk, Raadsman, Sterke
voortgebracht had, ja, van eeuwigheid tot God, Eeuwige Vader, Vredevorst.”
eeuwigheid bent U God.”

Citaat van Joshua W. Jipp, Sharing in the Heavenly Rule of Christ the King Paul’s Royal Par-
ticipatory Language in Ephesians, uit “In Christ” in Paul, (M. J. Thate, K. J. Vanhoozer en C. R. Camp-
bell), Mohr Siebeck 2014, zonder voetnoten.
“De Israëlitische koninklijke ideologie beschouwde de Messias als Gods eigen zoon van de Heer.
Als bekleed met Gods gezag en macht om te regeren (Ps 2:6-9; 89:26-28; 110:1-4; vgl. 2 Sam 7:12-
14). Het was deze relatie tussen de koning en God die de gezalfde Messias in staat stelde te werken
als een kanaal voor Gods Geest (1 Sam 16:13; Jes 11:1-2; 61:1-3; Pss. Sol 17:22, 37; 18:5-7), om te
delen in en Gods heerschappij te vertegenwoordigen (bijv. Ps 89:20-37), en om Gods volk te weiden
met gerechtigheid en vrede (Ps 72:1-3; Ezechiël 34; Ps. Sol. 17:32). Men dacht dat de deelname van
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 218

de koning aan Gods heerschappij zou resulteren in het schenken van Gods gaven aan zijn volk,
waarvan de belangrijkste waren gerechtigheid, heerschappij over iemands vijanden en interne
vrede en welvaart. De inhuldiging van de gezalfde koning van Israël met Gods gezag en
heerschappij was niet uniek voor Israël, maar is een onderdeel van de koninklijke ideologie die de
oude Nabije-Oosterse en Hellenistisch-Romeinse opvattingen over koningschap kenmerkt. Het
belangrijke punt hier, voor onze doeleinden, is dat de koninklijke figuur de ondergeschikte
plaatsvervanger van God is wiens taak het is om namens God te regeren en te handelen door
goddelijke voordelen aan zijn onderdanen te schenken. Hij is de koninklijke agent die deelt in Gods
heerschappij en fungeert als het kanaal waardoor God handelt.” (Blz.255)”
BESLUIT

Commentaar Peter Pett, Commentary, bij Hebrews 1:2 en het “zoonschap” van de Logos.
“Beiden beschrijven echter de relatie van Jezus met God in menselijke terminologie. Hoe God vóór
de schepping van de mens door de engelen (en door Hemzelf) werd gezien, was waarschijnlijk niet
in termen van de Vader en de Zoon. Gezien het feit dat er onder de engelen geen dergelijke relaties
bestonden, omdat ze niet trouwden en ook niet werden uitgehuwelijkt, moeten we betwijfelen of
vader-zoonrelaties enige betekenis voor hen zouden hebben gehad. Voor zover we weten,
begonnen vader-zoonrelaties kort na de schepping van de mens (of, als we dat liever hebben, de
schepping van zich voortplantende wezens). (…) We kunnen dus zien dat God Zichzelf voorstelde als
‘Vader/Zoon’ zodat de mens Hem zou gaan begrijpen. Het was een manier waarop Hij de mens
duidelijk kon maken dat deze twee ‘persona’, interpersoonlijkheden, binnen de Godheid, van
dezelfde aard, wezen en essentie waren. Maar het bracht ook het idee over van de Ene die
voortkomt uit God en voortdurend naar God kijkt zoals een zoon naar zijn vader zou kijken. (Want
in menselijk begrip zou een zoon zijn vader niet sturen. Het was de vader die oppermachtig was. Hij
zou de zoon sturen). Hetzelfde geldt voor de Heilige Geest. Omdat Hij in de wereld kwam optreden,
moest Zijn relatie met de Godheid in de gebruikte termen worden gedefinieerd. Maar ze waren alle
drie nog steeds van de wezenlijke aard van God. (…) We moeten ‘Vader’ en ‘Zoon’ dus niet zien als
beschrijvingen van hoe de Godheid in wezen is, maar van hoe de Godheid is tegenover de wereld,
en als een middel om mensen bepaalde waarheden over God en Zijn interpersoonlijke activiteiten.
In die zin is de vraag wanneer de titel van Zoon voor het eerst werd toegepast dus gewoon een
leerstellige vraag, niet een essentiële.”

Dit hoofdstuk is op zichzelf niet volledig als bewijs voor de identificatie van Jezus als
YaHWeH. Een belangrijk punt is nog de aanbidding van Jezus zelfs tijdens zijn aards leven. (Zie
hiervoor hoofdstuk10.) Christus is méér dan de tempel, méér dan de sabbat, méér dan mensen en
méér dan engelen (Mat.14:33 / Luc.24:52 / Mat.12:6,8 / 24:36).

De wonderen beschreven in de evangeliën is ook iets waarover de WT te weinig te zeggen


heeft omdat ze verwijzen naar de godheid van Christus. Hij zei dat de Joden Hem niet moesten
geloven zondermeer, wel omwille van de wonderen (Joh.14:11 / 6:36 / 10:25,37,38 / 15:24).
Christus heeft nooit gezegd dat Zijn wonderenmacht ergens anders vandaan kwam dan van zichzelf
(Luc.6:19 / 8:46 / Mat.9:28), of van Zijn Vader. Zijn wonderen zijn niet zoals deze van de vroegere
profeten of van Zijn volgelingen.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 219

Bovendien dit, er is nog iets voor zover we hebben kunnen nagaan, waar de WT nog nooit
oprecht op ingegaan is. Het is de macht die Christus bezat om zonden te vergeven (vb. Marc.2:5-
10 / Luc.7:47,48). En toch is dit iets wat alleen aan God kan toegeschreven worden (Joh.8:24).

We mogen ons wel een vraag stellen: Geloven mensen van de Wachttoren dan dat Jezus
op aarde de macht heeft zonden te VERGEVEN die God zijn aangedaan? En hoe past dat
met de teksten die zeggen dat ALLEEN GOD DAT KAN?
Jer.31:34 HSV: “Dan zullen zij niet meer eenieder zijn naaste en eenieder zijn broeder
onderwijzen door te zeggen: Ken de HEERE, want zij zullen Mij allen kennen, vanaf hun
kleinste tot hun grootste toe, spreekt de HEERE. Want Ik zal hun ongerechtigheid
VERGEVEN en aan hun zonde niet meer denken.”
Jer.33:8 HSV: “Ik zal hen reinigen van al hun ongerechtigheid, waarmee zij tegen Mij
gezondigd hebben. Ik zal al hun ongerechtigheden VERGEVEN, waarmee zij tegen Mij
gezondigd hebben, en waarmee zij tegen Mij in opstand zijn gekomen.”
Jer.36:3 HSV: “Misschien zullen die van het huis van Juda luisteren naar al het onheil dat Ik
hun denk aan te doen, zodat zij zich bekeren, ieder van zijn slechte weg en Ik hun
ongerechtigheid en hun zonden zal VERGEVEN.”
^^^^^^^^
MAAR JEZUS KAN HET OOK
Mat.9:2 HSV: “En Jezus, Die hun geloof zag, zei tegen de verlamde: Zoon, heb goede moed,
uw zonden zijn u VERGEVEN.”
Mat.9:5 HSV: “Want wat is gemakkelijker, te zeggen: De zonden zijn u VERGEVEN? of te
zeggen: Sta op en ga lopen?”
Mat.9:6 HSV: “Maar opdat u zult weten dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde
zonden te VERGEVEN (toen zei Hij tegen de verlamde): Sta op, neem uw bed op en ga naar
uw huis.”
Mat.12:31 HSV: “Daarom zeg Ik u: Alle zonde en lastering zal de mensen VERGEVEN
worden, maar de lastering tegen de Geest zal de mensen niet VERGEVEN worden.”
Mat.12:32 HSV: “En wie een woord spreekt tegen de Zoon des mensen, het zal hem
VERGEVEN worden; maar wie tegen de Heilige Geest spreekt, het zal hem niet VERGEVEN
worden, niet in deze eeuw, en ook niet in de komende.”

Wanneer we de evangeliën nader bestuderen zien we dat deze macht tot zonde vergeven
uitzonderlijk goddelijk is. Daar staat deze nog onafhankelijk van zijn offer of de offers van de Joodse
bedeling. Zijn vergeven is op basis van berouw. En er is dus een rechtstreekse relatie tussen de
zondaar en de vergevende God in de persoon van Jezus Christus. In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 sept.
1975, blz.571 schrijven Jehovah’s Getuigen: “In de evangelieën worden de wonderen als
buitengewone gebeurtenissen vermeld waardoor wordt bevestigd dat Jezus werkelijk de Zoon
van God was.” Wonderen zijn buitengewoon. Wat is zonde vergeven dan? En waarom zegt

Christus tot de melaatse: “ Ik wil het, word gereinigd!” (Marc.1:41). Tot de jonge zoon van de
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 220

weduwe van Naïn zegt Hij: “Jongeman, Ik zeg u, sta op!” (Luc.7:14). Waarom staat er in beide
gevallen dat intrigerende begrip “ Ik”?
De bewijzen hier besproken komen neer op de volgende punten:
1°) De eigenschappen van God zijn deze van Jezus en toch geeft God zijn heerlijkheid niet
aan een ander (Jes.42:8 / 48:11).
2°) Uitdrukkelijke teksten die over YaHWeH spreken zijn door christelijke bijbelschrijvers op
Jezus toegepast.
3°) Sommige teksten die over de engel van YaHWeH spreken verwijzen naar het werk van de
voor-menselijke Logos. Hij wordt in deze functie YaHWeH en God genoemd.
Het is dan ook maar oprecht te zeggen: Jezus is YaHWeH. B.B. Warfield zegt over de Drie-eenheid
ergens: “De openbaring ervan is niet gemaakt in woord maar in daad. Het was geopenbaard door
de vleeswording van God de Zoon en de uitstorting van God de Heilige Geest” (‘I.S.B. Encyclopaedia’
artikel Trinity). We hoeven daarvoor ook niet te doen wat bijvoorbeeld ‘The Living Bible’, een
parafrase, gedaan heeft met 2 Cor.4:4 waar staat: “Christus, die God is.” We moeten dat niet doen,
de kracht van de Drie-eenheid ligt niet in dergelijke spitsvondigheden. Dat doen Jehovah’s
Getuigen ook. We moeten die tekst blijven lezen zoals het er staat: “Christus, die het beeld Gods
is.”

Hier zijn de tien titels voor Jezus in Johannes 1, Hem gegeven door goddelijke openbaring:
1°) Het Woord = Vers 1: “In het begin was het Woord.”
2°) God = Vers 1: “en het Woord was God.”
3°) Licht = Vers 9: “Dit was het waarachtige licht, dat in de wereld komt.
4°) Jezus Christus = Vers 17: “de genade en de waarheid zijn er door Jezus Christus gekomen.”
5°) Lam van God = Vers 29: “Zie het Lam van God, Dat de zonde van de wereld wegneemt!”
6°) Rabbi. Vers 39: “En zij zeiden tegen Hem: Rabbi”
7°) Messias = Christus = Vers 42: “Wij hebben de Messias gevonden”
8°) Zoon van God = Vers 50: “U bent de Zoon van God”
9°) Koning van Israël = Vers 50: “U bent de Koning van Israël.”
10°) Zoon des mensen = Vers 52: “de hemel geopend zien en de engelen van God opklimmen en
neerdalen op de Zoon des mensen.”

Hebreeën 1:4-6: “4 Hij is zoveel meer geworden dan de engelen als


de Naam die Hij als erfdeel ontvangen heeft, voortreffelijker is dan
die van hen. 5 Want tegen wie van de engelen heeft God ooit gezegd:
U bent Mijn Zoon, heden heb Ik U verwekt? En verder: Ik zal voor Hem
tot een Vader zijn, en Hij zal voor Mij tot een Zoon zijn? 6 En wanneer
Hij vervolgens de Eerstgeborene in de wereld brengt, zegt Hij: En
laten alle engelen van God Hem aanbidden.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 221

YaHWeH Elohiem Jezus de Christus

Deuteronomium 32:39 Wil75: “39 Erken Johannes 5:21:


dan: Ik ben het, Ik alleen, er is geen God
“21 Want zoals de Vader de doden opwekt en
buiten mij. Ik ben het, die dood maakt en
levend maakt, zo maakt ook de Zoon levend wie
levend. Ik sla wonden en heel ze ook weer;
Hij wil.”
Geen is er die redt uit mijn hand,”

Psalm 98:9 HSV: “9 voor het aangezicht Johannes 5:22: “22 Want ook de Vader oordeelt
van de HEERE; want Hij komt om de aarde niemand, maar heeft heel het oordeel aan de
te oordelen. Hij zal de wereld oordelen in Zoon gegeven.”
gerechtigheid en de volken op billijke wijze
Openbaring 19:11 HSV: “11 En ik zag de hemel
oordelen.” Psalm 98:9 Wil75: “9 voor het
geopend, en zie, een wit paard, en Hij Die daarop
aangezicht van de Heer, want Hij komt om
zat, werd getrouw en waarachtig genoemd. En Hij
het aardrijk te richten. In gerechtigheid
oordeelt en voert oorlog in gerechtigheid.”
richt Hij de wereld, de volken naar
ongekromd recht.”

Exodus 34:14 Will75: “14 Want gij moogt Joh.5:23: “23 opdat allen de Zoon eren zoals zij de
geen andere god vereren. Jahwe heet Vader eren. Wie de Zoon niet eert, eert de Vader
immers de jaloerse, Hij is een jaloerse niet, Die Hem gezonden heeft.”
God.”

BIBLIOGRAFIE

Armstrong D., Jesus is God: Biblical Proofs. Kathokiek theoloog. Op zijn Internet-site. Mooi!
Armstrong D., Dialogue with a Jehovah’s Witness on the Deity of Christ and Trinitarianism.
Baze J., The Angel of the Lord in the Old Testament –Part I, CTS NEWS, December 1997,
(Volume 1, Issue 3). Internet.
Baze J., The Angel of the Lord in the Old Testament –Part II, CTS NEWS, March 1998,
(Volume 2, Issue 4). Internet.
Bruce F.F., This is that, The Paternoster Press, 1976 (paperback reprint).
Carl H. F., Relational Language in John 14-16: Implications for the Doctrine of the Trinity,
Global Journal of Classical Theology, Vol. 2, No. 1 (12/99).
Ellis E., Paul’s use of the Old Testament, Oliver & Boyd, 1957.
France R., Jesus and the Old Testament, Tyndale Press, 1971.
Gryson R., L’ Ange de Yahvé, Collectanea mechliniensia, 1967 n° 6, blz.472-482. Een modern
Rooms theoloog. Zijn derde stelling aan het eind van zijn studie is deze: “Als hypothese; de
fameuze engel van Yahvé waar onze moderne vertalingen van de Schrift over spreken is een
product van de verbeelding van vertalers en exegeten. Noch de Hebreeuwse Bijbel, noch de
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 222

Griekse Bijbel kent dit personage.” Daar zijn we het totaal oneens mee.
Hanson A., Jesus Christ in the Old Testament, S.P.C.K., 1965.
Hanson A., Studies in Pauls Technique and Theology, S.P.C.K., 1974.
Hillar M., The Logos and Its function in the writings of Philo of Alexandria: Greek interpretation
of the Hebrew myth and foundation of Christianity, in A Journal from The Radical Reformation.
A Testimony to Biblical Unitarianism, Vol.7, No.3 1998, Part I, blz.2-37; Vol.7, No.4 1998,
Part II blz.36-53.
Hodgkin A.M., Christ in All the Scriptures, Pickering Inglis, 1969.
Shamoun Sam, HECTOR HEINZ AND JOB 9:8, op internetsite van de schrijver. Dit is het beste
dat we hebben gelezen over de “engel des HEREN” met betrekking tot de leer van Jehovah’s
Getuigen.
Smits G., O.F.M, Oud Testamentische citaten in het Nieuwe Testament, in 4 delen, Malm-
berg vanaf 1952.

Op de Canadese internetsite van www.mybrethren.org, een kritische groep Broeders


(Plymouth) staat van C.A. Coates, ‘Remarks on the Pamphlet by A.J. Pollock entitled ‘The Eternal
Son’ een onderwerp waard om gelezen te worden. Zie ook het artikel getiteld ‘The sonship of
Christ. ‘Ook de bekendste Broeder uit onze contreien, Willem Ouweneel schreef er enkele artikelen
over. Pro het eeuwige zoonschap schreef hij; ‘Wat is het Zoonschap van Christus?’, Uitgave Uit het
Woord der Waarheid, Winschoten, 1977. Dit heeft hij later gedeeltelijk herroepen.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 223

Hoofdstuk 4

Het Woord is vlees geworden

Philippenzen, hoofdstuk: 2
Vers Statenvertaling Luthervertaling Leidsche vertaling

5 Want dat gevoelen zij in Want ieder zij gezind Laat dezelfde gezindheid
u, hetwelk ook in gelijk Jezus Christus onder u zijn als in Christus
Christus Jezus was; ook was, Jezus was,
6 Die in de gestaltenis die, hoewel hij in die, hoewel hij Gods
Gods zijnde, geen roof Goddelijke gedaante gestalte had, er niet aan
geacht heeft Gode even was, het Gode gelijk dacht de gelijkheid met
gelijk te zijn; zijn niet voor een roof God door roof zich toe te
hield, eigenen,
7 Maar heeft Zichzelven maar daarvan afstand maar zichzelf ontdeed
vernietigd, de gestaltenis deed, en de gedaante van de heerlijkheid, door
eens dienstknechts van een knecht een knechtsgestalte aan
aangenomen hebbende, aannam, en werd gelijk te nemen en uiterlijk aan
en is den mensen gelijk een mens, een mens gelijk te
geworden; worden.
8 En in gedaante en in het gelaat als een In de gedaante van een
gevonden als een mens, mens bevonden; hij mens aangetroffen,
heeft Hij Zichzelven vernederde zichzelven vernederde hij zich en
vernederd, gehoorzaam en werd gehoorzaam werd gehoorzaam tot den
geworden zijnde tot den tot den dood, ja, tot dood, ja, den dood des
dood, ja, den dood des den dood aan het kruises.
kruises. kruis.
9 Daarom heeft Hem ook Daarom heeft God Daarom heeft God hem
God uitermate hem ook uitermate zeer verhoogd en hem
verhoogd, en heeft Hem verhoogd, en hem een den naam die hoger dan
een Naam gegeven, naam gegeven, die alle namen is gegeven;
welke boven allen naam boven alle namen is,
is;
10 Opdat in de Naam van opdat in den naam van opdat op het horen van
Jezus zich zou buigen alle Jezus zich buigen den naam van Jezus de
knie dergenen, die in zullen alle knieën knieën gebogen worden
den hemel, en die op de dergenen, die in den van alwie in de hemelen,
aarde, en die onder de hemel en op de aarde op de aarde en onder de
aarde zijn. en onder de aarde zijn, aarde zijn,
11 En alle tong zou belijden, en alle tongen en elke tong tot eer van
dat Jezus Christus de bekennen zullen, dat God den Vader belijde
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 224

Heere zij, tot heerlijkheid Jezus Christus de Heer dat Jezus Christus de
Gods des Vaders. is, ter ere Gods des Heer is.
Vaders.

Paulus heeft met dit gedeelte wat in gedachten. Door middel van het voorbeeld van
Christus wil hij zijn lezers er toe aanzetten een juiste houding van nederigheid aan de dag te leggen.
De imperatief in vers 5 (“Laat daarom die gezindheid in u zijn”) staat in het praesens = de
tegenwoordige tijd. Het wijst op een interactief bevel. Het gaat hier niet om zo maar een éénmalig
bevel. Hij wil dat men er voortdurend aan denkt en er naar zou handelen. Jezus blijft elke dag ons
voorbeeld.

De kruisiging en Maria Magdalena aan de voet, door Luca Signorelli


1495-1500, Galleria degli Uffizi, Florence, Italy

Laat ons al een kort overzicht geven van dit gedeelte. De gezindheid van zowel de Logos die
zich onder Zijn Vader stelt, als de mens Jezus is deze van absolute gehoorzaamheid. Dat geschiedt op
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 225

het moment van de incarnatie. Een fractie van een seconde het eerste: de Logos die Zijn eigenmachtig
gebruik van eigenschappen afgeeft (ontledigde). En daarop de menswording. De enige goede formule
is dat de Logos in Maria mens is geworden. Vanaf dan is er: gehoorzaamheid van de Logos die Zijn
goddelijke machten niet meer autonoom zal gebruiken. Vanaf dan doet Hij wat de Vader Hem toelaat
(Phil.2:5,6). Gehoorzaamheid als de mens-geworden Logos die sterft aan het kruis (Phil.2:7,8). In vers
5 geeft Paulus dat weer als de “gezindheid” in Jezus, in werkelijkheid gaat het om een dubbele
“gezindheid.” Deze van de Logos en deze van de mens Jezus die één worden in de incarnatie. Maar
omwille van het balansgedeelte van dit lied spreekt hij slechts over de zaak alsof het één is: de
“gezindheid” in Jezus. Dat is het moment van de incarnatie doorlopend tot de kruisdood. Dat laatste
staat centraal in het eerste deel van deze verzen.

We lezen in een publicatie van de WT: “De apostel Johannes noemt Jezus geen “Godmens”,
en alle andere bijbelschrijvers evenmin. Toen Jezus zich in het vlees bevond, was hij niet
gedeeltelijk aards en gedeeltelijk geestelijk, en bestond hij niet uit zowel vlees als geest. Hij was
niet een met vlees beklede geestelijke persoon, maar volgens Joh.1:14 is hij vlees geworden of
werd hij vlees gemaakt. Hij was een volkomen mens” (‘Dingen waarin God onmogelijk kon liegen’,
blz.231). Ze schrijven in ‘DE WACHTTOREN’ van 1 februari 1977 dat trinitariërs “fanatiek”
vasthouden aan het geloof dat toen Christus op aarde was, God in het vlees was (blz.96).

Het is waar dat Christus nergens in de Bijbel “Godmens” genoemd wordt. Tevens is het
waar dat tientallen uitdrukkingen die Jehovah’s Getuigen gebruiken ook niet Bijbels te
verantwoorden zijn. Zo spreken ze over “theocratie” om de regering van God of Christus te
beschrijven. Geen Bijbelse term hoewel het idee er is. Daarom hoeven we echter geen alarm te
blazen. Of de term “Godmens” nu wél of niet gebruikt is in de Bijbel doet er weinig toe. Maar of
de Bijbel leert dat Christus tijdens zijn aardse bestaan “God” en tevens “mens” was, dat doet er
wel aan toe. In het voorgaande hoofdstuk is al gezien dat de Christus ook tijdens zijn aardse leven
“God” was. Er is geen andere verklaring mogelijk. Want hoe zou een mens, hoe volmaakt ook,
zonden vergeven, aanbidding ontvangen van andere mensen, de goddelijke naam YaHWeH op
zichzelf toegepast hebben en tonen met Zijn werken dat de hoedanigheden Gods in Hem aanwezig
zijn. Tevens is het zo dat diezelfde Christus ook handelt als een mens. Contradictie of Mysterie? Dit
Bijbelgedeelte moet dus wel tot de belangrijkste behoren om te verstaan wie Jezus is. We gaan
langzaam en niet overhaastig de begrippen in dat gedeelte ontleden.

4.1 VÓÓRBESTAAN OF PREËXISTENTIE

Om een juist begrip te krijgen van de vleeswording van de Logos is het gewenst eerst enkele
teksten te beschouwen die spreken over Zijn vroegere bestaan of pre-existente. Tussen haakjes
een term die de Bijbel nooit gebruikt en waar de WT toch geen bezwaren bij maakt alhoewel ze de
voorkeur geven aan: “voormenselijk bestaan” (zie brochure ‘Het Woord’ blz.17-29). Zo zei
Johannes de Doper over Christus in Zijn “creatuurlijk bestaan”: “een Man Die voor mij geworden
is, want Hij was er eerder dan ik” (Joh.1:30). Over zichzelf zei Jezus: “Want Ik ben uit de hemel
neergedaald” (Joh.6:38) en “niemand is opgevaren naar de hemel dan Hij Die uit de hemel
neergedaald is, namelijk de Zoon des mensen” (Joh.3:12,13). En verder: “Gij zijt van hier
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 226

beneden, ik ben van daar boven, gij zijt uit deze wereld, ik ben niet uit deze wereld” (Joh.8:23
volgens LV). Zijn positie vergelijkend t.o.v. andere mensen zegt Hij: “die van boven komt, is boven
alle anderen (...) die uit de hemel komt, is boven alle anderen. Wat hij gezien en gehoord heeft,
dat getuigt Hij” (Joh.3:31,32 / 16:28).

Aan dit getuigenis zou men nog een vijftal teksten kunnen toevoegen. Maar het
belangrijkste is dat de WT deze teksten zelf gebruikt om het bestaan van Christus als Logos vóór
zijn menswording te bewijzen. Toch hebben ze nog altijd niet begrepen dat deze schriftuurplaatsen
afkeurend zijn voor hun eigen leer. Want deze teksten leren dat de mens-geworden Logos een
voortzetting is van de hemelse-Logos-God, terwijl volgens hun stelling de mens Jezus slechts:
“volmaakt mens” is. Hij is: “niet een met vlees beklede geestelijke persoon” is hun dogma over de
Christus. De “mens Jezus” moet echter zonder twijfel dezelfde vroegere Logos zijn, anders heeft
geen enkele schriftuurplaats die Zijn voormenselijk bestaan bewijst een waarde. Het is de Logos
die is nedergedaald, de Logos die niet van deze wereld is en dezelfde Logos die getuigenis aflegt
van wat Hij bij de Vader gehoord en gezien heeft. Jezus, de Christus is daarom de voortzetting van
het leven, de persoon, de persoonlijkheid en godheid van de Logos. Jezus, de Christus is juist
dáárom de Logos in het vlees. De specifieke woordkeuze van Christus in Joh.3:13 geeft te kennen
dat Hij de enige is die werkelijk een incarnatie is. Johannes 3:13: “13 En niemand is opgevaren naar
de hemel dan Hij Die uit de hemel neergedaald is, namelijk de Zoon des mensen, Die in de hemel
is.”

De 19de eeuw theoloog Strong geeft ergens een zeer goede illustratie in dit verband. Hij
zegt dat een menselijke vader en moeder die een kind voortbrengen geen dubbel-persoonlijk kind
ter wereld brengen. Zo ook is Christus geen dubbele persoonlijkheid hoewel God en mens
(Systematic theology, blz.336 / vergelijk in ‘I.S.B. Encyclopaedia’ de illustratie van B. Warfield,
Eerdmans uitgave blz.2347). Evenzo moeten we dan de leer verwerpen van zovele moderne
theologen die een Christus prediken zonder pre-existent individueel bestaan (o.a. J. Robinson, J.
Knox) of zonder zelfbewust vóórbestaan (D. Baillie). Zoals Jehovah’s Getuigen komen ze dan tot de
conclusie: “Geen enkel aspect of terrein van het aardse leven van de Heer was goddelijk, het was
alles menselijk” (citaat van W. Pittenger). Duidelijk moet het zijn voor de lezer dat de Kerkvaders
géén incarnatie toeschrijven aan de Vader of de Heilige Geest. Zo o.a.: Athanasius, ‘Over het
geloof’, PG 28,123 of Cyrillius van Alexandrie, ‘Aan Theodosius’, PG 75, 1157 A-B. Vader, Zoon en
Geest hebben een eigen wezen (Grieks “ousia”) of eigen heerlijkheid (Grieks “doxa”). Zie o.a. het
artikel van A. Van Roey, blz.146-148, referentie in de bibliografie van dit hoofdstuk.

Elke theologie, die daarom geen rekening houdt met het vooraf bestaan van Jezus is fout.
Maar dat wil nog niet zeggen dat Jehovah’s Getuigen de Bijbelse leer hierover verkondigen.
Integendeel, ze leren een verdorven leer van een zeer vaag voorbestaan. Want bij de geboorte van
Jezus zou de Logos gereduceerd zijn tot gewoon maar een “levenskracht”, om zo in Maria geboren
te worden. (‘DE WACHTTOREN’ van 15 maart 1983, blz.26-30.)

Nog een citaat van deze mensen in dit verband: “Voordat Jezus als mens op aarde werd
geboren had hij reeds als een machtig geestelijk schepsel in de hemelen geleefd (…) Voordat
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 227

Jezus naar de aarde kwam werd hij het Woord van God genoemd (…) Omdat Jezus een volmaakt
mens was, zoals Adam dat was geweest, wordt hij de laatste Adam genoemd (…) Jezus stierf toen
hij 33 1/2 jaar oud was (…) Veertig dagen later keerde hij, nu weer als een geestelijk schepsel”,
‘U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven’, blz.58,62 uitgegeven in 1982, wij
onderstrepen. Met andere woorden, dit is hun stelling: vóórdat het Woord mens is geworden was
hij een geestelijk schepsel van God. Als mens was diezelfde Logos (Woord) niet meer geestelijk,
maar uitsluitend mens. En na zijn dood en opstanding terug uitsluitend geest. Er is in deze uitleg
dan ook geen echte band meer tussen de Logos en de mens Jezus. De mens Jezus had geen echte
band met de Logos en zijn twee vreemden aan elkaar.

Het Woord is echter vlees geworden, maar dat Woord bleef voortbestaan in de mens Jezus.
Bij de dood van Jezus stierf de Logos niet, maar bleef voortbestaan. Slechts wanneer we dat
aannemen, kunnen de woorden van Jezus over pre-existentie een betekenis hebben. Volgens
Micha 5:1 is Hij: “van de dagen der eeuwigheid.” “Het Woord is vlees geworden en heeft onder
ons gewoond” en toen, tijdens deze menswording, hebben zijn discipelen de heerlijkheid gezien
van een enig-geborene des Vaders (Joh.1:14). In Zijn “creatuurlijk bestaan” was de Vader méér
dan de Zoon (Johannes 14:28).

Veel commentatoren verwijzen in dit gedeelte naar vader Adam. Maar de vraag is toch;
probeerde hij te bereiken wat God was, als “Gods gelijke” te worden (zie Genesis 3:4,5,22-24)? Het
voorbeeld van Jezus contrasteerde natuurlijk met dat wat de ‘laatste’ Adam heeft gedaan (1
Corinthiërs 15:45). Maar de “gedaante” Gods (Grieks = “morphe”) bestond al in de Logos. Het heeft
dus geen zin te beweren dat Jezus als de tweede Adam aan God wil gelijk zijn. Dan zou Hij niet naar
het kruis toegegaan zijn. Jezus maakt niet dezelfde fout als de eerste Adam. Jezus bewandelt in
plaats daarvan het pad van onderwerping en nederigheid. Ralph Martin tracht dit allemaal te
omzeilen in zijn ‘The Epistle of Paul to the Philippians: An Introduction and Commentary’, daar wat
op te zeggen. We lezen er het volgende: “De verbindende gedachte ligt opgesloten in het OT waar
een waardevol contrast tussen de twee Adams wordt geschetst. De volgende, minder
waarschijnlijke, mogelijkheid, die wordt voorgesteld door latere Joodse schrijvers, is dat de
verleiding en val van Satan (zie Jesaja 14) de sleutel voor deze passage is. (…) Tot besluit van dit
gedeelte kunnen we terecht zeggen dat een nauwkeurige beschouwing van vers 5 zorgt voor
ondersteuning van de vertaling van vers 6 die zegt dat Christus Jezus niet ‘gelijk’ God was, noch
trachtte hij ‘te grijpen’ naar gelijkheid.” (Tyndale Press, 1959, blz.98,99). De zwakte van zo een
uitleg is deze; indien de Logos een voormenselijk bestaan had en aan God gelijk was, hoefde Hij
niets te roven, niets vast te grijpen en Zijn Vader onrecht doen zoals de eerste Adam het gedaan
heeft. Indien zo een vergelijk terecht is, want voor ons is dat niet overtuigend, we spreken dan
over niet vergelijkbare zaken. Hij was volgens meerdere andere teksten de Logos, zodat we niet
rond de pot moeten draaien en van Paulus iemand maken die niet in dat geloof stond van de
andere leerlingen van Christus.

Jehovah’s Getuigen schermen in hun publicaties steeds met teksten als: “Kies dan heden,
wien gij dienen zult” (Jozua 24:15). Wanneer we dit toepassen op de duidelijke betekenis van
Phil.2:6 gaat het om dit: indien we kiezen voor de uitleg van ‘DE WACHTTOREN’ bij deze tekst dan
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 228

“dienen” we niet de betekenis van de Schrift, maar mensen die vanuit New York hun leden
voorschrijven wat ze verplicht zijn te geloven? Ook wanneer de Bijbel daar moet bij aangepast
worden.

Hij die het begin is van alles, heeft vanwege de verzoening in het zondige en verstoorde
universum zijn hemelse rijkdom achtergelaten en is arm geworden. Zo kunnen wij door zijn
armoede, rijk worden, door genade (2 Cor.8:9). 2 Corinthe 8:9: “9 Want u kent de genade van onze
Heere Jezus Christus, dat Hij omwille van u arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat u door Zijn
armoede rijk zou worden.”

Mogen we u eens in gedachten roepen wat het OT zegt: “en Buiten Mij is er géén God”
(Jesaja 44:6). De conclusie uit het vorige moet dan onomwonden zijn, dat deze die in het OT als
schepper aanzien is, voor de schrijvers van het NT niemand minder dan Jezus is. De Jehovah’s
Getuigen hebben dan ook, om daaraan te ontsnappen, belangrijk sleutelwerk verricht aan de tekst
van Paulus in Col.1:16,17. Ze hebben er in hun vertaling tot vijfmaal toe de woorden: “alle andere
dingen” (in de betekenis van de “andere” schepping) aan toegevoegd. Zo trachten ze door
duidelijke Bijbelvervalsing ook nog de visie op de énige schepper te vervalsen. Laat u niet
beetnemen door hun vertaling, ze is nog steeds verschrikkelijk! En wat betreft deze Schriftplaats
mogen we zelfs spreken van een monsterlijk bedrog.

J. B. Phillps heeft twee vertalingen = in werkelijkheid twee parafrasen, van het NT op zijn
naam. In de editie van 1960 zegt hij het volgende over Phil.2:5: “Laat Christus Jezus u als voorbeeld
zijn in wat uw houding zou moeten zijn. Daar hij, die altijd in de aard van God bestond, niet
vasthield aan zijn voorrecht als Gods gelijke.” De herziene versie uit 1972 zegt dit: “Laat uw
houding in het leven als die van Christus Jezus zelf zijn. Daar hij, die altijd in de aard van God
bestond, niet vasthield aan zijn voorrecht als Gods gelijke.” Dat is wat we geloven maar we
moeten dat ook vanuit de Griekse tekst ondersteunen. Ik sta wel niet achter zo een manier van
vertalen. Men moet er niet iets inleggen, maar begrijpen wat er staat vanuit het Grieks zelf. Kennen
we geen Grieks dan moet de vertaling duidelijk zijn zonder toevoeging. Soms geven de plaats van
de punten en coma’s al veel aan van wat de tekst zegt/zou moeten zeggen.

4.2 DE GEBOORTE VAN DE “MENS JEZUS” (VOLGENS DE WT)

We citeren uit de overvloed van literatuur die de WT op de markt brengt het volgende in
verband met het “hoe” Christus mens is geworden.
“Toen de jonge vrouw (Maria) door de wonderen verrichtende macht van de Almachtige God
werd bevrucht, werd het leven van Gods Zoon overgebracht van zijn glorierijke plaats bij God
Zijn Vader in de hemel naar het embryo van een mens” (‘God zij waarachtig’, 2de uitgave, blz.38).
“Toen hij (Christus) zich ontledigde van al hetgeen hij als een hemelse geest was, bracht God zijn
leven op wonderbaarlijke wijze uit de hemel over naar de schoot van een Joodse maagd, Maria
van Bethlehem” (‘Nieuwe hemelen en een nieuwe aarde’, blz.147). “Hij (Christus) ontledigde zich
van alle hemelse en geestelijke dingen, en Gods almachtige geest bracht het leven van zijn Zoon
over naar beneden (...) Door dit wonder werd hij als een mens geboren (...) Hij was niet een met
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 229

vlees beklede onzichtbare geestelijke persoon, maar hij “was” vlees” (‘Wat heeft de religie voor
de mensheid gedaan?’, blz.226). “God was door zijn almacht in staat de persoonlijkheid van zijn
eniggeboren Zoon, diens levenspatroon te nemen en deze persoonlijkheid in het kleine hoopje
levende energie over te brengen dat hij in de schoot van Maria plaatste. Zo werd Gods Zoon
verwekt of kreeg hij een begin als menselijk schepsel. Het was een wonder” (‘Van het verloren
naar het herwonnen paradijs’, uitgave 1960, blz.127). “Opdat zijn eniggeboren Zoon als een
volmaakt menselijk schepsel geboren zou kunnen worden ontdeed de Almachtige God de Zoon
van zijn hemelse goddelijke bestaan en bracht hij diens leven door middel van Gods onzichtbare
werkzame kracht of geest van de hemel naar Maria’s schoot over” (‘Dingen waarin God
onmogelijk kan liegen’, blz.231).

Laat ons deze beweringen van de Wachttoren even samenvatten:


1°) Christus ontledigde zich van alle geestelijke en hemelse dingen. Volgens een andere publicatie
is het God die de Zoon ontdeed van zijn hemelse goddelijke bestaan.
2°) Wat overblijft van Christus is: leven, persoonlijkheid, levenspatroon.
3°) Dit “kleine hoopje levende energie” bracht God door zijn wonderen
verrichtende macht naar de schoot van Maria.
4°) God gebruikte dit leven van Christus als sperma, tot conceptie gebruikte Hij een eicel
van Maria. (Bezie dit uitvoerig in ‘Aid to bible understanding’, blz.920 /
‘DE WACHTTOREN’ van 15 april 1976, blz.238).
5°) Datgene in de schoot van Maria was zuiver, volmaakt menselijk, niets geestelijks
van de Logos bleef er over. (Tegenspraak met punt 2!)
6°) Het was een wonder van de Almachtige God.

Citaat uit een boek van de Wachttorenpublicatie uit 1977: Heilige geest — de kracht achter
de komende Nieuwe Ordening!

“De Zoon moest zich ontledigen van alles wat hij was terwijl hij „in Gods gedaante bestond”. Zijn
leven moest vanuit de onzichtbare hemel naar de schoot van de vrouw worden overgebracht.
Daardoor zou hij „aan de mensen gelijk” worden, dat wil zeggen als mens geboren worden.”
(Blz.82) En op blz.84: “Zijn levenskracht werd naar het maagdelijke lichaam van Maria
overgebracht.”

Zeer uitzonderlijk hoor je ze dan zeggen dat Jezus een voormenselijk bestaan had.
Bijvoorbeeld hier: “Het feit dat Jezus in zijn voormenselijke bestaan het schitterende voorrecht had
met Jehovah God een aandeel te hebben aan het scheppingswerk, maakt dat hij stellig grote eer
waardig is.” = De Wachttoren, 1 februari 1991, blz.16.

We willen de lezer voorstellen dit eens nader te bekijken en te ontleden aan de hand van
Phil.2:5-11.

4.3 DE LOGOS HEEFT ZICHZELF ONTLEDIGD


Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 230

De WT zegt (soms) dat God de Zoon ontledigd heeft. Dat is een eerste fout die men mag
schrappen in hun leer. Paulus schrijft: “Hij (Jezus Christus) heeft zichzelf ontledigd en de gedaante
van een slaaf aangenomen en is aan de mensen gelijk geworden” Phil.2:7 (NWV). Dr. James White
van de Alpha and Omega ministries noemt het; “a tortured translation”, laat het ons vertalen als,
“een verkrachting van een tekst.”

En hierbij enkele vertalingen van de aanhef van Phil.2:7:


“Maar heeft Zichzelven vernietigd” SV
“maar Zichzelf ontledigd heeft” Herziene Statenvertaling
“maar daarvan afstand deed” Luther (vers 6)
“maar zichzelf ontdeed van de heerlijkheid” Leidsche vertaling
“maar zichzelf ontledigd heeft” Brouwer
“heeft hij toch er zich van ontdaan” Canisius
“maar zichzelf ontledigd heeft” NBG
“Hij heeft zichzelf ontledigd” Willibrord
“But made himself of no reputation” King James
“but made himself nothing” New International Version, New English Bible
“but emptied himself” Jerusalem Bible, Revised Standard Version
“Instead, of his own free will he gave it all up” Todays English Version
“but laid aside his mighty power and glory” Living Bible
“but stripped himself of every advantage” Philips Modern English

Zodat de WT niet te verontschuldigen is als ze zeggen dat Jezus door de Vader werd
ontledigd. DAT ZEGGEN ZE NIET IN HUN VERTALING MAAR WEL IN HUN UITLEG VAN DIT VERS. We
geven daarom een ganse reeks van deze vertalingen in het Nederlands. Of beter gezegd, daar zijn
ook twee parafrasen bij; de GROOT NIEUWS BIJBEL van 96 en naar onze mening de NIEUWE
BIJBELVERTALING van 2004, die wel de beste is van beide. Toch aangeraden ze eens na te lezen
want zo krijg je een zicht op de mogelijke vertaalmanieren.

BIJBELVERTALINGEN VAN PHILIPPENZEN 2:5-11

DE IN 2010 VERSCHENEN HERZIENE STATENVERTALING

“5 Laat daarom die gezindheid in u zijn die ook in Christus Jezus was,
6 Die, terwijl Hij in de gestalte van God was, het niet als roof beschouwd heeft aan God gelijk te
zijn,
7 maar Zichzelf ontledigd heeft door de gestalte van een slaaf aan te nemen en aan de mensen
gelijk te worden.
8 En in gedaante als een mens bevonden, heeft Hij Zichzelf vernederd en is gehoorzaam
geworden, tot de dood, ja, tot de kruisdood.
9 Daarom heeft God Hem ook bovenmate verhoogd en heeft Hem een Naam geschonken
boven alle naam,
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 231

10 opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen elke knie van hen die in de hemel, en die op de
aarde, en die onder de aarde zijn,
11. en elke tong zou belijden dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid van God de Vader.

NEDERLANDS BIJBELGENOOTSCAHP 51

“5 Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was, 6 die, in de gestalte Gods
zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, 7 maar Zichzelf ontledigd heeft, en de
gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is. 8 En in
zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot
de dood, ja, tot de dood des kruises. 9 Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem
de naam boven alle naam geschonken, 10 opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen
van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, 11 en alle tong zou
belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader!”

DE NIEUWE BIJBELVERTALING 2004 (voor onszelf niets meer dan een parafrase)

“5 Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had. 6 Hij die de gestalte van God had,
hield zijn gelijkheid aan God niet vast, 7 maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van
een slaaf en werd gelijk aan een mens. 8 En als mens verschenen, heeft hij zich vernederd en
werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis. 9 Daarom heeft God hem hoog
verheven en hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat, 10 opdat in de naam van
Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde, 11 en elke tong zal
belijden: ‘Jezus Christus is Heer,’ tot eer van God, de Vader.”

WILLIBRORD 95

“5 Die gezindheid moet onder u heersen die ook in Christus Jezus was:
6 Hij die bestond in de gestalte van God
heeft er zich niet aan willen vastklampen
gelijk aan God te zijn.
7 Hij heeft zichzelf ontledigd
en de gestalte van een slaaf aangenomen.
Hij is aan de mensen gelijk geworden.
En als mens verschenen
8 heeft Hij zich vernederd;
Hij werd gehoorzaam tot de dood,
de dood aan een kruis.
9 Daarom ook heeft God Hem hoog verheven
en Hem de naam verleend
die boven alle namen staat,
10 opdat in de naam van Jezus
iedere knie zich zou buigen,
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 232

in de hemel, op aarde en onder de aarde,


11 en iedere tong zou belijden
tot eer van God, de Vader:
de Heer, dat is Jezus Christus.”

GROOT NIEUWS BIJBEL 96 (voor onszelf niets meer dan een parafrase)

“5 U moet die gezindheid hebben die ook Christus Jezus had.


6 Hij had de gestalte van God,
maar heeft zich niet willen vastklampen
aan zijn gelijkheid met God.
7 Hij heeft zijn grootheid opgegeven
door de gestalte van een slaaf te aanvaarden
en aan mensen gelijk te worden.
Hij leefde als een mens
8 en hij vernederde zich
door gehoorzaam te worden tot in de dood,
de dood aan een kruis.
9 Daarom heeft God hem hoog verheven
en hem de allerhoogste titel geschonken,
10 zodat iedereen in de hemel, op de aarde en onder de aarde,
de knieën zou buigen voor hem die Jezus heet
11 en allen openlijk zouden uitroepen,
tot eer van God, de Vader:
Jezus Christus is de Heer.”

NAARDENSE BIJBEL (PIETER OUSSOREN)

“2:5 Laat die gezindheid in u zijn


die ook in Christus Jezus was,-
2:6 die bestaande in de gestalte van God
het niet als geroofd goed heeft beschouwd
gelijk te zijn aan God,
2:7 maar zichzelf heeft ontledigd
door de gestalte van een dienstknecht
aan te nemen,
gelijk geworden aan mensen
en in houding een mens gebleken;
2:8 hij heeft zichzelf vernederd,
gehoorzaam geworden tot in de dood,
de dood aan een kruis.
2:9 Daarom heeft God hem verhoogd
en hem genadig de naam verleend
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 233

die is boven alle naam,


2:10 opdat in de naam van Jezus
alle knie zich zal buigen
van hemelingen, aardbewoners
en onderaardsen,
2:11 en alle tong zal belijden:
Jezus Christus is Heer!,”
tot glorie van God de Vader.”

DE BIJBEL EN HET LIEDBOEK IN HET GRONINGS (https://www.liudger.org/)

5 t Mout joe te doun wezen woar of t Christus Jezus ook om te doun was.
6 Dij haar t aanzain van God
en toch sluig Hai der gain munt oet
dat E mit God geliek ston.
7 Nee, Hai het zien heerlekhaid oflegd,

en is in zien veurkommen net as n sloaf worden.


Hai wer aan mensken geliek
en kwam veur n dag in menskengedoante.
8 Hai het zokzulm deel zet

deur zok geheurzoam te gedroagen aan dood tou.


Joa, alderdeegs dood aan t kruus.
9 Doarom het God Hom den ook t allerhoogste stee geven

en Hom n tuddel verlaind


hoger as elke aander tuddel.
10 Dat elkenain knij boegen zel

veur Hom, dij Jezus hait.


In hemel, op wereld en onder wereld.
11 En in elke toal beleden worden zel:

Jezus Christus is Heer!


Tou eer van God, de Voader.

PHILIPPENZEN 2:5-11- STATENVERTALING met de voetnoten = geen overbodige luxe om na te zien!

5 dWant 16dat gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus Jezus was,


d Matth. 11:29. Joh. 13:15. 1 Petr. 2:21. 1 Joh. 2:6.
Matth. 11:29 Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij dat Ik zachtmoedig ben en
nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen.
Joh. 13:15 Want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat gelijkerwijs Ik u gedaan
heb, gijlieden ook doet.
1 Petr. 2:21 Want hiertoe zijt gij geroepen, dewijl ook Christus voor ons geleden
heeft, ons een voorbeeld nalatende, opdat gij Zijn voetstappen zoudt navolgen;
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 234

1 Joh. 2:6 Die zegt dat hij in Hem blijft, die moet ook zelf alzo wandelen gelijk Hij
gewandeld heeft.
16 Gr. hetzelfde worde gevoeld, dat is, dat dan in u dezelfde gezindheid en
genegenheid zij tot nederigheid.
6 eDie in de 17gestaltenis Gods zijnde, 18geen roof geacht heeft 19Gode evengelijk te zijn,
e 2 Kor. 4:4. Kol. 1:15. Hebr. 1:3.
2 Kor. 4:4 In dewelke de god dezer eeuw de zinnen verblind heeft, namelijk der
ongelovigen, opdat hen niet bestrale de verlichting van het Evangelie der
heerlijkheid van Christus, Die het Beeld Gods is.
Kol. 1:15 Dewelke is het Beeld des onzienlijken Gods, de Eerstgeborene aller
creatuur.
Hebr. 1:3 Dewelke, alzo Hij is het Afschijnsel Zijner heerlijkheid, en het uitgedrukte
Beeld Zijner Zelfstandigheid, en alle dingen draagt door het woord Zijner kracht,
nadat Hij de reinigmaking onzer zonden door Zichzelven teweeggebracht heeft, is
gezeten aan de rechterhand der Majesteit in de hoogste hemelen,
17 Gr. morphe, dat is, gedaante, of gestaltenis, met welk woord hetzelve hier
overgezet is, omdat daardoor hier betekend wordt niet alleen een Goddelijke
majesteit en heerlijkheid, maar ook het Goddelijk Wezen Zelf, overmits zonder
Hetzelve geen ware Goddelijke majesteit en heerlijkheid kan wezen, en deze ook bij
niemand kunnen zijn dan bij den waarachtigen God, Jes. 42:8. Uit het volgende
blijkt dat door dit woord hier ook het Wezen Gods betekend wordt, als gezegd
wordt vers 6, dat Hij Gode evengelijk was, en vers 7, dat Hij de gestaltenis van een
dienstknecht heeft aangenomen, dat is, niet alleen een dienstbare en knechtelijke
hoedanigheid, maar ook een ware menselijke natuur zelve met zodanige
hoedanigheid bekleed. Zodat de woorden gestaltenis Gods te verstaan zijn van Zijn
Wezen en staat, in welke Hij geweest is van alle eeuwigheid, eer Hij de menselijke
natuur heeft aangenomen. Zie Joh. 1:1, 14; 17:5.

Jes. 42:8 Ik ben de HEERE, dat is Mijn Naam; en Mijn eer zal Ik aan geen ander
geven, noch Mijn lof den gesneden beelden.
vers 6 Die in de gestaltenis Gods zijnde, geen roof geacht heeft Gode evengelijk te
zijn,
vers 7 Maar heeft Zichzelven vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts
aangenomen hebbende, en is den mensen gelijk geworden;
Joh. 1:1 IN den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord
was God.
Joh. 1:14 En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij
hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van
den Vader), vol van genade en waarheid.
Joh. 17:5 En nu, verheerlijk Mij, Gij Vader, bij Uzelven, met de heerlijkheid die Ik bij
U had eer de wereld was.
18 Dat is, geen zaak die ongeoorloofd of onrechtvaardig was, die Hem met recht
niet toebehoorde, alsof Hij ze geroofd had.
19 Dat is, Gode Zijn Vader naar Zijn Goddelijk Wezen en dienvolgens ook in
majesteit en heerlijkheid volkomenlijk gelijk te zijn en te blijven, als zijnde één met
den Vader. Zie Joh. 5:18, 26; 10:30; 16:15. Hebr. 1:3.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 235

Joh. 5:18 Daarom zochten dan de Joden te meer Hem te doden, omdat Hij niet
alleen den sabbat brak, maar ook zeide dat God Zijn eigen Vader was, Zichzelven
Gode evengelijk makende.
Joh. 5:26 Want gelijk de Vader het leven heeft in Zichzelven, alzo heeft Hij ook den
Zoon gegeven het leven te hebben in Zichzelven;
Joh. 10:30 Ik en de Vader zijn één.

Joh. 16:15 Al wat de Vader heeft, is Mijne; daarom heb Ik gezegd dat Hij het uit het
Mijne zal nemen en u verkondigen.
Hebr. 1:3 Dewelke, alzo Hij is het Afschijnsel Zijner heerlijkheid, en het uitgedrukte
Beeld Zijner Zelfstandigheid, en alle dingen draagt door het woord Zijner kracht,
nadat Hij de reinigmaking onzer zonden door Zichzelven teweeggebracht heeft, is
gezeten aan de rechterhand der Majesteit in de hoogste hemelen,
7 Maar heeft 20Zichzelven 21vernietigd, g22de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen
f

hebbende, 23en is den mensen gelijk geworden;


f Ps. 8:6.
Ps. 8:6 En hebt hem een weinig minder gemaakt dan de engelen, en hebt hem
met eer en heerlijkheid gekroond?
20 Namelijk gans vrijwilliglijk.
21 Gr. verijdeld; of: ledig gemaakt, dat is, heeft het gebruik Zijner Goddelijke
heerlijkheid voor een tijd, om het werk onzer verlossing in den staat der
nederigheid te volbrengen, gelijk als afgelegd, en Zich daarvan gelijk als ledig
gemaakt, en in Zijn menselijke natuur verborgen gehouden, alleen enige kleine
stralen derzelve door Zijn wonderwerken en anderszins altemet latende schijnen,
Joh. 1:14; 2:11. In het volgende 8ste vers wordt het verklaard met het
woord vernederd.
Joh. 1:14 En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij
hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van
den Vader), vol van genade en waarheid.
Joh. 2:11 Dit beginsel der tekenen heeft Jezus gedaan te Kana in Galiléa, en heeft
Zijn heerlijkheid geopenbaard; en Zijn discipelen geloofden in Hem.
g Matth. 20:28. Joh. 13:14.
Matth. 20:28 Gelijk de Zoon des mensen niet is gekomen om gediend te worden,
maar om te dienen en Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen.
Joh. 13:14 Indien dan Ik, de Heere en de Meester, uw voeten gewassen heb, zo zijt
gij ook schuldig elkanders voeten te wassen.
22 Dit wordt verklaard met de volgende woorden, namelijk dat Hij een ware
menselijke natuur heeft aangenomen, en met dezelve een gans nederigen en
verachten staat, als van een slaaf of dienstknecht, om alzo voor onze zonden te
voldoen, en tot onze verlossing Zijn Vader te dienen. Zie Jes. 53:11.

Jes. 53:11 Om den arbeid Zijner ziel zal Hij het zien en verzadigd worden; door
Zijn kennis zal Mijn Knecht, de Rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, want Hij
zal hun ongerechtigheden dragen.
23 Gr. in gelijkmaking der mensen geworden zijnde, dat is, den mensen
gelijkgemaakt zijnde, namelijk niet alleen naar de menselijke natuur door Hem
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 236

aangenomen, maar ook naar alle zwakheden derzelve, zonder zonde. Zie Hebr.
2:17; 4:15. Of: als een slecht en veracht mens. Zie Richt. 16:7, 11. Ps. 82:7.
Hebr. 2:17 Waarom Hij in alles den broederen moest gelijk worden, opdat Hij een
barmhartig en een getrouw Hogepriester zou zijn in de dingen die bij God te doen
waren, om de zonden des volks te verzoenen.
Hebr. 4:15 Want wij hebben geen Hogepriester Die niet kan medelijden hebben
met onze zwakheden, maar Die in alle dingen gelijk als wij is verzocht
geweest, doch zonder zonde.
Richt. 16:7 En Simson zeide tot haar: Indien zij mij bonden met zeven verse zelen,
die niet verdroogd zijn, zo zou ik zwak worden en wezen als een ander mens.
Richt. 16:11 En hij zeide tot haar: Indien zij mij vastbonden met nieuwe touwen,
met dewelke geen werk gedaan is, zo zou ik zwak worden en wezen als een ander
mens.
Ps. 82:7 Nochtans zult gij sterven als een mens, en als een van de vorsten zult gij
vallen.
8 hEn 24in gedaante 25gevonden 26als een mens, heeft Hij 27Zichzelven ivernederd, 28gehoorzaam
geworden zijnde 29tot den dood, ja, 30den dood des kruises.
h Hebr. 2:14, 17; 4:15.
Hebr. 2:14 Overmits dan de kinderen des vleses en bloeds deelachtig zijn, zo is Hij
ook desgelijks derzelve deelachtig geworden, opdat Hij door den dood tenietdoen
zou dengene die het geweld des doods had, dat is den duivel,
Hebr. 2:17 Waarom Hij in alles den broederen moest gelijk worden, opdat Hij een
barmhartig en een getrouw Hogepriester zou zijn in de dingen die bij God te doen
waren, om de zonden des volks te verzoenen.
Hebr. 4:15 Want wij hebben geen Hogepriester Die niet kan medelijden hebben
met onze zwakheden, maar Die in alle dingen gelijk als wij is verzocht
geweest, doch zonder zonde.
24 Daardoor wordt verstaan hetzelfde dat tevoren genoemd
is gestaltenis en gelijkmaking. Gevoegd met den uitwendigen wandel onder de
mensen.
25 Dat is, bevonden te zijn.
26 Dat is, als een waar en ook als een slecht en veracht mens. Zie vers 7.
vers 7 Maar heeft Zichzelven vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts
aangenomen hebbende, en is den mensen gelijk geworden;
27 Zie het voorgaande 7de vers.
i Hebr. 2:9; 12:2.
Hebr. 2:9 Maar wij zien Jezus met heerlijkheid en eer gekroond, Die een weinig
minder dan de engelen geworden was, vanwege het lijden des doods, opdat Hij
door de genade Gods voor allen den dood smaken zou.
Hebr. 12:2 Ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus,
Dewelke voor de vreugde die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en
schande veracht, en is gezeten aan de rechterhand van den troon Gods.
28 Namelijk Zich aan den wil Zijns Vaders in alles gewilliglijk onderwerpende.
29 Dat is, niet alleen in allerlei bevelen, maar ook in de zwaarste, om den dood te
sterven; dien Hij anderszins niet onderworpen was, noch naar Zijn Goddelijke
natuur, die onsterfelijk is, 1 Tim. 1:17, noch naar Zijn menselijke, overmits in
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 237

dezelve geen zonde was, 1 Joh. 3:5, en daarom de bezoldiging derzelve niet
verdiend had, Rom. 6:23.
30 Dat is, den allerbittersten en allersmadelijksten dood, die ook van God
vervloekt was, Deut. 21:23. Onder dezen uitersten trap van vernedering begrijpt de
apostel alle andere die denzelven voorgegaan zijn naar lichaam en naar ziel, en
drukt dezen uit om te beter de uiterste vernedering van Christus voor ogen te
stellen, en de gelovigen daarmede tot nederigheid te vermanen.
Deut. 21:23 Zo zal zijn dode lichaam aan het hout niet overnachten, maar gij zult
het zekerlijk ten zelven dage begraven; want een opgehangene is Gode een vloek.
Alzo zult gij uw land niet verontreinigen, dat u de HEERE uw God ten erve geeft.
9 Daarom heeft Hem ook 32God 33uitermate verhoogd en heeft Hem l34een Naam 35gegeven,
k31

welke 36boven allen naam is,


k Hand. 2:33.
Hand. 2:33 Hij dan door de rechterhand Gods verhoogd zijnde, en de belofte des
Heiligen Geestes ontvangen hebbende van den Vader, heeft dit uitgestort dat gij nu
ziet en hoort.
31 Met dit woord daarom wordt niet aangewezen dat Christus met deze
vernedering de volgende heerlijkheid zou voor Zichzelven verdiend hebben; want al
wat Christus verdiend heeft, dat heeft Hij voor ons verdiend, Joh. 17:19; maar wijst
alleen aan wat hierop gevolgd is, of betamelijk was te volgen. Zie dergelijk Hand.
20:26. Hebr. 3:7. 2 Petr. 1:10.

Joh. 17:19 En Ik heilig Mijzelven voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in
waarheid.
Hand. 20:26 Daarom betuig ik ulieden op dezen huidigen dag, dat ik rein ben van
het bloed van u allen.
Hebr. 3:7 Daarom, gelijk de Heilige Geest zegt: Heden, indien gij Zijn stem hoort,
2 Petr. 1:10 Daarom, broeders, benaarstigt u te meer om uw roeping en verkiezing
vast te maken; want dat doende zult gij nimmermeer struikelen.
32 Namelijk de Vader.
33 Namelijk nadat Hij van de doden opgestaan en ten hemel opgevaren zijnde, ter
rechterhand Gods gezet is in de hoogste heerlijkheid, Ef. 1:20. Hebr. 1:3, welke Hij
wel naar Zijn Goddelijke natuur van eeuwigheid heeft gehad, Joh. 17:5, maar zoals
Hij het gebruik van die in den staat Zijner nederigheid gelijk als afgelegd had, zo
heeft Hij hetzelve na Zijn hemelvaart wederom aangenomen en heerlijk vertoond;
en Zijn menselijke natuur is naar lichaam en naar ziel met zo hoge heerlijkheid en
gelukzaligheid versierd als een schepsel ontvangen kan, ver te boven gaande alle
heerlijkheid van engelen en andere mensen.
Ef. 1:20 Die Hij gewrocht heeft in Christus, als Hij Hem uit de doden heeft
opgewekt, en heeft Hem gezet tot Zijn rechterhand in den hemel,
Hebr. 1:3 Dewelke, alzo Hij is het Afschijnsel Zijner heerlijkheid, en het uitgedrukte
Beeld Zijner Zelfstandigheid, en alle dingen draagt door het woord Zijner kracht,
nadat Hij de reinigmaking onzer zonden door Zichzelven teweeggebracht heeft, is
gezeten aan de rechterhand der Majesteit in de hoogste hemelen,
Joh. 17:5 En nu, verheerlijk Mij, Gij Vader, bij Uzelven, met de heerlijkheid die Ik bij
U had eer de wereld was.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 238

l Hebr. 1:4.
Hebr. 1:4 Zoveel treffelijker geworden dan de engelen, als Hij uitnemender Naam
boven hen geërfd heeft.
34 Daardoor wordt verstaan niet de blote Naam, waardoor Hij van andere
mensen onderscheiden is; want dien heeft Hij ook in den staat Zijner nederigheid
gehad; noch ook alleen de vermaardheid van Zijn Persoon, maar de majesteit en
heerlijkheid Deszelven. Zie Ef. 1:21.
35 Of: geschonken. Zie Filipp. 1:29. Waarmede te kennen gegeven wordt, dat
deze verhoging geschied is naar des Vaders wil en believen.
Filipp. 1:29 Want u is uit genade gegeven in de zaak van Christus, niet alleen in
Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden,
36 Dat is, de allergrootste en hoogste heerlijkheid.
10 Opdat in den Naam van Jezus zich zou 39buigen alle knie dergenen 40die in den hemel,
m37 38

en 41die op de aarde, en 42die onder de aarde zijn,


m Jes. 45:23. Rom. 14:11.
Jes. 45:23 Ik heb gezworen bij Mijzelven, er is een woord der gerechtigheid uit
Mijn mond gegaan en het zal niet wederkeren: dat Mij alle knie zal gebogen
worden, alle tong Mij zal zweren.
Rom. 14:11 Want er is geschreven: Ik leef, zegt de Heere; voor Mij zal alle knie
buigen, en alle tong zal God belijden.
37 Of: Zodat.
38 Dat is, dezen Jezus Christus aldus verheerlijkt zijnde, en vanwege deze Zijn
heerlijkheid.
39 Dat is, alle rede gebruikende schepselen zich onderwerpen, zelfs ook Zijn
vijanden huns ondanks. De apostel ziet hier op hetgeen God zegt, Jes. 45:23, en
past datzelve Jezus Christus hier toe, gelijk ook Rom. 14:11. Deze woorden moeten
dan niet eigenlijk verstaan worden, te weten dat als de Naam Jezus genaamd
wordt, men de knieën zou moeten buigen, gelijk sommigen uit misverstand van
deze plaats, niet zonder bijgeloof, doen; want de engelen en boze geesten, van
welke hier ook gesproken wordt, hebben eigenlijk geen knieën; maar bij gelijkenis
van den uiterlijken eerbied, dien men koningen of prinsen daarmede betoont,
onder welke men staat, wordt hier verstaan de onderwerping aller schepselen
onder Christus, als den Heere der heren en Koning der koningen, Openb. 19:16, den
Overste van de koningen der aarde, Openb. 1:5, en den Heere over alles, Hand.
10:36.
Jes. 45:23 Ik heb gezworen bij Mijzelven, er is een woord der gerechtigheid uit
Mijn mond gegaan en het zal niet wederkeren: dat Mij alle knie zal gebogen
worden, alle tong Mij zal zweren.
Rom. 14:11 Want er is geschreven: Ik leef, zegt de Heere; voor Mij zal alle knie
buigen, en alle tong zal God belijden.
Openb. 19:16 En Hij heeft op Zijn kleed en op Zijn dij dezen Naam geschreven:
Koning der koningen en Heere der heren.
Openb. 1:5 En van Jezus Christus, Die de getrouwe Getuige is, de Eerstgeborene uit
de doden, en de Overste van de koningen der aarde. Hem Die ons heeft liefgehad
en ons van onze zonden gewassen heeft in Zijn bloed,
Hand. 10:36 Dit is het woord dat Hij gezonden heeft den kinderen Israëls,
verkondigende vrede door Jezus Christus: Deze is een Heere van allen.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 239

40 Namelijk de heilige engelen en zalige zielen, Openb. 5:13.


Openb. 5:13 En alle schepsel dat in den hemel is, en op de aarde, en onder de
aarde, en die in de zee zijn, en alles wat in dezelve is, hoorde ik zeggen: Hem Die op
den troon zit, en het Lam zij de dankzegging en de eer en de heerlijkheid en de
kracht in alle eeuwigheid.
41 Dat is, alle mensen op de aarde levende.
42 Dat is, alle mensen die gestorven en in de graven zijn; of ook alle boze geesten
en verdoemde mensen die in de hel zijn, dat is, alle rede gebruikende schepselen in
wat plaats der geschapen wereld dezelve ook zouden mogen zijn. Want hoewel de
duivelen en de goddeloze en verdoemde mensen Christus de behoorlijke
onderdanigheid en eer niet tonen, zo moeten zij nochtans, ook huns ondanks, Hem,
als den Heere en Rechter over allen, onderworpen zijn. Zie Ps. 22:30; 72:9.

Ps. 22:30 Alle vetten op aarde zullen eten en aanbidden; allen die in het stof
nederdalen, zullen voor Zijn aangezicht nederbukken, en die zijn ziel bij het leven
niet kan houden.
Ps. 72:9 De ingezetenen van dorre plaatsen zullen voor Zijn aangezicht knielen, en
Zijn vijanden zullen het stof lekken.
11 En alle tong zou belijden 44dat Jezus Christus de Heere is, 45tot heerlijkheid Gods des
n 43

Vaders.
n Joh. 13:13. 1 Kor. 8:6; 12:3.
Joh. 13:13 Gij heet Mij Meester en Heere, en gij zegt wel, want Ik ben het.
1 Kor. 8:6 Nochtans hebben wij maar één God, den Vader, uit Welken alle dingen
zijn en wij tot Hem; en maar één Heere, Jezus Christus, door Welken alle dingen zijn
en wij door Hem.
1 Kor. 12:3 Daarom maak ik u bekend, dat niemand die door den Geest Gods
spreekt, Jezus een vervloeking noemt; en niemand kan zeggen Jezus den Heere te
zijn, dan door den Heiligen Geest.
43 Namelijk van alle natiën en volken, en ook van alle rede gebruikende
schepselen, niet alleen der goeden maar ook der kwaden, dewelke, hoezeer zij zich
tegen Christus stellen, evenwel Hem huns ondanks dikwijls hebben moeten
belijden, Mark. 5:7. Hand. 16:17, en zullen in het laatste oordeel Hem moeten
erkennen voor den Rechter der levenden en der doden, en voor den Heere, Matth.
7:22.
Mark. 5:7 En met een grote stem roepende, zeide hij: Wat heb ik met U te doen,
Jezus, Gij Zone Gods des Allerhoogsten? Ik bezweer U bij God, dat Gij mij niet
pijnigt.
Hand. 16:17 Dezelve volgde Paulus en ons achterna, en riep, zeggende: Deze
mensen zijn dienstknechten Gods des Allerhoogsten, die ons den weg der zaligheid
verkondigen.
Matth. 7:22 Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Heere, Heere, hebben wij
niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw Naam duivelen uitgeworpen, en in Uw
Naam vele krachten gedaan?
44 Of: dat de Heere Jezus zij Christus, dat is, de Gezalfde.
45 Dat is, welke belijdenis strekt tot verbreiding van de heerlijkheid des Vaders,
Die uit enkel barmhartigheid en genade jegens ons dezen Zijn Zoon Jezus tot een
Heere en Zaligmaker gesteld en gegeven heeft.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 240

4.4 ZOEKEN NAAR DE BIJBELSE BETEKENIS VAN “GEDAANTE”

Wanneer men de samenhang van dit Bijbelgedeelte leest (vers 5 tot 11) is het eerste wat
opvalt dat over Christus gesproken wordt als zijnde eerst in de “gedaante” van God (vers 6) en
daarna in de “gedaante” van een slaaf (vers 7). De Griekse tekst heeft in beide gevallen “morphè”.
Het komt er dus op aan te zoeken wat de betekenis is van dit woord. In het NT vinden we het
slechts bij Marcus 16:12 en tweemaal hier in Phillipenzen. We hebben het verscheidene malen in
de LXX (Richt.8:18 / Job 4:16 / Jes.44:13 / Dan.3:19) en de Griekse Theodotion (Dan.4:33 / 5:6,9,10
/ 7:28). Heeft de “morphè” van een persoon te maken met het uiterlijke of het innerlijke? En wat
is de “morphè” van God die Christus bezat vóór Zijn mensworden? We houden bij onze uitleg geen
rekening met de modernere visie op dit Bijbelgedeelte van De Wette, E. Lohmeyer en J. Jeremias
die hier slechts willen spreken over het aardse leven van de Christus. Naar onze mening geheel ten
onrechte. (Zie TDNT, deel 4 blz.750,751 vooral voetnoten 48,50,53).

Laten we een illustratie bekijken ter inleiding. Zo weet iedereen die slechts de eerste
begrippen heeft van scheikunde dat water kan bestaansvormen hebben als ijs, water in vloeibare
toestand of stoom, maar dat men altijd te maken heeft met het H 2O. De constante “morphè” is
 het innerlijke. Als uitzonderlijke vorm kan H2O vast, vloeibaar of gas zijn. Een andere
illustratie geeft W. Hendriksen in zijn commentaar bij deze tekst. Een boom heeft een innerlijke
structuur die hem onderscheid van een andere soort. Dit is zijn “morphè”, wat in de genen zit.
Maar in de loop der seizoenen ondergaat de boom veranderingen, tijdens winter, lente, zomer en
herfst ziet de boom er anders uit. Dat is zijn “schema”. Ook het schema van de wereld kan
veranderen volgens 1 Cor.7:31.

Het spreekt al voor zichzelf dat “morphè” naar het innerlijke verwijst (de eigenschappen).
Indien we redeneren dat de “gedaante van een slaaf” naar de uiterlijke dingen verwijst komen we
tot onmogelijke conclusies. Want zo kan het uiterlijke veranderen, een slaaf kan groot, klein of
middelmatig van gestalte zijn. En oud of jong en man of vrouw en zo voort. Dit moet ook de enige
uitleg zijn wanneer we daarbij denken aan Phil.2:8 waar Paulus spreekt over het “schema” van
Christus, dat uiterlijke dat de mensen van Christus zagen. De NWV vertaalt dit als: “hoedanigheid
van een mens.” Datzelfde woord hebben we nog eens als “toneel” vertaald door de WT in 1
Cor.7:31. Beide malen vertalen als “uiterlijk” heeft dan ook voorkeur. Om dit Bijbels te illustreren
verwijzen we naar Rom.12:2 waar de raad gegeven is niet gelijkvormig te worden aan deze wereld
wat uiterlijke dingen betreft (schematizomai) maar te veranderen wat het innerlijke betreft
(morphoomai). (Vgl. Phil.3:10,21 / Gal.4:19 / Rom.8:29 / 2 Cor.3:18). Lightfoot zegt terecht dat de
wedergeboorte waar het hier om gaat, altijd als een verandering van “morphè” beschreven wordt
maar nooit van het schema, het uiterlijke.

We zijn er ons wel van bewust dat enkele exegeten het “morphè” als de uiterlijke
eigenschappen der godheid zien (vb. Thayer blz.412). Naar onze mening ten onrechte. Men zie hier
vooral het commentaar van Lightfoot en W. Hendriksen. Dat “morphè” in deze betekenis soms
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 241

gebruikt wordt in de LXX is geen reden waarom dit zo in het NT hoeft te zijn. (Zie LXX Job 4:15,16 /
Dan.5:6). Voor de Septuaginta is van een andere zijde bekeken de morphè = beeld = heerlijkheid
(vgl. 2 Cor.4:4 / Col.1:15 met Gen.1:26 / Dan.3:19 LXX). In het klassieke Grieks heeft “morphè” en
“schema” soms eenzelfde betekenis van uiterlijke gedaante of vorm. (Zie Lightfoot en Thayer
blz.418 / NDTT deel 2 blz.284-287.) Maar in Num.12:8 waar de Masoretische tekst over “gestalte
Gods” spreekt heeft de LXX vertaald als “heerlijkheid Gods”. Lightfoot zegt dan terecht dat
“morphè” en “schema” verschillen in deze zin dat “morphè” het innerlijke en wezenlijke omschrijft
“schema” echter het uiterlijke OF HET toevallige. Om die reden kan de wedergeboorte van een
christen wel een bekering van de “morphè” genoemd worden maar niet van de “schèma.”

4.5 DE GEDAANTE VOLGENS MARCUS 16:12

Dat verder de uiterlijke vorm of uiterlijke gedaante door nog een ander Grieks woord
weergegeven zou kunnen worden is een nadere bevestiging van ons standpunt. Men vergelijke dat
Grieks woord (“eidos”) in Joh.5:37 / Luc.3:22 / 9:29 / 2 Cor.5:7. En ook “morphõsis” zoals in
Rom.2:20 en 2 Tim.3:5 zou in dit geval gebruikt kunnen worden.

Hieruit volgt dat Christus de innerlijke eigenschappen bezat van God; van almacht, liefde,
wijsheid enz. Als mens had de Christus de “morphè” van een slaaf namelijk eigenschappen van een
slaaf: onderdanigheid, dienstbaarheid enz. Wat de WT over deze zaak denkt is moeilijk na te gaan.
Ons zoeken in hun literatuur naar een zuivere betekenis van “morphè” is vruchteloos geweest. Ze
leren wel dat de Christus in voormenselijk bestaan de goddelijke eigenschappen bezat (vb. ‘DE
WACHTTOREN’ 15 jan. 1952, blz.32). Bij de bespreking van “morphè” in Marcus 16:12 geven ze
duidelijk te kennen dat dit wijst op de uiterlijke verschijningsvorm van Christus (‘DE WACHTTOREN’
15 april 1963, blz.235-237). Maar dat Jehovah’s Getuigen in verband met Marc.16:12 niet oprecht
doorredeneren, volgt daaruit dat ze de tekst wél gebruiken om te beweren dat “morphè” naar het
uiterlijke verwijst, maar ze zeggen dat het laatste deel van Marcus geen deel is van de Bijbelse
canon. Onder wie dit aannemen als authentiek zijn twee uitleggingen gangbaar. Een eerste groep
zegt dat deze andere gedaante waarin Jezus verschijnt alzo beschreven is omdat Marcus de
tegenstelling maakt tussen deze gedaante en de gedaante die Christus had vóór Zijn sterven. De
eerste was onsterfelijk, de laatste niet en daarom “anders.” Anderen zeggen dat deze verschijning
dezelfde is als aan de Emmaüsgangers.

In Lucas 24:16,30 staat de oorzaak dat de discipelen “een andere gedaante” zagen,
namelijk dat hun ogen verhinderd waren in de vreemdeling Jezus te herkennen. (Zie ons
commentaar in hoofdstuk 8). De uitleg is in dit geval dat “morphè” naar het uiterlijke van de
verschijning verwijst. Zoals opgemerkt heeft men deze betekenis enkele malen in de LXX en ook
de Griekse klassieken gebruiken het soms voor een uiterlijke gedaante. Het is niet absoluut
uitgesloten dat ook Marc.16:12 deze betekenis heeft. Daarom is dit echter nog niet het geval in
Phil.2:6,7. Vergelijk “metemorphoothè” in Marc.9:2 met: “to eidos tou prosoopau autou heteron”
in Luc.9:29. In de “metamorphose” van de transfiguratie van Christus komt het er dus op neer dat
zijn aangezicht een andere soort uitzicht aanneemt. (Zie o.a. ‘The last twelve verses of Mark’ door
W.R. Farmer, CUP, 1974.)
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 242

Maar Jehovah’s Getuigen zeggen dat dit begrip naar uiterlijkheid verwijst en zo ook moet
het gelezen worden in het boek aan de Philippenzen. Dit is hun redenering: bij de transfiguratie op
de berg was er een volgens het Grieks de “metemorphothe” afgeleid van metamorphoo = “Zijn
uiterlijk veranderde” volgens de Engelse vertaling van Barclay in Marcus 9:2. Maar ook deze
vertalingen zijn er:

• Marcus 9:2 SV77: “En na zes dagen nam Jezus met Zich Petrus, en Jakobus, en Johannes,
en bracht hen op een hoge berg ter zijde alleen; en Hij werd voor hen van gedaante
veranderd.”
• Markus 9:2 HSV: “En na zes dagen nam Jezus Petrus en Jakobus en Johannes met Zich mee
en bracht hen apart op een hoge berg, alleen hen; en Hij werd voor hun ogen van
gedaante veranderd.”
• Marcus 9:2 NBG: “En zes dagen later nam Jezus Petrus en Jakobus en Johannes mede en
leidde hen een hoge berg op, hen alleen. En zijn gedaante veranderde voor hun ogen.”
• Marcus 9:2 Willibrord 95: “En zes dagen later nam Jezus Petrus en Jakobus en Johannes
mede en leidde hen een hoge berg op, hen alleen. En zijn gedaante veranderde voor hun
ogen.”
• Marcus 9:2 NBV: “Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee
een hoge berg op, waar ze helemaal alleen waren. Voor hun ogen veranderde hij van
gedaante.”
• Mattheüs 17:2 HSV: “En Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd; Zijn gezicht
straalde als de zon en Zijn kleren werden wit als het licht.”
• Lucas 9:29 HSV: “En het gebeurde terwijl Hij bad, dat de aanblik van Zijn gezicht veranderd
werd en Zijn kleding blinkend wit werd.”

Zo een uitleg als deze van de Wachttoren maakt geen indruk voor wie wat meer kennis
heeft over de Griekse taal. Dat hetzelfde Grieks woord soms meerdere betekenissen heeft kan met
een voorbeeld toegelicht worden. Dat is een regel voor waarschijnlijk alle talen in de wereld. Ik
hoorde ooit in een film iemand zeggen over het begrip “sneeuw” in IJsland dat er daar 80 woorden
voor zijn: afhankelijk van de soort sneeuw die valt of gevallen is! We zeggen dat met het oog op
Marc.16:12 wanneer er een andere betekenis aan “morphè” moet gegeven worden dan Phil.2:6,7.
Zo heeft “sunerchomai” in Hand.9:39 / 15:38 de zin van “weggaan, verlaten enz.” maar in 1
Cor.11:20 / 14:23 is het vertaald als “samenkomen, bijeenvergaderen.” Andere voorbeelden in W.
E. Vine, deel 2, blz.158.

Tot slot van dit deel iets wat we terugvonden op Internet. Een site beheerd door een
Jehovah Getuige gaat in de verdediging van het begrip “morphe” als een uiterlijke zaak. We
vertalen het maar geven ook enkele opmerkingen na het citaat. (Bij punt 4.6.)
“Job 4:16 LXX:” Ik stond op en bemerkte het niet: ik keek en er was geen vorm [morphe] voor mijn
oog: maar ik hoorde alleen een ademhaling en een stem.” Jesaja 44:13 LXX: “De ambachtsman die
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 243

een stuk hout heeft uitgekozen, markeert het met een liniaal en past het aan met lijm, en maakt
het tot de vorm [morphe in de accusatief] van een man.” Daniël 5:6,9,10; 7:28LXX: “Toen
veranderde het gezicht [morphe] van de koning (...) En koning Baltasar was verontrust, en zijn
gezicht [morphe] veranderde op hem (...) O koning, leef voor altijd: laat uw gedachten u niet
verontrusten, en laat uw gezicht [morphe] niet worden veranderd (...) Wat mij betreft, Daniel, mijn
gedachten verontrustten me enorm, en mijn gezicht [morphe] werd veranderd.” Markus 9:2
“Dienovereenkomstig nam Jezus zes dagen later Petrus en Jakobus en Johannes mee, en bracht hen
naar een hoge berg voor zichzelf alleen, en hij werd getransfigureerd [metemorphothe van
metamorphoo “om de uiterlijke vorm te veranderen”; De analytische Griekse Lexicon, p.266.
morphote van morphoo waaruit morphe komt] voor hen. Dus leest Barclay in Markus 9:2: “Zijn
uiterlijk veranderde.” -vergelijk An American Translation, Rotherham. Het bovenstaande lexicon
definieert “morphe” als “morhpe(...)form Mar. 16:22: Phil.2:6,7(...) morphoo(...) vorm geven aan,
kneden, mode, Gal.4:19”-p.273. Bauer, Arndt en Gingrich- “mophe (...) vorm, uiterlijke verschijning,
vorm in het algemeen, van lichamelijke vorm(...)Van de preëxistente Christus (...) hoewel hij in de
vorm van God was.”-blz.530.”

Een buitengewoon artikel in dit verband is zeker Dr. Edward Dalcour, Greenwich School of
Theology - London op https://christiandefense.org/general/the-preexistence-of-the-son/

Enkele teksten uit de Septuaginta zouden een vergelijk “morphè” als een uiterlijke zaak
bevestigen en een andere betekenis bijna uitsluiten. Het zijn Job 4:17 / Jes.44:13 / Daniël 5:6,9,10
/ 7:28. Toch moeten we dit opmerken; je kunt met de Septuaginta meerdere wegen bewandelen,
en er ook verkeerde conclusies uit halen, pas dus op!

Citaat uit - Vine’s Complete Expository Dictionary of Old and New Testament Words, 1985,
p. 251: “morphe … wordt met bijzondere betekenis gebruikt in het NT, alleen van Christus, in Phil.
2:6,7, in de zinnen “in de gestalte van God zijn” en “de gestalte van een dienaar aannemen”. Een
uitstekende definitie van het woord is die van Gifford: “morphe is daarom eigenlijk de aard of
essentie, niet in abstracto, maar als feitelijk bestaand in het individu, en behouden zolang het
individu zelf bestaat. Dus in de passage die voor ons ligt, is morphe Theou de Goddelijke natuur die
feitelijk en onafscheidelijk bestaat in de Persoon van Christus... Voor de interpretatie van “de vorm
van God” is het voldoende om te zeggen dat (1) het de hele natuur en essentie omvat van de
Godheid, en is onafscheidelijk van hen, aangezien ze zonder haar niet werkelijk zouden kunnen
bestaan; en (2) dat het in zichzelf niets “toevalligs” of scheidbaar omvat, zoals bepaalde manieren
van manifestatie, of voorwaarden van glorie en majesteit, die de ene keer aan de “vorm” kunnen
worden gehecht, en er weer van kunnen worden gescheiden ...De ware betekenis van morphe in de
uitdrukking “vorm van God” wordt bevestigd door de herhaling ervan in de overeenkomstige
uitdrukking “vorm van een dienaar”. Het wordt algemeen erkend dat de twee uitdrukkingen
regelrecht tegengesteld zijn, en dat “vorm” daarom in beide dezelfde betekenis moet hebben.” (Zie
ook Gifford, The Incarnation, blz.16,19,39.)

4.6 BESTAAN IN GODS GEDAANTE, SLAAFGEDAANTE AANGENOMEN


Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 244

Sommigen zeggen dat toen Christus de slaafgedaante aannam zijn “bestaan in Gods
gedaante” is opgehouden (vb. Bavinck / Clark). Dit leren ook de mensen van de WT maar dan in
zijn meest extreme vorm. H. Bavinck en Clark bedoelen iets gans anders dan wat de WT leert. Wat
de WT zegt is niet waar. Zo zoekt men deze leer te substantiëren door te verwijzen naar het Griekse
“huparchoon” in Phil.2:6. Een woord dat de NWV vertaalt als “bestond.” En de eerste indruk is dat
de gedaante Gods in Christus ophield bij zijn menswording. Een studie van “huparchoon” laat zulke
uitleg echter niet toe. We willen eerst opmerken dat “huparchoon” niets te maken heeft met het
werkwoord “zijn” (Grieks = eimi) maar met “huparchoo.” Dat zegt vele lezers niets. Maar het komt
hierop neer dat een werkwoord in die vorm weergeeft dat de werking aan gang is maar niet wil
zeggen dat de voorgaande functie ophoud te bestaan. Norman H. Young heeft in zijn artikel ‘An
aristophanic contrast to Philippians 2:6-7’, in New Testament Studies, deel 45 (1999), blz.153-155
weergegeven dat de Griekse goden hebzuchtig waren en niet barmhartig. Deze gedachte staat in
sterk contrast met Philippenzen 2:6. Zo is/was en zal de Christus niet zijn.

Toen de Logos (Paulus zegt Jezus Christus) zichzelf ontledigde, (bij de menswording) heeft
hij de gestalte van een dienstknecht = slaaf aangenomen. Maar dat wil niet zeggen dat de gestalte
Gods is opgehouden te bestaan. Het werkwoord “huparchoon” in Phil.2:6 weerlegt zoiets totaal.
Het gebruik van “huparchoon” in andere teksten zal dat onmiddellijk duidelijk maken.

Jozef, die een lid van het Sanhedrin was (huparchoon) ging naar Pilatus (Luc.23:50-52).
Daarna was hij nog altijd een lid van het Sanhedrin.

David schreef over de opstanding (Hand.2:30,31), omdat hij een profeet was (huparchoon).
Na die profetie was David nog steeds profeet.

Titus was (huparchoon) zéér toegewijd volgens 2 Cor.8:16,17 maar was nog even toegewijd
daarna.

Als laatste voorbeeld dan 2 Cor.12:16 waar Paulus nogal ironisch schrijft: “Niettemin zegt
gij dat ik sluw was (= huparchoon) en u door slinksheid heb gevangen.” Het sluw zijn van Paulus
wil zeggen “weloverdacht” en dat Paulus dit na zijn briefschrijven nog steeds was zal wel duidelijk
zijn. (Zie ook Luc.16:14,23 / Hand.3:2 / Gal.1:14 et cetera.) En zo is ook de betekenis van
“huparchoon” in Phil.2:6. De Logos was of bestond (huparchoon) in de morphè van God (de
eigenschappen van God waren Zijn deel) maar was dit nog steeds ná zijn handeling die hierop
volgde. Na zijn ontlediging was of bestond (huparchoon) deze “gedaante Gods” nog steeds maar
dan in de gedaante (eigenschappen) van een dienaar. Hier enkele citaten bij wat we hierover
zeggen.

In Writings van W. E. Vine staat dit over “huparchō” in Phil.2:6


“Zijn - het werkwoord “huparchō” brengt veel meer over dan het simpele werkwoord ‘zijn.’
Gebruikt, zoals hier, in het onvoltooid deelwoord (huparchōn), wijst het op het bestaan van
een persoon voorafgaand aan wat er over hem wordt gezegd. Zo voorzei David, die reeds
een profeet was, de opstanding van Christus, Handelingen 2:30. Abraham, “ongeveer
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 245

honderd jaar oud zijnde [d.w.z. die tijd van zijn leven al bereikt hebbend en zo bestaand dat
hij die gevorderde leeftijd bereikt had], werd sterk door geloof”, Romeinen 4:19. Aangezien
de mens “het beeld en de heerlijkheid van God is [huparchōn, zijnde door zijn oorspronkelijke
schepping]”, behoort hij zijn hoofd niet te bedekken, 1 Korintiërs 11:7. Titus, “die
[huparchōn, kenmerkend, voor/door zijn aard] zeer ernstig was, ging uit eigen beweging
naar buiten”, 2 Korintiërs 8:17. “Indien gij, die een Jood bent [huparchōn, een Jood van
geboorte, een Jood vanaf het begin] leeft zoals de heidenen”, Galaten 2:14. Christus, “zijnde
[eerder bestaand] in de vorm van God ... heeft Zichzelf ontledigd door de vorm van een
dienstknecht aan te nemen.” Dat wil zeggen, de Zijne was een toestand die voorafging aan
de tijd dat Hij Zichzelf ontledigde. Maar ook de grammaticale constructie impliceert een
voortbestaan met betrekking tot het gestelde. Joseph van Arimathaea, die (huparchōn) een
raadslid was, bleef in die hoedanigheid na wat over hem is opgetekend in Lukas 23:50vv.
Dus met de voortzetting van de hierboven genoemde omstandigheden met betrekking tot
Abraham en Titus. Dienovereenkomstig was datgene wat wordt beschreven als “de vorm
van God” niet alleen een vooraf bestaande staat, maar ging door nadat Christus “zichzelf
had ontledigd.” Het commentaar van Bengel is: “In die vorm van God bestond de Zoon van
God al van eeuwigheid af: en Hij hield daarin ook niet op te bestaan toen Hij in het vlees
kwam.”

Timothy Friberg in zijn, Analytical Lexicon of the Greek New Testament zegt: - (1) bestaan,
aanwezig zijn, bij de hand zijn, (gevonden) zijn (Handelingen 19.40; 1Ko 11.18); (2) als equivalent
van eimi gevolgd door een predikaat zelfstandig naamwoord = zijn (Lk 8.41) of het deelwoord on
gevolgd door een predikaat zelfstandig naamwoord = wie is, omdat hij is (Handelingen 2.30; Gal
1.14); (3) onzijdig meervoud ta huparchonta als substantief = wat men tot zijn beschikking heeft,
eigendommen, bezittingen (Mt 19.21; Lk 8.3)”

Barclay zegt in zijn Commentaar op Philippenzen 2 dat “huparchō”: “niet het gebruikelijke
Griekse woord voor “zijn” is (Huparcho) maar beschrijft dat wat een mens in wezen is en dat niet
kan worden veranderd. Het beschrijft dat deel van een mens dat onder alle omstandigheden
hetzelfde blijft. Paulus begint dus met te zeggen dat Jezus in wezen en onveranderlijk God was.”

“Philippenzen 2:6 leest als volgt: “die zich bevond in de vorm (morphe; NIV “nature “) van
God ....” Opvallend is dat het woord “zijn” (huparchon) het blijven of bestaande aanduidt.
Huparchon is een tegenwoordig actief deelwoord, wat aangeeft dat Jezus altijd in de aard
of de substantie van God bestond of inherent bezat (vgl. Hebr. 1:3). En dat in tegenstelling
tot het overwicht van tekstuele ondersteuning die de eeuwigheid van het Woord als de
eeuwige God aanduidt, los van God de Vader, wat fel wordt ontkend door vrijwel alle niet-
christelijke sekten.” (In http://christiandefense.org/morchristians.htm)

“In Philippenzen 2:6, sprak Paulus van Christus als “bestaande in de vorm van God ....” De
term “bestaande” is geen verleden tijdvorm. Het vertaalt het Griekse woord huparchon, een
tegenwoordige tijd deelwoord. De tegenwoordige tijd blijkt dat de verlosser bestaat, in de
“gestalte van God”, als een duurzame manier van zijn, niet een wijze die werd onderbroken
door de incarnatie. A.T. Robertson heeft aandacht gevraagd voor het verschil tussen de
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 246

tegenwoordige tijd, huparchon (aanduiding “eeuwig bestaan in de morphe [vorm] van


God”), en van het ‘worden’ (aoristus tijd) van de Heer, in de gelijkenis van de mens (1931,
4:445). Er was een tijd dat de tweede Persoon van de Godheid niet bestond als mens: maar
er is nog nooit een tijd geweest waarin Hij niet in “de vorm van God” was. W. E. Vine merkte
op dat deze grammaticale vorm wijst naar “een bestaan of conditie zowel voorafgaand aan
de genoemde omstandigheden maar die nadien voortgezet worden” (1991, blz.279). Een
andere geleerde heeft opgemerkt dat het woord uitdrukt “voortzetting van een vorige staat
[“antecedent state” zegt de schrijver] of conditie” (Abbott-Smith, 1923, blz.457). Hendriksen
was volkomen juist toen hij vroeg: “[van] wat deed Christus afstand? Zeker niet van zijn
bestaan ’in de gestalte van God’” (1962, p. 106). Wuest versterkt de tegenwoordige tijd
vorm van het deelwoord door te suggereren dat Jezus “altijd is geweest en op dit moment
nog steeds bestaat” in de vorm van God (1961, blz.462). Het is niet nodig om extra
voorbeelden te vermenigvuldigen. In tegenstelling tot het bewijs, echter, heeft men beweerd
dat terwijl Christus bestond in de gestalte van God voor de incarnatie, Hij zich ontdaan van
die status, terwijl Hij op aarde was. Ten slotte steeds volgens deze theorie, hervat Jezus de
vorm-van-God natuur wanneer Hij terug keerde naar de hemel. Er is geen Bijbelse
ondersteuning voor dit concept, dat het expliciete getuigenis van de Schrift schendt.”
(Van Wayne Jackson: in https://www.christiancourier.com/articles/59-did-jesus-christ-
exist-in-the-form-of-god-on-earth)

Het gebruik van “huparchoon” in Phil.2:6 geeft dan duidelijk te kennen dat de gestalte Gods
+ de gestalte van een mens de eerste niet heeft vernietigd. De menswording van de Logos is
zondermeer een “godsopenbaring”.

Voor wie een Grieks Interlineaire vertaling heeft is de letterlijke betekenis in Phil.2:6 de
volgende (we gebruiken de ‘Kingdom Interlinear Translation’, 1985, uitg. ‘DE WACHTTOREN’):
“En morphe theou huparchoon”
“in form of God existing” (woordvertaling door ‘DE WACHTTOREN’)
“ in vorm van God bestaande” (onze vertaling van het vorige)

Daarom kan Paulus over de menswording spreken als over een “openbaring” (1 Tim.3:16)
of een “verschijning” (2 Tim.1:10 / Tit.3:4) van onze Heiland en God. Op basis van de Latijnse
Bijbeltekst spraken de Westerse Kerkvaders over een “incorporatio” (= met het lichaam) volgens
Heb.10:5 en de Oosterlingen over een “epilepsis” (= aannemen of vasthouden) gebaseerd op
Heb.2:16.

Gezien de belangrijkheid van dit argument geven we de drie teksten in hun geheel weer.
1 Tim.3:16: “En buiten twijfel, groot is het geheimenis der godsvrucht:
Die Zich geopenbaard heeft in het vlees,
is gerechtvaardigd door de Geest,
is verschenen aan de engelen,
is verkondigd onder de heidenen,
geloofd in de wereld,
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 247

opgenomen in heerlijkheid”.
2 Tim.1:10: “doch die nu geopenbaard is door de verschijning van onze Heiland,
Christus Jezus, die de dood van zijn kracht heeft beroofd en onver-
gankelijk leven aan het licht gebracht heeft door het evangelie”.
Tit.3:4: “Maar toen de goedertierenheid en mensenliefde van onze Heiland (en)
God verscheen,”

Bij dat “hos en morphe theou huparchon” passen al deze teksten: Jes.7:14 / Jes.8:8 / Jes.9:6
/ Jer.23:6 / Mic.5:2 / Mat.1:23 / Joh.1:1 / Joh.1:2 / Joh.1:18 / Joh.17:5 / Rom.9:5 / 2 Cor.4:4 /
Col.1:15 / Col.1:16 / 1Tim.1:17 / 1Tim.3:16 / Titus 2:13 / Heb.1:1 / Heb.1:3 / Heb.1:6 / Heb.1:8 /
Heb.13:8

Voor wie géén voorbestaan van Christus aanneemt is dit voorgaande allemaal zinloos.

M.a.w. de leer van Paulus is dat Christus bij zijn ontlediging de vroegere bestaanswijze
aanhield. Dat Hij bleef wat Hij eens was. De Heer is God en nam de gedaante van een slaaf aan.
Dat aannemen is degelijk een toevoegen. Het is God + Mens en niet God - God (ontledigen) + Mens
= Mens (zie o.a. W. E. Vine, deel 2, blz.60). WANT DE INCARNATIE IS EN BLIJFT NOG STEEDS EEN
“EPIPHANEIA”, EEN GODSOPENBARING (JOH.1:1-18 / 1 TIM.3:16). Karl Barth zegt dan ook: “God
blijft God, ook in zijn vernedering” (‘Kirchliche Dogmatik’, deel 4, blz.196). Zie vooral voor de
betekenis van “huparchoon” het proefschrift van J.J. Müller, ‘Die Kenosisleer in die Kristologie
sedert die Reformasie’, J. Muusses Purmerend, 1931, blz.96-98. Vergelijk bijvoorbeeld A.B. Bruce,
‘The humiliation of Christ’, A.C. Armstrong & Son, 1899, blz.17-23,359-367. En Greydanus (in zijn
commentaar) geeft als betekenis van huparchoon: “zegt meer dan “een”, en doelt krachtens zijn
stamwoord “archè” op een oorspronkelijk zijn, een zijn van origine of van natuur.”
Anders verklaren - zoals de WT - kan men slechts door de betekenis van “huparchoon” te negeren.

R. Furuli, de Jehovah Getuige die in een lijvige publicatie zijn WT-Genootschap verdedigd,
komt na een lange uiteenzetting van Philippenzen 2:6 (volgens de Nieuwe Wereldvertaling) tot de
volgende conclusie:
“We moeten concluderen dat het (de NWV-vertaling) is gebaseerd op betrouwbaar, taalkundig
bewijsmateriaal en het kan niet als bevooroordeeld bestempeld worden. We hebben gezien dat het
taalkundige bewijs niet beslissend is, dus theologie (dus gezien verzen 8-10 en wat in de rest van
de Bijbel staat) moet een belangrijke rol spelen in de keuze van de vertalers. En de NWV-vertalers
hebben duidelijk hun theologie op een gerechtvaardigde manier gebruikt” (blz.275, wij
onderstrepen). Onze theologie is dat “huparchoon” te maken heeft met het behoud van de
goddelijkheid van de Logos toen Hij mens werd. Een andere uitleg is niet mogelijk en zo zijn R.
Furuli en de Wachttoren in een door hen voorafgaande cirkelredenering beland: Christus is slechts
mens. Dat zegt Paulus niet in deze tekst maar wil juist het tegendeel bewijzen.

Laat u zich maar enthousiasmeren door die Jezus en neem een voorbeeld aan de eerste
volgelingen van de man van Nazareth. De schare die komt luisteren naar Jezus heeft het
onderscheid gemaakt: “Wat is dit? Een nieuwe leer met gezag!” (Marc.1:27). Wat is zijn leer?
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 248

Vooreerst toch dat Hij spreekt als gezaghebbende, en niet als de Schriftgeleerden (Marc.1:22). En
daarenboven, Jezus heelt ook daadwerkelijk en heeft gezag ook over de boze geesten
(Marc.1:27b). Het nieuwste in dit is dan hoe Jezus tollenaars en zondaars opzoekt. Hij is HUN leraar
en arts. Hij eet en drinkt met hen (Lucas 5:31). Sinds de profeten van ouds was dit niet meer
gebeurd. Laat u zich maar enthousiasmeren door die Jezus en neem een voorbeeld aan de eerste
volgelingen van de man van Nazareth. Hij was hun Heer en God en moest op dezelfde wijze geëerd
worden als de Vader. Hoe dat kan: zie hoofdstuk tien.

Ter illustratie van dit gedeelte. Een koning die zijn kroon afzet en alles wat hem moet
onderscheiden in zijn functie van andere mensen, blijft nog steeds koning bij die daad. Zo kan de
Logos zijn Koninklijke waardigheid afleggen en nog steeds God blijven. Anders gezegd; God die de
hemel en aarde vult (Jer.23:23,25) kan zich ook beperken tot één welbepaalde locatie in de hemel
(Opb.5:7). De Logos lokaliseert zich in de persoon van één mens, in Jezus van Nazareth!

4.7 INBEZITNEMING OF BEHOUDEN?

Komen we toch nog eens terug naar vers 5. Dit vers geeft de overgang aan tussen de verzen
2-4 en 6-11. Zo is dit gedeelte (in werkelijkheid een loflied) in zijn context een aansporing tot
gedragswijziging. De NWV vertaalt Phil.2:5,6 als: “Bewaart die geestesgesteldheid in u welke ook
in Christus Jezus was, die alhoewel hij in Gods gedaante bestond (= Grieks en morphè theou
huparchoon), geen inbezitneming (= Grieks harpagmos) heeft overwogen, namelijk om aan God
gelijk te zijn.” Er zijn meerdere vertalingen die gedeeltelijk overeenstemmen met de NWV. Zoals
de volgende:
American Translation: “Heb dezelfde houding welke Jezus Christus had. Hoewel hij de aard van
God had, greep (harpagmos) hij niet naar gelijkheid aan God.”
Emphatic Diaglott: “Laat deze gezindheid in u zijn, welke ook in Christus Jezus was, die, alhoewel
hij in Gods gedaante bestond, geen aanmatiging (harpagmos) overwoog om als God te zijn.”
New American Bible: “Uw houding moet als die van Christus zijn: Hoewel hij in Gods gedaante
bestond, achtte hij gelijkheid aan God niet iets dat gegrepen (harpagmos) moest worden.”
Weymouth: “De houding die gij zou moeten hebben, is degene die Christus Jezus had. Hij had
altijd de aard van God. Toch dacht hij niet dat hij met geweld (harpagmos) moest proberen gelijk
aan God te worden.”

En nog enkele andere vertalingen:


American Standard Version: “die, bestaand in de gedaante van God, het gelijk zijn aan God niet
achtte als iets om te grijpen.”
Das Neue Testament, herziene uitgave, door Friedrich Pfäfflin: “Hij - waarlijk van goddelijke
natuur! - heeft zich nooit zelfverzekerd aan God gelijk gemaakt.”
Het Nieuwe Testament van H. Bakels: “die, hoewel in de gestaltenis Gods zijnde, er toch niet aan
dacht de gelijkheid-aan-God als een roof naar zich toe te halen.”
La Bibbia Concordata: “die, hoewel hij in de gedaante van God was, het Gode gelijk zijn niet
beschouwde als iets wat hij zich hebzuchtig moest toeëigenen.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 249

Leidschevertaling: “die, hoewel hij Gods gestalte had, er niet aan dacht de gelijkheid met God
door roof zich toe te eigenen.”
Revised Standard Version: “die, hoewel hij in Gods gedaante was, gelijkheid aan God niet als iets
achtte om te grijpen.”
Todays English Version: “Hij had altijd de natuur van God, maar meende niet dat hij moest
proberen met geweld aan God gelijk te worden.”

Is dat een moeilijk woord: harpagmos?

Met het zelfgenoegen van een kip die een gouden ei gelegd heeft zegt de WT steunende
op hun vertaling, dat men hier onweerlegbaar bewijs heeft dat de Logos, hoewel in Gods gedaante,
niet aan God gelijk was. Nu moet men bedenken dat gans hun uitleg valt of staat bij één woord in
deze tekst namelijk “harpagmos” wat ze vertalen als “inbezitneming.” Dat éne woord is uniek in
het NT want het wordt slechts hier in Phil.2:6 gebruikt. Het is onbekend in de LXX en zelfs de
Griekse klassieken gebruikten het zeer schaars (H. Cremer blz.649,650). Het woord kan naargelang
iemands theologische achtergrond 3 betekenissen hebben. De eerste is deze van de WT.
“Harpagmos” heeft voor hen een actieve betekenis en zou daarom moeten vertaald worden als
inbezitneming of roof. Het Griekse werkwoord waaruit “harpagmos” afgeleid is heeft echter een
dubbele betekenis. De eerste betekenis van “harpazoo” is grijpen, begerig, vasthouden enz.
(Mat.11:12). In zijn tweede betekenis van onrechtmatig in bezit nemen of roven komt het woord
voor in o.a. Mat.12:29 / Joh.10:12,28,29. We moeten dat duidelijk maken om geen verkeerde
conclusies te maken. Dit Bijbelgedeelte heeft al onze aandacht waard.

Ralph Martin schreef in 1959 het volgende: “Heeft het geen roof geacht is één vertaling van
het sleutelwoord ‘harpagmos’ wat actief vertaald kan worden zoals in Authorised Version (AV) of
in actieve vorm als in Revised Version (RV): ‘rekende het niet als prijs om gelijk te zijn aan God’.
Beide versies zijn taalwetenschappelijk gezien mogelijk. De echte moeilijkheid zit hem echter in de
vraag: Betekent het dat Christus gelijk aan God was, maar dat Hij daar afstand van deed door mens
te worden, óf dat Hij gelijkheid aan God door aanmatiging had kunnen grijpen, maar weigerde dat
te doen en in plaats daarvan zich bij de wil van God aan te sluiten wat incarnatie en sterven aan
een kruis betekende?

Ook hier geldt, wanneer de sleutel van de tekst in de parallel tussen de eerste en laatste
Adam ligt, heeft het laatsgenoemde alternatief de voorkeur; en dit is de algemeen heersende
moderne opvatting. Stauffer is ervan overtuigd dat deze opvatting definitief gesetteld is: ‘De oude
strijd om het woord ‘harpagmos’ is over: gelijkheid aan God is geen res rapta…een positie welke de
voormenselijk Christus had en opgaf, maar het is een res rapienda…een mogelijkheid tot voordeel,
welke hij verwierp.’ Ralph Martin The Epistle of Paul to the Philippians: An Introduction and Com-
mentary, Tyndale Press, 1959, blz 97,98. U begrijpt dat de mensen van de Wachttoren daar zullen
achterstaan, de Logos (later Jezus) is volgens deze uitleg niet gelijk aan God.

In deze lijst, staan aanhalingen van teksten waar het woord ‘harpazo’ (en ‘harpagmos’ is
daarvan afgeleid) wordt gebruikt.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 250

Mattheüs 11:12 in de vertaling van Barclay: “Het was in de dagen van Johannes de Doper dat eer
nieuwe situatie ontstond een situatie die nog steeds bestaat waarin het koninkrijk der hemelen
geweld wordt aangedaan en waarin degenen die het geweld aan doen, grijpen ernaar
(harpazo).”

Mattheüs 12:29 in de vertaling van C.B.Williams: “Of, hoe kan iemand in het huis van een
reusachtige komen en zijn spullen wegvoeren (harpazo), tenzij hij de reusachtige eerst bindt?”

Mattheüs 13:19 in de vertaling van New Revised Standard Version: “Wanneer iemand het woord
van het koninkrijk hoort en het niet begrijpt, komt de slechte en grist weg (harpazo) wat in het
hart is gezaaid”

Johannes 6:15 in de vertaling van New International Version: “Jezus wist dat ze zouden komen en
hem met geweld (harpazo) koning te maken, trol zich weer alleen terug op een berg.”

Johannes 10:12 in de vertaling van Today’s English Version: “Wanneer de huurling, die geen
herder is en geen eigenaar van de schapen is, een wolf ziet komen, laat hij de schapen alleen en
rent weg; zodat de wolf de schapen grijpt (harpazo)en ze verstrooit.”

Johannes 10:28 in de vertaling van Revised English Bible: “Ik geef ze eeuwig leven en ze zullen
nooit vergaan; niemand zal ze ooit uit mijn bezorgdheid wegrukken (harpazo).”

Johannes 10:29 in de vertaling van The Complete Gospels: “Wat mijn Vader me gegeven heeft, is
het grootste van alles, en niemand kan het van de Vader wegrukken (harpazo).”

Handelingen 8:39 in de vertaling van New American Standard Version: “En toen ze uit het water
omhoog kwamen, pakte (harpazo) de Geest van God Filippus weg; en de eunuch zag hem niet
meer.”

Handelingen 23:10 in de vertaling van New American Standard Version. “En toen er een grote
onenigheid ontstond, was de gezagvoerder bang dat ze Paulus in stukken zouden scheuren en
hij gaf de troepen opdracht om erheen te gaan en hem weg te rukken (harpazo) en hem in de
barakken te brengen.”

Judas 23 in de vertaling van R.A.Knox: “Anderen moeten door u uit het vuur getrokken worden
(harpazo) en ze redden.”

Openbaring 12:5 in de vertaling van New American Standard Version: “En zij baarde een zoon, een
mannelijk kind, die de natiën zal wijden met een ijzeren staf; en haar kind werd weggegrist
(harpazo) tot God en tot Zijn troon.”

Het is goed om R. Furuli, de verdediger van de Wachttorenvertaling hier te citeren:


“Wanneer een zelfstandig naamwoord, eindigend op -mos, is afgeleid van een werkwoord, wordt
het een zelfstandig naamwoord dat de activiteit van een werkwoord weergeeft. Daarom betekent
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 251

‘harpagmos’ ‘de activiteit van het grijpen’ afgeleid van ‘harpazo’ (‘grijpen’). Foersters geeft dit als
de enige betekenis van ‘harpagmos’ in de voor-Christelijke geschriften. (W.Foerster, ‘harpagmos’,
Theological Dictionary of the New Testament, blz. 473-474.) Hij vertelt ons echter ook dat naar
mate de tijd vorderde de zin van het woord iets is gewijzigd, namelijk gelijk aan het verwante woord
‘harpagma’ dat “wat gegrepen is” betekent (buit). Deze passieve of statische betekenis is echter
van later tijd. De hiervoor genoemde bron citeert de ‘Homilies of the Church Father Chrysostom’,
uit de vierde eeuw GT als bewijs. Hij kan natuurlijk beïnvloed zijn door de drie-enige gedachten uit
zijn tijd. “Materiaal dat suggereert dat de betekenis iets anders is dan “grijpen” is dun gezaaid en
moderne autoriteiten zijn verdeeld. [R.P.] Martin (Carmen Christi: Philippians 2:5-11 in Recent In-
terpretations and in the Setting of Early Christian Worship. Herziene versie 1983, blz.134) schreef
dat de betekenis “roof” “zo goed als onmogelijk” is in de context van Filippenzen. Veel geleerden
prefereren echter de passieve interpretatie als een “gegrepen iets”, maar vanuit het
lexicografische oogpunt bezien is er een duidelijke voorkeur voor de betekenis als “een grijpen” in
de eerste eeuw GT; volgens Collange (The Epistle of Saint Paul to the Philippians 2:5-11, 1979, blz.
99) “buit” is een “uitzonderlijke interpretatie”“ (Furuli, The Role of Theology and Bias in Bible
Translation: With a Special Look at the New World Translation of Jehovah’s Witnesses, Elihu Books,
1999, blz.263,264, wij onderstrepen). Geeft R. Furuli hier niet schoorvoetend toe: “Veel geleerden
prefereren echter de passieve interpretatie als een “gegrepen iets.” Toch niet omdat het alleen
past in hun drieëenheidsleer? Die mensen kennen ook Grieks en hebben redenen die Furuli
verzwijgt. Je kunt vanuit een woord dat kerkvaders omzeggens niet gebruiken toch geen conclusies
trekken zoals Jehovah’s Getuigen doen.

Arndt en Gingrich (blz.108) geven te kennen dat roof in Phil.2:6 een verkeerde vertaling is
om reden dat de status van het gelijk zijn aan God onmogelijk aan een handeling van roof gelijk
gesteld kan worden. Vergelijk Thayer blz.74 of W. E. Vine deel 3 blz.215 of het commentaar van
Lenski bij deze tekst. Op zichzelf geeft ook de algemene tendens in het Grieks om een actief
substantief te laten eindigen op “-mos” geen aanwijzing voor de vertaling van de WT gezien de
vele uitzonderingen. Zo spreekt men over “bdelugma” of “bdelugmos” (Grieks voor verwoesting)
“phragmos” of “phragma” (Grieks voor hek of afspanning) en zo voort, zonder
betekenisverandering. Dit sprak zo voor zichzelf dat er dan ook geen enkele van de Griekse
kerkvaders “harpagmos” ooit in actieve zin heeft verklaard. Ook de Arianen (de Jehovah’s Getuigen
uit de 4de eeuw) zagen het woord steeds in passieve zin. Ook dat verzwijgt R. Furuli te vernoemen.
En zie ook a.u.b. de commentaren van Baljon / Lightfoot / H. Alford.

De LXX heeft het Grieks “harpagma”, dat volgens deze regel passief zou zijn toch enkele
malen een actieve betekenis (Ps.61:11 / Jes.61:8). A. T. Robertson zegt in Word Pictures, deel 4,
blz.444 dat de enkele voorbeelden uit het klassieke Grieks (Plutarchus e.a.) ons toelaten te
besluiten dat “harpagmos” en “harpagma” gelijk zijn.

Het is echter ook mogelijk om “harpagmos” in actieve zin te lezen maar dan niet in de versie
van Jehovah’s Getuigen. Indien we de roof als een toekomstig goed zien - de verhoging en het
schenken van de naam boven alle naam volgens Phil.2:9 - dan is deze uitleg mogelijk. In deze
betekenis komt het sterven van Christus op de voorgrond, het is geordineerd vóór de grondlegging
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 252

der wereld. Christus wil dit niet weder-rechterlijk aan zich toe-eigenen (roven) maar verwerven
door de daad (Zijn dood) en gehoorzaamheid aan de Vader. De tweede betekenis ziet het woord
in passieve zin. In dit geval heeft men een zin als volgt: “die, alhoewel hij in Gods gedaante bestond,
zijn gelijk zijn aan God niet als een goed (of prijs) beschouwde, maar hij heeft zichzelf ontledigd”
enz. Gezien de context heeft deze vertaling een veel betere betekenis dan de voorgaande uitleg.
Paulus spreekt hier over de geestesgesteldheid van Christus die wij als christenen moeten volgen.
Namelijk dat zelfs indien we een bepaalde positie hebben in de wereld of de christelijke gemeente
onze gesteldheid deze van een dienaar moet zijn, ook indien we ons dienen te ontledigen van die
positie. Dit is een beginsel op verscheidene plaatsen beschreven in de Bijbel (vb. Gal.5:13). (Deze
uitleg wordt gegeven door alle grote Griekse en Latijnse Kerkvaders.)

Een van de belangrijkste studies in dit verband is van de hand van J. Carmignac. Langs
lexicografische weg komt hij tot de conclusie dat het negatieve moet gebonden worden aan het
naamwoord en niet met het werkwoord. Het negatieve “niet” (oukh) gaat met “roof” (harpagmon)
en NIET met “heeft geacht” (hègèsato). De betekenis is dan: “Hij dacht het Gode gelijk zijn een
niet roven te zijn” nl. het was zijn onbetwist recht. (Zie, ‘L’importance de la place d’une négation
(Phil.2:6)’ in NTS / janvier 1972, blz.131-166).

De derde betekenis van “harpagmos” is vrij recent. Deze was in 1915 gegeven door de
exegeet P. Florrensky van de Grieks Orthodoxe kerk. Bekendheid heeft deze uitleg gekregen in
1966 door de Deense taalgeleerde L. Hammerich. Het was aan beide personen namelijk opgevallen
dat het werkwoord waaruit “harpagmos” is afgeleid (harpazoo) in verscheidene Bijbelteksten
alleen maar vertaald kan worden als “wegrukken” (Hand.8:39 / 23:10 / 2 Cor.12:2-4 / 1 Thes.4:17
/ Opb.12:5).

Hieruit afgeleid zou “harpagmos” de betekenis krijgen van “weggerukt zijn”. De


Nederlandse vertaling zou volgens Hammerich zelf dan zijn: “Laat die gezindheid in u zijn, welke
ook in Christus Jezus was, zolang hij in Gods vorm was, achtte hij het Gode gelijk zijn niet als een
weggerukt zijn, maar hij zelf vernederde zich (...).” De bedoeling van de tekst is dan dat Christus
niet naar de hemel moest weggerukt worden om bij God te zijn want Hij was zelf met God in de
gedaante Gods. Dat de uitleg van de WT, fout is, spreekt voor zichzelf. Die is in strijd met de context
en de leer over Christus in de rest van de Schrift. Maar of de tweede of derde uitleg de juiste is
laten we in het midden. Beiden zijn begrijpelijk en doen recht aan datgene wat Paulus ons heeft te
zeggen.

4.8 AAN GOD GELIJK

De Griekse uitdrukking “to einai isa Theo” wat men vertaald als “aan God gelijk zijn” heeft
niets te maken, zoals de WT denkt, met de essentie of natuur van God. Dat was beschreven in de
“morphè” van God. Het woord “gelijk” wijst al in deze richting. Het adjectief (bijvoeglijk
naamwoord) staat in deze tekst in de neutrale meervoudsvorm (“isa”). Waar de natuur van God
beschreven wordt gebruikt de Griekse tekst “isos” zoals in Joh.5:18 “maar ook zei dat God Zijn
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 253

eigen Vader was, en daarmee Zichzelf aan God gelijkmaakte.” De Logos is volledig God, de mens
Jezus is volledig mens en tegelijkertijd God. Daarom dan ook het begrip “isa” verderop.

Laten we hierbij niet vergeten dat Joh.5:18 de woorden zijn van Johannes en niet van de
Joden zelf. Het is Johannes die zegt dat Christus aan God gelijk is (Zie verder naar vers 23). En de
TDNT merkt hierbij op: “gelijkheid in waardigheid, wil en natuur” (deel 3 blz.353). M.a.w. Christus
is gelijk in rang of toestand aan de Vader, beiden Schepper, beiden Koning enz. Raar is het ook dat
Jehovah’s Getuigen bij de bespreking van dit vers altijd stoppen waar het belangrijk wordt. In het
vers 19 staat namelijk: “Jezus dan antwoordde en zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: de
Zoon kan niets van zichzelf doen, tenzij Hij de Vader dat ziet doen; want zo wat Hij doet, dat doet
ook de Zoon desgelijks” (Statenvertaling versie 1977). Johannes 5:19 in de HSV: “19 Jezus dan
antwoordde en zei tegen hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: De Zoon kan niets van Zichzelf doen,
als Hij dat niet de Vader ziet doen, want al wat Deze doet, dat doet ook de Zoon op dezelfde
wijze.” Stel je eens voor dat Christus niet gelijk is aan de Vader, dan zijn dit woorden van een ketter
en grootspreker. Naar zulke mensen hoef je niet te luisteren. Later wanneer Jezus voor Pilatus
staat, beschuldigen de aanwezige Joden de Heer ervan: “zichzelf Gods Zoon gemaakt” te hebben
en dat kan niet volgens hun wet (Joh. 19:7, wij onderstrepen). Over Joh.5:18 heeft John Gill een
zeer mooi commentaar en zie ook Calvijn, Institutie, I, 13. Christus is de “eigen Zoon” van de Vader
volgens Romeinen 8:32. Zo is er maar één!

Het gelijk aan God zijn in Phil.2:6 heeft daarom te maken met de manifestatie of staat van
God. De beste Bijbelse illustratie hiervoor is wel 2 Cor.8:9 waar beschreven staat dat de Christus
rijk was in zijn vóórbestaan maar arm is geworden om onzentwil. En rijk of arm zijn veranderd niets
aan de essentie van Christus of God. Het is een toestand die het God-Zijn in zijn wezen of natuur
niet aantast. (Zie o.a. naar Thayer blz.307 / Arndt & Gingrich blz.381 / W. E. Vine deel 2 blz.32.)

J.J. Müller merkt daarom op dat in het begrip “morphè theou” het bestaanswezen van God
beschreven ligt maar in “to einai isa Theou” de bestaans- of existentiewijze (blz.100,101) E.H.
Gifford, door Müller aangehaald spreekt over de verschijningsvormen van het Goddelijk wezen,
waarbij we dan moeten denken aan “epiphaniën” vóór de menswording.

Gezien vanaf Phil.2:6 een citaat bij dit gedeelte van Dr. Edward Dalcour, Greenwich School
of Theology (London, England). Titel: The Preexistence of the Son and Oneness Theology op
https://christiandefense.org/oneness/monogenes-the-preexistence-of-the-son/ Hier staat een
rijkdom aan teksten tegen de unitaristen verzameld en is zeker aanbevolen.

“Laten we eerst ingaan op Paulus’ s duidelijke presentatie van de godheid van de Zoon.
Ongetwijfeld was het bewustzijn van Paulus zo gefixeerd op de godheid van Christus dat hij dit
impliciet en expliciet beweerde in vrijwel al zijn brieven (bijv. Rom. 1:3-4; 9:5; 1 Kor. 2:8; 2 Kor. 8:9;
Gal. 4:4; Ef. 5:5; Fil. 2:5-11; Kol. 2:9; 2 Thessalonicenzen 1:12; 1 Tim. 3:16; Titus 2: 13). In vers 6
gebruikt Paulus zeer specifieke termen om zijn betoog grote kracht bij te zetten, waarin hij duidelijk
beweert dat Jezus altijd bestond als God: “Wie hoewel Hij bestond [huparchōn] in de vorm van God
[morphē theou]” (cursivering toegevoegd). Het woord dat vertaald is met “bestond” is huparchōn,
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 254

wat het onvoltooid deelwoord is van huparchō. Het deelwoord duidt hier op een continu bestaan
of een staat van voortdurend bestaan (Thayer, 1996: 638; Bauer, 2000: 1029).

Vandaar dat Jezus, de Zoon van God (vgl. 1:2; 2:9, 11), op een bepaald moment niet de ware vorm
of aard van God werd, maar dat Hij altijd als God bestond, net zoals Paulus beslist uitgedrukt. Het
woord dat vertaald is met “vorm” (NASB) of “natuur” (NIV) is morphē. Dit woord geeft de specifieke
eigenschappen of essentiële kenmerken van iets aan. Hier duidt het op “de uitdrukking van
goddelijkheid in de reeds bestaande Christus” (Bauer, 2000: 659). Het drukt uit wat intrinsiek en
essentieel is voor het ding. Hier betekent het dus dat onze Heer in Zijn pre-incarnatie staat
essentiële godheid bezat (Ryrie, 1986: 261). Warfield (1988: 177) drukt duidelijk zijn semantische
kracht uit:
Paulus zegt niet eenvoudig: “Hij was God.” Hij zegt: “Hij was in de vorm van God, waarbij hij een
manier van spreken gebruikt die de nadruk legt op het bezit van de specifieke eigenschap van God
door onze Heer. “Vorm” is een term die de som uitdrukt van die kenmerkende eigenschappen die
een ding precies maken wat het is... En “de vorm van God” is de som van de kenmerken die het
wezen dat we “God” noemen specifiek maken God, in plaats van een ander wezen - bijvoorbeeld
een engel of een man. Wanneer van onze Heer wordt gezegd dat hij in “de gestalte van God” is,
wordt daarom op de meest uitgedrukte manier verklaard dat hij alles is wat God is, dat hij alle
eigenschappen bezit die God tot God maken.”

4.9 ONTLEDIGD VAN WAT?

De WT is er positief van overtuigd dat de ontleding van Christus wil betekenen: het
ophouden van de “morphè” van God waarin Hij bestond. We hebben er op gewezen dat indien dit
het geval is men aan het woord “bestaan” (het Grieks begrip “huparchoon”) een betekenis geeft
die onwetenschappelijk is. Verder zou het volgens deze uitlegging niet meer mogelijk zijn dat
Christus spreekt over zijn vóórbestaan.

De lexicograaf Bauer zegt over het Grieks kenooo: 1. ‘Er entaüßerte sich selbst. Berauben,
entbloßen, entleeren.’ Wanneer we het Grieks werkwoord “kenooo” (ontledigen, leeg maken enz.)
nagaan zien we dat er nog vier andere teksten zijn in het NT waar het begrip gebruikt is. In de
meeste gevallen heeft het te maken met een slecht of verkeerd iets. Hier zijn ze:
Rom.4:14 SV77: “Want indien zij, die uit de wet zijn, erfgenamen zijn, zo is het geloof ijdel
geworden, en de beloftenis te niet gedaan.”
1 Cor.1:17 SV77: “Want als ik dat vrijwillig doe, heb ik recht op loon, maar als ik het onwillig doe,
is het beheer van het Evangelie mij toch toevertrouwd.”
1 Cor.9:15 HSV: “Maar ik heb geen van deze dingen gebruikt. En ik heb dit niet geschreven, opdat
het alzo aan mij geschieden zou; want het ware mij beter te sterven, dan dat iemand deze mijn
roem zou ijdel maken.”
2 Cor.9:3 HSV: “Maar ik heb de broeders gestuurd, opdat onze roem over u in dit opzicht niet
zonder inhoud zou blijken, opdat u – zoals ik zei – gereed bent.”
Let erop: het woord is altijd gebruikt in een metaforische betekenis en nooit letterlijk. In géén geval
is het zoals men het soms beschrijft, het ledigen van de inhoud zoals van een fles. J. J. Müller zegt
het woord te gebruiken bij gebrek aan een beter woord.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 255

Het spreekt voor zichzelf dat dit negatieve aspect niet het geval is met de ontlediging van
Christus. IN ZIJN SLECHTE BETEKENIS HEEFT “KENOOO” OOK NIETS TE MAKEN MET HET
OPHOUDEN OF VERNIETIGD WORDEN VAN DATGENE WAAROVER SPRAKE IS. Zo spreekt Rom.4:14
over het leeg gemaakt zijn van geloof en 1 Cor.1:17 van ontledigen van het kruis. Dat we het kruis
(symbolische taal voor het offer van Christus) niet kunnen doen ophouden spreekt voor zichzelf.
De NWV vertaalt Rom.4:14 daarom ook zelf als het “nutteloos” gemaakt worden van geloof.
Ontledigen wil dus zoveel zeggen als het laten ophouden van een functie van iets/iemand. Het
impliceert niet het compleet vernietigd worden van datgene waarover sprake is. Zo ook is de
“gedaante Gods” wanneer Christus, zichzelf ontledigde niet vernietigd, alleen maar functioneel
opgehouden werkzaam te zijn. Het is niet de morphè of gedaante Gods die ontledigd is maar de
“einai isa theo” = het gelijk zijn aan God. Anders gezegd, met de menswording bestaat “de
gedaante God” van de Logos nog, allen functioneert ze niet in het lichaam van Jezus.

Op wat kwam dit neer in de praktijk? Een eerste mogelijke uitleg vinden we in Joh.17:5 waar
de Heer spreekt over de heerlijkheid die Hij had met zijn Vader. Het Griekse “doxa” (heerlijkheid,
majesteit, glans, pracht enz.) vinden we echter ook wanneer er sprake is van het werk van Christus
in zijn slaafgedaante. (Zie o.a. Joh.2:11 / 11:4,40 / 12:28-33 / 13:31.) We moeten het dus zo stellen
dat er een heerlijkheid is voor de aardse missie van Christus. De hemelse heeft Hij afgelegd bij het
aannemen van zijn mensheid (Mat.16:27 / Luc.9:32). De “doxa” waarover Joh.17:5 spreekt is
daarom niet de gedaante Gods (morphè) die Christus ontbreekt, maar de “heerlijkheid” als
godheid. Dát heeft Christus bij zijn menswording afgelegd, niet zijn godheid. Zie o.a. Greydanus,
‘Brief van den Apostel Paulus aan de Phillipensen’, Korte verklaring, blz.50 en Ridderbos,
‘Romeinen’, commentaar op het NT, blz.25. In dat gebeuren gaat het om de “zelfverloochening”
van de Logos. Het zal de zelfverruiming zijn van de Logos in tijd en ruimte, mens-zijn.

Albert Barnes zegt in zijn commentaar hierover: “Het kan niet betekenen dat hij zich
letterlijk ontdaan heeft van zijn goddelijke natuur en volmaaktheden, want zoiets is onmogelijk. Hij
kon niet ophouden om almachtig te zijn en allerheiligst, waarachtig en goed.” Dit is ook de
gedachte van Heb.13:8, Christus is gisteren, heden en tot in alle eeuwigheden dezelfde. Dit is ook
het standpunt van vele Amerikaanse theologen waaronder A.T. Robertson in zijn ‘Word Pictures in
the NT’, deel 4, blz.444 en L. Berkhof, ‘Systematic Theology’, blz.328, Contra o.a. Thomasius, Gore
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 256

en zo veel anderen. Het commentaar van enkele anti-trinitariërs is dat “gisteren” in Heb.13:8
slechts betrekking heeft op de periode van de aartsvaders en Israëls verblijf in het beloofde land.
Maar dat is uit die tekst niet te bewijzen, want de context (vers 7) spreekt over de tijd van de
gemeente. Heb.13:8 is een uitroep om aan te geven dat er bij Christus géén ommekeer is van Zijn
wezenlijke eigenschappen. Die zijn zoals Hijzelf eeuwig dezelfde.

Als tegenargument van Joh.17:5 zeggen Jehovah’s Getuigen dat de heerlijkheid die Christus
had hem gegeven is “door” de Vader. Hier staat in de Griekse tekst echter niet “dia” = “door” maar
“para” in de datief dat alleen als “met” vertaald mag worden. (Vb. Thayer, blz.477 / A. T.
Robertson, blz.612-616) “Para” met een nadere beschrijving van een persoon zoals hier en
Joh.1:40 / 4:40 / 8:38 / 14:17,23,25 geeft altijd te kennen dat er een zeer nauwe betrekking is
tussen beide.

Een tweede uitleg is deze die de ontlediging als een passieve en metaforische uitdrukking
ziet. In dit geval wil Paulus zeggen dat Christus door zijn vrijwillig aannemen van de slaafgedaante
niet in zichzelf of voor zichzelf zijn goddelijke hoedanigheden wil gebruiken. Dat alles omdat hij als
volledig mens wou zijn voor zichzelf. Dat natuurlijk niet uitsluit dat Zijn goddelijke eigenschappen
niet voor anderen gebruikt konden worden; vb. vergeven van zonden, wonderen verrichten, enz.
(Contra Gore, Du Plessis enz.) Vanaf dat ogenblik kan de Heer dan ook zeggen: “want Ik zoek niet
Mijn wil, maar de wil van de Vader, Die Mij gezonden heeft.” (Joh.5:30 vergelijk 5:19 / 14:24).
Zijn hemelse rijkdom en heerlijkheid geeft Hij op om onder de mensen te wonen en als mens voor
onze zonden te sterven. De ontlediging is het opgeven van het gebruik van Zijn goddelijke
eigenschappen maar niet van het bezit ervan. (Zie DNTT, deel 1, blz.546-549.)

Een derde uitleg, nog steeds in volledige samenspraak met “huparchoon” zoals we het
verklaard hebben, beschrijft K. Dijk als volgt: “Wel bleef Hij God. Alleen deed Hij niet uitblinken, wat
Hij was. Hij trok en hield de openbaring van zijn goddelijke heerlijkheid in, en dat deed Hij door een
omhulling over die heerlijkheid te trekken. Deze omhulling is de gestalte van een dienstknecht.
Christus kwam in slavengedaante. Hij werd vlees” (‘Christelijke Encyclopedie’, deel 4, 2de uitgave
1959, Kok, blz.192,). In dit geval heeft de Christus beide de gedaante Gods en het gelijk zijn aan
God behouden bij de menswording. De “kenose” (ontlediging) is dan een verberging van de
godheid in mensengedaante. Dit laatste is de Gereformeerde uitleg, de eerste de Lutherse.

4.10 WAARACHTIG MENS

Paulus omschrijft de slaaftoestand van Christus in Phil.2:8 als een zich bevinden: “En in
gedaante als een mens bevonden” (HSV) “in de hoedanigheid van een mens” (NBG) (Grieks = en
homoioomati antroopoon genomenos). Het Griekse “homoiooma” is een betekenisvol woord en
vertaald als gelijkenis, vorm, verschijning enz. Nu heeft dit woord in vele gevallen de betekenis van
uiterlijke gelijkenis. Opb.9:7 spreekt van schorpioenen die gelijken op paarden. Indien Paulus het
woord in deze betekenis gebruikt denkt hij voorzeker aan de gelijkenis van de Logos met mensen
maar met zijn vóórbestaan op de eerste plaats.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 257

Maar “homoiooma” heeft vele malen de betekenis van gelijkenis op dezelfde manier of
wijze. Of anders gezegd: “morphè doulou” = innerlijke mensheid.
“en homoioomati anthroopoos” = uiterlijke mensheid.
Dit past ook beter in het betoog van Paulus. Christus is niet zomaar een god in mensengedaante
zoals in de klassieke mythen (volgens Hand.14:11). De mensheid van Christus is even reëel als Zijn
godheid. Daarom schrijft Paulus aan de gemeente in Rome dat: “dat heeft God gedaan: Hij heeft
Zijn eigen Zoon gezonden in een gedaante gelijk aan het zondige vlees” (Rom.8:3 HSV). In Gal.4:4
HSV zegt hij: “zond God Zijn Zoon uit, geboren uit een vrouw” Nog duidelijker staat in Hebreeën
over Zijn “deel hebben aan bloed en vlees” (Heb.2:14 NBG), en is er gesproken over “de dagen
van zijn vlees” (Heb.5:7 NBG). Dat mens-zijn wil zeggen; alle kwaliteiten van een mens zijn
aanwezig. Daarom ook de vele uitdrukkingen: Zoon des mensen, zoon van David, uit Juda
gesproten enz. De Schrift spreekt ook over de Christus als; etende (Mat.11:19 / Luc.11:37),
hongerig (Marc.11:12), slapende (Marc.4:38). Daarom is Hij echter niet alleen maar mens. Eén zaak
is duidelijk, als mens is en blijft Christus, de Heilige en Zondeloze. Dit zijn eigenschappen die alleen
van God gezegd worden (Opb.3:7 / 2 Cor.5:21 / Heb.4:15 / Joh.6:69). (Vergelijk DNTT, deel 2,
blz.503-505.) Die zijn niet afgelegd in de incarnatie. Het uiteindelijk doel van God is dat Zijn Zoon
sterft aan het kruis en daarom moet de Logos echt mens zijn. Gehoorzaamheid ligt hier ingeweven
als een verborgen iets, het is een sterven dat aan de grondslag ligt van de incarnatie.

Het is ook van de Christus als Middelaar dat Paulus spreekt wanneer hij in 1 Cor.11:3 schrijft
dat God het hoofd van Christus is. De Logos heeft een “actieve” vernedering ondergaan door mens
te worden. Hij was “actief” gelijk aan God maar wil dat niet blijven vasthouden. Doet Hij dat niet,
dan is er géén verlossing mogelijk. Het is voor ons dat Hij het doet en is op die wijze ook een
voorbeeld voor al Zijn volgelingen. In dat lijden aan het kruis heeft Jezus “vreugde”, het straalt de
wil uit van de Vader. In die dood schenkt God Zijn liefde. We kunnen dit begrijpen vanuit de
gedachte in deze tekst, 1 Cor.11:3, dat de man hoofd is van de vrouw. In zeker opzicht is dit juist
maar Gal.3:28 zegt ook dat er geen onderscheid van man of vrouw is voor dezen die in Christus
zijn. Man en vrouw zijn beiden Mens. De Vader en de Zoon zijn beiden God. De vrouw is
ondergeschikt aan de man. Christus is van het tijdstip der ontlediging af ondergeschikt aan de
Vader. Of Christus na de verzoening en de overgave van het Koninkrijk aan de Vader nog steeds
ondergeschikt is aan de Vader, maakt het NT naar onze mening niet duidelijk. Er is wel één en
ander over dat onderwerp geschreven.

Schematische voorstelling van de subordinatie van Christus

(teksten onderaan)
KRUIS
HEMELVAART
Eeuwigheid INCARNATIE
1 ↔ 2 3 4 5 ↔6 Eeuwigheid

Eeuwigheid ↔ ↔ Eeuwigheid
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 258

GELIJK IN MACHT ↔ONDERGESCHIKT

1°) Johannes 1:3 “en zonder dit (Woord) is geen ding geworden dat geworden is”
Colossenzen 1:16 “want in Hem zijn alle dingen geschapen (…) alle dingen zijn door Hem
en tot Hem geschapen”
Hebreeën 1:8-10 “maar van de Zoon: Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid en de scepter
der rechtmatigheid is de scepter van zijn koningschap. Gerechtigheid
hebt Gij liefgehad en ongerechtigheid hebt Gij gehaat; daarom heeft U,
o God, uw God met vreugdeolie gezalfd boven uw deelgenoten. Gij He-
re, hebt in den beginne de aarde gegrondvest”
2°) Philippenzen 2:6 “die in de gestalte Gods zijnde”
3°) Johannes 14:28 “de Vader is meer dan ik”
4°) Johannes 20:17 “Ik vaar op (…) naar mijn God en uw God”
5°) 1 Corinthiërs 11:3 “het hoofd van Christus is God”
6°) 1 Corinthiërs 15:28 “wanneer alles Hem onderworpen is , zal ook de Zoon zelf zich on-
derwerpen, die Hem alles onderworpen heeft”

De Griekse tekst van Phil.2:8 is in dit alles zeer duidelijk. De werkwoorden, bevonden,
vernederd en geworden staan in de aoristusvorm, wat wil zeggen dat deze handelingen een begin
hebben gehad. Het is een contrast met het “bestaan” van vers 6. Ook in Heb.5:8 is de aoristus
gebruikt wanneer gezegd wordt dat Christus de gehoorzaamheid geleerd heeft. Er zijn een ganse
reeks Bijbelteksten die laten doorschemeren dat de Christus tijdens Zijn aards bestaan
ondergeschikt is aan de Vader. Dat zijn de volgende; Mat.7:21-23 / Mat.10:32 / Mat.20:23 /
Mat.24:36 / Mat.26:52 / Luc.22:29 / Luc.23:46 / Joh.3.31-33 / 5:26 / 5:36-38 / 5:37 / 6:27 / 6:43(?)
/ 7:16 / 7:28 / 8:26 / Joh:12:49. Dat Christus de kentekens had van een mens is ook duidelijk;
honger (Mat.4:2), liefde (Mat.9:36), moeheid (Joh.4:6), droefheid (Joh.11:35), dorst (Joh.19:28) en
ook verzoekingen (Heb.4:15). Om een totaalbeeld te hebben van de Christus moet je natuurlijk ook
weten dat er evenveel teksten zijn die Hem op gelijke voet zetten met Zijn Vader.

Citaat uit De Wachttoren 2009, 15/7, blz.4.

“10 „In hem woont de gehele volheid van de goddelijke hoedanigheid lichamelijk” (Kol. 1:19; 2:9).
Doordat Jezus onmetelijk lang bij zijn hemelse Vader is geweest, kent hij de persoonlijkheid en wil
van God beter dan wie maar ook. Zijn hele aardse bediening lang heeft Jezus anderen geleerd wat
zijn Vader hem had geleerd en heeft hij in zijn daden de eigenschappen weerspiegeld die zijn Vader
hem had bijgebracht. Daarom kon Jezus zeggen: „Wie mij heeft gezien, heeft ook de Vader gezien”
(Joh. 14:9). Alle wijsheid en kennis van God, en we kunnen Jehovah op geen betere manier leren
kennen dan door zorgvuldig zo veel mogelijk over Jezus te leren.” Waarom dit citaat nog? Om u
mee te geven dat de Wachttoren wel met data van een Bijbeltekst rare sprongen maakt. Want als
Jezus, in Zichzelf als Hij mens is “Alle wijsheid en kennis van God” heeft dan is Hij méér dan en
gewoon mens. Als Hij niet Zelf God is kan Hij toch al die “wijsheid en kennis van God” in bezitting
hebben. Daarom ook naar de rol gekeken van het moment van de bevruchting van Maria!
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 259

4.11 DE ROL VAN MARIA

Jehovah’s Getuigen redeneren dat Maria, de moeder van de menselijke Jezus, een eicel uit
haar eigen lichaam heeft afgestaan om na bevruchting van de Logos (gereduceerd tot
spermalichaam) de menselijke Jezus voort te brengen.

Men gaat zelfs zover in hun publicatie ‘Aid to bible understanding’ blz.90 te beweren dat:
“daarom het geboren kind gelijkenis vertoonde met zijn Joodse moeder in enkele lichamelijke
trekken.” En in ‘Inzicht in de Schrift’ deel 1, blz.1275 staat: “Aangezien er een werkelijke
ontvangenis of conceptie plaatsvond, moet Jehovah God ervoor gezorgd hebben dat er een eicel
in Maria”s schoot werd bevrucht. Dit werd bereikt doordat hij het leven van zijn eerstgeboren
Zoon vanuit het geestenrijk naar de aarde overbracht (Ga 4:4). Alleen op die wijze kon het kind
dat ten slotte werd geboren, de identiteit behouden van dezelfde persoon die in de hemel had
gewoond als het Woord, en alleen op die wijze kon hij een werkelijke zoon van Maria zijn en dus
een echte nakomeling van haar voorvaders Abraham, Isaäk, Jakob, Juda en koning David en de
wettige erfgenaam van de goddelijke beloften die aan hen waren gedaan (…) Het is dan ook aan
te nemen dat het kind dat werd geboren, bepaalde fysieke kenmerken had waardoor het op zijn
Joodse moeder leek” (wij onderstrepen).
Dat de geloofsbelijdenis van Athanasius zegt dat de Logos als mens geboren is uit de “substantie”
= “schoot” van Zijn moeder wil wel wat anders zeggen. (Vergelijk Augsburg Confessie artikel 3 /
Engelse Confessie artikel 2 / Westminster Confessie 8:2 / Heidelberger vraag 35).

Het is zo dat sommige christenen van evangelische grondslag denken in deze aard. (In: ‘The
Virgin birth and the Incarnation’, A.C. Custance, Doorway Papers n°15, 1969). Anderen denken dat
de Adamitische zonde zou overgebracht worden door een virus of genetische afwijking van het
sperma. (Zie ‘Faith and Thought’, Journal of the Victoria Institute, vol.95 n° 3, Spring 1967, blz.19-
29.) Melchior Hoffmann één der grote figuren uit het Anabaptisme van de 16e eeuw leerde dat het
Adamsvlees verdoemd is en dat om deze reden het menselijke lichaam van de Logos bij de
incarnatie door een speciale scheppingsdaad van God voortgebracht is. Wat van dit alles waar is
blijft hypothese wat voor ons persoonlijk altijd nog een geleerde term is voor gissing. Voor onszelf
hebben we het ook niet nodig dit punt te begrijpen. We kunnen de moeder des Heren hierover zelf
niet navragen en voorzeker wist ze het “hoe” van de zaak ook niet. Indien we zonder vooroordelen
willen zijn op dit punt is het wel het beste aan te nemen dat God dit niet heeft geopenbaard en
mysterie is (Deut.29:29).

Een overdreven nieuwsgierigheid naar de biologische verklaring van de incarnatie zou ons
allicht het wonder van dit alles laten vergeten. De WT is duidelijk verkeerd in deze zaak omdat voor
hen er slechts een mens gebaard wordt. Het kind dat Maria gebaard heeft bezit titels als:
Wonderbaar Raadgever, Sterke God, Eeuwige Vader en Vredevorst (Jes.9:5,6). Op zichzelf geeft dit
al de doodsteek aan de WT-leer. Wanneer we het Bijbelverslag nagaan zijn er in dit verband nog
twee belangrijke punten waarop gewezen moet worden. In de eerste plaats de maagdelijke
ontvangenis van de Heer in de schoot van Maria. Ze geeft te kennen aan de engel Gabriël géén
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 260

gemeenschap te hebben met een man (Luc.1:34). Wat uit haar geboren zal worden is daarom de
vervulling van de profetie van Jesaja, een maagd die zwanger zal worden en een zoon baren.

Het tweede punt is de rol van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest in dit gebeuren. In
verband met de Zoon zegt Phil.2:7 dat deze zichzelf vrijwillig ontledigd heeft van zijn goddelijke
heerlijkheid om de gedaante van een slaaf aan te nemen. Met betrekking tot de Vader is gezegd
dat het kind dat Maria zal baren is: Zoon des Allerhoogsten, en Zoon van God (Luc.1:32,35). De rol
van de Geest is moeilijker te bepalen. De persoonlijkheid van de Geest, door Jehovah’s Getuigen
niet aangenomen bespreken we in hoofdstuk 11. We moeten hier echter omwille van het
argument aannemen dat de Heilige Geest (met hoofdletter), een persoon is en de heilige Geest
(heilige met een kleine letter) de kracht van God. Er zijn exegeten die beweren dat de heilige Geest
ter sprake is wanneer gezegd wordt dat Maria zal overschaduwd worden door Heilige Geest. (Zie
o.a. het commentaar van J. Keulers bij Mat.1:18,20 en Luc.1:35). Anderen zijn de overtuiging
toegedaan dat dit alleen de persoon van de Heilige Geest kan zijn omwille van het Griekse “ek” dat
voorafgaat aan de uitdrukking. Dit “uit” de Heilige Geest moet op oorsprong wijzen. (Zie o.a.
Grosheide, ‘Commentaar op het Nieuwe Testament’, Mattheüs 1:18,20). Beter is echter nog de
samenvoeging van deze twee verklaringen, de heilige Geest (als kracht) van de Heilige Geest
(persoon) heeft in Maria de Zoon verwekt. Zo ook werden op het Pinkstergebeuren de discipelen
vervuld van de heilige geest (kracht) door de Geest (persoon) (Hand.2:4). Zo gezien is het ganse
gebeuren van de menswording het werk van Vader, Zoon en Heilige Geest. (Zie ook naar H. Bavinck,
Dogmatiek deel 3, blz.254-281.)

4.12 INCARNATIE-BETEKENIS

1 Timotheüs, hoofdstuk: 3
Vers Statenvertaling Luthervertaling Leidsche vertaling

16 En buiten allen twijfel, En ontegensprekelijk groot En groot is


de verborgenheid der is de geheimenis der ontegenzeglijk het
godzaligheid is groot: godzaligheid: [God] die is heilsgeheim der
God is geopenbaard in geopenbaard in het vlees, vroomheid: hij die
het vlees, is gerechtvaardigd in den verschenen is in het
gerechtvaardigd in den Geest, verschenen den vlees, gerechtvaardigd
Geest, is gezien van de Engelen, gepredikt den door den Geest,
engelen, is gepredikt heidenen, geloofd in de gezien door de
onder de heidenen, is wereld, opgenomen in de engelen, gepredikt
geloofd in de wereld, is heerlijkheid. onder de heidenen,
opgenomen in gelovig in de wereld
heerlijkheid. aangenomen,
opgenomen in
heerlijkheid
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 261

De definitie die de WT geeft aan het begrip incarnatie is de volgende: “Incarneren is een
zich bekleden, of de toestand van bekleed zijn met vlees: het aannemen of gemanifesteerd
worden in een vleselijk lichaam. Wanneer er in de Schrift sprake is dat engelen aan de op aarde
vertoevende mensen verschijnen, verkeren ze in deze toestand” (‘Vergewist u van alles’, blz.182
uitgave 1958).

Vanuit deze definitie van de Wachttoren, dan zou betekenen dat de “avatars” uit de Hindu
religie en de “metamorphosen” der Grieken incarnaties zijn. Maar dit is het niet. Zie de dogmatica
van Strong, Martensen, Hodge en Liddons Bampton Lectures. Jehovah’s Getuigen schrijven verder
in ‘Wat heeft religie voor de mensheid gedaan’ (Nederlandse versie blz.226) dat toen de engel
Gabriël de geboorte aankondigde van Jezus hij een incarnatie was: “Maar dit was niet het geval
met Gods eniggeboren Zoon.” Dus Jezus is voor de Wachtoren-volgelingen géén incarnatie, dat
even onthouden! Ze leren dat Jezus géén “geest/mens hybride” is = volgens hun eigen uitleg!
Woorden kunnen dus verschillen in betekenis/inhoud als we het in andere talen weergeven.

Indien wij volgens de WT redeneren dan zou de Logos vóór zijn menselijke geboorte zich
verscheidene malen geïncarneerd hebben als de engel van YaHWeH. Later ná zijn opstanding zou
Hij zich geïncarneerd hebben bij de verschijningen aan zijn discipelen. (Zie hoofdstuk acht
hierover). Jehovah’s Getuigen hebben echter een verkeerde definitie van “incarnatie.” Het woord
op zichzelf (of het werkwoord) vinden we niet in de Schrift. Maar de gedachte staat wel in 1 Tim.
3:16, waar we lezen: “Hij werd openbaar gemaakt in het vlees.” Het zinsdeel; “in het vlees” heeft
als Griekse tekst “en sarki” en in de Latijnse Vulgaat “in carne”. En zo heeft men van “in carne”
het woord “incarnatie” gevormd want Joh.1:14 spreekt over “vlees geworden”. Niet alleen in 1
Tim.3:16 is de incarnatie een “manifestatie” genoemd, ook 1 Pet.1:20 / 1 Joh.3:5,8 gebruiken het
woord in dezelfde betekenis. Verder is dit ook nog weergegeven door het Griekse “epiphaneia”
(vertaald als verschijning) in 2 Tim.1:10 / Titus 3:4. In Rom.8:3 wordt de incarnatie beschreven als:
“God heeft, door zijn eigen zoon te zenden in een vlees, aan dat der zonde gelijk, en wel om de
zonde.” Er staat niet gewoonweg: “in zondig vlees” want de Christus is zonder zonde vanaf de
geboorte. Er staat ook niet: “in gelijkenis van vlees” omdat de mensheid van Christus een
waarachtige mensheid is. Christus was in alle opzichten zoals andere mensen, de zondigheid
uitgezonderd (Joh.8:46 / 14:30 / Hand.3:14 / Heb.4:15 / 7:26).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 262

Reeds de oudste kerkvaders spraken over Christus als; “de geïncarneerde God” en “God
gemanifesteerd als mens.” (Bijvoorbeeld, Ignatius van Antiochië die stierf rond 115 na Chr. in zijn
brieven aan de Epheziërs en aan de Smyrnianen.) Zoiets dat engelen “in vlees” waren bij hun
verschijnen wordt nooit gezegd. De term incarnatie is niet een algemene term voor het verschijnen
van engelen maar een zuiver christologische term. CHRISTUS IS EEN INCARNATIE,
gematerialiseerde engelen zijn geesten die tijdelijk een vleselijk lichaam aannemen. Het verschil
van het lichaam van Christus en dit van gematerialiseerde engelenlichamen gaat ook verder. Het
lichaam van de Heer was reëel van “vlees en bloed” zoals andere mensenkinderen (Heb.2:12).
Engelen hebben “vlees” van een soort dat wij niet zomaar kunnen definiëren (volgens Lucas 24:39
/ verder uitgewerkt in hoofdstuk acht).

Citaat uit Dächsel Karl August, Commentaar op Johannes 1:14.

“Ieder woord in de korte uitspraak bevat een gedachte; zij wijst ons naar boven en naar beneden,
naar de hemel en het verborgen wezen van God, op de aarde naar de mensheid en, wat nog
wonderbaarder is, zij sluit beide, wat toch zo ver van elkaar gescheiden is, tezamen; met een “en”
verbindt zij beide “en het woord is vlees geworden. “

God bij God is Hij geweest, onze gelijke is Hij geworden; deze is de tegenstelling, die echter niet in
de eerste plaats op het wezen, maar op de gedaante van het zijn betrekking heeft; van de ene,
waarvan Hij in de andere overging.

Omdat Hij werd wat Hij vroeger niet was, is de vleeswording de aanneming van een ander wezen,
waardoor nu uit de zuiver goddelijke Logospersoon, wiens specifieke natuur daarbij onveranderd
bleef, ten behoeve van de volbrenging van het verlossingswerk een lichamelijk reële
persoonlijkheid, d. i. de godmenselijke persoon Jezus Christus werd (1 Johannes 4:2. Philippians 2:7.
1 Timothy 3:16. Hebrews 2:14; Hebrews 5:7.

Omdat de Logos bij de schepping van de mensheid haar Zijn eigen grondvorm had ingedrukt (John
1:3, Genesis 1:26) bestond er krachtens deze oorspronkelijke verwantschap een toestand van
werkelijke en organische vereniging tussen Hem en de mens.

Wel had Hij een menselijke natuur kunnen scheppen, om die aan te nemen, rijker en heerlijker dan
die in Adam voor de val was, maar Hij wilde integendeel onze natuur aannemen in de schoot van
de Heilige Maagd, die natuur, die wegens de gebrekkelijkheid, zwakheid en ellende, waarmee zij
omwille van de zonden beladen is, vlees heet.”

Nederlandsche versie https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/john-1.html


van Bijbelverklaring van Matthew Henry uit 1706, ingekort citaat bij Johannes 1:14.

“En hoe gering de Joden nu ook over Hem dachten, toch waren er, die door den sluier heen zagen.
Merk op: Wie de getuigen waren van Zijne heerlijkheid: wij, Zijne discipelen en volgelingen, die het
vrijst en gemeenzaamst met Hem zijn omgegaan, wij, onder wie Hij heeft gewoond. … Welk bewijs
zij ervan hadden: Wij hebben Zijne heerlijkheid aanschouwd. Zij ontleenden hun bewijs niet aan
geruchten, zij zelven zijn ooggetuigen geweest van deze bewijzen, waarop zij hun getuigenis
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 263

grondden, dat Hij de Zoon was des levenden Gods: Wij hebben aanschouwd. Het woord betekent
een vast, blijvend zien, dat hun de gelegenheid gaf om waar te nemen. Deze apostel verklaart dit
zelf: Wat wij u van het Woord des levens verklaren is “hetgeen wij gezien hebben met onze ogen,
hetgeen wij aanschouwd hebben’“1 John 1:1. Wat de heerlijkheid was: de heerlijkheid als des
Eengeborenen van den Vader. De heerlijkheid van het Woord, dat vlees is geworden, was zulk ene
heerlijkheid als voegde aan den Eengeboren Zoon van God, en kon niet de heerlijkheid eens anderen
zijn. Jezus Christus is de Eengeborene des Vaders. Gelovigen zijn kinderen Gods door de bijzondere
gunst der aanneming en door de bijzondere genade der wedergeboorte. Zij zijn in zekeren zin
homoiousioi -van een gelijke natuur, 2 Peter 1:4, en zij dragen het beeld van Zijne volmaaktheden,
maar Christus is homousios -van dezelfde natuur, en is het uitgedrukte beeld van Zijn Persoon, en
de Zoon van God door een eeuwige generatie. De engelen zijn zonen Gods, maar tot geen hunner
heeft Hij ooit gezegd, Heden heb Ik u gegenereerd, Hebreeën 1:5. Hij was duidelijk verklaard te zijn
de Eengeborene des Vaders door hetgeen van Zijne heerlijkheid aanschouwd werd, toen Hij onder
ons heeft gewoond.”

We gaan nu enkele aantekeningen maken over Col.2:9 en daarom vooraf een aantekening
hierover van Jehovah’s Getuigen. We lezen in ‘Inzicht in de Schrift’ deel 1: “Een beschouwing van
de context van Kolossenzen 2:9 maakt duidelijk dat het bezitten van “goddelijkheid”, of “de
goddelijke natuur” Christus niet tot God de Almachtige maakt. In het voorgaande hoofdstuk zegt
Paulus: “Het heeft God goedgedacht de gehele volheid in hem te doen wonen” (Kol 1:19).
Bijgevolg woont de gehele volheid in Christus omdat het “Gods welbehagen” was (Lu), omdat
het “Gods eigen keus” was (NE). De volheid van de “goddelijkheid” die in Christus woont en die
hij bezit, is dus op een beslissing van de Vader terug te voeren. Dat het bezitten van deze
“volheid” Christus niet tot dezelfde persoon als de Almachtige God maakt, blijkt bovendien uit
het feit dat Paulus er later over spreekt dat Christus “gezeten is aan de rechterhand van God” –
Kol 3:1”. (blz.856).

We vinden ook in Col.2:9 een gelijkaardig idee als in de paragraaf vóór dit citaat. In Christus
woont de volheid van de godheid lichamelijk. Dit “wonen” is weergegeven door het sterkste
Griekse woord dat hiervoor gebruikt kan worden: namelijk “katoikein” en wijst op een permanent
verblijf houden. Christus is niet zondermeer “God” ook niet zondermeer “mens” maar in een
onverklaarbare zin tezelfdertijd én God én Mens (vgl. Col.1:19). De Logos is vlees geworden en
heeft als in een tent onder mensen gewoond zegt Joh.1:14 volgens de oorspronkelijke Griekse
tekst. En daarbij moeten we dan denken aan deze teksten uit het OT waarin over God gesproken
wordt wonende in het tabernakel (Ex.33:7-10). Maar zeggen Jehovah’s Getuigen, deze uitleg is
onmogelijk want ook Petrus zegt van zichzelf te wonen in een tent (2 Pet.1:14) en dat bewijst geen
incarnatie. Natuurlijk leert deze tekst dat niet omdat Petrus over iets anders spreekt. Petrus heeft
zoals Christus géén pre-existent bestaan, hij is niet God en was zeker géén God verschenen in vlees
(1 Tim.3:16).

Dat Paulus behalve de gelijkvormigheid van Christus met mensen benadrukt, ook nog wijst
op de uniciteit van dit gebeuren volgt uit een ander argument. Want in zijn spreken over de
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 264

geboorte van Christus gebruikt hij het werkwoord “genomenon” (Gal.4:4 / Rom.1:3 / Phil.2:7). De
oorsprong van Ismaël of Isaac is beschreven als een “gegénnetai” of “gennetheis” (Gal.4:23,29).
Zo ook de geslachtslijst van Matthéus hoofdstuk 1 die spreekt over een “egennésen” van een zoon.
Maar over de Heer wordt gezegd dat diens geboorte een “genesis” is. Dit aparte gebruik geeft te
kennen dat Christus méér is dan afstammeling van David of Abraham. Hij is in eerste instantie de
Zoon van God (Mat.1:18). Deze argumentatie is o.a. uitgewerkt in A. T. Robertson, ‘Word Studies’,
deel 1, blz.4-6 en ‘A re-study of the Virgin birth of Christ’ van W.C. Robinson in ‘The Evangelical
Quarterly’, 1965 blz.196-211.

Enkele citaten bij Johannes 1:1:

Alford’s Greek Testament Critical Exegetical Commentary, bij Joh.1 vers 1: “θεός (God) moet dan
worden opgevat als een aanduiding van God, in essentie en wezen, niet ὁ θεός, ‘de Vader’ in
Persoon. Het is niet = θεῖος, (goddelijk) en het moet ook niet worden weergegeven als een God,
maar, zoals in σὰρξ ἐγένετο, (vlees geworden) drukt σάρξ (vlees) die staat uit waarin het Goddelijk
Woord binnenging door een bepaalde handeling, zo drukt θεὸς ἦν θεός [1] die essentie uit die Zijn
ἐν ἀρχῇ (in vlees): dat Hij echt God was. Zodat dit eerste vers als volgt kan worden verbonden: de
Logos was van eeuwigheid, was bij God (de Vader), en was Zelf God.” [[1] θεὸς ἦν θεός (“God was
het woord” letterlijk vertaald in de gewone taal van ons “het Woord was God”]

Barrett C. K.: “De afwezigheid van het lidwoord geeft aan dat het Woord God is, maar niet het enige
wezen is voor wie dit waar is; als ho theos was geschreven, zou het impliceren dat er geen goddelijk
wezen bestond buiten de tweede persoon van de Drie-eenheid.” The Gospel According to St. John
(S.P.C.K., 1955), blz.76.

Colwell E. C.: “... predikaat-zelfstandige naamwoorden die aan het werkwoord voorafgaan, kunnen
niet als onbepaald of kwalitatief worden beschouwd simpelweg omdat ze het lidwoord missen; het
kan alleen als onbepaald of kwalitatief worden beschouwd als dit wordt vereist door de context en
in het geval van Johannes 1: 1c dit is niet zo.” A Definite Rule for the Use of the Article in the Greek
New Testament, Journal of Biblical Literature, 52 (1933), blz.20.

Dodd C. H.: “Volgens deze overeenkomst zal de betekenis van theos en ho logos zijn dat de ousia
van ho logos, dat wat het werkelijk is, terecht theos wordt genoemd ... Dat dit de ousia van ho theos
is (de persoonlijke God van Abraham, de Vader) spreekt voor zich. In werkelijkheid is de Nicene
homoousios to patri een perfecte parafrase.” New Testament Translation Problems II, The Bible
Translator, 28, 1 (jan. 1977), blz.104.

Moffatt James: “‘Het Woord was God ... en het Woord werd vlees’ betekent simpelweg: ‘Het woord
was goddelijk ... en het Woord werd mens.’ Het geloof van Nicea, in de Chalcedon-definitie, was
bedoeld om beide waarheden te beschermen tegen theorieën die Jezus niet als waarlijk God en
waarlijk mens presenteerden ...” Jesus Christ the Same (Abingdon-Cokesbury, 1945), blz.61.

Robertson A. T.: “Dus in Jo. 1:1 theos en ho logos moet de betekenis de Logos was God zijn, niet
God was de Logos.” A New Short Grammar of the Greek Testament, door A.T. Robertson en W.
Hersey Davis, Baker Book House, 1977, blz.279.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 265

Sidebottom E. M.: “... de neiging om te schrijven ‘het Woord was goddelijk’ voor theos en ho logos
komt voort uit een terughoudendheid om de volledige christelijke positie toe te schrijven aan
Johannes.” The Christ of the Fourth Gospel, S. P. C. K., 1961, blz.461.

Yeager Randolph O.: “Alleen tweedejaarsstudenten in de Griekse grammatica gaan vertalen ‘...en
het Woord was een God’.’ Het lidwoord met logos laat zien dat logos het onderwerp is van het
werkwoord en en het feit dat theos zonder lidwoord staat duidt het aan als het bijvoeglijk
naamwoord nominatief. De nadrukkelijke positie van theos vereist dat we vertalen ‘...en het Woord
was God.’ Johannes zegt niet, zoals Jehovah’s Getuigen graag leren, dat Jezus slechts een van de
vele goden was. Hij zegt nauwgezet het tegenovergestelde.” New Testament Translation Problems
II”, The Bible Translator, 28, 1 (jan. 1977), blz.104.

4.13 HET GOUDEN KALF

Wellicht de grootste fout in het ganse systeem van de WT is hun onrechtstreekse


aanbidding van de rede. Alles moet voor hen begrijpelijk zijn of het bestaat niet. Indien we echter
alleen geloven wat we kunnen voelen, horen, zien en onderzoeken dan zijn we er erg aan toe. Zo
is het onmogelijk om uit menselijke maatstaf een begrip te hebben van goddelijke zaken en
geheimen.

Ook wanneer het erop aankomt een exacter besef te willen hebben van wat de
vleeswording of incarnatie is. We kunnen eenvoudigweg niet verder wat beweren dan datgene wat
de Schrift zegt. Waar Gods woord ons tot halt roept, in speculatie mag onze uitvlucht niet gezocht
worden. Maar waar Gods woord tot ons spreekt daar mogen we zelf niet nalaten te spreken. En
dat is zeker het geval met de vleeswording van de Logos. Het is de Logos die vlees geworden is, het
is Hij die zich in vlees gemanifesteerd heeft, het is Hijzelf die zich vernederd heeft tot een
slaafgedaante. En daarom ook de ware God en waarachtig Mens.

In hun argumentatie volgen Jehovah’s Getuigen dan ook graag andere unitariërs op de voet,
Arius, M. Servetus en Isaac Newton. Deze laatste schreef: “Wat niet te begrijpen is, is geen
onderwerp van geloof” (‘DE WACHTTOREN’ van 15 juni 1978, blz.7). Maar dit is een overdreven
en vereenvoudigde stelling en gaat zo ver dat op die basis het bestaan van God in het gedrang
komt. Want wie kan God begrijpen? Hoeven we daarom niet in Zijn bestaan te geloven? Begrijpen
doe je met je verstand, geloven met je hart. Wie anders zegt denkt gewoon in termen van
menselijke en beperkte intelligentie en niet volgens de Schrift. Er zijn dingen die God niet heeft
geopenbaard of wil openbaren (Deut.29:29).

We zien de Christus dan ook niet alleen met/door een theoretisch verstand maar ook door
het geloof. Wil je wat meer weten over Christus = de Zoon van God, dan geeft de lijst hierbij de
belangrijkste teksten. Deze tussen haakjes zijn gelijkaardig of verwijzingen. En merk daarbij op dat
veel teksten de gelijkenis aantonen van de Zoon = de Vader. Zie; Psalm 2:7 (Mat.3:17 / Marc.1:11
/ Luc.3:22 / Hand.13:33 / Heb.1:5 / 5:5 / Psalm 89:27,28 / Mat.2:15 / 3:17 (Marc.1:11 en Luc.3:22)
/ Mat.4:3,6 (Luc.4:3,9) / Mat.8:29 / 11:27 (Luc.10:22) / Mat.14:33 / 16:16 / 17:5 (Marc.9:7 en
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 266

Luc.9:35 en 2 Pet.1:17) / Mat.21:37 (Luc.20:13) / Mat.26:63 / (Marc.14:61,62 en Luc.22:29) /


Mat.27:40,43 / 27:54 (Marc.15:39) / Marc.3:11 / 5:7 (Luc.8:28) / Luc.1:32,35 / 4:41 / 22:70 /
Joh.1:34,50 / 3:16-18 (Joh.1:14-18 en 1 Joh.4:9) / Joh.3:34-36 / 5:18-23,26,27,30,32,36,37 / 6:69 /
10:30,36 / 11:4,27 / 14:7,9,28 / 19:7 / 20:31 / Hand.3:13 / 8:37 / 9:20 / 13:33 / Rom.1:3,4,9 / 5:10
/ 8:3,29,32 / 1 Cor.1:9 / 15:24,27,28 / 2 Cor.1:19 / Gal.1:16 / 2:20 / 4:4,6 / Eph.1:3 / 3:14 / 4:13 / 1
Thes.1:10 / Heb.1:1-5 / 4:14 / 5:5,8 / 6:6 / 7:3 / 10:29 / 1 Joh.1:3,7 / 2:22-24 / 3:8,23 / 4:9,10,14,15
/ 5:5,9-13,20 / 2 Joh.3 / Opb.2:18.

Dat de Heer na de menswording de goddelijke eigenschappen bezat zoals voordien is


gemakkelijk na te gaan. Hij bezat een alwetendheid zoals o.a. Joh.1:48 / 2:25 / 4:17 / 11:14 te
kennen geven. Dit was zo uitzonderlijk dat Zijn discipelen uitriepen: “Heer, Gij weet alle dingen”
(Joh.16: 30 / 21:17). Zijn almacht (omnipotentie) komt vooral tot uiting in de wonderen door Hem
gedaan. Zie bijvoorbeeld: Mat.8:3 / Marc.5:27-30 / Luc.6:19. Met ander woorden; wie de Zoon
gezien heeft, heeft ook de Vader gezien (Joh.12:48 / 14:9).

We geven u ook in deze tabel enkele letterlijke vertalingen van een Hebreeuw idioom:
“zoon van” en de zin die het dan heeft. Zoon van heeft niet steeds wat te maken met een letterlijke
vleselijke afstamming.
►zoon van een jaar ↔ Exod.12:5 ↔ een jaarling
►zoon van de boog ↔ Job 41:28 ↔ een pijl
►zoon van een moordenaar ↔ 2 Kon.6:32 ↔ een ingehuurde moordenaar
►zoon van de koning ↔ 2 Kon.16:7 ↔ een koning die ondergeschikt is aan een andere koning
►zoon van het kwaad ↔ Ps.89:23 ↔ een kwaadaardig persoon
►zoon van de morgen ↔ Jes.14:12 ↔ de morgenster (als metafoor gebruikt)
►zoon van wijze mannen ↔ Jes.19:11 ↔ wijze mannen
►zonen van de afstraffing ↔ Deut.25:2,3 ↔ mensen die een afstraffing verdienen
►zonen van macht ↔ 2 Sam.17:10 ↔ mensen met invloed
►zonen van een vlam ↔ Job 5:7 vurige gensters
►zonen van de zangers ↔ Neh.12:28 ↔ leden van een koor
►zonen van Sion ↔ Ps.149:2 / Klaagl.4:2 ↔ inwoners van Jeruzalem
►zonen van verdrukking ↔ Spr.31:5 ↔ volk dat verdrukt wordt
►zonen van de dorsvloer ↔ Jes.21:10 ↔ het gedorste graan
►zonen van een voorspeller ↔ Jes.57:3 ↔ mensen die voorspellers raadplegen (een
belediging)
►zonen van de koker ↔ Klaagl.3:13 ↔ pijlen
►zonen van de olie ↔ Zach.4:14 ↔ gezalfden in dienst van God
►zonen van het koninkrijk ↔ Mat.13:38 ↔ inwoner van het koninkrijk
►zonen van de boze ↔ Mat.13:38 ↔ iedereen buiten Gods koninkrijk
►zonen van koningen ↔ Mat.17:25 ↔ de inwoners van de koning (tegenstelling tot vreemden)
►zonen van de trouwzaal ↔ Marcus 2:19 ↔ gasten van de bruidegom

APPENDIX 5: Wat Christus voor ons is geworden in de incarnatie


Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 267

1. VLEES
Joh.1:14 “het Woord is vlees geworden”
Rom.1:3 “gesproten (...) naar het vlees”
Gal.4:4 “geboren uit een vrouw”
Phil.2:7 “de mensen gelijk geworden”
2. ZONDE
2 Cor.5:21 “voor ons tot zonde gemaakt”
Jes.53:6,10 “de Here heeft (...) op Hem doen neerkomen”
“Hem te verbrijzelen”
1 Pet.2:24 “onze zonden in zijn lichaam op het hout (...)”
3. EEN VLOEK
Gal.3:13 “voor ons een vloek geworden “
Gen.3:17,18 “de aardbodem (...) vervloekt (...) doornen”
Marc.15:17 “een kroon (...) van doornen gevlochten”
4. WIJSHEID
Luc.21:15 “Want Ik zal u mond en wijsheid geven (...)”
Hand.6:10 “niet bij machte de wijsheid (...)”
5. RECHTVAARDIGHEID
2 Cor.5:21 “opdat wij zouden worden gerechtigheid (...)”
1 Cor.1:30 “wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en
verlossing”
6. HEILIGMAKING
1 Cor.1:30 “Christus is geworden (...) heiliging”
Heb.10:10 “eens voor altijd geheiligd”
7. VERLOSSING
1 Cor.1:30 “Christus is geworden (...) verlossing”
1 Pet.1:18,19 “zijt vrijgekocht van uw ijdele wandel”
8. MACHTIGER DAN ENGELEN
Heb.1:4 “zóveel machtiger geworden dan de engelen”
Heb.7:26 “boven de hemelen verheven”
1 Pet.2:7 “geworden tot een hoeksteen”
9. HOGEPRIESTER
Heb.6:20 “hogepriester geworden in eeuwigheid”
Heb.5:5,6 “priester in eeuwigheid”
Heb.7:16 “geworden (...) een onvernietigbaar leven”
10. BORG
Heb.7:22 “van een beter verbond borg geworden”

BIBLIOGRAFIE

Een belangrijk commentaar, naar onze mening, op de brief aan de Phillipenzen is dat van
Lightfoot. (In herdruk bij Zondervan.)
Aalders W.J., De Incarnatie, J.B. Wolters, 1933. Het mooiste in dit verband in de Nederlandse taal.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 268

Anderson G. W., The Problematic Translation of “emptied himself” as found in Philippians 2.7,
Quarterly Record no. 538, January to March 1997, Trinitarian Bible Society.
Andrews Elias, The meaning of Christ for Paul, Abingdon, 1949.
Barth K., The Epistle to the Philippians, John Knox Press, 1962.
Bauckham R., God Crucified: Monotheism and Christology in the New Testament, (The Didsbury
Lectures for 1996), Eerdmans, 1999.
Bauckham R., Paul’s Christology of Divine Identity. Internet, twee delen.
Berkhouwer G.C., De persoon van Christus, Kok, 1952.
Berkhouwer G.C., Het werk van Christus, Kok, 1953.
Boer den C., Filippensen. Voorhoeve-Kampen, 1998.
Boutier M., En Christ, étude d’exégèse et de théologie Pauliniennes, P.U.F., 1962.
Dawe D. G., The form of a servant, Westminster Press, 1964.
Fee G., Pauls Letters to the Philippians, Eerdmans, 1995.
Feuillet A., Christologie Pauliniènne et tradition biblique, bij Desclée de Brouwer, 1973.
Furness J.M., Behind the Phillipian Hymn, in The Expository times 1968 blz.178-182 is
een degelijk onderzoek naar de achtergrond van Phillipenzen 2 in enkele paginas.
Grelot P., Biblica, (jaargangen 1972, 1973).
Greydanus S., Het commentaar op de brief aan de Phillipenzen, (gebundeld met Galaten in
2 delen) hoort nog tot de belangrijkste voor het Nederlandse taalgebied). (H.A. Van Botten
burg 1936-37).
Günther Juncker, Christ As Angel: The Reclamation Of A Primitive Title, Trinity Journal 15:2 (Fall
1994), blz.221–250.
Hall F. J., The Kenotic Theory, Longmans, Green, and Co., 1898.
Hammerich L.L., An ancient misunderstanding, uitg. Munksgaard, 1966. Samenvatting
hiervan in the Expository Times 1969, blz.253-254. Over de betekenis van Harpagmos.
Hendriksen W., New Testament Commentary: Exposition of Philippians, Baker Book
House, 1962.
Hertog Carolina den, Preekwerkstuk over Filippenzen 2:5-11,’ Een lied in de nacht’, T.S.G.
Hofius O., Der Christushymnus Philipper 2:6-11, J.C.B. Mohr (Paul Siebeck), 1976.
Johnson Ken, van Bible Facts, heeft een 4 bladzijden brochure om te bewijzen aan de hand
van de Schrift dat God één is en drie: https://biblefacts.org/PDFs/Web_PDFs/Cult-booklet.pdf
Lightfoot J. B., Saint Paul’s Epistle to the Philippians, Macmillan and Co., 1896.
Machen G., The Virgin birth of Christ, Baker Book House, 1971.
Martin R., Phillipians-Tyndale NT Commentaries, I.V.F., 1959.
Martin R. P., Carmen Christi, C.U.P., 1967
Michael J. Hugh., The Epistle of Paul to the Philippians, Funk and Wagnalls Co., 1910.
Morris Leon, The Lord from heaven, I.V.F., 1958.
Muller J. J., The Epistles to the Philippians and to Philemon, The New International Commentary,
Eerdmans, 1955.
Müller U. B., Der brief des Paulus an die Philipper, 11, I Theologischer Handkommentar zum
Neuen Testament. Evangelische Verlagsanstalt Leipzig. 2002, 2de druk.
Orr J., The Virgin birth of Christ, herdruk College Press, 1973.
Ottley R.L., The doctrine of the Incarnation, Methuen & Co, 1896, 2 delen. Over de Kerkvaders.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 269

Sommerville A., St. Pauls Conception of Christ, T & T Clark, 1897.


The incarnation, artikel in The Catholic Encyclopedia, Volume VII Copyright © 1912 by
Robert Appleton Company Online Edition Copyright © 2003 by Kevin Knight. Deze woorden
van Walter Drum hebben nog dezelfde waarde als toen ze geschreven werden.
Tyndale bulletin 1968, blz.104-127, I.V.F.
Taylor V., The person of Christ, Mac Millan reprint 1970, hfst.5.
ter Schegget G.H., Het lied van de Mensenzoon, Wereldvenster 1975. Een moderne visie
die niet door ons kan gedeeld worden.
Vincent M. R., Epistles to the Philippians and to Philemon, ICC serie, T & T Clark, 1961.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 270

Hoofdstuk 5

De naam boven elke andere naam

Na melding gemaakt te hebben van de dood aan het kruis schrijft Paulus in Phil.2:9-11
volgens de vertaling van de WT: “Juist daarom heeft God hem ook tot een superieure positie
verhoogd en hem goedgunstig de naam gegeven die boven elke andere naam is, zodat in de
naam van Jezus iedere knie zich zou buigen van hen die in de hemel en die op de aarde en die
onder de grond zijn, en elke tong openlijk zou erkennen dat Jezus Christus Heer is, tot de
heerlijkheid van God, de Vader” (Nieuwe Wereldvertaling).

Over dat gedeelte zegt ‘DE WACHTTOREN’ van 15 november 1995: “Wat is Jezus’ hoge
naam? Jesaja 9:6 helpt ons deze vraag te beantwoorden. Profeterend over de komende Messias,
Jezus, zegt dat vers: “de vorstelijke heerschappij zal op zijn schouder komen. En zijn naam zal
worden genoemd: Wonderbaar Raadgever, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst.” Hier heeft
Jezus’ “naam” te maken met zijn hoge positie en autoriteit, en zo moeten wij ook de in
Filippenzen 2:9 vermelde naam die boven elke andere naam is begrijpen. Elke knie moet zich voor
Jezus buigen in erkenning van de hoge positie van autoriteit die Jehovah hem heeft gegeven –
een positie van autoriteit hoger dan die welke aan enig ander schepsel gegeven is. Het woord
“andere” in deze vertaling staat niet letterlijk in de eraan ten grondslag
liggende Griekse tekst, maar het ligt opgesloten in de betekenis van het
vers. Jezus “naam” is niet boven zijn eigen naam maar boven de naam van elk ander schepsel”
(blz.30). We geloven dat dit niet klopt met enkele feiten die we hierna zullen onderzoeken.

We lezen het volgende in ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, op blz.1292: “Rechtvaardig


verklaard en waardig geacht. Door zijn hele loopbaan van rechtschapenheid jegens God, waarbij
ook het brengen van zijn slachtoffer inbegrepen is, heeft Jezus Christus de ene daad van
rechtvaardiging verricht die bewees dat hij bevoegd was om als Gods gezalfde Koning-Priester
in de hemel te dienen (Ro 5:17, 18).”

5.1. DE BELANGRIJKHEID VAN EEN NAAM

Het begrip “naam” had voor het Joodse volk (trouwens alle volkeren uit die dagen) een zeer
belangrijke betekenis. Terwijl in onze Westerse wereld een naam slechts een identificatie is, in de
Schrift heeft de naam van een persoon een bijna magische kracht. Zo kunnen in de naam van God
of Christus demonen verdreven worden (Marc.9:39 / Hand.3:6 / 4:10). In de naam van God of
Christus kan men profeteren (Jer.11:21) en spreken (Deut.18:19). Ook de naam van Christus is
verbonden aan ons christelijk leven. Wij worden gedoopt “in” zijn naam (Hand.2:38 / 10:48, het
Griekse “en” in deze teksten) of “tot in” zijn naam (Hand.6:16 / 19:5 / Mat.28:19 = Griekse “eis”).
God zendt de geest in de naam van Jezus (Joh.14:26). In de naam van Jezus ontvangen we van de
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 271

Vader wat wij vragen (Joh.16:23,24). Ja, slechts in de naam van Jezus hebben we redding
(Hand.2:21 / 4:12) en voor Zijn naam zullen we vervolging hebben (Hand.5:41). Een christen leeft
in Zijn naam (Col.3:17).

Aan het begrip “naam” zijn bepaalde betekenissen verbonden. Zo is een naam in de eerste
plaats een identificatie die personen van elkaar moet onderscheiden. En in enkele gevallen wordt
hier nog een bijnaam aan toegevoegd (Marc.3:16,17 / Hand.10:5). Een andere betekenis is dat
door iemands naam het bezit van de persoon wordt aangegeven. Het uitroepen van YaHWeH’s
naam over het volk Israël wil zeggen dat zij Zijn volk zijn (Deut.28:10 / Jes.43:7 / 63:19). In
omgekeerde zin wil het uitwissen van de naam betekenen dat de persoon of het volk uitsterft
zonder nakomelingen of dat God vernietiging brengt (Deut.7:24 / 1 Sam.24:21 / Psalm 9:5).

Een derde en zeer frequente betekenis van naam is het begrip autoriteit of faam die erdoor
is voorgesteld. En in dit geval omsluit dit ook de actieve tegenwoordigheid van de persoon. Zo was
de naam van David groot omdat YaHWeH hem overwinning gaf in zijn veldslagen. Dat wil zeggen,
David vestigde zich als autoriteit en machthebber waardoor zijn faam (naam) bekendheid kreeg (1
Sam.18:30 / 2 Sam.7:9). Wanneer iemands naam als goddeloos verworpen wordt wil dit zeggen
dat men zijn reputatie verliest (Luc.6:22). Een vals getuigenis is een aanslag op de naam van een
ander persoon (Deut.22:19). Deze faam of autoriteit is iets dat verworven wordt door daden. Zo
heeft God zijn autoriteit of naam doen kennen aan Egypte en de Baalaanbidders (1 Kron.18:24). In
vele teksten is dan ook de naam van Christus voorstelling van Zijn autoriteit (Joh.14:13 / 15:16 /
Eph.5:20 / Col.3:17).

5.2. DE VERHOGING VAN JEZUS CHRISTUS

Hebreen, hoofdstuk: 1
Vers Statenvertaling Luthervertaling Leidsche vertaling

2 Welken Hij gesteld heeft dien Hij gesteld heeft tot dien Hij tot erfgenaam
tot een Erfgenaam van een erfgenaam van alle van alles aangesteld,
alles, door Welken Hij dingen, door wien Hij door wien Hij ook de
ook de wereld gemaakt ook de wereld gemaakt werelden gemaakt
heeft; heeft; heeft.

Een Bijbels beginsel zegt: “Wie zich vernedert, zal verheven worden” (Mat.23:12). De Heer
die zich vernederde in een slaafgedaante en stierf voor anderen is volgens dit beginsel verhoogd.
De dood van de Heer is niet het einde van Zijn loopbaan. De vernedering aan het kruis en de
daaropvolgende opstanding en verhoging liggen in eenzelfde lijn. De Christus moest lijden om alzo
de heerlijkheid in te gaan (Luc.24:26). Naar het doel ervan moeten we niet gissen, de Schrift is
duidelijk genoeg in deze zaken. De Heer zou aldus de eerste zijn van de gemeente die zou
opgenomen worden (Heb.6:20). Zonder het heengaan en opgenomen worden in heerlijkheid kon
de Christus géén plaats bereiden voor Zijn discipelen en volgelingen (Heb.9:21-24 / Joh.14:2). In
Zijn verhoging en functie als grote hogepriester naar de orde van Melchisedek is de Heer de
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 272

“hemelen” doorgegaan om in Gods tegenwoordigheid ten behoeve van ons te verschijnen. Hij is
het ook die aan de rechterhand Gods voor ons pleit. En wie of wat zou ons scheiden van Zijn liefde
(Rom.8:34)? (Zie Artikel 26 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.)

Maar wát is die verhoging dan? De Heer was in Zijn vernederde toestand vrijwillig
ondergeschikt en onderdanig aan de Vader. Dat heeft de orthodoxie altijd als feit aangenomen.
Jehovah’s Getuigen zeggen dat deze verhoging een in toestand herstellen was van de
voormenselijke positie of autoriteit van de Logos. Dat is juist. We leren dit o.a. vanuit Joh.17:5.
Christus spreekt hier van een heerlijkheid die hij had met de Vader vóór de menswording en vóór
de grondlegging der wereld. Uit de woorden “vóór de wereld was” volgt dan ook dat deze
heerlijkheid hem niet gegeven was als ware Hij een schepsel. Want “vóór de wereld was” wil
zeggen; on-conditioneel, niet gebonden aan schepping of tijd, m.a.w. vanaf de eeuwigheid.

Maar het is nog veel meer dan dit. Ook het lichaam van de mens Christus als slaaf is
verhoogd (zie hoofdstuk 8), wat Jehovah’s Getuigen niet geloven. Deze gedachte zit echter
ingesloten in het woord “hyperypsoosen” door Paulus hier gebruikt. Dit woord is alleen hier
gebruikt in de Bijbel en is op zichzelf samengesteld uit het voorzetsel “hyper” (over, boven) en
“hypsooo” (verhogen). Zonder het voorzetsel hebben we het woord verscheidene malen in de
Schrift, zowel in letterlijke als metaforische zin (Joh.3:14 / 8:28 / 12:32,34 / Luc.14:11 / 18:14).
Paulus spreekt dus letterlijk in Phil.2:9 over een “boven-verhoging” van Christus, anders gezegd
een hyper- of super-verhoging. Iets nieuw en daarom moest er ook een speciaal woord gebruikt
worden. Deze super-verhoging impliceert herstel van het aan God gelijk zijn dat de Logos had in
volle heerlijkheid en het behoud van zijn verhoogd menselijk lichaam (vergelijk hyper in Eph.1:21
/ 4:10).

Dergelijke constructies van “hyper” plus een werkwoord of zelfstandig naamwoord zijn
typisch Paulinisch vb. Rom.5:20 / 2 Cor.7:4 / 2 Cor.12:7 / Phil.4:7 / 2 Thes.1:3 / 1 Tim.1:15. We
merken dan tevens op dat in het evangelie van Johannes de verhoging van Christus aanvangt bij
de kruisdood (Joh.3:14 / 8:28 / 12:32,34 vergelijk Hand.2:33 / 5:31).

Maar we moeten ook nog wijzen op een opmerking van E. Schweizer. Hij zegt dat het begrip
hyperhypsoosen hier overgenomen is uit Ps.96:9 volgens de Septuagintalezing. Daar lezen we dat
de Heer (= Kyrios = YaHWeH): “Uitermate zeer verhoogd boven alle goden” is. Maar hoe kan God
verhoogd worden, Hij die in alles reeds de hoogste is? De context van dit gedeelte geeft echter te
kennen dat het gaat om de beeldendienaars die beschaamd worden tegenover de Allerhoogste en
voor Hem in aanbidding neervallen. Zo wordt God dan gekend en herkend door zijn vijanden en
dáárdoor verhoogd boven alle goden. Ook Christus, de mens-geworden God, wordt verhoogd
wanneer de mensen Hem aannemen en aanbidden. Er is in dit verband dan ook een bevestiging
van deze exegese. En dat gezien twee verzen voordien een tekst namelijk Ps.96:7 (LXX) (of Ps.97:7
Masoretische Tekst) op Christus toegepast is door Heb.1:6 (zie hoofdstuk 10). Een uitermate
verhogen van de godheid van Christus is dus in Phil.2:10 niet uitgesloten.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 273

In een uitgave van ‘DE WACHTTOREN’ (15 juni 1973) spreken Jehovah’s Getuigen over de
betekenis van een ander woord in Phil.2:9. Het is het Griekse “charizomai”. (Volgens hun vertaling
weergegeven als “goedgunstig gegeven”). In het artikel (blz.366) legt men er een grote nadruk op
dat dit de ondergeschiktheid van Christus aangeeft t.o.v. de Vader. Men heeft dit woord 20 maal
in de Bijbel. In Luc.7:21 vertalen Jehovah’s Getuigen als “gunst schenken.” In Luc.7:42 hebben ze
“vrijelijk kwijtschelden” en in 7:43 “kwijtschelden.” In Hand.3:14, “schenken.” In Hand. 25: 11,
“gunst” evenals in Hand.25:16. Men ziet uit deze voorbeelden de verschillende betekenissen van
“charizomai”, waaruit volgt dat de gewone vertalingen die spreken van geschonken of gegeven
nog niet zo verkeerd zijn. Men mag ook niet uit het oog verliezen dat dit werkwoord afgeleid is van
“charis”, waarvan de belangrijkste betekenis “genade” is. En genade is zoals de WT dit woord in
hun Bijbel vertaald een “onverdiende goedheid”, iets dat men gratis krijgt zonder er ook maar iets
voor behoeven te doen. Zo ondergeschikt is de Zoon nu ook weer niet aan de Vader. Hij is dit wél
in functie van Middelaar en blijft dit totdat 1 Cor.15:25-28 zal vervuld zijn. Deze vrijwillige
ondergeschiktheid spreekt niet over zijn “gedaante Gods” (morphè theou) maar over zijn
verhoogde ambt van middelaar. Als Logos-God is de Heer zoals de Vader zelf. Men mag bij dit alles
niet vergeten dat we leven en werken door de genade van de Heer Jezus Christus (Rom.16:20 / 1
Cor.16:23 / Gal.6:18 / Phil.4:23 / 1 Thes.5:28 / 2 Thes.3:18 enz.)

We vonden een zeer goede samenvatting van het begrip “genade” bij deze schrijver. Citaat
Baugh S. M., Ephesians: Evangelical Exegetical, Lexham, 2016, bij Epheze 1:2:
“1:2 χάρις ὑμῖν καὶ εἰρήνη (charis hymin kai eirēnē), “genade zij u en vrede.” Oudgriekse brieven
openden normaal gesproken met χαίρειν (chairein), “gegroet” (zoals Handelingen 15:23; 23:26; Jak
1:1), maar Paulus en andere NT-auteurs openen die van hen meestal met een zegening met een
soortgelijk klinkende χάρις (charis), zoals hier (vgl. Rom 1:7; 1 Kor 1:3; 2 Kor 1:2; Gal 1:3; Ef 6:24;
Fil 1:2; Kol 1:2; 1 Thess 1:1 ; 2 Thess 1:2; 1 Tim 1:2; 2 Tim 1:2; Titus 1:4; Flm 3; Openb 1:4-5). Zowel
genade als vrede zijn veel voorkomende termen in Efeziërs en andere Paulinische boeken; zie vooral
het commentaar op Ef 2:8 en 2:14-17. De inspiratie voor het uitspreken van zo’n zegening op het
gehoor is ongetwijfeld de grote Aäronische zegening in Num 6:22-27. Als zodanig is het niet de
uitdrukking van een wens of van een gebed, maar de priesterlijke overdracht van zegen gebaseerd
op de belofte van de Heer: “Zo zullen zij mijn naam op het volk Israël leggen, en Ik zal hen zegenen”
(Num 6:27).

ἀπὸ θεοῦ πατρὸς ἡμῶν καὶ κυρίου Ἰησοῦ Χριστοῦ (apo theou patros hēmōn kai kyriou Iēsou
Christou), “van Jezus Christus, onze Vader.” We zouden kunnen verwachten dat de bron van alle
zegeningen door een Jood uit de eerste eeuw die doordrenkt is van het Oude Testament,
geïdentificeerd wordt als “de Here God” of “de Here onze God.” In plaats daarvan wordt verwezen
naar het vaderschap van God en de volledige titel van de Messias als “de Heer Jezus Christus.”

5.3. DE KNIE BUIGEN VOOR DE HEER

Uit het voorgaande mag men nu een zeer belangrijke conclusie trekken. De Logos die in
Gods gedaante was (de eigenschappen van godheid bezat) heeft zichzelf ontledigd. Hij hield zijn
godheid niet vast als een prooi maar vernederde zich om tenslotte als mens te sterven. Nam
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 274

Christus nu zelf Zijn heerlijkheid terug? Neen. De Vader geeft Hem deze terug wat neerkomt op
een verhoging t.o.v. Zijn mens zijn. Door de Vader krijgt de Christus terug wat hem rechtmatig
toebehoorde. Daarom schetst Paulus dit verheven beeld van de geestesgesteldheid van Christus.
Dus een dubbel aspect van de grootheid van God: de Logos vernederde zich vrijwillig, de Vader
verhoogd Hem terug eveneens uit vrije wil. Na Zijn verhoging is Christus niet méér God dan vroeger
en ook niet méér God dan Zijn Vader. Maar wél gelijk aan Zijn Vader. En dat is het waarop de
gedachtegang van Paulus einde neemt, door het citeren van een tekst die over YaHWeH spreekt
maar door Paulus toegepast op Christus. Want Phil.2:10 zegt: “dat in de naam van Jezus iedere
knie zou buigen.” En Phil.2:11 voegt eraan toe dat iedere tong dit doet tot heerlijkheid van God,
de Vader.

Dat de WT op dit punt kritiek heeft was wel te verwachten. Zij zeggen dat Phil.2:10 géén
aanhaling is van Jes.45:23 en wel als volgt. Nadat ze de twee teksten uitschrijven zegt men: “Dit is
niet hetzelfde als de aanhaling uit Jesaja. In Phil.2:11 staat niet dat elke tong tot Jezus dient te
zweren. Er wordt in gezegd dat elke tong in verband met Jezus iets dient te belijden tot
heerlijkheid van God de Vader. Dit vormt dus geen zinsspeling op Jesaja 45:23 zoals nodig zou
zijn om Jezus met Jehovah te identificeren. Houdt in gedachten dat Jehovah een naam is, de
goddelijke naam, maar dat er in Phil.2:9-11 staat dat de naam van de Zoon van God Jezus, en
niet Jehovah is (...) In Phillipenzen 2:11 wordt daarom gezegd dat elke tong tot eer van God de
Vader zal belijden dat Jezus een zeker titulair ambt, namelijk dat van Heer, zou bekleden. Deze
titel “Heer” is in de Griekse tekst “kyrios” (zonder het bepalende lidwoord)” (‘DE WACHTTOREN’,
1 juli 1961, blz.415). Dit is een ander commentaar van hen in Jesaja’s profetie deel 2, blz.91-92:
“Elk jaar groeit de grote schare met honderdduizenden nieuwelingen die zich tot God wenden,
zijn soevereiniteit ten volle erkennen en in het openbaar hun trouw aan hem bekendmaken.
Daarnaast steunen zij loyaal het geestelijke Israël, het ‘zaad van Abraham’ (Galaten 3:29). Zij
uiten hun liefde voor Jehovah’s rechtvaardige heerschappij door wereldwijd te verkondigen:
„Waarlijk, in Jehovah is volledige rechtvaardigheid en sterkte.” In zijn brief aan de Romeinen
citeerde de apostel Paulus de weergave in de Septuaginta van Jesaja 45:23 om duidelijk te maken
dat uiteindelijk ieder die leeft Gods soevereiniteit zal erkennen en zijn naam voortdurend zal
loven. — Romeinen 14:11; Filippenzen 2:9-11; Openbaring 21:22-27.”

Laat ons eerst kijken wat voor soort aanhaling in Phil.2:10 kan gebruikt zijn. Het is géén
citaat met een inleidingsformule zoals bv. Jes.7:14 = Mat.1:23. Het is ook géén citaat met een
inleiding als: want, daarom, omdat enz. ... zoals Jes.52:2 = Rom.2:24. Maar het kan aangehaald zijn
als een zinsspeling. Wat de WT niet wil aannemen. Nu gelooft de WT wel in het bestaan van deze
geïmpliceerde aanhalingen en zinspelingen. Soms zelfs ten onrechte zoals Opb.3:14 en Spr.8:22
besproken in hoofdstuk 2. In het boek ‘Aid to bible understanding’ blz.318 zegt de WT “De
schrijvers van de kristelijke Griekse geschriften citeren de Hebreeuwse geschriften 365 maal in
directe zin en nog eens 375 bijgevoegde referenties en zinsspelingen.” Zo een aanhaling gaat van
het overnemen van een of twee sleutelwoorden tot het citeren van een zinsdeel. Vergelijk bv.
Phil.1:19 met Job 13:16 en Phil.2:7 met Jes.53:3.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 275

In het geval van Jes.45:23 hebben we een rechtstreekse aanhaling in Rom.14:11 met de
inleidende formule: “want er staat geschreven.” Opmerkenswaardig is dat in dit geval ook het
tweede gedeelte van de tekst van Jesaja (“dat aan mij iedere tong zal zweren”) niet overgenomen
is in Romeinen evenals in Phil.2:10. Het ontbreken van dat gedeelte maakt het citaat niet minder
echt, waardoor het commentaar van de WT in dit verband ook zijn waarde verliest. Maar er is ook
nog een ander facet aan deze aanhalingen. De lezer zal wel weten dat een verwijzing in het NT
meestal, - wel 80% -, overgenomen is uit de Griekse Septuaginta. Maar beiden Rom.14:11 en
Phil.2:10 zijn géén aanhaling van de LXX maar zoals aangenomen uit de Targoem (E. Ellis, ‘Pauls
use of the Old Testament’, blz.144). Het Griekse “kamptoo” (buigen) wordt 4 maal gebruikt in de
Schrift telkens in een betekenis van aanbidding in religieuze zin (Rom.11:4 / 14:11 / Eph.3:14 en
Phil.2:10). In de Griekse taal zijn er nog vijf andere woorden die als buigen vertaald kunnen worden.
(Zie bijv. W. E. Vine deel 1, blz.141,142.) Waarom gebruikt Paulus nu niet een van deze? Waarom
nu juist dat ene woord dat een speciale religieuze betekenis heeft? En waarom is dat ook juist dát
woord dat Rom.14:11 gebruikt? Zouden we ons laten hersenspoelen door de WT of niet liever
oprecht zijn met onszelf? De verwarring ligt zeker niet bij Paulus maar bij het dogma van Jehovah’s
Getuigen. De speciale aard van het woordgebruik verplicht ons om Phil. 2:10 (evenals Rom.14:11)
als aanhaling te beschouwen van Jes.45:23. Maar de implicatie van dit alles heeft verstrekkende
gevolgen voor ons Christelijk leven. We moeten tot Christus “buigen” op dezelfde wijze dat we
“buigen” tot de Vader.

We redeneren hier vanuit het standpunt dat Rom.14:11 een verwijzing is naar de Vader.
Maar enkele exegeten verklaren ook dit gedeelte als met betrekking tot de Zoon, want vers 9
spreekt over de Christus die Heer (Kyrios) is over levenden en doden. Indien dan dit laatste deel
wijst op de Christus dan valt het ganse argument van de WT in duigen. Want dan is Jes.45:23 =
Rom.14: 11 = Phil.2:10 en is YaHWeH uit het OT de Heer (Kyrios) Jezus Christus in de twee
aanhalingen van het NT (vgl. Hand.2:21 / 4:12). En ook Jehovah’s Getuigen hebben Rom.14:11
vroeger verklaard met betrekking tot Christus. (O.a. ‘Studies in the Scriptures’, van Charles T.
Russell deel 3, blz.369.) Gezien ze tot 1927 deze Schriftstudies van C.T. Russell gepubliceerd hebben
was dit het officiële standpunt tot die tijd aan.

5.4. WELKE NAAM?

Dat Paulus door het aanhalen van Jes.45:23 in Phil.2:10 goddelijke eer aan Christus geeft is
duidelijk. Wat ook een breuk betekent met het strikte monotheïsme dat men aan het OT placht
toe te schrijven. Wat is dan die naam van Jezus? Of anders gezegd wat is Zijn autoriteit? Alhoewel
sommige commentators redeneren alsof de naam van Jezus in Phil.2:10 “Jezus” zelf zou zijn, toch
is deze uitleg verkeerd gezien Hij die naam heeft vanaf de menswording. Zijn naam moet boven
elke andere naam zijn en er is slechts één naam die hieraan voldoet namelijk: YaHWeH of het
Septuaginta equivalent “Kyrios.” Reden waarom we hier het citaat van Jes.45:23 vinden. De
logische gang van zaken in Phil.2:9-11 is dus: Jezus heeft een naam (autoriteit) boven alle andere
naam (autoriteit). Jes.45:23 gaat in Zijn functie aan Hem in vervulling, en dit alles is de reden
waarom Hij de naam “Kyrios” bezit tot eer van de Vader. (Vergelijk Hand.5:41 / Jac.5:14 / 3 Joh.7.)
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 276

De kritiek van de WT hierop (citaat hierboven) is dat Kyrios - in vertaling Heer in Phil.2 -
zonder het bepalende lidwoord staat en naar een titulair ambt verwijst. Dat het gebruik van het
lidwoord aan specifieke regels verbonden is in de Griekse taal, maar dat er tevens een grote
vrijheid is in het gebruik of niet gebruik ervan, weet elke student die deze taal leert. De weglating
van het lidwoord wil niet zeggen dat het naamwoord niet benadrukt is. Men kan als voorbeeld
kijken naar het gebruik van “Christus” en “de Christus” welke beide 30 maal door Paulus gebruikt
zijn in de genitieve vorm. Zo vinden we dat dubbel gebruik in 1 Cor.6:15. Ook de eigennaam Jezus
hebben we met of zonder lidwoord (1 Thes.4:14 geeft beiden). Ook “Kyrios” is met of zonder
lidwoord gebruikt en in bepaalde gevallen moet het lidwoord in Nederlandse of andere vertaling
toegevoegd worden voor nadruk zelfs indien de Griekse tekst die niet heeft. Er is géén algemene
regel maar wel een tendens om daar waar het lidwoord niet gebruikt is het woord als eigennaam
te beschouwen. Daar waar het bepalende Grieks lidwoord staat het naamwoord als titel te zien.
Vele variaties met “Jezus” en “Christus” zijn bijvoorbeeld mogelijk. Een uitdrukking “Jezus-
Christus” heeft dus zoveel te betekenen als een eigennaam bestaande uit een voor- en achternaam
(o.a. Marc.1:1). Zo zou “Jezus-de-Christus” te kennen geven dat Jezus het ambt of de titel van
Gezalfde van God heeft, en zo verder. In vele teksten is Christus echter niet een titel maar
eigennaam geworden (vb. Rom.5:8 / 6:4 / 8:10 / Phil.1:10,23). Zo gezien heeft in Phil.2 de
benaming “Kyrios”, die de verhoogde Jezus heeft, niet een ambtelijke of titulaire betekenis maar
veeleer de waarde van een persoonlijke eigennaam. Een nadere kijk op de Griekse tekst zegt dit
ook want er staat niet een naam boven alle naam, maar degelijk “de (met lidwoord in het Grieks)
naam boven alle naam.”

YaHWeH is de Heer = Grieks “kyrios” JEZUS is de Heer = Grieks “kyrios”


van/over allen van/over allen
Matthéus 11:25 HSV: “In die tijd Handelingen 10:36 HSV:
antwoordde Jezus en zei: Ik dank U, “Dit is het woord dat Hij gezonden heeft tot de
Vader, Heere van de hemel en van de Israëlieten,
aarde, dat U deze dingen voor wijzen waardoor Hij vrede verkondigt door Jezus
en verstandigen verborgen hebt, en ze Christus; Deze is de Heere van allen.”
aan jonge kinderen hebt
geopenbaard.”
Deuteronomium 10:17 HSV: “Want de Openbaring 17:14 / 19:16: “Zij zullen oorlog
HEERE, uw God, is de God der goden voeren tegen het Lam, maar het Lam – want
en de Heere der heren; die grote, Heere der heren is Hij en Koning der koningen –
machtige en ontzagwekkende God, zal hen overwinnen, en zij die samen met Hem
Die niet partijdig is en geen geschenk zijn, geroepenen, uitverkorenen en gelovigen.” “Er
in ontvangst neemt.” stond op Zijn bovenkleed en op Zijn dij deze Naam
geschreven: Koning der koningen en Heere der
heren.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 277

Jes.45:22-24 Wil75: “22 Wendt u tot Rom.14:8,11 HSV: “8 Want als wij leven, leven wij
Mij, en laat u redden, gij uithoeken voor de Heere en als wij sterven, sterven wij voor
der aarde; want Ik ben God en de Heere. Of wij dan leven of sterven, wij zijn van
niemand anders. 23 Bij Mijzelf heb Ik de Heere. 11 Want er staat geschreven: Zo waar
gezworen, waarheid komt voort uit als Ik leef, zegt de Heere: Voor Mij zal elke knie
mijn mond, een woord, dat niet zich buigen, en elke tong zal God belijden.”
verloren gaat: voor Mij zal iedere knie
Phil.2:9,10 HSV: “9 Daarom heeft God Hem ook
zich buigen, bij Mij zal zweren iedere
bovenmate verhoogd en heeft Hem een Naam
tong. 24 Jahwe alleen’, zo zal men
geschonken boven alle naam, 10 opdat in de
zeggen, `beschikt over zege en kracht.’
Naam van Jezus zich zou buigen elke knie van hen
Vol schaamte zullen al diegenen tot
die in de hemel, en die op de aarde, en die onder
Hem komen, die vroeger raasden
de aarde zijn.” Die exclusiviteit over de God van
tegen Hem.” Dit spreekt in
de vaders is in het Nieuwe Testament toegepast
exclusiviteit over de God van de
op Jezus: de Godmens geboren uit een maagd.
aartsvaders.

5.5 “KYRIOS” (HEER) IN DE SEPTUAGINTA, de eerste Griekse vertaling

We hebben vroeger opgemerkt dat in de Griekse Septuaginta de naam YaHWeH meestal


door Kyrios is weergegeven. Dit punt vereist verdere aandacht temeer daar dit voor de WT geen
uitgemaakte zaak is. Jehovah’s Getuigen beweren namelijk dat de eerste LXX vertalingen het
tetragrammaton (wetenschappelijke naam voor het vier-letter-woord YHWH) in onvertaalde vorm
overnamen in de Griekse vertaling. Bepaalde aanwijzingen hiervoor zijn er nu wel. De tabel
hieronder geeft de belangrijkste van dat genre manuscripten weer.
1°) 4Q LXX Lev (b)
2°) LXX P.Fouad Inv. 266 gedeelte van Deut.31
3°) LXX VTS 10b
4°) LXX VTS 10a
5°) LXX IBJ 12
6°) LXX P. Oxy. VII 1007

Fragmenten gevonden van andere Griekse vertalingen uit die tijd hebben ook soms de
naam (Aquila en Symmachus vertalingen). Dat sommige Septuagintamanuscripten het
tetragrammaton hadden ten tijde van Origenes en Hieronymus wordt door beiden bevestigd. Deze
argumenten zijn door de WT uitgewerkt in de appendices van hun Bijbels met voetnoten en ‘The
Kingdom Interlinear Translation.’ Deze argumenten lijken ijzersterk maar zijn op zichzelf zeer zwak.
Zo staat de naam slechts eenmaal in de versie van Aquila (van datgene wat men van zijn vertaling
terug- gevonden heeft). Bij Symmachus heeft de vocatief bijna altijd YHWH, andere vormen zijn
meestal vertaald door Kyrios. Dit is ook zo bij Theodotion die zowel Adonai als YHWH door Kyrios
vertaald. Ook weet men niet uit de geschriften van Origenes en Hieronymus of de oudste (of
eerste) Septuaginta nu YHWH of Kyrios had. Het ganse argument berust dus alleen op enkele
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 278

versnipperde stukjes van manuscripten met in totaal ongeveer dertigmaal de Godsnaam in oud-
Hebreeuws. Dat zijn op zichzelf slechts enkele zwaluwen, maar maakt toch nog geen zomer.
Dogmatisch hierover redeneren zoals de WT doet is uitgeschakeld en momenteel strijdig met
wetenschappelijk Bijbelonderzoek. We bezitten honderden Septuaginta MS maar slechts een
tiental die in de Griekse tekst YHWH onvertaald hebben overgenomen.

Nu is er geen enkel bezwaar om de naam YaHWeH de meer dan 6800 maal dat het gebruikt
wordt te behouden in een vertaling van het OT. Dat hebben Bijbelvertalers vóór Jehovah’s
Getuigen gedaan. (Zie de vertaling van Rotherham / American Standard Version van 1901 enz...)
Waar we wel uitdrukkelijk tegen protesteren is het invoeren van die naam in het NT zoals de NWV
237 maal gedaan heeft. Er is géén enkel manuscript voorhanden van het NT dat de naam YaHWeH
in archaïsche vorm of vergriekste vorm bevat. Zie ook appendix twee.

Alleen Opb.19:1,3,4,6 zou hierop uitzondering kunnen zijn en in dit geval staat er niet
YaHWeH maar “Hallelujah” t.t.z. “YaH zij geloofd”, dus de verkorte vorm van YHWH. Deze 237
maal dat Jehovah’s Getuigen de naam Jehovah hebben ingevoerd in hun “christelijke geschriften”
(het NT dus) zijn te herleiden tot 3 groepen:
1°) In aanhalingen van de Hebreeuwse geschriften (OT).
2°) Op die plaatsen waar Hebreeuwse vertalingen van de christelijke geschriften (NT)
de naam hebben ingevoerd (zoals de vertaling in het Hebreeuws van Salkinson).
3°) Op twee plaatsen waar volgens hen de context te kennen geeft dat de persoon waar-
over sprake is; God, de Vader is nl. Eph.6:8 en Col.3:13.

Maar nu hebben ze deze regels niet consequent doorgevoerd. In het geval van Phil.2:10,11
en Rom.9-11 op zichzelf citaten van Jes.45:22-25 moest men die naam Jehovah aangehouden
hebben wat de NWV niet heeft gedaan. Tegen de tweede regel hebben ze gezondigd doordat vele
gevallen waar Hebreeuwse vertalingen van de Christelijke Bijbel de naam Jehovah hebben, dit door
hen niet gedaan is. Zo staat in 1 Thes.4:16,17 volgens de Hebreeuwse vertalingen van Elias Hutter,
William A. T. Robertson en John Christian Reichardt: “want Jehovah zelf zal uit de hemel
nederdalen” en “opgenomen in de wolken Jehovah tegemoet.” Waarom spreekt de NWV hier
over Heer i.p.v. Jehovah? Om de eenvoudige reden dat hun leer over God en Christus dit niet
toelaat. Ook de twee plaatsen waar ze de naam Jehovah hebben ingevoerd, zonder dat dit citaat
is of zonder precedent uit een Hebreeuwse vertaling is aanvechtbaar. Waarom de naam Jehovah
niet invoeren in Eph.6:9 waar de NWV “kurios” heeft vertaald als “meester”? Of in Col.4:7, tekst
die bijna gelijkluidend is aan Eph.6:8 waar ze wél Jehovah schrijven.

De naam “Jehovah” gebruiken in het NT: DAT is niet te verantwoorden

Het invoeren van de naam YaHWeH of Jehovah in het NT is niet alleen dogma van de WT,
meer zelfs “drogma” van de WT. Paulus moest dus in Phil.2:10,11 de naam Jehovah niet schrijven
om de eenvoudige reden dat men die naam nooit in zijn brieven vindt. En indien hij ooit de naam
geschreven heeft, dan in brieven die niet tot ons gekomen zijn en ook geen deel van de
geïnspireerde Schrift zijn. Om God aan te duiden schreven christelijke schrijvers dan ook “Kyrios”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 279

zoals in de LXX. Maar ook Christus werd met dezelfde naam of titel beschreven omdat beiden één
zijn. Volledigheidshalve wijzen we ook nog naar een reeks artikelen van Jehovah’s Getuigen in dit
verband. De voorgaande argumentaties worden doorspekt met “argumenten” (?) van G. Howard.
Deze laatste schreef in ‘Journal of Biblical Litterature’ (deel 96 n° 1,1977 blz.63-83) over het gebruik
van het tetragram in LXX en oude NT- geschriften. Volgens G. Howard zou het Nieuwe Testament
oorspronkelijk het tetragram gehad kunnen hebben, maar dat zou in het begin der tweede eeuw
verwijderd geweest zijn. Gezien dat nog niet bewezen is blijft zijn ganse relaas geen wetenschap
maar sciencefiction (Zie ‘DE WACHTTOREN’ van 1 augustus 1978, blz.3-15 / NWV met
studieverwijzingen Appendix 1c.)

Professor G. Howard geeft, toe geen echte bewijzen te hebben voor het gebruik van het
tetragrammaton, we moeten hem dus niet te veel laten bewijzen. Hij gaat uit van bepaalde
voorwaarden en geeft daar bepaalde gevolgtrekkingen aan. Hij zegt niet meer dan dit: “Als we
bij het Nieuwe Testament aankomen, zijn er goede redenen om aan te nemen dat een soortgelijk
patroon werd aangehouden. Omdat het Tetragrammaton geschreven werd in de kopieën van de
Griekse Bijbel, die deel uitmaakte van de Schriften van de vroege kerk, is het redelijk om aan te
nemen dat de NT- schrijvers, als ze uit de Schrift citeerden, het Tetragrammaton gebruikten.
Gelijkaardig aan de voorchristelijke Joodse praktijk kunnen we ons voorstellen, dat de tekst van
het NT het Tetragrammaton bevatte in de citaten uit het oude testament en dat de woorden Kurios
en Theos werden gebruikt als afgeleide verwijzing naar God in de commentaren op de citaten. Het
gebruik van het Tetragrammaton in deze citaten zou, vanzelfsprekend, gehanteerd blijven zo lang
als men christelijke kopieën van de LXX zou gebruiken. Maar toen het werd verwijderd uit het
Griekse OT, werd het eveneens verwijderd uit de citaten van het OT in het NT. Daardoor is het
aannemelijk dat het gebruik van surrogaatnamen aan het begin van de tweede eeuw ervoor zorgde
dat het gebruik van het Tetragrammaton definitief eindigde” (Wij leggen zelf de nadruk met
zwarter lettertype).

We zetten tot slot van dit gedeelte nog vier Bijbelteksten op een rij met de bedoeling aan
te tonen dat wat over YaHWeH is gezegd in verband met de schepping in het OT op Jezus is
toegepast in het NT.
Ps.102:26: “Gij hebt voormaals de aarde gegrondvest, en de hemel is het werk uwer handen.”
Deze tekst is in de brief aan de Hebreeën zonder schroom toegepast op de verheerlijkte Jezus.
Want Heb.1:10 zegt (in vertaling van het Hebreeuws naar het Grieks): “Gij, Here, hebt in den
beginne de aarde gegrondvest, en de hemelen zijn het werk uwer handen.” De schepper van het
OT = Jezus, de schepper van het NT. Toen enkele discipelen hoorden van de bevrijding van hun
medebroeders zingen ze eenparig: “Gij, Here, zijt het die geschapen hebt de hemel de aarde, de
zee en al wat daarin is” (Hand.4:12). En Paulus geeft er de volgende variante op, waar hij de
schepping in zijn ganse totaliteit aan Jezus toeschrijft: “want in Hem zijn alle dingen geschapen,
die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij
heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem
geschapen” (Col.1:16,17).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 280

5.6 IS DE PERSOONLIJKE NAAM VAN GOD JEHOVAH?

Onder het artikel “Jehovah” schrijft de WT in ‘Aid to bible understanding’ blz.882: “De
persoonlijke naam van God. (Jes.42:8 / 54:5). Alhoewel schriftuurlijk aangeduid door
beschrijvende titels als God, Heer, Schepper, Vader, de Almachtige, de Allerhoogste en andere,
zijn persoonlijkheid en eigenschappen - wie en wat hij is - zijn volledig opgesomd en alléén
weergegeven door deze persoonlijke naam. Psalm 83:18.”

Wanneer we de aangehaalde schriftuurplaatsen nakijken staat er inderdaad: “Ik ben


Jehovah, dat is mijn naam.” Maar ook staat er in Ex.6:2,3 dat de aartsvaders God slechts kenden
onder de naam van “God de Almachtige” en niet YaHWeH. In Psalm 68:4 vinden we: “zingt God
toe (...) als Jah, wat zijn naam is.” Bij de latere profeten is God ook niet gewoon YaHWeH genoemd
maar: “YaHWeH der heerscharen” (of legerscharen volgens NWV). Zo verscheidene malen bij
Jesaja (Jes.47:4 / 48:2 / 54:5) en Jeremiah, (Jer.31:35 / 32:18). We zien ook dat God zichzelf
verscheidene malen “Heer YaHWeH” heeft genoemd zoals met de uitdrukking “Adõn” (Jes.51:22
/ 19:4 / Ezech.14:11) en “Adonai” (Ezech.20:5 / 29:16 / 36:22,23 / 39:25). En volgens Ex.3:13,14 is
Gods naam “Ehjeh Asher Ehjeh” iets wat bijna onvertaalbaar is. De betekenis is voor sommigen
“Ik ben die Ik ben”, voor anderen “Ik zal zijn wat Ik zal zijn” enz... De vertaling van de WT zegt dat
we het dienen te lezen als: “Ik zal bewijzen te zijn wat ik zal bewijzen te zijn” volgens Ex.3:14. In
de voetnoot is het niet zo omslachtig, want daar staat: “Ik zal bewijzen te zijn.” Zie hierover ook
nog appendix 2.

Naast dit zijn er ook een ganse reeks van combinaties van YaHWeH met een ander begrip
waardoor er nog een uitgebreider betekenis aan gegeven wordt. Ook zijn sommige dezer namen
op de voormenselijke, menselijke of verhoogde Christus toegepast en geïmpliceerd. De lijst volgt
hieronder:

1°) YaHWeH Jireth = YaHWeH zal voorzien = Gen.22:14 vergelijk 2 Cor.5:19.


2°) YaHWeH Rapha = YaHWeH uw heelmeester = Ex.15:26 vergelijk Rom.15:8.
3°) YaHWeH Nissi = YaHWeH is mijn banier = Ex.17:15 vergelijk Eph.6:10,11.
4°) YaHWeH Shalom = YaHWeH is vrede = Richt.6:24 vergelijk Col.1:19,20 / Eph.2:14-17.
5°) YaHWeH Tsidkenu = YaHWeH onze gerechtigheid = Jer.23:6 vergelijk 1 Cor.1:30.
6°) YaHWeH Shammah = YaHWeH is hier = Ezech.48:35 vergelijk Mat.28:20.
7°) YaHWeH Ra ah = YaHWeH mijn herder = Ps.23:1 vergelijk Joh.10:11.
8°) YaHWeH mQuaddishkhem = YaHWeH die rechtvaardigd = Lev.20:7,8
vergelijk 1 Cor.1:30,31.

Met het oog op dit alles is het gewenst zich af te vragen: Is de naam YaHWeH nu wel de énige
eigennaam van God en zijn al de andere slechts titels? Of verder nog: Is het wel noodzakelijk dat
God een persoonlijke naam heeft? En indien we op dit laatste “ja” antwoorden, waarom heeft die
naam dan te maken met het Hebreeuwse werkwoord “hayah” = zijn? Wanneer we YaHWeH ((het
Tetragrammaton) lezen als “De Zijnde”, “Hij die is”, “de Eeuwige” (zoals enkele Franse vertalingen)
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 281

wat zou hieraan verkeerd zijn? Want in actieve vorm zien we toch dat “hayah” voor God gebruikt
is in Ex.3:12 en Gen.31:3, of de Griekse vorm in Hand.18:10.

Volledig juist is de identificatie van YaHWeH = De Zijnde dan ook weer niet. Want i.v.m.
God heeft “hayah” niet een ontologische maar veeleer een fenomenologische betekenis. Anders
gezegd men zou nog beter vertalen “Hij die doet zijn” in actieve vorm (o.a. Th. C. Vriezen).

Laat ons dan ook op een tegenstrijdigheid wijzen van de WT in dit verband. In het boek ‘Uw
naam worde geheiligd’ zeggen ze dat Raymundus Martini een Rooms Katholieke monnik als eerste
de naam “Ieowah” gebruikte (blz.19,20) maar in de appendices van de NWV lezen we dat het de
Getuigen zijn die de naam herstellen. Hoe kan je iets herstellen dat sinds 1270 als mogelijke
uitspraak regelmatig in liturgie en geschrift in gebruik is zowel bij Protestanten als Katholieken?
Andere exegeten zien in de naam YaHWeH ook slechts een verbondsnaam gegeven aan Israël. Dat
wij die naam gebruiken is niet in de betekenis die deze had voor het oude verbondsvolk. Om deze
redenen zijn de Griekse termen voor God in het NT dan ook gans anders, vooral de term “Vader”.
Dat het begrip Vader onderdeel is van de prediking van het OT valt niet te betwisten. (Zie o.a.
Deut.1:31 / 8:5 / Jes.63:16 / 64:8 / Hos.11:1.) Nieuw is in het NT dat hier gesproken wordt over de
universaliteit van het vaderschap Gods. In het verbond van het Oud Testament was YaHWeH
slechts geestelijke vader van Israël (Hand.17:28 / Mat.6:45 / Luc.6:35 / Joh.3:16). Wat het OT wél
al zegt is: dat God de koning is van alle volkeren.
En wellicht is het omwille van deze universaliteit van Gods vaderschap dat Christus nooit zegt dat
God de Vader der Israëlieten is. Dat is dus een betekenisvol onderscheid met het OT. Hij zegt wel
eens dat de duivel hun vader is (Joh.8:44). Ze zijn kinderen van Abraham maar kennen God niet
(Joh.8:37,52-54).

5.7 CHRISTUS DE KURIOS = YaHWeH

De titel Heer in profaan gebruik vinden we als:


1°) Titel van respect. Mat.13:27 / Luc.13:8 / Hand.10:4.
2°) Koningstitel. Hand.25:26 / Opb.17:14.
3°) Bezitstitel. Luc.19:33 / Hand.16:6 / Gal.4:1.
4°) Aanspreektitel voor een vreemdeling. Joh.12:21 / 20:15 / Hand.16:30.
5°) Ironisch voor afgoden. 1 Cor.8:5.
6°) Van een heer in wiens dienst men is. Mat.6:24 / 24:50.

Deze titel is in het NT speciaal voor Christus gebruikt (wel 700 maal) en God (ongeveer 100
maal). Ook in aanhalingen hebben beide de Kyrios-naam. Zie voor God o.a. 1 Cor.3:20 / 14:21 / 2
Cor.6:17 enz. Tevens echter voor Christus hoewel Jehovah’s Getuigen dit soms verdoezelen in hun
vertaling door te substitueren met de naam “Jehovah”. Dit is o.a. duidelijk in 1 Cor.10:21,22 waar
sprake is over de “tafel des Heren” en zekerlijk als een verwijzing is naar Christus en Zijn offer. Dat
er een tafel van YaHWeH was voor de Joden is niet te betwisten. Hier gaat het echter om het
avondmaal van de Here Jezus (Mal.1:12). Hetzelfde hebben we voor 2 Cor.3:16-18. Daar heeft men
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 282

vijfmaal de naam “Jehovah” in plaats van Heer (Kyrios). Wanneer we lezen vanaf vers 14 zien we
duidelijk dat hier over Christus sprake is. Et cetera.

Het is duidelijk dat YaHWeH in het OT = verwijzing naar Christus


in het NT in de hieronder uitgekozen gedeelten van de Psalmen niet
aanvechtbaar zijn.
Ps.9:8 = Hand.17:31 = Oordeler
Ps.34:8 = 1 Pet.2:3 = Goedertieren
Ps.45:6 = Heb.1:8 = God
Ps.62:13 = Mat.16:27 = Vergelder
Ps.74:2 = 1 Pet.1:19 = Verlosser
Ps.96:13 = Hand.17:31 = Rechter
Ps.97:7 = Heb.1:6 = Aangebedene
Ps.98:9 = Hand.17:31 = Rechter
Ps.102:25-27 = Heb.1:10-12 = Schepper
Ps.104:4 = Heb.1:7 = Heer van de engelen

Laat ons trachten dit hoofdstuk samen te vatten. Uit Phil.2:9-11 is het alleen mogelijk te
concluderen dat Christus de naam YaHWeH of Kyrios heeft want alleen deze is “de naam boven
alle andere naam”. Indien we redeneren dat dit niet het geval is, dan is Gods naam nog altijd boven
de naam van Christus wat strijdig zou zijn met datgene wat Paulus zegt. Daarom ook de aanhaling
van Paulus uit Jesaja met de woorden dat iedere knie tot Hem zal buigen, en ook dat speciale
Griekse woord voor religieuze buiging (kamptoo). Contra de leer van de WT kan men dan zeggen
dat de Kyrios-titel deze is van God én van Christus zowel in de Griekse LXX als het NT. Al dit wordt
ook beschreven in Eph.1:20-22: “Dezelfde sterkte en kracht heeft Hij betoond in Christus, toen
Hij Hem opwekte uit de doden en zette aan zijn rechterhand in de hemelen, hoog boven alle
heerschappij, machten, krachten en hoogheden en boven elke naam die genoemd wordt niet
alleen in deze maar ook in de toekomstige tijd. Alles heeft God onder zijn voeten gelegd, en
Hemzelf verheven boven alles” (Willibrord-vertaling). Vergelijk bij dit de aanhaling van Ps.110:1 in
het NT o.a.; Rom.8:34 / Col.3:1 / Heb.1:3 / 8:1 / 10:12 / 1 Pet.3:22.

Onze redding is dus alléén in de naam van Christus (Hand.4:12). Onze openbare
bekendmaking (prediking, getuigenis) heeft Hem als inhoud (Opb.10:9-13). En alleen dezen die
Jezus prediken als Heer (Kyrios) zijn ware christenen, herboren in water en Geest (1 Cor.12:3).
Want Hij is de “Heer der heerlijkheid” (1 Cor.2:8 en vergelijk Psalm 24:10 / Hand.3:15 / Rom.8:17
/ 2 Thes. 2:14 / 1 Tim.3:16).

“Mijn eer zal Ik aan geen ander geven” zegt God in Jes.42:8.

Mogen we bij wijze van schokeffect, enkele Bijbelteksten aan elkaar plakken. We willen
erdoor aangeven dat Jezus de centrale figuur is in de prediking: we gaan naar Hem voor onze
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 283

gebeden en voor de individuele redding. Als Hij God niet is, dan zijn we verkeerd bezig. Dan geven
we de Almachtige niet wat Hem toekomt! We mogen geen afgoden aanbidden!
Joh.14:14 (Willibrord): “14 Als jullie Mij iets zullen vragen in mijn naam, dan zal Ik het
doen.”
Joh.5:39,40 HSV: “Johannes 5:39 U onderzoekt de Schriften, want u denkt daardoor
eeuwig leven te hebben, en die zijn het die van Mij getuigen. 40 En toch wilt u niet tot Mij
komen opdat u leven hebt.”
Joh.6:35,37,44,45 HSV: “Johannes 6:35 En Jezus zei tegen hen: Ik ben het Brood des
levens; wie tot Mij komt, zal beslist geen honger hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit
meer dorst hebben. 37 Alles wat de Vader Mij geeft, zal tot Mij komen; en wie tot Mij
komt, zal Ik beslist niet uitwerpen. 44 Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, Die
Mij gezonden heeft, hem trekt; en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag. 45 Er is
geschreven in de profeten: En zij zullen allen door God onderwezen zijn. Ieder dan die het
van de Vader gehoord en geleerd heeft, komt tot Mij.”
Hand.22:16 HSV: “En nu, waarom aarzelt u? Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen
onder aanroeping van de Naam van de Heere.”

En nog wat over het gebruik van de titel Heer volgens Bullinger, Companion Bible.
“Lord”: (Jehovah. (Ap. 98. VI. i. a. 1. B. a.) VI. (Lord, i. =Kurios,
1. (Used of Jehovah (Appendix 4. II), and printed “LORD” throughout, B.
(Without the Article (Kurios), a. (In quotations from the Old Testament it
occurs twenty-nine times; eight times in Matthew (3:3; 4:7,10; 21:9,42;
22:37; 23:39 [our Scripture above]; 27:10); eight times in Mark (1:3;
11:9,10; 12:11,29,29,30,36-); nine times in Luke (3:4; 4:8,12,18,19; 10:27;
13:35; 19:38; 20:37); four times in John (1:23; 12:13,38,38).”

(Vertaling) „Heer”: (Jehovah. (Ap. 98. VI. i.a. 1. B. a.) VI. (Heer, i. =Kurios,
1. (Gebruikt door Jehovah (Bijlage 4. II), en overal met "HEER" gedrukt, B. (Zonder het
lidwoord (Kurios), a. (In citaten uit het Oude Testament komt het negenentwintig keer voor;
acht keer in Mattheüs (3:3; 4:7,10; 21:9,42; 22:37; 23:39 [ons Schriftgedeelte hierboven];
27:10); acht keer in Marcus (1:3; 11:9,10; 12:11,29,29,30,36-), negen keer in Lukas (3:4;
4:8,12,18,19; 10:27; 13:35; 19:38; 20:37); vier keer in Johannes (1:23; 12:13,38,38).”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 284

Een extra nota over Maleachi 3:1 over Johannes de Doper en waar Jezus is
aangekondigd als YaHWeH! De uitleg van de Wachttoren en de goede visie.

Ja, de theologen van de Wachttoren, geloven dat Johannes de Doper een eerste vervulling
volbracht van Maleachi 3:1. Volgens dit citaat uit Inzicht in de Schrift, deel 1, blz.366, uitg.2022.

“De „boodschapper van het verbond”. Als vervulling van Maleachi 3:1 verscheen Johannes de Doper
als de boodschapper die voor Jehovah de weg bereidde door de joden op de komst van Gods
voornaamste vertegenwoordiger, Jezus Christus, voor te bereiden. — Mt 11:10, 11; Mr 1:1-4; Lu
7:27, 28.”

^^^
Voor hen is er ook een tweede grote vervulling. Citaat uit De Wachttoren, mei 2020, blz.4.
“6 Vanaf 1870 begonnen aanbidders van God zich weer als groep te organiseren. In dat jaar
startten Charles T. Russell en zijn medewerkers een Bijbelstudieklas. Broeder Russell en zijn naaste
medewerkers waren de voorspelde boodschapper die ‘een weg baande’ voordat het Messiaanse
Koninkrijk werd opgericht (Mal. 3:1). Er was weer een georganiseerde groep ware aanbidders van
God. Waren er wereldmachten op het toneel die een grote invloed op Gods aanbidders hadden?”

^^^
Citaat uit Gods Koninkrijk regeert! blz.14, uitgave van 2022, origineel uit 2014.
“5 Maar wie was de eerste „boodschapper” die in Maleachi 3:1 wordt genoemd? Deze
boodschapper zou vóór de tegenwoordigheid van de Messiaanse Koning op het toneel verschijnen.
Was er in de jaren vóór 1914 iemand die de weg baande voor de Messiaanse Koning? (…) Uit die
geschiedenis blijkt dat er in de tweede helft van de negentiende eeuw een groep trouwe aanbidders
opkwam die de enige echte christenen waren in een enorm veld van namaakchristenen.
Ze werden de Bijbelonderzoekers genoemd. De mannen die de leiding hadden — Charles Taze
Russell en zijn naaste medewerkers — deden het werk van de voorspelde boodschapper. Ze gaven
geestelijk leiding aan Gods aanbidders en bereidden ze voor op wat nog in de toekomst lag.”

^^^
Citaat uit De Wachttoren, 1 april 2007, blz.22.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 285

“4 De profetie van Maleachi voorzei dat Jehovah, „de ware Heer”, vergezeld van zijn „boodschapper
van het verbond”, zijn pas op de troon geplaatste Zoon, Christus Jezus, zou komen om
Zijn „tempel” of geestelijke huis van aanbidding te oordelen en te inspecteren. „De bestemde tijd”
waarop ’het oordeel van het huis van God’ zou beginnen, brak kennelijk aan in 1918 (Maleachi 3:1;
1 Petrus 4:17). (…) Een getrouw overblijfsel van met de geest gezalfde christenen werd getoetst, als
met vuur gelouterd en goedgekeurd, waardoor ze voor Jehovah „mensen [werden] die een
offergave aanbieden in rechtvaardigheid”. — Maleachi 3:3.”

[De Wachttoren heeft het regelmatig over een meervoudige vervulling. Zelf zijn zij er steeds de
laatste definitieve vervuller van. Zie hun commentaren op Openbaring, Daniël Jesaja en Zacharia.]

Dit is hoe men Maleachi 3:1 moet verstaan! Elke andere visie loopt ergens ver weg van de
woorden van Jezus daarover.
Maleachi 3:1 – Statenvertaling met aantekeningen.
https://statenvertaling.nl/tekst.php?bb=39&hf=3&ind=1#starth
De voorloper van den Messías
1 ZIE,a 1Ik zend 2Mijn engel, die voor Mijn aangezicht den weg 3bereiden zal; en 4snellijk zal 5tot
Zijn tempel komen 6die Heere 7Dien gijlieden zoekt, te weten 8de Engel des verbonds, aan
Denwelken gij lust hebt; zie, Hij komt, zegt de HEERE der heirscharen.
a Matth. 11:10. Mark. 1:2. Luk. 1:76; 7:27.
Matth. 11:10 Want deze is het van denwelken geschreven staat: Zie, Ik zend Mijn
engel voor Uw aangezicht, die Uw weg bereiden zal voor U heen.
Mark. 1:2 Gelijk geschreven is in de Profeten: Zie, Ik zend Mijn engel voor Uw
aangezicht, die Uw weg voor U heen bereiden zal.
Luk. 1:76 En gij, kindeken, zult een profeet des Allerhoogsten genaamd worden;
want gij zult voor het aangezicht des Heeren vooruitgaan, om Zijn wegen te
bereiden;
Luk. 7:27 Deze is het van welken geschreven is: Zie, Ik zend Mijn engel voor Uw
aangezicht, die Uw weg voor U heen bereiden zal.
1 Dit zijn de woorden van den Heere Christus.
2 Of: Mijn bode, te weten Johannes den Doper, Matth. 11:10. Mark. 1:2. Luk.
1:76; 7:27.
Matth. 11:10 Want deze is het van denwelken geschreven staat: Zie, Ik zend Mijn
engel voor Uw aangezicht, die Uw weg bereiden zal voor U heen.
Mark. 1:2 Gelijk geschreven is in de Profeten: Zie, Ik zend Mijn engel voor Uw
aangezicht, die Uw weg voor U heen bereiden zal.
Luk. 1:76 En gij, kindeken, zult een profeet des Allerhoogsten genaamd worden;
want gij zult voor het aangezicht des Heeren vooruitgaan, om Zijn wegen te
bereiden;
Luk. 7:27 Deze is het van welken geschreven is: Zie, Ik zend Mijn engel voor Uw
aangezicht, die Uw weg voor U heen bereiden zal.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 286

3 Hebr. ruimen zal, dat is, die uit den weg zal ruimen, wegnemen, alle beletselen,
door zijn predicatie, enz., het volk bereidende en geleidende om Christus te
ontvangen. Zie Jes. 40:3, enz. Matth. 3:3.
Jes. 40:3 Een stem des roependen in de woestijn: Bereidt den weg des HEEREN,
maakt recht in de wildernis een baan voor onzen God.
Matth. 3:3 Want deze is het van denwelken gesproken is door Jesaja, den profeet,
zeggende: De stem des roependen in de woestijn: Bereidt den weg des Heeren,
maakt Zijn paden recht.
4 Of: haast, te weten haast nadat Johannes de Doper zal gekomen zijn en den
weg zal bereid hebben.
5 Dat is, Christus zal in het vlees verschijnen in den nieuw herbouwden tempel;
waardoor ook afgebeeld is Zijn gemeente.
6 Ik, de Heere Jezus Christus.
7 Dat is, Wiens komst gijlieden wenst en begeert, of immers voorgeeft, dat gij
naar Hem verlangt. De godzaligen onder de Joden wensten en hoopten op de
komst van den Messias, als hun Zaligmaker, Matth. 13:17. Luk. 10:24.
Matth. 13:17 Want voorwaar Ik zeg u, dat vele profeten en rechtvaardigen
hebben begeerd te zien de dingen die gij ziet, en hebben ze niet gezien; en te horen
de dingen die gij hoort, en hebben ze niet gehoord.
Luk. 10:24 Want Ik zeg u, dat vele profeten en koningen hebben begeerd te zien
hetgeen gij ziet, en hebben het niet gezien; en te horen hetgeen gij hoort, en
hebben het niet gehoord.
8 Te weten Christus, Die een Middelaar is van het genadeverbond tussen God en
Zijn kerk. Zie 2 Kor. 5:19.
2 Kor. 5:19 Want God was in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende,
hun zonden hun niet toerekenende, en heeft het woord der verzoening in ons
gelegd.

Maleachi 3:1 – Statenvertaling met aantekeningen. Waar God het volk met aandrang
aanspoort Hem te volgen, of er komen gigantische problemen achter de hoek kijken!

https://statenvertaling.nl/tekst.php?bb=39&hf=3&ind=1#starth

9 30Met een vloek zijt gij vervloekt, omdat gij Mij berooft, 31zelfs het ganse volk.
30 Dat is, daarom zijt gijlieden zozeer vervloekt, geen ding gelukt of gedijt ulieden
wel.
31 Versta hierbij: berooft Mij, of: zelfs is ook het ganse volk vervloekt, omdat het
ook Mij berooft. Anders: zij allen zijn heidenen, dat is, al die gierige Joden handelen
zo goddelooslijk met het onthouden der tienden, alsof zij altegader heidenen
waren.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 287

Matthéüs 11:10 HSV: “10 Want hij is het over wie geschreven staat: Zie, Ik zend Mijn engel voor Uw
aangezicht, die voor U uit Uw weg gereed zal maken.

Marcus 1:2 HSV: “2 Het is zoals er geschreven staat in de profeten: Zie, Ik zend Mijn engel voor Uw
aangezicht, die voor U uit Uw weg gereed zal maken.”

Lucas 1:76 HSV: “76 En jij, kind, zult een profeet van de Allerhoogste genoemd worden, want je zult
voor het aangezicht van de Heere uit gaan om Zijn wegen gereed te maken.”

Lucas 7:24-27 HSV: “24 Toen de boden van Johannes weggegaan waren, begon Hij tegen de
menigte over Johannes te zeggen: Waar bent u in de woestijn naar gaan kijken? Naar een riet dat
door de wind heen en weer bewogen wordt? 25 Maar waar bent u dan naar gaan kijken? Naar
iemand in kostbare kleren gekleed? Zie, zij die prachtige kleding dragen en in weelde leven, zijn in
de paleizen. 26 Maar waar bent u dan naar gaan kijken? Naar een profeet? Ja, Ik zeg u, zelfs naar
veel meer dan een profeet. 27 Deze is het over wie geschreven staat: Zie, Ik zend Mijn engel voor
Uw aangezicht, die voor U uit Uw weg gereed zal maken.”

Maleachi 3:1,9 Wil75: “1 'Zie, ik zend mijn bode om voor Mij uit de weg te banen. Plotseling
zal dan de Heer in zijn heiligdom binnentreden, de Heer die gij zoekt, de bode van het verbond, naar
wie gij met vreugde uitziet. Zie, Hij komt, zegt Jahwe van de machten. (…) 9 Want weet wel: hij gaat
komen, de dag, die zal branden als een oven. Al degenen die God trotseren en al degenen die kwaad
doen, zij worden kaf. De dag die gaat komen, steekt hen in brand - zegt Jahwe van de machten - de
dag, die wortel noch tak van hen overlaat.”

Citaat uit Constable Thomas DD, Commentary on Malachi 3:1


“Het antwoord van de Heer aan de cynische Israëlieten was om hen op de toekomst te wijzen. Hij
voorspelde de komst van Zijn boodschapper (vgl. Jesaja 40:3-5). Er bestaat geen twijfel over wie dit
was, omdat Jezus hem identificeerde als Johannes de Doper (Matthéüs 11:10; vgl. Markus 1:2;
Lukas 7:27). Deze toekomstige boodschapper zou de weg vrijmaken ter voorbereiding op Jahweh
(vgl. Jesaja 40:3; Johannes 1:23). Het is duidelijk dat Jezus Christus Jahweh is sinds Johannes de
Doper de weg voor Jezus bereidde.
(…)
“De boodschapper van het verbond” is een andere naam voor de Heer die zou komen na de
verschijning van de eerste boodschapper die in dit vers wordt beloofd. Hij zou de goddelijke Messias
zijn. ‘Boodschapper’ betekent ‘engel’, en de Engel van de Heer is hier in zicht. Het “verbond” is het
Nieuwe Verbond dat God beloofde in de toekomst met de Joden te sluiten (vgl. Jeremia 31:31-34;
Ezechiël 36:22-36; Ezechiël 37:26). Een andere opvatting is dat het beoogde verbond het Mozaïsche
Verbond is, en daarachter het Abrahamitische Verbond. [Opmerking: Clendenen, p. 386.] De Joden
verheugden zich over deze Boodschapper omdat Zijn komst al vroeg in de geschiedenis van Israël
een onderwerp was geweest van Messiaanse profetie en een voorwerp van gretige verwachting
(Genesis 3:15; pass.). De Soevereine Jahweh beloofde dat Hij hier opnieuw zou komen. De Joden
hadden hun ongeloof geuit dat God zou ingrijpen en gerechtigheid in de wereld zou vestigen
(Maleachi 2:17), maar God beloofde dat Hij dat zou doen.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 288

^^^
Citaat uit Gill John, Commentary on Malachi 3:1
“zal plotseling naar zijn tempel komen; daarmee bedoel ik niet zijn menselijke natuur, noch zijn
kerk, soms zo genoemd; maar de materiële tempel in Jeruzalem, de tweede tempel, die “zijn” wordt
genoemd, omdat hij toegewijd is aan zijn dienst en aanbidding, wat bewijst dat hij God is, en
vanwege zijn veelvuldigheid daarin; hier werd hij op het juiste moment door zijn ouders gebracht
en gepresenteerd, voor de zuivering van zijn moeder; hier was hij op twaalfjarige leeftijd aan het
discussiëren met de doctoren; en hier wachtten Simeon, Anna en anderen op hem, Lukas 2:22 en
we lezen vaak dat hij hier was, en dat hij zijn gezag daarin gebruikte als de Heer en eigenaar ervan;
en van de Hosanna’s die hem hier zijn gegeven,

Mattheüs 21:12, de manier waarop hij “plotseling” zou moeten komen, kan verwijzen naar de
manifestatie ervan, snel nadat Johannes de Doper zijn weg had voorbereid door zijn leer en doop:”
^^^
Citaat van Nicoll William Robertson, M.A., L.L.D., Commentary on Malachi 3
“II. We hebben in deze passage twee uitspraken over de goddelijkheid van Christus:
A. Hij wordt de Heer genoemd. Het is dus van het allergrootste belang om de Goddelijkheid van
Jezus te observeren, niet alleen waar dit direct voorkomt, maar zelfs waar dit terloops in de Schrift
wordt vermeld, want de Godheid van Christus ondersteunt de essentie van onze religie.
B. Het einde van het vers vertelt ons dat het de Heer der heerscharen is. De Heer Jezus en de Heer
der heerscharen zijn één en dezelfde. Zo komen we door de hele Bijbel heen voortdurend dezelfde
waarheid van de Godheid van Jezus tegen.”

^^^
Citaat uit Simeon Charles, Commentary on Malachi 3
“De komst van onze Heer –
Jezus wordt hier beschreven onder de meest verheven titels:
[Hij is “de Heer”, de opperste Heerser en Bestuurder van hemel en aarde, “de Heer van allen
[Handelingen 10:36.],” zelfs “Heer der heren, en Koning der koningen [Openbaring 17: 14.].” Maar
ondanks zijn gelijkheid met de Vader als God, ‘neemt hij de vorm aan van een dienaar en komt hij
als ‘de boodschapper van het verbond’. Hij sloot voor ons een verbond met de Vader, en zelf werd
“de borg van dat verbond [Hebreeën 7:22; Hebreeën 8:6.]”, waarbij hij zichzelf aan God beloofde
dat ons deel zou worden vervuld, en ook aan ons dat Gods deel zou worden vervuld. Dit verbond
bevestigde en bekrachtigde hij met zijn eigen bloed [Lukas 22:20. 1 Korintiërs 11:25.]; en hij ‘roept
ons in de banden ervan’, en verzekert ons dat het ‘in alle dingen geordend en zeker is’, en dat alle
zegeningen ervan zullen worden verleend aan degenen die in hem geloven. In dit ambt was hij “een
voorwerp van verlangen en vreugde” lang voordat hij in de wereld kwam: Hij was “het verlangen
van alle naties [Haggaï 2:7.]:” niet dat iedereen daadwerkelijk naar hem zocht en zich in hem
verheugde ; maar hij was de vreugde van allen die hem kenden; zij die zijn dag zagen, hoewel op
zo grote afstand, verheugden zich erover [Johannes 8:56.]; en als de hele aarde zijn ambt en
karakter had gekend, zouden ze gelijkgestemd zijn geweest met degenen die “op hem wachtten als
de troost van Israël” en “verlossing zochten in Jeruzalem [Lukas 2:25; Lukas 2:38.].”
^^^
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 289

Citaat uit Pett Peter, Commentary on Malachi 3


De belofte gaat dus in de eerste plaats over de aanvankelijke komst van de bereider van de weg
(wiens details worden gegeven in Maleachi 4:5-6; Lukas 1:15-17; Matteüs 3:3 en parallellen), en
vervolgens over de komst van de Soevereine Heer Zelf, dat wil zeggen de Boodschapper (Engel) van
het Verbond. Dat de Heer Jezus Christus in de volheid der tijden is gekomen, daar gaat het in de
Evangeliën allemaal om, en daarin wordt Hij duidelijk geopenbaard als de Soevereine Heer en de
Boodschapper van het Verbond. En dat Hij plotseling naar Zijn Tempel kwam, gebeurde twee keer,
één keer aan het begin van Zijn bediening (Johannes 2:13-17) en één keer aan het einde (Marcus
11:11; Markus 11:15-17 en parallellen).”

^^^
Citaat uit Trapp John, Commentary on Malachi 3
“Mijn boodschapper] Niet Christus, zoals Eusebius beweerde (lib. 5, de Demon. Evang. cap. 28),
noch de Messias, de zoon van Jozef, dat wil zeggen van de stam van Jozef, zoals Rabbi Abraham
zou willen hebben (want de Joden verwachten dwaas twee Messiassen, de ene de zoon van David
en de andere de zoon van Jozef), noch een engel van de hemel, zoals Rabbi David het interpreteert,
volgens Exodus 23:20; maar Johannes de Doper, zoals onze Redder zichzelf uitlegt Mattheüs 11:10,
die hier de boodschapper of engel van Christus wordt genoemd vanwege zijn ambt: iemand door
wie hij zijn gedachten aan zijn volk zou openbaren. “Hij was een brandend en stralend licht”,
Johannes 5:35, of lamp, en scheen een tijd lang, totdat de Zon der gerechtigheid op zijn plaats
kwam: zoals lichten en kaarsen van goed nut zijn totdat de zon opkomt. Zie 1 Samuël 3:8.”
^^^

Citaat uit Barnes Albert, Commentary on Malachi 3:1

“En de Heer, die u zoekt, zal plotseling naar Zijn tempel komen. Hij, Wiens komst zij zochten, was
de Almachtige God, “de God van het oordeel.” Hij die zou komen, was “de Heer”, wederom
Almachtige God, aangezien ook in het gebruik niemand anders “de Heer” wordt genoemd, zoals
geen ander dat kan zijn. Ook de tempel waarheen Hij zou komen, de tempel van God, is de Zijne.
‘De boodschapper, of de engel van het verbond’, is duidelijk, zelfs vanuit het parallellisme, hetzelfde
als ‘de Heer’. Het was ‘één’, naar wie zij keken; één, over wiens afwezigheid ze klaagden; Maleachi
2:17, “waar is de God van het oordeel?” één, die naar Zijn tempel zou komen, één wiens komst zij
zochten en voorbereidden ‘om er plezier in te hebben’; één, van wie herhaald wordt: “Zie, Hij komt”,
één, op de dag van wiens komst, bij wiens verschijning, werd gevraagd: “wie zal standhouden?”
“Alle christelijke uitleggers zijn het erover eens dat deze Heer Christus is, Handelingen 2:36, die God
zowel tot Heer als Christus heeft gemaakt, en Handelingen 10:36. Wie is Heer over alles; door wie
alle dingen zijn gemaakt, worden onderhouden en bestuurd; Wie is (zoals de wortel van het woord
impliceert) de basis en het fundament, niet van een particuliere familie, stam of koninkrijk, maar
van allemaal; 1 Korintiërs 8:6. door wie zijn alle dingen en wij door Hem: en van wie wij ook zijn
door het recht op verlossing; en dus is Hij Openbaring 17:14; Openbaring 19:16. Heer der heren en
Koning der koningen, terecht de Heer genoemd.”

En nog een lijst met titels voor/over de Christus in Openbaring


Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 290
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 291

BIBLIOGRAFIE
Behalve de reeds genoemde commentaren op de brief aan de Phillipenzen in hoofdstuk vier
speciaal voor de Kyrios-titel:
Bock Darrell, Studying the Historical Jesus, Baker, 2002.
Bock Darrell, Key Events in the Life of the Historical Jesus, Eerdmans, 2010.
Bonnefoy J.F., O.F.M., La primauté du Christ, Casa Editrice Herder Roma, 1959.
Bosc J., L’office Royal du Seigneur Jésus-Christ, Labor et Fides, 1957.
Clark Stephen, ed., The Forgotten Christ. IVP, 2007.
Conzelman H., An outline of the theology of the New Testament, S.C.M., 1969.
Cullmann O., The christology of the New Testament, S.C.M., 1971.
Erickson Millard, The Word Became Flesh. Baker, 1991.
Habermas Gary, The Historical Jesus. College Press, 1996.
Hahn E., The titles of Jesus in christology, Lutterworth Press, 1969.
Kramer W., Christ, Lord, Son of God, S.C.M., 1966.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 292

Letham Robert, The Message of the Person of Christ. IVP, 2013.


Macleod Donald, The Person of Christ. IVP, 1993.
McCready Douglas, He Came Down From Heaven, 2005.
Marshall, I. Howard, I Believe in the Historical Jesus. Eerdmans, 1977.
Nichols, Stephen, For Us and For Our Salvation: The Doctrine of Christ in the Early Church. Cross-
way, 2007.
Pate, C. Marvin, 40 Questions About the Historical Jesus. Kregel, 2015.
Sabourin L., S.J., Les noms et les titres de Jésus, Desclée De Brouwer, 1962.
Taylor V., The names of Jesus, Macmillan, 1954.
Ware, Bruce, The Man Christ Jesus. Crossway, 2013.
Wells, David, The Person of Christ. Crossway Books, 1984.
Young E. J., Isaiah’s Majestic Prophecy, The Seminary Review, series I, Volume VIII,
Number 1 Fall, 1961 blz.3-25.
Artikel “Kyrios” in DNTT, deel 2, blz.510-516.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 293

Hoofdstuk 6

Een meesterwerk van misleiding

Hebreeën, hoofdstuk: 1
Vers Statenvertaling Luthervertaling Leidsche vertaling

5 Want tot wien van de Want tot welken Engel Tot wien der engelen
engelen heeft Hij ooit heeft Hij ooit gezegd: toch heeft Hij ooit
gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, ‘Gij zijt mijn Zoon, gezegd: Gij zijt mijn
heden heb ik u heden heb Ik u Zoon; Ik heb u heden
gegenereerd? En wederom: verwekt’? en verwekt? en elders: Ik
Ik zal Hem tot een Vader wederom: ‘lk zal zijn zal hem tot een vader
zijn, en Hij zal Mij tot een Vader zijn en hij zal zijn, en hij zal Mij tot
Zoon zijn? mijn Zoon zijn’? zoon wezen?

We lezen in ‘De Grootste Mens die ooit heeft geleefd’, een boek van de WT in de versie uit
1991: “Jezus heeft nooit beweerd God te zijn, maar hij erkende dat hij de beloofde Messías of
Christus was. Hij zei ook dat hij “Gods Zoon” was, niet God (Johannes 4:25, 26; 10:36). Toch zegt
de bijbel niet dat Jezus een mens als ieder ander mens was. Hij was een zeer bijzondere persoon,
omdat hij vóór alle andere dingen door God was geschapen (Kolossenzen 1:15). Talloze miljarden
jaren lang, zelfs voordat het stoffelijke universum werd geschapen, leefde Jezus als een geestelijk
schepsel in de hemel en verheugde hij zich in intieme omgang met zijn Vader, Jehovah God, de
Grootse Schepper. – Spreuken 8:22, 27-31. Vervolgens, ongeveer tweeduizend jaar geleden,
bracht God het leven van zijn Zoon over naar de schoot van een vrouw en werd Jezus een
menselijke zoon van God, die op een normale manier door een vrouw ter wereld werd gebracht
(Galaten 4:4). Toen Jezus zich in de baarmoeder ontwikkelde en daarna als jongen opgroeide,
was hij afhankelijk van degenen die God als zijn aardse ouders had uitgekozen. Tenslotte werd
Jezus een volwassen man en werd het hem vergund zich zijn vroegere omgang met God in de
hemel volledig te herinneren. – Johannes 8:23; 17:5” (Inleiding blz.4). Dat is in het kort wat een
Jehovah Getuige verplicht is te geloven over Jezus van Nazareth. Maar ze beweren nog meer dan
dat wat in onze ogen on-Bijbels ruikt.

Laat ons eerst een totaal ander evangelisch beeld weergeven over de persoon van Jezus.
Een citaat uit Baker Illustrated Study Bible © 2018, Baker Publishing Group, blz.1788.
“Een andere Messiaanse titel die Matthéüs gebruikt, is “Zoon van God” (bijv. 14:33; 16:16),
gemakkelijk te horen door moderne oren als een goddelijke titel. Maar de duidelijkste OT-
voorbeelden van degenen die door God “zoon” worden genoemd, zijn Israël (bijv. Ex 4:22; Hs 11:1)
en de koningen van Israël (2 Sm 7:14; Ps 2:1-12). Daarom heeft de term “Zoon van God” een
messiaanse connotatie. Naast het oproepen van de rol van Jezus als vertegenwoordiger van Israël
(zie hieronder), gebruikt Mattheüs de uitdrukking als een alternatieve manier om Jezus aan te
duiden als de Messias (vgl. 16:16; 26:63; alternatief voor “Koning” in 27:41– 44), hoewel met de
nadruk op Jezus’ intimiteit met de Vader (bijv. 3:17; 11:25-27; 17:5). Matthéüs benadrukt Jezus als
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 294

de trouwe vertegenwoordiger van Israël in identiteit en missie, vooral in de hoofdstukken 1–4. Net
zoals God Israël uit Egypte heeft geleid, doet God hetzelfde voor Jezus en zijn familie (2:15, 19-21).
In tegenstelling tot de ongehoorzaamheid van Israël toen hij in de woestijn werd verleid, bewijst
Jezus zijn trouw aan God wanneer hij met dezelfde verleidingen wordt geconfronteerd (4:1-11) en
toont hij de verbondsloyaliteit die God van Israël verlangt (vergelijk 3:17 met Jes. 42:1-11). 4; zie
ook Mattheüs’ gebruik van Ps 22 in Mt 27:27-50). De trouw van Jezus, zelfs tot in de dood, wordt
door God bevestigd in de opstanding, opnieuw bij de verwoesting van de tempel in 70 na Christus,
zoals Jezus voorspelt, en ten slotte bij “het einde der tijden”, wanneer Jezus de hele mensheid zal
oordelen. Matthéüs legt de nadruk op rechtvaardiging door herhaaldelijk Dn 7:13–14 op te roepen,
waarin een betuigde ‘mensenzoon’ Gods troon nadert en alle autoriteit ontvangt (zie 10:23; 16:27–
28; 24:30 –31; 26:64; zie ook 25:31 en 28:18). In het uitgelegde visioen van Daniël zijn het “de
heiligen van de Allerhoogste” (d.w.z. de gelovigen van Israël) die worden voorgesteld door de zoon
des mensen (vgl. Dn 7,18, 22, 27), zodat Matthéüs’ gebruik van dit visioen verbindt de
rechtvaardiging van Jezus’ trouw aan zijn rol als vertegenwoordiger van Israël. Mattheüs’ gebruik
van “Mensenzoon” is altijd een zelfbenoeming door Jezus. In veel gevallen lijkt het precies dat te
zijn: een manier waarop Jezus naar zichzelf verwijst, mogelijk in solidariteit met Israël (zie Gods
frequente verwijzing naar Ezechiël als “zoon des mensen”, bijv. Ezk 2:1). Maar wanneer
“Mensenzoon” voorkomt in toespelingen/citaten op Dn 7:13-14, bedoelt Mattheüs Jezus’
rechtvaardiging over te brengen aan een positie van universeel gezag.”

Het evangelie van Johannes is een der belangrijkste Bijbelboeken welke het persoonlijke
leven van de Heer beschrijft. Niet alleen de absolute godheid maar ook Zijn volledig mens-zijn is er
nauwkeurig in beschreven. Kritiek van de WT is in dit verband dan ook niet uitgebleven, alhoewel
het slechts in 1962 was dat ze voor het eerst al haar argumentatie samengebracht heeft in één
enkele publicatie. Het is hun 64 bladzijden tellende brochure getiteld: ‘Het Woord, Wie is Hij’. Dit
geschrift is een meesterwerk van misleiding. Niet alleen wordt er geredeneerd alsof de schrijver
ervan, bij wijze van spreken God wetenschappelijk en proefondervindelijk onderzocht heeft,
bovenal is deze brochure geschreven naar menselijke logica en redenering. Verder is het een
amalgaam van losse beweringen en verkeerde voorstellingen van datgene wat dezen die de Drie-
eenheid belijden werkelijk geloven. Ze tonen een gebrek aan kennis van de Griekse Bijbeltaal en
negeren de schriftcontext over de ganse lijn. Dit geschrift dat duizenden misleidt heeft zal blijven
misleiden in de toekomst.
Gedeelten uit deze brochure zijn in voorgaande hoofdstukken al besproken maar een aantal
argumenten van de zijde van de WT willen we hier onder het vergrootglas leggen.

6.1 “MIJN VADER IS MEERDER DAN IK” Joh.14:28 (SV)

Een schriftuurplaats die in alle opzichten als de belangrijkste wordt gezien door Jehovah’s
Getuigen in hun strijd contra de absolute godheid van Christus is Joh.14:28. Voor hen is dit een
positief bewijs van hun stelling. Deze tekst zegt: “Indien gij mij liefhad zoudt gij u verheugen dat
ik heenga naar de Vader, want de Vader is groter dan ik.” Hierop zegt de WT: “Jezus erkende
aldus zijn Vader als de Here God, de Almachtige, zonder zijns gelijke, meerder dan zijn Zoon”
(‘Het Woord’ blz.53). Nu is het waar dat de uitdrukking “groter dan” wil zeggen grotere macht of
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 295

grotere autoriteit zoals in dit evangelie duidelijk is. Vergelijk Joh.4:12 / 8:53 / 10:29 / 13:16 en 1
Joh.3:20. Maar dat helpt niet in het minst van hieruit te concluderen dat de Vader alléén God is.
Wat doen we dan met de andere schriftuurplaatsen die Christus God noemen (Joh.1:1-3 / 20:28)?
Wanneer de WT in dit verband zegt dat de Vader, de Almachtige is en de Zoon, een Machtige god
dan leert men een TWEE-godendom. Dan moet de WT ook niet komen aandraven met een leer dat
ze in één-God geloven. Allen die beweren dat Jezus géén God is, de anti-trinitariërs, zeggen dat de
tekst van de titel bovenaan er het overtuigende bewijs van hun gelijk is. Ze denken hierbij het grote
gelijk aan hun kant te hebben. Is dat wel zo?

In Joh.14:28 gebruikt Johannes het Griekse “meizon” = méér, in het Nederlands. Dat begrip
wijst naar een verschil in positie. Als illustratie het volgende: een koning is méér dan zijn zoon of
dochter ook als hij/zij troonopvolger is. Ze zijn echter toch van dezelfde natuur. Indien Johannes
een verschil tussen de Vader en de Logos - wat betreft hun natuur - had willen benadrukken zou
er “kreitton” gestaan hebben. Dat is zoals bij het verschil tussen de Logos en de engelen in Heb.1:4.
“Kreitton” wijst op een verschil in natuur. Christus verschilt in natuur van de engelen maar is van
dezelfde natuur als de Vader.

Diezelfde avond dat Jezus de uitspraak doet die we bespreken gebruikt Hij nog enkele
malen dat woord “meizon”. In verband met de voetwassing zegt Hij dat een slaaf niet “meerder”
is dan zijn heer en dat een gezant niet “meerder” is dan zijn zender. Beide malen dus opnieuw een
rangpositie die erdoor weergegeven wordt. Slaaf en heer/gezant en zender zijn van dezelfde
natuur = mensen. Zie Joh.13:16 en ook nog Joh.15:20 waar de slaaf en heer-relatie opnieuw aan
bod komt. Daar waar “meizon” gebruikt wordt gaat het niet om de natuur van de betrokkenen,
maar hun onderlinge verhouding in de sociale maatschappij is aan de orde.

Wat staat er in de Griekse tekst


[RP Byzantine Majority Text 2005]

“ὅτι ὁ πατήρ μου μείζων μού ἐστιν”


“hoti ho pater mou meizon mou estin”

Hoe men de tekst heeft vertaald

Statenvertaling:
“Mijn Vader is meerder dan Ik”
Herziene Statenvertaling:
“Mijn Vader is meer dan Ik.”
Luther en Canisius:
“de Vader is groter dan ik”
Leidsche vertaling en NBG:
“de Vader is meer dan ik”
Brouwer:
“de Vader is meerder dan ik”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 296

Enkele verklaringen bij deze tekst. Jehovah’s Getuigen beweren: “Het standpunt van de
bijbel is duidelijk. Niet alleen is de Almachtige God, Jehovah, een persoonlijkheid die van Jezus
verschilt, maar ook is Hij te allen tijde zijn meerdere” (‘Moet u ...’ blz. 20). S. Schoon [1] een
modern theoloog die niet geloofd in de Drie-eenheid, leest zijn opmerking bij Joh.14:28 vanuit
Joh.20:28, die prachtige geloofsbelijdenis van Thomas: “Mijn Heer en Mijn God.” (Simon Schoon,
‘De weg van Jezus’, Kok, 1991.) Dat is voor S. Schoon echter een verklaring die Thomas over God,
de Vader, maakt. Waarschijnlijk heeft hij die uitleg van de theoloog Paul van Buren die het volgende
zei: “De twijfelende Thomas uit het vierde evangelie sprak voor hen allen, toen hij die jood recht in
het gezicht keek en uitriep, met de woorden die de eeuwen door in de joodse liturgie geklonken
hebben: “Mijn Heer en mijn God!” Het was eenvoudig omdat de jood Thomas zich in de
aanwezigheid van deze jood Jezus gedwongen voelde, de God van zijn vaderen als zijn Heer en zijn
God te belijden. Allen niet-joden, bijbels en joods ongeletterd als zij zijn, konden zich ook maar
inbeelden dat de jood Thomas er in de verste verte aan gedacht zou hebben, Jezus ‘God’ te noemen,
of ook dat Jezus, die zelfs weigerde ‘goed’ genoemd te worden, zoiets godslasterlijks zou hebben
verlangd! Nee! De werkelijke eer van onze Heer Jezus Christus is dat hij erop stond, alle eer aan de
Vader te geven.” Dit citaat vonden we in een vertaling van de Nes Ammim lezingen, veertiende
jaargang, n°6, blz.9.
[1] Simon Schoon, De weg van Jezus, uitgeverij Kok/Kampen, 1991.

Maar bij die uitleg van deze Bijbeltekst zeggen zowel Prof. P. van Buren als Dr. S. Schoon
iets dat er niet staat. Johannes schrijft niet dat Thomas in verbazing een geloofsbelijdenis
uitspreekt. Johannes schrijft namelijk dat Thomas “tot Hem” sprak, TOT JEZUS.

Wie is de God van Thomas? = Jezus!


Wie is de Heer van Thomas? = Jezus!

En de Heer prijst zijn discipel voor die opmerkelijke verklaring (vers 29). Jezus zegt dus niet:
Thomas een dergelijke uitspraak als deze is godslasterlijk en mag je nooit meer doen. Als leraar van
de discipelen was dat een strikte noodzaak geweest bij een dergelijke theologische misstap. Hij
prijst hem daarentegen. Evenals S. Schoon gebruiken Jehovah’s Getuigen ditzelfde argument als
een mogelijke uitleg van deze Bijbeltekst. Zie ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, 1995, blz.1274. Maar:
“Zalig zij die niet gezien hebben en toch geloven” Joh.20:29.

Johannes 20:28 onder het vergrootglas

Wat staat er in de Griekse tekst van Johannes 20:28


RP Byzantine Majority Text 2005
“Καὶ ἀπεκρίθη Θωμᾶς, καὶ εἴπεν αὐτῷ, Ὁ κύριός μου καὶ ὁ θεός μου”
“ho kurios mou kai ho theos mou”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 297

Hoe men de tekst heeft vertaald


“Mijn Heere en mijn God!” SV
“Mijn Heer en mijn God!” HSV, SV, Luther, Leidsche vert, Brouwer, Canisius, NBG

In een tekst van de Psalmen staat er eens een formule die bijna identiek is als in deze die
Thomas uitsprak tegenover Jezus in het evangelie van Johannes. In Psalm 35:23 lezen we: “Waak
op en ontwaak voor mijn recht, voor mijn rechtsgeding, o mijn God en mijn Here.” En in het
Nieuwe Testament is er een bijna gelijkaardige uitspraak van Johannes 20:28 maar dan in het
meervoud weergegeven.

Wat staat er in de Griekse tekst van Openbaring 4:11


RP Byzantine Majority Text 2005
“ὁ κύριος καὶ ὁ θεὸς ἡμῶν,”
“ho kurios kai ho theos humoon”

Hoe men de tekst heeft vertaald


“Heer, Gij, onze God” Luther
“Gij, Heer, onze God” Leidsche
“Gij, onze Heer en God” Naardense Bijbel, Brouwer
“Gij, onze Heer onze God” Canisius
“Gij, onze Here onze God” NBG
“Gij Jehovah, ja onze God” NWV
“the Lord and the God of us” Kingdom Interlinear translation van de WT
[“U bent het waard, Heere” HSV, ook in King James en Young’s Literal Translation, herwerkt]
[“worthy, ADONAI Eloheinu” Complete Jewish Bible]

Een ander verband: Johannes 20:28 en Johannes 17:3

De wijze waarop we Joh.20:28 moeten begrijpen volgens ‘Redeneren aan de hand van de
Schrift’, publicatie van de WT, klopt dus niet met al deze hierboven genoemde feiten. Ze zeggen:
“De context helpt ons de juiste conclusie te trekken. Kort voordat Jezus stierf, had Thomas
gehoord hoe hij zijn Vader in gebed als de enige waarachtige God aansprak (Joh.17:3, NBG).
Nadat Jezus uit de doden was opgewekt, liet hij aan zijn apostelen, met inbegrip van Thomas, de
volgende boodschap overbrengen: “Ik vaar op … naar mijn God en uw God” (Joh.20:17, NBG). Na
te hebben opgetekend wat Thomas zei toen hij de opgestane Christus werkelijk zag en
aanraakte, zei de apostel Johannes: “deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de
Christus, de Zoon van God”“(Joh.20:31, NBG). Indien iemand derhalve vanwege Thomas’s uitroep
de gevolgtrekking heeft gemaakt dat Jezus zelf de enige waarachtige God is of dat Jezus een
trinitarische “God de Zoon” is, dient hij opnieuw te beschouwen wat Jezus zelf zei (vs. 17) en wat
de apostel Johannes als slotconclusie duidelijk onder woorden bracht (vs. 31)” blz.231.

En ook wat in ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, blz.1274 te lezen is klopt niet met de Bijbelse
feiten: “Thomas kan Jezus derhalve hebben aangesproken met “mijn God” in de zin dat Jezus
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 298

“een god” was, maar niet de Almachtige God, niet “de enige ware God”, tot wie Thomas Jezus
vaak had horen bidden (Jo 17:1-3). Of misschien heeft hij Jezus met “mijn God” aangesproken in
dezelfde trant waarin zijn voorvaders soortgelijke uitdrukkingen hadden gebezigd die
opgetekend staan in de Hebreeuwse Geschriften, waarmee Thomas vertrouwd was. Bij
verschillende gelegenheden waarbij personen door een engel als boodschapper van Jehovah
werden bezocht of aangesproken, kwam het voor dat zij, of ook wel de schrijver van het
desbetreffende bijbelse verslag, die hemelse boodschapper antwoordden of over hem spraken
alsof hij Jehovah God zelf was. (Vgl. Ge 16:7-11, 13; 18:1-5, 22-23; 32:24-30; Re 6:11-15; 13:20-
22.) Dit kwam doordat de engel als Jehovah”s vertegenwoordiger optrad, in diens naam sprak,
wellicht het voornaamwoord voor de eerste persoon enkelvoud gebruikte en zelfs zei: “Ik ben de
ware God” (Ge 31:11-13; Re 2:1-5). In die zin kan Thomas Jezus dus met “mijn God” hebben
aangesproken, aangezien hij Jezus als de vertegenwoordiger en woordvoerder van de ware God
erkende of beleed. Hoe het ook zij, Thomas” woorden zijn stellig niet in tegenspraak met wat hij
Jezus zelf duidelijk had horen verklaren, namelijk: “De Vader is groter dan mij.” – Jo 14:28” (Wij
onderlijnen in de tekst.). [Daarover zegt de Wachttoren: “Waarschijnlijk was deze engel Jezus in
zijn voormenselijke gedaante.” Of “Het is heel aannemelijk dat de engel ‘in wie Jehovah’s naam
was’ Gods eerstgeboren Zoon was, die later Jezus werd.” En “De aartsengel Michaël is dus Jezus in
zijn voormenselijk bestaan.”]

In deze beide citaten verwijst men naar Joh.17:3. Daarover een kleine opmerking.
Novatianus schreef al in 235 na Chr. bij het publiceren van zijn geschrift over ‘De Drie-eenheid’ bij
Joh.17:3. Hij geeft na een reeks opmerkingen het volgende als besluit: “We moeten daarom,
volgens de beschreven regels zoals we uitgelegd hebben, zeggen dat God de enige ware God is en
dat diegene die Hij gezonden heeft, Jezus Christus, zeker dergelijke zaken niet zou zeggen en Zichzelf
aan de Vader binden op die wijze, indien Hij ook niet God was. Hij zou zich dan van Hem hebben
ontkoppeld, had Hij willen uitleggen dat wij moeten verstaan dat Hij God niet was” (par 16).
Voordien had Novatianus als slot van par.11 gezegd: “Laten zij daarom die lezen dat Christus de
Zoon des mensen is, ook dít lezen, dat dezelfde Jezus ook God is en de Zoon van God.”

Een opmerking over het tweede citaat. De WT laat doorschemeren dat wanneer engelen
aan mensen verschenen; of de “engel des HEREN” zich manifesteerde, men hen aansprak als God
en dat Thomas iets in die aard zou kunnen bedoeld hebben wanneer hij Jezus God noemt. Dat is
een rare redenering. Aanvaardden die gelovigen een meer-godendom? Natuurlijk niet. Dus zagen
die mensen in de engelen méér dan eens de Almachtige. In hun optiek was het Hij die verscheen.
En voor de “engel des HEREN” geldt dit nog meer dan voor de andere engelen. (Zie punt 3.8.)

Er is nog wat anders aan de orde, de WT had vroeger een andere uitleg over Joh.20:28 en
ook deze luisterde niet naar wat de tekst zelf zei. Volgens ‘DE WACHTTOREN’ van 1 juni 1988
moeten we dit erin lezen, dat er geen bezwaar is: “dat Thomas Jezus als een god aanduidt. Dat
zou in onvereenstemming zijn met het feit dat Jezus in zijn voormenselijk bestaan stellig een god
was, dat wil zeggen, een machtig goddelijk persoon. En stellig is hij dat sinds zijn dood en
opstanding tot hemels leven (…) Er was dus niets ongepasts aan dat Thomas Jezus zo aanduidde.
Thomas zei dat Jezus een god voor hem was, een goddelijke machtige persoon. Hij zei echter niet
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 299

dat Jezus Jehovah was, hetgeen de reden was waarom Thomas “mijn” God zei en niet “de” God.”
(Wij onderstrepen). Één opmerking hierover; er staat in de Griekse tekst wel degelijk “DE GOD VAN
MIJ” = “ho theos mou.” Dat argument is dus ondertussen verbeurdverklaard en gebruikt men niet
meer. Nieuw licht zegt men dan, maar ook het nieuwe is duisternis.

En ook nog dit uit een artikel in ‘DE WACHTTOREN’ van 1 maart 1984 blz.20: “Hoe staat het
dan met Thomas’ verbaasde uitroep, toen hij de uit de doden opgewekte Jezus zag (…) Thomas
was sterk aangedaan door het duidelijke besef dat Jezus Christus werkelijk uit de doden was
opgewekt (…)” (Wij onderlijnen in de tekst.). Lees a.u.b. toch vers 29 erbij, wie verbaasd is mag
nog geen ketterij verkopen. Jezus zegt niet tegen Thomas: man vertel toch niet zo een onzin.
Integendeel hij geeft zijn reactie als de énige echte een voorbeeld voor alle gelovigen.

Alles in balans!

Wat Thomas zegt in Joh.20:28, heeft een parallel in Opb.4:11. De vierentwintig oudsten
bezingen volgens het vers: “HO KURIOS KAI HO THEOS” = “DE HEER EN DE GOD.” Dat is een
bekende formule in de Bijbel zowel het Oud Testament (maar dan wel in het Hebreeuws) als het
Nieuw Testament. Dit is een lijst ervan: Psalm 34:23 / 43:5 / 63:1 / Jer.38:18 / Zach.13:9 /
Mat.4:7,10 / 22:37 / 27:46 / Marc.5:34 / 12:29 / Luc.1:78 / 4:8,12 / Joh.8:54 / 20:17 / 20:28 /
Hand.2:39 / Rom.1:8 / 1 Cor.1:4 / 6:11 / 2 Cor.12:21 / Php.1:3 / 1 Thes.2:2 / 3:9 / 2 Thes.1:11 /
Phm.1:4 / Heb.1:9 / Opb.3:12 / 4:11 / 5:10 / 7:3 / 12:10 / 19:1 / 19:5 / 21:3. Voorafgaande gebruikt
de Schrift een formule als; mijn (God), onze (God), uw (God), hun (God). Het gaat dan om verering,
aanbidding en bevestiging van de godheid van de HEERE, weze het de Vader, de Zoon of de Heilige
Geest.

Citaat uit ‘DE WACHTTOREN’, 1984 1/3, blz.16 over 14:28.


“8 Ondanks zijn zeer verheven positie zei Jezus tot zijn apostelen: „De Vader is groter dan ik”
(Johannes 14:28). Sommige mensen zeggen dat dit alleen waar was omdat Jezus nog op aarde
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 300

was en dat het thans, nu hij naar de hemel is opgestegen, niet langer het geval is. Maar de bijbel
zegt dat niet.
Na Jezus’ hemelvaart
9 Nadat Jezus naar de hemel was opgestegen, bleven zijn volgelingen onderwijzen dat de Vader
groter is dan de Zoon. Meer dan twintig jaar later schreef Paulus over „de God en Vader van onze
Heer Jezus Christus” (Romeinen 15:6). Beschouw die woorden eens zorgvuldig. Paulus spreekt
over Jezus’ God. Dientengevolge maakt Paulus dit onderscheid niet slechts tussen de Vader en
Jezus maar tussen God en Jezus.”
R. Furuli de WT-apologeet geeft dit argument op blz.221 van zijn boek: “We cannot know
exactly what Thomas meant with his exclamation (…) “Thus, Thomas’ words do not add anything
to our understanding of the word theos when used of Jesus in John 1:1c, 18.” = “We kunnen niet
precies weten wat Thomas bedoelde met zijn uitroep (…) “De woorden van Thomas voegen dus
niets toe aan ons begrip van het woord theos wanneer het wordt gebruikt voor Jezus in Johannes
1:1c, 18.” Gregg Stafford zijn collega zegt in zijn verdediging van de WT op blz.351: “…and Thomas’
reply was spoken to him (…) But was it directed to him?” = “...en Thomas’ antwoord werd tot hem
uitgesproken (...) Maar was het aan hem gericht?” De Wachttoren heeft dus alle soorten meningen
over deze tekst en R. Furuli wil er zelfs niet aan beginnen en loopt weg. Met het oog op wat
hierboven is uitgelegd: deze mensen zijn niet oprecht. Thomas spreekt TOT Jezus en niet zomaar
in de lucht een woord van verbazing. Hij spreekt HEM aan en niet de Vader. Thomas gebruikt het
begrip THEOS = God in een andere betekenis dan in Joh.1:1 en Joh.1:8. Thomas spreekt zijn Heer
aan als God en dat wil zeggen dat zijn monotheïstische opvoeding het moet afleggen tegenover
wat hij ziet en hoort. Jezus is ZIJN Heer en ZIJN God. Daar moet AMEN op gezegd worden of je
geloofd de woorden van Gods openbaring niet. Willen jullie dat mensen van de WT?

Wij vertalen u wat uit één van de belangrijkste Griekse grammatica ooit geschreven, deze
van A.T. Robertson. Op bladzijde 466 staat in antwoord op Abbott iemand die de WT regelmatig
citeert als ware hij één van hen: “In Opb.4:11 hebben we een vocatief in de woorden HO KURIOS
KAI HO THEOS. In Joh.20:28 adresseert Thomas, Jezus als HO KURIOS MOU KAI HO THEOS MOU, de
vocatief zoals in de tekst hierboven. Maar, en dat is merkwaardig, Winer geeft dit weer als een
uitroep in de plaats van een aanspreken, natuurlijk om aan de conclusie te ontsnappen dat Thomas
overtuigd was van de godheid van Jezus toen hij Hem zag na de opstanding. Dr. E.A. Abbott gaat
een uitgebreid argument aanhalen dat zou aantonen dat KURIE HO THEOS in de LXX een manier
was om God aan te spreken en niet HO KURIOS KAI HO THEOS. Maar nadat hij dit opmerkt geeft
hij toe op blz. 95 dat dit toch niet altijd overtuigend is. Want xiii 13, PHONEITE ME HO DIDASKALOS
KAI HO KURIOS, en Opb.4:11 AXIOS EI HO KURIOS KAI HO THEOS HEMON, hadden we moeten
aanhalen in wat hierboven staat zegt hij. Hij komt dus manlijk terug op wat hij opmerkte met de
woorden: “Johannes zou dit hier uitzonderlijk gebruikt kunnen hebben.” Laten we er ook op wijzen
dat Thomas in het Aramees sprak tot Jezus en in die taal kun je niet anders doen dan het lidwoord
gebruiken wanneer iemand aangesproken wordt.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 301

Fig. 2. The Kingdom Interlinear of the New World Translation, publicatie van De Wacht-
toren. Opmerking bij de vertaling van Johannes 1:1d: “god was het Woord” aan de linkerkant, en
“het Woord was een god” aan de rechterkant. Dat is waar R. Furuli naar terug gaat. WE mogen het
nooit vergeten dat als men zegt, zoals de Wachttoren dat men in Johannes 1:1 met vertalen als
“een god” men een méérgodendom leert. Op het Internet staat een lijst met meer dan 100
vertalingen van dat gedeelte en die zeggen dan zaken als “het woord is god” of “het woord is
goddelijk” maar er is er maar één die zegt “een god.” De Wachttoren doet het dus toch nog anders
en is dan uniek in zijn ketterij!

S. Schoon (slechts een voorbeeld van een moderne theoloog) en Jehovah’s Getuigen lezen
in Joh.20:28 dus niet wat er staat. Ze verwateren aldus de ware visie op de persoon van Jezus.
Jehovah’s Getuigen hebben in hun commentaar op Joh.14:28 – de Vader is meer dan Ik –
bovendien nog verband gelegd met Phil.2:6-11 en 1 Cor.15:24,28. Daarover enkele opmerkingen.

De Wachttoren sprokkelt ook nog wat met een aanhaling van iemand die niet zegt wat ze
beweren. Citaat uit de Wachttoren 1/7 1986, blz.31 voetnoot: “. . . Joh. 1:1 dient strikt als volgt
vertaald te worden: ‘het woord was bij de God [=de Vader], en het woord was een goddelijk
wezen.’” — Dictionary of the Bible (1965), door de Roomse jezuïet John L. McKenzie.”

John L. McKenzie, DICTIONARY OF THE BIBLE, The Bruce Publishing Company, 1965.

Dictionary of the Bible, 1965, p. 317


Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 302

Het Genootschap citeert John L. McKenzie alleen het gedeelte dat ze ‘liken.’ Laten we eens
kijken naar de context waaruit die uitleg komt want die zegt wat anders:

“In de woorden van Jezus en in veel van de rest van het NT is de God van Israël (Gk ho theos) de
Vader van Jezus Christus. Om die reden wordt de titel ho theos, die nu de Vader als persoonlijke
werkelijkheid aanduidt, in het NT niet toegepast op Jezus Zelf, Jezus is de Zoon van God (van ho
theos). Dit is een kwestie van gebruik en niet van regel, en het zelfstandig naamwoord wordt een
paar keer op Jezus toegepast. Joh 1:1 moet strikt vertaald worden met “het woord was bij de God
[= de Vader], en het woord was een goddelijk wezen.” Thomas roept Jezus aan met de titels die bij
de Vader horen: “Mijn Heer en mijn God” (Jh 20:28). “De heerlijkheid van onze grote God en Heiland
die zal verschijnen, kan de heerlijkheid zijn van niemand anders dan Jezus (Tt 2:13).” – Dictionary
of the Bible, Chapmann, 1965, blz.317,318

Christus was onderworpen

Toen de Logos zichzelf ont-ledigde bij de menswording, heeft hij de gestalte van een dienst-
knecht aangenomen. Maar dat wil niet zeggen dat Zijn gestalte Gods toen is opgehouden te
bestaan. We gaan daartoe voor de tweede maal dat ander Grieks woord nader bekijken. Het
Griekse werkwoord “huparchoon” in Phil.2:6 weerlegt zondermeer een totaal ontledigen van de
Logos. In die tekst staat over Jezus in de HSV: “6 Die, terwijl Hij in de gestalte van God was, het
niet als roof beschouwd heeft aan God gelijk te zijn.” Volgens de NBG: “die in de gestalte Gods
zijnde (hier staat “huparchoon”), “het Gode gelijk zijnde niet als een roof heeft geacht.” Luther
vertaald dat Christus: “in Goddelijke gedaante was.” De Leidsche vertaling zegt: “hoewel hij Gods
gestalte had.”

De wijze waarop van “huparchoon” sprake is in andere teksten zal onmiddellijk duidelijk
maken dat Jezus na die daad van ontledigen nog steeds God was. Jozef, die een lid van het
Sanhedrin was (huparchoon) ging naar Pilatus (Luc.23:50-52). Daarna was hij nog altijd een lid van
het Sanhedrin. Titus was (huparchoon) zéér toegewijd volgens 2 Cor.8:16, maar was nog even
toegewijd hierna. David schreef over de opstanding (Hand.2:30,31), omdat hij profeet was
(huparchoon). Na die profetische uitspraak was David nog steeds een profeet.

Het gebruik van “huparchoon” in Phil.2:6 geeft om die reden te kennen dat wanneer de
Heer - die in de gestalte Gods is - de gestalte van een mens aanneemt, zijn eerste toestand niet
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 303

heeft vernietigd. De menswording van de Logos is zondermeer een “godsopenbaring” (1 Tim.3:16).


De gedaante van God wordt NIET opgeslorpt in een gedaante van een mens. “Huparchoon” sluit
dat uit. S. Schoon, Jehovah’s Getuigen en alle anderen die niet willen geloven dat Jezus = God in
het vlees is, begrijpen niet wat in Phil.2:6-11 staat. En bovendien een mens kán zichzelf niet tot
God maken. Dat was de leugen die Satan in de hof van Eden aan de eerste mensen voorspiegelde
(Gen. 3:5 / Jes.14:14 / Joh.8:44).

Hoe machtig is Christus?

Over 1 Cor.15:24,28 het volgende: Jezus zou zijn koningschap overdragen aan de Vader en
alzo zichzelf onderwerpen zodat de Vader alles in allen zij. Dat is een manke uitleg. Want wil dit
soms zeggen dat Jezus voordien tijdens de menswording niet onderworpen was? Dat Hij toen op
eigen initiatief werkte en werkt tot Hij zijn Koninklijke waardigheid afstaat? Of dat Hij daarna géén
koning der koningen meer is tot in alle eeuwigheid! In strijd dus met Opb.19:16 in het NT! Ook in
strijd met de profetie uit het OT waaruit blijkt dat Hij voor eeuwig regeert!

De beweringen van Jehovah’s Getuigen zijn dus in tegenspraak met tientallen teksten! Het
gaat niet op om enkele beweringen zomaar aan elkaar te plakken of verdichtsels na te volgen (2
Pet.1:16). Zoals vroeger een Joods gelovige sprak over God: “Hij geeft den moede kracht”, zo zegt
de christen over Jezus: “Ik kan alle dingen door Christus die mij kracht geeft” (Jes.40:29 /
Phil.4:13). Alhoewel Jezus de titel van Almachtige niet heeft (de uitzondering is Opb.1:8), geven
meerdere Bijbelteksten te kennen dat Hij alle macht heeft (Mat.28:18 / Joh.17:2 / Eph.1:21 /
Col.2:10). Hij heeft alle macht in de hemel, op de aarde en onder de aarde. Maar geen enkel mens
kan in zichzelf alle macht bezitten. Dus moet deze Jezus van Nazareth ook God zijn.

Volgens Eph.1:19-23 rust in Hem de totaliteit van alle macht. Wanneer de laatste vijand, de
dood, er niet meer zal zijn, zal Jezus (de Eeuwige en de Sterke volgens Jes.9:5) zichzelf onderwerpen
aan Zijn Vader (Luc.20:36 / 2 Tim.1:10 / Opb.20:14 / 21:4).

Christus is als middelaar onderworpen

Maar nu wil het begrip onderwerpen niet zeggen “minderwaardig zijn.” Als kind was Jezus
aan Maria en Jozef “onderworpen.” Maar als persoon was Hij oneindig méér dan dezen (Luc.2:51).
(Voor de betekenis van “onderwerpen” = Grieks hupotasso zie o.a. Jac.4:17 / Eph.5:21 / Heb.2:8 /
5:8,9 / 1 Pet.2:18 / 3:22 / Phil.2:7,8.) Wat Jezus, de mensgeworden Logos, overgeeft aan zijn Vader
- en aan de Heilige Geest - is Zijn functie als middelaar. Wanneer alles is verzoend, heeft Zijn
middelaarschap geen zin van bestaan meer. Vader, Zoon en Heilige Geest zullen dan: “alles in
allen” zijn. Dat Christus terwijl Hij op aarde was, onderworpen was aan de wil van de Vader hebben
christenen vóór Jehovah’s Getuigen geleerd. Men moet er de Kerkvaders maar eens op nalezen, of
de geloofsbelijdenissen. En zoals Thomas van Aquino zegt over dit vers: we mogen aan de Christus
als mens geen goddelijke kennis toeschrijven gezien dit een goddelijk onoverdraagbare werking is
van de goddelijke natuur van Christus (Summa III q.q. art.1 ad.1).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 304

Wanneer we dat begrijpen is de uitspraak van Jezus: “De Vader is meer dan ik” geen
tegenstelling meer met de rest van de Schrift. Hier spreekt de mens-geworden Logos. Sinds Zijn
menswording heeft Hij zich vrijwillig onderworpen aan de Vader. Hij staat op het punt zichzelf op
te offeren. (Zie de verzen 29-32.) Dit zijn woorden van het Laatste Avondmaal. Enkele uren later
zal Jezus aan het kruis hangen voor de zonden der wereld. Hier staat zijn middelaarschap in het
middelpunt. Juist omwille van deze dood is de Logos mens geworden en was zijn wil ondergeschikt
aan de Vader en de Heilige Geest (vb. Joh.6:38 / 8:28). In die omstandigheid is de Vader zeker méér
dan de Zoon. Zo ook is de Vader groter dan de Zoon in zijn positie maar niet groter in goddelijkheid.
T.t. de Vader is vanaf de incarnatie van de Zoon meer dan de Zoon maar deze is kwalitatief meerder
dan de engelen.

Met een onderscheid van natuur heeft Joh.14:28 niets te maken, het zou dan ook volledig
in strijd zijn met Joh.5:18 / 10:30. Zie onze commentaar hierop verder. Deze nadruk op de
mensheid van Christus in het evangelie van Johannes is niets vreemds. Men leze Joh.1:30 / 4:29 /
8:40 / 11:11, 16,33 / 12:27 / 13:27 in het licht van Joh.1:14. Wat wel vreemd en godslasterlijk zou
zijn, indien Christus zelf niet goddelijk was, is de vergelijking die Hij maakt tussen zichzelf en de
Vader. De verdere context van verzen 29-31 spreekt namelijk over de dood van Christus als mens.
En indien Christus slechts mens was - zoals de WT zegt - dan zou dit vergelijk erop neerkomen dat
een mens zich met God vergelijkt. Indien Christus tegelijkertijd van dezelfde natuur is als God, maar
als mens ondergeschikt in positie dan alleen kan de vergelijking enige waarde hebben.

Om deze reden kan de Heer ook zeggen: “Indien Ik niet de werken onder hen gedaan had,
die niemand anders gedaan heeft, zouden zij geen zonden hebben; maar nu hebben zij, hoewel
zij ze gezien hebben, toch Mij en mijn Vader gehaat” (Joh.15:24).

De WT wil ons doen geloven dat deze tekst – Joh.14:28 - zegt dat de Vader alleen God is
maar de Zoon niet. Dat zegt de tekst niet of je hem éénmaal leest of honderdmaal. Achter die
uitspraak moeten we dit lezen van Philippenzen 2:7 “7 maar Zichzelf ontledigd heeft door de
gestalte van een slaaf aan te nemen en aan de mensen gelijk te worden.”

6.2 “IK EN DE VADER ZIJN ÉÉN” Joh.10:30 (1)

Johannes, hoofdstuk: 10
Vers Statenvertaling Luthervertaling Leidsche vertaling

30 Ik en de Vader zijn een. Ik en de Vader zijn een. Ik en de Vader zijn een.


31 De Joden dan namen Toen namen de Joden Wederom namen de
wederom stenen op, om wederom stenen op om Joden stenen op om
Hem te stenigen. hem te stenigen. hem te stenigen.
32 Jezus antwoordde hun: Jezus antwoordde hun: Jezus antwoordde hun:
Ik heb u vele treffelijke Vele goede werken heb Veel goede werken heb
werken getoond van ik u getoond van mijnen ik u getoond vanwege
Mijn Vader; om welk mijn Vader; om welk
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 305

werk van die stenigt gij Vader; om welk van die daarvan wilt gij mij
Mij? werken stenigt gij mij? stenigen?
33 De Joden antwoordden De Joden antwoordden De Joden antwoordden
Hem, zeggende: Wij hem, en zeiden: Om het hem: Wij willen u niet
stenigen U niet over goede werk stenigen wij om een goed werk
[enig] goed werk, maar u niet, maar om de stenigen, maar om een
over [gods] lastering, en godslastering, en omdat godslastering, omdat gij,
omdat Gij, een Mens gij, een mens zijnde, die een mens zijt, u tot
zijnde, Uzelven God uzelven God maakt. God maakt.
maakt.
34 Jezus antwoordde hun: Jezus antwoordde hun: Jezus antwoordde hun:
Is er niet geschreven in Staat er niet geschreven Staat niet in uw wet: Ik
uw wet: Ik heb gezegd, in uwe wet: ‘Ik heb heb gezegd: Gij zijt
gij zijt goden? gezegd: Gij zijt goden’? goden?
35 Indien [de wet] die Indien zij diegenen Indien gij goden noemt
goden genaamd heeft, goden noemt, tot welke hen tot wie het woord
tot welke het woord het woord Gods Gods gekomen is en de
Gods geschied is, en de geschiedde, en de Schrift wet niet van kracht
Schrift niet kan niet kan ontbonden beroofd kan worden,
gebroken worden; worden,
36 Zegt gijlieden [tot Mij], zegt gij dan tot hem, zegt gij dan van hem
Dien de Vader geheiligd dien de Vader geheiligd dien de Vader heeft
en in de wereld en in de wereld geheiligd en in de
gezonden heeft: Gij gezonden heeft: Gij wereld gezonden: Gij
lastert [God]; omdat Ik lastert God, omdat ik spreekt een
gezegd heb: Ik ben Gods zeg: Ik ben Gods Zoon? godslastering uit omdat
Zoon? ik zeide: Ik ben de Zoon
Gods?
37 Indien Ik niet doe de Indien ik de werken Indien ik de werken van
werken Mijns Vaders, zo mijns Vaders niet doe, zo mijn Vader niet doe,
gelooft Mij niet; gelooft mij niet; gelooft mij niet;
38 Maar indien Ik ze doe, maar indien ik ze doe, zo maar indien ik ze doe en
en zo gij Mij niet gelooft, gelooft toch de werken, gij mij niet gelooft,
zo gelooft de werken; wilt gij mij niet geloven; gelooft dan de werken;
opdat gij moogt opdat gij erkent en opdat gij moogt inzien
bekennen en geloven, gelooft, dat de Vader in en erkennen dat de
dat de Vader in Mij is, mij is, en ik in hem. Vader in mij is en ik in
en Ik in Hem. den Vader ben.

Over Joh.10:30 zegt de WT: “In plaats van een Drieëenheid te vormen, waren Jezus en zijn
Vader één door als Vader en Zoon met elkaar in overeenstemming te zijn. Nooit bestond er enig
meningsverschil tussen hen (...) De Vader en de Zoon waren ook één in hun zorg voor de schapen”
(‘Het Woord’, blz.31). Volgens ‘DE WACHTTOREN’ van 15 november 1988, blz.9 gaat het om:
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 306

“Aangezien Jezus op aarde is en zijn Vader in de hemel, zegt hij vanzelfsprekend niet dat hij en
zijn Vader letterlijk, of fysiek, een zijn. In plaats daarvan bedoelt hij dat zij hetzelfde doel beogen
of in eendracht met elkaar zijn.”

En nog een langer citaat zodat u terdege begrijpt wat de WT leert over deze tekst. Wie zijn
vijand en diens streken kent kan hem ook beter omverwerpen. We lezen in ‘Inzicht in de Schrift’,
deel 1 op blz.1273 het volgende (wij onderstrepen):
“Toen Jezus er door tegenstanders van werd beschuldigd ‘zichzelf tot een god te maken’, was zijn
antwoord: “Staat er niet in uw Wet geschreven: ‘Ik heb gezegd: “Gij zijt goden”‘? Indien hij
degenen tegen wie het woord van God gericht werd, ‘goden’ heeft genoemd, en de Schrift toch
niet krachteloos gemaakt kan worden, zegt gij dan tot mij, die door de Vader geheiligd en in de
wereld gezonden werd: ‘Gij lastert’, omdat ik heb gezegd: Ik ben Gods Zoon?” (Jo 10:31-37). Jezus
deed daar een aanhaling uit Psalm 82, waar menselijke rechters, die door God werden
veroordeeld omdat zij geen recht verschaften, “goden” werden genoemd (Ps 82:1, 2, 6, 7). Aldus
toonde Jezus aan hoe onredelijk het was hem van lastering te beschuldigen omdat hij had gezegd
dat hij Gods Zoon was, niet God.”

Met het oog op datgene wat Johannes verhaald, nadat Jezus gezegd had, “Ik en de Vader
zijn één”, is het goed zich af te vragen of de uitleg die de WT aan deze tekst geeft wel de juiste is.
De apostel zegt na die uitspraak van de Heer: “De Joden dan namen weer stenen op, om Hem te
stenigen” (Joh.10:31 SV). Laat ons daarom eerst eens nagaan op welke overtredingen de dood
door steniging stond volgens de Joodse wet. Dit was onder andere een verplichting in de volgende
gevallen:
1°) Overspel of verkrachting (Deut.22:21-24 / Lev.20:10 of sodomie of bestialiteit enz.).
2°) Een weerspannige zoon (Deut.21:18-21) of dochter (Lev.21:9).
3°) Een vals profeet die tot afgoderij aanmaant (Deut.13:5-10).
4°) Een waarzegger of waarzegster (Lev.20:27).
5°) Opzettelijke doodslag (Num.35:16,21) en mensenroof (Ex.21:16 / Deut.24:7).
6°) Het niet luisteren naar de raad van priesters of rechters (Deut.17:12,13).
7°) Beschimpen van YaHWeH’s naam of persoon (Lev.24:10-23 en waarin vervat ook
schending van sabbat).

Het spreekt voor zichzelf dat alleen het laatste in aanmerking komt. Dit wordt verder
bevestigd door wat er volgt. Tot de massa met stenen in hun handen zegt Christus: “Ik heb u vele
voortreffelijke werken van de Vader getoond. Om welke van die werken stenigt gij mij?” Waarop
de Joden antwoorden: “Wij stenigen u niet om een voortreffelijk werk, maar om lastering, ja,
omdat gij, hoewel gij een mens zijt, uzelf tot een god maakt” (Joh.10:32,33 NWV). Nu moeten we
beseffen dat Jezus beter dan de Joden zelf wist dat voor het verrichten van goede werken de wet
van Mozes geen straf van steniging voorschreef. Ja zelfs niet zou toelaten. De vraag van Christus
aan de Joden is daarom ook géén argumentatie hoewel de WT dat zegt (‘Het Woord’, blz.27
par.64). De argumentatie van Christus begint pas ná het antwoord der Joden. De vraag van de Heer
is dan ook géén vraag uit verbazing maar een vraag met een ironische strekking. Zo is door Hem
aangetoond dat hun handeling zonder wettelijke grond is. Voor andere gelegenheden waar Jezus
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 307

op het punt staat gestenigd te worden zie men Joh.5:17,18 / 8:58,59, alhoewel men ook eens zegt
dat men Hem niet zoekt te doden (Joh.7:19,20). Een mogelijke verwijzing naar dit incident uit
Johannes 10 is Joh.19:7. Dat de Joden niet zo vlug op hun tenen getrapt waren zien we in Mat.12:34
en 23:33 waar Christus hen kinderen van de duivel en addergebroed noemt. En bij die
gelegenheden zochten ze niet hem te stenigen. Wie zich echter God noemt dat is natuurlijk anders.
Maar er waren andere gelegenheden die ertoe leidden dat men over een moord op Jezus
complotteerde. Zo o.a. in;
Luc.4:28,29, omdat Hij niet wil genezen.
Mat.12:14 / Marc.11:18 / Luc.6:11, na een genezing op sabbat.
Marc.11:18 / Luc.19:47, na de tweede tempelreiniging.

Lezen wat er staat

Laat ons nu eerst kijken naar de Griekse tekst van Joh.10:30.


Er staat: RP Byzantine Majority Text 2005
“ Ἐγὼ καὶ ὁ πατὴρ ἕν ἐσμεν.”
“ego kai ho pater hen esmen”
“Ik en de Vader één zijn wij.”

Het belangrijkste in dit vers is het Griekse “hen” en het “esmen”. En men vraagt zich
onmiddellijk af waarom “hen” (één) in de neutrale vorm staat. Het is niet de bedoeling van Christus
te zeggen, Ik en de Vader zijn één persoon, want dan zou er moeten staan “heis” de mannelijke
vorm van “hen.” Zie dit gebruik van “heis” in Gal.3:28. Dit zou ook onmogelijk zijn met de
meervoudsvorm “zijn wij” (Grieks “esmen”) dat twee personen impliceert. Deze schriftuurplaats
geeft dus een duidelijke weerlegging van dezen die zeggen dat Vader en Zoon één persoon zijn, de
leer die vele aanhangers had in de 2de en 3de eeuw. Maar ook contra dezen die zeggen dat Christus
en de Vader niet werkelijk één natuur zijn zoals Jehovah’s Getuigen. Beiden zijn “één ding” zoals
hun Kingdom Translation te kennen geeft, wat een goede vertaling kan zijn van “hen.” En een
Unitarische groep op internet zegt dat we aan eenzelfde neutrale “dispositie of pneuma (geest)”
moeten denken. Maar wat is dat éne ding waarin Zij “één” zijn? De WT zegt “één in doel, streven,
zorg voor de schapen enz.” (Zie o.a. 2 Joh.9 / Joh.14:8-11 / 16:16-28 / Col.2:8-10.) Er zijn ook
moderne exegeten die deze uitleg geven zoals bijvoorbeeld P. Schoonenberg in het ‘Tijdschrift voor
Theologie’ jaargang 1969, blz.384,385 of J.H. Bernard in het I.C.C. commentaar. Dat soort éénheid
willen we niet betwisten. Toch zegt deze tekst meer dan dat. Het is ook waar dat “hen” (= één)
deze betekenis kan hebben zoals blijkt uit 1 Cor.3:3 / Joh.17:11. Jehovah’s Getuigen weten dit en
verwijzen ook altijd naar Joh.17:20-24 (‘Het Woord’ blz.32,33) wat ook Arius in de 4de eeuw gedaan
heeft en allen die niet willen geloven in de godheid van Christus. Er valt meer te zeggen over die
tekst.

Deze verzen in Joh.17 zeggen dat de gemeente één moet zijn zoals God en Christus één zijn.
(Of een eenheid Christus-Geest zoals enkele exegeten zeggen). Zo spreekt vers 23 over één-zijn
van de gemeente met Christus maar ook één-zijn van de Vader en Christus. Hún één-zijn is in de
eerste plaats dus voorbeeld voor óns één-zijn. En in de tweede plaats ook oorzaak, want alleen
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 308

door Hun woord (vers 20) komen wij daartoe. Wíj als kerk zijn één lichaam, maar boven dat lichaam
is er één hoofd, nl. de Vader en Christus en de Heilige Geest. Onze eenheid is door genade, terwijl
Christus spreekt over een één-zijn “in ons” (vers 21). Door te zeggen “in ons” geeft Christus dan
ook een belangrijk verschil aan. De Zoon is zonder condities één met de Vader, iets dat in Zijn
essentie en wezen gelegen is. Augustinus zegt terecht: “één in substantie en één in wil” (De
Trinitate 9/9).

Wíj, in de gemeente, worden slechts één door de Geest (1 Joh.4:13-15) die door Vader en
Zoon tot ons gezonden wordt. Dit gebed van Jezus maakt dus duidelijke verschillen met Joh.10:30.
Wanneer Jezus zegt één te zijn met de Vader moet de inhoud van dit gezegde ook het éne
goddelijke beginsel inhouden. Vader en Zoon hebben alles in gemeen (Joh.16:15). Ze zijn één op
een wijze dat gelovigen nooit één kunnen zijn (Joh.5:23). Wij, als gelovigen, worden echt één
omdat we allen levend-gemaakt zijn door de Vader / Christus / Heilige Geest (Joh.14:19 / Col.3:4 /
1 Cor.15:12,22). Momenteel zijn wíj al één nieuwe schepping in Christus (2 Cor.5:17) gezien wij Zijn
Geest ontvangen hebben (1 Cor.2:16). Er is dus een enorm groot kwalitatief verschil tussen Jezus
en andere mensen. Het is niet dáárom dat de Joden stenen opnemen. Er moet dus minstens dit
verschil reeds aangenomen worden. Indien Christus alleen maar geïmpliceerd had één van doel te
zijn met Zijn Vader dan was er geen reden tot stenigen. Zulk een één-zijn met God hadden de
profeten reeds vóór Christus gepredikt, van zichzelf en anderen, zonder dat men daarvoor ooit
iemand gestenigd had.

Deze uitleg is ook in volledige overeenstemming met het merkwaardige grammaticaal


parallellisme van deze teksten in Joh.17:21-23. Men heeft namelijk een verdeling van 2 x 4 verzen
waarvan elke groep drie “hina” (= opdat) zinsdelen en één “kathoos” (= gelijk) zinsdeel. De eerste
groep spreekt over de unieke Vader-Zoon verhouding (21b) en de tweede groep over ons een--
worden door geloof (vers 20 met 22c-23).

Eerste groep
21a (hina) opdat zij allen één zijn.
21b (kathoos) gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U.
21c (hina) dat ook zij in Ons zijn.
21d (hina) opdat de wereld gelove dat Gij Mij gezonden hebt.
Tweede groep
22b (hina) opdat zij allen één zijn.
22c-23 (kathoos) gelijk Wij één zijn: Ik in hen en Gij in Mij.
23b (hina) dat zij volmaakt zijn tot één.
23c (hina) opdat de wereld erkenne dat Gij Mij gezonden hebt.

Wat wil dat allemaal zeggen?

Vader en Zoon zijn één: 7°) De Zoon kennen = de Vader kennen


1°) Hebben dezelfde natuur (Phil.2:5) (Joh.14:7-9)
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 309

2°) Hebben dezelfde titels (Opb.1:4,8, 8°) Op aarde was de Vader in Jezus (Joh.10:38
11,17) / 14:10,11)
3°) Hebben recht op dezelfde eer (Joh. 9°) Op aarde was de Zoon in de Vader (Joh.
5:23) 10:38 / 14:11)
4°) Jezus heeft de volle godheid in 10°) Niemand komt zondermeer tot God (Joh.
zich (Col.1:19 / 2:9) 14:6 / Hand.4:12)
5°) Schepping komt door beiden 11°) Vader en Zoon hebben alles “ge-
(Joh. 1:3,10 / Col.1:16) meenschappelijk” (Joh.16:15 / 17:10)
6°) Hebben recht op zelfde aanbidding 12°) Beiden zijn God (Joh.1:1 / 20:28 /
(Hand.7:59,60 / Heb.1:6) Heb.1:8,9)
13°) Hebben een zelfde doel (Joh.3:18).

En nog een andere manier om di eenheid te illustreren!

Johannes 1:3: “3 Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit
Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is.”
Ik en de Vader zijn één
Johannes 17:21: “21 opdat zij allen één zullen zijn, zoals U, Vader, in Mij,
en Ik in U, dat ook zij in Ons één zullen zijn, opdat de wereld zal geloven
dat U Mij gezonden hebt.”

Johannes 5:19: “19 Jezus dan antwoordde en zei tegen hen: Voorwaar,
voorwaar, Ik zeg u: De Zoon kan niets van Zichzelf doen, als Hij dat niet de
Ik doe alles wat de
Vader ziet doen, want al wat Deze doet, dat doet ook de Zoon op dezelfde
Vader doet wat de
wijze.
Vader heeft gedaan
Joh.8:38: “38 Ik spreek over wat Ik bij Mijn Vader gezien heb; u doet dus
ook wat u bij uw vader gezien hebt.”

Mijn evangelie is niet Johannes 7:16: “16 Jezus antwoordde hun en zei: Mijn onderricht is niet
van Mij, maar van God van Mij, maar van Hem Die Mij gezonden heeft.”

Johannes 8:19: “19 Zij dan zeiden tegen Hem: Waar is Uw Vader? Jezus
antwoordde: U kent Mij niet en evenmin Mijn Vader; als u Mij kende, zou
Wie Mij kent, zal ook u ook Mijn Vader kennen.”
mijn Vader kennen
Joh.14:10: “10 Gelooft u niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is?
De woorden die Ik tot u spreek, spreek Ik niet uit Mijzelf, maar de Vader,
Die in Mij blijft, Die doet de werken.”

Ik doe de dingen die Johannes 8:29: “28 En Hij Die Mij gezonden heeft, is met Mij. De Vader
God behaagt heeft Mij niet alleen gelaten, omdat Ik altijd doe wat Hem welgevallig is.”

Wie mij ziet, ziet God Johannes 12:45: “45 En wie Mij ziet, ziet Hem Die Mij gezonden heeft.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 310

Het zegt ook dit?

Vader en Zoon zijn dus méér dan de WT laat doorschemeren, méér dan een dynamisch duo.
Vader en Zoon zijn onééns wat betreft:
1°) Jezus is niet de Vader (Opb.5:13 / Joh.20:17)
2°) De Vader is niet Jezus (Joh.15:1 / 16:27,28 / 17:5)
3°) Jezus en de Vader zijn twee personen (Joh.14:12 / 20:11)
4°) De Vader is niet mens geworden (Heb.1:6-10 / 2:14 / 7:3)

6.3 “GODEN” EN DE ZOON VAN GOD Joh.10:30 (2)

De Joden begrepen de woorden van Jezus, “Ik en de Vader zijn één”, dan ook veel beter
dan de mensen van de WT het doen. Hun beschuldiging dat Hij zich als mens tot God (of een god)
“maakt” is vals. Van de koning van Tyrus weten we dat hij zichzelf als mens tot God (of een god)
“maakt” en zich figuurlijk op de troon van God heeft gezet. De koning van Tyrus zegt namelijk in
Ezechiël 28:2b: “Ik ben God. Ik zit in gods stoel, in het hart der zeeën” (SV). Dat is niet wat Jezus
doet of zegt. Het verschil wil de Heer de Joden dan ook overduidelijk maken. We lezen verder in
het evangelie naar Johannes: “Jezus antwoordde hun: Staat er niet in uw Wet geschreven: Ik heb
gezegd: Gij zijt goden?” Indien hij degenen tegen wie het woord van God gericht werd, goden
heeft genoemd en de Schrift toch niet krachteloos gemaakt kan worden, zegt Gij dan tot mij, die
door de Vader geheiligd en in de wereld gezonden werd: ‘Gij lastert’ omdat ik heb gezegd: Ik ben
Gods Zoon?” Joh.10:34-36 NWT.

Christus verwijst in zijn antwoord naar wat Hij noemt, “uw wet”, namelijk Ps.82:6. Het gaat
niet om de wet van Mozes. Het gaat niet om een uitspraak van God. In Psalm 82 maakt de profeet
Asaf maar een opmerking en beschrijving van de rechters in Israël. Christus gebruikt zoals meer
gedaan word de uitdrukking “wet” om er het ganse Oude Testament mee aan te duiden. De
personen die daar door Asaf “goden” genoemd worden zijn de rechters, of ouderlingen
(magistraten) van het oude verbondsvolk. Dat mensen hier “goden” genoemd worden is niet in
strijd met het bestaan van de éne God. Je moet dan wel goed verstaan wat dat begrip “goden” in
dit verband wil zeggen. Ze dragen de titel goden NIET omdat zij dé God vertegenwoordigen.
Volgens sommige vertalingen worden de rechters ook goden genoemd, zoals in Ex.21:5,6 en
22:7,8. In deze beide gevallen heeft de NWV vertaald als: “{ware} God”. In de voetnota is er geen
nadere verwijzing of uitleg. Zeggen we dat men hier dient te vertalen als “goden” dan, kan dat
slechts in de betekenis van het grondwoord van “elohiem.” Het woord voor “god” heeft zo de
betekenis van “sterken”, of “machtigen.” En in de zin van wat Asaf in kritische zin opmerkt zijn ze
slechts “pseudo-goden” en “pseudo zonen van God.” Nu zegt Christus: zelfs indien er zulke goden
bestaan, toch ben Ik totaal anders. Hij is de geheiligde van de Vader, de gezondene van de Vader.
Daarom kan Hij zonder de minste twijfel ook zeggen: Ik ben Gods Zoon. En omwille van deze
uitspraak zoeken ze - zoals reeds vroeger - “hem te doden” (Joh.7:1,19,25 / 8:37,40).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 311

Er is dan dit enorm en belangrijk verschil. In Ps.82:6 staat in het origineel “elohiem” en zo
ook in Ps.97:7, het meervoud van “god.” De Griekse Septuaginta, de Syrische vertaling en de
Latijnse Vulgata vertalen dat in Ps.97:7 als “engelen.” Deze “goden” uit Ps.82:6 (en hun verwijzing
in Joh.10) worden in Ps.97:7 bevolen God te aanbidden! HET ZIJN DUS GEEN ECHTE GODEN WANT
ANDERS ZOU HEN ZELF AANBIDDING TOEKOMEN! Dat engelen aanbeden worden is nooit gemeld
in de Schrift. Aanbidding komt uitsluitend God toe (Mat.4:10). Nu wordt de goede engelen een
bevel gegeven in Heb.1:6. Ze moeten Jezus aanbidden. Engelen staan op een lager trapje dan
Christus. Maar indien engelen vanuit Gods bevel zijn Zoon moeten aanbidden dan wij arme
zondaars in elk geval. En ook al die “godenrechters” uit Psalm 82. Mozes bezong in het lied van
Deut.32:39: “Ziet nu dat IK, Ik het ben, daar is geen God behalve Mij.” In Jes.43:10 staat tevens:
“Voor Mij is er geen God geformeerd en na Mij zal er geen zijn.” De goden uit Ps.82:6 kunnen dus
géén echte goden zijn. Zij kunnen ook géén door God geschapen goden zijn want God schiep zelf
geen goden. Zij kunnen evenmin goden zijn die met YaHWeH één zijn in een pantheon van goden!
Er kan dus slechts sprake zijn van “goden” in een andere betekenis.

Bijbels gezien is er één God, alle anderen die zo een titel hebben zijn gezanten van de éne
God (Ex.7:1) of zijn afgoden. Wanneer er staat in Ex.7:1 volgens de NWV: “Zie, ik heb u tot God
voor Farao gemaakt” dan is Mozes daarom nog geen échte God. Wanneer er staat in Ex.4:16 dat
Mozes tot Aäron moet zeggen: “en gij zult hem tot God dienen” dan is Aäron nog geen échte God
geworden. In het laatste geval kan Mozes niet de god van Aäron zijn. De betekenis in beide teksten
is dus dat deze profeten = “machtig zijn.” De primaire betekenis van het woord EL = God is namelijk
iets waar kracht vanuit gaat. Ze oefenen slechts “macht” uit in de naam van God. Het commentaar
van de Joden op wie zichzelf als een god opwerpt is dat zijn oordeel verschrikkelijk zal zijn.
Daaronder rekenen ze; Farao (Ezech.29:3), Joas (2 Kron.24:24), Hiram (Ezech.28:2) en als vierde
Nebuchadnezar (Jes.14:14 / Daniël hoofdstuk 4).

Het besluit van de Heer in Joh.10 is niet dat Hij zich een god mag noemen zoals de Joden
Hem valselijk aanklagen. Hij is niet zoals de rechters van Israël die hun magistratuur soms van vader
op zoon overgeërfd kregen. Hij is Gods Zoon door het wilsbesluit van de Vader die Hem heeft apart
gezet vóór de grondlegging der wereld. Vergelijk Joh.6:69 / 17:19. Hij is Gods Zoon, door de Vader,
gezonden tot ons heil (Joh.3:17,34 / 5:24,30 enz.). Op zichzelf zijn deze teksten ook bewijzen van
het vóórbestaan van Christus. Ofschoon Christus nu de rechter van Israël bij uitstek is maakt Hij
zich toch niet God in deze betekenis (Joh.5:22-24). Door te zeggen; “Ik ben Gods Zoon” toont Hij
de Joden dat Hij zich niet tot iets “maakt” zoals hun beschuldiging is. Christus “IS” “Zoon” door
God de Vader en niet door mensen of door zichzelf (Joh.10:37,38).

Gelijkenissen en verschillen

Wanneer we in dit Bijbelgedeelte van Johannes 10 vers 33 met 36 vergelijken zien we de


bedoeling: wie zich Gods Zoon noemt in zo een context is nog geen God in elke betekenis van het
woord. We hoeven bij dit begrip “zoon” dan ook niet onmiddellijk te denken aan afstamming. Wel
aan gelijkenis. De eerste mensen zijn geschapen naar het beeld en gelijkenis Gods. Daarom is Adam
Zoon van God, hij gelijkt op God. Adam is niet echt en biologisch de Zoon van God; want God heeft
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 312

géén vrouw of heeft géén broedmachine waarin Adam tot stand kwam. Het was uit rode aarde dat
God zich een mensenzoon schiep en hem vormde naar Zijn beeld en gelijkenis.
Laat ons de verschillen Christus-zoon en mensenrechters-zonen dan eens opsommen:
1°) In geschreven vorm kwam het woord, t.t. Gods wet, tot de goden = rechters. Nu komt het le-
vende eeuwige Woord in persoon tot hen (Joh.1:1-3). Zij normaal geboren, Hij gezonden van
boven (Joh.1:14,18 / 3:16). In de synoptische evangeliën spreekt Jezus 51 maal over “de
Vader” en nog eens méér dan honderd maal in het evangelie van Johannes. Wanneer Jezus
spreekt over de vader van de Joden dan spreekt hij over de duivel als hun vader en Johannes
noemt ze addergebroed. Denk aan het symbool slang voor de Satan bij dit laatste.
2°) Deze rechters zijn zoals allen onderhevig aan geboorte, leven en dood hoewel ze denken de
dood aan te kunnen zonder problemen (Ps.82:7). De Heer, de Zoon van God, die tot hen komt
is de rechtstreeks gezondene van de Vader, Hij is pre-existent aan alle anderen, al dan niet
rechters (Joh.3:17,34 / 5:36-38).
3°) De taak van die rechters was groot in het OT. Deze Zoon van God is de gezalfde, apart gezet
van vóór de grondlegging der wereld als Redder (Joh.17:19). Deze gezalfde is Profeet, Pries-
ter en Koning. En van dat soort is er maar één. Hij is ook Rechter in absolute zin van het
woord. Het is een thema dat regelmatig gebruikt wordt in het Johannesevangelie om te
onderstrepen dat Jezus boven allen staat (Joh.5:22,27,30 / 8:16,26 / 9:39). Hem verwerpen is
dan ook gewoon “dodelijk” (Hand.13:45 / 18:6 /1 Tim.1:13).
4°) Deze rechters zijn goden, maar wel in een betekenis die anders is dan dat Christus zich Zoon
van God noemt en beleden wordt (Joh.1:14,18 / 3:16). Indien er géén verschil was tussen het
zoonschap van Jezus en dat van die rechters dan zou Hij dat toch ruiterlijk hebben toegege-
ven. Maar dat doet Hij niet omdat het niet zo is. Hij zal enkele dagen later tonen wat Hij als
Zoon kan, Lazarus die enkele dagen dood is wordt door Hem opgewekt uit de dood (Joh.11).
5°) De Vader en de Zoon zijn op zodanige wijze één dat de Heer kan zeggen: “Ik geef hun (Mijn
volgelingen) eeuwig leven en zij zullen voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid” (Joh.
10:28). De rechters = goden van Ps.82 hadden die macht niet. En nu beweren de leiders
van het Wachttorengenootschap dat het overblijfsel van hun 144.000 de rechters zijn van het
Nieuwe Israël, t.t. de gemeente. Kunnen jullie leiders van de WT ook deze macht over het
leven proclameren? Waar is die macht van jullie over de eeuwigheid?
6°) Deze rechters die het voor de geringe en voor de arme moesten opnemen doen hun werk
niet. Ze leven in een geestelijke duisternis en hun praktijken zijn navenant. Het zijn “goden”
die hun macht hebben misbruikt. God zal hen oordelen met hetzelfde oordeel als waarmee zij
de mensen geoordeeld hebben. Het ziet er in de toekomst voor die goden niet goed uit
(Mat.7:1,2,21-23). Aan Christus is het ganse oordeel gegeven!
7°) Indien de WT ons wil aantonen dat Christus Zoon van God is op dezelfde wijze als de rech-
ters van Israël het zijn, dan hebben ze hoegenaamd niets bewezen. En dat zou dan de enige
conclusie moeten zijn; dat Christus “een god” is onder “andere goden.” Maar die conclusie
trekken ze niet vanuit hun argumentatie.
8°) Van Christus weten we dat Hij de glorie en de heerlijkheid, die Hij had met de Vader, terug-
krijgt (Joh.17:5). Van de rechters-goden wordt zoiets nóóit gezegd of zelfs gesuggereerd.
Uiteindelijk wacht deze onrechtvaardige rechters de dood en veroordeling (Ps.82:7). Deze
rechters zijn “tijdelijke goden” terwijl Jezus het is van eeuwigheid tot in eeuwigheid. Amen.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 313

Zodat we dit nog aanstippen; pas op voor valse gelijkenissen die de Wachttoren maakt in dit
verband waar de basis niet gebouwd is op de rots, maar op zanderige gronden.

Bij het vijfde punt hierboven een opmerking. U kent wellicht de leer van de Wachttoren van
de 144.000 en de “andere schapen.” Dat zijn die helpers van die 144.000 en zij moeten volgens
een Koninkrijks-lied het overblijfsel daarvan helpen in de opbouw van dat nu al bestaande niet-
zichtbare Koninkrijk sinds 1914. In het kort Gods opgerichte koninkrijk prediken!

Argumenten van M. Gray en Bowman R. M. Jr.

Een zekere M. Gray, schreef een artikel, ‘Ontkennen Jehovah’s Getuigen Bijbels
Monotheïsme?’, voor een internetsite gerund door Jehovah’s Getuigen. Het is zijn antwoord op
enkele aantekeningen van Robert M. Bowman Jr. in zijn ‘Why You Should Believe In The Trinity’.
(Zie de bibliografie.) M. Gray gaat uit van de volgende stelling over Psalm 82 en het begrip “goden”
aldaar. Er zijn volgens hem twee soorten monotheïsme;
1°) Bijbels monotheïsme: men aanbidt en dient niemand anders dan de Almachtige God.
2°) Strikt monotheïsme: Er kan slechts één ware God zijn. Niemand kan de titel “god”
dragen en wanneer ze dat wel doen, zijn ze valse goden.
Over de tweede visie zegt M. Gray: dat hadden de Joden en vroege Christenen niet als opvatting.
Zelf geloven ze dus op deze internetsite in de eerste visie. Maar opgepast dat klopt niet met het
officiële standpunt van Jehovah’s Getuigen. Die geloven namelijk dat aan Jezus een relatieve
aanbidding toekomt. Zie verder punt 10.3 in dat verband.

Bij wijze van inleiding van wat M. Gray zegt het volgende: “Bowman ontkent ook dat
engelen “goden” beschouwd kunnen worden. Bowman geeft enkele redenen voor zijn mening dat
engelen de titel “god” niet kunnen dragen. In tegenstelling tot zijn beweringen, bestaan er
deugdelijke Bijbelse en niet-Bijbelse redenen om te geloven dat engelen de titel “god” kunnen
krijgen van de Almachtige. En in de Joodse gedachte waren engelen een soort van niet-aanbeden
“god.” (Wij onderlijnen in de tekst.).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 314

De rechters van Israël (= de “niet aanbeden goden” volgens M. Gray) zijn géén echte goden
en worden dat slechts genoemd in een figuurlijke betekenis van het woord zegt R. M. Bowman Jr.
daarentegen. In Ps.82 bijvoorbeeld gaat het om een “ironische” voorstelling van de rechters in
Israël. Dat blijkt hier vooral uit; dat ze “onrechtvaardig” (Ps.82:2) zijn, “ze weten niets en begijpen
niets” (Ps.82:5). En er is ook een parallel in het Nieuwe Testament dat een onwaardige zich
opwerpt als een rechtmatige. De “heiligen” in Corinthe waren op een zodanige wijze verzadigd van
zichzelf (opgeblazen) dat ze zich onrechtmatig “koningen” noemden. Ze zijn “zonder ons tot
koningseer geklommen” staat er in 1 Cor.4:8 volgens de vertaling van prof. Brouwer. De leden van
de WT maken onterecht bezwaar tegen deze opmerkingen van R. Bowman en doen dat om te
kunnen zeggen dat Christus een god is. Wanneer ze zeggen; wij geloven in “Bijbels monotheïsme”
en jullie Drie-eenheidaanhangers in “Strikt monotheïsme” dan hebben ze reeds aangegeven in
welke richting door hen gedacht wordt. De Schrift is echter duidelijk; er is maar één God en alle
anderen die de titel dragen zijn het niet. Dat rechters in Israël die titel hebben veranderd niets aan
die definitie. Gezien er niets positiefs (het zijn partijdige en onrechtvaardige rechters) te vertellen
is in deze acht verzen over deze rechters zijn ze ook géén goden. Ze kunnen het wel vanuit een
ironisch perspectief zijn. Daarom de twee volgende aantekeningen als kritiek op deze vlottende
visie op monotheïsme door de WT (en M. Gray).

De Septuagintavertaling en teksten over “goden”

Vooraf een opmerking in verband met de Septuagintavertaling die op enkele plaatsen waar
de Hebreeuwse tekst “elohim” gebruikt in vertaling over “engelen” spreekt. Dat zal te maken
hebben met een visie in die dagen toen men de vertaling heeft gemaakt. Ps.86:8 die in de
Hebreeuwse Masoretische tekst de engelen “elohim” (goden) noemt worden in de Septuaginta
gewoon “engelen” vertaald. (Zie dan wel Ps.85:8 want die hebben een andere nummering voor de
Psalmen.)

Maar niet te vergeten is dit. De “angeloi = engelen” uit het Griekse Nieuwe Testament,
het evangelie van Christus, worden NOOIT “goden” genoemd. En verder is de tekst
die we bespreken, Joh.10:34, de ENIGE in het NT waar bepaalde mensen = goden
genoemd worden.

We gaan wat dieper in op de technische kant van deze tekst. Wat zegt Ps.86:8-10.
De NWT van 1984, Engelse uitgave, geeft voor vers 8 het volgende:
“8* “Onder de goden” Hebr; va’ elohim; gr. Theois; Lat., di’is; T, “verheven engelen”.
En hetzelfde staat nog in de NWV van 1995 met voetnoten. Er wordt daar ook nog een verwijzing
gemaakt naar Ps.89:6 en van daaruit een verwijzing naar Job 38:7.
Daar in Job lezen we: “Zonen Gods” of “goddelijken”. Hebr.: benè’ Elohim; T: “engelenscharen”;
L X X: “mijn engelen”.

De WT tracht Ps.86:8-10 als volgt uit te leggen: “engelen” mogen in een mindere betekenis
“goden” genoemd worden dan de ware God. Men wijst naar de “engel des HEREN” die zich laat
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 315

aanspreken als “God”. Maar dat maakt het alleen maar moeilijker te begrijpen want het begrip
“aanbidding” komt dan achter de hoek kijken. De “engel des HEREN” wordt aangesproken als
“YaHWeH” en “Elohim”, ja zelfs aanbeden (Gen.16:7-14 / 28:10-22 / 32:24-30 / 48:15,16 / Ex.3:1-
20 (vergelijk Hand.7:30-34) / Ex.23:30-33 (vergelijk Jes.63:8,9) / Richt.2:1-5 (vergelijk Mal.3:1).
Volgens dezelfde logica van de WT zouden wij dan zondermeer de engelen Gods moeten
aanbidden! En weten ze niet dat die “engel des HEREN”, zeer waarschijnlijkheid de Logos is in zijn
vóórmenselijk bestaan?

En dan Ps.82 en de verwijzingen in de vertaling van de WT. In vers 1 staat volgens hun
vertaling: “Te midden van de goden∆ spreekt hij recht.”
1∆ Of: “goddelijken.” Hebr.: ‘elo-him’; LXX Vg : “goden”; Sy “engelen”; T: “rechters.”
In vers 6 staat volgens hun vertaling: “Ikzelf heb gezegd: ‘Gij zijt goden*,…”
6* Of “goddelijken.” Hebr.: ‘elo-him’; Gr.: the’oi; Syr.: da’-la-hin; Lat.: di’i; T: “gelijk engelen.”

Is het moeilijk? Onthoud hiervan drie dingen:


1°) volgens de WT is de betekenis van het begrip “goden” hier volgens hun voetnota
“goddelijken”, en dat verzwakt hun argumentatie enorm,
2°) volgens de Targoum zijn ze “rechters” = “gelijk engelen”,
3°) het is vooral de LXX die de “rechters” als “goden” ziet en dát is aangehaald in Joh.10.

Zijn de “engelen” volgens de Dode-Zee-rollen echt en waarachtige goden?

En dan komen leden van de WT (o.a. M. Gray) met een ander argument aan. Ze wijzen ons
erop dat de geschriften van de Dode Zee regelmatig over “engelen” als “goden” spreken. Zo o.a.
in 4Q 405 23i of 4Q 49 l fr. II, Ma. In het laatste geval zegt Michaël gerekend te zijn: “onder de
goden”. In de rol genaamd 4Q 404 I i, 30-46 wordt van de engelen gezegd dat zij het; “hoogste
onder alle goden van kennis” zijn en “de heiligen van de ‘goden’ heiligen de Koning van heerlijkheid”
en de “Vorsten van de lofbetuigingen van alle ‘goden’, loof de God van majestueuze lofprijzingen.”
In de rol spoort men de gelovigen aan: “al de lovende goden de Koning der majesteit te loven, daar
al de goden van kennis zijn glorie verheerlijken en al de geesten van rechtvaardigheid zijn waarheid
loven” (Geza Vermes, ‘The Dead Sea Scrolls in English’, Penguin Books, 1990, blz.225). Conclusie
volgens de schrijver van dit document: engelen zijn als “goden.” We hebben hier een totaal
afwijkende visie van de Joodse monotheïstische zienswijze over God en engelen.

In ‘The War Scroll’ een van de belangrijkste Dode-Zee-Rollen lezen we dat: “het leger van
de oorlogvoerende ‘goden’ zichzelf uitrusten voor de Dag van Wraak” (1Q MXV, Vermes, blz.121.
G. Vermes gaf aan het document 4Q 491 fr. II, Ma de titel ‘Het Lied van Michael en de
Rechtvaardige’ waarin o.a. staat dat er: “een troon van kracht [is] in de gemeente van ‘goden’ zodat
geen enkele oude koning daarop zal zitten, noch zal een edele man (...)” (Vermes, blz.126).

Ook dat helpt ons niet veel verder om te zeggen engelen = goden. Dan zijn we namelijk al
een stap verder gegaan in het interpreteren. Want “elohim” wil ook nog zeggen “machtige”. De
teksten van Qumran kunnen toch niet echt beweren dat er één God is en dan een reeks kleinere
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 316

“goden”? Die mensen waren strenge monotheïsten en geloofden in één God! Engelen aanbidden
zou voor hen zondermeer afgoderij zijn. Zo zijn Jehovah’s Getuigen met dit argument een mijl
verder afgedreven van het onderwerp. Indien de mensen uit de sekte van de Essenen, zondermeer
leren dat engelen ook nog goden zijn, dan zijn het ketters. En het woord van een ketter heeft voor
een christen géén waarde als argument. En de WT neemt deze als voorbeeld!

Engelen worden ook in de Griekse Septuagintavertaling, bijvoorbeeld in de Codex


Alexandrinus van Job, met de “zonen van God” vereenzelvigd.
Vergeet niet dat de LXX een vertaling is en dat andere vertalingen dat wel anders weergeven:

“bovennatuurlijke wezens” TEV1, CEV


“hemelse wezens” TEV 2, New Jewish P.S.
“zonen van de hemel” NAB
“de zonen van God” NRSV, NKJV, NWT

En dat laatste is wel de letterlijke vertaling. Stellen we de Septuaginta hoger in waarde dan de
Hebreeuwse Masoretische?

De mens is géén God! Over Psalm 8

We moeten nog bij een ander Bijbelgedeelte blijven stilstaan omdat de WT ook hier
verkeerde conclusies uit trekt. Het gaat om een gedeelte uit Psalm 8. En Psalm 8 kan het best
worden uitgelegd vanuit Genesis 1. De mens in Genesis 1 is geschapen naar het beeld van God. De
mens heeft een grote gelijkenis met God. Adam en zijn afstammelingen moeten de aarde
“onderwerpen” = macht uitoefenen over de aarde zoals God het zou doen. Een uiterst belangrijk
gedeelte van Psalm 8 vinden we terug in Hebreeën 2:6,7a. We citeren de NWV hiervan: “Wat is de
mens dat gij aan hem denkt, of [de] zoon des mensen dat gij voor hem zorgt? Gij hebt hem een
weinig lager dan engelen gemaakt.” De NWV van Ps.8:5 is deze: “Voorts hebt gij hem ook een
weinig minder dan goddelijken gemaakt, (…)” Gaat u naar andere vertalingen kijken (soms vers
6) dan zal daar waar “goddelijken” staat, meestal “bijna goddelijk” staan. “Gij hebt hem (de mens)
een weinig minder gemaakt dan de Engelen” (Luthervertaling). “En hebt hem een weinig minder
gemaakt dan de engelen” (SV). De mens is “bijna goddelijk” maar niet God. Dat zou trouwens
een contradictie zijn met de rest van de Schrift te beweren dat de mens God is of een god. En toch
is het dat wat men thans leert in de New Age-bewegingen. En zich baserend op deze tekst zeggen
Mormonen dat de mensen “god” kunnen worden. Ze leren ook dat de Drie-eenheid bestaat uit
DRIE GODEN. Bijbels gezien is dit ongehoord. Met de uitzonderingen die we hier bespreken, zijn
allen die de naam “god” hebben gekregen gewoon afgoden en idolen door mensen gefabriceerd
(Deut.32:21 / 1 Sam.12:21 / Ps.96:5 / Jes.37:19 / 41:23,24 / Jer.2:11 / 1 Cor.8:4 / 10:19,20).

De NWV van Ps.8:5 geeft de volgende aantekening:


“Ps.8:5 “Dan goddelijken.” Hebr.: me’elohim’; TLXXSyVg: “engelen; boden.”“ De weergave van
de LXX van dit vers is dus “angelous” (meervoud voor “engelen”) in plaats van het Griekse woord
“theos” (= God). En ook de Latijnse Vulgaat gebruikt het woord “angelis” (meervoud van
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 317

“engelen”) in plaats van het Latijnse woord voor “God.” Daarover een opmerking: de LXX heeft in
veel gevallen in zijn vertaling dikwijls een uitlegkundige vertaling. Het Joodse gedachtegoed wordt
er wel eens aangepast aan het Griekse begripsvermogen. En dat is ook hier het geval. Onmiddellijk
een vraag daarbij! Mogen we ons inzicht in het monotheïsme, zowel van het OT als het NT,
compromitteren door de tekst van de Septuaginta? Daar zetten we nog een opmerking achter. De
Satan wordt in 2 Corinthiërs 4:4 “de god dezer eeuw” genoemd. Maar het is natuurlijk duidelijk,
wij erkennen (herkennen) dat hij een valse god is. Hij heeft zichzelf opgeworpen als god. Hij heeft
zich tegenover de mensen die naar hem luisteren, valselijk voorgedaan als ware hij de Almachtige.
Dat wijzigt niets aan het bestaan van de ENE GOD. Want er zijn: “zogenaamde goden, hetzij in de
hemel, hetzij op aarde (…) voor ons nochtans is er maar één God” (1 Cor.8:5,6).

Wat kunnen we erover zeggen, wanneer Jehovah’s Getuigen beweren dat men het
monotheïsme van de Bijbel in een breder kader moet bekijken. En/of dat de mensen uit de sekte
der Essenen die ons de manuscripten achterlieten waaruit we citeerden geloofden dat engelen als
“goden” bezien werden in die kringen. We bekijken het vanuit een tekst in het NT. Paulus schreef
aan de gemeente van Collosse: “Dat dan niemand u overheerse naar zijn wil in nederigheid en
DIENST DER ENGELEN” (Col.2:18 SV). Colossenzen 2:18 in de HSV: “Laat u niet de prijs ontzeggen
door iemand die behagen schept in nederigheid en engelenverering.” Zou deze: “DIENST DER
ENGELEN” niet iets kunnen zijn zoals datgene wat we vinden in de geschriften van de Essenen? We
vinden ook zo een engelenverering bij de latere Gnostici, midden en eind van de 2de eeuw volgens
de geschriften van de Kerkvaders. Doen we het OT geen geweld aan door die dingen te leren! En
doen we geen onrecht aan de Verlosser waarvan we met zekerheid weten dat hij de “machten” =
boze geesten en boze engelen overwonnen heeft! In deze brief van Paulus is er zekerheid daarover;
Hij schiep de engelen (1:16), ze zijn Hem onderworpen (2:10) en Hij triomfeerde over die machten
(2:15). Met hun visie heeft de WT eigenlijk omgekeerd wat de rol is van engelen ten overstaan van
de mensen, vooral de gelovigen. Engelen staan in de dienst van wat de mensen doen (Heb.1:14).
Een “echte” engel zal dan ook elke vorm van verering van mensen pertinent afwijzen (Opb.19:10
/ 22:8,9). Kent de WT deze meest elementaire zaken niet van het Christelijk geloof? Waarom
stichten ze dan zo een verwarring door deze dingen te zeggen!

Wijzen we ook nog naar twee teksten waar mensen zich tot God maken. Vergelijken we dat
vooreerst in Jesaja 31:3. Vanuit de context zien we dat Israël hulp zoekt bij de Egyptenaren in plaats
van bij de Almachtige God. Dat land Egypte was de toenmalige wereldmacht en Israël dacht er
bescherming te vinden. En dat land maakt zichzelf tot God volgens Jes.31:3. Zowel het land als zijn
inwoners kunnen niet als “goden” beschouwd worden. Dan is er ook nog 2 Thessalonicenzen 2:4.
Maar ook hier moet men zeggen; dit vers laat zien dat het hier gaat om één mens of een vereniging
van mensen die zichzelf tot “een god” gemaakt hebben en die aanbidding opeisen.

Wat leert Psalm 82 dan eigenlijk?

Omdat we het niet beter kunnen zeggen dan wat R. M. Bowman Jr. hierover schrijft vertalen
we iets uit zijn studie die op Internet is geplaatst als samenvatting.
“7. Het gebruik van elohim in Psalm 82 is waarschijnlijk een verwijzing naar onrechtvaardige
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 318

rechters en is aangehaald door Jezus in Joh.10:34-36 maar zegt niet echt dat mensen ook
goden zijn.
A°) Het is Asaf die de rechters elohim noemt in Ps.82:1,6 en niet God. Dat is belangrijk om te
begrijpen ook omdat Ps.82 geïnspireerd is.
B°) Asaf redeneert niet als volgt: “Alhoewel jullie goden zijn zullen jullie sterven als mensen.”
Er staat: “Ik heb u goden genoemd maar toch zullen jullie sterven zoals jullie zijn.”
C°) De Psalmist zei niet dat onrechtvaardige rechters in werkelijkheid goden waren evenmin als
hij echt beweerde dat ze “zonen van de Allerhoogste” waren (vers 6b).
D°) Dus wijst Ps.82:1 naar deze rechters als “goden” op een ironische wijze. Vanuit hun rol als
rechters redeneerden ze dat ze goden waren (…) of elohim. Maar de boodschap van Asaf is dat
deze zogenaamde goden slechts mensen zijn die onder het oordeel staan van de echte
“elohim” (verzen 1,2,7,8).
E°) De manier waarop Christus dit gedeelte aanhaalt in Joh.10:34-36 is niet in strijd met deze
interpretatie van Ps.82.
F°) De woorden: “De Schriften kunnen niet verbroken worden” willen zeggen “niet om te
ontbinden, maar om te vervullen” (Joh.7:23 / Mat.5:17). Jezus geeft dus toe dat de rechters in
het OT ironisch goden zijn. In werkelijkheid is het Hijzelf, Hij doet wat zij niet kunnen
bewerkstelligen. Hijzelf is wat zij nooit kunnen worden. Zie het Adam-Christus contrast in
Rom.5:12,21 en 1 Cor.15:21,22,45 en de parallellen in het OT.
G°) De betekenis van Joh.10:35: “hén (…) tot wie het woord Gods gekomen is” wijst naar het
woord van oordeel over deze zogenaamde goden, het zijn valse goden en geen echte.
H°) Tenslotte, deze onrechtvaardige mannen zijn dus géén goden of goddelijk in nature zodat het
gebruik van het woord in deze tekst als figuurlijk moet gezien worden en niet letterlijk.”

William Gesenius’ Hebrew and Chaldee Lexicon, reprinted 1979 van de 1847 editie, Baker
Book House, blz49, geeft de volgende betekenissen van “Elohim”, let op het 4de punt waar het
koningen zijn die in Ps.82 aan de orde zijn:
“1) “van de ware God” (Dn 11:38, Hab 1:11, Deut 32:15, Ps 50:22; 40 keer in Job)
2) "van welke god dan ook" (Dan 11:37-39, 2 Kronieken 32:15, Neh 9:17)
3) "van goden of godheden in het algemeen, waar of onwaar" (Ex 12:12, 18:11, 22:19, Gen
35:2,4. Deut 29:18, 32:17, Ps 86:8, Is 44:6, 45:5,14,21, 46:9, 2 Kronieken 13:9)
4) “eenmaal ooit toegepast op koningen” (Ps 82:1, vooral vers 6)
5) “Niet weinig vertolkers . . . hebben Elohim ook beschouwd als engelen (zie Ps 8:6, 82:1, 97:7,
138:1) en rechters (Ex 21:6, 22:7-8) . . . Hebreeën 1:6 en 2:7,9 laten duidelijk zien dat dit woord
soms engelen betekent, en het gezag van het NT beslist over de zaak”
6) “van een afgod, een god van de heidenen” (Ex 32:1, 1 Sam 5:7, 2 Koningen 1:2-3,6,16, 1 Koning
11:5.”

6.4 BETEKENIS VAN DE UITDRUKKING “ZOON”

Nu zeggen Jehovah’s Getuigen dat Christus zich “slechts” de zoon van God noemde en
daarom niet God zelf was (‘Het Woord’, blz.29). En aangaande Joh.10:34-36 dat deze:
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 319

“argumentatie er een bewijs van (is) dat hij niet beweerde God te zijn, of dat hij wilde zeggen
dat hij en zijn hemelse Vader één God, een drieënige God waren” (‘Het Woord’, blz.28).

Laat ons de betekenis van de uitdrukking “Gods Zoon” eerst trachten te benaderen door
naar het gebruik van “zoon” te kijken zowel in letterlijke als figuurlijke zin. Dit is dan als volgt (met
enkele voorbeelden):
1°) Mannelijk kind van eerste generatie Gen.16:15.
2°) Kleinkind vb. Jehu is zoon van Nimshi alhoewel deze zijn grootvader is volgens 2
Kon.5:20 en 2 Kon.9:2.
3°) Afstamming van latere generatie, vb. Christus is zoon van David Mat.1:20.
4°) Een aangenomen kind Ex.2:10.
5°) Aanspreektitel van oudere persoon tot een jongeling 1 Tim.1:18 / 2 Tim.2:1.
6°) Als een stamaanduiding vb. Zonen van Edom in Ps.137:7.
7°) Als een professionele groep vb. zonen der profeten 1 Kon.20:35.
zonen der zangers Neh.12:28.
8°) Inwoners van een stad Klaagl.4:2 / Ezra 2:34.
9°) Als bezitter van morele deugd: zoon van vrede Luc.10:6 (ook Mat.23:15 / Hand.13:10).
Christus als rechtvaardige Mat.57:54 / Luc.23:47.
10°) Geestelijke zoon van God Rom.8:14,15,23. Christus spreekt tot zijn apostelen als kinde-
ren volg. Marc.10:24 / Joh.13:33.
11°) Geestelijke schepselen Job1:6 / 2:1 / 38:7 (altijd collectief meervoud = zonen).
12°) Als algemene benaming: vb. Zoon des mensen voor Ezechiël (Ezech.2:1,3,6) en Christus
Luc.1:31-35 / Marc.8:38 / 13:26 (voor Christus altijd met lidwoord).

Zoals men kan merken heeft de symbolische betekenis voor “zoon” de overhand. Dat een
overhaaste studie in dit verband tot verkeerde besluiten zou leiden kan als volgt toegelicht worden.
In Luc.4:22 lezen we dat Jezus door de mensen “zoon van Jozef” genoemd wordt. Mogen we
hieruit concluderen dat dit in werkelijkheid zo is? Van maagdelijke geboorte zou er dan geen sprake
zijn! Christus is Bijbels gezien geen lichamelijke zoon of afstammeling van Jozef. De enige band met
hem is wettelijk. Hij is een zoon van het geslacht van David. Voor de teksten over Christus = de
zoon van David zie: Jes.11:1 / Jer.23:5 / Mat.20:30,31 / 21:9 / 22:41-45 / Joh.7:42 / Hand.2:30 /
13:22,23 / Rom.1:3 / Opb.22:16.

We willen ook nog opmerken dat God in het voortbrengen van geestelijke zonen niet alleen
vader is maar ook soms als moeder beschreven is. Zijn kinderen worden voortgebracht als in de
barensweeën van een vrouw (Ps.90:2 / Deut.32:18 / Jes.49:15 / Jer.31:20 / Jac.1:18).

Vóórdat we het zoon-zijn van Christus bespreken willen we er nog eens op wijzen dat de
belangrijkste titels die de Vader heeft ook deze zijn die door Bijbelschrijvers op Christus toegepast
worden. Hij is:
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 320

1°) God - (Theos) - Joh.20:28.


2°) God - (Elohim) - Heb.1:8,9 (Ps.45:6,7).
3°) Heer - (Kurios) - Heb.1:10.
4°) Heer - (Adonaï) - Heb.1:13 (Ps.110:1).
5°) HERE- (YaHWeH ) - Heb.1:9 (Ps.102:25).
Anders gezegd: de persoonlijkheid van de Vader is ook deze van de Christus. Wie de Zoon
gezien heeft, heeft de Vader gezien (Joh.14:9,10 / 1:18). En het werk van de Vader is het
werk van de Christus, zowel schepping, als oordeel, als redding (Joh.1:1-3 / Joh.5:21,22 /
Joh.5:28,29 / Hand.17:31). In Christus woont de volheid van de godheid lichamelijk
(Col.2:9).
6°) Heer - Mar(a). Deze Aramese term wordt voor YaHWeH gebruikt in de Aramaïsche
gedeelten van Daniël en in inter-testamentische geschriften. We vinden het terug in het
woord “Maranatha” d.w.z. “de Heer komt” of “de Heer is gekomen” (1 Cor.16:22 /
Dan.2:47 / 5:23 / Enoch 9:6 / 39:31).
7°) “Enige Machthebber” is de vertaling die Jehovah’s Getuigen gebruiken voor Christus in 1
Tim.6:15 volgens o.a. ‘DE WACHTTOREN’, 1 april 1993, blz.28. Het Grieks heeft hier
“monos.” Is de Vader dan ook niet monos = uniek = énig? Hoe is dit dan te rijmen,
tenzij Ze beiden totaal gelijk zijn in macht!
JEZUS IS DUS MÉÉR DAN “slechts” (term uit ‘Het Woord’, blz.29) DE ZOON VAN GOD!
Het begrip één God heeft bij vergelijking van enkele teksten uit het OT en uit het NT een
grotere gelijkenis dan er verschil is aan te tonen. Zie Deut.6:4 en Marc.12:29 / 1 Cor.8:6 en
Eph.4:4 / Rom.10:12 en 1 Cor.12:5 / Ps.34:8a en 1 Pet.2:3,4.

En daarom ook nog een andere tabel over het begrip “zoon” in de Schrift.
Zonen:
Geen enkele engel wordt ooit een “zoon van God” genoemd op individuele basis. Het is als groep
dat ze “zonen” (meervoud) van God zijn. Alle teksten uit het OT hierover zijn; Gen.6:2 / Job 1:6 /
2:1 / Ps.89:6.
God is Vader van Israël en het volk Zijn Zonen, volgens Deut.32:5,6 / Jes.45:10,11 / Jer.31:9 /
Ezech.23:36,37.
Zonen wordt soms gebruikt voor slechts het gelovige Israël (Ezech.16:20,21).
De titel die Jezus gebruikt om zichzelf aan te duiden is vooral deze: “de Zoon van God” (Joh.5:25 /
9:35 / 10:36 / 11:4). Maar wanneer Hij voor het Sanhedrin staat en antwoord geeft aan de
hogepriester wordt dit, zonder dat er een echte reden achter zit, tot “Zoon des mensen”
(Mat.26:63-68 / Luc.22.22:67-71). Hij is Gods “eigen zoon”, “de Zoon van zijn liefde” en Hij noemt
de Vader Zijn “eigen Vader” (Rom.8:32 / Joh.5:18 / Col.1:13).

Kinderen:
Israël als groep volgens Deut.14:1,2 / 32:18-20 / Jes.1:1-3.
Hosea 1:10 spreekt van “kinderen van de levende God.”

Eerstgeboren Zoon:
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 321

Israël als groep volgens Ex.4:22,23.


Efraïm is eerstgeboren van God Jer.31:9.

Kinderen van de duivel: 1 Joh.3:10.


Kinderen der zonde: Jes.57:4.
Kinderen van het vlees: Rom.9:8.
Kinderen der belofte: Rom.9:8.
Discipelen = Kinderen: Joh.13:33 / Heb.2:13.

6.5 DE ZOON EN DE ZONEN


De uitdrukking “zoon van God” of “énige (enigsoortige) zoon van God” (het Grieks
“monogenes” wat we later bespreken) komen voor in de volgende contexten waar Christus het
onderwerp is:
1°) Bij de geboorte als mens, de vleeswording (Joh.1:14,18 / Mat.2:15).
2°) Bij de kruisdood of als verwijzing ernaar (Joh.3:16 / 8:28).
3°) In verband met de opstanding (Hand.13:33).
4°) In zijn functie als hogepriester (Heb.5:5).
5°) Over Christus in zijn koningsambt (Ps.2:6,7).

Vergelijk eens het begrip heden in Ps.2:7 met vandaag in Luc.2:11. Ook nog 2 Sam.7:14 met
de Davidische afkomst van Christus volgens Rom.1:3,4 / Mat.15:20 / 20:30 / 21:9. Dit zijn slechts
enkele voorbeelden en geen volledige lijst. Zo ook wordt Christus “zoon” genoemd bij Zijn doop
(Marc.1:11) en transfiguratie (Marc.9:7). Zelfs demonen noemen Christus “Zoon van God”
(Marc.3:11 / 5:7). Of de Satan bij de beproeving in de woestijn (Mat.4:3,6). En natuurlijk de
discipelen en apostelen (Joh.11:27 / 20:31). Maar bij het nagaan van die schriftuurplaatsen valt het
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 322

onmiddellijk op dat Christus een uitdrukkelijk onderscheid maakt in de positie die Hij heeft ten
opzichte van de Vader en onze positie. Wanneer Hij over zichzelf spreekt is het altijd als “mijn
vader.” Voor zijn discipelen is het “uw” vader. Een mooi voorbeeld is Joh.20:17 waar de Heer tot
Maria Magdalena spreekt over “mijn vader en uw vader.” Dit alles omdat de relatie van de Vader-
Christus anders is dan Vader-gelovige. Vergelijk in Mat.25:34 / 26:29 / Luc.24:49.

Zo is Christus met de Vader bezig in het scheppingswerk (Joh.1:13) tot nu toe. Het gebod
van de Vader is te geloven in de naam van zijn Zoon (1 Joh.3:23). Het loochenen van de Zoon is het
loochenen van de Vader (1 Joh.2:23). Wie de Zoon heeft, heeft de Vader en vica-versa (1 Joh.2:23
/ 4:15). Daarom kan Johannes ook besluiten in zijn eerste brief: “dit is de waarachtige God en het
eeuwige leven” wanneer hij spreekt over de Here Jezus (1 Joh.5:20). (Zie ook verder naar
hoofdstuk 9 voor de betekenis van deze tekst.)

We willen in dit verband ook wijzen op Mat.11:27. De Heer zegt er: “alle dingen zijn door
mijn Vader aan mij overgegeven.” Het Grieks voor “zijn (...) overgegeven” is “paredothè” de
aoristus van het werkwoord. Alle heilswaarden, macht, autoriteit et cetera zijn Hem dus gegeven
vóór zijn verheerlijking (Mat.28:18). Jehovah’s Getuigen aanvaarden en geloven dit niet. Tijdens
Zijn mens-zijn bezit Christus deze dingen, en daarom is Hij ook “God.” De Vader zou zulke macht
niet geven aan een mens hoe volmaakt die ook moge zijn. Deze Griekse werkwoordvorm geeft dus
zowel de Godheid als de Mensheid van Christus weer.

Het is dan ook een valse beschuldiging van Jehovah’s Getuigen wanneer ze zeggen dat de
Zoon niet “God” is. Hun visie op het zoon-schap van Christus is ook grappig in bepaalde aspecten.
Zo zeggen ze dat Christus geschapen is door God als “eerste schepping” en daarom Zoon Gods
genoemd wordt. We komen hier niet op terug daar hoofdstuk twee dit punt besproken heeft. Ze
zeggen verder dat bij de menselijke geboorte van Christus over Hem gezegd kan worden dat Hij
“menselijke” zoon van God was in de betekenis zoals Adam dit was (Luc.3:38). Bij de doop van
Christus werd Hij andermaal geestelijke zoon. Dat zou bewezen kunnen worden door de aanhaling
van Ps.2:7 bij de doop uitgesproken door God.

Wachttorenkronkels allerhande!

We lezen in ‘DE WACHTTOREN’ van 15 april 1976, blz.237,238: “Jezus goddelijke zoonschap
begon echter niet met zijn menselijke geboorte uit de Joodse maagd Maria” (Wij onderlijnen in
de tekst.). Zie ook ‘Aid to bible uderstanding’, blz.1529-1531. In ‘Inzicht in de Schrift’ deel 2, een
WT-publicatie, staat: “De komst van het “zaad”. Zoals is aangetoond, is Jezus het primaire “zaad”.
Toen hij als mens werd geboren, was hij echter nog niet het zaad van de vrouw (d.w.z. van “het
Jeruzalem dat boven is”). Hij behoorde weliswaar via zijn moeder Maria tot het natuurlijke zaad
van Abraham; hij was uit de stam Juda; en zowel volgens natuurlijke afstamming, via Maria, als
wettelijk gezien, via zijn pleegvader Jozef, was hij uit de geslachtslijn van David (Mt 1:1, 16; Lu
3:23, 31, 33, 34). Jezus voldeed dus aan de voorwaarden die in de profetische beloften waren
vastgelegd. Maar pas toen Jezus door de geest werd verwekt, waardoor hij een geestelijke zoon
van God werd, werd hij het zaad van de vrouw en het Zaad dat alle natiën zou zegenen. Dit
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 323

gebeurde in 29 G.T., toen hij door Johannes in de Jordaan werd gedoopt. Jezus was toen ongeveer
dertig jaar. De heilige geest, die op Jezus neerdaalde, openbaarde zich aan Johannes in de
gedaante van een duif, en op hetzelfde ogenblik erkende God zelf Jezus als zijn Zoon. – Mt 3:13-
17; Lu 3:21-23; Jo 3:3” (Blz.1303, Wij onderlijnen in de tekst.).

Opmerkenswaardig is dat deze zelfde tekst (Ps.2:7) gebruikt is voor het verkondigen van
het zoonschap van Christus: bij de transfiguratie (Mat.17:5), bij de opstanding van Christus (Rom.
1:4) en de investituur als hogepriester, maar NIET in verband met de geboorte van Jezus (Heb.5:5).
En we herhalen nogmaals, NIET in verband met de geboorte van Jezus.

Redeneren als de WT doet, zou dus veeleer tot het besluit moeten leiden dat de Heer
viermaal geestelijke Zoon geworden is van God. Was de Heer dat Zoonschap verloren geraakt
tussen doop en transfiguratie, dat dit hernieuwd moest worden? Dat het zoonschap als mens
aanvangt bij de geboorte of conceptie is duidelijk uit Luc.1:35. Daar staat immers dat de Heilige
Geest Maria zal overschaduwen en dat “daarom” (Grieks “dio”) het kind Zoon Gods genoemd zal
worden. De boodschap van de engel aan de herders bij de geboorte is daarom ook: “U is heden
(nu, vandaag) de Heiland geboren” (Luc.2:11). Daarom kan de twaalfjarige Jezus ook zeggen: “Wist
gij niet dat ik bezig moet zijn met de dingen Mijns Vaders?” (Luc.2:49).

Het bovengenoemde argument van de WT, dat Christus Zoon Gods moet geworden zijn bij
diens doop in de Jordaan, heet in theologisch jargon: “adoptianisme”. Christus zou geadopteerd
of aangenomen zijn door God. John Milton (16de eeuw) schrijver van het geschrift ‘Paradise lost,
Paradise regained’, zei als Unitarieër in zijn tijd al dat Jezus zijn Zoonschap zelf verdiend had.
Sommige theologen zijn in eenzelfde val gelopen als Jehovah’s Getuigen, zoals R. Bultmann die de
adoptie van Christus bij de opstanding plaatst. Maar zoals reeds opgemerkt, men zou deze
aanneming op vier (of vijf wanneer we de geboorte erbij rekenen) tijdstippen in het leven van
Christus kunnen laten beginnen. Ook dat is fout omdat men de begrippen Logos in voormenselijk
bestaan en Logos als mens door elkaar haalt. Het gaat steeds over Gods afkondiging (verkondiging)
dat Jezus Zijn Zoon is. Voor wie het wil horen en het beseft is dat de graankorrel die tot het nieuwe
leven zal leiden.

6.6 ZOON: SINDS WANNEER?

Jehovah’s Getuigen leren verder dat de term “zoon” op zichzelf verwijst naar een
vóórmenselijk zoonschap = nakomeling. Dat zou o.a. bewezen worden door Joh.8:38,42 /
Joh.17:5,24 / Rom.8:3 / Gal.4:4 / 1 Joh.4:9-11,14. De uitdrukking “Zoon Gods” zou over het vooraf-
bestaand werk van Christus spreken, en niet een term zijn die vanaf Zijn geboorte als mens op hem
toepasselijk was. Is dit zo? We willen daarom eerst opmerken dat in enkele teksten “Zoon Gods”
een Messiaanse titel is. Want zo was er over de toekomstige zoon van David reeds gesproken = 2
Sam.7:14. De Zoon van God = de Zoon des Allerhoogsten = de Gezalfde = Messias volgens
Mat.26:63 = Marc.14:61 = Luc.22:67.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 324

Men vergelijke ook nog de samenhang van Mat.16:16 / Joh.1:49 / 11:27 / 20:31. Het is zo
dat het gebruik van een titel in verband met Christus in vóórmenselijk bestaan tot verkeerde
conclusies kán leiden. Joh.3:13 zegt: “Bovendien is er geen mens tot in de hemel opgestegen, dan
hij die uit de hemel is neergedaald, de Zoon des mensen.” Joh.6:62 spreekt over “de zoon des
mensen” die zal opstijgen tot waar Hij tevoren was. Zie ook Mat.20:28. Nu is het zo dat “zoon des
mensen” een titel is voor de Heer toepasselijk vanaf zijn geboorte als mens, alhoewel hier sprake
is van zijn vóórmenselijk bestaan. Zo kunnen de schriftuurplaatsen die over Christus spreken als
“Zoon van God” verklaard worden; als een titel die Hij heeft vóór Zijn menselijke geboorte en
zoonsbestaan als mens. De Heer heeft in zijn pre-existentie titels als “de Christus” (1 Cor.10:4 /
Rom.15:3) of “Jezus Christus” (2 Cor.8:9). Ook dat kan natuurlijk niet letterlijk genomen worden,
want het wijst naar Zijn aards leven en dat is op dat moment nog niet aangevangen.

De wetenschappelijke naam voor dit spraakgebruik kreeg de naam van “prolepsis”. Het is
iets wat men in alle talen kan terugvinden. Zo spreekt men van de geboorte van koning (koningin)
X op die of een andere plaats, terwijl zijn koningschap eigenlijk slechts een aanvang neemt bij de
troonsbestijging. Prolepsis of anticipatie = voorafgaand beschrijven, vinden we in de Schrift in
verband met zaken (vb. Heb.2:8) en personen (vb. Christus als koning bij geboorte). Hetzelfde
proleptische gebruik van het begrip “zoon” in verband met de Messias hebben we, mogelijks
eenmaal, ook in de geschriften van het Oude Verbond. We hebben hier Spreuken 30:4 in
gedachten, tekst die Jehovah’s Getuigen gebruiken om naar een vóórmenselijk zoonschap van de
Logos te verwijzen. Maar er moet opgemerkt worden dat deze tekst door vele exegeten niet
Messiaans verklaard wordt. De zoon kan hier ook het gelovige volk Israël voorstellen of een vorst
van Israël. Ook is de naam van deze zoon niet geïdentificeerd met de Messias Jezus. Er is in het NT
geen enkele verwijzing naar deze tekst. De belangrijke teksten die over de Messias spreken
verwijzen STEEDS naar een toekomstig zoonschap (Ps.2:7 / 2 Sam.7:14 / 1 Kron.17:11-14 / Ps.89:
20,26,27.) Zie ook Thayer blz.417,418.

En de Joodse uitleg van Spr.30:4 is meestal deze dat de schrijver ervan een retorische vraag
stelt met een sarcastische inslag? Op de vraag is geen antwoord te geven en de opmerking wijst
naar de onmogelijke opgave om over God wat te zeggen uit eigen menselijke kracht. We kennen
God niet dan slechts uit openbaring. En daarom mogen we niets aan Zijn woorden toevoegen
(Spr.30:6). Een christen als D. Kidner zegt in zijn commentaar dat er een ironische toon klinkt in dit
gedeelte vergeleken bij de zelfverzekerdheid van de gewone mens. Zie D. Kidner, ‘Proverbs’, The
Tyndale Press, reprint 1968, blz.178. In het Katholieke commentaar dat verscheen tijdens de
Tweede Wereldoorlog ‘La Sainte Bible’ van L. Pirot en A. Clamer, Letouzay et Ané, 1943 staat bij
deze tekst; het kan wijzen op God en Zijn zoon, het Joodse volk of het kan een tussenpersoon zijn
tussen de Schepper en de schepping zoals in Spr.8:22-31. Dit gedeelte van Agur blijft
“enigmatisch.”

Een andere uitleg over het zoonschap van Jezus is dat de Christus “zoon” van God is in een
betekenis die aan menselijke relaties vreemd is. Want nergens in de Bijbel is gezegd dat de zoon
een schepping van God is, of staat Zijn zoonschap in verband met een ontstaan. Een letterlijk
geboren worden van de Zoon Gods is ook onmogelijk. Daarvoor zou God een vrouw nodig gehad
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 325

hebben. Wie en waar is die dan? De Logos als Zoon van God is dan geen letterlijk begrip. Hiervoor
geeft men soms Ps.2:7 aan, maar ten onrechte. Vergelijk Ps.2:13 met Hand.4:24-28 / Ps.4-6 met
Rom.3:3,4 / Ps.2:7-9 met Mat.28:18 en Eph.1:20-23. Ook Gal.4:4 wordt hiervoor als bewijs
aangevoerd. De uitdrukkingen “geboren uit een vrouw” en “geboren onder de wet” wijzen echter
op hetzelfde tijdstip. Hierbij dan vers 5 genomen, wijst het op Zijn zoonschap als mens.

In verband met het eeuwige zoonschap van de Logos dat wij niet zondermeer willen
afschrijven zie o.a. ‘Le Fils Eternel’ door L. Bouyer, Edit.du Cerf, 1974 verder nog ‘La Trinitée
chrétienne’, B. de Margerie S.J., Beachesne, blz.213-216 en de kleine brochure van J. Philpot,
‘Eternal Sonship of Christ’, Sovereign Grace Publishers, 1971. Charles Hodge in zijn ‘Systematic
theology’, deel 1, hoofdstuk 6, par. 6 geeft een zeer duidelijke voorstelling van deze leer. Zie ook
nog Augustus Strong, ‘Systematic Theology’, blz.340-343.
Historisch gezien zijn deze beide uitleggingen – een al dan niet eeuwig zoonschap - in voege sinds
de kerkvaders. Tot aan Origenes (rond 250 na Chr.) was het zoonschap vanaf de geboorte vrij
bekend (bijvoorbeeld: Ignatius, Hippolytus contra Noetum 15). Na Origenes sprak men vooral over
het eeuwige zoonschap maar deze leer had en heeft ook nog zijn tegenstanders zoals o.a. Calvijn.
Zie bijvoorbeeld: E. Emmen, ‘De christologie van Calvijn’, Paris, 1935 / J. O. Buswell, ‘A Systematic
Theology of the Christian Religion’, Zondervan, 1962 / D. Campbell, ‘The Eternal Sonship, A Refu-
tation According to Adam Clarke’, WAP, 1978 / W. Martin, ‘The Kingdom of the Cults’, Bethany
House Publishers, 1985 en anderen die niet geloven in een eeuwig zoonschap. Walter Martin zegt
in zijn, ‘The Kingdom of the Cults’, Bethany House Publishers, 1985, blz.117 dat “het Woord in den
beginnne was en niet de Zoon.” En dat zet alles zeer scherp weer. Hier vier citaten.

Dake’s Annotated Reference Bible heeft het volgende commentaar bij Handelingen 13:33
en het Zoonschap van Christus dat volgens hem begint bij zijn menswording: “Als God, had de
persoon die we nu kennen als Jezus Christus geen begin, en was niet verwekt, was niet een zoon,
en kwam niet tot stand (...), maar als mens en als Zoon van God was hij niet eeuwig, Hij had wel
een begin, en hij was verwekt, in dezelfde tijd dat Maria een Zoon had. Daarom is de leer van het
eeuwige zoonschap van Jezus Christus onverenigbaar met de rede, is on-Schriftuurlijk, en is
tegenstrijdig aan zichzelf.” (F. J. Dake, Dake’s Annotated Reference Bible, Dake Bible Sales, 1963).

W. Martin, de specialist van de sekten hecht géén geloof aan een eeuwig zoonschap van
Jezus en schrijft: “De Schrift roept nergens uit dat Jezus Christus, de eeuwige Zoon van God is, en
Hij is nooit zoon genoemd op alle voorafgaand tijden aan de incarnatie, behalve in profetische
passages in het Oude Testament. De term “Zoon” zelf is een functioneel begrip, net als de term
“Vader” en heeft geen betekenis, afgezien van de tijd (...) Veel ketterijen hebben de verwarring
aangegrepen en de onlogische “eeuwige Zoonschap” of “eeuwige generatie” theorie gecreëerd
door de Rooms-katholieke theologie, helaas ook overgedragen naar een aantal aspecten van de
protestantse theologie. Tot slot, er kan niet zoiets zijn als een eeuwig Zoonschap (...) het woord
“Zoon” suggereert zeker inferioriteit.” (Walter Martin, The Kingdom of the Cults, Bethany House,
1985, blz.117,118).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 326

Charles Hodge, Amerikaans Presbyteriaans theoloog verdediger van het eeuwig zoonschap
zegt dit: “De [Niceaanse] Raad heeft verklaard dat onze Heer de eeuwige Zoon van God is, dat wil
zeggen, dat Hij van eeuwigheid de Zoon van God is. Dit houdt natuurlijk de ontkenning in dat Hij de
Zoon van God werd in de tijd, en dus, dat de primaire en essentiële reden voor zijn geroepen worden
als Zoon niet zijn miraculeuze geboorte is, noch zijn incarnatie, noch zijn opstanding, noch zijn
verheffing tot de rechterhand van God. De Raad heeft besloten dat het woord Zoon zoals toegepast
op Christus, niet is een ambtstermijn plaats heeft, maar van nature is, dat het de relatie weergeeft
die de Tweede Persoon in de Drie-eenheid had van eeuwigheid, het staat tot het Eerste Persoon
uitgedrukt, en dat de relatie als volgt aangegeven dus gelijkheid van de natuur is, zodat het
Zoonschap, in het geval van Christus, de gelijkheid met God weergeeft.” (Charles Hodge, Systematic
Theology, Vol. 1, Eerdmans, 1979 reprint, blz.471). (Ook http://www.dabar.org)

A. H. Strong, theoloog van de Baptist Church ook verdediger van het eeuwig zoonschap zei
het volgende: “Het Zoonschap van Christus is eeuwig (...) noch de incarnatie, de doop, de
transfiguratie, noch de verrijzenis markeert het begin van het Zoonschap van Christus, of dat hij
gevormd is tot de Zoon van God. Dit zijn maar erkenningen of manifestaties van een reeds bestaand
Zoonschap, onafscheidelijk van zijn goddelijkheid (...) Er was niet een begin van bestaan, maar wel
een eeuwige relatie tot de Vader - er is nooit een tijd geweest waarin de Zoon begon te worden, of
wanneer de Zoon niet een bestaan met God de Vader had.” (Augustus Hopkins Strong, Systematic
Theology, The Judson Press, 1907, blz.340).

Irenaeus in de 2de eeuw baseerde zich op de LXX Ps.53:8: “Wie zal zijn ontstaan
verklaren?” om te zeggen dat elke verklaring over het eeuwige zoonschap zonder grond is. Waarop
zijn tegenstanders verwezen naar LXX Ps.109:3 waar staat: “Voor de morgenstond heb ik U
voortgebracht.” Zich baserende op Joh.3:13 en 1 Cor.15:47 predikte Apollinarius van Laodicea ten
onrechte de pre-existentie van de menselijke natuur van Christus. Scholten (18de eeuw) sprak over
een ideaal vóórbestaan: “in God, bij God verborgen” volgens zijn ‘Initia Dogmatices’ par.4, zo ook
A. Harnack, Baldensperger e.a.. En V.P. Wierwille, een moderne Ariaan, zegt dat Jezus niet
tezelfdertijd God en mens kan zijn: want dat is niet wetenschappelijk. Daarom is Christus slechts
“geworden” bij de conceptie in de buik van Maria. Dáárvoor bestond hij niet.
Samengevat kunnen we dan zeggen dat Christus Zoon van God is gezien:
1°) een aards fysisch zoonschap (bij gebrek aan een beter woord) (Luc.1:35),
2°) een ethisch zoonschap (Luc.2:49),
3°) een officieel zoonschap als Messias (Mat.26:63) (een protocollaire titel),
4°) een mogelijks eeuwig metafysisch zoonschap. (Of is dit filosofie?)

6.7 MONOGENES

Bij dit voorafgaand een citaat uit blz.14,15, De Wachttoren 2003, 1/7.

“5 De bijbel noemt Jezus „de eerstgeborene van heel de schepping” (Kolossenzen 1:15). Sta hier
eens bij stil — Jehovah’s Zoon bestond al voordat het stoffelijke universum er was. Hoe lang waren
Vader en Zoon dus al samen? Sommige geleerden schatten dat het universum dertien miljard jaar
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 327

oud is. Toch zou, zelfs als deze schatting juist is, dat nog niet lang genoeg zijn om de levensduur van
Jehovah’s eerstgeboren Zoon weer te geven! Waar hield hij zich al die eeuwen mee bezig? De Zoon
diende vreugdevol als de „meesterwerker” van zijn Vader (Spreuken 8:30; Johannes 1:3). Jehovah
en zijn Zoon werkten samen om alle andere dingen tot bestaan te brengen. Wat was dat een
opwindende, gelukkige tijd voor hen! Wie van ons zou dus ook maar enigszins kunnen bevatten hoe
sterk een band is die al zo’n enorm lange tijd bestaat? Het is duidelijk dat Jehovah God en zijn Zoon
worden verenigd door de sterkste band van liefde die ooit is gesmeed.”

Dit gedeelte is het logische vervolg op het vorige, waar we het begrip “eerstgeborene”
onderzocht hebben. Jehovah’s Getuigen en andere vijanden van de driepersoonlijke God struikelen
ook over de betekenis van de uitdrukking “eniggeboren”, het Griekse woord “monogenes.” Het is
géén gemakkelijk woord. “Monos” wil in het Nederlands zeggen “enige.” Maar “genes” komt voor
sommigen van genos = soort of ras, volgens anderen gennao = geboren worden. De WT opteert
natuurlijk voor het laatste hoewel hun bewijs voor de schepping van de Logos nog moet gevonden
worden. In het NT vinden we “monogenes” 9 maal gebruikt (Luc.7:12 / 8:42 / 9:38 / Joh.1:14,18 /
3:16,18 / Heb.11:17 / 1 Joh.4:9). Maar de fysieke geboorte gaat niet altijd op in deze teksten. Zo is
volgens Heb.11:17 Izaak de eniggeboren genoemd. Nu had zijn vader Abraham vóór Izaak een zoon
Ismaël. Ná Izaak ook nog vijf andere zonen (Gen.25:1,2). Izaak was dus géén eniggeboren maar wél
een “enige in zijn soort” omdat alleen hij temidden van zijn broers de zoon der belofte was, de
erfgenaam van Abraham en de geliefde zoon van Abraham. Daarom zien we ook dat in de
Septuaginta, die eerste Griekse vertaling (afgekort als LXX) van het Oud Testament het
Hebreeuwse “yachid” dat eerstgeboren betekent, vele malen als “agapètos” vertaald is =
teergeliefde, welbeminde, enz. in Gen.22:2,12,16 / Jer.6:26 / Amos 8:10. Een vergelijk van de latere
andere Griekse vertalingen wijst dan ook in de richting dat teergeliefde = énige. In Gen.22:2 heeft
de LXX “agapètos” maar de versie van Aquila “monogenes.” Voor Gen.22:12 heeft de LXX
“agapètos”, Symachus heeft “monogenes.”

Zo is Christus ook de geliefde van de Vader (Luc.20:13). Ook een “enigsoortige” omdat Hij
onder allen de geïncarneerde is, zowel God als Mens. Daarom is Christus “uniek.” Hij is ook de
énige die de Vader heeft geopenbaard als Zoon, wat wij - de kinderen Gods door adoptie - niet
ervaren (Rom.8:14-17). Hij is uniek als Zoon, ook in zijn positie van Middelaar tussen de Vader en
ons (1 Joh.4:9 / Joh.3:16). Er is dus geen reden om “monogenes” te zien als het geboren worden
van een “enige Zoon.” Maar het verwijst als een enigsoortige, een enige.

Het speciale karakter van de term “monogenes” komt duidelijk naar voren wanneer we de
vijf teksten waarin Christus onderwerp is na elkaar lezen.
1) Zo geeft Joh.1:14 de Heer weer als énige vertegenwoordiger van de natuur van God.
2) Joh.1:18 bespreekt de énige positie van Vader/Zoon.
3) Joh.3:16 geeft weer dat de Zoon uniek is in het verlossingswerk van God.
4) Joh.3:18 roept ons tot geloof in de onvergelijkelijke naam van Jezus.
5) En 1 Joh.4:9 bespreekt het unieke van de liefde van de Vader en de Zoon.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 328

De intimiteit van de relatie God-Zoon is ook weergegeven door de woorden van Jezus, “mijn (de)
Vader en Ik” in Joh.5:43 / 8:38,40 / 10:32 / 12:49 enz. Maar ook kon Hij zeggen: “dat de Vader in
Mij is en Ik in den Vader” (Joh.10:38). (Zie TDNT deel 4 blz.737-741.) Gezien er in enkele van deze
teksten geen lidwoord staat bij “monogenes” ligt de nadruk in die teksten op het kwalitatieve, op
de unieke kwaliteit van de persoon.

Over Joh.1:18 deze opmerking. Er zijn vier lezingen van de tekst naargelang de
manuscripten mogelijk die aan de betekenis van de tekst toch niets wezenlijks wijzigt (zie de tekst
van Nestle):

“ho monogenes”
“ho monogenes huios”
“ho monogenes theos”
“monogenes theos”

Belangrijk is dit; niemand kon toen de Vader zien maar wel de Zoon (1 Joh.1:1,2), nu kan je zelfs
de Zoon niet meer zien (1 Tim.6:16). Maar het is nog steeds mogelijk beiden te zien in geestelijke
zin (Joh.14:9,10).

6.8 TRADITIE

Het is bijna onmogelijk om “monogenes” te vertalen als “eniggeboren.” Dat kan als volgt
aangetoond worden. Zoals al opgemerkt is het Hebreeuws woord “yachid” soms aldus
weergegeven in de LXX. Een vergelijk is echter openbarend.

Tekst Hebreeuws Septuaginta NBG NWV

Gen.22:2 yachid agapetos enigen enige zoon


22:12 yachid agapetos enigen enige
22:16 yachid agapetos enigen enige
Richt.11:34 yachid monogenes enig kind enige kind
Ps.22:20 yachid monogenes eenzame enige
of 21
25:16 yachid monogenes eenzaam eenzaam
35:17 yachid monogenes eenzame enige
Spr.4:3 yachid monoagapetos enig kind enige
Jer.6:26 yachid agapetos enig kind enige (zoon)

Een eerste vraag: Waarom heeft de WT in deze teksten “monogenes” niet vertaald als
eniggeboren?
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 329

Tweede vraag: Waarom hebben ze hun vertaalregel, woord voor woord weergeven in een
vertaling, niet aangehouden in deze teksten?

Een onderzoek van het woord in het NT geeft te kennen dat ook daar een andere visie nodig
is dan deze die gewoon is aangenomen. Laat ons een vergelijk maken tussen de Oud Latijnse
vertalingen, de Vulgaat, de NBG en de NWV.

Tekst Oud Latijn Vulgaat NBG NWV


Luc.7:12 unicus unicus enige eniggeboren
8:42 unica unica enige eniggeboren
9:38 unicus unicus enige eniggeboren
Joh.1:14 unici unigeniti eniggeborene eniggeboren
1:18 unicus unigenitus eniggeboren eniggeboren
3:16 unicum unigenitum eniggeboren eniggeboren
3:18 unici unigeniti eniggeboren eniggeboren
Heb.11:17 unicum unigenitum enigen eniggeboren
1 Joh.4:9 unicum unigenitum eniggeboren eniggeboren

We merken hierbij op dat de Oud Latijnse vertaling monogenes nooit vertaald als
“eniggeboren.” De Vulgaat heeft alle teksten met betrekking tot Christus altijd als “eniggeboren”
de andere teksten niet. Hetzelfde geldt ook de NBG. Maar hoe onwaarschijnlijk het ook klinkt de
NWV heeft altijd eniggeboren, ook voor Heb.11:17. Dat is natuurlijk onmogelijk, want Izaak is niet
de “eniggeboren” in letterlijke zin. Of zijn alle teksten in geestelijke zin te begrijpen! Het vertalen
van dit woord op die wijze gaat dus terug tot de auteur van de Vulgaat. Voordien was het niet
gekend zowel in Syrische, Koptische en Latijnse vertalingen. Hieronymus, vertaler van de Vulgaat,
heeft het zeer waarschijnlijk gebruikt contra de Arianen, de vijanden van de godheid van Christus.
Maar de Amerikaanse theoloog Westcott schrijft niet ten onrechte dat dit een: “gegoochel van
Hieronymus” is (nota bij zijn Epistles of 1 John 4:9).

Laat ons ook nog even kijken naar wat Griekse deskundigen over het woord te zeggen
hebben. Volgens Thayer (blz.417,418) is het: “enige in zijn soort, enige.” Arndt en Gingrich (blz.529)
geven toe dat meestal vertaald wordt als eerstgeborene naar hun definitie: “enige.” W. F. Moulton
en Milligan (‘Vocabulary of the Greek New Testament’, blz.416,417) zeggen: “het is letterlijk enige
in zijn soort, enige, unieke (unicus), niet eniggeboren wat monogennètos (unigenitum) zou moeten
zijn” idem voor H. G. Liddell en Scott, Kittel et cetera. Een laatste opmerking van Dale Moody
(‘Journal of biblical literature 72’, 1953 blz.217) over Lucas 7:12; waar gesproken wordt over een
Zoon als de eerstgeboren van zijn moeder: “volgens Webster, de bijbel (Mat.1:1-16) en de biologie
(is verwekken) een mannelijke functie.” Met ander woorden: de NWV heeft het ook verkeerd in
deze tekst.

Nu kan de WT de bal terugkaatsen en ons het verwijt maken dat dan ook de NBG verkeerd
is. Toegegeven, maar wel met dit verschil: er is in beider uitleg een enorme kloof. Volgens de WT
is Christus een letterlijke, fysieke eerstgeboren van God, volgens de Katholieke en Protestantse
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 330

leer een metafysisch beeld. Ook zijn er in beide kringen altijd pogingen geweest om deze traditie
te doorbreken. William Tyndale (1525) en Miles Coverdale (1535) geven voor Joh.3:16 beiden het
begrip “enige.” Het hing aan een zijden draad dat de Engels-Amerikaanse Revisie van 1881-1885
niet alle teksten waar monogenes is gebruikt als “enige” heeft vertaald. Vergelijk Thayer en
Westcott. Zie de R.V.S. van 1901 / Philips N.E.B. / Moffatt / Synodale / Taylor et cetera. Voor
Protestantse vertalingen, Maredsous / B.J. / Tricot / Crampon, et cetera. vanuit Katholieke zijde.
Lagrange en R. Brown als commentaren zijn hierbij zeer goed. Tevens B.B. Warfields’ artikelen
‘Trinity’ en ‘Person of Christ’ in de ‘I.S.B. Encyclopaedia’ / J.O. Buswell, ‘A Systematic Theology of
the Christian Religion’, deel 1, blz.110. Met ander woorden: de NWV heeft het ook verkeerd in
deze tekst. Dat Christus “eniggeboren” is wil niet zeggen dat Hij geboren is uit de Vader - en dus
een schepsel is – maar dat de Christus uniek is. Hij is God en mens tegelijkertijd. Dat is dus ver af
van de bewering van de mensen van de Wachttoren. Hou Hem dan in ere, zo is er maar één!

6.9 ZOON GODS IN DE SEPTUAGINTA

De Griekse Septuaginta heeft in enkele hoofdstukken van Jesaja een bepaalde term die
volgens vele exegeten een benadering is van de titel Zoon Gods in het NT. Het is het Hebreeuws
“ebed YaHWeH” dat men vertaald als “pais theou” of in het Nederlands “kind Gods.” De
Hebreeuwse tekst wordt eigenlijk op twee manieren vertaald in de Septuaginta en wel als “pais”
(kind) in Jes.42:1 / 49:6 / 50:10 of “doulos” (slaaf) in Jes.49:3,5. In navolging van de Griekse
Septuaginta hebben ook de schrijvers van het NT beide termen op Christus toegepast. Zo heeft
men “pais theou” in Mat.12:18 = als citaat van Jes.42:1 / Hand.3:13,26 / 4:27,30) en “doulos”
(slaaf) in Phil.2:7 = als citaat van Jes.53:2 waar het Grieks echter “paidion” heeft. Het is ook alleen
in Phil.2:7 dat Christus slaaf genoemd is maar vergelijk Joh.13:16. Opmerkenswaardig is dat
Jehovah’s Getuigen al deze teksten (ook de “pais theou”) vertalen als “servant” in hun ‘Kingdom
Translation’, dus dienaar of slaaf. Hun interlineaire vertaling heeft echter altijd “boy” = jongen, of
kind.

6.10 “IK BEN” – JOHANNES 8:58

Over dit vers lezen we het volgende in de NWV studie-Bijbel: “Dezelfde lezing is te vinden
in de Leidschevertaling, 1912: “Eer Abraham werd geboren was ik.”
De in Jo 8:58 uitgedrukte handeling begon “vóór Abraham tot bestaan kwam” en duurt nog
voort. In zo’n situatie wordt …… (eimi), dat in de eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd
staat, op juiste wijze weergegeven met de verleden tijd. Voorbeelden van dezelfde syntaxis zijn
te vinden in Lu 2:48; 15:29; Jo 5:6; 15:27; Han 15:21; 2 Kor 12:19.
Over deze constructie staat in A Grammar of the Idiom of the New Testament door G.B. Winer,
zevende uitg., Andover 1897, blz. 267: “Soms houdt het presens ook een verleden tijd in (Mdv.
108), namelijk wanneer het werkwoord een toestand uitdrukt die op een vroeger tijdstip is
begonnen, maar nog steeds voortduurt – het duratieve aspect van een toestand; zoals Jno. Xv.
27 …… [ap arches met emou este], …… [prin Abra.am genesthai ego eimi].”
Evenzo staat in A Grammar of the New Testament Greek door J.H. Moulton, Deel III, door Nigel
Turner, Edinburgh 1963, blz. 62: “Het presens dat de voortduring van een handeling in het
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 331

verleden tot op het moment van spreken aangeeft, komt praktisch overeen met de perfectum,
met als enig verschil dat de handeling wordt opgevat als nog aan de gang zijnd … Het komt
dikwijls in het N[ieuwe] T[estament] voor: Lk 2:48 … 15:29 … Jn:5:6 8:58 …”
In een poging Jezus met Jehovah te vereenzelvigen, zeggen sommigen dat …... (ego eimi) het
equivalent is van de Hebreeuwse uitdrukking ani hoe, “ik [ben] hij (het)”, die door God wordt
gebruikt. En zij echter opgemerkt dat deze Hebreeuwse uitdrukking ook door mensen wordt
gebruikt. – Zie 1 Kr 21:17 vtn.
In een verdere poging om Jezus met Jehovah te vereenzelvigen, trachten sommigen Ex 3:14
(LXX) te gebruiken, waar staat: …… (Ego eimi ho on), wat “Ik ben de Zijnde” of “Ik ben de
Bestaande” betekent. Deze poging gaat niet op, omdat de uitdrukking in Ex 3:14 verschilt van de
uitdrukking in Jo 8:58. (Zie Ex 3:14 vtn.) Nergens in de Christelijke Griekse Geschriften kan Jezus
met Jehovah worden vereenzelvigd, als waren zij een en dezelfde persoon. – Zie 1 Pe 2:3 vtn.;
App. 6A, 6E” (blz.1582, 1583) (zes puntjes staan voor de Griekse tekst).

Ook in de brochure ‘Het Woord’ heeft De WT- organisatie vier bladzijden lang alle moeite
gehad om de woorden in Joh.8:58; “Voor Abraham was, ben ik” te verklaren als “voor Abraham
tot bestaan kwam, ben, ik geweest” (blz.35-39). Hun stellingen komen neer op het volgende;

1°) Christus spreekt hier in de historisch tegenwoordige tijd.


2°) Hebreeuwse vertalingen van Joh.8:58 vertalen niet Ehjeh zoals in Ex.3:14 maar
“ani ha jithi” (o.a. Delitsch, Salkinson, Ginsberg).
3°) De Septuaginta vertaalt Ex.3:14 als “Ho oon” en niet als “ego eimi” in Joh.8:58.
4°) “Ho oon” wordt in het NT gebruikt voor God (de Vader).
5°) Ze geloven dat Christus met deze uitdrukking “ego eimi” van Joh.8:58 wél verwijst naar zijn
voormenselijk bestaan.
We gaan uitvoerig deze beweringen weerleggen.

1°) De historisch tegenwoordige tijd


Bij punt één willen we erop wijzen dat de historisch tegenwoordige tijd alléén gebruikt wordt in
de verhalende vorm. Deze Griekse werkwoordvorm is soms overgenomen in onze
Nederlandstalige Bijbels wanneer een gebeurtenis opnieuw als in de tegenwoordige tijd
beschreven wordt. Voorbeelden in de Griekse taal zijn Joh.1:29-42 / hoofdstuk 20 / Mat.3:1 /
Marc.1:12,13. Nu is Joh.8:58 géén vertelling van Christus of verhaal. Het is zuivere argumentatie
van Zijn kant om te bewijzen dat Hij Abraham gezien en gekend heeft en vóór hem bestond. (Zie
o.a. A. T. Robertson’s ‘Grammar’ blz.880 en J. H. Moulton, ‘Syntaxe’, blz.62.)

In de vertaling van Jehovah’s Getuigen is de tegenwoordige tijd weergegeven = “ik ben” of


“ben ik”, behalve dan deze ene in Joh.8:58. Alle teksten waar “ego eimi” gebruikt is als
zelfaanduiding van Jezus, zijn (zie o.a. Mat.14:62 / Luc.22:70 / Joh.8:24,28 / 18:5 enz.) Deze éne
uitzondering is een goocheltruc van de vertaler(s) om de werkelijke betekenis van Jezus woorden
te vervluchtigen. De voetnota’s van drie uitgaven in het Engels van de NWV zijn even onze
aandacht waard. De uitgave van 1950 geeft bij Joh.8:58 als nota: “properly rendered in the perfect
indefinite tense” de uitgave 1961 zegt: “properly rendered in the perfect tense indicative.” En in
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 332

1971 schrijven ze: “properly rendered in the perfect tense indicative.” We laten hun woorden voor
wat ze zijn. Maar één ding is zeker, het in allerlei uitvluchten zoeken zal ons zeker niet dichter tot
de ware betekenis brengen. Want indien Jezus volgens dit evangelie werkelijk had willen zeggen
wat Jehovah’s Getuigen beweren, dan zou er in plaats van “ego eimi” de uitdrukking “aemane” (=
“was ik”) gestaan hebben. En dat zou dan ook niet meer zou best passen bij Johannes 10:1,5,11,
14 die op de unieke verhouding wijzen van Vader en Zoon.

Veronderstel dat het argument van de WT énige waarde heeft dan moet ook het volgende
waar zijn; in Joh.8:42-9:12 staat 22 maal het wekwoord “zijn” en daarvan heeft de WT slechts
éénmaal een weergave gegeven als in hun vertaling van Joh.8:58. In een vertaling die zegt
consequent te zijn en een begrip altijd op dezelfde manier te vertalen is dat géén goed voorbeeld.

2°) Hebreeuwse vertalingen en “ani ha jithi”


Dat vertalingen van het NT naar de Hebreeuwse taal het “ego eimi” (Ik ben) van Joh.8:58
vertalen als “ani hajithi” is niet te betwisten. Jehovah’s Getuigen beredeneren hieruit dat Joh.8:58
dan géén citaat is van Ex.3:14. Dat is echter een halve waarheid. Zo kan men verscheidene malen
in het OT de uitdrukking “ani” (ik) vinden in verbindingen met YaHWeH, El of Elohim. Dit “ani
YHWH” of “ani-èl(ohim)” wordt in de LXX vertaald als “ego kyrios” = Ik, Heer” of “ego theos” =
“Ik, God”. Zo zegt volgens de LXX Gen.28:13: “ego eimi ho theos”, Ex.6:6 zegt “ego kyrios”, Ex.20:1
heeft “ego eimi kyrios ho theos” enz. Men ziet dus dat “ego eimi” wél gebruikt is voor God. Ook
zonder enige verdere specificatie kunnen we het Hebreeuwse “ani hu” of “ani-YHWH” vinden in
de LXX. “Ani hu” is een goddelijke titel in bijvoorbeeld Jes.41:4 / 46:4 / 48:12 volgens de
Septuaginta. Voorbeelden zijn dan Jes.45:18 waar we vinden “ego eimi.” In Jes.43:25 zelfs het
dubbele “ego eimi, ego eimi” (“ik ben, ik ben”) alsook Jes.53:12. (Zie ook nog naar Jes.52:6.)

3°) Exodus 3:14: een sleutelvers


Laten we ook enkele vertalingen weergeven hoe het “ehyeh asher ehyeh” in Exodus 3:14
is weergeven en we kiezen daarbij deze die Jehovah’s Getuigen graag gebruiken:
Byington S.T., “Ik zal zijn wat ik wil zijn.”
Leeser I., “Ik zal zijn dat ik zal zijn.”
New International Version, “Ik zal zijn wat ik zal zijn.” (Alternatieve vertaling).
Moffatt James, “Ik zal zijn wat ik zal zijn.”
Rotherham J.B., Emphasised Bible, “Ik zal worden heeft mij tot U gezonden.”
Revised Standard Version/New Revised Standard Version, “Ik zal zijn wat ik zal zijn” (Alterna-
tieve vertaling).
Washington Watts J., “Ik zal blijven zijn wat ik altijd ben geweest.”

Deze argumentatie kan moeilijk zijn voor sommige lezers, maar het komt neer op dit: de
goddelijke naam YaHWeH wordt in de Griekse Septuaginta soms vertaald als “ego eimi.” Dat zijn
dezelfde woorden die Christus gebruikt in Joh.8:58. Dat zegt de WT natuurlijk niet. Wat ze ook niet
zeggen is dat de Griekse Joden ten tijde van Christus “ego eimi” gebruikten als godsnaam zowel in
gewone spraak als in hun liturgie voor het paasfeest. Zie C. Dodd, ‘Interpretation of the fourth
gospel’, uitgave van 1970, blz.93-96. Dat tweede punt van de WT-argumentatie in verband met
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 333

Joh.8:58 is daarom een verkeerde voorstelling van de zaak want zowel het Tetragrammaton als
“ani hu”, titels en namen van God, worden in de LXX beiden als “ego eimi” vertaald.

Verder zegt men in de Wachttorenkringen dat er in Ex.3:14 van de LXX “ho oon” staat en
niet “ego eimi.” Dat is een andere verdraaide waarheid = leugen. Er staat namelijk “ego eimi ho
oon”, anders gezegd “Ik ben het zijnde” (of “het wezen”). De Hebreeuwse tekst heeft “ehjeh”
driemaal. De Septuagintavertaling heeft tweemaal “ego eimi” en eenmaal “ho oon.” Of dit gedaan
is omwille van de welluidendheid ofwel omdat driemaal na elkaar “ego eimi” te on-grieks zou
klinken weten we eenvoudigweg niet. Men mag ten andere ook niet te veel verlangen van een
vertaling. Zo is het “Shaddai” (Almachtig) in het Hebreeuws door de Septuaginta weergegeven als:
“theos, kyrios en pantokrator” (God, Heer en Almachtige). En “Kyrios” in de LXX is op zichzelf
vertaling van 16 Hebreeuwse woorden. Dus opgepast je maakt vlug foutieve conclusies op deze
manier, door vertalingen naast elkaar te leggen en te vergelijken.

4°) “Ho oon” in het NT gebruikt voor de Vader


Hun vierde argument is dat “ho oon” wel gebruikt is voor God in Opb.1:4 / 1:8 / 4:8 / 11:17
/ 16:5 maar niet voor Christus. Vele exegeten (en ook wij) verklaren echter Opb.1:8 i.v.m. Christus.
Afgezien van dit zijn er duidelijke teksten waar “ho oon” op de Here Jezus betrekking heeft. Zie
o.a. Joh.1:18 / 3:13 enz. Maar ook voor gewone personen, als deel van een zinsconstructie staat er
“ho oon” zoals in Joh.3:31 / 8:47 (?) / 12:17. Daarom ook de vraag of “ho oon” in de Griekse
geschriften van de Bijbel wel een titel is? Wel in Openbaring zoals men kan zien, hoewel op zichzelf
“ho oon” niet volledig is als titel. Zo zegt Opb.1:4: “ho oon kai ho hen kai ho erchõmenos” of “de
zijnde en die was en de komende.” En in Opb.1:8: “de zijnde, de alpha en de omega” enz. In de
teksten waar Christus onderwerp is kan men niet dogmatisch zijn maar Joh.1:18 is zeer
nadrukkelijk: “de enigsoortige God, de zijnde in de boezem van de vader” (letterlijk). Of Joh.3:13:
“de zijnde die uit de hemel is nedergedaald.” Dit argument van de WT is dus veel te zwak om iets
te bewijzen.

We citeren nog uit de tweede Grieks-Engelse interlineaire vertaling van de Wachttoren:

https://www.jw.org/en/library/bible/kingdom-interlinear-greek-translation/books/revelation/1/

I am the Alpha and the Omega is saying Lord the God The (one being
8
᾿Εγώ εἰμι τὸ Ἄλφα καὶ τὸ ,῏Ω, λέγει ,Κύριος, ὁ ,θεός, ὁ ὢν
and the (one was and the (one coming the Almighty.
καὶ ὁ ἦν καὶ ὁ ,ἐρχόμενος, ὁ παντοκράτωρ.
Lord the God
Letterlijk vertaald is ,Κύριος, ὁ ,θεός, = Heer, de God maar de Nieuwe Wereldvertaling maakt
er dit van: Openbaring 1: 8: “8 ‘Ik ben de Alfa en de Omega,’ zegt Jehovah God, ‘hij die is en die
was en die komt, de Almachtige.’” Gewoon de naam Jehovah in plaats van God, zoals ze zoveel
maal doen in hun vertaling. Inlegkundige spitsvondigheden die niet stroken met andere teksten.
Zie onze studie https://www.scribd.com/document/646839760/Unitaristen-misbruiken-
Openbaring-1-7-8-2023
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 334

In zijn studie-Bijbel van 1995 geeft de WT een slotopmerking over Joh.8:58 op blz.1583:
“Nergens in de christelijke Griekse geschriften kan Jezus met Jehovah worden vereenzelvigd, als
waren zij een en dezelfde persoon.” Maar wie geloofd in de Drie-eenheid geloofd niet dat Vader-
Zoon en Heilige Geest “dezelfde persoon” zijn. De Jehovah’s Getuigen beweren dus iets dat niet
bestaat in de theologie van wie in een drie-énig God geloofd. Ze begrijpen dus niet wat we leren
maar slaan toch wild om zich heen om ons af te weren.

Versie 1 = de goede in de: Versie 2 = de slechte in de:


KINGDOM INTERLINEAR uitgegeven NEW WORLD TRANSLATION ook
door de Wachttoren. uitgegeven door de Wachttoren.

JOHN 8:58: “Said to them Jesus Amen JOHN 8:58: “Jesus said to them: ‘Most
amen I am saying to you Before Abra- truly I say to you, Before Abraham came
ham to become I am.” into existence, I have been.’”

5°) De WT zegt dat het “ego eimi” van Joh.8:58 verwijst naar voormenselijk bestaan
Nu geloven ze wel dat “ego eimi” in Joh.8:58 een verwijzing is naar de pre-existente
Christus. Maar het is veel meer dan dit. In het evangelie naar Johannes is deze uitdrukking 23 maal
gebruikt i.v.m. Christus. Deze teksten kunnen in 3 groepen verdeeld worden en wel als volgt:
A°) Teksten met een predicaat zoals Joh.6:35,51 (“Ik ben het brood des levens”) Joh.8:12 / 9:5
(“Ik ben het licht der wereld”) enz.
B°) Teksten waar een predicaat door de context verondersteld wordt zoals Joh.6:20 / Joh.18:5,6,8
/ Marc.13:6. Naargelang de exegese van sommige theologen kan dit verklaard worden als een
theophanie-titel (verschijningstitel). Maar dit laatste hoeft niet.
C°) Als beschrijving van de goddelijkheid zonder predicaat. Deze vier teksten in dit gedeelte zijn
Joh.8:24,28,58 / 13:19. Ook in de synoptische evangeliën vinden we “ego eimi” enkele
malen als Messiaans goddelijke bepaling. Zo o.a. in Mat.14:27 / Marc.6:50 / Marc.14:62).

Deze vier teksten met de goddelijke titel “ego eimi” uit de LXX van Jes.43:25 / 45:18 / 51:12
enz. ontbreken nu bij het bestuderen ervan precies altijd iets. En dat is ook zo, er is geen predicaat
of onderwerp. Daarom is het in zekere zin ook een titel of naam. Alhoewel er vooreerst door
weergegeven wordt dat Christus boventijdelijk is. Dat mag een raar woord zijn maar we bedoelen
te zeggen dat Jezus anders is dan mensen hier op aarde. De eerste tekst waar dit voorkomt,
Joh.8:24, klonk ook vreemd in de oren der Joden. Waarom ze dan ook vragen nadat Christus zegt
“ik ben” (ego eimi): “Wie zijt gij?” Waarop de Heer laconiek antwoordt: “Wat spreek ik eigenlijk
nog met u?” (Joh.8:25). Hetzelfde geldt voor de andere drie teksten. En vooral Joh.8:58 waar de
context zegt dat de Joden ná uitspraak van de woorden “vóór Abraham was, ben ik”, stenen
opnemen om de Heer te doden. Waarom? Omdat het gebruik van “ego eimi” in de betekenis die
Christus het geeft voor hen een godslastering is (Joh.8:59). De Joden begrepen de bedoeling van
Christus met deze uitspraak beter dan Jehovah’s Getuigen. Daarom ook een vraag aan deze
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 335

mensen. Waarom zegt de Heer Jezus in gebed tot zijn Vader: “Heilige Vader, waak over hen (=
Mijn discipelen) terwille van uw naam, die gij mij gegeven hebt” (Joh.17:11).

Nu is de WT niet de enige die moeilijkheden heeft met deze tekst. J. Ernest Davey een
theoloog met sterke unitarische inslag geeft toe dat Johannes dit vers (Joh.8:58) opzettelijk in de
mond van Jezus legt. Zo kan hij hem hierdoor goddelijke autoriteit toekennen. Zie zijn ‘The Jesus
of St. John’, Lutterworth Press, 1958, blz.139. Een criticus als Ernst Käseman moet toegeven dat de
soevereiniteit van Jezus de grondvesten van het Jodendom doen schudden in ‘Hedendaags Geloof’,
Paul Brand 1966, blz.110. Voor enkele mooie gedachten over Abraham die “wordt” en Christus die
“is” zie o.a.:
Calvijn, commentaar op Joh.8:58 die verwijst naar de indringende preek van Chrysostomus.
Chrysostomus, The Nicene and Post-Nicene Fathers; Volume 14: Homilies On the Gospel of St.
John, Homilie 55 (geschreven einde 4de eeuw).
Kittel, TDNT (1 vol. Abridgement), blz.117,207.
A. T. Robertson’s, Word Pictures, John 8:58. Wijst ons naar het “zijn” van de Zoon en Joh.1:1 en
“egeneto” in Joh.1:14. Hetzelfde ook in Ps.90:2 tussen God (die “is”) en de bergen die “worden.”
Witmer J.A., Did Jesus claim to the God? BibSacra, April-June 1968.
Wuest K., The Deity of Jesus in the Greek Texts of John and Paul, Bibliotheca Sacra, July 1962.
Al deze publicaties wijzen er terecht op dat “ego eimi” in de eerste plaats niet een titel is maar wel
een verwijzing naar de “eeuwigheid” die verborgen is in de persoon van Jezus.
Zeker dit lezen! https://christiandefense.org/general/john-858-ego-eimi-jesus-claims-to-be-god/
(Van Dr. Edward Dalcour, Greenwich School of Theology - London)

Vertalen is ook soms de tekst verraden

Hieronder enkele vertalingen van dit vers, hoewel niet allemaal vertaald. Zodat u niet de
indruk krijgt dat we niets afweten van andere vertalingen die wat anders lezen dan we zelf zeggen.
En daaronder zijn enkele vijanden van de Drie-eenheid, anderen parafraseren deze tekst. Waarom
onze visie juist is, zie dus opnieuw de argumentatie van bovenaan dit gedeelte.
Darby: “Verily, verily, I say unto you, Before Abraham was, I am.”
Das N. Test., Jörg Zink: “Voordat Abraham werd geboren, was ik reeds degene die ik ben.”
Delitzsch F., van Grieks naar Hebreeuws: “Voor Abraham was, was ik.”
Goodspeed: “Ik bestond voordat Abraham werd geboren!”
King James Revised: “Verily, verily I say unto you, before Abraham was, I am!”
Leidschevertaling: “Eer Abraham werd geboren was ik.”
LW: “Ik ben er al van voor de geboorte van Abraham.”
Moffatt: “Ik bestond voor Abraham was geboren.”
Murdock J., vertaling vanuit de Syrische Pesjitta zegt: “eer Abraham bestond, was ik.”
New American Standard: “Truly, truly, I say to you, before Abraham was born, I am.”
New International Version: “I tell you the truth,” Jesus answered, “before Abraham was born, I
am!”
Salkinson I. en Ginsburg D., van Grieks naar Hebreeuws: “Ik was toen er nog geen Abraham was.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 336

Revised Standard: “Truly, truly, I say to you, before Abraham was, I am.”
The Simple English Bible: “Ik leefde voordat Abraham was geboren!”
Young: “Verily, verily, I say to you, Before Abrahams coming -- I am.”

Maar ook dit. We geven in transliteratie de teksten waar “ego eimi” is gebruikt met
betrekking tot Jezus in het evangelie van Johannes. Het maakt duidelijk dat het hier om een
welbepaalde afwijking gaat van de logica van de Griekse taal. En dat omdat Johannes iets wil
aantonen: wie is die Christus toch? Jezus is méér dan een mens! Vergelijk dit A.U.B. in uw Bijbel!
Dit is buitengewoon opzienbarend!

“ho monogenes”
Johannes 8:24: ean gar me pistuesete hoti ego eimi
Johannes 8:28: tote gnosesthe hoti ego eimi
Johannes 8:58: prin Abraam genethai ego eimi
Johannes 13:19: hina pisteusete hotan genetai ego eimi
Johannes 18:5: legei autois ego eimi
Johannes 18:6: hos oun eipen autois ego eimi
Johannes 18:8: eipon humin hoti ego eimi

En dit alles ook in tabelvorm, zowel uit het oud als het nieuw verbond.
“IK BEN”: de ZEVEN titels van Jezus Christus in het evangelie van Johannes (SV77)

“IK BEN HET BROOD DES LEVENS” JOHANNES 6:35,48,51


“Ik ben het licht der wereld” Johannes 8:12 / 9:39
“Ik ben de Deur der schapen” Johannes 10:7,9
“Ik ben de goede Herder” Johannes 10:11,14
“Ik ben de Opstanding en het Leven” Johannes 11:25,26
“Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven” Johannes 14:6
“Ik ben de ware Wijnstok” Johannes 15:1,5

De zeven maal “IK BEN” in Genesis (SV77)

“IK BEN U EEN SCHILD, UW LOON ZEER GROOT” GENESIS 15:1


“Ik ben de HEE RE ” Genesis 15:7
“Ik ben God, de Almachtige” Genesis 17:1 / 35:11
“Ik ben de God van Abraham, uw vader; vrees Genesis 26:24
niet; want Ik ben met u”
“Ik ben de HEE RE , de God van uw vader Genesis 28:13
Abraham, en de God van Izak”
“Ik ben die God van Beth-El” Genesis 31:13
“Ik ben die God, de God van uw vader” Genesis 46:3
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 337

De eenentwintig maal “IK BEN” in Exodus (SV77)

“IK Z A L ZI JN , DI E IK ZI JN Z A L !” EXODUS 3:14


“opdat gij weet, dat Ik, de HE E RE , in het midden Exodus 8:22
van dit land ben.”
“Ik ben de HEE RE , uw Heelmeester!” Exodus 15:26
“want Ik, de HE E RE uw God, ben een naijverig Exodus 20:5
God”
“want Ik ben genadig” Exodus 22:27
“dat Ik de HEE RE ben, Die u heilig” Exodus 1:13
Vijftien andere voorbeelden, dus in totaal 21 = 3 Exodus 3:6 / 3:8 / 6:1 / 6:2 / 6:5 /
x 7. 6:6 / 7:5 / 8:22 / 10:2 enz.

“IK BEN” in het boek Jesaja (SV77)

“IK, DE HEE RE , DIE DE EERSTE BEN, EN MET DE JESAJA 41:4


LAATSTE BEN IK DEZELFDE.”
“Ook eer de dag was, ben Ik, en er is niemand, Jesaja 43:13
die uit Mijn hand redden kan”
“Ik, Ik ben het, Die uw overtredingen uitdelg, Jesaja 43:25
om Mijnentwil, en Ik gedenk uw zonden niet.”
“Ik ben de HEE RE , Die alles doet, Die de hemel Jesaja 44:24
uitbreidt, Ik alleen”
“En tot de ouderdom toe zal Ik Dezelfde zijn” Jesaja 46:4
“Ik, Ik ben het, Die u troost” Jesaja 51:12
“dat Ik de HEE RE ben, uw Heiland, en uw Jesaja 60:16
Verlosser, de machtige Jakobs.”
Achtentwintig maal voor een totaal van 35 41:10 / 42:8 / 43:5 / 45:12 / 45:12 /
45:19 / 48:12 / 63:12 enz.

De “IK BEN” in andere profeten (SV77)

IN EZECHIËL 70 MAAL EZECHIËL 6:7 / 6:9 / 6:13 / 14:7 /


20:5 / 34:30 / 34:31 / 39:22 ENZ.
In Jeremia 21 maal Jeremia 1:19 / 3:12 / 15:6 / 29:23 /
46:28 enz.
In de andere profeten 21 maal Hosea 11:9 / 12:10 / Haggaï 1:13 /
Zacharia 1:16 / 10:6
“Want Ik, de HE E R , ik ben niet veranderd” Maleachi 3:6
(WV95)
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 338

De overwinnende “IK BEN” in het boek Openbaring (SV77)

“IK BEN DE ALFA EN DE OMÉGA, HET BEGIN EN OPENBARING 1:8


HET EINDE, ZEGT DE HEERE, DIE IS, EN DIE WAS,
EN DIE KOMEN ZAL, DE ALMACHTIGE.”
“Ik ben de Alfa en de Oméga, de Eerste en de Openbaring 1:11
Laatste”
“Ik ben de Eerste en de Laatste” Openbaring 1:17
“En Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik Openbaring 1:18
ben levend in alle eeuwigheid. Amen”
“Het is geschied. Ik ben de Alfa en de Oméga, het Openbaring 21:6
Begin en het Einde”
“Ik ben de Alfa, en de Oméga, het Begin en het Openbaring 22:13
Einde; de Eerste en de Laatste”
“Ik ben de Wortel en het geslacht van David, de Openbaring 22:16
blinkende Morgenster.”

We nemen de vorm van een tabel, door ons sterk aangepast uit een Bachelorstuk, 15 juni
2022, over de eerste komst van de Heer en Zijn openbaring aan Israël. Geschreven door, van
Eendenburg Vincent, Hij is gekomen Synoptische pre-existentiechristologie in het werk van de
Apostolische Vaders.

Synoptische Jezus is de, “Ik Ben is gekomen”:


Evangelie uitspraak van Jezus, van gelovigen en van demonen
Matthéüs 5:17 “17 Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te
schaffen; Ik ben niet gekomen om die af te schaffen, maar te
vervullen.”
Matthéüs 8:29 “28 Toen Hij in huis gekomen was, kwamen de blinden naar Hem
toe. En Jezus zei tegen hen: Gelooft u dat Ik dat kan doen? Zij
zeiden tegen Hem: Ja, Heere.” Niet echt parallel maar op dezelfde
plaats is er dit gebeurt: Markus 5:7: “en met luide stem
schreeuwde hij: Wat heb ik met U te maken, Jezus, Zoon van God
de Allerhoogste? Ik bezweer U bij God dat U mij niet pijnigt!”
Matthéüs 9:13 is “13 Maar ga heen en leer wat het betekent: Ik wil barmhartigheid
parallel met Mar. en geen offer; want Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen tot
2:17 en Luc.5:32 bekering te roepen, maar zondaars.”
Matthéüs 10:34 is “34 Denk niet dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op de
parallel met Lucas aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het
12:51 zwaard.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 339

Matthéüs 10:35 “35 Want Ik ben gekomen om tweedracht te brengen tussen een
man en zijn vader, en tussen een dochter en haar moeder, en
tussen een schoondochter en haar schoonmoeder.”
Matthéüs 20:28 is “28 zoals ook de Zoon des mensen niet gekomen is om gediend te
parallel met worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven tot een losprijs
Marcus 10:54 voor velen.”
Marcus 1:24 is “24 Ga weg! Wat hebben wij met U te maken, Jezus de Nazarener?
parallel met Lucas Bent U gekomen om ons te gronde te richten? Ik weet Wie U bent,
4:43 namelijk de Heilige van God.”
Lucas 12:49 “49 Ik ben gekomen om vuur te werpen op de aarde en wat wil Ik
nog meer, nu het al ontstoken is!”
Lucas 19:10 “10 Want de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig
te maken wat verloren is.”
Synoptische Jezus komt dus van ergens anders, en andere teksten zeggen dat
Evangelie Hij van bij de Vader komt of vanuit de hemel. Dat wijst op een
voorbestaan! Hij heeft dus een opdracht op aarde wat te doen!

Nog enkele aantekeningen van anderen bij Johannes 8:58


Citaat uit Dächsel Karl August, Commentaar op John 8:58, en zijn poëtisch taalgebruik.

“58. Jezus nu stelde op majestueuze wijze voor als juist, wat Hij vroeger niet zelf had gezegd, maar
wat zij door moedwillige verdraaiing van Zijn woord nu daaruit hadden gezocht (vgl. John 2:19 met
Matthew 26:61; Matthew 27:40). Hij zei tot ben: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: eer Abraham was,
voordat hij uit het niet zijn in het zijn door zijn menselijk ontstaan overging, ben Ik, als die reeds in
den beginne was (John 1:1) (…)

Die als een bewusteloos kind in de kribbe lag, die niet alleen in ouderdom, maar ook in wijsheid
toenam, die de ouders als waarachtig mens gehoorzaamde en tot Gethsemane en Golgotha niet
ophield te leren, kan niet in dezelfde vorm van het geheugen aan de dingen van de eeuwigheid
hebben teruggedacht, als Hij Zich herinnerde wat Hij voor enige jaren als mens had beleefd. Hij
moet op een andere manier in de diepten van Zijn eeuwig wezen hebben gezien, wanneer Hij Zich
van Zijn goddelijke heerlijkheid ontledigd had. Maar op welke manier? - dan leggen wij de hand op
de mond, want iets dergelijks behoort tot het geheim van de Zoon, dat alleen de Vader kent en
waarin wij dan een oog zullen krijgen, als wij zullen kennen, zoals wij gekend zijn.

(…) De Joden dachten dat de Heere Zich in natuurlijke zin dan voorrang en de eer boven Abraham
toekende en hielden dit hierdoor voor een ongerijmdheid; immers op het gebied van de tijd was
Abraham eerder geworden dan Jezus, maar door het woord worden van Abraham en het woord
zijn van Zichzelf te gebruiken, spreekt de Heer van tweeërlei gebied, dat van de menscheid en dat
van de Godheid. Christus was Gods Zoon en zo was Hij v r Abraham werd. Gewoonlijk getuigde de
Heer niet rechtstreeks van Zijn Godheid, dit liet Hij bepaald over aan de Vader en de Heilige Geest,
maar wanneer Hij dat deed, dan gebeurde dat met een enkel, maar alles afdoend woord, zoals nu
het geval is. Met de twee woorden (Abraham werd en Ik ben) uit de diepte van de taal en van ons
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 340

wezen genomen, geeft Christus een bewijs dat meer kracht heeft dan al de bepalingen van al de
kerkvergaderingen, die er over de leer van de drieëenheid gehouden zijn. En is dit zo, waarom stelt
men dan zo weinig prijs op de taal en wel op de taal van de Schrift? De taal is de uitdrukking. Hoe
fijn onderscheiden wij, als iemand ons beledigt; hoe scherp letten wij op de woorden van iemand,
die ons iets belooft, dat grote waarde bij ons heeft? Hoe nauwkeurig onthouden wij een aan ons
meegedeeld gewichtig geheim! En waarom luisteren wij niet even scherp naar de uitdrukkingen
van de Schrift? God heeft in Zijn woord Zichzelf uitgesproken. Er zijn dan ook woorden in de Schrift,
die alleen in Gods mond voegen en door niemand overgenomen mogen worden. Dit te
onderscheiden kan niet onderwezen worden, dat moet worden gevoeld. (…) En zo is het nu ook met
de Schrift, hoe meer die de Schrift, hoe meer men haar taal bestudeert, hoe meer men de
Goddelijkheid van haar oorsprong ziet en voelt. Voor het ongeloof is dit echter een even groot
geheim, als de muziek is voor de doofgeborene.

Wij achten het boven allen twijfel verheven, dat de Heere Zich hier niet slechts een ideaal, maar
ook reëel voorbestaan toekent en niets minder goed, dan dat Hij met zelfbewustheid aanwezig was
voordat Abrahams geboorte-uur sloeg. Dezelfde Jezus, die Zich op dit uur mens wist onder de
mensen, weet tevens dat Hij een leven, dat echt zijn mocht heten, geleid heeft eer Hij dit aanzijn
begon. In het eenheidspunt van Zijn zelfbewustzijn ontmoet zich het Goddelijke van Zijn natuur en
het menselijke van Zijn verschijning en de jaren, dat Hij rondwandelt onder Abrahams zonen, zijn
voor Zijn blik slechts een enkele stip, vergeleken bij "de uitgangen vanouds, de jaren der
eeuwigheid, " die Hij de Zijne kan noemen. En nu moet men bij de gedachte aan de klem van deze
woorden de voorstelling van de stille verborgene heerlijkheid van de Eengeborene van de Vader
voegen, nu zeker meer dan anders doorschemerend door het aardse stofkleed; men schetst zich dat
majestueuze gelaat, die blik, die houding en men zou zeker opgehouden hebben zich te
verwonderen, als Johannes als besluit gezegd had: En zij aanbidden Hem!" Hij heeft ons iets anders
te berichten.”

^^^^

Gill John, Commentary on John 8:58

“Vóórdat Abraham was, ben ik; wat moet worden begrepen, niet dat hij in het doel en besluit van
God staat, voorbestemd tot lijden en tot heerlijkheid; want zo kan van alle uitverkorenen van God
worden gezegd dat ze vóór Abraham waren, omdat ze vóór de grondlegging van de wereld in
Christus waren uitverkoren; of dat
Christus mens was, voordat Abraham de
vader van vele naties werd; dat wil zeggen vóór de roeping van de
heidenen; want er wordt in de tekst niets gezegd over het feit dat
hij de vader van vele naties is; het is een gedurfde en
onbeschaamde toevoeging eraan: en bovendien werd Abraham de vader van vele
naties gemaakt, zoals Ismaëlieten, Israëlieten, Hagarenen, c. lang vóór de incarnatie van Christus,
ja, dat was hij al op grond van de belofte in Genesis 17:5, die zo luidt: “Ik heb u tot een vader van
vele natiën gemaakt”; zodat dit een verkeerde betekenis van de tekst lijkt, die begrepen moet
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 341

worden over de godheid, eeuwigheid en onveranderlijkheid van Christus, en verwijst naar de


passage in Exodus 3:14. “Ik ben die ik ben – Ik ben heeft mij naar u toe gestuurd”, de ware Jehova;
en zo was Christus voordat Abraham bestond, de eeuwige Ik ben, de eeuwige God, die is, en was,
en zal komen: Hij verscheen in een menselijke vorm aan onze eerste ouders voordat Abraham was,
en werd gemanifesteerd als de Middelaar, Verlosser en levende Verlosser, naar wie alle aartsvaders
vóór Abraham keken, en door wie zij werden gered: hij was betrokken bij de schepping van alle
dingen uit het niets, als de efficiënte oorzaak daarvan; Hij is van eeuwigheid aangesteld als
Middelaar; en het genadeverbond werd met hem gesloten, en de zegeningen en beloften ervan
werden in zijn handen gelegd voordat de wereld begon; de eeuwige verkiezing van mensen tot
eeuwig leven vond in hem plaats vóór de grondlegging van de wereld; en hij had een heerlijkheid
bij zijn Vader voordat de wereld bestond; ja, van alle eeuwigheid af was hij de Zoon van God, van
dezelfde natuur als hij en gelijk aan hem; en dat hij dezelfde natuur heeft, bewijst zowel zijn
eeuwigheid als zijn godheid, dat hij van eeuwigheid tot eeuwigheid God is; en is wat hij ooit was,
en zal zijn wat hij nu is: hij is onveranderlijk, dezelfde vandaag, gisteren en voor altijd; in zijn aard,
liefde, genade en volheid is hij de onveranderlijke en onveranderlijke die ik ben.”

^^^^

Lange Johann Peter, Commentary on John 8:58.

“[De passage leert heel duidelijk het essentiële en persoonlijke voorbestaan van Christus vóór
Abraham, met andere woorden, vóór de wereld (Johannes 17:5), en vóór de tijd (Johannes 1:1), die
met de wereld werd gemaakt, en impliceert Zijn eeuwigheid, en bijgevolg Zijn godheid, want alleen
God is eeuwig. Dit begrepen de Joden heel goed, en daarom hieven zij stenen op om de zogenaamde
godslasteraar te straffen. Dezelfde leer wordt onderwezen, Johannes 1:1; Johannes 1:18; Johannes
6:62; Johannes 17:5; Kolossenzen 1:17; Hebreeën 1:2. Alle pogingen van oude en moderne
socinianen en rationalisten om de pre-existentie weg te redeneren, of om er een louter ideale pre-
existentie van te maken in de geest en wil van God (wat geen verschil zou uitmaken tussen Christus
en Abraham), zijn ‘kleine pogingen’ beter dan oneerlijke gezeur” (Alford). Ik voeg de uitleg van
Meyer toe, die duidelijk en bevredigend is. “Voordat Abraham (er was of) werd, ben ik; ouder dan
Abraham werd, is mijn wezen. Omdat Abraham niet eerder had bestaan, maar door zijn geboorte
tot stand is gekomen, wordt het werkwoord γενέσθαι gebruikt, terwijl εἰμί het zijn als zodanig
aanduidt (das Sein an sich), wat in het geval van Christus die, volgens Zijn goddelijke essentie, was
vóór de tijd zelf, omvat niet een eerdere γενέσθαι of tot stand komen. Comp. Johannes 1:1;
Johannes 1:6 en Chrysostomus. De tegenwoordige tijd duidt op datgene wat voortduurt vanuit het
verleden, d.w.z. hier vanuit het pre-temporele bestaan (Johannes 1:1; Johannes 17:5). Comp. LXX.,
Psalmen 90:2; Jeremia 1:5. Maar het ἐγώ εἰμι is noch een ideaal bestaan (De Wette), noch het
Messiaanse bestaan (Scholten), en mag niet gevonden worden in de raad van God (Sam. Crell,
Grotius, Paulus, Baumgarten-Crusius), wat onmogelijk wordt gemaakt door de tegenwoordige tijd;
noch moet het (bij Beyschlag) worden opgevat als het bestaan van het werkelijke beeld van God,
noch is de uitdrukking een kortstondige visie van profetische verheffing (Weizsäcker), maar komt
het in essentie overeen met Christus’ permanente bewustzijn van persoonlijk voorbestaan, dat in
John ontmoet ons overal. Comp. Johannes 17:5; Johannes 6:46; Johannes 6:62. Het is geen
intuïtieve conclusie achteraf (Rückschluss). maar een terugblik (Rückblick) op het bewustzijn van
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 342

Jezus.” Met andere woorden: Christus concludeerde niet, op een moment van hogere inspiratie, dat
Hij al bestond vóór Abraham en de wereld (Beyschlag), maar Hij maakte op kalme wijze Zijn kennis
en overtuiging bekend, of openbaarde Zijn persoonlijke bewustzijn over Zijn bovenmenselijke
oorsprong en voortijdigheid. tijdelijk bestaan. – P. S.]"”

In het bestaan van Jezus Christus zijn drie fasen te onderscheiden:


- Zijn eeuwige voorbestaan = Pre-existentie = als goddelijk persoon (de LOGOS) vooraf bestaand.
- Zijn vleeswording = Incarnatie en leven als mens op aarde.
- Zijn troonbestijging = Verhoging in twee stappen:
1°) Hemelvaart volgens Handelingen 1:9: “En nadat Hij dit gezegd had, werd Hij
opgenomen terwijl zij het zagen, en een wolk onttrok Hem aan hun ogen.”
2°) De kroning zoals beschreven in Handelingen 2: “32 Deze Jezus heeft God doen
opstaan, waarvan wij allen getuigen zijn. 33 Hij dan, Die door de rechterhand van God
verhoogd is en de belofte van de Heilige Geest ontvangen heeft van de Vader, heeft dit
uitgestort wat u nu ziet en hoort.”

We citeren wat als verduidelijking uit http://www.woorden.org/woord/pre-existentie:


pre-existentie’ komt NIET voor in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie en de
spellingwoordenlijst van OpenTaal. Dit wil niet zeggen dat het fout gespeld is. Woorden die niet
vaak worden gebruikt, encyclopedische ingangen en woordgroepen worden niet of zelden
opgenomen in deze lijsten.

Op meerdere plaatsen in het Nieuwe Testament is de pre–existentie (voorbestaan) van


Jezus expliciet geleerd. Jezus zei in een passage van het priesterlijke gebed (Johannes 17:5 HSV in
alle teksten van dit gedeelte behalve anders vermeld): “5 En nu verheerlijk Mij, U Vader, bij Uzelf,
MET DE HEERLIJKHEID DIE IK BIJ U BEZAT voordat de wereld er was.”

De Willibrordvertaling zegt: “5 Verheerlijk Mij nu, Vader, aan uw zijde, en BEKLEED MIJ MET
DE HEERLIJKHEID DIE IK BIJ U BEZAT voordat de wereld bestond.” En nog enkele Engelse:

Ware er niet meer dan dat, we zouden geen grond hebben om dat aan te nemen, het zou
geestelijk verklaard kunnen worden. Alhoewel met spitsvondigheden: waar het veel theologen niet
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 343

aan ontbreekt. Het is wanneer men de andere bewijsvoering kent op zichzelf als tekst alleen
voldoende om aan te tonen dat de Schrift over de pre-existentie van Jezus spreekt. Jezus echter
zelf leerde uitdrukkelijk Zijn eigen pre -existentie in vele passages. Hier zijn er enkele:

Johannes 3:13: “En niemand is opgevaren naar de hemel dan HIJ DIE UIT DE HEMEL
NEERGEDAALD IS, namelijk de Zoon des mensen, Die in de hemel is.”
Johannes 3:31: “Wie van boven komt, is boven allen; wie uit de aarde is, is uit de aarde en
spreekt uit de aarde. WIE UIT DE HEMEL KOMT, IS BOVEN ALLEN.”

Johannes 6:33: “Want het brood van God is HIJ DIE UIT DE HEMEL NEERDAALT en aan de
wereld het leven geeft.”

Johannes 6:38: “Want IK BEN UIT DE HEMEL NEERGEDAALD, niet opdat Ik Mijn wil zou doen,
maar de wil van Hem Die Mij gezonden heeft.”

Johannes 6:62: “En als u de Zoon des mensen nu eens zou zien opvaren NAAR DE PLAATS
WAAR HIJ EERDER WAS?”

Johannes 8:23: “En Hij zei tegen hen: U bent van beneden, Ik ben van boven; u bent van
deze wereld, IK BEN NIET VAN DEZE WERELD.”

Johannes 8:58-59: “Jezus zei tegen hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: VÓÓR ABRAHAM
GEBOREN WAS, BEN IK. 59 Zij namen dan stenen op om ze op Hem te werpen. Maar Jezus
verborg Zich en ging de tempel uit; Hij ging midden tussen hen door en zo ging Hij weg.”

Johannes 13:3: “stond Jezus, Die wist dat de Vader Hem alle dingen in handen gegeven
had en DAT HIJ VAN GOD UITGEGAAN WAS EN TOT GOD HEENGING,”

Johannes 16:28: “Ik ben van de Vader uitgegaan en ben in de wereld gekomen; Ik verlaat
de wereld weer en ga heen naar de Vader.”

Citaat van Joshua W. Jipp, Sharing in the Heavenly Rule of Christ the King Paul’s Royal Par-
ticipatory Language in Ephesians, uit “In Christ” in Paul, (M. J. Thate, K. J. Vanhoozer en C. R. Camp-
bell), Mohr Siebeck 2014, zonder voetnoot.
“We zien in de eerste plaats dat er over “de Christus” wordt gesproken als, samen met God, Hij
zijn eigen koninkrijk heeft (τῇ βασιλείᾳ τοῦ Χριστοῦ καὶ θεοῦ, Ef 5:5b), een koninkrijk dat is
gemarkeerd, hier beschreven met wat waarschijnlijk een vroeg hymnisch fragment is, door de
schenking van opstandingslicht door de Messias aan de doden. (5:14) Ten tweede ontwikkelt Paulus
in belangrijke delen van zijn betoog zijn articulatie van de activiteit van de Messias door duidelijke
citaten en toespelingen op Israëls Schriftuurlijke koninklijke ideologie. De opstanding en
troonsbestijging van de Messias door God wordt dus begrepen door de lens van Ps 8 en 110 (Ef
1:20-23), de nederlaag van de Messias van zijn vijandige vijanden door Ps 2 en Dan 7 (Ef 1:21; 2: 1–
3), het tot stand brengen van vrede voor zijn volk door de Messias door Jesaja (Jes 9:5–6; 52:7;
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 344

59:17; Ef 2:14–18), en het geven van geschenken door de Messias aan zijn volk met de hulp van Ps
68 (Ef 4:7-11).
Paulus' s inzet van deze koninklijke teksten uit de Israëlische geschriften om te verwijzen naar
“de Christus” in Efeziërs suggereert dat Paulus het begrip Χριστός gebruikt om Messias te
betekenen.” (Blz.254.)

6.10 DE ZOON EREN

In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 februari 1991 lezen we: “Jezus Christus verdient eer omdat hij,
als de Logos, ofte wel het Woord, Jehovah’s woordvoerder bij uitnemendheid is. Uit de Schrift
blijkt duidelijk dat de aanduiding “het Woord” betrekking heeft op Jezus, zowel voordat hij naar
de aarde kwam als nadat hij naar de hemel was opgestegen (Johannes 1:1; Openbaring 19:13).
(…) Verder verdient Jezus Christus eer omdat hij Jehovah’s voornaamste engel ofte wel
aartsengel is” (blz.16,17 wij onderlijnen in de tekst.).

De bladzijden 43-46 van de brochure ‘Het Woord’ verklaren Joh.5:21-23. Men zegt er: “In
deze woorden vertelde Jezus ons niet hem te eren alsof hij de Vader of God was.” Natuurlijk is
dat waar. Zoiets doen komt erop neer de onderscheiden personen van de godheid door elkaar
halen. Maar leugen van de ergste soort is wanneer zij schrijven: “Hij zei niet dat wij de Zoon
evenveel moesten eren als de Vader.” Want Joh.5:23 zegt: “opdat allen de Zoon zouden eren
evenals zij de Vader eren.” Maak nu maar de keuze: geloven wat de WT zegt of datgene wat
Christus zegt?

Vers 17 zegt volgens de Willibrord-vertaling: “Mijn Vader is tot op de dag van vandaag
voortdurend aan het werk, en Ik houd niet op met werken.” C.S. Lewis zegt ergens: “Deze man
Christus was en is de Zoon van God: ofwel een gek of nog iets ergers. Je kan Hem opsluiten als een
dwaas, je kan op Hem spugen en Hem doden als een demon of je kan aan Zijn voeten knielen en
Hem Heer en God noemen.” Toen Lewis dit schreef had hij een andere tekst op het oog (Joh.7:11-
13) maar het past ook hierop. Hier is Christus voorgesteld als iemand die eenzelfde werk presteert
als de Vader. Of denkt u nu werkelijk dat de Christus zich met God zou durven vergelijken indien
Hij niet Zijn gelijke was?

Vers 19 zegt dat Vader en Zoon gelijk zijn in werk. Vers 20 dat Ze gelijk zijn in kennis. Vers
21 (en 28) dat Zij gelijk in de opstanding werken. Vers 22 toont hun gelijk zijn in het oordelen (ook
vers 27). Vers 24,25 beschrijft de gelijkheid als levensgevers. En vers 26 de gelijkheid als bezitters
van leven. Bovenal, Christus had al deze eigenschappen als mens. Hij was slechts zuiver mens en
profeet zegt de WT. Neen, méér dan een profeet: God in vlees! Johannes schrijft dan ook terecht:
“Wie den Zoon belijdt, heeft ook den Vader” (1 Joh.2:23). Daarom is evenals de Vader ook de
Zoon voorwerp van ons geloof (Hand.9:42 / 11:17 / 22:19 / Joh.14:1). Het is deze goddelijke eer
die Thomas de opgestane Heer bewijst wanneer hij Hem aanspreekt met de woorden; “Mijn Heer
en Mijn God” ( Joh.20:28).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 345

In de Engelse New World Translation (van 1951) gaf men als verwijzingen bij Joh.20:28 deze
teksten: Ex.22:8 / Ps.82:1 / Jes.9:6 / Joh.1:1 / 1:18 / 10:35. Klaarblijkelijk om ons te laten verstaan
dat Christus “een God” is en niet de Almachtige. Vanuit vele hoeken (o.a. B. Metzger) kwam hierop
commentaar. Het vertaalcomité van de NWV heeft in zijn bewerkte uitgave van 1961 de
verwijzingen dan maar weggelaten. Het kon ook niet anders want in Joh.20:28 staat er (in de
Griekse tekst) duidelijk het lidwoord “de” vóór God? Men vergeet hierbij niet dat in het tweede
gedeelte van de tekst (Joh.5:23b) over het eren van de Vader wordt gesproken. Hoe eren we de
Vader? Is het niet door onze aanbidding? Zo ook dienen we de Heer te aanbidden en te eren.
Vergelijk Rom.13:7 en Ex.20:12 / Rom.1:25 / Col.2:18. Dat Joh.5:23a niet past in de theologie van
een Jehovah’s Getuige zie je o.a. in ‘DE WACHTTOREN’ van 1 dec.1978, blz.14. Daar wordt Joh.5:21-
30 in zijn volledigheid aangehaald behalve vers 23a. In de uitgave van 1995 van de NWV zijn de
volgende verwijzingen aangegeven voor Johannes 20:28; “Jes.9:6 / Joh.1:1 / Joh.1:18 / Joh.14:28
/ Joh.20:17 / Joh.20:31.” Wat dacht u van Col.2:9 in dat verband? Dat zijn ze hier vergeten!

We hadden hier een opmerking over het “eren” van de koning van de wereld = Jezus. Gezien
de rare visie van de Wachttoren over het koninkrijk van God ook deze tabel erin gelast.

Christus zit nu reeds op de troon van David


Wat, waar en wanneer! Voorspelling in het O.T. Vervulling in het N.T.
Troon van David Jes.9:6,7 Luc.1:32,33
Troon is in de hemel Jes.66:1 Hand.7:49
Koninkrijk is in de Hemel Dan.7:13,14 Lucas19:12
Christus ZIT op de troon Zach.6:12,13 Heb.8:1 als koning en priester
Kan niet gesticht en vervuld
worden op aarde, wel gesticht in Gen.49:10 / Jes.11:1 Heb.7:13,14 / 8:4
de hemel
Het is de tabernakel van David Amos 9:11,12 Hand.15:14-18
Een regering aan Gods
Ps.110:1 Hand.2:29-34 / Heb.1:1-3
rechterhand
Regering voor eeuwig Dan.2:44 Heb.10:12,13
Zal opstanding omvatten Job 19:25-27 / Jes.26:19 1 Cor.15:22-26
Een regering in oordeel Ps.110:4-6 / Jes.60:12 Mat.25:31-34 / 2 Thes.1:7-10
Ps.2:7-10 / Ps.72:8 /
Een regeren over de Kerk Eph.1:20-23 / 3:21
Jes.22:26
De Kerk is de vervulling van Gods
Gen.3:15 / Jes.64:4 1 Cor.2:6-8 / Eph.3:8-11
geheim
Wanneer zal het lichaam van de Christus volledig zijn? Daarvoor gaan we naar enkele
“totdat”- profetieën kijken. Vooraf Psalm 110:1 over het zitten van de Heer aan de rechterhand
van YaHWeH “totdat” zijn vijanden tot Zijn voetbank worden. Verder in Luc.21:24 waar sprake
is over Jeruzalem dat door de heidenen vertreden wordt “totdat” de tijden der natiën vol zijn.
Maar ook Rom.11:25, dat de verblinding van Israël aangeeft “totdat” de volheid der heidenen is
ingegaan. En Mat.13:30-39 waar de parabel der oogst van de wereld beschreven is. Het goede
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 346

en slechte zaad blijft in de aarde “totdat” de oogst aanbreekt. Daar past ook nog Hand.3:21 bij
waar de Christus in de hemelen is “totdat” de tijd van de oogst is aangebroken van het herstel
van alle dingen (Grieks = “apokatastasis”). Mààr zowel het uitgestrooide zaad als de
herstelperiode vangt aan als Jezus uit de doden wordt opgewekt: Hij is Heer. Hier duidelijk in
Handelingen 2:34-36 als een geloofspunt aangegeven: “32 David is immers niet
opgevaren naar de hemelen, maar hij zegt: De Heere heeft gesproken tot mijn
Heere: Zit aan Mijn rechterhand, 35 totdat Ik Uw vijanden neergelegd zal hebben
als een voetbank voor Uw voeten. 36 Laat dan heel het huis van Israël zeker weten
dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt heeft, namelijk deze Jezus, Die u
gekruisigd hebt.” Verder de raad van Paulus in 1 Tim.6:14 die zegt Gods gebod te
onderhouden “totdat” de dag des Heren er is. En 1 Cor.11:26 zegt Paulus dat het Christelijke
Paasmaal (Avondmaal) gevierd wordt “totdat” de Heer komt. Géén enkele van deze “totdat”-
voorzeggingen heeft iets te maken met ofwel het jaar 1914 of 1918. Dat zijn duidelijke
weerleggingen tegen de leer van de Jehovah’s Getuigen of 1948 contra de leer van de
dispensationalisten. Want “totdat” alle dienstknechten van God hun volheid niet bereikt
hebben is er geen sprake van opstanding en ontvangen van loon of straf voor de goddelozen.
Niet voor de gemeente en nog minder voor de wereld. Al deze voorspellingen met een
“totdat”-vervulling zijn gelegen tussen Pinksteren en de Wederkomst van de Heer. En tot aan
de Wederkomst zal de gemeente vervolgd worden en zullen er martelaren vallen. Maar in die
tijd regeert Jezus: Epheze 1:22,23: “22 En Hij heeft alle dingen aan Zijn voeten
onderworpen en heeft Hem als hoofd over alle dingen gegeven aan de
gemeente, 23 die Zijn lichaam is en de vervulling van Hem Die alles in allen
vervult.”

6.11 ZOON DES MENSEN

In verband met de uitdrukking de “zoon des mensen” willen we nog opmerken dat deze
titel niet zoals op het eerste zicht zou blijken alleen maar naar de mensheid van Christus zou
verwijzen. Ook de God-gelijkheid wordt erdoor aangegeven. Zo is de zoon des mensen de Heer van
de Sabbat (Marc.2:28), vergeeft zonden (Marc.2:10), wekt de doden op (Marc.8:31, is rechter over
de mensheid (Marc.8:38) en komt terug met de heerlijkheid (Grieks = doxa) van de Vader
(Marc.14:62 / Mat.19:28 / 25:31). Zulke dingen kan men van een gewoon mens, hoe volmaakt die
ook mag zijn, niet zeggen. “De zoon des mensen” is slechts een andere titel voor de God-Mens.
Ook als mens beschikt de Heer over alle macht (Mat.11:27). Autoriteit die Hij kan overgeven aan
zijn discipelen (Mat.10:1). Dat kan van een gewoon profeet niet gezegd worden, aangezien alles
wat de Vader heeft, de Zoon ook heeft (Joh.16:15). Voor de belangrijkste teksten over Christus =
de zoon des mensen zie; Mat.8:20 / 16:27 / 20:28 / 26:2,64 / Marc.2:28 / 9:9,12 / 10:33,45 /
14:21,62 / Luc.5:24 / 17:22,24 / 18:31 / 19:10 / 21:36 / 22:48,69 / Joh.5:27 / 12:34 / 13:31 /
Hand.7:56. Mogen we duidelijk meegeven dat er geen universele verzoening is = dat iedereen
uiteindelijk in Gods koninkrijk zal wonen. Jezus spreekt, uit “wie wél” en “wie niet”!
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 347

6.12 “NAUWKEURIGE AFDRUK VAN GODS WEZEN” (Heb.1:3)

Het Bijbelboek aan de Hebreeën hoofdstuk één, is in alle opzichten in deze van belang.
Hoofdstuk één heeft wonderbaarlijke dingen te zeggen over de persoon van Christus. Hij is zegt
vers 2: “diegene waardoor God in het laatste der dagen tot ons gesproken heeft.” Hij is de
erfgenaam van alle dingen tot in eeuwigheid en niet slechts voor 1000 jaren. Dit vanuit het
standpunt van zijn menszijn. Als God heeft Hij de werelden geschapen (Heb.11:3).
Vers 3 schematisch voorgesteld ziet er als volgt uit:

“Hij is”: tegenwoordig actief deelwoord van “eimi” (zijn) vgl. Joh.8:58 / Phil.2:6, dit gebruik is hier
supra-temporeel en omni-temporeel, zegt Franz Delitzsch, de weerspiegeling van (zijn)
heerlijkheid: De N.V. zegt “afstraling.” W. E. Vine zegt hierover: “De Heerlijkheid van God geeft
alles weer wat Hij is in Zijn natuur, in Zijn handelswijze en Zijn openbaring. De Zoon, die één is met
de Vader in Godheid, is in Zichzelf en was altijd de weerglans van de heerlijkheid, in Zichzelf
openbarende al wat God is en doet” (deel 2, blz.19). Zie ook de commentaren van H. Alford /
Westcott / F.W Grosheide.

“De afdruk”: De N.V. zegt “afdruk” zondermeer en de Willibrord vertaalt als “evenbeeld.” Thayer
schrijft over dit woord: “een merk of figuur (…) een juiste weergave in alle opzichten” (blz.665). Zie
ook W. E. Vine deel 2 blz.247 / Arndt en Gingrich blz.885 / A. T. Robertson, ‘Word Pictures’ deel 5
blz.336. En dit zegt Thayer’s Greek Lexicon:
b. de substantiële kwaliteit, aard, van een persoon of ding: τοῦ Θεοῦ (R. V. substantie),
Hebreeën 1:3 (Wis. 16:21; ἴδε ... τίνος ὑποστάσεως ἤ τίνος εἴδο de advertentie van het
epist. Diogn. 2, 1 [ET]; (vgl. Suicer, Thesaurus, onder het woord).

“van zijn wezen”: (idem N.V. en Willibrord) Arndt en Gingrich zegt: “substantiële natuur, essentie,
werkelijk bestaan, wezenlijkheid” blz.854 (vergelijk Thayer, blz.644 en Col.1:15). Hierachter schuilt
gelijkheid, openbaring en vertegenwoordiging van en met de Vader.
De Grieken en ook Philo geven als synoniem van het begrip “wezen” = het zijn of bestaan.

“die alle dingen draagt”: (vgl.Col.1:16,17). In Joodse geschriften wordt hetzelfde of iets gelijkaardig
gezegd van YaHWeH. O.a. in Bereshit Rabba 22, Fol.23,2 / Shemoth Rabba 19 Fol 118,3 / idem 36
Fol 133,4 / Sohar Chadash Fol 9,1 / en ook bij de Joodse filosoof Philo.

“door het woord zijner kracht”: Grosheide schrijft in zijn commentaar: “het is beter in het minder
formele “dunamis” (kracht) het hoofdbegrip te zien, terwijl “rhema” (woord) dan te kennen geeft,
dat de kracht van den Zoon waardoor Hij het heelal draagt, werkt op een wijze, die doet denken
aan het menselijk spreken.” De nadruk ligt zeker op de “kracht.” Maar wat is de kracht van
goddelijk spreken? Wanneer God spreekt openbaart Hij Zich in woord of daad. En ook de Christus
spreekt dat goddelijk woord (Mat.8:26,27 / Marc.1:34 / Joh.5:28,29 / Ps.33:9 / 148:5).

Hier ènkele Engelse vertalingen en hoe het Griekse “hupostaseōs” is weergegeven:


Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 348

https://biblehub.com/greek/5287.htm
Hebrews 1:3 GRK: χαρακτὴρ τῆς ὑποστάσεως αὐτοῦ φέρων
NAS: and the exact representation of His nature, and upholds
KJV: of his person, and
INT: [the] exact expression of the substance of him upholding
“The exact imprint of his nature” (ESV)
“The exact representation of His nature” (NASB).
“The exact representation of his being” (NIV).
“Flawless expression of the nature of God” (Phillips).
“The express image of His person” (KJV, NKJV).
“The very image of His substance” (ASV).
“[The] exact expression of His essence” (ALT).
“The true image of his substance” (BBE).
“He is an exact copy of God’s nature” (ICB).
“The exact reproduction of His essence” (Wuest).
“All that God’s Son is and does marks him as God” (TLB)
“The very imprint of his being” (NAB).
“The exact imprint of God’s very being” (NRSV)
“Everything about Him represents God exactly” (NLT).

Wat de schrijver van Hebreeën doet hadden we op een andere manier reeds gevonden in
de evangeliën. Daar wordt een uitdrukkelijk onderscheid gemaakt tussen de Vader van de mensen
en de Vader van de Zoon des mensen = Jezus. Het zoon-schap van Jezus is persoonlijk en uniek.
Hieronder geven we dit weer in tabelvorm:

“Mijn Vader” “Uw Vader”


* Marc.13:32 * Marc.11:25
* Mat.11:27 (parallel Luc.10:22) * Mat.6:32 (parallel Luc.12:30)
Mat.5:48 (parallel Luc.6:36)
* Luc.22:39 * Luc.12:32
* Mat.16:17 * Mat.23:9

Nu kunt u voor uzelf de oprechtheid testen van Jehovah’s Getuigen. Laat ze u deze
schriftuurplaats eens uitleggen bij gelegenheid. Niemand kan zonder gesleutel, gehak en gezaag
iets anders hierin lezen dan de eeuwige godheid van de Christus. Een geschapen wezen kan
gewoonweg nooit de volledige afdruk van het wezen van de Vader zijn.

6.13 “UW TROON O GOD IS IN ALLE EEUWIGHEID” Heb.1:8,9

Om al deze redenen is de vertaling van Heb.1:8,9 in de NWV dan ook onjuist. Ze zeggen
hier: “God is uw troon in eeuwigheid (...) daarom heeft God, uw God u gezalfd.” Er moet staan
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 349

zoals in de NBG: “Uw troon O God is in alle eeuwigheid (...) daarom heeft U, O God, uw God met
vreugdeolie gezalfd.” Indien we uit de Masoretische tekst vertalen is de lezing van de NWV niet
onmogelijk. Maar de LXX die in Hebreeën gebruikt wordt laat dit niet toe. En zeker niet omdat de
schrijver van Hebreeën juist de godheid van Christus wil onderschrijven. Hij is in elk opzicht aan de
Vader gelijk, Zijn volkomen evenbeeld (vers 2,3). Hij moet aanbeden worden (vers 6) omdat Hij
schepper is van alle dingen (vers 10-12). Dus is ook Christus God, samen met God, de Vader.
Volgens de context is de vertaling van de WT onmogelijk. Een lezing als: “God is uw troon in
eeuwigheid” volgens de NWV is grammaticale nonsens.

Hebreen, hoofdstuk: 1
Vers Statenvertaling Luthervertaling Leidsche vertaling

8 Maar tot den Zoon maar van den zoon: ‘God, maar van den Zoon: Uw
[zegt Hij:] Uw uw troon duurt tot in alle troon, o God, staat tot in
troon, o God, is in eeuwigheid, de schepter alle eeuwigheid; de
alle eeuwigheid; uws rijks is een schepter schepter van billijkheid is
de schepter Uws der rechtvaardigheid. de schepter van zijn
koninkrijks is een koningsschap;
rechte schepter.

Gaan we wat verder graven in deze tekst Heb.1:8,9. Daar staat: “maar van de Zoon: Uw
troon, o God, is in alle eeuwigheid en de scepter der rechtmatigheid is de scepter van zijn
koningschap. Gerechtigheid hebt Gij liefgehad en ongerechtigheid hebt Gij gehaat; daarom heeft
U, o God, uw God met vreugdeolie gezalfd boven uw deelgenoten.” De achtergrond van dat
gedeelte van Hebreeën is Ps.45:7,8. Die Psalm spreekt over de Messias.

Psalm 45 behoort tot de “koningspsalmen.” Die schetsen een beeld van de echte koning
die Israël zal regeren in Gods plaats. En andere profeten uit het OT spreken ook over deze koning.
En soms in gelijkaardige bewoordingen als in Psalm 45. Zie bijvoorbeeld Zach.9:1 / Micha 5:3. We
hebben in Ps.45 dus Messiaanse kenmerken. In het vers 7, dat in Hebreeën wordt aangehaald,
staat dat deze koning aan “god” (=ĕlōhīm) doet denken. De reden daartoe is dat deze Messias,
God vertegenwoordigde. Meer nog dan de hogepriester (die ook een gezalfde is) is de Messias de
beelddrager van de God van Abraham, Izaäk en Jacob. Om die reden kan van hem gezegd worden:
“uw troon staat voor altoos en eeuwig.” Daarenboven zegt Ps.45:18: “Ik wil uw naam vermelden
in alle geslachten; daarom zullen volken u loven voor altoos en immer.” Het is over de naam van
de koning = de Messias, dat dit gezegd wordt. We moeten niet denken dat die uitleg van de
schrijver van het boek aan de Hebreeën zomaar uit de lucht gegrepen is. Integendeel reeds vroeg
zullen de rabbijnen hierbij aan de grote koning gedacht hebben die vrede zou brengen over
Jeruzalem en de wereld. De vertalers van de Septuaginta hebben deze uitleg gehad. Bij deze Psalm
was hun opschrift: “Een lied voor de geliefde.” En ook de Targum van Ps.45 (SB III, 679) geeft
hierbij een Messiaanse uitleg. Er is nog iets waar u zich niet moet laten door beïnvloeden, er zijn
een vijftal minieme verschillen in de handschriften zowel bij de Masoreten als de LXX. De WT
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 350

smeert deze verschillen breed uit om u in verwarring te brengen. Die verschillen geven echter geen
echt andere uitleg aan de tekst dan dat Christus op dezelfde voet gesteld wordt als YaHWeH.

De schrijver van de brief aan de Hebreeën gaat er dus terecht van uit, die Jezus is de
Messias. Jezus is de ware ZOON VAN GOD. Nu is de tekst die het boek Hebreeën volgt, niet letterlijk
de tekst van de LXX. Het is echter duidelijk, er is een enorm verschil tussen de engelen en de Zoon.
De engelen zijn “dienaar” (vs.7) van de Zoon. De “troon”, de “scepter” (tweemaal) en het
“koningschap” horen bij Hem die Zoon van God is. De “heerschappij” = “koningschap” van de
Zoon is tot in de eeuwen der eeuwen. De schrijver van de brief aan de Hebreeën wil door zo te
werk te gaan drie zaken onderstrepen:
1°) er is een onoverbrugbaar verschil tussen Jezus als persoon en de engelen als persoon,
2°) de Messias is gekomen in Jezus Christus,
3°) aan Jezus komt dezelfde aanbidding toe die aan God gegeven wordt.

6.14 CHRISTUS IN HET BOEK OPENBARING

In de brochure ‘Het Woord’ blz.26 tracht de WT ons ervan te overtuigen dat de


verheerlijkte Christus nog steeds ondergeschikt is aan de Vader want zeggen ze dan; Jezus noemt
God nog steeds zijn Vader volgens Opb.2:18,26,27. Wanneer de dingen echter zo scherp gesteld
worden geeft men een verkeerd beeld van de Christus in het boek Openbaring en wel om de
volgende redenen die we schematisch voorstellen:

1°) Hij heeft macht over levenden en doden 11:18 / 2:23, vergelijk Mat.16:27.
2°) Hij doorzoekt het hart der mensen 2:23, een goddelijke eigenschap, vergelijk Ps.7:9 / 139:1.
3°) Heeft één autoriteit met de Vader 11:15, vergelijk 1 Kron.29:11-13.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 351

4°) Heeft één troon met de Vader 22:1,3, vergelijk Opb.3:21.


5°) Ontvangt aanbidding 5:13, vergelijk Hand.4:12.
6°) Zíjn priesters zijn ook priesters van de Vader 20:6, vergelijk Joh.12:26.
7°) Hij bezit goddelijke titels 1:18 / 3:7 / 22:13, vergelijk Col.2:9 / Jes.44:6.
8°) Teksten in het OT die spreken over YaHWeH worden in de Apocalypsis toegepast op
Christus vergelijk Deut.10:17 en Opb.17:14 / Spr.3:12 en Opb.3:19 / Dan.7:9,13,22 en
Opb.1:11-14 / Zach.4:10 en Opb.5:6 / Dan.10:5-7 / Ezech.43:2 en Opb.1:13-16 (Voor Dan.
7:9,13,22 wijzen we ook nog op de LXX waaruit blijkt dat de Oude van dagen en de Mensen
zoon identiek zijn IN HUN BESCHRIJVING).

In het licht van dit alles wordt het duidelijk dat Christus méér is dan een ondergeschikte. Hij
is dit ten opzichte van Zijn Vader in functie van Zijn middelaarsambt dat nog niet ten einde is. Het
is wettelijk gezien wél volbracht op Golgotha maar nog niet in alle praktische aspecten. Voor ons
echter is deze Zoon ook God en het respect waardig gelijk die we de Vader geven. De contradictie
die ogenschijnlijk naar voren komt uit deze teksten is niet toe te schrijven aan de Bijbel maar aan
de uitleg der Jehovah’s Getuigen. Totdat ze niet begrepen hebben dat Christus tezelfdertijd de ene
God en waarachtig Mens is, zolang zal hun leer dezelfde verkeerde kijk op Christus hebben.

6.15 GOD IS GOED, MAAR OOK CHRISTUS IS GOED

Een rijke jongeling vroeg eens aan Jezus volgens Mattheüs 19:17: “Hij zei tegen hem:
Waarom noemt u Mij goed? Niemand is goed behalve Eén, namelijk God. Maar wilt u tot het
leven ingaan, neem dan de geboden in acht. 18 Hij zei tegen Hem: Welke? Jezus zei: U zult niet
doden; u zult geen overspel plegen; u zult niet stelen; u zult geen vals getuigenis afleggen.”
(Mat.19:16,17 HSV). Volgens het evangelie van Marcus voegde de Heer er nog aan toe: “Niemand
is goed dan God alleen” (Marc.10:18 NBG). Volgens de Statenvertaling: “Niemand is goed, dan
Één, namelijk God.” Of volgens Luther: “Niemand is goed dan de enige God.” Vijanden van de
Drie-eenheid springen onmiddellijk op deze tekst en zeggen: kijk maar, dit kan niet duidelijker,
alléén God is goed, dus Christus is het niet? Maar dan gaat men te ver in het interpreteren. Zo is
het bijvoeglijk naamwoord “goed”, in deze tekst het Grieks “agathos.” Dat is het woord bij uitstek
om naar een morele en religieuze goedheid te verwijzen. Jezus zal als Jood geweten hebben dat er
van een “goede God” gesproken werd in de Thora; in o.a. Ps.25:8 / Ps.145:9 / Zach.9:17.

In Johannes hoofdstuk 10 staat een beschrijving van Christus als de goede herder. Maar
over de God van Israël is hetzelfde gezegd in Ps.23:1 en Jes.40:10,11. Bij vergelijk van Luc.10:19 en
Ps. 91:13 is het duidelijk dat YaHWeH en Christus op eenzelfde wijze bescherming geven aan hun
volgelingen. En we gaan nog even verder met de betekenis van “goede.”

Goed (= agathos), is in het Nieuw Testament géén woord dat exclusief op God van
toepassing is. Dit adjectief wordt voor Christus niet gebruikt in het NT. Maar het is door Jezus zelf
gebruikt in verband met mensen. Niet éénmaal maar meerdere malen worden mensen goed
genoemd. Zie bijvoorbeeld Mat.5:45 / 12:35 / 13:18 / 22:10 / 25:21,22. Er zijn verschillende
synoniemen van “agathos” gebruikt door Zijn discipelen om hun Meester te beschrijven: Hij is “de
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 352

heilige” (Hand.3:14 = Grieks “ho hagion”, dus met het lidwoord) en “de Rechtvaardige”
(Hand.3:14 / 7:52 / 22:14 / 1 Joh.2:1 = Grieks “dikaion”). En die twee begrippen worden ook van
God gezegd in het Oud Testament. God en Christus zijn beiden DE Heilige en DE Rechtvaardige:
Ezra 1:15 / Neh.9:8 / Ps.22:4 / Jes.40:25 / 43:15 / Hand.3:14 / Opb.3:7. Hoe mysterieus en
onwaarschijnlijk het ook mag klinken er zijn tientallen aanwijzingen dat de Here Jezus
geïdentificeerd wordt met de persoon van YaHWeH. We nemen er eentje uit die reeks teksten.
Ps.34:8 zegt: “Proeft en ziet dat Jehovah goed is” (NWV). Maar in 1 Pet.2:3 is dit toegepast op
Christus waar dan staat: “mits Gij hebt gesmaakt dat de Heer goed is” (NWV). Opnieuw is het niet
“agathos” dat gebruikt is, maar een ander gelijkaardig woord. In alle vertalingen is het gewoon
weergegeven als “goed, goedertieren, goedheid.”

Ja, JEZUS IS GOED.

Uit het onderwijs van de Heer blijkt dat mensen zowel Hem als zijn Vader moeten leren
kennen (Mat.22:20 / 22:42-45). Alleen de Vader kennen is vanaf nu niet meer voldoende. God
heeft nieuwe dingen geopenbaard. Hij heeft: “In het laatst der dagen tot ons gesproken in den
Zoon” zegt de schrijver aan de Hebreeën (1:2). Er klopt dus één en ander niet met de redeneringen
van anti-trinitariërs over Marcus 10:18. Wat leren ze; Jezus is niet goddelijk of God gezien Hij zegt
dat alléén de Vader goed is. Daar voegen ze dan aan toe; we kunnen niet en willen niet aanvaarden
dat Jezus God en mens is tezelfdertijd! Hun argumenten zijn in dat verband ongeveer de volgende:
1°) “Niemand is goed dan God alleen”
2°) Jezus zei dat uitdrukkelijk in een gesprek, kijk maar naar Marc.10:18
3°) Jezus is dus niet goddelijk of God.
Maar anderzijds kan men op basis van een gelijkaardige redenering zeggen: de Vader is niet
goddelijk of God.
1°) “Niemand is goed dan God alleen” Marc.10:18
2°) De Vader had boze gedachten over Israël: Ex.32:10,14 / Jer.18:8 / 26:13 / Jona 4:2
3°) De Vader is niet goddelijk of God.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 353

U begrijpt wel dat beide redenaties onrecht doen aan het totaalbeeld van zowel de Vader als de
Zoon.
En wat dacht u van dit:
1°) Barnabas is een “goed” (Grieks = “agathos”) mens volgens Hand.11:23,24
2°) Van Christus is nooit gezegd dat Hij “goed” (Grieks = “agathos”) is
3°) Barnabas is als mens beter dan Jezus.
Ook dat is een ongeoorloofde conclusie maar lijkt op wat men doet met deze tekst.

Na dat soort hersengekronkel hierboven wat anders! Marcus 10:18, gezien vanuit de leer
van de Drie-eenheid, spreekt dus tot de verbeelding van wie problemen heeft met de absolute
godheid van Jezus. Afhankelijk van welk citaat je erop nakijkt krijg je ook in de geschriften van
Jehovah’s Getuigen een aangenaam of uitgesproken negatief beeld over de tekst. Een positieve
vonden we in ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, blz.867 waar we lezen: “Hoewel Jezus deze eigenschap
van morele uitnemendheid bezat, wilde hij zich niet het predikaat ‘Goed’ laten aanmeten (…).”
Daarom ook dit: wanneer Jezus zichzelf de goede herder noemt is het niet hetzelfde woord dat
gebruikt is maar een variant woord “kalos” en dat heeft soms de betekenis van “de juiste of de
geschikte.” Jezus is dus de juiste man op de juiste plaats. Hij is “den groten herder” (Heb.13:20).
In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 augustus 1989 staat: “Waarom noemt gij mij goed?, antwoordt Jezus.
“Niemand is goed, behalve één, God.” Waarschijnlijk gebruikte de jonge man “goed” als een
titel, en daarom laat Jezus hem weten dat zo’n titel alleen God toekomt” (blz.8). Christus zegt
hier toch niet: jongeman ik ben niet goed? Dus gezien Jezus “goed” is als Zijn Vader zo kan hij ook
“God” zijn als Zijn Vader!

Unitariërs vragen dan ook wel eens: Waarom heeft Christus zich dan nooit uitdrukkelijk God
genoemd? Dit is een strikvraag. Naar onze mening heeft de Heer vele malen iets dergelijks gezegd
alhoewel in verhulde vorm. Hij zegt méér te zijn dan; de sabbat, tempel, wet, mensen en engelen
en dus God. Hij is de; grote levensgever, rechter, die vergeeft en veroordeelt: en dus God. Hij is;
de weg, de waarheid, het leven, de opstanding, de genade, de waarheid, de Ik ben en dus God. Hij
heeft een absolute macht over de wereld en de natuur, geneest, stilt de storm, loopt op het water,
schept voedsel voor vijfduizend uit enkele broden en vissen: dus God. Maar wel verhuld, evenals
Hij zijn Messiaanse rol verhuld. Alleen niet op het einde van zijn loopbaan op Palmzondag en
wanneer Hij vóór de hogepriester(s) staat. Maar tijdens zijn prediking wel. Hij verbiedt in de
beginperiode van zijn optreden zelfs diegenen die Hem als Messias erkennen erover te spreken
(Luc.4:41 / Mat.16:20). Om praktische redenen zei Hij dan ook nooit God te zijn, dat zou op staande
voet zijn dood betekenen.

Moderne theologen die de kritische methode van Bijbelonderzoek aanhangen hebben sinds
de jaren 1850 geleerd dat we een verschil moeten aannemen tussen de Jezus van het geloof en de
Christus van de geschiedenis. Gelukkig komen her en der stemmen tot ons over de on-
houdbaarheid van deze stelling. Uit het boek van G.S. Oegema, ‘Tussen troost en vermaning’,
citeren we het volgende: “De recentere studies over Jezus (J. H. Charlesworth, Jesus Within Judaism,
1989; D. Flusser, Jezus, 1968; en M. de Jonge, Jezus als Messias, 1990) wijzen eveneens op de grote
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 354

waarschijnlijkheid, dat Jezus zichzelf als een soort Messias heeft gezien, en dat hij zich van een
uitverkiezing en van zijn knechtschap Gods bewust was” (Ten Have, 1996, blz.42).

Voor ons is er nergens een echt en aantoonbaar spoor van een scheiding tussen de
begrippen of personen Jezus en Christus. Van een “grote waarschijnlijkheid” is in dat verband bij
ons zelfs geen sprake. Jezus en Christus zijn één. En Jezus en God zijn één. De Zaligmaker die met
gezag alle Joden opriep zich te bekeren zei ook: “Wie de Zoon niet eert, eert de Vader niet, Die
Hem gezonden heeft.” (Joh.5:23 HSV). Hadden ze het maar gedaan dan zou de wereld er gans
anders hebben uitgezien. Maar omdat alles anders liep moeten wíj, de heidenen, die zich bekeerd
hebben tot die Jood Jezus, blijven leren: “Ieder die de Zoon loochent, heeft ook de Vader niet.”
(1 Joh.2:23 HSV).

6.16 BESLUIT
In de lijst van enkele symbolische voorstellingen van Jezus, die hieronder staat krijgt u een
beeld van wie Jezus is in dat Bijbels spraakgebruik. Heeft u een Bijbelconcordantie dan zal u bij het
nagaan van gelijkaardige uitdrukkingen merken dat ze meestal uniek zijn voor zowel YaHWeH als
Christus. En dat wil wat zeggen. De brochure ‘Het Woord’ gaat niet in op die overtuigende bewijzen
en we geven ze u daarom voor Bijbelstudie en overdenking.

In ‘Het ene geloof’ – een boek over de geloofsbelijdenis van Nicea – uitgeverij De Horstink,
Zoetermeer, 1995 lezen we: “De ene God: Vader, Zoon en Geest. Het bijzondere van het christelijk
geloof in de ene God is gebaseerd op de openbaring van Vader, Zoon en Heilige Geest. Daarom ligt
er aan de basis van het drieëenheidsgeloof de goddelijke ‘economie’, dat wil zeggen de geschiedenis
van het heil, vervat in schepping, verlossing en eschatologische vervulling. Aan de andere kant is de
ene God in alle eeuwigheid Vader, Zoon en Heilige Geest. De heilbrengende en de eeuwige
drieëenheid zijn een en dezelfde realiteit. Die beide aspecten zijn niet van elkaar te scheiden. Deze
eenheid van heilbrengende en eeuwige drieëenheid krijgt niet altijd de aandacht die zij verdient.
Maar het is uitsluitend op basis van de historische openbaring van God in Jezus Christus dat het
drieëenheidsgeloof van de kerk verantwoord wordt. De leer van de drieëenheid is geen product van
abstract redeneren, maar een samenvatting van wat ons door Jezus Christus over God geopenbaard
is” (blz.35, wij onderlijnen in de tekst.).

Op de pagina’s 19 en 28 van de brochure van het Genootschap over de Drie-een-


heid, verwijzen ze naar de Bulletin of the John Rylands Library in England voor ondersteuning van
hun bewering dat Jezus niet God is en dat ook nooit beweerd heeft te zijn. Zij citeren
de Bulletin als vermelding daarvan. Maar nu heeft de WT een heel belangrijke verklaring
weggelaten in dat gedeelte. En dat luidt als volgt: “geleerden van het Nieuwe Testament komen tot
de conclusie dat Jezus van zichzelf niets kan hebben beweerd van de christologische titels aan
hem toegeschreven in de evangeliën, zelfs de functionele benaming’Christus’ niet, en zeker
nooit geloofde dat hij God is.” Bulletin of the John Rylands Library in England, vol. 50, blz.251. En
de WT is daar gestopt in het citeren en dit niet weergegeven omdat ze dan zelf in de problemen
komen met hun eigen leer over Jezus, want ze geloven wel dat Jezus zich Christus noemt en “een
god”. [Echt citaat = “New Testament scholars to the conclusion that Jesus himself may not have
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 355

claimed any of the christological titles which the Gospels ascribe to him, not even the functional
designation ‘Christ’, and certainly never believed himself to be God.”]

We lezen op blz.28 van de brochure: “Het Bulletin of the John Rylands Library in Engeland
merkt op dat volgens de katholieke theoloog Karl Rahner the′os in schriftplaatsen als Johannes 1:1
weliswaar betrekking heeft op Christus, maar dat “theos” in geen van deze gevallen op zo’n manier
gebruikt wordt dat Jezus erdoor vereenzelvigd wordt met degene die elders in het Nieuwe
Testament voorkomt als ‘ho Theos’, dat wil zeggen de Allerhoogste God”. Het Bulletin voegt toe:
“Als de schrijvers van het Nieuwe Testament hadden geloofd dat het voor de gelovigen absoluut
noodzakelijk was te belijden dat Jezus ‘God’ was, hoe is dan de bijna totale afwezigheid van juist
deze vorm van belijdenis in het Nieuwe Testament te verklaren?” Ook daar is wat op aan te merken.
Want het is onmogelijk om Rahner’s positieve vast te leggen met deze opmerking, want dit Bulletin
wijst ook op het volgende van de Katholieke theoloog Rahner: “veronderstel dat er betrouwbaar
bewijs is dat ‘theos’ in zes teksten naar Jezus wijst (Romeinen 9:5f. / Joh.1:1,18 / 20:28 / 1 Joh.5:20
en Titus 2:13).” - Bulletin of the John Rylands Library, vol. 50, blz.253.

De problematiek van Nicea is als volgt voor te stellen:


DRIE VISIES OVER DE LERAREN VAN DIE GEDACHTE VISIE OP CHRIST
PERSOON VAN CHRISTUS OP
CONCILIE VAN NICEA
Arianisme Arius Andere substantie dan de
Vader ⎯ heteroousios
Orthodoxie Alexander van Alexandria; Hosius Zelfde substantie als de
van Cordova; Athanasius, de Vader ⎯ homoousios
latere bisschop van Alexandria
Eusebianisme Eusebius van Caesarea Gelijkaardige substantie als
de Vader ⎯homoiousios

De Wachttoren heeft een verkeerde kijk op Nicea en de keizer die de bisschoppen samen
heeft gebracht. Namelijk Constantijn en men wil hem als “de grote man” weergeven van het
concilie van Nicea. Het is duidelijk dat dit niet zo is. We citeren van B. J. Kidd, A history of the
church to A. D. 461. 1922, Volume 2, THE CLARENDON PRESS,1922.

En uit ander standaardwerk: THE AGE OF CONSTANTINE THE GREAT JACOB BURCKHARDT,
Routledge & Kegan Paul, Engelse editie 1949.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 356

Conclusies:
1°) Constantijn heeft de titel Ponrifex Maximus als keizer van AL zijn onderdanen. Een heidense
titel en geen KRISTELIJKE. (Volgens B. J. Kidd)
2°) Constantijn liep nooit te koop met zijn “christen” zijn en er valt wat op aan te merken zegt zijn
biograaf Eusebius later. (Volgens JACOB BURCKHARDT)

We moeten hier even tot slot van dit gedeelte iets belangrijks bij opmerken. De Logos =
Jezus = en die Jezus is de zoon, in de zoveelste generatie van koning David. Dus ook Jezus = DE
MENS. Lucas 1:32 geeft het zo weer: “32 Hij zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste genoemd
worden, en God, de Heere, zal Hem de troon van Zijn vader David geven.” Het zijn woorden van
een engel van YaHWeH aan een jong meisje. Voorspeld in Jesaja 9:6 wat Hij zal doen. “6 Aan de
uitbreiding van deze heerschappij en aan de vrede zal geen einde komen op de troon van David en
over zijn koninkrijk, om het te grondvesten en het te ondersteunen door recht en gerechtigheid, van
nu aan tot in eeuwigheid. De na-ijver van de HEERE van de legermachten zal dit doen.” Zoon van
God en nazaat van David, koning over de 12 stammen! Dat zal Christus met Zijn opstanding als
eerste daad doen, de troon bestijgen over de 12 stammen. En in Zijn rijk worden later gelovige
heidenen opgenomen met dezelfde rechten en plichten als dezen van het Nieuwe Israël.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 357

ZOON VAN DAVID is door de volgelingen van Jezus als titel gebruikt voor Zijn beschrijving,
maar Zijn vijanden betwisten dat.
We zien het vooral bij genezingen, maar ook als lofbetuigingen.
Vijftien verzen in het Nieuwe Testament beschrijven Jezus als de “Zoon van David.”

Matthéüs 1:1: “1 Het geslachtsregister van Jezus Christus, de Zoon van David, de Zoon van
Abraham.”
Matthéüs 1:20: “20 Terwijl hij deze dingen overwoog, zie, een engel van de Heere verscheen hem
in een droom en zei: Jozef, zoon van David, wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, bij u te nemen,
want wat in haar ontvangen is, is uit de Heilige Geest.”
Matthéüs 9:27: “27 En toen Jezus vandaar verderging, volgden Hem twee blinden, die riepen: Zoon
van David, ontferm U over ons!”
Matthéüs 12:23: “23 En heel de menigte was buiten zichzelf en zei: Is dit niet de Zoon van David?
Matthéüs 15:22: “22 En zie, een Kananese vrouw, die uit dat gebied kwam, riep naar Hem: Heere,
Zoon van David, ontferm U over mij! Mijn dochter is ernstig door een demon bezeten.”
Matthéüs 20:30,31: “30 En zie, twee blinden, die aan de weg zaten, riepen, toen zij hoorden dat
Jezus voorbijging: Heere, Zoon van David, ontferm U over ons! 31 De menigte bestrafte hen, opdat
zij zouden zwijgen /maar zij riepen des te meer: Ontferm U over ons, Heere, Zoon van David!” We
mogen ons wel afvragen om “welke meningte” het gaat want in Lucas bijvoorbeeld is er het
onderscheid tussen de “menigte van gelovigen” en de “menigte van het gewone volk of
tegenstanders.” Beide groepen worden als een “menigte” beschreven, een voorbeeld van elk.

Lukas 19:37 HSV: “Toen Hij reeds dicht bij de helling van de Olijfberg was gekomen, begon
de hele menigte van de discipelen zich te verblijden en God met luide stem te loven om alle
machtige daden die zij gezien hadden.”
Lukas 19:39 HSV: “En sommigen van de Farizeeën uit de menigte zeiden tegen Hem:
Meester, bestraf Uw discipelen.”
Soms zijn ze bij elkaar in één verhaal. Zoals: Lucas 23:48 HSV: “En al de menigten die
samengekomen waren om dit te zien, zagen wat er gebeurd was en keerden terug, terwijl
ze zich op de borst sloegen.”

Staten Vertaling © Lutherse Vertaling


32 Deze zal groot zijn, en de Zoon des 32 Deze zal groot zijn en een Zoon

Allerhoogsten genaamd worden; en des Allerhoogsten genoemd worden:


God, de Heere, zal Hem den troon en God de Heer zal hem den troon
van Zijn vader David geven. van zijnen vader David geven;

© Leidse Vertaling © NBG


32 Deze zal groot zijn en zoon des 32 Deze zal groot zijn en Zoon des

Allerhoogsten genoemd worden; hem Allerhoogsten genoemd worden, en


zal de Heere God den troon van zijn de Here God zal Hem de troon van
vader David geven; zijn vader David geven,
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 358

F. F. BRUCE, zegt ons terecht dit in zijn, The book of the Acts, Eerdmans Publishing Co.
1988, blz.66. (Zonder voetnoot).
“In de leer van Jezus zelf wordt geen nadruk gelegd op zijn afkomst van David, maar zijn
identiteit en autoriteit werden vroeg geïnterpreteerd in een “Zoon van David”-christologie. De
verwachting van de Messias, de zoon van David, brandde fel in de harten van vrome joden in
de eerste eeuw voor Christus, inclusief die van de cirkel waarin Jezus werd geboren. Paulus
ontwikkelt geen “Zoon van David”-christologie, maar hij beschouwt de afkomst van Jezus, als
zoon van David vanzelfsprekend als iets dat algemeen bekend en beleden is in de primitieve
kerk (Rom.1:32 / 15:12).”

BIBLIOGRAFIE
1°) Voor het gebruik van “ego eimi” Appendix 4 in Raymond Brown’s commentaar op Johannes.
Artikel ‘I am’ in NDTT deel 2 blz.278-283. Idem in TDNT deel 2 blz.343-362.
Barclay N. & Nida Eugene, A Translator’s Handbook on the Gospel of John, United Bible
Societies, 1980.
Barclay W., Jesus as They Saw Him, Eerdman, 1980.
Beasley-Murray G.R., John, WBC 36, Word, 1987.
Bernard J.H., Gospel according to St. John, I.C.C., blz.CXVII-CXXI.
Comblin J., Le Christ dans l’Apocalypse, Desclée 1965. Zeer degelijke bespreking der goddelijke
titels toegepast op Christus (vooral blz.71-73, 152-155, 191-194).
Duvekot S., Heeft Jezus zichzelf voor de Messias gehouden?, Van Gorkum, 1972, blz.228-253.
(Opgepast voor latere werken van deze schrijver.)
Feuillet A., Les Ego Eimi, Christologique du quatrième evangile, Recherche de Science
Religieuse, jaargang 1966, blz.5-22 en 213-240.
Harner P., The “I Am” of the Fourth Gospel, Fortress Press, 1970.
Pollard T.E., Johannine christology and the early church, C.U.P. 1970. Geeft zeer degelijk de
Johanneïsche christologie tot aan Marcellus van Ancyra.
Schnackenburg R., Das Johannesevangelium, deel 2, Appendix 8, Herder, Freiburg, 1971.
Wenham J.W., The Goodness of God, Inter Varsity Press, 1974.

2°) Er zijn enkele goede commentaren op het boek Hebreeën o.a.:


Allen David L., Hebrews, B&H Academic, 2010.
Bruce F.F., The Epistle to the Hebrews, Eerdmans, Revised Edition 1990 en later.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 359

Delitzsch F., Commentary on the epistle to the Hebrews, (2 delen), Klock en Klock reprint, 1978.
Ellingworth Paul, The Epistle to the Hebrews, Eerdmans, 1993.
France R.T., Hebrews in The Expositors Bible Commentary, Revised Edition (2006).
Johnson, Luke Timothy, Hebrews, Presbyterian Publishing, 2006.
Lane William L., Hebrews 1-8; Hebrews 9-13, Thomas Nelson, 1991.
Peterson David G., Hebrew: An Introduction and Commentary, InterVarsity Press. Enkele malen in
herdruk gegaan.
Hughes Philip H., A commentary on the epistle to the Hebrews, Eerdmans 1977.
Spicq C., L’Epitre aux Hébreux, (2 delen), Lecoffre, Gabalda 1952.
Vanhoye A., Situation du Christ, (hoofdstukken 1,2), du Cerf, 1969. SUPER.. Van een Rooms exe-
geet.
Westcott B.F., The epistle to the Hebrews, Mac Millan and Co, 1906.

Grindheim Sigurd, The Letter to the Hebrews. Heeft nu al goede kritiek en moet nog verschijnen
eind 2023. Hij schreef twee degelijke werken over de Christologie: Grindheim Sigurd, God’s
Equal: What can we Know about Jesus’ Self-Understanding in the Synoptic Gospels?, T&T Clark,
2011.
Grindheim Sigurd, Christology in the Synoptic Gospels: God or God’s Servant?, T&T Clark, 2012.

3°) I.v.m. het Messiaanse zoonschap van Christus zie o.a.:


Berkhof L., Systematic Theology, Eerdman, 1941.
Florovsky G., The People of God-Its Unity and Its Glory: A Discussion of John 17.17-24 in
the Light of Patristic Thought, The Greek Orthodox Theological Review 30 (1985), pp. 399-420.
Hengel M., Der Sohn Gottes, J.C.B. Mohr (Paul Siebeck) 1975. Geeft werkelijk alle mogelijke
theorie voor de oorsprong van de titel.
Hodge C., Systematic Theology, 3 Volumes, Eerdman, 1986.
Lovestam E., Son and Saviour, C.W.K. Gleerup-Lund, 1961.
Shedd W.G.T., Dogmatic Theology, Thomas Nelson Publishers, 1980.
Weber O., Foundations of Dogmatics, Eerdman, 1962.

3°) Voor wie zich wil verdiepen in verschillende exegetische posities met betrekking tot Philip.
2:6-11 is aan te raden:
Boshoff Rudolph P., Een evaluatie van de bezwaren van Ehrman, Dunn en Vermes tegen de
christologie van Paulus, gevonden in Filippenzen 2:5-11, op de site Academia.
Braddick-Southgate Anthony, Crucifixion, Slavery and Identity in Philippians 2:6 – 2:11,
op de site Academia.
DiVietro Erik, Exegese van Filippenzen 2:1-11, op de site Academia. (2020)
Edwin Hamilton Gifford, The incarnation: a study of Philippians II, 5-11, and, A university sermon
on Psalm CX, uit 1897: staat hier http://divinityarchive.com/bitstream/handle/11258/38649/the-
incarnationas00giffuoft.pdf?sequence=1 (Deze uitgave is van 1911.)
Hayibor Filemon, Filippenzen 2:6-11 als subversieve hymno’s: een studie in het licht van de
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 360

oude retorische theorie, kruisiging, slavernij en identiteit in Filippenzen 2:6 – 2:11


Martin RP en BJ Dodd (red.), Where Christology Began, Essays on Philippians 2, Louisville 1998.
Motley C. Daniel, Jesus Christ is Lord: The Divine Name of God and the Identity of Jesus in
Philippians 2:9-11, op de site Academia.
Tayarah Rolan, A Hymn of Christ Philippians 2:6-11, op de site Academia.
Graven in de Griekse tekst!
Vollenweider S., ‘Der “Raub” des Gottgleichheit (Phil.2.6 [-11])’ in: New Testament
Studies 45 (1999), blz.413-433.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 361

Hoofdstuk 7

Het Rantsoen: is het een overeenkomstige losprijs?

7.1 WOORD VOORAF

In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 juni 1993 lezen we: “Jehovah zond zijn Zoon niet alleen om
in een losprijs te voorzien, maar ook om zowel in woord als in daad een voorbeeld ter navolging
te verschaffen” (blz.16, wij onderlijnen in de tekst.). Over Christus als een voorbeeld voor de
gelovige, daar gaan we niet op in, want dat spreekt namelijk voor zichzelf. Over de manier hoe de
losprijs is gegeven, schort wat bij de uitleg van Jehovah’s Getuigen en gaan we uitvoerig wat
opmerken.

Een belangrijk dogma van Jehovah’s Getuigen is de leer dat Christus opgewekt is als “geest”
en daar bovenop dat zijn aardse lichaam géén deelgenoot geworden is aan Zijn opstanding. Er staat
in ‘DE WACHTTOREN’ van 15 aug. 1976, blz.511: “Volgens de geïnspireerde Schrift werd Jezus niet
in het vlees opgewekt (...) dat Jezus eenvoudig niet als een mens van vlees en bloed opgewekt
kan zijn.” Charles T. Russell, de stichter van de WT, zei dat het lichaam van Christus was “opgelost
in gassen” ofwel dat God het ergens bewaarde als aandenken (‘Studies in The Scriptures’, deel 2,
blz.129, wij onderlijnen in de tekst.). ‘DE WACHTTOREN’ van 15 mei 1991, blz.31 geeft een tweede
versie: God zou het lichaam van Christus weggenomen hebben opdat het niet aanbeden zou
worden. En nog een derde visie vinden we in ‘DE WACHTTOREN’ van 15 nov. 1991, blz.31. Daar
staat: “Insgelijks verwijderde God Jezus’s lichaam; hij liet niet toe dat Jezus’ lichaam verderf zag
en voorkwam aldus dat het een struikelblok voor het geloof werd.”

Wij citeren uit nog van de WT: “Jezus Christus werd dienovereenkomstig als een geestelijk
persoon uit de doden opgewekt, en niet in het vleselijke lichaam waarmee hij als een menselijk
offer stierf” (‘Dingen waarin God onmogelijk kan liegen’, blz.356). Dat “dienovereenkomstig”
waarover ze schrijven is een vergelijk dat men vanaf blz.354 maakt tussen Christus als offer
(rantsoen) en de offers uit de Joodse bedeling. Lichamen van dierlijke offers werden toen “uit de
weg geruimd” nadat het bloed verzoening had gegeven (blz.354, par.21, wij onderlijnen in de
tekst.). Zo ook zegt de WT: “Het vleselijke lichaam van Jezus Christus werd door de Almachtige
God dus op aarde uit de weg geruimd en niet door Jezus meegenomen naar de hemel” (blz.355
laatste zin uit par.24, wij onderlijnen in de tekst). Als argument wijzen zij naar 1 Pet.3:18 waar staat
over de Christus: “Hij die ter dood gebracht werd in het vlees, maar levend gemaakt in de geest”
NWV (Vergelijk ‘DE WACHTTOREN’ van 15 febr.1991, blz.15).

God heeft, volgens de theorie van ‘DE WACHTTOREN’, het lichaam van Christus dus;

“opgelost in gassen” (C.T. Russell, ‘Studies in the scriptures’, volume 2, blz.129) of het
is door God

“uit de weg geruimd” (‘Dingen waarin God onmogelijk kan liegen’, blz.355)
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 362

of het is

“uiteengevallen zonder eerst tot ontbinding te zijn overgegaan” (‘Hulp tot begrip
van de Bijbel’, deel 6, 1989, blz.955).

Voor leden van de WT is dit zo klaar als een klontje, hoewel er niet staat dat Jezus werd
levend gemaakt als een geest. En hun uitleg heeft bij nader onderzoek van de Schrift niet de minste
betekenis. Opzettelijk spreekt de WT niet over nog andere uitleggingen van 1 Pet.3:18, vanuit het
standpunt van de Griekse grammatica. Hun uitleg van deze tekst is vreemd in het theologisch
denken. Dat dezelfde Petrus op Pinksterdag een profetie aanhaalt uit Ps.16 waar staat dat de
Gezalfde “géén verderf” zou zien gaat bij hen in de doofpot. Aan Cornelius getuigt dezelfde Petrus
dat hij na de opstanding van Jezus: “met Hem gegeten en gedronken” heeft (Hand.10:41). En het
getuigenis van de apostel Johannes over de opgestane Heer is als volgt: “hetgeen wij aanschouwd
hebben en onze handen getast hebben van het Woord des levens” (1 Joh.1:1). De apostelen
behoren tot dezen aan wie Christus: “Zich ook na zijn lijden met vele kentekenen levend heeft
vertoond” (Hand.1:3). Dat is méér dan het verschijnen van “een geest.”

De leer van ‘DE WACHTTOREN’ is een oude leer in een nieuw jasje. Want ook ten tijde van
de apostelen waren reeds stemmen opgegaan over een geestelijke opstanding van Christus of de
gelovigen. Maar die zijn uit het spoor der waarheid geraakt zegt Paulus (2 Tim.2:16-18). En de
bekendste discipel van de apostel Johannes, Polycarpus, merkt in zijn brief aan de Phillippenzen
op dat valse leraars zeggen dat er géén opstanding is en ook géén oordeel (Phil.7). Enkele jaren
later zegt Justinus, hij stierf rond 165, dat er: “zogenoemde christenen (...) zeggen dat er géén
opstanding van de doden is, maar dat bij de dood de zielen van de mensen opgenomen worden in
de hemel” (Dialoog met Trypho 80:5). Nog later zegt Chrysostomos dat sommige gelovigen in
Corinthe de mening waren toegedaan dat de opstanding op het geestelijk vlak verklaard moest
worden (Hom. in Cor. N°38).

Jehovah’s Getuigen maken vanuit bepaalde Bijbelteksten redeneringen die fout zijn. We
komen er bij deze niet allemaal op terug, maar wijzen toch op dit punt. Hun argumentatie is de
volgende:
1°) God is geest en die heeft geen vlees en beenderen: Joh.4:24 / Luc.24:39
2°) Jezus echter, geboren uit een vrouw had vlees en beenderen Gal.4:4 / Heb.2:14
3°) Jezus was dus niet goddelijk
Maar evenzo zou God, dan God niet zijn.
1°) God is geest en die heeft geen vlees en beenderen
2°) De Vader heeft een gelaat, oren, mond, armen, benen, handen, et cetera, Jes.59:1-2
3°) De Vader is geen God
Conclusie: opgepast voor nepvergelijkingen zoals hierboven.

Laat ons echter niet vooruit lopen en eenzelfde methode van Bijbelstudie toepassen als de
WT die van de hak op de tak springt. Hun beroemde paardensprong waar veel teksten aangehaald
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 363

worden zonder een echt verband. We willen daarom vooraf twee punten onderzoeken: wat is de
waarde van het “bloed” bij een offer? En wat is de functie van het lichaam van dit offer? Daarna
zullen we ertoe overgaan (in hoofdstuk 8) bewijs uit de Schrift te geven dat Christus wel degelijk
zijn aardse lichaam - in verheerlijkte toestand - ten hemel genomen heeft.

7.2 BLOED ALS VERZOENING

In Lev.17:11 lezen wij: “Want de ziel van het vlees is in het bloed, en ikzelf heb het ten
behoeve van U op het altaar gegeven, om verzoening te doen voor uw ziel want het is het bloed
dat verzoening doet door de ziel (die erin is)” (NWV). We gebruiken hier met nadruk de
Bijbelvertaling van de WT. In de eerste plaats leren we er dat de ziel van het vlees in het bloed is.
Als tweede punt dat bloed verzoening doet en daar heeft het vlees of het lichaam van het offer
meestal niets meer mee te maken. Eenzelfde gedachte als Lev.17:11 vinden we in Deut.12:23,24 /
Lev.3:17 / 7:26,27 / 17:14.

Wanneer we de optelling maken in het OT van het gebruik van het woord “vlees”, komen
we op een totaal van 273 teksten, 104 ervan spreken over het vlees van dieren. De teksten die op
de mens betrekking hebben kunnen in drie groepen onderverdeeld worden;
1°) Het uiterlijk van de mens Num.8:7 / Lev.13:26,
2°) Menselijke relatie en familieband Gen.37:27 / Richt.9:2,
3°) Geestelijke zwakheid van het vlees = de mens Jer.17:5,7 / Ps.78:38,39.

Belangrijk in dit verband zijn de Schriftuurplaatsen die spreken over “het bloed van
Christus.” Wij hebben vrede: “door het bloed zijns kruises” (Col.1:20). “Het bloed van Jezus, Zijn
Zoon, reinigt ons van alle zonden” (1 Joh.1:7). Het is Hij die ons door Zijn bloed van zonden verlost
heeft (Opb.1:5). Hij heeft met zijn bloed mensen uit alle volkeren gekocht (Opb.5:9). Ook nog
Mat.26:28 / Rom.3:25 / 5:9 / Eph.1:7 / Col.1:14 / 1 Joh.5:6,8. De brief aan de Hebreeën zegt: “en
zonder bloedstorting geschiedt er geen vergeving” (Heb.9:22). Christus sterft voor anderen
(Joh.8:46) en niet voor zichzelf of omdat Hij zondaar is (Joh.7:18). De knecht des HEREN zal zijn
bloed = leven uitgieten in de dood (Jes.53:12). De onderstaande tabel maakt de Messiaanse
profetie van de Knecht des HEREN ook duidelijk als vervulling in het Nieuwe Testament.

JESAJA 53 BESCHRIJVING NIEUW TESTAMENT


53:4 Heeft onze ziekten gedragen Mat.8:17
53:5,6 Verwond voor onze overtredingen 1 Pet.2:24,25
53:7,8 Geslacht als een lam Hand.8:32,33
53:9 In wie geen bedrog gevonden 1 Pet.2:22
53:9 Graf bij de goddelozen Marc.15:27
Bij de rijke in zijn dood Mat.27:57-60
53:12 Gerekend bij de overtreders Heb.7:25
53:12 Veler zonden gedragen Luc.22:37
53: 1-12 Preken vanuit die tekst is O.K. en vruchtbaar Hand.8:35
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 364

Jezus is zonder zonde en treft geen schuld

En deze onschuld van Christus is in de Schrift meerdere malen beschreven:

1°) Door God de Vader, Mat.3:17 / 17:5, 7°) Petrus de apostel, Mat.16:16 / Hand.4:12,
2°) Engelen, Luc.2:11, 8°) Vrouw van Pilatus, Mat.27:19,
3°) Johannes de Doper, Joh.1:29, 9°) Pilatus de landvoogd, Mat.27:24 / Luc.23:4,
4°) Demonen, Marc.1:24 / 5:7, 10°) Een Romeins honderdman, Mat.27:54,
5°) Een Romeins honderdman, Mat.8:8, 11°) Johannes de apostel, Joh.1:9 / 1:18,
6°) De tempelwacht, Joh.7:46, 12°) Paulus de apostel, 1 Tim.3:16.

Dat wil zeggen; Jezus verliest zijn leven niet omdat Hij persoonlijke zondaar is. Waarom zou
Hij dan zijn lichaam moeten afstaan? Een andere, tweede denkrichting, ook gebaseerd op het OT,
is het beeld van de grote verzoendag. Daar is de zondevergeving van het volk niet een bloedig offer
maar de overdracht van de zonden van het volk op een bok. Op een symbolische wijze zal de bok
de zonden van Israël “wegdragen.” In het NT draagt Christus de zonden weg van de gehele wereld.
Zie o.a. Lev.16:1-22 / Joh.1:29 / Heb.13:12,13 / 1 Pet.2:24. En de derde richting is dat de dood van
Christus een daad van opperste goddelijke liefde is (Joh.3:16 / Rom.5:8). Om die drie redenen kan
de dood Hem of zijn lichaam niet voor eeuwig vasthouden.

Het gaat duidelijk om “onschuldig” bloed dat vergoten wordt. “Jezus heeft geen zonde
gedaan” (1 Pet.2:22), “had geen zonde” (1 Joh.3:5) en “heeft geen zonde gekend” (2 Cor.5:21).
Wij hebben echter wel een hogepriester die met ons kan meevoelen “zonder te zondigen”
(Heb.4:15). Hij is als het “kostbare bloed van een vlekkeloos lam” (1 Pet.1:19,20). Het bloed van
Jezus zo maar zonder onderscheid met bloed van dierlijke of andere offers vergelijken is
uitgesloten.

We zijn slechts aan het begin van onze argumenten tegenover de leer van Jehovah’s
Getuigen. Maar dit moet u toch steeds bijblijven, tot het slot van hoofdstuk 8, het bloed, door de
dood van het offer, brengt verzoening. Het leven van mens of dier wordt in stand gehouden door
de circulatie van het bloed. Het bloed laten vloeien is de dood toebrengen. Wat er daarna met het
lichaam ook moge gebeuren is van minder belang. De verzoening is reeds door het bloed (= het
leven) volbracht. We mogen niet al te lang blijven stilstaan bij één offer, want dan gaat men
foutieve conclusies maken. Niet de materialistische kijk is belangrijk maar de waarde die erdoor
aangegeven wordt, een offerdaad aan God geschonken die verzoening kan brengen.

Redeneerfouten van de Wachttoren

Jehovah’s Getuigen geloven wel in de waarde van geofferd bloed zoals blijkt uit de volgende
aanhaling: “Op passende wijze was de aard van zijn (Christus) dood zodanig dat zijn bloed
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 365

uitgestort werd” (‘DE WACHTTOREN’ van 15 februari 1991, blz.16). Hun conclusies die ze daaraan
verbinden lopen echter wel mank.

En Jehovah’s Getuigen citeren ook met goedkeuring een Amerikaans theoloog over altaren
en verzoening. We lezen dat in Inzicht in de Schrift, deel 1, 1995, blz.99: “In een commentaar op
Hebreeën wordt in M.R. Vincent’s Word Studies in the New Testament, (1957, Deel 4, blz.467)
gezegd: Het is onjuist om te proberen in het christelijke stelsel een nauwkeurige tegenhanger te
willen vinden van het altaar - zij het de eucharistie, het kruis of Christus zelf. Veeleer worden de
begrippen om tot God te naderen - offer, verzoening, vergeving, aanvaarding, redding -
samengebracht en in het algemeen onder het symbool van een altaar afgebeeld, zoals het joodse
altaar het punt was waar al deze begrippen samenkwamen.” Indien ‘DE WACHTTOREN’ meer
aandacht had geschonken aan deze woorden dan zou ze niet de domme dingen zeggen die ze aan
het offer van de Heer verbonden hebben.

Dat is trouwens niet de enige redeneerfout die de WT maakt? In hun leer is de toepassing
van het offer van Christus gelimiteerd in deze zin, dat vele mensen géén opstanding zullen
ontvangen. Zo zullen enkelen uit de steden van Juda die de prediking van de Heer niet hebben
aangenomen en een groot deel wetgeleerden géén opstanding krijgen. We citeren, ‘Inzicht in de
Schrift’, deel 1, 1995, blz.290: “Dit impliceert dat op zijn minst enkele mensen uit de steden een
opstanding zouden ontvangen en dat, hoewel het gezien hun vroegere berouwvolle houding heel
moeilijk voor hen zou zijn berouw te hebben, hun de gelegenheid zou worden geboden nederig
berouw aan de dag te leggen en zich om te keren teneinde zich door bemiddeling van Christus
tot God te bekeren. Zij die dat niet doen, zullen voor eeuwig vernietigd worden (...) Degenen
echter die handelen zoals de Schriftgeleerden en Farizeeën deden, die willens en wetens streden
tegen de door bemiddeling van Christus tot uiting komende manifestaties van Gods geest, zullen
geen opstanding ontvangen” (Wij onderlijnen in de tekst).

Maar dat is een niet te vergeven fout. Men maakt de opstanding van mensen afhankelijk
van het geloof dat ze zouden hebben in Christus. De Schrift zelf legt dat verband niet. Allen die
afstammen van Adam (en Eva), t.t. allen die in de graven zijn, allen in de sjeool (= hades = dodenrijk)
krijgen een opstanding. Want hoe kan de WT dit rijmen met de opmerking in het boek Openbaring
dat het dodenrijk nog in het meer van vuur geworpen wordt. Indien er nog mensen in de hades
zitten is dit (ook in hun eigen leer) niet mogelijk (Opb.20:13,14).

7.3 DE WAARDE VAN HET VLEES

In de Thora staan ongeveer 50 soorten offers beschreven. Het is niet onze bedoeling daarop
in te gaan. Wel belangrijk is te weten dat de lichamen van de offerdieren zeer verschillend
behandeld werden. Bij een vredesoffer dienden bepaalde delen van het offer als een beweegoffer,
andere delen werden gegeten door de priesters en (of) dezen die het offer gebracht hadden
(Lev.7:29-34 / Deut.12:6,7).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 366

Bij sommige zondeoffers werden delen van het offer verbrand op het brandofferaltaar, of
buiten de legerplaats (Lev.4:7-12). Bij andere zondeoffers werden bepaalde delen van het dier
gegeten (Lev.6:25,29). Bij brandoffers, zoals de naam reeds zegt, moest het offer verbrand worden,
geheel of gedeeltelijk. Wanneer Jehovah’s Getuigen in ‘Hulp tot begrip van de Bijbel’, deel 6, 1989,
blz.1124 zeggen: “Als brandoffer gaf Jezus zichzelf geheel en al, volledig” dan hebben ze een
totale vernietiging van het offer op het oog. Maar zelfs dat is in strijd met hun verdere uitleg: zo
werd de huid nooit verbrand, de veren van een vogel en zijn krop of drek van het dier, ook
ingewanden werden eerst gewassen. Trouwens Christus is NOOIT direct vergeleken met een
brandoffer in de Schrift; niet in het OT en niet in het NT. Wel met een paasoffer en dat was een
offer dat niet verbrand maar gegeten werd. We mogen ook niet al te snel blijven hangen in het
materialistische vlak van een offer of onze problemen bij het vergelijken van OT en/met het NT
stapelen zich op.

Deze offers der Joodse bedeling waren voorafbeeldingen. Ook het paasoffer was dit (1
Cor.5:7) hoewel dat offer geen zonden vergaf. Dit volgens het basisbeginsel dat “de wet slechts
een schaduw heeft der toekomstige goederen” (Heb.10:1-10). Het paasoffer in Israël is het
bevrijdingsoffer dat de uittocht uit Egypte bezegelt. Zo is het offer van Christus datgene wat
bevrijding uit zonde en dood zal bezegelen (Jes.53:7 / Joh.1:29,36). De gelijkenis die er is tussen
het brandoffer uit het OT en het offer van Christus vanuit typologisch inzicht geeft J. Barton Payne
als volgt weer: “1°) De plaatsvervangende dood van Christus voor de verlossing van zondaars (2
Cor. 5:21). 2°) Zijn totale zelfopoffering (Ps.40:8, vergelijk Luc.2:49 en Mat.26:39). Zijn op een
rechtvaardige wijze vervullen van de wet (Mat.3:15)” (‘The theology of the Older Testament’,
Zondervan, 8st druk 1975, blz.526).

De Getuigen van de Wachttoren merken hierbij op: “Jezus volmaakte menselijke leven,
met alle eraan verbonden rechten en vooruitzichten, werd in de dood afgelegd en niet meer
teruggenomen, want hij werd niet als een mens van vlees en bloed, maar als een onsterfelijk
geestelijk schepsel opgewekt (1 Cor.15:50 / 1 Pet.3:18). Het geofferde menselijke leven van Jezus
Christus bleef derhalve verlossende, of loskopende, kracht bezitten” (‘DE WACHTTOREN’ van 15
maart 1990, blz.4, wij onderlijnen in de tekst). Dit is echter een oppervlakkige en niet Bijbelse
redenering.

Wanneer Christus het laatste avondmaal viert zegt Hij: “Want dit is het bloed van mijn
verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden” (Mat.26:28). Het bloed is de
zegel van het verbond. Christus heeft door Zijn dood deze offers op tegen-beeldige wijze vervuld.
Maar daaruit besluiten, zoals de WT doet, dat Zijn lichaam daarom: “uit de weg geruimd” (‘Dingen
waarin God onmogelijk kan liegen’, blz.355) moest worden, gaat wel ver. De WT zegt: als
tegenbeeld van de offers voorgeschreven in het oude verbond. Maar waarom dan? Veel offers
werden verbrand. Is het lichaam van Christus door God verbrand? Andere lichamen van offers
werden gegeten. Heeft God het lichaam van de Heer gegeten? Of hebben anderen het gegeten? Is
zulk een kannibalisme toegestaan door Gods wet? Dit en nog andere vragen blijven vraagtekens
voor Jehovah’s Getuigen, omdat ze de werkelijkheid van hetgeen geschiedde en het beeld niet uit
elkaar houden.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 367

Nog een andere redeneerfout

De gedachtegang van de WT over het lichaam van dieren = het lichaam van Jezus is
bedroevend. Jezus is een denkend, medelevend, liefdevol, Zichzelf offerend persoon wanneer Hij
zich geeft voor de mensheid. Dieren ondergaan het offeren. Veel van de offers beschreven in het
boek Leviticus berusten niet op echte geboden in de zin zoals de tien geboden het zijn. Offeren is
in veel gevallen een vorm van danken. God heeft de voorzieningen getroffen die daarvoor nodig
zijn, de tent der samenkomst (later de tempel), de priesters, de levieten, en zo verder, maar het
offer zelf moet op vrijwillige basis gebeuren. Dit is aangegeven in de tekst van de Schrift zelf waar
staat “indien” of “wanneer” gij de Here een offer brengt doe het dan, zo en zo (Lev.1:2,3,10,14 /
2:4,5,7 / 3:1,6,7,12 enz.). Dat doet ook een christen die zich offert aan God in gebed en dankzegging
(Rom. 12:1 / 1 Cor.13:3), zonder echt te sterven.

Jehovah’s Getuigen geven hun lezers eens de raad: “lees niet méér in bijbelteksten dan er
staat” maar deze regel passen ze zelf meestal niet toe (‘DE WACHTTOREN’ van 15 jan. 1992,
blz.21).

En ooit schreef de WT over het begrip rantsoen: “Soms kan echter aan de gerechtigheid
voldaan worden als er een equivalent wordt aangeboden in plaats van strikte straf” (‘DE
WACHTTOREN’ van 15 febr.1991, blz.12). Dat roept bij ons een vraag op. Kan dan niet het bloed
en alléén het bloed van Jezus geofferd volgens Gods plan, géén genoegdoening zijn in het kader
van Gods gerechtigheid (1 Pet.1:18,19)?

De WT zal zeggen: dat bedoelen we niet in dit artikel!

We lossen dit dilemma voor het overgrote deel op wanneer we weten dat gans de leer van
Jehovah’s Getuigen over de “onzichtbare tegenwoordigheid” = “Wederkomst” van Jezus sinds
1914 dan in het gedrang komt. En hun commentaren op de boeken van Jesaja, Ezechiël, Daniël en
Openbaring verkeerd blijken te zijn. Hun theologie valt dan in elkaar als een kaartenhuisje! Men
wil dat dus niet aannemen!

7.4 JEZUS STERFT VOOR ONS

Zonder in grote details te treden willen we toch de hoofdlijnen over de leer van het
rantsoen zoals Jehovah’s Getuigen dit leren onderzoeken. Want dat bepaalt ook hun visie op de
opstanding van Christus. Vooraf dit, Jezus sterft niet zomaar. Het is door God vastgesteld op welk
tijdstip het offer gebracht wordt volgens o.a. Mat.26:2 / Joh.7:6 / 12:23.

In hun publicatie ‘Vergewist u van alles’, de versie uit 1958 vinden we onder de hoofding;
“Rantsoen” als definitie: “nauwkeurig overeenkomende prijs noodzakelijk voor de verloren
gegane menselijke levensrechten” (blz.298). In de vernieuwde uitgave van 1970 is de hoofding
“Rantsoen” vervallen en vervangen door “Losprijs”. Daar is de definitie: “Prijs die betaald is voor
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 368

bevrijding van slavernij aan zonde en dood” (blz.290), en de “losprijs komt overeen met
volmaakte menselijke leven dat Adam verloor” (blz.291). Vooral op dat laatste ligt bij een Jehovah
Getuige het accent: “de vervanging moest exact kloppen (...) Deze voorschaduwde losprijs moest
het exacte equivalent zijn van Adam (...) de exact gelijke aan Adam (...) overeenkomstige losprijs”
(‘DE WACHTTOREN’ van 15 febr.1991, blz.12,13, wij onderlijnen in de tekst). Deze voorstelling van
het offer van Christus is niet Bijbels.

Jehovah’s Getuigen geven éénmaal toe dat Christus stierf voor alle mensen en hen heeft
losgekocht (behalve Adam? en Eva?), maar dat is een witte raaf in hun literatuur. Dit citaat is het
volgende en we hebben geen ander gevonden in die aard: “Jezus was dus inderdaad een
“overeenkomstige losprijs” waarmee echter, niet de ene zondaar Adam werd losgekocht maar
wel de gehele mensheid die van Adam afstamt? Hij kocht hen terug, zodat ze zijn gezin konden
worden, en hij deed dit door de volle waarde van zijn loskoopoffer aan de God van absolute
gerechtigheid in de hemel aan te bieden” (‘Hulp tot begrip van de Bijbel’, deel 6, 1989, blz.971,
wij onderlijnen in de tekst). Maar dat zal van een overijverige schrijver komen, het is niet wat ze
van dag tot dag prediken. Losgekocht worden volgens hen slechts; de 144.000, de grote schare en
wie goedgekeurd is na de 1000 jarige regering zoals uit dit artikel blijkt. Dus niet alle goddelozen!
Dat zijn blijkbaar geen kinderen van Adam! In elk geval worden ook enkele miljarden mensen die
sterven in de komende oorlog van God, Armageddon, niet opnieuw opgewekt uit de dood en
blijven voor eeuwig dood. Over dezen zegt de WT: “Als ze intussen niet door andere oorzaken
sterven, zal de vrees inboezemende dag van Jehovah hen beslist overvallen, net als een
catastrofale vernietiging in de Vloed een eind maakte aan een goddeloos geslacht in Noach’s
tijd” (‘DE WACHTTOREN’ van 1 maart 1997, blz.19).

Aan de basis van hun rantsoenleer staat de definitie van het begrip “antilutron” uit een
Grieks lexicon begin jaren 1800. (De Griekse U is uit te spreken als Y). We citeren uit ‘DE
WACHTTOREN’ van 15 juni 1992, blz.5: “In de Greek and English Lexicon to the New Testament
door Parkhurst wordt hierover gezegd: “Er wordt terecht een prijs door aangeduid waarmee
gevangenen uit de hand van de vijand worden losgekocht, en dat soort ruil waarbij het leven van
de een wordt losgekocht met het leven van de ander.”

Sinds C.T. Russell, stichter en geestelijke vader van de moderne Jehovah’s Getuigen, is dit
citaat grond voor hun bewering dat Christus de plaats inneemt van de Oude Adam. Christus
koopt terug wat Adam heeft verloren en moet dus zijn plaats innemen.

Dat “lezen” we zelf niet in ons eigen exemplaar van Parkhurst (een latere herdruk). Indien
deze schrijver dat zou beweren dan is dit reeds strijdig met de drie teksten waar “anti” en “lutron”
samen gebruikt worden. Die drie teksten zijn het totaal van de combinatie van deze twee woorden
in het NT. Niet Adam, de Oude, wordt volgens deze teksten vrijgekocht, maar het zijn:

Mat.20:28 : “een losprijs voor velen”, of


Marc.10:45 : “als losprijs voor velen”, of
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 369

1 Tim.2:6 : “een losprijs voor allen”.

Maar we lezen ook dit bij C. Bouma zegt in zijn commentaar op de brieven aan Timotheüs.
“Antilutron is niet een lutron in de plaats van een ander lutron, maar een lutron, in de plaats van
en dus vóór een ander betaald (…) dat dat lutron ten bate van die anderen is betaald en hun ten
goede komt (…) plaatsvervanging door zijn bloed en zijn dood” (Uitgeverij H.A. van Bottenburg,
1942). H. Ridderbos geeft als definitie van het woord: “losprijs, welke iets anders moet vervangen”
(‘Pastorale brieven’, Kok, 1967, blz.76).

Er zijn meerdere termen die in verband met Jezus gebruikt zijn. Dus als we hem een “offer”
noemen is dat niet denigrerend. Kijk eens deze tabel in dat verband!

Griekse voorzetsels

Dus is er géén vervanging in die drie teksten van een “Nieuwe Adam” in plaats van een
“Oude Adam.” Géén ruil van de één voor de ander, maar de dood van Jezus staat in vervanging
voor allen/velen. En dat Parkhurst twee citaten geeft van klassieke Griekse schrijvers die “lutron”
als een equivalente losprijs beschrijven (Hyperius en Aristoteles) bewijst niets (in bijvoorbeeld
‘Insight on the scriptures’, volume 2, 1988, blz.736).

We citeren Inzicht in de Schrift, deel 2 bij het begrip LOSPRIJS, blz.217


“Parkhurst citeert Hyperius als volgt: „Er wordt terecht een prijs door aangeduid waarmee
gevangenen uit de hand van de vijand worden losgekocht; en dat soort van ruil waarbij het leven
van de een wordt losgekocht met het leven van de ander.” Hij besluit met te zeggen: „Aristoteles
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 370

gebruikt het werkwoord [an·ti·lu′tro·o] daarom voor het loskopen van leven met leven” (Londen,
1845, blz. 47).”

Er zijn echter tientallen voorbeelden aan te halen dat het Grieks van het Nieuwe Testament
niet altijd eenzelfde betekenis heeft als dezelfde woorden bij de klassieke Grieken. Er zijn zelfs een
dertigtal woorden door schrijvers van het Nieuwe Testament uitgevonden die niet in het klassiek
Grieks gekend zijn. Men zou moeten bewijzen dat het woord in het NT dezelfde betekenis heeft
als bij de Grieken. Dat kan Parkhurst niet waar maken voor “anti” en ook Jehovah’s Getuigen
kunnen dat niet. De nadruk van het NT ligt zelfs op andere woorden. De WT zal trouwens ook niet
toegeven dat “psuche” = “ziel” en “hades” = “dodenrijk” (slechts twee voorbeelden) in het
Klassiek Grieks dezelfde betekenis hebben als het Grieks dat de Schrift gebruikt. Waarom “lutron”
wel? Trouwens waarom dan slechts één van de definities uitverkiezen boven al de andere!

Wij vinden in het NT meestal dat Christus “voor” (Grieks “huper”) = “ons, velen, allen, de
wereld” is gestorven maar nooit of nimmer “in de plaats van” of “voor” Adam alléén. Zie
Marc.12:24 / Joh.6:51 / 10:11 / 11:51 / Rom.5:6,8 / 8:32 / 14:15 / 1 Cor.5:7 / 11:24 et cetera. Er
staat zelfs in Gal.2:20 de uitdrukking: “die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft
overgegeven.” Indien Hij stierf voor Paulus, stierf Hij dan niet voor Adam of anderen? Maar in
datzelfde schrijven aan de Galaten zegt hij dat Christus toch ook “voor (huper) ons” gestorven is
(Gal.1:4). Jezus is “voor (huper) ons een vloek” geworden (Gal.3:13).

Een tweede belangrijk woord is “peri” dat ook als “voor” te vertalen is. De Heer stief; “voor
(peri) de zonde” (Rom.8:3), “voor (peri) de zonden” (1 Pet.3:18), “voor (peri) onze zonden (...)
maar ook voor die der gehele wereld” (1 Joh.2:2 / 4:10). In Mat.26:28 vinden we “peri” en in
Luc.22:19,20 “huper” voor dezelfde situatie, het zijn dus synoniemen. En nog een derde woord in
verband met het offer van Christus is “dia” (slechts éénmaal in dit verband) uit Rom.4:25:
“overgeleverd om (dia) onze overtredingen.”

Ook déze woorden gebruiken Jehovah’s Getuigen als een speelbal van hun theorie want ze
nemen “de dood van de dood” niet serieus. Het komt erop neer dat men zijn eeuwig leven zelf
door eigen werken zal verdienen, en zo heeft men de genade van God over de zondaar
uitgeschakeld. Hun argument is dan als volgt: “Om de dood teniet te doen, zou het daarom nodig
zijn datgene teniet te doen wat de dood veroorzaakt: de zonde. Doordat de gehoorzame
mensheid van het laatste spoortje van de zonde bevrijdt wordt, zal de dood zelf zijn macht
verliezen en vernietigd worden. Dit zal tijdens de regering van Christus volbracht worden (1
Kor.15:2426). Daardoor zal de dood die door Adams overtreding over de mensheid gebracht is
“niet meer zijn” (Rom.5:12; Opb.21: 3,4)” (‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, 1995, blz.515). De Schrift
zegt echter, klaar en duidelijk, dat Christus door zijn verlossend bloed de dood en Satan heeft
overwonnen. Indien één persoon niet opstaat in de opstanding dan is de dood nog niet
overwonnen. Maar dat is te moeilijk, of absoluut onmogelijk voor een Jehovah Getuige. Dat is
trouwens ook duidelijk in 1 Cor.15:24-26 hoewel de WT deze tekst ter ondersteuning van hun leer
aanhalen. Zie ook 1 Cor.15:57 / Eph.1:18-23 / Heb.2:14 / Opb.21:5-8.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 371

Het zou goed zijn dat u in uw gesprekken met Jehovah’s Getuigen tracht uit te maken wat
ze bedoelen met: “het rantsoen zal aangewend worden voor al dezen voor wie het gegeven was
(...) Jezus gaf aan dat zijn werkelijke toepassing gelimiteerd zou zijn” (‘Insight on the Scriptures’,
deel 2, blz.791). Want volgens hun leer kwam Jezus in de plaats van Adam en al zijn
afstammelingen. Adam zelf (ook Eva) krijgt géén opstanding. Hun uitleg is een twistpartij met de
Schrift. In de Schrift is niemand uitgesloten van de komende opstanding. Hun leer komt zeer
waarschijnlijk van de Christadelphians die ook leren dat enkele mensen uitgesloten zijn van de
opstanding. Historisch zijn de banden van C. T. Russell en de Christadelphians groot, denk maar
aan de Diaglott, een Grieks-Engelse vertaling die Jehovah’s Getuigen uitgeven. Dat is het werk van
de Christadelphian, Benjamin Wilson. Schrijver Henry Sulley, een Christadelphian, zegt:
“Resurrection from the dead is not universal” = “De opstanding uit de doden is niet universeel.”
(‘The temple of Ezekiel’s prophecy’, The Christadelphian Publishing Office, 1956, blz.312). Hij geeft
Jer.51:56,57 / Dan.12:2 / Joh.3:36 / 6:40 ter ondersteuning, maar zelfs de WT verwijst niet naar
deze. Die teksten bewijzen dat niet. Dan.12:2 geeft trouwens duidelijk een universele opstanding
aan, op zijn minst voor het gehele Joodse volk.

Dat wil zeggen dat Jehovah’s Getuigen vanuit een totaal verkeerde voorstelling van het
offer van Christus hun theologie bedrijven. Temeer omdat in zowel het OT als het NT er
duidelijkheid is dat “anti” niet altijd - ja zelfs bijna nooit - een equivalent van dezelfde waarde wil
aangeven. Het kan zowel meer als minder zijn. Hier volgen enkele voorbeelden.

7.5 BETEKENIS VAN “ANTI”

Op een bepaald moment komt een belastingontvanger in de nabijheid van Christus om te


weten of hij wel zijn hoofdgeld (belastingen) heeft betaald. Op wonderbare wijze laat Hij Petrus
een vis vangen. Uit zijn muil haalt Petrus een zilverstuk. Dan zegt Jezus: “Neem dat en geef het
hun voor (anti) Mij en voor u” (Mat.17:27). Moeten we dan vanuit de leer van een Jehovah Getuige
zeggen dat een zilverstuk het “exact equivalent” is van Jezus + Petrus. Zoiets is toch absurd! Zijn
ze nu echt, in waarde, samen niet méér waard dan dat éne zilverstuk?

We zien in een voor de leden van de WT bestemde brochure uit de jaren 1960, ‘Bijbelse
onderwerpen voor gesprekken’ onder n°37 (blz.22) de verwijzing naar Deut.19:21 als bewijs dat er
voor Adam een “equivalent” nodig is om als rantsoen te dienen. We lezen daar: “Gij zult hem niet
ontzien: leven om leven, tand om tand, hand om hand, voet om voet.” Beweren Jehovah’s
Getuigen dan dat de uitdrukking “oog om (anti) oog” in Deut.19:21 en Mat.5:38 wil zeggen, dat
wie het oog uitsteekt van iemand eenzelfde equivalent, dus zijn eigen oog in de plaats geeft?
Dergelijke operaties waren nog niet uit te voeren toen deze woorden zijn opgetekend. En Jezus
zegt dat het onder zijn discipelen zo niet zal zijn (vers 39). We mogen: “géén kwaad met (anti)
kwaad vergelden.” Dit beginsel staat ook nog eens in 1 Thes.5:15 en ook 1 Pet.3:9. Dat wil zeggen
dat hetgeen wet was voor Israël, niet meer geldend is voor de volgelingen van Jezus. Jezus vraagt
zijn discipelen niet meer af te rekenen met equivalenten, maar met liefde en barmhartigheid. Een
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 372

hogere en absoluut totaal andere wet, dan de wet van Mozes (Mat.5:43,44 / Marc.11:25).
Deut.19:21 is dus geen absolute ondersteuning voor de rantsoenleer van de WT.

R. S. Mc.Conell schrijft in zijn doctorale scriptie (Basel, 1964) over Mat.5:38 als volgt: “Er
zijn in het OT verzen die de geest van vergelding verbieden Zeg niet: Zoals hij mij deed, zo zal ik hem
doen; ik vergeld de man naar zijn doen (Spr.24:29) (...) En ook Lev.19:18 / Spr.20:22 / 25:31
weerleggen zo een zienswijze (...) Jezus heeft dit principe volledig afgeschaft, en heeft in plaats
daarvan een ethiek gebracht zonder wraak of zonder vergelding. Hij heeft in werkelijkheid een
nieuwe gedragsregel in de plaats gesteld van de wet van de vergelding en de wetten aan die norm
gekoppeld (...) Zoals Paulus het later verklaarde, geen kwaad met kwaad te vergelden (Rom.12:17),
maar het kwade te overwinnen door het goede (Rom.12:21)” (‘Law and prophecy in Matthews
gospel’, Friedrich Reinhardt Kommisionsverlag, Basel, 1969, blz.65).

Waarom zou Christus moeten sterven volgens een Oud Testamentisch principe, (= leven
voor leven), wanneer de belangrijkste wet in het NT deze van de liefde is? En volgens de woorden
van de Heer is liefde zelfs de belangrijkste wet uit het OT (Mat.22:34-40)!

Ook in het OT is er geen sprake van equivalenten in de meeste gevallen. Volgens Ex.13:
12,13 moeten de eerstelingen van mens of dier gelost of afgekocht worden van YaHWeH. Er moet
een “losprijs” voor betaald worden. Eerstelingen van het mannelijk geslacht worden gelost met
het offer van een lam. Dus géén overeenkomstige prijs. Want overeenkomstig zou zijn; dat het ene
leven van zijn zoon door een ander levend mens, ook een zoon, gelost zou worden (zie Ex.13:14-
16). Van onrein vee zal bijvoorbeeld de waarde geschat worden door de dienstdoende priester en
daaraan toegevoegd één/vijfde (Lev.27:27). Dus geen exacte lossing. Een ezel moet gelost worden
met het offer van een stuk pluimvee (Ex.13:13). En in de praktijk van het dagelijks leven (niet
volgens de wet) zal een dief die betrapt wordt, wat hij ontvreemd heeft, niet gewoon alles
teruggeven maar zevenmaal vergoeden (Spr.6:30). De alledaagse Jood heeft dus géén gelijk
muntsysteem, géén oog om oog en tand om tand. Volgens de wet zal een dief “dubbel” vergoeden
van wat hij heeft weggenomen (Ex.22:7,9). En daarom geven Jehovah’s Getuigen ook
schoorvoetend toe dat het Hebreeuwse woord voor losprijs ook: “niet altijd een tastbare prijs” is
(‘Hulp tot begrip van de Bijbel’, deel 6, 1989, blz.968,969). De voorbeelden die ze hierbij aanhalen
zijn trouwens een goed argument tegen hun eigen leer. Want daaruit blijkt dat God verlost op een
unieke wijze en die is afhankelijk van de omstandigheid, dus niet volgens één beginsel, maar
variërend.

De eerstgeborenen van onreine dieren worden losgekocht aan: “vijf sikkels van de heilige
sikkel” maar van reine dieren moeten de eerstgeborenen niet losgekocht worden (Num.18:15-17).
Het is géén gelijke losprijs. En nog een voorbeeld. Toen de Levieten losgekocht werden uit de zonen
van Israël voor hun dienst aan YaHWeH was hun prijs per hoofd slechts vijf sikkels (Num.3:46-48).
Dat is tienmaal goedkoper dan een andere Jood tussen 20 en 60 jaar en zesmaal goedkoper dan
een eerstgeboren vrouw (Lev.27:3-6). God zelf bepaalt de waarde. En die is NIET gebaseerd op wat
uit de leer van Jehovah’s Getuigen zou moeten blijken. Illustraties uit hun publicaties van een
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 373

ouderwetse balans met Adam aan de ene kant in evenwicht gehouden door Christus aan de andere
kant is een on-Bijbelse theologie volgens o.a. in ‘DE WACHTTOREN’ van 15 febr. 1991, blz.10.

Dat is niet consequent en klopt ook niet met wat ze verder leren. Indien we op dezelfde
wijze redeneren (vanuit hun standpunt) dan kunnen de 144.000 niet losgekocht worden van de
aarde om hemels leven te ontvangen. Adam had volgens hun leer immers aardse voorrechten
verloren, maar geen hemelse.

Christus kan dus géén hemelse voorrechten loskopen of de prijs ervoor betalen. Dan zou Hij méér
vrijkopen of iets anders verlossen dan datgene wat Adam heeft verloren. [Als we de hemel in dit
verhaal moeten lezen, gaat het om een supplement van God aan de oorspronkelijke belofte!]

En nog een ander punt. Christus heeft het offer dat hij gebracht heeft ook gebruikt in de
verwerving van de nieuwe hemel. Want ook de opstand die was ontstaan in de hemel is door de
dood en opstanding van Christus teniet gedaan. Alle demonische krachten zijn hem nu reeds
onderworpen (Eph.1:20,21 / Phil.2:9,10 / Col.2:15 / Heb.1:4). Ook hier koopt Christus iets terug
dat niet kan volgens de leer van de WT. De Verlosser is niet gekomen om demonen te verlossen en
om in hun plaats verzoening te doen.

Laat ons ook nog een kleine opmerking maken, waar we niet verder op ingaan maar
belangrijk is in het geheel. Eigenlijk lopen er twee beelden door elkaar wanneer de redding van de
mensheid beschreven wordt. Eén beeld is dit van de prijs, waar de nadruk ligt op een bepaalde
prijs die gegeven is voor de mensheid. Zoiets als de bepaling van de marktwaarde. Daardoor zijn
wij vrijgekocht en in dit beeld “slaven” geworden van de Heer die ons gekocht heeft (1 Cor.6:20 /
7:22,23). We zijn eigendom geworden van onze Vrijkoper en dus mag Hij met ons doen wat Hij wil.
Wij zijn hem tot eigendom geworden. Het tweede beeld is dat van verzoening en heeft te maken
met vergeving en vrijstelling op basis van barmhartigheid. Wij zijn: “thans door zijn bloed
gerechtvaardigd, door Hem behouden” (Rom.5:9). Door deze vrijspraak worden we geen slaven
maar vrije mensen. Zijn offer was een offer uit liefde voor de mensheid (Gal.1:4 / 2:20 / Eph.5:2,25
/ 1 Tim.2:6 / Tit.2:14).

7.6 ADAM, BEELD VAN DE KOMENDE

De gedachte van een volledige overeenkomstigheid tussen Adam en Christus zoekt een
Jehovah Getuige ook in Rom.5:12-19. Dat er tussen deze twee personen overeenkomsten bestaan
is niet te betwisten. Maar er zijn ook vele diametraal tegenover elkaar gestelde tegenstellingen,
parallelle antithesen en deze zijn het die het belangrijkste argument vormen van Paulus.

Zo zien we in het sleutelwoord “één”, van dit Bijbelgedeelte, zowel gelijkenis als verschil in het
werk en handelen van Adam en Christus. Dit woord, 12 maal in deze verzen, geeft te kennen dat:
1°) Door één mens, de zonde en dood over alle mensen gekomen is (verzen 12, 15,19).
2°) Eén daad van overtreding en ongehoorzaamheid door Adam voor alle mensen zijn conse-
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 374

quenties had (verzen 15-19).


3°) Door één mens Jezus Christus genade en rechtvaardiging verkregen kan worden voor velen
(verzen 15-19).
4°) Eén daad van gehoorzaamheid en gerechtigheid van Christus zijn consequenties heeft voor de
rechtvaardigen (verzen 15-19).

Een eerste vraag waar antwoord op gegeven moet worden is deze: Hoe kan de zonde van
één mens gerekend worden als de zonde van anderen? Nu wist Paulus wel dat Eva als eerste
gezondigd heeft want hij vermeld dit zelf in 2 Cor.11:3 / 1 Tim.2:14. Waarom dan geen vergelijk
Eva-Christus in dit gedeelte? Omdat Adam hoofd van de schepping is en de val van de mensheid is
met hem begonnen, niet door Eva. De overtreding van Adam had een universeel gevolg, de dood.
Nu is het duidelijk dat Paulus, hier niet spreekt over erfzonde als zedelijk bederf. We kunnen
hiervoor geen bewijs vinden in dit Bijbelgedeelte. In verzen 13, 14 is het duidelijk. Daar zegt de
apostel dat in de periode van Adam tot aan het geven van de Wet aan Mozes mensen onder de
heerschappij der dood leefden. En toch hadden ze niet gezondigd op een gelijke wijze als Adam.
Want Adam overtrad Gods gebod, dezen niet gezien ze zo geen gebod hadden ontvangen. Hun
dood berust niet op zo een zonde, want zonde wordt niet toegerekend als er geen wet is, maar
hun dood gaat terug tot Adam die in dat verband zondigde.

Historisch zou het ook niet te verantwoorden zijn te zeggen dat dit een werkelijk zondigen
is. Want in het geval van de vroegtijdige dood van een kind kan er van geen persoonlijk zondigen
gesproken worden. Die dood is er echter door Adam en niet het kind. Adam heeft voor zichzelf én
zijn nakomelingen de dood op de hals gehaald. De dood is er dus in de eerste plaats vanwege onze
verbondenheid met Adam. Over persoonlijke zonde spreekt deze perikoop niet. (Zie commentaren
van H. Ridderbos en Greydanus op Romeinen, alsook G. C. Berkhouwer’s ‘De Zonde’ deel 2, Kok,
blz.291. Vooral echter H. Ridderbos, ‘Paulus’, par.16 en 23 bij Kok, Kampen). Dus wordt de zonde
van Adam en de straf daarop (de dood) gerekend als ons zondigen. De éne zonde van de éne
zondaar is de grond waarop velen veroordeeld worden zoals Rom.5:15 zegt. We lezen in 1
Cor.15:22 dat allen in Adam sterven. We erven als nakomeling van Adam niet zijn persoonlijke
zonde. Wel wordt ons de straf (de dood) aangerekend voor zijn zondigen. Dát berust op een Bijbels
principe van plaatsbekleding. Een voorbeeld ter illustratie hiervan is Heb.7:9,10. Daar is gezegd:
“Ja, om zo te zeggen, is zelfs Levi, die tienden heft, door Abraham aan het tiendrecht (van een
ander) onderworpen, want hij was nog in de lendenen van zijn vader, toen Melchisedek deze
tegemoet kwam” (N.B.G.) Deze geschiedenis gaat terug tot Gen.14:17-20. Abraham, een verre
voorvader van Levi betaalde tienden aan Melchisedek en op die wijze betaalde als het ware Levi
deze zelf. Om zo te zeggen is dan ook de straf (de dood) van Adam onze straf. Hij had als stamvader
de plaatsbekledende functie van allen die in zijn lendenen waren (vergelijk Hos.6:7).

Gehoorzaamheid

Het plan van redding zoals God het openbaarde in Zijn woord is dan dit:
1°) De mens kan zichzelf niet redden, Rom.3:23.
2°) God voorziet in Zijn Zoon als Redder, Joh.3:16.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 375

3°) Christus gehoorzaamd de wet in onze plaats, Rom.5:14,18,20,21.


4°) We worden gered door geloof in de naam van Christus, Hand.4:12.

Deze daad van gehoorzaamheid van de Christus, dat zijn ganse leven omvat, heeft voor de
gelovige grootse voordelen. Zo zegt Paulus: “Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus
gedoopt zijn, in zijn rom.6 gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood,
opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in
nieuwheid des levens zouden wandelen. Want indien wij samengegroeid zijn met hetgeen gelijk
is aan zijn dood, zullen wij het ook zijn (met hetgeen gelijk is) aan zijn opstanding; dit weten wij
immers, dat onze oude mens medegekruisigd is, opdat aan het lichaam der zonde zijn kracht zou
ontnomen worden en wij niet langer slaven der zonde zouden zijn; want wie gestorven is, is
rechtens vrij van de zonde” (Rom.6:3-7, vergelijk met Col.2:10-12 / 3:1,4 / Eph.2:5,6).

Greydanus zegt over deze tekst: “Nu ging Christus in den dood om de zondeschuld der Zijnen
te betalen, en om de zondemacht te niet te doen; Door den doop met Hem in zijnen dood
verbonden, zijn dus ook zij van de zonde losgemaakt niet alleen naar hare schuld, maar naar haar
macht”, ‘Kommentaar op het Nieuwe Testament, Romeinen’ blz.295.

H. Ridderbos merkt op: “De doop verbindt de gelovigen aldus met Christus, dat hetgeen
eenmaal met Christus is geschied ook op hen van toepassing is (…) Christus’ dood en opstanding
heeft voor degenen, die in Hem begrepen zijn een daarmee overeenkomende betekenis. Dit is niet
slechts een zaak van hun wil en hun daad. Dit is vóór alles een zaak van in Hem ingelijfd en begrepen
zijn”, ‘Kommentaar op het Nieuwe Testament, Romeinen’ blz.126,127.

Art.23 van de Nederlandse geloofsbelijdenis zegt dan ook: “En daarom houden wij dit
fundament altijd vast, Gode al de eer gevende, ons vernederende en bekennende zodanigen als wij
zijn, zonder iets van onszelf of van onze verdiensten te vermeten, steunende en rustende op de
gehoorzaamheid des gekruisigden Christus alleen, dewelke onze is, wanneer wij in Hem geloven”.

Een ander voorbeeld van Typologie;


Izaak en Christus
ONDERWERP Izaak Jezus
Eniggeboren Zoon Gen.22:2 Joh.3:16
Geofferd op een berg Gen.22:2 Mat.21:10
Belang van een ezel Gen.22:3 Mat.21:2-11
Twee mannen gaan mee Gen.22:3 Marc.15:27
Driedaagse reis Gen.22:4 Luc.24:13-21
Zoon draagt het hout Gen.22:6 Joh.19:17
God zorgt voor een offerdier Gen.22:8 Joh.1:29
Zoon geofferd op het hout Gen.22:9 Luc.23:33
Een Ram als offer Gen.22:13 Joh.19:2
Het zaad is veelvoudig Gen.22:17 Joh.1:12
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 376

Abraham ging naar beneden Gen.22:19 Luc.23:46


Een mooie bruid Gen.24:16 2 Cor.11:2
Geeft 10 giften aan bruid = de volheid Gen.24:10 Rom.6:23 / 1 Cor.12

7.7 ALS BESLUIT

Waarom zo tegenstribbelen

‘De dode Christus’ van Andrea Mantegna schilderij rond 1480-90

De WT zit verstrikt in zijn zelfgemaakte netten en geraakt er voorzeker nooit meer uit. Zie
enkele goede aantekeningen in Girdlestone, Synonyms of the Old Testament hoofdstukken 11 en
12 en Trench, Synonyms of the New Testament, par.82. Hierbij de lijst zoals “anti” gebruikt wordt
in het NT volgens de NBG vertaling. In de vijf teksten waar een teken # is geplaatst staat het begrip
“anti” gekoppeld aan de uitdrukking “deze dingen”. Mat.2:22 (in plaats van) / 5:38 (om, 2x) / 17:27
(voor) / 20:28 (voor) / Marc.10:45 (voor) Luc.1:20 (omdat #) / 11:11 (voor) / 12:3 (daarom #) /
19:44 (omdat #) / Joh.1:16 (op) / Hand.12:23 (omdat #) / Rom.12:17 (met) / 1 Cor.11:15 (tot) /
Eph.5:31 (daarom) / 1 Thes.5:15 ( met) / 2 Thes.2:10 (omdat #) / 1 Tim.2:6 (voor) / Heb.12:2 (om)
/ 12:16 (voor) / 1 Pet.3:9 (met, 2x).

Het resultaat van dat offer


Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 377

Er zijn 4 zaken die door het offer van Christus “te niet gedaan zijn” (SV)

1°) De wet: Eph.2:15 “tenietgedaan” (HSV)


“vernietigd” Leidsche vertaling
“vernietigen” Willibrord
“weggebroken” Brouwer
“afgeschaft” Canisius
“buiten werking gesteld” NBG

2°) De dood: 2 Tim.1:10 “tenietgedaan” (HSV)


“de macht benomen” Luther
“krachteloos gemaakt” Leidsche Vert.
“ten onder gebracht” Canisius
“van zijn kracht beroofd” NBG / Willibrord

3°) De satan: Heb.2:14 “teniet te doen” (HSV)


“de macht ontnemen” Luther
“vernietigen” Leidsche Vert./Brouwer
“machteloos maken” Canisius
“onttronen” NBG / Willibrord

4°) De zonde: Heb.9:26 “teniet te doen” (HSV)


“te delgen” Leidsche Vert. / Canisius
“weg te doen” Brouwer / NBG
“weg te nemen” Willibrord

En dat verschil tussen het Oude verbond en het Nieuwe is merkbaar wanneer je het in tabel zet:

OUD VERBOND NIEUW VERBOND


GEEFT ONTSTAAN AAN
2 COR.3:14 / HEB.11:39, 40 2 COR.3:6 / GA1.6:16
Middelaar, Christus
Middelaar, Mozes Geeft ontstaan aan
Eph.1:9-10 / Lucas 24:44
Wet van Mozes Geeft ontstaan aan Wet van Christus
Bediening van leven
Bediening van de dood Geeft ontstaan aan
Heb.7:22
Bediening van de Geest Joel
Bediening van de letter Geeft ontstaan aan 2:28-32 / Hand.2:15,16 /
Joh.7:37-39
Geschreven op stenen Geeft ontstaan aan Geschreven op Harten
Verdwijnende heerlijkheid Blijvende heerlijkheid
Geeft ontstaan aan
Gal.3:17,19, 25 Eph.1:3-14 / 2:1-10
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 378

Bediening van de veroordeling Bediening van de


Ex.19:4-6 / Deut.30:15-20 Geeft ontstaan aan Rechtvaardigheid
Heb.8:11,12
Ongehoorzaam Volk Gehoorzaam Volk
Geeft ontstaan aan
(Heb.10:9) (Heb.10:10)
Als geheel kent dit volk de Als geheel kent dit volk de
Heer niet Heer
Geeft ontstaan aan
Wilden mij niet kennen Kent YaHWeh
Jer.2:8 / 4:22 / 9:3 Jer.31:34 / 24:7
Theocratie met Kerk en Staat Een geestelijke natie zonder
in één geheel, slechts enkelen énige beperking van land of
Geeft ontstaan aan
hebben de Geest, Num.11:16- stam of taal Ga1.3:29 / Opb.
17 / 1 Sam.10:1-9, 13:14 5:9 / 7:9

Het Oude Verbond met Mozes heeft een historisch begin bij de Sinaï (Joh.1:17 / Gal.3:17)
maar heeft ook een historisch einde (Mat.11:13 / Gal.3:23-25 / Heb.7:12; 8:13 / 10:19, 20). En
dat einde moeten we situeren bij de instelling van het Nieuw Verbond, met de Opstanding,
Hemelvaart en uitstorting van de Heilige Geest met Pinksteren. Dat einde is lang voorbij wanneer
je de inleiding leest van de brief aan de Hebreeën.

Tot slot de opsomming van de voornaamste modellen van verzoening zoals beschreven in
de Schrift (wij onderstrepen de Bijbelteksten):
1°) Het losgeldmodel = een OT-model. Marc.10:45: “Want ook de Zoon des mensen is niet
gekomen om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor
velen.”
2°) Het offermodel = een OT-model. Christus is het tegenbeeld van de offers van het Oude
Testament. Geleerd door o.a. M. Luther, L. Sabourin, vroegere Roomse leer. Ook genoemd de
bloedtheologie. In Rom.5:10,11 zou dit model een grond vinden: “Want als wij, toen wij vijanden
waren, met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons, zullen wij veel meer, nu wij verzoend
zijn, behouden worden, doordat Hij leeft.”
3°) Het plaatsvervangingmodel (satisfactieleer) = een NT model. Gal.3:13a: “Christus heeft ons
vrijgekocht van de vloek der wet door voor ons een vloek te worden.” Geleerd door J. Calvijn en
vele Roomse theologen sinds 1800. Variant is de mystische leer die zegt dat Christus sterft voor de
totaliteit van de mensen, zo o.a. Westcott.
4°) Substitutietheorie (Maarten Luther) = een Theologisch model. Jezus droeg als plaatsvervanger
de straf die ons toekwam en werd om die reden door de Vader als zondaar beschouwd. Ook
variante van 3.
5°) Rectorale of demonstratieleer (o.a. Grotius en de Armenianen). God toont door middel van het
offer van Zijn Zoon Zijn goddelijke gerechtigheid.
6°) Het voorbeeldmodel = een NT-model. Joh.15:3 waar staat: “Niemand heeft grotere liefde, dan
dat hij zijn leven inzet voor zijn vrienden.” Men noemt het ook het beeld van de morele invloed
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 379

bij o.a. Abelard, Bushnell, Wiersinga. Christus sterft niet voor ons maar geeft ons een voorbeeld
van wat echte liefde is en dat roept ons op tot diezelfde wederdaad.
7°) Rantsoen, Christus betaald aan God onze schuld door Zijn offer. Vooral bij de Kerkvaders.

Er is iets dat we niet begrijpen in hun leer en dat heeft te maken met de volgende aanhaling,
waarin precies gezegd wordt dat een: “volmaakte geestenzoon” het Lam Gods zal worden. In
‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, lezen we op blz.1286:
“Beproefd en tot volmaaktheid gebracht.
Jehovah God toonde een uiterst groot vertrouwen in zijn Zoon toen hij hem opdroeg naar de
aarde te gaan en de beloofde Messias te worden. Reeds “vóór de grondlegging der wereld” (1Pe
1:19, 20), een uitdrukking die wordt behandeld onder het trefwoord VOORKENNIS,
VOORBESTEMMING (Voorbestemming van de Messias), had God het voornemen opgevat dat er
een “zaad” zou zijn (Ge 3:15), de Messias, die als het Lam Gods ten slachtoffer zou worden
gebracht. Het bijbelse verslag vermeldt echter niet op welk tijdstip – tenzij ten tijde van de
opstand in Eden of op een later ogenblik – Jehovah de specifieke persoon die voor het vervullen
van deze rol was uitgekozen, aanwees of ervan op de hoogte bracht. De vereisten, vooral dat er
in een loskoopoffer moest worden voorzien, sloten de keus van een onvolmaakt mens uit, maar
niet die van een volmaakte geestenzoon. Uit al zijn miljoenen geestenzonen koos Jehovah er één
die de toewijzing op zich zou nemen: zijn Eerstgeborene, het Woord. – Vgl. Heb 1:5, 6” (wij
onderstrepen).

Het eenvoudige antwoord is wellicht dit; wanneer je niet begrijpt wie Jezus is, kan je ook
niet echt naar waarde schatten wat Hij voor jou gedaan heeft.

Citaat van Joshua W. Jipp, Sharing in the Heavenly Rule of Christ the King Paul’s Royal Par-
ticipatory Language in Ephesians, uit “In Christ” in Paul, (M. J. Thate, K. J. Vanhoozer en C. R. Camp-
bell), Mohr Siebeck 2014, zonder voetnoten.
“God heeft u vergeven in/door de Messias” (ὁ θεὸς ἐν Χριστῷ ἐχαρίσατο ὑµῖν, Ef 4:32). ἐνΧριστῷ,
1:3; vgl. 1:4).23 God zal al zijn kosmische doeleinden op hemel en aarde “in/door de Messias”
afwerken (ἐν τῷ Χριστῷ, 1:10). God demonstreerde zijn grote macht "in/door de Messias" (Ἣν
ἐνέργησεν ἐν τῷ Χριστῷ) door de Messias aan Gods rechterhand te plaatsen (1:20). Gelovigen zijn
Gods vakmanschap geschapen in/door de Messias Jezus” (κτισθέντες ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ) voor goede
werken die God heeft verordineerd (2:10).” (Blz.256)

BIBLIOGRAFIE

Aulen Gustaf, Christus Victor, Macmillian, 1978.


Barnes A., Commentary on Romans, Baker Book House, 1949.
Beilby James and Paul Eddt, eds., The Nature of the Atonement: Four Views, IVP, 2006.
Boice J. M., Romans: The Reign of Grace (Romans 5-8, Volume 2), Baker Book House, 1992.
Burk Dennis Ray, Jr., The Meaning Of Harpagmos In Philippians 2:6: An Overlooked Datum
For Functional Inequality Within The Godhead, site van de Biblical Studies Foundation.
Een aanrader. Op internet.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 380

Carroll John and Joel Green, The Death of Jesus in Early Christianity, Hendrickson, 1995.
Carson D. A., Scandalous: The Cross and Resurrection of Jesus, Crossway, 2010.
Cole Graham, God the Peacemaker: How Atonement Brings Shalom. IVP, 2009.
Cranfield C. E. B., Romans: A Shorter Commentary, Eerdmans Publishing Company, 1985.
Demarest Bruce, The Cross and Salvation, Crossway Books, 1997.
Fluhrer Gabriel, Atonement, P&R, 2010.
Gibson David and Jonathan Gibson, eds., From Heaven He Came and Sought Her: Definite Atone-
ment in Historical, Biblical, Theological, and Pastoral Perspective, Crossway, 2013.
Hill, Charles and Frank James, eds., The Glory of the Atonement, IVP, 2004.
Hoch C. B. Jr., All Things New: The Significance of Newness For Biblical Theology, Baker,
1995.
Jeffery Steve, Mike Ofrey and Andrew Sach, Pierced for our Transgressions: Rediscovering the Glory
of Penal Substitution. IVP, 2007.
Lenski R. C. H., Interpretation of Romans, Wartburg Press, 1945.
Macleod Donald, Christ Crucified, IVP, 2014.
McDonald H. D., The Atonement of the Death of Christ, Baker, 1985.
Metzger B., The Early Versions of the New Testament Text; Their Origin, Transmission,
and Limitations, Clarendon Press, 1977.
Moo D. J., The Epistle to the Romans, Eerdmans, 1996.
Morris Leon, The Apostolic Preaching of the Cross, Eerdmans, 1955, 1980.
Morris Leon, The Cross in the New Testament, Eerdmans, 1965.
Morris Leon, The Atonement, IVP, 1983.
Morris Leon, The Epistle to the Romans, Eerdmans Publishing, 1998.
Murray J., The Epistle to the Romans, Eerdmans Publishing, 1985.
Oden Thomas, The Justification Reader, Eerdmans, 2002.
Packer J. I. and Mark Dever, In My Place Condemned He Stood, Crossway, 2007.
Peterson Robert, Salvation Accomplished by the Son: The Work of Christ, Crossway, 2011.
Reisinger J. G., Abraham’s Four Seeds: A Biblical Examination Of The Presuppositions Of
Covenant Theology And Dispensationalism, New Covenant Media, 1998
Reisinger J. G., But I Say Unto You ..., Crown Publications, Inc., 1989.
Robinson Martin, Why the Cross? Monarch, 2000.
Ryken Philip Graham, The Message of Salvation, IVP, 2001.
Seifrid Mark, Christ, Our Righteousness, IVP, 2000.
Sproul R. C., The Truth of the Cross, P&R, 2007.
Stott John, The Cross of Christ, IVP, 1986.
Shulam J., A Commentary on Romans, Messianic Jewish Publishers a division of The Lederer
Foundation, Baltimore, Maryland, Seattle Pacific University Library, 1997.
Tidball Derek, The Message of the Cross, IVP, 2001.
Torrance Thomas, Atonement, IVP, 2009.
Verduin L., The Reformers and Their Stepchildren, The Christian Hymnary Publishers, 1991.
Wedderburn A. J. M., Adam in Pauls Letter to the Romans, in Studia Biblica, 1978.
Wright, N. T., The Day the Revolution Began: Reconsidering the Meaning of Jesus’s Crucifixion,
Harper, 2016.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 381

Zens J., An Examination of the Presuppositions of Covenant and Dispensational Theology, As I


Have Loved You: The Starting Point of Christian Obedience, Studies In Theology and Ethics:,
1981
Zens J., Crucial Thoughts on ‘Law’ In The New Covenant, Baptist Reformation Review, Spring
1978, blz.7-17.
Zens J., This is My Beloved Son, Hear Him!: The Foundation For New Covenant Ethics and
Ecclesiology, Searching Together, Summer-Winter 1997.
^^^^

Een citaat van DR. H. F. Kohlbrugge, Preek. Johannes 17:7, 8, uit zijn preken
STICHTING DE GIHONBRON, deel 8. = Jezus is God en mens!

“Als het Lam Gods draagt Hij al de zonden van de gehele wereld. Al de zonden, die zolang
als de wereld gestaan heeft, met gedachten, woorden en werken ook door ons begaan zijn
en begaan worden, heeft Hij willen dragen en wegnemen. Hij is rijk aan alle schatten, zodat
Hij een losgeld opbrengt voor de Zijnen, dat tot in de eeuwigheid strekt. Dat is wat anders,
dan vijf miljard. Hij betaalt meer dan vijf miljard voor één zondaar, dien Hij vrijkoopt. Want
Hij koopt vrij van de eeuwige vloek en brengt de eeuwige zegen aan. Hij alleen heeft de
macht over graf, dood en hel. Hij is de Bezitter van de eeuwige genade, de Voltrekker van
het eeuwige Genadeverbond.

Vanwaar heeft de Heere Jezus dat alles? Ik spreek niet van Hem, dat ik zeg: ja, Hij is God.
Maar ik spreek van Hem als Middelaar en Borg. Is Hij niet geheel arm gekomen, nam Hij niet
toe in jaren, in wijsheid en in genade bij God en de mensen? Heeft Hij niet uit hetgeen Hij
geleden heeft gehoorzaamheid geleerd? Heeft Hij niet in de dagen des vleses gebeden en
smekingen met sterk geschrei en tranen geofferd? Is Hij ook niet verhoord en gered
geworden uit de angst? Vanwaar heeft de Heere Jezus dat dan?”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 382

Hoofdstuk 8

Hoe is Christus opgewekt?

En: met wat voor lichaam?

8.1 KENNEN WE DE SCHRIFT NOG NIET?

Toen de discipelen voor de eerste maal het graf waar Jezus begraven werd leeg vonden
stortte hun wereldbeeld in elkaar. Johannes merkt dit tussen de regels door op: “want zij kenden
de Schrift nog niet dat Hij uit de doden moest opstaan” (Joh.20:9,10).

Deze discipelen deelden toen nog de gedachte dat de Messias eeuwig bij hen zou blijven
(Joh.12:34). En nu was Jezus er niet meer. Hij was dus niet de ware Gezalfde. Het Koninkrijk zou
niet hersteld worden (Dan.7:14 / Jes.9:5,6). Een stervende Messias leek hen waarschijnlijk te
vreemd en de Messias van de traditie zou zichzelf wel verdedigen tegen de vijand van Israël
(Jes.53:12). Want de gedachte over de “verlosser” was in die dagen zeer levendig. Bij de
besnijdenis van Jezus was Simeon iemand die: “de vertroosting van Israël” verwachtte (Luc.2:25).
En Anna wachtte op: “de verlossing van Israël” (Luc.2:38). Jozef van Arimathéa, een lid van het
Sanhedrin, verwachtte: “het Koninkrijk Gods” (Marc.15:43). Twee discipelen op weg naar Emmaüs
leefden in de hoop: “dat Hij het was die Israël verlossen zou” (Luc.24:21).

Waarom was hun geloof zo klein? Had de Heer niet enkele malen gezegd dat Hij voor een
tijd zou heengaan. Ook Zijn eigen dood en marteling kondigt Hij meermalen aan (Mat.16:21-28 /
17: 22-23 / 20:17-19). En ook nog dit;
Joh.2:19-22 Breek deze tempel af en Ik zal hem terug opbouwen.
Joh.6:62 / 13:32 / 17:5 Jezus gaat opvaren naar de Vader.
Joh.7:33,34 Jezus gaat heen naar zijn Vader maar komt terug volgens een latere belofte
Joh.14:2,3.
Joh.7:34,36 Men kan hem niet volgen waar hij heengaat, Joden zeker niet.
Joh.8:21 Ook discipelen kunnen Hem niet onmiddellijk navolgen.
Joh.10:17,18 Hij legt Zijn leven af om het wederom op te nemen.
Joh.14:3,13,14,18-21 Bespreken allemaal werken die de Heer nog moet volbrengen over de
dood heen.
Joh.14:13,14 Hij zal onze gebeden verhoren.
Joh.14:16 Zal bij de Vader voor ons optreden.
Joh.14:23 Hij zal woning maken in de gelovige.
Joh.16:7 Hij geeft de belofte van de Heilige Geest.

Slechts wanneer Jezus opstaat uit de doden, zijn al deze dingen waar te maken. Als het
geschiedt, zal ook blijken dat Hij de ware profeet is (Deut.18:18-20).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 383

Het is voor ons allen dat Hij gestorven is en opgewekt. 2 Corinthe 5:15 HSV: “15 En Hij is
voor allen gestorven, opdat zij die leven, niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem
Die voor hen gestorven en opgewekt is.” Hoe belangrijk dit is voor de gelovige wil Paulus in Rom.6
benadrukken. We zijn “met Hem begraven” (vers 4 HSV, NBG), “met Hem één plant” (vers 5 HSV,
SV), “gelijkgemaakt aan Hem in Zijn dood” (vers 5 HSV), “geworden” (vers 4 HSV) of
samengegroeid” (vers 5 NBG), “met Hem gekruisigd” (vers 6 HSV, SV), “medegekruisigd” (vers 6
NBG), “met Christus gestorven” (vers 8 HSV, SV), “we zullen leven met Hem” (vers 8 SV). Deze
uitspraken in Romeinen 6 gaat ons verstand niet kunnen uitleggen, daar past slechts een
dankwoord bij: een echt waarachtig AMEN! Daarom mag Paulus er nog dit bij schrijven: “7
Niemand van ons leeft immers voor zichzelf, en niemand sterft voor zichzelf. 8 Want als wij leven,
leven wij voor de Heere en als wij sterven, sterven wij voor de Heere. Of wij dan leven of sterven,
wij zijn van de Heere.” (Rom.14:7,8 HSV).

Dat wil zeggen dat vijf andere uitleggingen die aan het lege graf gegeven worden moeten
uitgesloten worden:
1°) Schijndood,
2°) Bedrog van de apostelen,
3°) Visioen of hallucinatie,
4°) Wegnemen van het lichaam,
5°) De opstanding is een variatie op een of andere mythe van Dionysos, Osiris, Adonis of Attis.

Hoe fundamenteel de leer van de opstanding, in het bijzonder deze van Christus is, maakt
Paulus duidelijk aan de Corinthiërs. Daar twijfelden sommigen aan de waarachtigheid van Zijn
opstanding (1 Cor.15:12).
Indien het niet waar is: (teksten uit 1 Cor.15)
vers 14a is onze prediking zonder inhoud,
14b is ons geloof zonder inhoud,
15 zijn de eerste christenen valse getuigen,
16 is Christus niet opgewekt,
17 zijn we nog in zonden,
18 dan zijn wij verloren,
19 zijn we de beklagenswaardigste onder de mensen,
29 kan onze doop niet baten,
30-32a heeft ontbering en vervolging om Christus wil geen enkele zin,
32b heeft moraliteit geen zin.

Maar gezien de werkelijkheid van Zijn opstanding als een historisch feit moeten we:
vers 33 slechte omgang vermijden,
34a niet langer zondigen,
34b besef voor God aankweken,
34c en ons laten overtuigen van verkeerd inzicht.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 384

8.2 GODS HEILIGE ZAL GEEN VERDERF ZIEN

We willen er nu toe overgaan het Schriftbewijs te onderzoeken dat te kennen geeft waarom
het lichaam van Christus géén verderf heeft gekend. God heeft dat lichaam dus niet: “uit de weg
geruimd.”

Het moet de lezer duidelijk zijn dat het lichaam van Jezus in het graf is gelegd (Mat.27:58 /
Marc.15:43/ Luc.23:52,55 / Joh.19:31). Op zichzelf is dit al wonderlijk. Een gekruisigde heeft
namelijk niet het recht in een graf begraven te worden. Een gekruisigde gaat in een: “eerloos graf”
zonder steen of gedenkplaat (F. Josephus, Oudheden V/I/14,44).

Op Pinksteren zegt Petrus over Christus: “David zegt namelijk met betrekking tot hem (...)
Bovendien zal zelfs mijn vlees in hoop verblijven want gij zult mijn ziel in Hades niet verlaten noch
zult gij toelaten dat hij die jegens u loyaal is, het verderf ziet” Hand.2:25-27 NWV. Dit gedeelte is
een aanhaling van Ps.16:9-11 toegepast door Petrus op de opgestane Christus.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 385

Jaren later zegt de apostel Paulus dezelfde Psalm weergevend met betrekking tot Christus:
“Daartegenover staat dat hij die door God is opgewekt, het verderf niet heeft gezien” (Hand.
13:37 NWV).

In een commentaar op deze teksten zegt de WT: “In het geval van Jezus Christus werd niet
toegelaten dat zijn fysieke lichaam tot stof terugkeerde, zoals de lichamen van Mozes en David,
mannen die gebruikt waren om Christus af te schaduwen (De 34:5, 6; Han 13:35, 36; 2:27, 31).
Toen zijn discipelen vroeg op de eerste dag van de week bij het graf kwamen, was Jezus’ lichaam
verdwenen en lagen de windsels waarin zijn lichaam was gewikkeld, in het graf; ongetwijfeld
was zijn lichaam opgelost of uiteengevallen zonder eerst tot ontbinding te zijn overgegaan. — Jo
20:2-9; Lu 24:3-6.” Inzicht in de Schrift, deel 2, 2019 in het artikel “lichaam” (Wij onderstrepen).
Maar dat laat zich niet rijmen met de gegevens van de Schrift zelf. Nog moeilijker te begrijpen
wordt het wanneer ze zeggen in de eerste versie ervan dat Christus: “uit de doden opgewekt (is)
vóór het verderf” (blz.1033). Hij zou dus géén drie dagen in het graf gelegen hebben wanneer we
beide uitspraken aannemen. Hoe is dat dan te rijmen met de Schrift? Op blz.1143 van deze
publicatie lezen we nog over hetzelfde: “Naar alle waarschijnlijkheid heeft God dat lichaam dus
door een wonder verwijderd, om het niet het bederf te laten zien.”

Onder het vergrootglas

Laat ons dit even onderzoeken. Er staat duidelijk dat de Christus géén “verderf” ziet.
Handelingen 13:37 HSV: “37 maar Hij Die God opgewekt heeft, heeft geen ontbinding gezien.” In
werkelijkheid zal het verderf in een dood mensenlichaam al enkele minuten latere dat de zuurstof
niet meer werkt in het lichaam het afsterven beginnen. Citaat van
https://nl.wikipedia.org/wiki/Verrotting “Zonder toevoer van energie blijven deze nog korte tijd
leven, van enkele minuten voor zenuwcellen tot enkele dagen bij sommige bindweefselcellen.
Daarna gaan de cellen dood: de cellulaire dood, waarna het ontbindingsproces begint.”
Hieronder enkele vertalingen door anderen:

• “verderving”, SV.
• “bederf”, Lutherse Vertaling / Petrus Canisius.
• “verderf”, Leidschevertaling.
• “verderfenis”, Prof. Brouwer.
• “ontbinding”, NBG/Voorhoeve.

Het Griekse “diaphtoran”, te vertalen als “verderf” is gebruikt in deze twee citaten van
Ps.16 en het commentaar erop, namelijk Hand.2:27,31 en 13:35-37, en nergens anders in het NT.
Een synoniem “diaphthiro” bij Luc.12:35 / 2 Cor.4:16 / 1 Tim.6:5 / Opb.8:9 / 11:18.

Jehovah’s Getuigen hebben moeite met het lege graf van Christus. Ze kunnen de realiteit
daarvan niet ontlopen. We hebben daarvoor het getuigenis van de vier evangeliën. Het is een
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 386

bewijs voor de continuïteit van de persoonlijkheid en het opstandingslichaam van de Heer. Die
continuïteit is er volgens een Jehovah Getuige niet. Hij leert dat de Logos geest was voordat Hij
mens is geworden en dat de menswording het aannemen was van een zuivere mensheid en
vernietigen van het geest-zijn. Tot slot: de opstanding is een herstel van de geestelijke natuur van
de Logos.

Wat zijn de argumenten die Jehovah’s Getuigen gebruiken? Men zegt over de wijze waarop
Jezus is geboren: “Hij (God) bracht het volmaakte leven van zijn eniggeboren Zoon uit de hemel
over naar de schoot van een maagd en liet hem als een volmaakt mens geboren worden” (‘DE
WACHTTOREN’ van 15 juni 1992, blz.6). En nog: “In plaats daarvan (van engelen) bracht hij door
een wonder dat alleen in de gedachten van God, de schepper, had kunnen opkomen, de
levenskracht en het persoonlijkheidspatroon van een hemelse zoon over naar de schoot van een
vrouw (...) en het werd als een volmaakt mens geboren (...) Deze Zoon beschikte over de prijs die
nodig was om een losprijs te verschaffen die volledig aan de vereisten van de goddelijke
gerechtigheid zou voldoen” (‘DE WACHTTOREN’ van 1 feb.1997, blz.11, wij onderstrepen). De
vraag die de WT voor zichzelf zou moeten beantwoorden is deze: is “het persoonlijkheidspatroon”
van de Logos, enig en uniek, gestorven in de dood, en in welke verhouding staat het tot zijn
opstanding? Indien ze zich hierover ernstig zouden bezinnen zou voor henzelf de onhoudbaarheid
van hun theorie aan het licht komen.

In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 jan.1992, blz.23 formuleren ze dit beknopt als volgt: “Volgens
de bijbel had Jezus dus een voormenselijk bestaan als het Woord. Tijdens zijn verblijf op aarde
was hij geen Godmens. Hij was volledig mens, zij het volmaakt, net als Adam dit oorspronkelijk
was. Sinds zijn opstanding is Jezus een verheven onsterfelijke geest.” Op blz.22 lezen we dat de
Logos oorspronkelijk: “een door Jehovah geschapen god” is. Let op de kleine “g” in god. De
waarachtige Jehovah (de goede uitspraak is YaHWeH) zegt echter: “voor Mij is er geen God
geformeerd en na Mij zal er geen zijn” (Jes.40:10). Indien Christus “een god” is met kleine “g” dan
is hij niet GOD, maar een afgod, want de uitlating van Thomas aan Hem gericht “Mijn Heer en Mijn
God” is Hem welgevallig (Joh.20:28,29).

En volgens ‘Inzicht in de Schrift’, deel 2, 1997, blz.516 is Christus: “tot een hogere
levensvorm opgewekt en tot een hogere positie.” Maar de Heer vroeg zijn Hemelse Vader in gebed
bij het Laatste Avondmaal om de positie terug te ontvangen die Hij had vóór zijn menswording,
géén hogere (Joh.17:1-5). Wat ze bedoelen met “hogere levensvorm” zegt men hier niet, maar dat
zou een “geestelijke levensvorm” zijn in hun theorie.

Waarover we zekerheid hebben

We weten met zekerheid dat de opgestane Heer volgens het Schriftbewijs dezelfde is als
Hij die ook is: “nedergedaald naar de aardse gewesten.” Dat zegt Paulus in Eph.4:9,10. Petrus zegt
dat “dezen Jezus” die gestorven is, dezelfde is als dezen die door God is opgewekt (Hand.2:32 /
10:40). Een engel vertelt enkele vrouwen die het graf van Jezus leeg vinden: “Hij is niet hier, Hij is
opgestaan” (Mat.28:6-8 / Luc.24:6). En Paulus tracht het unieke als volgt te beschrijven in Rom.6:9:
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 387

“daar wij weten, dat Christus, nu Hij uit de doden is opgewekt, niet meer sterft: de dood voert
geen heerschappij meer over Hem.” Of op een andere manier in Rom.14:9: “Want hiertoe is
Christus gestorven en levend geworden, opdat Hij en over doden en over levenden heerschappij
voeren zou.” Uit deze laatste tekst blijkt wel duidelijk dat wij zonder de opstanding van Christus
geen toekomst meer hebben. Dan zou werkelijk alles voor ons verloren zijn. Het is de historische
lichamelijke Jezus van Nazareth die aan het kruis is genageld, die gestorven is en begraven. Het is
dezelfde historische lichamelijke Jezus van Nazareth die opstaat uit de dood en niet een ander. Het
gaat om continuïteit en niet herschepping.

In de beschrijvingen van de verschijningen van de Heer lezen we tientallen keren: Jezus


kwam, Jezus verscheen, Jezus openbaarde zich, et cetera. De uitleg van de WT is in lijnrechte
tegenspraak met Gods Woord. Evenals water kan bestaan in vaste, vloeibare of gastoestand zonder
énige chemische wijziging, zo is de Logos, vóór, tijdens en na Zijn geboorte als mens, na Zijn dood
en na Zijn opstanding nog steeds dezelfde persoon. Alleen in een andere toestand (Heb.13:8).

De Schrift gebruikt 4 aparte werkwoorden om de opstanding te beschrijven:


1°) levendmaken (Grieks = zoopoeioo) in 1 Pet.3:18,
2°) opnieuw leven geven (Grieks = zaoo) in Rom.14:9 / Opb.2:8,
3°) opwekken (Grieks = egeiroo) 48 maal in verband met Christus vb.in Joh.2:22 / 21:14 /
Hand.3:15,
4°) doen opstaan (Grieks = anistèmi) 15 maal i.v.m. Christus vb. in Luc.18:33 / 24:7,46.

Paulus noemt dat in Eph.1:19: “de werking van de sterkte zijner macht.” Eigenlijk drie
woorden die te maken hebben met “kracht”; “dunamis, energeia, ischus.” De opstanding van
Christus en van allen die nog uit de graven zullen opstaan is het werk van de Almachtige God.

Welk verschil er juist is tussen opwekken en opstaan is wellicht nog het best te begrijpen
vanuit een tekst als Hand.12:7. Petrus zit in de gevangenis wanneer een engel hem “wekt” uit de
slaap, waarna hij zegt “sta op.” Of ook nog in Mat.8:25,26; de discipelen “wekken” Jezus en vragen
Hem “sta op.” Wekken gaat vooraf aan opstaan. Zo ook in geestelijke zin volgens Eph.5:14.
Vijanden van Jezus zien in Hem ook de uit de doden opgewekte Johannes de Doper (Marc.6:14,16
en Luc.9:7). Een on-Bijbelse en onjoodse zienswijze maar gezien de invloeden van de Griekse en
Romeinse cultuur in die dagen is zo een opmerking toch nog begrijpelijk.

8.3 REDENEERKUNST VAN DE JEHOVAH’S GETUIGEN

We moeten hier nadruk op leggen. Indien het opstandingslichaam van Christus geheel
nieuw is dan is het een herschepping en geen opstanding.

En laat u niet beetnemen door sommige spectaculaire uitspraken van Jehovah’s Getuigen.
Ze zeggen in hun publicatie, ‘Jezus, de Weg’ uit 2016, hfst.137: “Terwijl de apostelen zich met Jezus
op de Olijfberg bevinden, begint hij naar de hemel op te stijgen. Al snel komt er een wolk, zodat
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 388

ze hem niet meer kunnen zien. Na zijn opstanding heeft Jezus verschillende menselijke lichamen
aangenomen. Hij doet nu afstand van het lichaam dat hij bij deze gelegenheid heeft gebruikt en
stijgt op naar de hemel als geestelijk wezen (1 Korinthiërs 15:44, 50; 1 Petrus 3:18).” En ook dit:
“Jezus wilde géén twijfel laten bestaan in de geest van zijn discipelen dat hij werkelijk leefde.
Lukas verhaalt dan ook: “Jezus toonde (...) door vele onweerlegbare bewijzen dat hij levend was
(...)” (‘DE WACHTTOREN’ van 15 dec. 1998, blz.10).

Wat ze echt bedoelen is dit: “Nadat hij zich heeft gedematerialiseerd keert hij als een
geestelijk schepsel naar de hemel terug” (‘DE WACHTTOREN’ van 1 mei 1991, blz.9, wij
onderstrepen). En ook hier in ‘De grootste mens die ooit heeft geleefd’ druk 2008: “Ten
aanschouwen van hen begint Jezus naar de hemel op te stijgen, en daarna onttrekt een wolk
hem aan hun gezicht. Nadat hij zijn vleselijk lichaam heeft gedematerialiseerd, stijgt hij als een
geestelijk schepsel naar de hemel op.”

We citeren uit één van hun studieboeken ‘U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde
leven’ (1982): “Maar blijkt uit het feit dat de apostel Thomas zijn hand in het gat in Jezus zijde
kon steken, niet dat Jezus in hetzelfde lichaam uit de doden was opgewekt als waarin hij aan de
paal was genageld? Neen, want Jezus materialiseerde zich eenvoudig of nam een vleselijk
lichaam aan, zoals engelen dit in het verleden hadden gedaan. Ten einde Thomas ervan te
overtuigen wie Hij was, verscheen Jezus aan hem in een lichaam waarin de gaten van wonden
zaten. Hij zag er, of zo scheen het althans, volkomen als een mens uit en kon eten en drinken, net
als de engelen die eens door Abraham waren onthaald. Genesis 18:8; Hebreeën 13:2”
(blz.144,145, wij onderstrepen).

In ‘Inzicht in de Schrift’, deel 2, versie 2019 lezen we het volgende op blz.515: “Gedurende
veertig dagen na zijn opstanding verscheen Jezus echter een aantal keren in een verschillend
vleselijk lichaam aan zijn discipelen, zoals engelen aan mensen uit de oudheid waren verschenen.
Net als die engelen had hij de macht om die vleselijke lichamen naar believen aan te nemen en
weer af te leggen, teneinde het zichtbare bewijs te leveren dat hij was opgewekt (Mt 28:8-10,
16-20; Lu 24:13-32, 36-43; Jo 20:14-29; Ge 18:1, 2; 19:1; Joz 5:13-15; Re 6:11, 12; 13:3, 13).”

Citaat uit ‘Inzicht in de Schrift’, deel 2, 2019, Lichaam blz.194-196: “Na zijn opstanding
verscheen Jezus in verschillende lichamen. Maria hield hem ten onrechte voor de tuinman (Jo
20:14, 15). (..) Aangezien Jezus was opgewekt als een geest (1Pe 3:18), kon hij bij al deze
gelegenheden een stoffelijk lichaam aannemen, net als de engelen dit in het verleden hadden
gedaan wanneer zij als boodschappers verschenen (Ge 18:2; 19:1, 12; Joz 5:13, 14; Re 13:3, 6;
Heb 13:2).”

Vergelijk ook ‘Nieuwe hemelen en nieuwe aarde’ (een andere publicatie van de WT)
blz.175,176,310. Daar staat dat God het “verminkte lichaam” aan Christus niet kan teruggeven bij
Zijn opstanding. Hij “materialiseerde” zich in “vleselijke lichamen.” En nog eens terug naar
Thomas. ‘DE WACHTTOREN’ van 15 maart 1997, blz.6 zegt: “De apostel had er moeite mee geloof
te oefenen in Jezus opstanding uit de doden (...) Toen Jezus zich later materialiseerde in een
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 389

lichaam dat de wonden vertoonde van zijn terechtstelling aan de paal, reageerde Thomas
gunstig op dit wonder” (wij onderstrepen).

Het klopt natuurlijk wanneer men zegt dat niemand echt gezien heeft wat er juist op die
Paasmorgen is gebeurd. Ook de soldaten die bij het graf waakten waren als doden, alleen al bij wat
aan de opstanding voorafging (Mat.28:2-4). Maar dat maakt iets toch niet onhistorisch? Hoeveel
historici moeten niet werken dan alleen met samenbrengen van alle data die men tot zijn
beschikking heeft. Dat doen de vier evangelisten ook (Luc.1:1-4 / Hand.1:1-4 / Joh.20:30,31). Onder
de onfeilbare leiding van de Heilige Geest (2 Tim.3:16 / 2 Pet.2:20,21)! En twee van de evangelisten
waren bij het gebeuren van de latere verschijningen letterlijk aanwezig.

In het geval van Christus hebben we in de Schrift een “opstanding van het lichaam” of “van
het vlees.” Deze laatste uitdrukking die in enkele oude geloofsbelijdenissen staat en door vele
Kerkvaders gebruikt werd is geen Bijbelse uitdrukking. Maar dat wil niet zeggen dat ze verkeerd is.
De Christus, en dezen wiens lichamen nog niet tot ontbinding zullen gekomen zijn bij de
wederkomst van de Heer vallen hieronder. Over een opstanding van het lichaam spreekt
Mat.27:52 / Rom.8:11 / 1 Cor.15:35,42-44 / Phil.3:21. De term opstanding, “van het vlees” vinden
we bij Clemens en Justinus al (2 Clemens 9:1 en Justinus Dial.80:5). Zie in dit verband o.a. L.E.
Boliek, ‘The Resurrection of the flesh’, Uitg. Jacob van Campen, Amsterdam, 1962 en R.B. Gaffin,
‘The Centrality of the resurrection’, Baker Book House, 1978. Een moderne uitdrukking is;
“opstanding van de persoon” door P. Menoud beschreven in ‘Le sort des trépassés’, Delachaux et
Niestlé, 1966, blz.60 e.v. En Jehovah’s Getuigen hebben deze uitdrukking ook al gebruikt. Maar
bedenk wel dat het geen Bijbelse uitdrukking is maar een omschrijving van wat er geschieden zal.

Ook onze Nederlandse Geloofsbelijdenissen spreken hier en daar over de opstanding. Bij
Guido de Brès lezen we dat bij de opstanding: “de zielen tezamen gevoegd en verenigd worden met
haar eigen lichaam in hetwelk zij geleefd hebben” (Art.37). En zondag 22 (vraag 57) van de
Heidelberger heeft het over de: “troost van de opstanding des vleses”. G. C. van Niftrik zegt: “Wij
moeten ons ook voor dit deel der Apostolische geloofsbelijdenis niet schamen” (Kleine dogmatiek,
Callenbach, 1961, blz.398).

Theorie die niet klopt met de feiten

In ‘Ontwaakt!’ van 22 nov.1975, blz.4 voegen Jehovah’s Getuigen Hand.13:34 en 1 Tim.6:16


samen en besluiten dat het onmogelijk is Christus letterlijk te zien. Op een andere plaats zeggen
ze: “Sinds zijn opstanding en hemelvaart woont Christus Jezus, „de Koning van hen die als
koningen regeren en Heer van hen die als heren regeren”, „in een ontoegankelijk licht”. Dit licht
is zo glorierijk dat het voor zwakke menselijke ogen onmogelijk is hem te zien (1Ti 6:15, 16).”
(‘Inzicht kin de Schrift, deel 2, druk oktober 2019, artikel ‘licht.’ Nu zegt 1 Tim.6:16 volgens de NWV
wel dat Christus: “in een ontoegankelijk licht woont, die geen der mensen gezien heeft of zien
kan” (vergelijk Ps.104:2). Het overgrote deel van de commentaren verklaart deze tekst vanuit God,
de Vader. Maar laten we even mee redeneren met de optie van Jehovah’s Getuigen. Wat in 1 Tim.
6:16 staat is dan slechts toepasselijk op de hemelse positie van Christus. In de onvolmaakte
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 390

toestand waarin we ons bevinden kunnen we Hem niet letterlijk zien. Het heeft iets te maken met
de zwakte van onze ogen. We kunnen Hem zien in visionaire toestand zoals in het boek
Openbaring, of Stephanus bij zijn veroordeling als volgeling van Jezus. Men kan uit deze tekst niet
méér bewijzen dan er staat. Zondermeer zeggen dat men Christus nooit kan zien is niet lezen wat
er staat. Deze verklaring is nauw verbonden met hun leer der onzichtbare tegenwoordigheid
(wederkomst) van Christus die in 1914 zou begonnen zijn. De onhoudbaarheid daarvan bespreken
valt buiten het bestek van dit boek. (We wijzen naar twee zeer belangrijke studies die daar wat
over zeggen; 1°) P.L. Schoonheim, ‘Een semasiologisch onderzoek van parousia’, Firma Gebr. De
Boer Aalten, 1953 en 2°) H. Matter, ‘Wederkomst en wereldeinde’, Kok, 1980).

Het vlees (of lichaam) van de Christus zou géén verderf zien waardoor een mogelijkheid dat
God het uit de weg geruimd heeft, uitgesloten wordt. Anders beweren komt erop neer te zeggen
dat Ps.16 door Paulus en Petrus verkeerd geïnterpreteerd is. Want de geïnspireerde interpretatie
op Pinksterdag van Petrus is dat David: “in de toekomst (heeft) gezien en gesproken van de
opstanding van den Christus, dat Hij niet aan het dodenrijk is overgelaten noch zijn vlees
ontbinding heeft gezien” (Hand.2:31). Wanneer Paulus Ps.16:10 aanhaalt met geïnspireerd gezag
zegt hij: “David (...) heeft wel ontbinding gezien. Maar Hij (Jezus) dien God heeft opgewekt, heeft
géén ontbinding gezien” (Hand.13:36,37).

We hebben dus tweemaal een aanhaling van Ps.16:10 in het NT en ook slechts vijfmaal het
begrip “verderf” in het NT (tweemaal in Hand.2:27 en 31, driemaal in Hand.13:35,36,37). Christus
heeft géén verderf gezien zegt Petrus. Paulus zegt dat David verderf gezien heeft, maar dat Christus
daarentegen géén verderf gezien heeft. “Neen” zeggen Jehovah’s Getuigen, “Christus heeft wel
verderf” gezien. Mensen van de WT gebruiken niet die woorden dat weten we wel, maar ze
gebruiken termen die hetzelfde betekenen. Wat deed God volgens hun theorie met Zijn lichaam?

God heeft, volgens de theorie van ‘DE WACHTTOREN’, het lichaam van Christus dus;

“opgelost in gassen” (C.T. Russell, ‘Studies in the scriptures’, volume 2, blz.129) of het
is door God

“uit de weg geruimd” (‘Dingen waarin God onmogelijk kan liegen’, blz.355)

of het is

“uiteengevallen zonder eerst tot ontbinding te zijn overgegaan” (‘Hulp tot begrip
van de Bijbel’, deel 6, 1989, blz.955).

Hun theorie verkracht deze beide teksten uit het boek Handelingen. De WT doet soms
verwoede pogingen om het zicht hierop te verdoezelen. Een voorbeeld is volgend citaat: “Op de
derde dag na Christus’ dood wekte Jehovah hem uit de dood op (...) Door deze grandioze daad
(...) gaf hij hem ook de gelegenheid zijn verlossingswerk te voltooien” (‘DE WACHTTOREN’ van 15
februari 1991, blz.15, wij onderstrepen). Maar ze geloven niet echt dat Jezus is opgestaan.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 391

Dat wil zeggen dat de redeneerkunst van Jehovah’s Getuigen niet al te hoog geschat moet
worden. Waarschijnlijk zijn de WT-mensen zéér trots op hun boekje ‘Redeneren aan de hand van
de Schrift’, uit 1985, wat een prachtige verdediging is van “de waarheid”, zeggen ze dan. Maar
redeneren is ook een fout die het Joodse volk gemaakt heeft. De Schriftgeleerden die uiteindelijk
Jezus aan de Romeinen hebben overgeleverd gingen trots om met hun talenten als redenaars. Zie
aandachtig Mat.21:23-27 / Luc.3:15-17 / 5:21-26. Zelfs redeneringen met goede bedoelingen
kunnen toch ook foutief zijn. Ook de apostelen (discipelen) ontsnappen er niet aan zoals blijkt uit
Luc.24:38. De WT heeft in zijn eigen redeneringen het Grieks “dialogismoi” in deze tekst vertaald
als “twijfels”, maar “redeneringen” is het goede woord ervoor en ze vertalen dat ook meestal zelf
zo. Dus opnieuw géén-woord-voor-woord vertaling, maar dat hoeft niet voor ons. En de
redeneringen van de heidenen hadden hun ontstaan in een “onverstandig hart” en daar komt
niets goeds uit (Rom.1:21,22). Daarom zal God de wijselijke redeneringen van mensen, door het
evangelie, aan de kaak stellen (1 Cor.3:18-20).

8.4 HET GETUIGENIS VAN DE SCHRIFT

We kunnen natuurlijk niet alle teksten die betrekking hebben op de opstanding van Christus
aanhalen, of aan een analyse onderwerpen. Hieronder toch een, niet volledige, lijst van wat de
opstanding van Christus is: de opwekking door God van deze Jezus die gestorven was. “Christus is
gestorven en levend geworden” om over levenden en doden heerschappij te voeren (Rom.14:9).
Om de leesbaarheid te verhogen onderstrepen we “wie” wordt opgewekt. Al deze teksten leggen
ook de nadruk op de Vader: “die de doden levend maakt en het niet zijnde tot aanzijn roept”
(Rom.4:17) en “God die de doden opwekt” (2 Cor.1:9b). Hij die door God is opgewekt, de Christus,
is niet meer onder de heerschappij van de dood.
Hand. 2:24: “God evenwel heeft Hem opgewekt.”
2:32: “Dezen Jezus heeft God opgewekt.”
3:15: “Maar God heeft Hem opgewekt uit de doden.”
3:26: “God heeft in de eerste plaats voor u Zijn Knecht doen opstaan.”
4:10: “Jezus Christus, dien God opgewekt heeft uit de doden.”
5:30: “De God onzer vaderen heeft Jezus opgewekt.”
10:40: “Dezen heeft God ten derde dage opgewekt.”
13:30: “Maar God heeft Hem uit de doden opgewekt.”
13:34: “En dat Hij Hem uit de doden opgewekt heeft.”
13:37: “Maar Hij, Dien God opgewekt heeft.”
17:31: “Door Hem uit de doden op te wekken.”
Rom. 4:24: “Die Jezus onze Here, uit de doden heeft opgewekt.”
6: 9: “Dat Christus, nu Hij uit de doden opgewekt is.”
7: 4: “Van Hem, die uit de doden is opgewekt.”
8:1: “Die Christus Jezus uit de doden opgewekt heeft.”
10: 9: “Dat God Hem uit de doden opgewekt heeft.”
1 Cor.6:14: “God heeft niet alleen de Here opgewekt.”
15: 4: “Christus, gestorven voor onze zonden, ten derden dage opgewekt.”
15:12: “Indien nu van Christus gepredikt wordt, dat Hij uit de doden is opge-
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 392

wekt.”
15:20: “Maar nu, Christus is opgewekt.”
2 Cor.4:14: “Wij weten, dat Hij, die de Here Jezus opgewekt heeft.”
Efez. 5:15: “Die voor ons gestorven en opgewekt is.”
1 Thes.1:10: “Die Hij uit de doden opgewekt heeft.”
2 Tim.2: 8: “Gedenk, dat Jezus Christus uit de doden opgewekt is.”
1 Pet.1:21: “Die Hem opgewekt heeft uit de doden.”

Maar ook de Heilige Geest is genoemd als diegene die Jezus opwekt Romeinen 8:11 HSV:
“En als de Geest van Hem Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, zal Hij Die Christus
uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door Zijn Geest, Die in
u woont.”

SAMENGEVAT krijgen we dit:

➢ Wie heeft Jezus doen opstaan uit de doden?


➢ De Vader (Rom.6:4. Hand.3:26 / 1 Thes.1:10)
➢ God (Heb.13:20; Hand.13:30 / Hand.17:31)
➢ De Zoon (Joh.2:19-21/ Joh.10:17,18)
➢ De Heilige Geest (Rom.8:11)

Het is duidelijk dat de 12 apostelen de “getuigen” van deze opstanding zijn (Hand.2:32 / 3:15
/ 4:33 / 10:41 / 13:31). En het contrast tussen wat Jezus door mensen is aangedaan en het wonder
Gods is het thema van hun prediking, “door wettelozen gedood (...) door God opgewekt.” Zie
bijvoorbeeld Hand.2:23 / 3:15 / 4:10 / 5:30. Daarom is dit ook een triomf van genade en vergeving
van zonden die in Jezus’ opstanding mag gepredikt worden (Hand.5:31 / 10:43 / 13:38 / 26:18). De
opstanding van Christus behoort tot het gedachtegoed dat de apostelen “overleveren” (1 Cor.
15:3,4). Het is hun “prediking” (Gal.1:11), hun “woord van God” (1 Thes.2:13) en hun “kracht
Gods” (Rom.1:16).

En om u enig beeld te schetsen hoeveel rijkdom er zit in de prediking van de apostelen,


geven we hieronder enkele van de titels die de jonge kerk in zijn verkondiging gebruikt voor de
Opgestane Heer.
Hand. 2:36 “tot Christus gemaakt.”
3:14 “den Heilige en Rechtvaardige.”
3:15 “den Leidsman ten leven.”
3:20 “Christus die (...) bestemd was.”
3:22,2 “een profeet als Mozes.”
3:26 “Zijn knecht.”
4:25 “den Heilige Gods.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 393

4:27 “heiligen knecht Jezus.”


5:31 “Leidsman en Heiland.”
7:56 “Zoon des mensen.”
7:59 “Here Jezus.”
8:37 “Zoon van God.”
1 Cor.16:22 “den Here.”
Heb.2:10 “Leidsman hunner behoudenis.”
12:2 “voleinder des geloofs.”

8.5 MOETEN WE LETTERLIJK ZIJN VLEES ETEN?

In het tijdschrift ‘DE WACHTTOREN’ van 1 april 1966, lezen we op blz.214 wat betreft de
onmogelijkheid (volgens een Jehovah Getuige) van een letterlijke en lichamelijke Wederkomst van
Christus: “Opnieuw zijn het Jezus’ woorden die zo’n gedachte uitschakelen. In Johannes 6:51 zegt
hij: “Ik ben het levende brood (...) het brood dat ik zal geven is mijn vlees ten behoeve van het
leven der wereld”. Aldus offerde Jezus zijn vleselijke lichaam voor de mensheid op” (wij
onderstrepen). Vergelijk echter ‘Ontwaakt!’ van 22 nov.1973, blz.4 / ‘DE WACHTTOREN’ van 15
april 1982, blz.4-9 waar nog de oude leer uitgewerkt is. Men beweerde namelijk vroeger dat slechts
de 144.000 beschreven waren in Joh.6. De nieuwe visie kwam er in ‘DE WACHTTOREN’ van 15
februari van 1986.

We citeren nog een andere publicatie, ‘Hulp tot begrip van de Bijbel’, deel 6, 1989, blz.1162
(eerste par.): “Jezus zelf zei: Inderdaad, het brood dat ik zal geven, is mijn vlees ten behoeve van
het leven der wereld” (Joh.6:51). Dientengevolge kon hij bij Zijn opstanding zijn lichaam niet
terugnemen, anders zou hij het slachtoffer dat hij God ten behoeve van de mensheid had
aangeboden hebben teruggenomen.”

Deze ene tekst die de WT als verwijzing geeft is deel van een gesprek vanaf vers 28 tot 70.
Veronderstellen we even dat Christus zijn letterlijk vlees geeft voor de wereld. Natuurlijk vragen
we ons (zoals de Joden) dan af: “Hoe kan deze man ons zijn vlees te eten geven?” (Joh.6:52).
Waarop Jezus tot hen (en tot ons) zegt: “Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: Indien gij het vlees van de
zoon des mensen niet eet en zijn bloed niet drinkt hebt gij geen leven in uzelf. Wie zich met mijn
vlees voedt en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven, en ik zal hem op de laatste dag opwekken”
(Joh.6:52,54). Indien men dit letterlijk ziet dan komt het hier op neer, dat we als christenen, (meer
zelfs dat “de wereld” van goddelozen Joh.6:51) het vlees van de Zoon des mensen en Zijn bloed
letterlijk moeten eten en drinken. Zou het mogelijk zijn? En wáár is dat vlees en bloed van de Heer
zodanig dat we het kunnen eten en drinken? Een letterlijke uitleg is absurd, onlogisch en onbijbels.
Het is ook in tegenspraak met de leer van de WT want God heeft het lichaam (dus ook vlees) van
Christus: “uit de weg geruimd.” Zijn vlees kán dus geen letterlijk voedsel meer zijn.

We citeren nog een andere publicatie, ‘Inzicht in de Schrift’, deel 2, 2019, (artikel
‘opstanding.’): “Jezus Christus gaf zijn menselijke leven op als loskoopoffer ten behoeve van de
mensheid. De geïnspireerde schrijver van het boek Hebreeën past de 40ste Psalm op Jezus toe en
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 394

laat uitkomen dat deze bij zijn komst „in de wereld” als Gods Messias zei: „Slachtoffer en
offergave hebt gij niet gewild, maar gij hebt mij een lichaam bereid” (Heb 10:5). Jezus zelf zei:
„Inderdaad, het brood dat ik zal geven, is mijn vlees ten behoeve van het leven der wereld” (Jo
6:51). Dientengevolge kon Christus bij zijn opstanding zijn lichaam niet terugnemen, anders zou
hij het offer dat hij God ten behoeve van de mensheid had gebracht, hebben teruggenomen.”

Deze ene tekst die de WT als verwijzing geeft is deel van een gesprek vanaf vers 28 tot 70.
Veronderstellen we even dat Christus zijn letterlijk vlees geeft voor de wereld. We vragen ons dan
af (zoals de Joden): “Hoe kan deze man ons zijn vlees te eten geven?” (Joh.6:52). Waarop Jezus
tot hen (en tot ons) zegt: “Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: Indien gij het vlees van de zoon des
mensen niet eet en zijn bloed niet drinkt hebt gij geen leven in uzelf. Wie zich met mijn vlees
voedt en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven, en ik zal hem op de laatste dag opwekken”
(Joh.6:52,54). Indien men dit letterlijk ziet dan heeft men problemen. Het komt dan hier op neer,
dat we als christenen, - meer zelfs dat “de wereld” van goddelozen Joh.6:51 - het vlees van de
Zoon des mensen en Zijn bloed letterlijk moeten eten en drinken. Zou het mogelijk zijn? En wáár
is dat vlees en bloed van de Heer zodanig dat we het kunnen eten en drinken? Een letterlijke uitleg
is absurd, onlogisch en on-Bijbels. Het is ook in tegenspraak met de leer van de WT want God heeft
het lichaam (dus ook vlees) van Christus: “uit de weg geruimd.” Zijn vlees kán dus geen letterlijk
voedsel meer zijn.

Wat is dan de betekenis van deze woorden? We hebben hier te maken met een symbolische
voorstelling van zaken. Dit spraakgebruik van Jezus kennen we onder de naam van “synechdoche”
of de Latijnse uitdrukking “pars-pro-tote.” Dat is een uitdrukking waar een deel van iets de
voorstelling is van het geheel. Het “vlees van Jezus” is de voorstelling van Hemzelf en aldus van
zijn offer. Ook de formule “het bloed van de Heer” is een pars-pro-tote. Er zijn hiervan tientallen
voorbeelden in de Bijbel. Zo is bijvoorbeeld het begrip “ziel” in vele gevallen een synecdoche. Mijn
ziel = Ik o.a. in Gen.12:5 / 14:21 / 17:14 / Rom.13:1 / 1 Pet.3:20). Het woord “lichaam” is in
sommige teksten de voorstelling van de persoon zelf (o.a. in Ex.21:3 / Rom.12:1 / Jac.3:6). In dit
spraakgebruik heeft ook “vlees” de betekenis van de “gehele persoon” (o.a. in Gen.6:12 / Ps.56:4
/ 65:2 / Jes.40:5,6 / Mat.19:5 / Rom.3:20 / 1 Cor.1:29 / 1 Pet.1:24). Datzelfde hebben we ook in
Joh.6:51-56. Evenzo Joh.1:14 → “Het woord is vlees geworden” en Heb.5:7 → “de dagen van Zijn
vlees.”

We hebben hier dan ook een symbolische uitspraak. Jezus is als het hemelse manna en
dezen die ervan gebruik willen maken moeten tot Hem komen (Joh.6:35,37). Men moet in Hem
geloven (Joh.6:47). In Hem is eeuwig leven (Joh.6:49,50). Door tot Hem te komen ontstaat er
levensgemeenschap tussen Christus en de gelovige, waardoor de Heer voor hem als voedsel wordt.
Een letterlijke uitleg van Joh.6:51 is on-Bijbels en onmogelijk. God vraagt geen kannibalisme van
ons. We moeten Zijn Zoon niet letterlijk eten. Gedeeltelijk geeft de WT dit ook toe in ‘Hulp tot
begrip van de Bijbel’, deel 8, 1991, blz.1566.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 395

Concreet is het dit: Jezus moet Zijn leven geven voor de wereld zodat Zijn leven kan
overgedragen worden op de gelovige. Het manna uit de woestijn, gaf aan wie het hebben gegeten
geen eeuwig leven. Christus, het Hemelse Manna, geeft wel eeuwig leven (zie Ex.16:13-15 /
Joh.6:32-35 / Opb.2:17). Daarom moet de gelovige deel hebben aan de Christus. Hem aannemen
is deelhebben aan wat Hij voor ons gedaan heeft. Deelhebben aan de weldaden en vruchten van
Zijn offer. Dat is ook wat Joh.6:63 zegt: “De Geest is het, die levend maakt, het vlees doet geen
nut; de woorden, die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en leven.”

Indien men toch perse dit gedeelte als een offer wil voorstellen dan moet het met het
spijsoffer gebeuren uit Lev.2. En dat is géén bloedig offer maar bestond uit de vrucht van de aarde,
fijne bloem (Ex.29:2).

In deze teksten is de menselijk onbegrijpelijke rijkdom weergegeven van onze verlossing in


Christus Romeinen 6:10,11: “10 Want wat Zijn sterven betreft, is Hij eens en voor altijd voor de
zonde gestorven, en wat Zijn leven betreft, leeft Hij voor God. 11 Zo dient ook u uzelf te rekenen als
dood voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus, onze Heere.”

8.6 VLEES EN BEENDEREN

Bij een bepaalde verschijning van Jezus aan zijn discipelen schrijft Lucas: “Terwijl zij over
deze dingen spraken, stond hijzelf in hun midden en zei tot hen: “Vrede zij u.” Omdat zij echter
schrokken en vrees hun had aangegrepen, meenden zij een geest te aanschouwen. Daarom zei
Hij tot hen: “Waarom zijt gij verontrust en waarom komt er twijfel op in uw hart? Ziet mijn
handen en mijn voeten dat ik het zelf ben, betast mij en ziet, want een geest heeft geen vlees en
beenderen zoals gij aanschouwt dat ik heb” Luc.24:36-39.

Wat de WT over deze tekst zegt is bepaald grappig. Zij beweren in het tijdschrift ‘Ontwaakt!’
van 22 aug.1962, blz.5,6: “Jezus is in feite niet eens in zijn menselijke gedaante naar de hemel
opgevaren want vlees en bloed kunnen het koninkrijk Gods niet beërven. Het heeft geen zin te
betogen dat Jezus bij zijn opstanding vlees en beenderen en geen vlees en bloed was, want het
vergankelijke beërft de onvergankelijkheid niet en een lichaam van vlees en beenderen is net zo
vergankelijk als een lichaam van vlees en bloed (...) Hij zei niet “vlees en bloed” omdat zij zijn
bloed niet konden betasten, maar zij konden wel zijn beenderen, evenals zijn vlees voelen” (wij
onderstrepen). Dezelfde redenering komt ook nog eens ongeveer terug in ‘Hulp tot begrip van de
Bijbel’, deel 1, 1982, blz.153 of ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, 2019 in het artikel ‘beenderen’.

Eén tekst in de Schrift zou dit al kunnen tegenspreken. Er staat in Heb.9:24 namelijk dat
Christus de ware hemel is binnengegaan met de waarde van zijn vergoten bloed en heeft dat bloed
op symbolische wijze als verzoening aangeboden aan de Vader. Ook nog Heb.10:11-14. Geen
enkele tekst zegt dat hij zijn lichaam van vlees en beenderen naar de hemel meegenomen heeft
om God als verzoening aan te bieden; letterlijk niet en symbolisch niet. De belangrijkste teksten
over het bloed van Jezus zijn: Eph.1:7 / 2:13 / Col.1:20 / Heb.9:14.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 396

Laat ons die tekst van Lucas 24:36-41 even nagaan. Twee Griekse woorden in vers 37
“ptoëthentes” en “emphoboi” wijzen erop dat de discipelen ten zeerste geschrokken waren.

Vers 37 is o.a. als volgt vertaald:


• “angstig en zeer bevreesd” HSV
• “verschrikt en zeer bevreesd” SV.
• “verschrikten en vreesden” Luther.
• “verschrikten (...) vol vrees” Leidsche vertaling.
• “ontzet en verschrikt” Brouwer, NBG
• “van schrik en vrees bevangen” Canisius.
• “hun opwinding en hun schrik” Willibrord 1995.

Vers 38 bevat de vraag van de Heer aan zijn discipelen:


• “Waarom bent u in verwarring” HSV
• “Waarom zijt gij ontsteld?” NBG / Canisius.
• “Wat zijt gij in verwarring?” Brouwer.
• “Wat zijt gij ontroerd?” Leidsche vertaling / SV.
• “Wat zijt gij zo verschrikt?” Luther.

Vers 39:
Sommigen onder hen hadden de opgestane Heer al gezien maar nu Hij er was bij gesloten
deuren, kwam de schrik hen op het lijf. Zij veronderstelden een geest te zien zegt Lucas. Jezus
vraagt naar de redenen van hun twijfels en zegt nadrukkelijk, als het ware een definitie gevend van
zichzelf na zijn opstanding: “een geest heeft geen vlees en beenderen zoals gij aanschouwt dat ik
heb.”

Vers 41a:
• “toen zij het van blijdschap nog niet geloofden” HSV
• “Toen zij van blijdschap nog niet geloofden” SV.
• “En toen zij nog niet geloofden van blijdschap” Luther.
• “En toen zij van vreugde het nog niet geloofden” Leidsche vertaling.
• “En daar zij van blijdschap nog ongelovig bleven” Brouwer.

Vers 41b:
• “en zich verwonderden” HSV
• “vol verbazing waren” Canisius.
• “zij verwonderden zich” Luther.
• “zij verbaasden zich” Leidsche vertaling.
• “zij de Heer verwonderd aan” Brouwer.

Daarom heeft Hij nog een maaltijd met hen (verzen 41c-47). Om ze te overtuigen dat Hij
het is. Na het tonen van Zijn handen en voeten is dit het tweede bewijs dat hun ongeloof moet
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 397

overbruggen. Hij eet nog steeds als vroeger. Op dat moment zouden ze niets méér hebben
kunnen begrijpen van dit wonder. De Heilige Geest moet hen dat nog duidelijk maken na
Pinksteren.

De nadrukkelijke woorden van Christus; “zie MIJN HANDEN en MIJN VOETEN” mogen dus
niet vergeten worden of geminimaliseerd. Dit was een uitnodiging tot Zijn discipelen van
wetenschappelijk onderzoek. Want die handen en voeten moesten de tekenen tonen van de nagels
der kruisiging. Ook bij de tweede verschijning van Jezus aan Zijn discipelen: “toonde Hij hun zijn
handen en zijn zijde” (Joh.20:20). En in tegenstrijd met Jehovah’s Getuigen die de kruisiging
afbeelden waar slechts één nagel beide handen doorboort, weet Thomas beter. Hij moet: “het
teken” of “de plaats” der nagels (meervoud) zien in de handen van Jezus (Joh.20:25). “Als ik in
Zijn handen niet het litteken van de spijkers zie” volgens de HSV! De Heer zou hen lelijk bij de
neus nemen indien dit slechts gematerialiseerde littekens waren in gematerialiseerde ledematen.
Het bewijs der opstanding zou vals (vervalst) geweest zijn. Toch is het dat wat Jehovah’s Getuigen
beweren. Men kan tot op een zekere hoogte redeneren vanuit Opb.5:6, dat de tekenen van Zijn
dood ook nu nog aan Hem te zien zijn. Christus is beschreven: “een lam, als geslacht.” Zo zullen
tekenen van de slachting merkbaar zijn, om aan te geven dat het Lam geen schuld heeft. Zie ook
in 1 Pet.4:1 de uitdrukking: “naar het vlees geleden.”

Dit is de uitleg van John Gill, een puriteins commentator uit de 18de eeuw op dat vers.
“Dat er nagels werden gebruikt in de kruisiging van Christus, is zeker vanuit deze tekst, dat
toch nergens anders vermeld is. Want deze werden niet altijd gebruikt in dit soort van dood.
Daarbij werd de profetie van hem in Psalm 22:16 vervuld. De lichamen waren soms aan het
kruis vastgemaakt met touwen en geen spijkers. Hoeveel werden er gebruikt: drie, zoals
sommigen, of vier, zoals anderen, of meer? Hoeveel er werden gebruikt, is niet zeker, noch
belangrijk om te weten. De Alexandrijnse manuscripten, en enkele andere: de Latijnse
Vulgaat, Syrische, en Perzische versies lezen, “de plaats van de nagels”, dat wil zeggen de
plaats waar de nagels werden ingedreven. Thomas wist dat Christus was vastgemaakt aan
het kruis met spijkers, en dat zijn zijde doorboord werd met een speer. Hoewel hij niet
aanwezig was bij de kruisiging kon hij het weten van Johannes, die een ooggetuige daarvan
was. Ze hadden Hem allemaal levend gezien, maar Thomas kon niet vertrouwen op hun
getuigenis, neen, hij was vastbesloten om slechts te geloven zijn eigen ogen. Tenzij hij zijn
vinger in de afdruk van de nagels stak en eveneens de wond door de speer zag en zijn hand
in Zijn zijde, besloot hij niet te geloven. Zijn zonde van het ongeloof is verergerd, gezien deze
discipel aanwezig was bij de opwekking van Lazarus uit de dood door Christus. Hij had
Christus zelf horen zeggen, dat Hij zou opstaan uit de dood op de derde dag. We kunnen
hieruit dus leren hoe groot de zonde van het ongeloof is en dat goede mensen er aan kunnen
onderworpen zijn. Maar hier werd alles meer dan geregeld door de goddelijke
voorzienigheid en het bewijs van Christus opstanding geleverd zodat dit geen excuus meer
was voor de zonde van Thomas. God had het gemerkt, dat Thomas niet zou geloven, zonder
de tekens van de nagels en de speer in het vlees van Christus te zien. Als dus velen het niet
zullen geloven, tenzij zij vinden dit zelf te moeten aanschouwen, blijkt het vaak zeer
verstrikkend te zijn.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 398

De opstanding van Christus is dan ook uitzonderlijk. Het enige opstandingslichaam met
tekenen van wonden is het lichaam van Christus. De Heer is niet opgestaan zoals het nog met
toekomstige opstandingen zal zijn. Jehovah’s Getuigen zeggen over de aardse opstanding: “Evenzo
is het logisch dat de mensen in de opstanding met een gaaf lichaam terug komen. Dit was ook
zo met al degenen die volgens het bijbelse verslag uit de doden werden opgewekt (Lukas
8:54,55). Lazarus bijvoorbeeld was reeds gedeeltelijk tot ontbinding overgegaan, maar hij kwam
gaaf en gezond uit het graf te voorschijn (Johannes 11:39-44)” (‘Het leven heeft wel degelijk een
doel’, 1977, blz.172). Tegenstrijdig aan deze uitspraak zeggen ze enkele jaren later (nieuw licht?)
over de opstanding van mensen op de nieuwe aarde: “De opwekking van Lazarus kwam overeen
met de door Elia en Elisa verrichte opstandingen. Maar waarschijnlijk [onze opmerking?] werd
hierdoor voor Lazarus de gelegenheid geopend een opstanding als die van Christus te krijgen, die
hem anders niet ten deel gevallen zou zijn. Wat een opmerkelijke daad van liefde van de zijde
van Jezus! — Jo 11:38-44.)” ‘Inzicht in de Schrift’, deel 2, artikel ‘opstanding.’ Zijn ze volmaakt in
lichaam en onvolmaakt in geest en aldus predikt de WT een tweede kans voor dezen die opstaan
uit de dood?

En nog een korte opmerking in dit verband over de Kerkvaders. Dit Bijbelgedeelte
(Luc.24:36-39) is voor hen één der belangrijkste in hun strijd tegen de leer van de docetisten, zij
die leren dat Jezus geboren, gestorven en opgestaan is in een schijnlichaam. Zie o.a. Ignatius aan
de Smyrniers 2 tot 3:3. [Definitie Kramers woordentolk JACON KRAMERS JZ (1948): docetisme =
Doketisme, o. leer volgens welke de in de bijbelse openbaringsgeschiedenis vermelde feiten niet
als werkelijkheid werden opgevat, maar als schijn. Christus zou dus slechts een schijnlichaam
hebben aangenomen.]

T.t.z. dze uitleg van de Jehovah’s Getuigen geeft ons een beeld van Jezus dat niet
overeenkomt met meerdere argumenten dat Hij nà de opstanding nog steeds “mens” en natuurlijk
“God” was. Citaat uit De Wachttoren van 15 maart 2009, blz.24: “3 Jehovah beloonde Jezus met
iets wat zijn Zoon in zijn voormenselijk bestaan niet had: onvernietigbaar leven in de hemel (Hebr.
7:15-17, 28). Jehovah deed dat graag omdat Jezus onder zware beproevingen volmaakt zijn
integriteit had bewaard. Jezus verschafte zijn Vader zo het beste, ja het volledige antwoord op
Satans leugen dat mensen God met zelfzuchtige motieven en niet uit onverbrekelijke liefde dienen
(Spr. 27:11).”

8.7 HOE HET KONINKRIJK BEËRVEN?

De WT geeft in ‘Ontwaakt!’ van 22 aug.1962, blz.5,6 enkele redenen waarom Christus geen
vlees en beenderen zou kunnen hebben, redenen die tot drie te herleiden zijn. En dan voor de
tweede maal deze aanhaling: “Jezus is in feite niet eens in zijn menselijke gedaante naar de hemel
opgevaren want vlees en bloed kunnen het koninkrijk Gods niet beërven. Het heeft geen zin te
betogen dat Jezus bij zijn opstanding vlees en beenderen en geen vlees en bloed was, want het
vergankelijke beërft de onvergankelijkheid niet en een lichaam van vlees en beenderen is net zo
vergankelijk als een lichaam van vlees en bloed (...) Hij zei niet “vlees en bloed” omdat zij zijn
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 399

bloed niet konden betasten, maar zij konden wel zijn beenderen, evenals zijn vlees voelen” (wij
onderstrepen).
In het kort zijn dit hun drie punten:
a°) “Vlees en bloed” kan Gods Koninkrijk niet erven volgens 1 Cor.15:50.
b°) “Vlees en bloed” en “vlees en beenderen” zijn dezelfde uitdrukkingen.
c°) “Vlees en beenderen” zijn vergankelijk.

Laat ons even kijken naar punt a.


Deze bewijsvoering is misleidend, want wat zegt 1 Cor.15:50? Er staat dat: “vlees en bloed
Gods Koninkrijk niet kunnen beërven.” Die uitdrukking “vlees en bloed” vinden we ook nog in
Mat.16:17 / Gal.1:16 / Eph.6:12 / Heb.2:14. Deze dubbele uitdrukking heeft niet alleen te maken
met de substantie van ons menselijk lichaam maar met “onze natuur” in zijn geheel, ons denken,
gevoelen en alles incluis. In al de teksten van het NT heeft het een symbolische betekenis, nooit
letterlijk. (Voor het verband tussen zonde/vlees zie o.a. Rom.7:12,18 / 8:4,5,7,12 / 1 Joh.2:16). De
ongelovigen zijn als vlees of gras dat verdort. De Psalmist schreef al: “want niemand die leeft is
voor u rechtvaardig” (Ps.143:2). T.t.z. men zal eerst rechtvaardig verklaard moeten worden om
God welgevallig te zijn. De gelovige wordt nu al wedergeboren voor de nieuwe hemel en nieuwe
aarde (1 Pet.1:24 / Joh.3:6 / 6:63). Jezus openbaart zich al tijdens dit leven in ons “sterfelijk vlees”
(2 Cor.4:10,11). Ons “sterfelijk lichaam” moet door God levend gemaakt worden (Rom.6:12 /
8:11).

Maar Jezus is geen zondaar.


Hij moest dus niet wederom geboren worden.
1 Cor.15:50 is dan ook op Hem niet van toepassing, ook niet op Zijn opstanding.
De opstanding van Jezus is een bijzondere omstandigheid.

1 Cor.15:50 leert dat een mens van “vlees en bloed” zonder bekering en geloof Gods
Koninkrijk niet binnengaat. Er moet aan die mens door goddelijk ingrijpen nog iets veranderen.
Daarover spreekt Paulus in de context. Hij zegt in 1 Cor.15:53: “Want dit vergankelijke moet
onvergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen.” Deze verklaringen
worden in de Griekse tekst voorafgegaan door een klein Grieks woordje “dei” wat wijst op een
zeer duidelijke noodzakelijkheid, een moeten, een dwang. De Interlineaire Grieks-Engelse vertaling
van de WT vertaald dit als: “it is necessary” = “het is noodzakelijk”. Zie het gebruik van “dei”
(moet) o.a. in Mat.16:21 / 17:10 / 24:6 / 26:54. Maar blijkbaar heeft de WT een bekrompen visie
op wat God kan als schepper, of een gebrek aan verbeelding. Ook de wedergeboorte van de
gelovige is niet aan zijn uiterlijk merkbaar. Niet in wat hij in het lichaam is (men kan blind, doof of
wat anders zijn), maar in wat hij zal doen als gelovige. God kan in de opstanding van “dit”, ook nog
“dat” maken. En Hij zal dit “noodzakelijk” ook doen.

Er is verder dat andere op het eerste zicht nietszeggende woordje “touto” hier tweemaal
vertaald als “dit”. Een verwijzing naar het “dit” van 1 Cor.15:46-50 namelijk: de natuurlijke,
vleselijke, aardse, vlees en bloed natuur van de mens die noodzakelijk moet veranderen om Gods
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 400

eeuwig rijk binnen te gaan. Die mens moet eerst geestelijk, onsterfelijk en onverderfelijk worden.
Maar de WT begrijpt het woordje “dit” in het geheel niet. Paulus zegt wezenlijk: “dit” moet “dat”
worden, een overgang van “dit” naar “dat.” Zoals een zaad dat ontstaan geeft aan een roos of een
rups die een mooie vlinder wordt. Zo zal alles wat in ons sterfelijk is, overgaan naar onsterfelijkheid
en heerlijkheid.

We hebben als afstammelingen van Adam; “in ons lichaam” zijn beeld gedragen, zondig en
opstandig. Maar we zullen ook het beeld van de hemelse nog dragen. “In ons lichaam” zal dit
geschieden, een beeld van leven naar de wil van God (1 Cor.15:49), door de kracht van de Heilige
Geest. De oude, niet wedergeboren mens, heeft; “een lichaam der zonde” of “des doods”
(Rom.6:6 / 7:24). Dat soort lichaam moet teniet gedaan worden en zelf dood gaan (Rom.6:6 / 8:10).
Deze tabernakel moet niet ontkleed maar “overkleed” worden (2 Cor.5:4).

De volgende opmerking van de WT in ‘Inzicht in de Schrift’, deel 2, blz.515,516 is dan niet


echt de waarheid. We lezen daar het volgende: “Dat was het tijdstip waarop hij het recht op leven
voor het mensdom terugkocht, waardoor hij de potentiële “Eeuwige Vader” werd (Heb 9:11, 12,
24; Jes 9:6). Hij is “een levengevende geest” (1 Kor 15:45). Hij heeft “de sleutels van de dood en
van Hades [Sjeool]” (Opb 1:18). Nu hij de autoriteit bezit om eeuwig leven te schenken, zal hij op
Gods bestemde tijd “een betere opstanding” bewerkstelligen, want degenen die hieraan deel
hebben, zullen eeuwig kunnen leven; zij zullen niet meer onvermijdelijk hoeven te sterven. Indien
zij gehoorzaam zijn, zullen zij blijven leven.”

8.8 EEN NATUURLIJK LICHAAM, EEN GEESTELIJK LICHAAM

Gaan we dan over tot punt c (zie hoofdstuk 8.7, eerste paragraaf) uit de redenering van de
WT.
De uitdrukking “geestelijk lichaam” vinden we éénmaal in de Bijbel: in 1 Cor.15:44.

De Wachttoren maakt hier een één-tekst-filosofie van. Jehovah’s Getuigen beweren dat het
opstandinglichaam van Christus en de 144.000 slechts gééstelijk zou zijn. Het bijvoeglijk
naamwoord “geestelijk” (pneumatikon) mag hier evenwel niet begrepen worden in de zin van
onstoffelijk. In dat geval zou de tegenstelling niet opgaan: natuurlijk lichaam - geestelijk lichaam.
Deze adjectieven spreken slechts over de hoedanigheid van het ene lichaam, eerst gezaaid in
natuurlijke (fysieke) toestand, bij de opstanding verandert tot een lichaam vervuld van de geest.
Het is één lichaam in twee toestanden. Het verband tussen de twee ligt in dat éne “zaadbeginsel”
waarover Paulus in vers 43 spreekt. Deze betekenis van het begrip geestelijk kan ook de toets
doorstaan van een nader onderzoek van dit woord zoals in Rom.1:11 / 7:14 / 15:27 / 1 Cor.2:15 /
3:1 / 9:11 / 10: 3,4 / 14:37 / Gal.6:1 / Eph.1:3 / 5:19 / Col.1:9 / 1 Pet.2:8. In dit verband kunnen
vragen als: Hoe kan dit? of Waarom dat en niet anders?, best zonder antwoord gelaten worden (1
Cor.13:12).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 401

Eén tekst uit deze lijst hierboven heeft een grote gelijkenis met 1 Cor.15:44. Het gaat om 1
Cor.2:14,15. We citeren de Statenvertaling, de NBG is hier namelijk niet duidelijk genoeg: “Maar
de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen, die van de Geest van God zijn; want zij zijn hem
dwaasheid (...) Doch de geestelijke mens onderscheidt wel alle dingen (...).” De mens kent, bij de
wedergeboorte, bij het tot geloof komen, een merkwaardige verandering. Geboren als “ziellijk
mens” (het Grieks gebruikt hier “psuchikos”) zal hij door Gods herscheppende macht een
“geestelijk mens” worden (in het Grieks hier “pneumatikon”). Zo zal dezelfde gelovige mens ook
de verandering doormaken van het “ziellijk lichaam” naar het “geestelijk lichaam.” Het proces
van wedergeboorte dat vóór de wederkomst aan de mens in geestelijke zin is begonnen, wordt
nog eens opnieuw aan zijn letterlijk lichaam volbracht bij de wederkomst van de Heer.

Merken we terloops op; wij gelovigen zijn bestemd om “gelijkvormig te worden aan het
beeld zijns Zoon” (Rom.8:29). Wij moeten: “de heerlijkheid des Heren weerspiegelen” (2
Cor.3:18), niet de heerlijkheid van “Jehovah” zoals Jehovah’s Getuigen vertalen, maar wel van
Christus (vergelijk met 2 Cor.4:4).

Het mag ons niet ontgaan dat er in dit gedeelte een merkwaardige verschuiving plaatsvindt
van het begrip “lichaam” (1 Cor.15:38) naar “vlees” (vers 39). De twee zijn synoniem: vergelijk ook
1 Cor.5:3 met Col.2:5. Het zou dan ook maar een kleine sprong zijn in vers 44 te lezen: er wordt
een natuurlijk vlees gezaaid en een geestelijk vlees opgewekt i.p.v. natuurlijk lichaam en geestelijk
lichaam. Wel moet men vlees dan niet slechts zien als de materiële substantie op zichzelf maar als
een synechdochaal beeld [1]. Een beeld van de mens in zijn geheel. En als gelovigen wandelen we
nu reeds “naar de geest” en niet “naar het lichaam” (Rom.8:4,5 / 2 Cor.10:2-6).
[[1] op WIKI: Een synecdoche is in de grammatica en de retorica een stijlfiguur waarbij een klein
deel en een groter geheel met elkaar in verband worden gebracht.]

Die verandering in ons is noodzakelijk. Het “aards ongeestelijk” (Jac.3:15) en “natuurlijk”


ongeestelijke (Judas 19) blijft niet. Doordat wij geloven zal ons sterfelijk lichaam levend gemaakt
worden (Rom.8:11). En leest u a.u.b. wat er staat: het sterfelijke lichaam wordt levend gemaakt.
Als er werkelijk sprake zou zijn van een lichaam bestaande uit “geest” dan zou men een adjectief
hebben eindigende op “-inos” en dat is “pneumatikon” niet. Zie J. H. Moulton and Howard, ‘A
grammar of New Testament Greek’, deel 2, 2de uitgave T & T Clark, blz.378,379.

P. Van den Berghe zegt over de betekenis van deze tekst dan ook terecht: “Daaruit blijkt
voldoende dat soma pneumatikon (geestelijk lichaam) hier niet kan beduiden: een gestalte, gevuld
met een pneumatische materie, een lichaam gemaakt van pneuma (zo H. Lietzmann...), maar wel:
een lichaam dat beantwoord aan ons bestaan in de Geest (W. Kümmel...), of zoals we in de tekst
parafraseerden, een lichaam, bezield, van leven voorzien door de Heilige Geest of door onze geest
van Zijn Geest” (‘Collationes Brugenses et Gandavenses’, elfde jaargang, n°2, 1965, blz.212,
voetnota.)

Hoewel in het OT enkele malen over “vlees en bloed” gesproken wordt om een
familierelatie te beschrijven (Gen.29:14 / Richt.9:2), in het NT vinden we de uitdrukking slechts
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 402

hier. Christus gebruikt deze uitdrukking in Lucas 24:39 niet. Hij zegt niet “vlees en bloed” aangezien
dit zijn verheerlijkte toestand niet zou omschrijven, maar de Opgestane heeft wel “vlees en
beenderen.” Zo zijn de punten a en c (zie hoofdstuk 8.7, eerste paragraaf) uit de voorgaande
argumenten van de WT besproken.

8.9 “VLEES EN BEENDEREN” WAT ANDERS DAN “VLEES EN BLOED”

De WT zegt dat de uitdrukkingen “vlees en bloed” en “vlees en beenderen” hetzelfde zijn


(punt b). Maar dat is fout. De Bijbel zegt over de Heer dat deze met de menswording “vlees en
bloed” t.t. “mens” is geworden. (1 Tim.3:16 / 1 Joh.4:2 / Rom.8:3). De Heer is op gelijke wijze als
andere mensen “vlees en bloed” geworden voor een korte tijd. In die tijd zou Hij ook de duivel
onttronen (Heb.2:14). Dit waren de dagen van Zijn vlees (Heb.5:7). Maar de Christus zegt na zijn
opstanding “vlees en beenderen” te hebben en niet slechts een geest te zijn (een “pneuma” of
“phantasma”) (Luc.24:39). Anders beweren is de Messias tot leugenaar maken.

Een duidelijke vooruitgang in de leer van de WT is dat men in ‘Ontwaakt!’ van 22 jan.1977,
blz.27 toegeeft: “dat God het vermogen heeft iemand met hetzelfde lichaam op te wekken als hij
bij zijn dood had.” Jammer dat de rest van het artikel nog steeds de oude vertrouwde visie geeft
vanuit C.T. Russell’s tijd. Want indien Christus, Lazarus die vier dagen in het graf ligt in zijn eigen
lichaam kan opwekken, waarom kan Christus die slechts drie dagen in het graf was, niet in zijn
eigen lichaam opstaan? Lazarus was dan in ontbinding (Joh.11:39). Het lichaam van Christus heeft
géén ontbinding of verderf gezien (Hand. 2:27). Is dat dan moeilijker voor God?

Het is in elk geval dwaas te beweren dat God zoiets niet zou kunnen bewerkstelligen. Deze
dwaasheid (of veeleer dit ongeloof) klaagt Paulus dan ook aan in zijn illustraties van 1 Cor.15:35-
38. Uit een zaad komt altijd datgene voort wat van dezelfde natuur is als het zaad. Uit het “zaad”
van een mens ontstaat géén geest. Nog complexer is het bij Jehovah’s Getuigen waar 144.001 (de
144.000 plus Christus inbegrepen) een geest worden en de rest een aards lichaam ontvangen, alles
uit hetzelfde soort zaad! En we doen hier niet aan inlegkunde van de leer van de WT. Over dezen
die een aardse opstanding krijgen zeggen ze: “Hij zal daarentegen een lichaam krijgen zoals het
God behaagt” (‘Hulp tot begrip van de Bijbel’, deel 6, 1989, blz.1165). Nu is dit een aanhaling van
1 Cor.15:38 en dat hebben ze op blz.1161,1162 uitgelegd met betrekking tot de 144.000. We
citeren hieruit een klein stukje: “Aan hen die “geroepen en uitverkorenen en getrouwen zijn” (...)
zijn broeders (...) moeten afstand doen van vlees en bloed en zullen door middel van een
opstanding een onsterfelijk, onverderfelijk lichaam ontvangen (...) “zoals het hem heeft
behaagd” (1 Cor. 15:35-40). En dat is iets anders dan dat ze beweren en iets anders dan wat de
Schrift zegt!

En daarom ook onze opmerking; uit hetzelfde soort zaad komen geen twee soorten
opstanding, een hemels geestelijke voor 144.001 en een aards lichamelijke voor alle anderen. Hoe
staat dat in verhouding tot Christus? In 1 Cor.15:45 is Christus beschreven als de laatste Adam: een
levendmakende geest. Het commentaar van Jehovah’s Getuigen is dan gewoonweg: “Christus is
thans slechts een geest.” Maar dan lezen we toch ook nog in Phil.3:21: “over het lichaam van zijn
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 403

heerlijkheid.” “Geest” in 1 Cor.15:45 zegt F.W Grosheide, zie zijn commentaar, moet verklaard
worden vanuit de betekenis van ziel. Omdat Christus niet ziel “is” zondermeer, gebruikt Paulus de
veel algemener uitdrukking “levendmakende geest.” Niet dat Christus een levendmakende geest
geworden is bij zijn opstanding want dat staat er eenvoudigweg niet. Het begrip “Geest” wijst naar
de persoon van de Heilige Geest (Joh.6:63). In die zin moeten we ook Clemens Romanus begrijpen
wanneer hij zegt: “Christus de Heer die ons gered heeft, eerst Geest was en toen vlees werd” (2de
brief 9/5). Clemens stierf 101 of 102 na Chr. en wist dus iets af van apostolische traditie.

Een andere opmerking in dit verband. De redenering van de WT is: “heerlijke, hemelse,
geestelijke lichaam” de opgestane Christus dus ook “geestelijk” moet worden opgewekt. Maar
ook de 144.000 van wie ze zeggen: “Daar Jezus mede-erfgenamen met hem verenigd zullen zijn
in de gelijkheid van zijn opstanding worden ook zij niet slechts opgewekt tot eeuwig leven als
geestelijke schepselen, maar tot onsterfelijkheid en onverderfelijkheid” (‘Hulp tot begrip van de
Bijbel’, deel 6, 1989, blz.1023 (God), blz.1161 (Christus), blz.1144,1162 (de 144.000). We citeren
Inzicht in de Schrift, deel 2, artikel ‘onverderfelijkheid, onvergankelijkheid’ ‘‘ “Nadat zij in een
verderfelijk menselijk lichaam geleefd hebben, getrouw dienst verricht hebben en gestorven zijn,
ontvangen zij nu een onverderfelijk geestelijk lichaam, zoals Paulus in 1 Korinthiërs 15:42-54
duidelijk uiteenzet. Onsterfelijkheid heeft derhalve kennelijk betrekking op de hoedanigheid van
het leven dat zij dan bezitten, de eindeloze duur en onvernietigbaarheid ervan, terwijl
onverderfelijkheid blijkbaar betrekking heeft op het organisme of lichaam dat God hun geeft en
dat op zich niet onderhevig is aan verderf, verval of vernietiging.” Ook engelen hebben een
lichaam (Ezech.1:11,23 / Dan. 10:6). En gezien engelen ook “geesten” zijn moeten we concluderen
dat ze een geestelijk lichaam bezitten. Maar dit is niet hetzelfde soort geestelijk lichaam als het
lichaam dat Christus sinds zijn opstanding heeft, of het toekomstige lichaam van wie “in Christus”
zijn.

8.10 IS DE OPGESTANE HEER DE “ONDEKENDE”?

Als inleiding op dit gedeelte vooreerst het volgende. Uit ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, versie
2019, blz.1274 blijkt wat Jehovah’s Getuigen bedoelen met materialiseren: “Zijn geboorte op
aarde. Voordat Jezus op aarde werd geboren, waren er op deze planeet engelen in
mensengedaante verschenen. Blijkbaar materialiseerden zij zich dan in een lichaam dat bij de
gelegenheid paste, om zich vervolgens weer te dematerialiseren als zij zo’n toewijzing hadden
volbracht (Ge 19:1-3; Re 6:20-22; 13:15-20). Zij bleven dus geestelijke schepselen, daar zij slechts
tijdelijk een stoffelijk lichaam aannamen. Maar dit was niet het geval toen Gods Zoon naar de
aarde kwam om de mens Jezus te worden. In Johannes 1:14 staat: „Het Woord . . . is vlees
geworden en heeft onder ons verblijf gehouden.” Om die reden kon hij zich „de Zoon des mensen”
noemen (Jo 1:51; 3:14, 15). Sommigen vestigen de aandacht op de uitdrukking „onder ons verblijf
gehouden [lett.: „in een tent gewoond”]” en beweren dat hieruit blijkt dat Jezus geen echt mens
was, maar een incarnatie. De apostel Petrus gebruikt echter een soortgelijke uitdrukking als hij
het over zichzelf heeft, en Petrus was duidelijk geen incarnatie. — 2Pe 1:13, 14.” (Wij
onderstrepen). Het is dus duidelijk: de WT zegt niet dat Jezus toen hij op aarde was een
materialisatie was.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 404

Maar Hij was dat wel toen Hij zich toonde aan zijn discipelen ná zijn dood en opstanding uit
de doden. Wat ze beweren is dit. De WT schrijft: “Bij sommige gelegenheden kenden of herkenden
de discipelen de opgestane Jezus niet (Mat.28: 16,17 / Luk.24:15,16 / Joh.20:14-16 / 21:4-12)”
(‘DE WACHTTOREN’ van 15 april 1963, blz.236 of ‘Inzicht in de Schrift’, deel 2, 1997, blz.516,
onderdeel over ‘De Hemelse opstanding’). In het artikel komt men tot de conclusie dat Christus
zich in verscheidene lichamen materialiseerde zoals de engelen vroeger gedaan hadden. In ‘Hulp
tot begrip van de Bijbel’, deel 6, 1989, blz.955 staat: “Na zijn opstanding verscheen Jezus in
verschillende lichamen.” Echter, de vier voorbeelden die men geeft zijn geen bewijs, ja het
tegendeel wordt erdoor bewezen. Die vier “bewijzen” gaan we onder het vergrootglas leggen.

Matthéus 28:16,17

In de eerste tekst staat: “De elf discipelen gingen echter naar Galiléa, naar de berg waar
Jezus met hen had afgesproken, en toen zij hem zagen, brachten zij hem hulde, maar sommigen
twijfelden” (Mat.28:16,17 NWV, wij onderstrepen). Dit is geen probleem op zich. Er staat dat
enkele discipelen Hem huldigen en dáárna dat sommigen twijfelden. De elf apostelen die Hem
ondertussen al enkele malen “levend” (Hand.1:3) gezien hebben “aanbidden” (Grieks
“proskuneo”) Hem. Maar in Galilea zijn er andere leerlingen die Hem nog niet hebben gezien na
Zijn opstanding en deze twijfelen: aan de opstanding of het verhaal dat de apostelen hen verteld
hebben? Waarom zij twijfelden wordt niet genoemd. In elk geval was hun twijfel niet aan de
identiteit van de Heer, veeleer aan Zijn autoriteit want om hun twijfels de kop in te drukken zegt
Christus dan: “Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde” (Mat.28:18-20). Een macht die
zich uitstrekt over vijf terreinen:
1°) Als leraar (Mat.7:28,29 / Joh.22:17),
2°) Als Hogepriester (die zonden vergeeft Luc.24:46,47),
3°) Als koning (Eph.1:20-23),
4°) Als overwinnaar op de dood (Joh.10:17,18 / Opb.1:18),
5°) Als rechter over de wereld (Joh.5:27 / Hand.10:42).

Recent heeft het Wachttorengenootschap zijn vroeger argument afgezwakt in een klein
artikel waaruit het volgend citaat: “Dat degenen die twijfelden niet apostelen waren, maar
discipelen in Galiléa aan wie Jezus nog niet was verschenen” (‘DE WACHTTOREN’ van 1 dec.1992,
blz.30). Het gaat dan om enkelen van de vijfhonderd in Galiléa aan wie de Heer nog niet was
verschenen (1 Cor.15:6). Ze twijfelden dus niet meer toen Hij hun verschenen was, of wel soms?

Lucas 24:16

Als tweede bewijs geeft de WT een verwijzing naar de geschiedenis van de discipelen van
Emmaüs. Maar bij het lezen van dit verslag zien we in Luc.24:16 NWV: “maar hun ogen werden
even weerhouden hem te herkennen.” De Griekse tekst gebruikt hier de passieve vorm van
“krateoo” (vasthouden). Ze werden door iets buiten henzelf weerhouden om Christus te
herkennen en we kunnen hen daarom niet beschuldigen, iets niet te zien. Datgene wat hen
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 405

weerhoudt Christus te herkennen is voorzeker Gods wil of de macht van Christus. In elk geval staat
in vers 31 dat wanneer hun ogen niet meer weerhouden werden zij Hem herkenden en er staat
niet dat de Heer ondertussen van gedaante veranderd was.

Johannes 20:14-16

Het derde bewijs van de materialisatietheorie van Christus volgens de WT is de geschiedenis


van Maria van Magdala in Joh.20:14-16. Dit verhaal is eigenlijk de beschrijving van het tweede
bezoek van Maria aan het graf. Het eerste bezoek was: “terwijl het nog donker was” (Joh.20:1
NWV), “tegen het aanbreken” (Mat.28:1 NBG), “Toen het licht begon te worden” (Mat.28.1 NWV).
In hoeverre het nog donker was bij het tweede bezoek weten we niet. De zichtbaarheid zou ook
hier een argument kunnen zijn in de herkenning. Maar wie dit leest (van 11-16) komt tot de slotsom
dat Christus daar niet in een ander lichaam was dan datgene wat Hij had voor zijn dood. Maria
zocht niet persé naar een opgestane Heer. Ze dacht dat men Christus in een ander graf had gelegd.
Er staat in de tekst dat Maria weent. Het Griekse woord hier is “klaio” en geeft een luid en
onophoudend wenen te kennen. In haar tranen ziet ze achterom en denkt de tuinman te zien die
in werkelijkheid Jezus was. Maar het achter zich kijken is in tranen en slechts vluchtig. We zien dit
als we vers 14 en vers 16 vergelijken. In de vertaling van de WT staat: “wendde zich achterwaarts”
(vers 14 - ook in de vertaling van Brouwer) en “zij keerde zich om” (vers 16). Vers 16 wordt in
Nederlandse vertalingen weergegeven als “keerde zich om (toe)” in SV, HSV, Canisius en NBG of
“wendde zich om” in Leidsche vertaling en Brouwer. Als vertaling is de NWV voor dit versgedeelte
te verkiezen boven de NBG die er tweemaal hetzelfde vertaald. Maar andere vertalingen maken
wel het onderscheid zoals de KJV, NEB, Philips en Segond. De eerste maal keek Maria slechts
vluchtig achter zich, de tweede maal keert zij zich om. Dan weet zij dat deze die ze eerst aanzag als
de tuinman, de opgestane Heer is. Wanneer Jezus haar bij name roept weet ze dat Hij het is en ze
geeft dit te kennen door Hem Meester te noemen. Jezus had ooit de zeven demonen waardoor ze
geplaagd werd uitgeworpen (Luc.8:2). Zij hoort bij de kudde. Zij kent haar Herder en de Goede
Herder kent zijn schapen (Joh.10:14). Christus is hier de “gekende” en niet een Jezus
gematerialiseerd in een ander lichaam. Dat Maria Jezus aan zichzelf wil binden door Hem vast te
houden (vers 17) is natuurlijk fout. Door de opstanding begint een nieuwe relatie met de
discipelen, de oude dingen zijn voorbijgegaan (2 Cor.5:16,17).

Johannes 21:1-14

Het vierde bewijs van de WT is er evenmin één. Het is Joh.21:1-14. Men kan terecht zeggen
dat dit de nieuwe roeping is van de discipelen. De parallel met Luc.5:1-11 is zeer frappant. We
hebben hier een nieuwe oproep tot navolging (Mat.4:19,20). Er staat in vers 4 NWV: “Toen het
echter net morgen begon te worden, stond Jezus aan het strand, maar de discipelen
onderscheidden natuurlijk niet dat het Jezus was.” Het antwoord op onze vraag is hier klaar en
duidelijk afgelijnd. Er staat: “toen het net morgen begon te worden” t.t. het is nog gedeeltelijk
duister, de zonsopgang. Dat men dan iemand niet goed zal herkennen, is alleen maar menselijk.
Maar er is nog meer. Er staat in vers 8 dat de boot waarop de discipelen zaten “tweehonderd el”
(“ongeveer negentig meter” NWV) van het strand was waar Jezus stond. Nu, bij een afstand van
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 406

negentig meter, in het halfdonker iemand herkennen dat zou het Bijbelverslag verdacht maken.
Integendeel, toen Jezus zijn discipelen aansprak beseften ze zondermeer dat Hij het was: “want zij
wisten dat het de Here was” (Joh.21:12 NWV).

Is Christus een materialisatie na zijn opstanding? Is Hij de “onbekende”? Slechts wanneer


je als als Jehovah’s Getuigen door middel van een tour de force alle logische en Bijbelse bewijzen
van tafel veegt. Maar niet als je een oprecht “Bijbelstudent” bent.
Want uit het Bijbelverslag is het duidelijk dat Christus geen “schijnlichaam” heeft sinds Zijn
opstanding. De eerste verschijning aan de 10 apostelen maakt dit al duidelijk. Jezus maakt ze attent
op: “Mijn handen en Mijn voeten” voordat ze Hem ernaar vragen (Luc.24:39). “Ik ben het zelf” is
daarbij Zijn opmerking. De discipelen mogen het onderzoeken: dat Hij het zelf is en géén ander
(Joh.20:20). En zo ook Thomas een week nadien op zijn aanvraag (Joh.20:25,27). De Heer heeft:
“naar het vlees geleden” en dat is na Zijn opstanding nog merkbaar aan de tekenen van de wonden
(1 Pet.4:1). De Opgestane Heer heeft met zijn discipelen een voelbaar, een hoorbaar en een
zichtbaar contact tijdens deze verschijningen.

Men mag, zoals Jehovah’s Getuigen doen, niet blijven stilstaan bij een opmerking als: “En
zij zeiden niemand iets, want zij waren bevreesd” (Marc.16:8). Want dergelijke uitspraken zijn
momentopnamen. Toen Pinksteren kwam en zij niet meer bevreesd waren was juist de dood en
de opstanding van Jezus het hoofdthema van hun prediking. En deze bekeerde “bevreesden”
bleven dit ook doen ondanks de druk van de vervolging.

EVEN EEN OPMERKING AAN DE ZIJLIJN: sinds Pinksteren in Handelingen 2 is er geen vrees
meer onder de gelovigen. Ze hebben de ondersteuning van de Heilige Geest ontvangen en
wedergeboren kinderen van de vader. Dus dat is niet een oplappen van het oude verbond
maar een exclusief nieuw. Wie jood-is van het oude volk moet om naar het nieuwe Israël te
gaan herboren worden.
Joodse en niet-Joodse gelovigen die Jezus als Messias aanvaarden zijn samen mede-
erfgenamen want ze zijn, Gods volk. Ze behoren tot hetzelfde Lichaam. En dus
mededeelgenoten van alle beloften in en door Christus gedaan Epheze 3:6 / 2 Corintiërs 1:2
ÉÉN KUDDE: De schapen (die één kudde zijn) komen uit de schaapskooi van Israël en uit
schaapskooien van andere volken Ezechiël 34 / Johannes 1:16
ÉÉN FAMILIE van kinderen door God herboren Galaten 3:26.29
ÉÉN NIEUWE MENS,
ÉÉN HUISGEZIN VAN GOD,
ÉÉN WONING VAN GOD IN DE GEEST Epheze 2:11.22
ÉÉN LICHAAM 1 Corintiërs 12:13; Epheze 3:6
ÉÉN UITVERKOREN EN HEILIG VOLK van God 1 Petrus 2:9.1 De Gemeente van Christus is =
de verzameling van alle gelovigen vanaf Pinksteren, zowel van joodse als andere afkomst =
Het huidige Jeruzalem (dat beneden is) en het Jeruzalem dat boven is (Galaten 4:25,26), het
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 407

Hemelse Jeruzalem (Hebreeën 12:22), het Nieuwe Jeruzalem (Openbaring 21:2), het Heilige
Jeruzalem (Openbaring 21:1).

ÉÉN OLIJFBOOM Jeremia 11:16,17 / Romeinen 11:17-24

8.11 DE HEILIGE GEEST ZAL U ALLES LEREN (Joh.14:26)

Voordat ze Jezus, na zijn dood, levend teruggezien hadden waren zijn discipelen slechts van
twee zaken overtuigd. Ten eerste: nu is Hij dood en begraven. Ten tweede: het graf is na onderzoek
leeg en wellicht krijgen zij nog de schuld.

We willen enkele Schriftuurplaatsen na elkaar plaatsen om dit duidelijk te maken.


Joh.19:30 Jezus gaf de geest.
31 Joden vragen Zijn beenderen te breken want de sabbat is nabij en een
gekruisigde mag niet op sabbat aan het kruis hangen.
33 Maar Jezus is dood en Zijn beenderen worden niet gebroken, want Zijn
offer is als een paaslam geslacht (Ex.12:46 / Num.9:12).
34 Als proef steekt men in Zijn zijde, naar het hart toe.
35 Johannes die het gezien heeft spreekt dan ook de waarheid.

38 Pilatus laat een discipel toe het lichaam van Jezus weg te nemen om
te begraven.
39 Een andere discipel laat het lichaam van Jezus zalven met specerijen.
Ware Jezus niet dood dan zou dat nu het geval zijn door de bedwelmende en
etherische geuren van de balsems. Bij deze eerste balseming zijn er
30 kilogram van deze stoffen gebruikt! Het gaat om een waar fortuin.
40-42 Het lichaam legt men in een nieuw graf.
Mat.27:60 Met een grote steen sluit men de ingang af.
62-64 De vijanden van Christus herinneren zich dat Jezus over een
opstanding heeft gepraat of dat de discipelen het lichaam zouden stelen.
Daarom laten ze een militaire wacht achter bij het graf.
66 De steen van het graf zelf wordt verzegeld. Men wil zekerheid dat er geen
grafschenners hun werk doen.
Voor de wereld, vijand of discipel, is het verhaal van Jezus uit. Hij is dood en begraven.

Een tweede zekerheid van de discipelen is dat het graf, de derde dag van hun bezoek, leeg
is. Ook hier enkele Schriftuurplaatsen op een rij.
Joh.20:1 De steen is weggerold. Maria van Magdala weet niet wat er aan de hand is,
want zij had de begrafenis met eigen ogen gezien (Mat.27:61).
2 Ze komt ijlings bij twee discipelen om te melden dat ze niet weet waarom
men de Heer weggenomen heeft en in welk nieuw graf Hij nu ligt.
Luc.24:11 De discipelen vinden dit zotteklap en geloven het niet.
Joh.20:5 Johannes komt aan het graf en stelt vast (zonder binnen te gaan) dat er
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 408

binnen windsels liggen maar geen lijk.


6,7 Petrus komt aan, gaat het graf binnen vind de windsels en een opgerolde
hoofddoek.
Luc.24:12 Petrus is verbaasd en gelooft zijn eigen ogen niet, het lijk is weg.
Joh.20:9 Ze verstonden dat allemaal niet, ze kenden de Schriften nog niet.
11 Maria van Magdala weent ontroostbaar.
12,13 Twee engelen verschijnen, aan wie Maria ook te kennen geeft dat ze niet
weet waar het lijk nu is.

De discipelen zijn dus geestelijk in de war, verschrikt door dat wat ze zien (of niet zien) en
twijfelen aan hun eigen geestelijke vermogens. Ze zijn werkelijk onverstandig en traag van hart om
dat te geloven (Luc.24:25). Zelfs nadat zijn medegelovigen Jezus al gezien hadden twijfelde
Thomas. Waren ze soms niet totaal hysterisch. Hij moest dat zelf eerst kunnen zien (Joh.20:24-29).
Veel van het onderwijs van Jezus begrepen ze slechts later (Luc.18:33,34 / Joh.2:18-22 / 13:36-38
/ 14:4,5 / 16:17,18). Ze staan opnieuw voor een ongelooflijke maar ware gebeurtenis. Dat hadden
ze met Jezus meer dan eens meegemaakt.

Zeven hoofdbegrippen van de Heilige Geest in het leven van de gelovige


1°) Is onze geestelijke Vader (worden wedergeboren) Joh.3:5,6
2°) Door Hem en in Hem gedoopt Mat.3:11 / Hand.1:5 / 1 Cor.12:13
3°) Verzegeld als Zijn bezit 2 Cor.1:22 / Eph.1:13 / 4:30
4°) Is het Onderpand van wat later komt 2 Cor.1:22 / Eph.1:14
5°) Vervuld de beloften Luc.1:15,41,67 / Hand.4:8 / 4:17 / Eph.5:18
6°) Zalft ons tot koningen, priesters en profeten 2 Cor.1:21 / 1 Joh.2:27
7°) Is slechts wonend in gelovigen 2 Tim.1:14 / Rom.8:11

8.12 “BREEKT DEZE TEMPEL AF” Joh. 2:19

Als antwoord aan de Joden zegt Christus bij een bepaalde gelegenheid: “Breekt deze
tempel af en in drie dagen zal ik hem oprichten.” Zo staat het in het evangelie naar Johannes
hoofdstuk 2:19 NWV. Als uitleg schrijft de geliefde discipel: “Hij sprak echter over de tempel van
zijn lichaam” (vers 21 NWV). De WT-uitleg hierover is de volgende: Jezus sprak niet over zijn
letterlijk lichaam maar over de geestelijke tempel (Gods gemeente) waarvan Hij de voornaamste
hoeksteen was. Als voornaamste steen, de hoeksteen, van deze geestelijke tempel werd Jezus
afgebroken (gedood) door de Romeinen en Joden. (Zie o.a. ‘DE WACHTTOREN’, 1953, blz.287,288
/ ‘DE WACHTTOREN’, 1960, blz.63,64). In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 juli 1978, blz.23,24 /
‘Ontwaakt!’ van 8 jan.1964, blz.28 krijgt men de indruk dat de tekst wel over de opstanding van
Christus spreekt maar het geheel is niet zeer duidelijk. In hun tijdschrift ‘Ontwaakt!’ van 8
aug.1993, blz.12 lezen we dan: “Jezus vergeleek zijn te verwachten dood en opstanding op die
manier met het afbreken en herbouwen van een gebouw” (in voetnota). Mogelijks heeft de WT
dus twee tegenstrijdige (aanvullende?) verklaringen van dit vers. Een uitleg over de geestelijke
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 409

tempel (de gemeente) en een andere over Jezus als tempel. Of hebben ze ondertussen nieuw licht
ontvangen? In hun Bijbel van 1995 met verwijzingen hebben ze Mat.26:61 / 27:14 / Marc.14:58
aangegeven bij deze tekst, maar daar kan men niet wijzer door worden.

Hoe jammerlijk het ook is, enkele Protestantse exegeten geven ook de uitleg tempel =
gemeente. (Bijvoorbeeld O. Cullmann, ‘Early Christian Worship’, S.C.M., 7de druk, 1969, blz.72).
Dit is fout om volgende belangrijke redenen. Indien Christus spreekt over zijn gemeentetempel dan
is Hij een leugenaar daar Hij de stelligste en onvoorwaardelijke belofte gaf dat de poorten van
Hades (de dood) haar niet zou overweldigen (Mat.16:18). Verder is het zo dat de christelijke
gemeente slechts gesticht is met Pinksteren (zie Handelingen hoofdstuk 2). Voordien was er géén
geestelijke christelijke tempel en de schriftuurplaats kan dus niet 53 dagen ervoor over Christus als
geestelijke tempel spreken. Uit verscheidene schriftuurplaatsen volgt dat de verhoging van
Christus onderscheiden is van zijn opstanding en dat die verhoging moest voorafgaan aan de
stichting der christelijke kerk (tempel). Zie Eph.1:20 / 4:10 / Heb.4:14 / 7:26 / Joh.7:37-39.

De juiste verklaring van deze tekst is deze die letterlijk voor de hand ligt. Het lichaam is het
vleselijke lichaam van Christus vergeleken bij een tempel (zie Opb.21:22). Dat lichaam is door
Christus zelf opgewekt zegt deze tekst, evenals Joh.10:17,18. Wat natuurlijk de werking van Vader
en Geest niet uitsluit. En bedenken wij dat Johannes de Doper al zei dat God, zelfs uit stenen
kinderen van Abraham kan verwekken (Mat.3:9 / Luc.3:8).

Uit, naar onze mening, het beste commentaar op het evangelie van Johannes in de
Nederlandse taal citeren we enkele gedachten. “Zowel uit het een als het ander blijkt, dat de
evangelist met het “afbreken” en “oprichten” op Jezus dood en opstanding doelt. Jezus zou
daarmee zijn tegenstanders te kennen geven, dat zijn bevoegdheid ten aanzien van de tempel zou
blijken, wanneer zij hun thans reeds tegen Hem uitgaande vijandschap tot het uiterste zouden
opvoeren, door Hem nl. ter dood te brengen? Dan zou Hij wat zij hadden afgebroken - zijn “lichaam”
- in drie dagen weer opbouwen nl. door uit de dood op te staan (...) Het zegt niet dat in de
opstandingservaring de oorsprong van het christelijk geloof is gelegen en van de wijze, waarop over
de “historische Jezus” is geschreven. Juist het vierde evangelie legt de nadruk op de
heerlijkheidsopenbaring van Jezus als de Christus, de Zoon van God, tijdens zijn aardse leven. Het is
niet slechts de heerlijkheid van de opstanding die zijn aardse leven - achteraf - overstraalt. Het is
de heerlijkheid, waarmee Hij “onder ons heeft gewoond”, van “het Woord dat vlees is geworden”,
waarvan de evangelist aan een stuk getuigt” (H. Ridderbos, ‘Het evangelie naar Johannes’, deel 1,
Kok, 1987, blz.140,141,144, 145).

Bij andere gelegenheden voorzei de Here Jezus Zijn opstanding uit de doden zonder te
verwijzen naar de werking van de Vader in dat verband. Zo o.a. in Marc.8:31 / 9:9,31 / 10:34 /
Luc.18:33 / 24:7,46. Deze teksten van Marcus tonen ook aan dat Jezus een tijd voorzegt van drie
dagen tussen Zijn dood en opstanding. En er wordt ook gezegd dat Hij is opgestaan (Hand.10:41 /
17:3 / 1 Thes.4:14) met nadruk op Zijn handelen daarbij.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 410

Het beeld van de tempel in Joh.2 maakt ons duidelijk dat er een lichamelijke opstanding is
van Jezus uit het graf. De afgebroken tempel (het lijk in het graf) wordt opnieuw opgebouwd. Met
een verdraaide versie van deze uitspraak zou Jezus later aangeklaagd worden als oproerkraaier
(Marc.14:58 en context). Bij de kruisiging spreekt één van de voorbijgangers dezelfde taal: “Ha, Gij
die de tempel afbreekt en in drie dagen opbouwt, red uzelf, kom af van het kruis”
(Marc.15:29,30).

“Of achter deze bonte verzameling fantasierijke gedachtenspinsels een historische kern
schuilt (…) is heden niet meer vast te stellen.” Dat zijn de woorden van de Joodse theoloog Pinchas
Lapide in ‘Wie waren er schuldig aan de dood van Jezus?’, Kok, 1988, blz.58. Het gaat dan om de
verklaring van Jezus in Joh.2:19: “Breekt deze tempel af en binnen drie dagen zal Ik hem doen
herrijzen.” Maar er zijn nog meer verhalen als deze op fantasie berustend zegt deze schrijver. “Zelfs
als een verhoor voor het sanhedrin heeft plaatsgehad, dan is de scène van Mc 14,55-65 toch ‘van a
tot z verzonnen’” zegt P. Lapide op blz.63. Van blz.86 citeren we één van de vijf onwaarheden die
er aan het proces verbonden zijn volgens P. Lapide: “- dat de bewering van alle vier evangelisten,
dat de kruisiging werd voltrokken door Romeinse soldaten, niet kan kloppen.” En er zijn nog een
andere reeks “onwaarheden”, “ongerijmdheden” of “fantasie” aan het verhaal van de dood van
Jezus volgens deze rabbi/theoloog die enorme invloed heeft op de moderne kritische theologie. Ik
bespaar u verdere citaten. P. Lapide en zijn volgelingen geloven niet wat in de Schrift staat en dan
is de dialoog zeer moeilijk of niet meer mogelijk. Maar zijn dezen beter dan de mensen van de WT
die een duidelijke tekst als Jon.2:19 niet willen lezen zoals het er staat? Omdat het niet past in hun
andere theologische inzichten!

Jezus gebruikt eens een ander beeld over zichzelf, dat wijst op een verrijzenis van het
lichaam dat in het graf lag. Zie het verhaal van Jona in de vis (Mat.16:1-4). Zijn antwoord op de
vraag naar het teken dat men van Hem vraagt of Hij wel de ware Messias is, zal Zijn opstanding uit
het graf zijn. Zoals Jona uit de vis kwam in-levenden-lijve zo zal de Heer uit de buik van de aarde
komen levend en wel.

De Heer die zelf zegt de “Ik ben” te zijn (Joh.8:58) kan dan ook niet doodblijven. Hij heeft
leven in Zich en geeft het wie Hij wil (Joh.5:21,26). Daarom spreekt Hij ook uit: “Ik ben de
opstanding” hoewel met Zijn dood in het verschiet (Joh.11:25). Hij voorspelt zijn dood de avond
vóór de kruisiging maar ook zijn overwinning over de dood heen. Want Hij leeft. Hij is de Levende
(Joh.13:31,32 / 14:19). Door Zijn opstanding zal de wereld nooit meer zijn zoals vroeger, de
geschiedenis heeft een keer genomen en de kosmos zal in zijn overwinning mogen delen.

8.13 WEDER OPNEMEN VAN DE ZIEL of HET LEVEN (Joh.10:17,18)

Laat ons nog even ingaan op de woorden van de Heer in Joh.10:17,18. Want we hebben
een groot bezwaar tegen de vertaling van de WT die vers 17 als volgt heeft vertaald: “Daarom:
heeft de Vader mij lief, omdat ik afstand doe van mijn ziel, opdat ik ze wederom moge
ontvangen” (NWV). Andere vertalingen spreken meestal over het afleggen van Zijn leven i.p.v. ziel.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 411

Dat maakt weinig uit bij de uitleg van deze tekst. Wel echter wanneer er volgens hen staat: “opdat
ik ze (de ziel of leven) wederom moge ontvangen.”
Men moet dit lezen als:
• “om het opnieuw te nemen” HSV
• “opdat Ik hetzelve wederom neme” SV,
• “om het weder te nemen” NBG,
• “opdat ik het wederneme” Luther,
• “om het terug te nemen” Leidsche Vert., Brouwer en Willibrord,
• “om het weer terug te nemen” Canisius.
Het gaat hier dan nog maar eens om een eigenzinnige en alleenstaande vertaling van de WT.

Het is waar dat het Griekse werkwoord “lambanoo” dat hier gebruikt wordt, zowel
“ontvangen” (resultaat) als “nemen” (oorzaak) kan betekenen. Maar met het Grieks “hina” dat de
reden aangeeft, zoals hier, is het onmogelijk te vertalen zoals de WT doet. Het doel van het
afleggen van Zijn Ziel is het terug opnemen van Zijn Ziel. De WT zit in de knoop met deze tekst: de
ziel die de Heer geeft voor zijn schapen (zie verzen 11,15) is dezelfde ziel die bij de opstanding
teruggenomen wordt. In het heilsplan van de Vader heeft de Zoon het recht of de macht zijn leven
te geven en het daarna terug op te nemen (vers 18). De Heer heeft aan het kruis Zijn bloed laten
vloeien voor het heil van de wereld en heeft op die wijze aan Gods recht en verzoening voldaan.
Vergelijk hierbij de gelijkenis van het tarwegraan in Joh.12:24. De Heer sterft om vrucht te dragen.
Het is de gekruisigde en begraven Jezus die opstaat uit de aarde en niet een ander (Mat.28:5 / 1
Cor.1:23 / Gal.3:1).

Het is dan ook terecht dat A.T. Robinson in zijn ‘Word Pictures in the New Testament’ bij
deze tekst opmerkt, in feite vers 18,: “Hij spreekt van zijn dood en opstanding als al volbracht (...)
De vader gaf de Zoon, deze stemde ermee in gegeven te worden, maar ook zich zelf te geven”. En
H. Ridderbos zegt: “De gedachte die hier alles beheerst, is dat de drijvende kracht en de diepste
verklaring van Jezus prijsgeven en wederom terugnemen gelegen is in het bestel en het beleid van
de liefde van de Vader t.o.v. zijn Zoon en daarom ook in de volmacht, die de Vader Hem ten aanzien
van dat prijsgeven en weer terugnemen heeft gegeven” (‘Het evangelie naar Johannes’, Kok, deel
1, 1987, blz.423,424).

De uitleg die we hier geven is niet alleen de enig exegetisch verantwoorde, ook
kerkhistorisch is dit zo. Melito van Sardis in zijn prachtige paaspreek, de oudste paaspreek die we
kennen, ‘Peri Pascha’ = Over Pasen, zegt in vers 4: “geslacht als een lam, opgestaan als God.” In
vers 8: “en als mens begraven stond hij op uit de doden als God, van nature God zijnde en mens.”
In vers 9: “in zoverre als hij begraven wordt als mens, in zoverre als hij opstaat God” et cetera. Het
is dan ook niet vreemd dat een kerkvader als Ignatius schrijft: “Hij heeft zich waarlijk opgewekt”
en “Hij veranderde zich in een onvergankelijke en wekte zich op” (Smyrniërs 2:1, ‘Brief aan
Rheginos’ 45:17,18).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 412

Zo blijft ons ook nog een opmerking bij een andere leer van de WT. We lezen namelijk in
‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, 2019, artikel ‘bloed’, blz.: “De hogepriester in Israël bracht altijd iets
van het bloed in het Allerheiligste van het aardse heiligdom (Le 16:14). Jezus Christus ging als de
werkelijke Hogepriester de hemel zelf binnen, niet met zijn bloed, dat op de grond was uitgestort
(Jo 19:34), maar met de waarde van zijn volmaakte menselijke leven, vertegenwoordigd door
zijn bloed. Dit recht op leven heeft hij nooit verspeeld door zonde, maar hij behield het zodat het
aangewend kon worden voor de verzoening van zonden (Heb 7:26; 8:3; 9:11, 12). Om deze
redenen roept het bloed van Christus om betere dingen dan die waarom het bloed van de
rechtvaardige Abel riep. Alleen het bloed van het volmaakte offer van de Zoon van God kan om
barmhartigheid roepen, terwijl het bloed van Abel en het bloed van de als martelaars gestorven
volgelingen van Christus luid om wraak roept. — Heb 12:24; Opb 6:9-11.” (Wij onderstrepen).
Jezus heeft volgens hen het “recht op leven” nooit verspeeld. Dan vragen we ons af: Waarom Hem
dan uitsluiten uit dit “recht” op Zijn lichaam als mens? Is Hij geen zoon van Adam en sterft Christus
niet voor alle Adamietenkinderen? Was zijn moeder niet van de stam van David? Heeft de Messias
in haar niet de mensheid aangenomen! Waarom Hem als de enige zondeloze afstammeling Zijn
verworven recht ontnemen? Lees in dat verband dan Luc.3:23,38 / Gal.4:4 / Heb.2:14-18. Heeft de
zondeloze geen recht op Zijn lichaam in het graf gezien Zijn: “bloed dat op de grond was
uitgestort” (aan het kruis, want toen stierf Hij) verzoening gebracht heeft?

En een tussendoortje over de ontwikkeling van sommige theologische gedachten. In De


Duitse Catechismus vertaalt als; De leer van de Kerk, De Fontein Utrecht, 1956 wordt aangenomen
dat Jezus zich zelf opwekte volgens vraag 52. Maar enkele jaren later in Mouson J. / Van den Berghe
P. / Bulckens J., ‘De verrezen Heer’, Patmos, 1969 blz.124, is dat niet meer waar. En we lezen er de
stelling: “de vereniging van ziel en lichaam, opvatting die voorbijgestreefd is en ruikt naar
reanimatie.”

8.14 EN 1 PET. 3:18 DAN?

We komen dan tot de éne tekst uit de Bijbel die een bewijs zou (?) kunnen zijn dat de
opgestane Christus slechts (?) geest zou zijn. Want in 1 Pet.3:18 NWV staat over de Heer: “(hij) ter
dood gebracht werd in het vlees, maar levend gemaakt in de geest.” Over deze tekst zegt de WT:
“Het vlees en de geest worden tegenover elkaar gesteld. In de Griekse tekst staan het woord
“vlees” en het woord “geest” beide in de derde naamval, zodat indien een vertaler “vlees” op
een bepaalde manier weergeeft, hij “geest” consequent op dezelfde manier dient weer te geven”
(‘Ontwaakt!’ van 8 feb.1963, blz.28).

Laat ons even kijken naar de Griekse tekst, zonder leestekens. Er staat:
“thanatootheis men sarki zoopoietheis de pneumati.”
Dat is moeilijk om zoiets te vertalen zeggen de specialisten van de Griekse taal. In elk geval heeft
de Griekse tekst géén lidwoord voor zowel “vlees” (sarki) als “geest” (pneumati). In enkele oude
Bijbelmanuscripten, zonder een grote waarde, staat er wel een lidwoord bij “geest.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 413

Dat Petrus iets belangrijks wil zeggen ziet men bij de eerste oogopslag van de
oorspronkelijke tekst. Daarvoor is er hier de combinatie van de Griekse voegwoorden “men (...)
de” er juist, om de twee zinsdelen te verbinden. Beter gezegd om de twee tegenover elkaar te
stellen. Deze combinatie heeft een veelvuldig gebruik. In deze brief van Petrus o.a. in 1:20 / 2:4 /
2:14 / 4:14. De gedachte van 1 Pet.3:18 is dat Christus inderdaad (Grieks = “men”) ter dood
gebracht is wat zijn vlees betreft, maar (Grieks = “de”) ... dat Hij. En hier zit nu juist het
vertaalprobleem. Wat is de betekenis van “de pneumati”?

Men zou zich kunnen afvragen waarom Petrus hier spreekt van “de pneumati” en niet van
“pneumatikos”, want in dit geval zou men van “geestelijk” opgewekt of levend gemaakt kunnen
spreken. Petrus zelf gebruikt dat woord wanneer hij spreekt over een “geestelijk huis” en
“geestelijke offers” in 1 Pet.2:5. Verder spreekt Paulus over een “geestelijk lichaam” in 1
Cor.15:44,45.

Maar wellicht komen we verder door het bestuderen van de teksten waar “vlees” en
“geest” tegenover elkaar staan, zoals de tekst in Petrus. Voorbeelden van dit in Mat.26:41 /
Marc.14:38 / Joh.3:6 / 6:63 / Rom.1:4 / 8: 4,5,6-9,13 / 1 Cor.5:5 / 2 Cor.7:1 / Gal.3:3 / 4:29 /
5:16,17,19 / 6:8 / Col.2:5 / 1 Tim.3:15 / Heb.12:9 / 1 Pet.3:18 / 4:6. Uit dit alles hebben alleen
Rom.1:4 / 1 Tim.3:16 en 1 Pet.3:18 een toepassing op Christus en die teksten gaan we apart
bekijken.

Vooraf een kort citaat uit het commentaar van H. Ridderbos op Joh.3:6-8 (‘Het evangelie
naar Johannes’, Kok, deel 1, 1987), als inleiding op wat volgt om aan te geven in welke richting we
moeten denken bij de behandeling van dit onderwerp. Hij schrijft (blz.155,156): “De tegenstelling
tussen vlees en Geest heeft daarom primair betrekking op de kreatuurlijkheid en afhankelijkheid
van de mens tegenover God als Geest, Bron en beschikker van alle leven. Daarbij staat “vlees” ook
niet voor het lagere in de mens, maar voor de gehele mens zowel fysich als geestelijk (...) Veeleer
duidt ze (de tegenstelling) de mens in zijn (vleselijke) onmacht aan tegenover de vrijmacht en
almacht van God (de Geest), die hem alleen tot een ander mens kan maken, d.w.z. de hem
noodzakelijke geboorte van boven kan schenken.”

8.15 ROMEINEN 1:3,4

Het contrast in Rom.1:3,4 is: “gesproten uit David naar het vlees (...) naar de geest van
heiligheid opgewekt.” Dit is echter geen zuivere gelijkenis met 1 Pet.3:18. Paulus spreekt van
“vlees” en “geest van heiligheid” en Petrus van “vlees” en “geest.” Paulus verwijst naar de
menselijke geboorte van de Heer en Petrus naar zijn sterven als mens. Deze tekst is zeer
waarschijnlijk genomen uit een gedeelte van een al bestaand liturgisch lied of lofprijzing tijdens
christelijke samenkomsten uit die dagen. En ook Rom.1:3,4 is geen gemakkelijke tekst. In de NWV
van 1995 heeft de WT hier géén verwijzing naar 1 Pet.3:18 maar wel naar 1 Tim.3:16. Ook in 1
Pet.3:18 verwijst men naar 1 Tim.3:16 en niet Rom.1:3,4, en dat is allemaal uiterst merkwaardig
en verwarrend.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 414

Een eerste vraag is deze: heeft dit gedeelte te maken met een tegenstelling
mensheid/godheid van Christus? Hierop antwoorden J. Calvijn, C. Hodge, B. B. Warfield e.a. in
positieve zin. Anderen echter volgen de nieuwe uitleg van G. Vos (o.a. S. Greydanus, H. Ridderbos
en I. Murray). Zij zeggen dat de tekst niet in de eerste plaats over het wezen of natuur van Christus
spreekt. Maar veeleer, het is een contrast tussen twee opeenvolgende bestaanswijzen van de Heer
in het heilshistorisch werk. Bij deze laatste uitleg zijn er dan eveneens nog andere mogelijkheden.
De kritische school van o.a. R. Bultmann en ook Jehovah’s Getuigen zeggen dat we hier een
vergoddelijking hebben van Christus. Volgens de WT is (vanuit deze tekst) Christus na zijn mensheid
afgelegd te hebben, opnieuw een god geworden.

In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 juni 1994, blz.28 lezen we: “Omdat Jezus getrouw was
gebleven tot in de dood, een schandelijke dood aan de martelpaal, werd hij uit de dood opgewekt
en ontving hij de grootste beloning. Hij ging toen in de hemel zijn positie als Heer bekleden.”
Maar deze vorm van adoptianisme is uitgesloten. Zie o.a. van G. Sevenster, ‘Christologie’, Holland
Uitgeversmaatschappij, 1946, blz.201-203,309-312,341,343. De Katholieke theoloog F.J. Schierse
heeft volgende bezwaren bij deze leer: “Een dergelijke evolutionistische beoordeling van de
nieuwtestamentische christologie berust op een verkeerde wijze van zien of liever op een verkeerde
grammatica. Alle titels en ambtsnamen worden nl. vanuit Jesus genormeerd en niet andersom. Het
predicaat in alle christologische uitspraken is Jesus en daarom is het juister dat men zegt: de
Messias, de Heer, de Zoon van God is Jesus” (‘Mysterium Salutis’, deel 5, P. Brand, 1968, blz.146).

Want Christus was al Gods zoon volgens Romeinen 1 vers 3a (ook Rom.8:3 / Gal.4:4). Deze
Zoon heeft door incarnatie het “menszijn” opgenomen uit het geslacht van David (Joh.1:14 / 2
Tim.2:8). Méér nadruk legt Paulus echter op de afstamming van Abraham, de vader van alle
gelovigen, voor Jezus en voor hem zelf (Gal.3:16 / 2 Cor.11:22 / Rom.9:7 / 11:1). Maar door de
opstanding is Hij aangesteld (aangewezen, verordineerd) als Zoon-van-God-in-kracht. En beter zijn
ook de positievere vertalingen zoals “krachtelijk bewezen is” (SV), “is met kracht bewezen” (HSV),
“krachtig bewezen is” (Luther), “kenbaar is gemaakt” (Brouwer), “gesteld is” (Canisius),
“verklaard te zijn” (NBG). Want door de opstanding is namelijk onomstotelijk bewezen dat de
Heer, “de Heer der heerlijkheid” is (1 Cor.2:8). Daar is een titel die in het OT op YaHWeH is
toegepast maar hier gebruikt voor de opgewekte Jezus.

Sevenster G., De Christologie van het Nieuwe Testament; Amsterdam 1948/2 schrijft: “In
werkelijkheid ... komt het adoptiaansche type van Christologie in het
Nieuwe Testament nergens voor” (blz.343).

ds C. den Boer schreef een studie over: Joh.1:1-4; 3:13; Kol.1:15; 1 Tim.3:16; Hebr.1:1-3.
Citaat uit 6. De Christologische hymne, Fil.2:6-11. Voetnoot 7: “Gr.'homoiooma' = gelijkheid,
identiteit (gelijkend op het origineel). Aan Zijn ware mens-zijn kan geen twijfel bestaan, maar
Christus is tegelijk meer dan een menselijk wezen. Vgl. Luk.2:52; Joh.1:14; Rom.8:3; Gal.4:4;
Kol.1:22; Hebr.2:7, 14, 17; 4:15; 5:7f; 1 Joh.4:2v. Vs.8 herhaalt dit met de woorden: en in gedaante
(Gr.'schèma' = vorm; als het Gr.woord 'morphè'; vgl. Rom.12:2) bevonden als mens. A.F.J. Klijn, a.w.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 415

blz.5¬4 vertaalt het Griekse woord 'schèma' met habitus (het reilen en zeilen van...). Vgl.1 Kor.7:31,
de enige plaats in het NT waar hetzelfde woord 'schèma' voorkomt. Zie verder: 2 Kor.1.1:15.”

De uitleg van de “geest der heiligheid” gezien in de context van een apocriefe tekst uit het
‘Testament van Levi’,18 door H. Baarlink lijkt ons niet correct (‘Tekst en toelichting op Romeinen’,
deel 1, Kok, 1987, blz.24). Het commentaar van S. Greydanus daarbij vergeleken is goud waard. De
nadruk ligt op de kracht van de Geest die sinds de opstanding van Christus ten volle “doorblinkt”
en de “grootheid Zijner macht en de schittering Zijner majesteit” aangeeft. Zie zijn commentaar bij
H. van Bottenburg, 1933, blz.58-66. Sinds Pinksteren heeft Hij ons de belofte geschonken en de
Heilige Geest gezonden. Deze gedachte vinden we terug in vele Bijbelgedeelten. Of de uitdrukking
“geest der heiligheid” wijst naar:
1°) Heilige Geest, of,
2°) de menselijke geest van Christus, of,
3°) de geest van de geïncarneerde Christus is een eeuwenoude vraag.
Meestal kiest men voor het laatste. Mogen we nog eens zeggen; “Ik weet het niet.” Zie hierover
de commentaren van Meyer en Liddon voor de periode vóór 1900. De periode van na 1900 in de
uitgebreide commentaren van U. Wilckens of C. Cranfield (I.C.C. 2de serie).

Laat ons even nagaan wat de tweede tekst met de uitdrukking vleesgeest te zeggen heeft.

8.16 1 TIMOTHEÜS 3:16

1 Tim.3:16 leest volgens de Griekse tekst:


“ephaneroothe en sarki edikaioothe en pneumati”
“geopenbaard in het vlees, is gerechtvaardigd in de Geest” (SV Tukker).
Vergelijk dit “ephaneroothe” met de beschrijvingen der opstanding waar soms hetzelfde
werkwoord gebruikt is in Joh.21:1,14. Maar in Joh.1:2 / 5:5-8 als verwijzing naar de incarnatie. In
beide gevallen een openbaar en zichtbaar “verschijnen.” De NWV van 1995 heeft bij dit vers een
verwijzing naar 1 Pet.3:18 maar niet naar Rom.1:3,4, raar maar waar.

De vertaling van dit vers in de NWV is: “openbaar gemaakt in HET vlees, werd rechtvaardig
verklaard in geest” (onze onderstrepen en hoofdletters). Wij wijzen hierop omdat de WT haar
eigen regels schendt. Ze vertalen twee Griekse termen zonder lidwoord, eenmaal met lidwoord en
eenmaal zonder. In alle teksten met vlees-geest die we bovenaan aangehaald hebben heeft men
een tegenstelling van vleselijke, zondige, onvolmaakte mensen met het geestelijke leven dat zij
moeten leiden, behalve deze drie die over Christus handelen. Hij heeft geen “zondig” vlees. Zijn
vlees is niet aan verderf onderhevig. Hij sterft een dood voor anderen en niet voor zich zelf. Want
hierin zit juist de fout van de WT. Volgens hen zou 1 Tim.3:16 en ook 1 Pet.3:18 over “het vlees”
spreken precies alsof de opgestane Christus alléén maar geest was en geen “vlees en beenderen”
had.

Een laatste opmerking. Deze drie teksten (1 Pet.3:18 / 1 Tim.3:16 / Rom.1:3,4) zeggen ons
niet wat er met het “vlees” van de Heer gebeurd is bij Zijn opstanding. Zij zeggen alléén: geboren
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 416

en gestorven in vlees. Die teksten ondersteunen bij een eerste oogopslag misschien wat de WT
zegt maar zijn niet het bewijs zelf. De Heer zelf zegt dat Hij als opgestane wel degelijk “vlees en
beenderen” heeft volgens Luc.24:36-39. Men mag nooit vergeten dat de Heer na zijn opstanding
nog verscheidene malen “mens” genoemd wordt zoals in Hand.17:31 / 1 Tim.2:5 / 1 Cor.15:21 /
15: 45. Er zijn tevens een tiental teksten die de wederkomst van Christus beschrijven met de titel
“Zoon des mensen” (Mat.24:27 / Luc.17:30 / 21:36). Dus NIET “geestelijke Zoon”!

Maar Hij is wel anders “mens” dan wij het zijn. Het is zondermeer onmogelijk om te zeggen dat
de Heer als “geest” opgewekt is.

8.17 “IK HEB DE HEER GEZIEN”

Toen Petrus zijn eerste prediking hield voor een publiek van niet-Joden merkt hij op dat
Jezus ten derde dage na Zijn kruisdood is opgewekt en: “dat Hij verscheen, niet aan het gehele
volk, doch aan de getuigen die God van tevoren gekozen had, aan ons” (Hand.10:41, vergelijk
Joh. 14:22).

De lijst van deze getuigen is de volgende en we geven die in de waarschijnlijke volgorde van
de verschijningen van de Heer. In R. Thomas en S. Gundry, ‘A harmony of the gospels’, Moody
Press, 1978 is 3 en 4 omgedraaid. In J. van Bruggen, ‘Christus op aarde’, Kok, 1987, voegt schrijver
er tussen 1 en 2 nog een verschijning aan toe, van de twee die naar het veld gaan uit Marc.
16:12,13. Volgens hem zijn dit niet dezelfde als de Emmaüsgangers.
1°) Op paasdag, in Jeruzalem, aan Maria Magdalena, Marc.16:9.
2°) Op paasdag, in Jeruzalem, aan andere vrouwen, Mat.28:9.
3°) Op paasdag, in Jeruzalem, aan Petrus, 1 Cor.15:5.
4°) Op paasdag, de weg naar Emmaüs, aan 2 discipelen, Luc.24:15-31.
5°) Op paasdag, in Jeruzalem, aan 10 apostelen, Joh.20:19,24.
6°) Een week na Pasen, in Jeruzalem, aan 11 apostelen waaronder Thomas die eerst wou
zien, Joh.20:26-28.
7°) Vele dagen later in Galilea, aan zeven discipelen die aan het vissen zijn, Joh.21:1-14
(de derde maal aan deze discipelen).
8°) Vele dagen later, in Galilea, aan 11 apostelen, Mat.28:16,17.
9°) Vele dagen later, in Galilea, aan 500 broeders, Cor.15:6.
10°) Nog dagen later, in Galilea, aan Jacobus, 1 Cor.15:7.
11°) Veertig dagen na Pasen, in Jeruzalem, bij de Hemelvaart, Luc.24:50-53 / Hand.1:4-11.
12°) Twee à drie jaar na Hemelvaart, op weg naar Damascus, aan Saulus van Tarsus,
Hand.9:1-6 / 1 Cor.15:8.

Alleen dit laatste is mogelijk een visioen en wellicht geen letterlijk “zien” zoals de andere
11 gevallen. Zie Hand.9:17 / 22:6-11 / 26:12-19 vergeleken bij Hand.18:9 / 23:11 / 2 Cor.12:1. Maar
het is ook mogelijk dat 1 Cor.15:8 en 1 Cor.9:1 niet over het visioen van Damascus spreken dat
Paulus had. Want Paulus heeft zijn evangelie niet van een mens ontvangen maar: “door
openbaring van Jezus Christus” (Gal.1:12, zie ook Eph.3:2-4).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 417

In werkelijkheid worden in het NT minimaal acht visioenen genoemd van Paulus meestal
zonder details. Zie Hand.9:3-11 / 9:12 / 16:9,10 / 18:9,10 / 22:17-21 / 23:11 / 27:23,24 / 2 Cor.12:1.
In de ‘Collationes Brugenses et Gandavenses’, elfde jaargang, n°2, 1965 zegt P. Van den Berghe in
dit verband het volgende op pagina 195 (voetnoot): “De verschijning op de weg naar Damascus
was blijkbaar van een eerder apocalyptisch type (Gal.1:12,16 / Hand.9:3,4), daar waar de
verschijningen van Jezus aan de leerlingen of de vrouwen en verwanten een meer familiair en aards
karakter hadden. Men mag de echtheid van deze “paasverschijningen” niet van de hand wijzen,
omdat ze niet overeenkomen met Paulus’ ervaring en zijn visie.”

En vanuit J. Lightfoot, ‘A commentary on the New Testament from the Talmud and
Hebraica’, Baker Reprint 1979, deel 4, blz.269 een opmerking in dit verband. Aan de hand van
enkele teksten uit de Talmoed die zeggen dat; “als een ontijdig geboren” wijst op een te vroeg
geboren worden en niet een laattijdig, zou dit te begrijpen zijn als dat Paulus de Heer in een
onvolwassen geestelijke toestand gezien heeft. Want in tegenstelling met de andere discipelen is
hij de enige die de Heer als mens niet gekend heeft, althans niet vóór Zijn dood. Zijn “zien” van de
Heer was een buitengewone omstandigheid. Normaal zou Paulus als elk ander gelovige uit de tijd
na de Hemelvaart Hem slechts zien bij de wederkomst.

Dat neemt dus zeker niet weg, dat het “zien” van Maria Magdalena of de 500 broeders,
enzovoort, niet met de letterlijke ogen zou zijn. De opgestane Heer ziet eruit als een menselijk
lichaam, datzelfde lichaam dat in hun herinnering behoorde aan Jezus voordat Hij stierf.
De Schrift maakt dat zeer duidelijk:
Joh.20:20 Het ziet eruit als een menselijk lichaam.
Luc.24:39 Het zijn de handen, voeten, vlees en beenderen van de Heer. (“Mijn handen,
,40 Mijn voeten”).
Joh.20:16 Het spreekt en hoort.
Joh.20:14 Het ziet.
Joh.20:22 Het blaast. (Denken we hier aan de schepping van de mens in Gen.2:7 en zijn
levensadem).
Joh.20:20 Het heeft herkenbare gelaatsuitdrukkingen.
Joh.20:16 Maria Magdalena herkent de stem van Jezus.
Joh.20:22 Het lichaam heeft de tekenen van de
,25 kruisiging, de Heer zelf wijst hierop.
Joh.20:27 Men mag die wonden zelfs onderzoeken op authenticiteit.
Luc.24:16 Dat lichaam verplaatst zich.
Luc.24:30 Het handelt als een mens, als Jezus vroeger deed.
,35
Luc.24:43 Eet vis en honing. Vergelijk Hand:10:41.
Joh.21:15 Deze persoon is nog steeds leraar en herder; vb. “Vrede zij u” Joh.14:27 /
-22 20:19-21 en “Vreest niet” Marc.16:6.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 418

Voor de discipelen is dit de ondubbelzinnige identificatie: “Het is de Heer.” Maar de tijd van
dat soort “zien” is nu voorbij. Na de Hemelvaart zal als regel gelden wat Jezus tot Thomas sprak:
“Zalig zij die niet gezien hebben en toch geloven” (Joh.20:29). Wij kennen Jezus nu nog slechts
naar de Geest zegt Paulus later (2 Cor.5:16). Wij geloven in Hem zonder Hem thans te zien.

Dat het lichaam dat in het graf werd gelegd hetzelfde is als het lichaam van de Opgestane
is dus meer dan duidelijk. Toch is er ook verschil aan te wijzen. Want het gaat hier om méér dan
het “levendmaken” van een lijk. De Opgestane gaat door gesloten deuren (Joh.20:19,26). Hij
verschijnt en verdwijnt voor de ogen van Zijn discipelen (Luc.24:15,31). Wetten van zwaartekracht
lijken niet van tel (Luc.24:51 / Hand.1:9). Hier gelden andere natuurwetten die niet van deze wereld
zijn. De Opgestane is als mens dus méér dan het vervolg, natuurlijk en biologisch, van Hem die
stierf aan het kruis. Het is vanuit dit standpunt dat we de opmerking van Marcus moeten begrijpen
dat de Heer verscheen in een “andere gedaante” (Marc.16:12). Dat lichaam is “heteros” =
“andersoortig” dan het vroegere lichaam, het is thans “onsterfelijk” en “onverderfelijk”.

Het opstandinglichaam is daarom ook samengesteld uit materiële stof. Maar een lichaam
waaraan aardse krachten vreemd blijken te zijn. Thomas en de anderen hebben dit allemaal
letterlijk gezien. Thomas heeft zelfs zijn natuurlijk pessimistische aard overwonnen (Joh.11:16 /
14:4,5). Hun verhaal is echt en waarachtig en voor ons opgetekend zodat het ook ons verhaal mag
zijn. Zodat wij ook zien mogen en ontwaken uit geestelijke slaap. Maar ook gewoon zouden
afwachten en geloven dat iedereen Hem terug met letterlijke ogen zal zien bij Zijn tweede komst
(Joh.2:22 / 19:37 / Rom.6:9 / Opb.1:17).

We moeten er attent op zijn dat het ongeloof van de Joden niet ons eigen ongeloof wordt
(Luc.16:31 / Joh.12:37-41). Zoals het Joodse volk dagelijks moest belijden: “De Here is onze God,
de HERE is één” (Deut.6:4), zo moet een christen dagelijks belijden - en van daaruit leven - dat “Hij
is opgewekt” (Luc.24:6). De God die Jezus uit de doden deed opstaan zal ook ons levend maken
tot Zijn eer (2 Cor.1:9).
(Dit gedeelte in sterk afhankelijk en polemisch aan wat W. Michaelis schreef over het verschil
“visioen” en “zien” in: ‘Die erscheinungen des Auferstandenen’, Basel, 1944 en Kittell’s TWNT deel
V, blz.315-381, vooral blz.340-346).

8.18 “LEVEND TOT IN ALLE EEUWIGHEDEN” Opb.1:18

In meerdere publicaties zegt de WT dat Christus zijn lichaam waarin Hij gestorven is niet
terug opgenomen heeft in de opstanding, want dat zou betekenen dat Hij zijn offer voor de
mensheid gegeven terug zou nemen. Volgens hen moet de Heer dus voor eeuwig afstand doen van
dat lichaam. Dat zou geleerd worden in Gal.1:4 / 2:20 / Eph.5:2 / Col.1:21,22 / Heb.10:10 /
10:19,20. (o.a. ‘DE WACHTTOREN’ van 15 aug. 1976, blz.511 / ‘DE WACHTTOREN’ van 15 febr.1991,
blz.12-16 / ‘Hulp tot begrip van de Bijbel’, deel 6, 1989, blz.1162). Maar dat leren deze teksten niet.

Een kort antwoord bij deze schriftuurplaatsen. De teksten in de brief aan de Galaten zeggen
dat de Heer zich gegeven heeft voor onze zonden. Volgens Eph.5:2 gaf Hij zichzelf als offer.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 419

Col.1:21,22 zegt dat wij verzoend zijn door zijn vleselijke lichaam in de dood. Heb.10:10 geeft te
kennen dat wij geheiligd zijn door het offer van Zijn lichaam. En volgens Heb.10:19,20 is Zijn vlees
als een voorhangsel dat ons de weg tot de hemel verschaft. Al deze teksten spreken over Zijn dood,
en niet over Zijn opstanding. Deze teksten leren dat Christus een werkelijke offerdood stierf. Deze
teksten beantwoorden niet de vraag wat er met het lichaam was geschied drie dagen nadien.

Jehovah’s Getuigen geven dus zondermeer blijk van een vulgaire oppervlakkigheid wanneer
ze beweren dat om deze reden het lichaam van de Heer geen deelhad aan de lichamelijke
opstanding. De fout ligt bij de rationalistische en materialistische visie welke ze geven over het
offer van Christus. Wat juist onmogelijk is. Want wanneer Paulus in Eph.5:2 schrijft dat Hij zichzelf:
“voor ons heeft overgegeven als offergave en slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk” dan
denken wij onwillekeurig aan de brandoffers in de Joodse bedeling. En ook het vet van de
zondoffers die verbrand werden, waren in YaHWeH’s oog als een “liefelijken reuk” (Lev.4:31).
Duidelijk is het in Hebreeën hoofdstuk 9 en 10 dat Christus tegenbeeld vormt van deze offers. Maar
niet in een letterlijke zin. Zijn lichaam was géén letterlijk brandoffer. Er staan op dit gebied géén
leugens in de Schrift maar wanneer we de redeneringen van de WT volgens dan staan ze er vol
van. De WT legt verkeerde accenten. Het lichaam van de dode Jezus is niet in het dal van Gé-
Hinnom geworpen om er met de vuilnis van de stad en de resten van dieren verbrand te worden.
De Heer is klaar en duidelijk begraven en niet verbrand, zodat men geen tegenbeeld moet zoeken
waar er geen is. Ook géén letterlijk paasoffer hoewel als vervulling van de Schrift geen enkel been
van Hem verbrijzeld werd zoals het met letterlijke paasoffers was (Ex.12:46). Sommige zondoffers
werden verbrand andere offers gegeten. Het offer van Christus is er de vervulling van maar niet in
letterlijke zin. De Heer is niet met zijn letterlijk bloed de hemelse plaatsen doorgegaan (vgl.1 Pet.1:
18,19). (Over brandoffers zie het nog steeds goede commentaar van A. Noordtzij, ‘Levitikus, korte
verklaring van de Heilige Schrift’, Kok, herdruk 1955, origineel 1940, blz.21-43).

Een belangrijke opmerking bij het lezen van het boek aan de Hebreeën geeft H. Bavinck in
zijn ‘Gereformeerde dogmatiek’. Hij zegt: “Maar men lette er wel op, dat de auteur van dezen brief
nergens zegt, dat Christus met zijn bloed is ingegaan in den hemel; zooals de hogepriester in het
Oude Testament daarmede op den grooten verzoendag inging in het heilige der heiligen en het
sprengde op het verzoendeksel; maar hij zegt alleen, dat Christus door zijn bloed eenmaal in het
heiligdom ingegaan is, 9:12; Hij nam het aan het kruis vergoten bloed niet mede, om het te
sprengen in het hemelsche heiligdom en er de verzoening door teweeg te brengen. Maar door
middel van zijn bloed, op grond van de offerande aan het kruis, verwierf Hij zich het recht, om in
den hemel in te gaan en te onzen behoeve voor Gods aangezicht te verschijnen (...)
Hij bracht eene eenige en volmaakte offerande aan het kruis; Hij nam zijn bloed niet mede naar
den hemel, om het te offeren; maar Hij ging, door den tabernakel van zijn lichaam en door het
voorhangsel van zijn vleesch heen, 9:11 / 10:20, in eens binnen in het waarachtige heiligdom; en
daartoe ontving Hij het recht en de macht door zijn eigen bloed, dat Hij aan het kruis had gestort,
9:12. Zijn bloed had die kracht omdat het zijn eigen bloed was, omdat Hij door den eeuwigen Geest
zichzelven Gode onstraffelijk opgeofferd heeft, 9:14” (deel 3, blz.475, de twee onderstreepte
woorden staan schuin in het oorspronkelijke, we hebben het aanhalen van schriftuurplaatsen aan
onze wijze aangepast).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 420

Welk offer er ook in de Joodse wet was voorgeschreven, ze werden vervuld in het ene offer
van Christus. Letterlijk kan alles echter geen echte tegenbeeld zijn, want het ene zou het andere
uitsluiten.

Wanneer de Heer dan zegt: “IK ben dood geweest en zie


IK ben levend
tot in alle eeuwigheden” (Opb.1:18)
hebben we een krachtig getuigenis over werk en verheerlijking van Christus. Hij heeft de macht
Zijn leven te geven, echter ook de macht het wederom op te nemen. Hij sterft om ons met God te
verzoenen (Rom.4:25). Hij heeft het verderf niet gezien. Hij sterft als mens om als verheerlijkt mens
verder te leven. Christus had een natuurlijk lichaam, thans na de opwekking een geestelijk lichaam.
En de nadruk blijft hier liggen op “lichaam.” Niet slechts “geest” maar een “geestelijk lichaam”
zegt Paulus in 1 Cor.15:44. Zijn offer wil niet betekenen dat Hij eeuwig afstand doet van Zijn
mensheid. Integendeel, de vernedering die de Heer onderging tot in de dood was tegelijk de weg
tot Zijn verhoging. Zijn dood is de weg, middel en doel van de verheerlijking van Zijn mens-zijn. Zijn
mens-zijn heeft een eeuwig bestaan door de dood heen.

8.19 DE OPSTANDING VAN CHRISTUS EN ZIJN GODHEID

1°) Hij is de Vader gelijk want Hij heeft het leven in Zichzelf, Joh.5:26,21.
2°) Hij is Eeuwig, de dood heeft Zijn leven niet kunnen eindigen, Heb.13:8 / Opb.1:8,17.
3°) Hij heeft dezelfde Heerlijkheid als de Vader, Joh.17:5.
4°) Hij is Alwetend, Hij voorzegt niet alleen Zijn dood maar ook Zijn opstanding, Joh.2:19-
22 / 10:17,18.
5°) Hij is Almachtig, Hij heeft de dood en de Satan overwonnen, Heb.2:14 / 1 Cor.15:20.
6°) Zijn goddelijke Liefde is als van een vader gelijk, Jes.9:5,6 / Tit.3:4-7.
7°) Hij is Heilig, of niet en dan is Hij zondaar en blijft in de dood, 1 Pet.2:22-24 /
Hand.2:24,27.
8°) Hij is Alomtegenwoordig in Zijn gemeente en in de gelovigen, Heb.7:25 / Gal.2:20 /
Joh.16:7.
9°) In de opgestane herkent Thomas Jezus als “Mijn Heer en Mijn God”, Joh.20:28.
10°) Hij is al onze Aanbidding waard, Luc.24:52 / Joh.5:23 / Col.2:3,9 / 1 Joh.2:23.
11°) Hij is Rechter over levenden en doden, Hand.10:42 / 2 Tim.4:1 / 1 Pet.4:5. Zijn
opstanding is de garantie voor onze opstanding, Joh.11:25 / 1 Cor.15:20.

Zodat we in het kort mogen zeggen; Christus is in het vlees gekomen, Hij is ook vlees
gebleven ná de opstanding. En de belangrijkste teksten hiervoor zijn; Luc.24:39 / Joh.1:14 /
Rom.8:3,4 / Phil. 2:5-11 / 1 Tim.3:16 / Heb.2:14,15 / 10:5 / 1 Joh.4:2 / 2 Joh.7.

Jehovah’s Getuigen maken vanuit deze teksten bepaalde redeneringen die fout zijn. Hun
argumentatie is illustratief gezien en gaat als volgt:
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 421

1°) God is geen man.


2°) Jezus was een man.
3°) Jezus is niet goddelijk of God
Maar evenzo zou God dan God niet zijn. De Vader is niet goddelijk of God
1°) God is geen man.
2°) God heeft borsten en een baarmoeder: Deut.32:11-12 / Deut.32:18 / Ps.131:2-3 /
Jes.66:13 /
Hos.13:8 / Mat.23:37
3°) God is een vrouw
Conclusie: opgepast voor vergelijkingen waar appels en peren vergeleken worden.

In het Arianisme, waaronder we Jehovah’s Getuigen rekenen, gaat men soms uit van de
volgende stelling: Jezus is niet goddelijk of God want,
1°) God is alwetend 1 Sam.2:3 / Jer.23:24 / Ps.147:5
2°) Jezus echter leerde gehoorzaamheid en groeide in wijsheid Heb.5:8 / Luc.2:52, en kende
de dag van Zijn Wederkomst niet
3°) Jezus is niet goddelijk of aan God gelijk
Maar het is bij zo een argumentatie ook mogelijk te zeggen; De Vader is niet goddelijk of God,
want:
1°) God is alwetend
2°) God geeft te kennen dat hij iets niet weet in verband met Abraham (Gen.22:12)
3°) Daarom is de God van de Bijbel niet de echte God
Dergelijke redeneringen zijn dus veel te simplistisch.

Ook deze tabel hoort bij dit hoofdstuk: hoe profetie werd vervuld.
De smarten van de VERLOSSER in het boek Psalmen (SV77).
“MAAR IK BEN EEN WORM EN GEEN MAN, EEN SMAAD PSALM 22:7
VAN MENSEN, EN VERACHT VAN HET VOLK.”
“Ik ben wel ellendig en nooddruftig, maar de HE E RE Psalm 40:18
denkt aan mij”
“Want om Uwentwil draag ik versmaadheid; schande Psalm 69:8
heeft mijn aangezicht bedekt.”
“Gij weet mijn versmaadheid, en mijn schaamte, en mijn Psalm 69:20
schande; al mijn benauwers zijn voor U.”
“Doch ik ben ellendig en in smart; Uw heil, o God! zette Psalm 69:30
mij in een hoog vertrek.”
“en ben geworden als een eenzame mus op het dak.” Psalm 102:8
“Mijn dagen zijn als een afgaande schaduw, en ik verdor Psalm 102:11
als gras.”

8.20 HOE 1 Pet.3:18 DAN VERTALEN?


Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 422

Daarom komen de meeste Bijbelcommentators tot de conclusie dat deze derde naamval
van de tekst 1 Pet.3:18 “een datief is van aanwijzing.” Men kan dus zondermeer spreken van de
Christus als gedood in de sfeer van het vlees, maar levendgemaakt in de sfeer van de geest. Zo
geeft Dalton in zijn ‘Christ’s proclamation to the Spirits’ (Analecta Biblica nr.23) een lijst van een
tiental commentatoren die in die richting denken (blz.134). In het ‘Regensburger Neues Testament’
van 1 Petrus (Nederlandse uitgave bij Patmos, 1969) vinden we bij deze tekst de volgende
opmerking: “de betekenis zou dan zijn; De Heer werd gedood naar zijn aardse bestaan in het vlees,
maar daarna door God weer levend gemaakt, namelijk opgewekt in de geestelijke en bovenaardse
wijze van bestaan, die hem thans eigen is.” De tegenstelling vlees-geest heeft in deze tekst geen
antropologische betekenis maar wel een historische. Geen beschrijving van wie Hij is, maar wat Hij
heeft gedaan. In een vorig bestaan heeft de Christus zijn aardse dingen afgelegd, om door de dood
heen in te gaan in de eeuw van de Geest.

Het is niet mogelijk verder uit te weiden over dit datief van aanwijzing. We willen wel enkele
voorbeelden geven. Het wil dan altijd betekenen: in verband met, wat betreft, et cetera. Zie bv.
Mat.5:3 (arm wat geest betreft), 5:8 (rein wat betreft het hart), 23:31 (getuigen tot uzelf),
Hand.7:51 (onbesneden wat betreft het hart), 14:8 / 20:22 / Rom.4:20 / 6:20 / 12:10 / 1 Cor.7:34
/ 14:20 / Eph.2:3 / 4:18 en zo verder.

Een andere uitleg van 1 Pet.3:18 is deze die het “de pneumati” ziet als synoniem van “en
pneumati.” Men kan dit door een vergelijk van 1 Pet.3:18 met 1 Tim.3:16. “In de geest” moet
volgens die uitleg verstaan worden als dat Christus door de Geest is opgewekt. Het Griekse “en” is
dan instrumentaal. Het is echter onduidelijk gezien de tegenstelling vlees-geest. Totaal uit te
sluiten is deze uitleg echter niet en C. Vonk geeft daar volgende reden toe: “De plaatsen waar
“pneumati” in het NT zonder enige twijfel “dóór de (Heilige) Geest” moet betekenen, zijn niet
weinige, n.m.l. Luc.1:80, 10:21, Hand.10:38, Rom.8:13,14, 2 Cor.3:3, Gal.3:3, 5:5,16,18, Ef.1:23,
Filipp.3:3, terwijl het misschien zo is in Luc.2:40, Hand.20:22, Rom.12:11, 1 Cor.14:2, 2 Cor.12:18, 2
Thess.2:8. Waarom zou “pneumati” dus ook hier niet de Heilige Geest kunnen bedoelen, die toch
volgens Rom.8:1 onze Heiland heeft opgewekt?” Zie ‘De voorzeide leer’, deel I b, Uitg. Barendrecht,
1963, blz.752.

Deze uitdrukking “en pneumati” is wel dertig maal gebruikt in het NT. Voorbeelden
hiervan zijn o.a. Rom.2:29 / 8:9 / 14:17 / 15:16 / 1 Cor.6:11 / 12:3,9,13 / 2 Cor.6:6. De
Nieuwe Wereld Vertaling, die van zichzelf zegt consequent een begrip te vertalen, doet
dat niet voor “en pneumati” en dat heeft ook meerdere vertalingen meegekregen. Zoals:
“door geest” (Rom.2:29), “met de geest” (Rom.8:9), “in heilige geest” (Rom.9:1).

Het adjectief “pneumatikos” (geestelijk) is ook dikwijls gebruikt in het NT. Door
Paulus 15 maal in het eerste boek aan de Corinthiërs. En het heeft er altijd de betekenis
van iets dat betrekking heeft op de Geest of afhankelijk is van de Geest. Soms de geest
van de mens, soms de Heilige Geest. De uitleg als een datief van relatie is ongeveer wat
Jehovah’s Getuigen leren. Terecht heeft P. van Houwelingen (zie bibliografie slot van dit
hoofdstuk) hierop commentaar. Hij zegt blz.130: “Maar wanneer de dood alleen het
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 423

lichaam heeft geveld, is onmogelijk te begrijpen dat de apostel spreekt over levend
gemaakt worden met betrekking tot de geest. Dan zou de Goddelijke natuur immers óók
gedood moeten zijn. Deze opvatting blijkt innerlijk tegenstrijdig en is bovendien
dogmatisch aanvechtbaar. De beide naturen van Christus zijn niet te scheiden, noch in zijn
dood, noch in zijn opstanding.”

Dit moet je dus weten

Wat is dan de conclusie van dit alles. Vooral dit: dat de vertaalregels die de WT van anderen
verlangen dus zelf niet toepassen en aanvaarden. En waarom? Omdat het niet mogelijk is een
woord altijd op eenzelfde wijze te vertalen en zeker geen voorzetsel zoals het Griekse “en.” Dat
ene woordje kan naargelang de betekenis op wel 10 wijzen vertaald worden. Het is dus ook
mogelijk om 1 Pet.3:18 te vertalen als; “wel ter dood gebracht in het vlees, maar levend gemaakt
door de Geest” (Herziene Statenvertaling), “gestorven in zijn vlees, opnieuw levendgemaakt door
de geest” (Bible de la Pleiade), of “ter dood gebracht in het vlees, hij is tot leven teruggebracht
door de Geest” (Tricot), of “ter dood gebracht naar het vlees, tot leven teruggebracht naar de
geest” (Lienaert), of “gestorven volgens het vlees, maar levendgemaakt door de Geest”
(Ostervald), “gedood in het vlees, maar levend gemaakt door den Geest” (Statenvertaling), “hij is
gedood naar het vlees, maar levend gemaakt naar den Geest” (Luther), “Hij is wel gedood naar
het vlees, maar levend gemaakt naar den geest” (Leidschevertaling), “hij die gedood werd naar
het vlees maar levend gemaakt naar den geest” (Prof. Brouwer), “Maar ter dood gebracht naar
het vlees, is Hij ten leven gewekt naar den Geest” (Petrus Canisius), “Hij is gedood naar het
lichaam, maar ten leven gewekt door de Geest” (Willibrord, 1995).

In 4 Engelse vertalingen (ingekort en vertaald) lezen wij:


“in het vlees (...) door de Geest” (King James Version).
“in het vlees (...) in de geest” (Revised Standard Version, 1946).
“van zijn lichaam (...) in de geest” (Philips,1958).
“in het lichaam (...) in de geest” (New English Bible, 1961).

En nog een korte opmerking van P. van Houwelingen op dezelfde pagina 130: “Petrus geeft
een antithetisch parallellisme, waarin de tegenstelling sarki-pneumati de kern vormt (...) Voor de
tweede dativus (pneumati) ligt de instrumentele betekenis het meest voor de hand: levend gemaakt
door de Geest (verg. Joh.6,63;Rom.8,11). Naar analogie daarvan moet ook de eerste dativus (sarki)
instrumenteel worden opgevat (Janse, Reichert). Twee tegengestelde machten deden zich
tegenover Christus gelden. Hoewel Hij door het vlees (door mensen) ter dood was gebracht, is Hij
door de geest (door Gods ingrijpen) weer tot leven gewekt.”

Wat we met dit alles als eindconclusie bij dit vers willen zeggen is:
1°) dat er géén vertaalregel bestaat, zoals de WT zou beweren, die vraagt van een vertaler om 1
Pet.3:18 weer te geven zoals ze het willen. Ze passen deze regel zelf niet toe op 1 Tim.3:16.
2°) dat zelfs indien we niet juist weten hoe 1 Pet.3:18 vertaald moet worden er genoeg ander posi-
tief bewijs in de Schrift is om ons te zeggen dat de opgestane Heer véél meer is dan alleen
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 424

maar een “geest”.


3°) dat andere teksten de opgestane Heer als een verheerlijkt mens beschrijven met vlees en been-
deren met een geestelijk lichaam en niet slechts “een” geest (Hand.2:24-32 / Luc.24:36-39).

Wie enkele minder belangrijke verklaringen wil nalezen over 1 Pet.3:18 kan dat in W. Janse,
‘De verhouding van vlees en geest in 1 Petrus’, Theologia Reformata, 25ste jaargang 1982, blz. 244-
260 en 26ste jaargang, 1983, blz.13-24.

Daarom heeft de Kerk door de eeuwen heen geleerd bepaalde zaken geleerd in zijn
geloofsbelijdenissen over de dood en opstanding van Christus;
Geloofsbelijdenis van Nicea “Hij is ook voor ons gekruisigd onder Pontius Pilatus, heeft geleden, is
begraven. Op de derde dag is Hij opgestaan overeenkomstig de Schriften. Hij is opgevaren naar de
hemel, zit aan de rechterhand van de Vader en zal in heerlijkheid weerkomen om te oordelen de
levenden en de doden. En zijn rijk zal geen einde hebben.”
Geloofsbelijdenis van Athanasius: “Hij heeft geleden voor ons behoud, is neergedaald in de hel en
op de derde dag opgestaan uit de doden. Hij is opgevaren naar de hemel en zit aan de rechterhand
van God, de almachtige Vader; vandaar zal Hij komen om te oordelen de levenden en de doden. Bij
zijn komst zullen alle mensen opstaan met hun lichaam en zij zullen rekenschap afleggen van hun
daden.”

We geven hieronder een lijstje van Ariaans getinte vertalingen (zij die tegen de leer van de
Drie-eenheid zijn), dus opgepast bij eventueel gebruik;
Cotton Patch, een parafrase.
Emphatic Diaglott, product van de persen van de Wachttoren. Benjamin Wilson, de vertaler was
een Christadelphian en kende weinig van de Griekse taal. Hij geloofde niet in de persoonlijke
pre-existence van Christus.
Greber Johannes, medium en duivelaanbidder, zijn vertaling is ontstaan met de hulp van een
geestesmedium. De Wachttoren gebruikt ze om van Jezus ‘een god’ te maken.
Goodspeed, Edgar, klinkt soms oprecht maar is het niet steeds, Goodspeed was namelijk een
liberaal theoloog.
Kingdom Interlinear, product van de Wachttoren, is bevooroordeeld en onbetrouwbaar.
Lamsa, wil alles persé Aramees laten zijn. Hij geloofde dat God rechtstreeks met hem communi-
ceerde om zijn vertaling te maken. Hij zei over zichzelf, “The author, through God’s grace, is
the only one with the knowledge of Aramaic, the Bible customs and idioms, and the knowledge
of the English language who has ever translated the Holy Bible from the original Aramaic
texts into English and written commentaries on it” = “De auteur is, door Gods genade, de enige
met de kennis van het Aramees, de Bijbelse gewoonten en idiomen, en de kennis van de Engelse
taal die ooit de Heilige Bijbel van de originele Aramese teksten in het Engels heeft vertaald en er
commentaren heeft op geschreven.” (G. M. Lamsa, More Light on the Gospel, blz.151).
In Vlaanderen zeggen we over zo iemand: een dikkenek.
Moffatt, James, Jood van de moderne theologie. Was professor aan de Union Theological
Seminary, een bastion van radicaal liberale gedachten. Moffatt ziet de genezingen in de Bijbel,
de maagdelijke geboorte en opstanding uit de dood als legenden.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 425

Newcome’s New Translation. De titelpagina van het boek is dit: “The New Testament in An Im-
proved Version, upon the basis of Archbishop Newcome’s New Translation with a Corrected
Text, and Notes Critical and Explanatory. Published by a Society for Promoting Christian
Knowledge and the Practice of Virtue, by the Distribution of Books -- Unitarian.” Een vertaling
die dus past in het kraam van de Unitarische WT, die zelfs voor Joh.1:1 niet citeert uit het
origineel maar de later herwerkte versie van Mr. Thomas Belsham een lid van de Unitarische
kerk. Of archbishop Newcome leerde dat het Word “a god” was, is hoogst onwaarschijnlijk.
New English Bible, product van de moderne theologie. De NEB kreeg van William Barclay goede
punten over zijn vertaling van Joh.1:1, “But it is here that that NEB [New English Bible] has
brilliantly solved the problem with the absolutely correct rendering: “What God was the Word
was”“ (Barclay, William; Many Witnesses, One Lord, 1973, blz.23,24). In zijn geheel is deze
vertaling echter niet betrouwbaar wegens teveel modernismen.
New Testament in an Improved Version, een paraphrase.
New World Translation, product van de Wachttoren een parafrase van Nathan Knorr, Albert
Schroeder, George Gangas en Fred Franz.
Smith, J. M. Powis, een parafrase. Volgens Smith moeten we alle mirakelen, de geboorte uit een
maagd van Christus en Zijn opstanding uit de dood nemen als mythen en legenden.
Revised English Bible, product van de moderne theologie.
Schonfield, Jood en virulent tegen de christenen. Volgens zijn boek ‘The Passover Plot’, is Jezus
een charlatan, en was zijn dood slechts een “swoon theory”, een dood-alsof.

8.21 HOE BEKIJKEN WE DAN 1 CORINTHE 15:45?

Vooraf deze opmerking: uit hetzelfde soort zaad komen geen twee soorten opstanding, een
hemels geestelijke voor 144.001 en een aards lichamelijke voor alle anderen. Dat is hoe de WT fde
zaken uitlegt. Hoe staat dat in verhouding tot Christus? In 1 Cor.15:45 is Christus beschreven als de
laatste Adam: een levendmakende geest. Het commentaar van Jehovah’s Getuigen is dan
gewoonweg: “Christus is thans slechts een geest.” Maar dan lezen we toch ook nog in Phil.3:21:
“over het lichaam van zijn heerlijkheid.” “Geest” in 1 Cor.15:45, zegt F.W. Grosheide, in zijn
commentaar, moet verklaard worden vanuit de betekenis van ziel. Omdat Christus niet ziel “is”
zondermeer, gebruikt Paulus de veel algemener uitdrukking “levendmakende geest.” Niet dat
Christus een levendmakende geest geworden is bij zijn opstanding want dat staat er eenvoudigweg
niet. Het begrip “Geest” wijst naar de persoon van de Heilige Geest (Joh.6:63). In die zin moeten
we ook Clemens Romanus begrijpen wanneer hij zegt: “Christus de Heer die ons gered heeft, eerst
Geest was en toen vlees werd” (2de brief 9/5). Clemens stierf 101 of 102 na Chr. en wist dus iets af
van apostolische traditie.

Een andere opmerking in dit verband. De redenering van de WT is: “heerlijke, hemelse,
geestelijke lichaam” de opgestane Christus dus ook “geestelijk” moet worden opgewekt. Maar
ook de 144.000 van wie ze zeggen: “Daar Jezus mede-erfgenamen met hem verenigd zullen zijn
in de gelijkheid van zijn opstanding worden ook zij niet slechts opgewekt tot eeuwig leven als
geestelijke schepselen, maar tot onsterfelijkheid en onverderfelijkheid” (‘Hulp tot begrip van de
Bijbel’, deel 6, 1989, blz.1023 (God), blz.1161 (Christus), blz.1144,1162 (de 144.000)). (Zie ook
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 426

‘Insight on the scriptures’, volume 2, 1988, blz.785,786.) We citeren uit de publicatie van de
Wachttoren Inzicht, deel 2, blz.487: “Daar Jezus’ medeërfgenamen met hem verenigd zullen zijn
in de gelijkheid van zijn opstanding, worden ook zij niet slechts opgewekt tot eeuwig leven als
geestelijke schepselen, maar tot onsterfelijkheid en onverderfelijkheid.”

Ook engelen hebben een lichaam (Ezech.1:11,23 / Dan.10:6). En gezien engelen ook
“geesten” zijn moeten we concluderen dat ze een geestelijk lichaam bezitten. De aard van de
lichamen van de engelen wordt ons niet volledig geopenbaard in de Bijbel of beschreven. Maar
onrechtstreeks weten we er toch veel van. We moeten er op ingaan: engelen zijn “dienende
geesten” (Heb.1:14). Ze zullen géén fysieke lichamen zoals mensen hebben [of een mens die is
opgestaan uit de doden] gezien de opmerking van Jezus: “Zie Mijn handen en Mijn voeten, want
Ik ben het Zelf. Raak Mij aan en zie, want een geest heeft geen vlees en beenderen, zoals u ziet
dat Ik heb.” (Lucas 24:39 HSV). De Schrift is duidelijk over engelen dat ze een lichaam moeten
hebben, ze kunnen slechts op één plaats tegelijk zijn. Ze zijn plaatsgebonden in hun aanwezigheid,
begrensd en niet een “vluchtig” iets.

Engelen kunnen natuurlijk de gedaante van een mens aannemen. Hoe kon anders deze
tekst waar zijn: “2 Vergeet de gastvrijheid niet, want hierdoor hebben sommigen zonder het te
weten engelen onderdak geboden.” (Hebreeën 13:2) Maar wanneer ze verschijnen zijn ze ook
soms schitterend: “als een bliksemflits” volgen de Willibrordvertaling. Matthéüs 28:2-4 HSV: “2 En
zie, er vond een grote aardbeving plaats, want een engel van de Heere, die uit de hemel
neerdaalde, ging erheen, rolde de steen van de opening weg en ging erop zitten. 3 Zijn gedaante
was als een bliksem en zijn kleding wit als sneeuw. 4 De bewakers beefden van angst voor hem
en werden als doden.”
Maar wat engelen als lichaam hebben dit is niet hetzelfde soort geestelijk lichaam als het lichaam
dat Christus sinds zijn opstanding heeft, of het toekomstige lichaam van wie “in Christus” zijn.
We herhalen daarom nog eens: “Zie Mijn handen en Mijn voeten, want Ik ben het Zelf. Raak Mij
aan en zie, want een geest heeft geen vlees en beenderen, zoals u ziet dat Ik heb.” (Lucas 24:39
HSV).

Nu nog eens terug naar 1 Cor.15:45


Willibrordvertaling (herziene editie 1995) “45 Dit is de zin van wat er staat geschreven; de eerste
mens, Adam, werd een levend wezen. De laatste Adam werd een levendmakende Geest.”
Willibrordvertaling (1975) “45 In deze zin staat er geschreven: De eerste mens, Adam, werd een
levend wezen. De laatste Adam werd een levendmakende Geest.”
HSV “45 Zo staat er ook geschreven: De eerste mens Adam is geworden tot een levend wezen, de
laatste Adam tot een levendmakende Geest.” Herziene Statenvertaling
“45 Zo staat er ook geschreven: „De eerste mens, A̱ dam, werd een levende ziel.” De laatste A̱ dam
werd een levengevende geest.” Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — Druk 2006 [In
voetnota staat er: Of: „een ademend schepsel.” Zie Ge 2:7 vtn., „Ziel”; App. 4A.]
King James Version (Authorized Version) (1611) “45 And so it is written, The first man Adam was
made a living soul; the last Adam was made a quickening spirit.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 427

World English Bible “45 So also it is written, “The first man, Adam, became a living soul.” The last
Adam became a life-giving spirit.”
American Standard Version (1901) “45 So also it is written, The first man Adam became a living
soul. The last Adam became a life-giving spirit.”

ADAM JEZUS CHRISTUS

De eerste mens Adam 1 Cor.15:45 De laatste Adam 1 Cor.15:45


“Is geworden tot een levend wezen” 1 - “Is geworden tot een levendmakende Geest” 1
Cor.15:45 Cor.15:45

Aan Adam werd leven gegeven - Gen. 2:7. Christus geeft leven - Joh. 5:21,25 / 6:33
Van oorsprong: “uit de aarde” - 1 Cor.15:47 Van oorsprong: “uit de hemel” 1 Cor.15:47
Adam is het hoofd van de oude mensen- Jezus Christus is HET Hoofd van de nieuwe
schepping mensenschepping. 2 Cor.5:17 / Eph.2:10
Adam “Het natuurlijke” - 1 Cor.15:46 Bij Jezus is “Het geestelijke” 1 Cor.15:46
Mensen dragen “het beeld van de Geredde mensen dragen het beeld van de He-
stoffelijke”Adam” - 1 Cor.15:49 / Gen.5:3. melse Christus; 1 Cor.15:49 en zie Kol. 3:10;
Samengevat in Rom.5:12: “12 Daarom, Eph.4:24 / Romeinen 8:29 / 2 Cor.3:18 / 1 Joh.
zoals door één mens de zonde in de wereld 3:2; enz.
is gekomen, en door de zonde de dood, en
zo de dood over alle mensen is gekomen, in
wie allen gezondigd hebben.”
Adam volbracht één daad die reusachtige Christus volbracht één daad die nog grotere
implicaties had. implicaties had.
Adams daad was een daad van Christus’ daad was een daad van gehoorzaam-
ongehoorzaamheid, door het eten van de heid, door te sterven aan het kruis Romeinen
verboden vrucht - Romeinen 5:19. Het 5:19 en zie Phil.2:8
gaat om deze daad uit Gen.2:17 / Gen. 3:6
Adams daad was een zondige daad Romeinen Christus’ daad was een rechtvaardige daad
5:12,15-18 Romeinen 5:18
Wat heeft de ene daad van overtreding door Wat heeft de ene daad van verzoening door de
Adam voortgebracht: Jezus (= de laatste Adam) voortgebracht:
DOOD (Romeinen 5:12,14,15) LEVEN (Romeinen 5:17,18,21)
VEROORDELING (Romeinen 5:16,18) GENADEGAVE (Romeinen 5:15,16)
VERDOEMENIS (Romeinen 5:16,18) GENADE (Romeinen 5:2,15,17,18,20,21)
RECHTVAARDIGING (Romeinen 5:16,18)
GERECHTIGHEID (Romeinen 5:17,20,21)
REGEREN in ons leven (Romeinen 5:17,21)
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 428

Laten we eens goed kijken naar de gelijkenissen.


De eerste mens, Adam, WERD een levend wezen = met zijn geboorte.
De laatste Adam WERD een levendmakende Geest = met Zijn geboorte.
Ja maar, zal men zeggen in de WT-kringen dat moet toch slaan op Zijn opstanding. Wij vragen dan:
Zeg ons dan waarom? De vergelijking die Paulus doet is dan toch niet meer van dezelfde aard!
Onze uitleg loopt ook zonder problemen met wat er aan de hand is: in Adam hebben we gewoon
het leven gekregen maar in de Tweede Adam krijgen we “eeuwig leven.” EN DAT LEVEN
ONTVANGEN WE AL TIJDENS ONS AARDS LEVEN.

Hier enkele teksten:


Johannes 5 HSV: “24 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie Mijn woord hoort en Hem gelooft Die Mij
gezonden heeft, die heeft eeuwig leven en komt niet in de verdoemenis, maar is uit de dood
overgegaan in het leven.”
Johannes 3:18 HSV: “18 Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar wie niet gelooft, is al
veroordeeld, omdat hij niet geloofd heeft in de Naam van de eniggeboren Zoon van God.”
Johannes 6:40 HSV: “40 En dit is de wil van Hem Die Mij gezonden heeft, dat ieder die de Zoon ziet
en in Hem gelooft, eeuwig leven heeft, en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag.”
Johannes 6:47 HSV: “47 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie in Mij gelooft, heeft eeuwig leven.”
Johannes 8:51 HSV: “51 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand Mijn woord in acht genomen
heeft, zal hij beslist de dood niet zien tot in eeuwigheid.”

GELOVEN WE DAT TOEN IN DE DAGEN VAN DE PREDIKING VAN JEZUS HIJ REEDS EEUWIG LEVEN
SCHONK? EN ONTVANGEN WERD DOOR GELOVIGEN?
DUS IS HET ONTVANGEN VAN EEUWIG LEVEN VOOR JEZUS NIET AFHANKELIJK VAN ZIJN
OPSTANDING UIT DE DODEN! DAN HEEFT 1 COR.15:45 DAAR NIETS MEE TE MAKEN. Wèl, dat Jezus
die levendmakende macht al heeft op aarde, voor Zijn opstanding: DAN IS HIJ REEDS EEN
“levendmakende Geest.” Maar ook nu nog voor alle gelovigen, nu vanuit Zijn hemelse functie!

EN DAT ZAL IN DE OPSTANDING VAN DE DODEN OOK WERKELIJK ZICHTBAAR ZIJN!


➢ 1 Johannes 3:2 HSV: “2 Geliefden, nu zijn wij kinderen van God, en het is nog niet
geopenbaard wat wij zullen zijn. Maar wij weten dat, als Hij geopenbaard zal worden, wij
Hem gelijk zullen zijn; want wij zullen Hem zien zoals Hij is.” = “want een geest heeft geen
vlees en beenderen, zoals u ziet dat Ik heb.” (Lucas 24:39 HSV).
➢ Colossenzen 3:4 HSV: “4 Wanneer Christus geopenbaard zal worden, Die ons leven is, dan
zult ook u met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid.” = Aangezien Jezus géén Geest is
in de opstanding zullen we het ook niet zijn.
➢ Philippenzen 3:21 HSV: “21 Die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het
GELIJKVORMIG WORDT AAN ZIJN VERHEERLIJKT LICHAAM, overeenkomstig de werking
waardoor Hij ook alle dingen aan Zichzelf kan onderwerpen.”
➢ 1 Corinthe 15:49 HSV: “49 En zoals wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo
zullen WIJ OOK het beeld van de Hemelse dragen.”
En ook in het achterhoofd van de WT zit zo een uitleg, als ik dit van hen lees. We citeren uit
de publicatie van de Wachttoren Inzicht, deel 2, blz.519 “De doden” die Jezus op aarde hoorden
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 429

spreken. Wanneer wij Jezus’ woorden beschouwen, merken wij op dat toen Jezus sprak, sommigen
van „de doden” zijn stem hoorden. Petrus bediende zich van soortgelijke taal toen hij zei:
„Trouwens, met dit doel werd ook aan de doden het goede nieuws bekendgemaakt, opdat zij van
menselijk standpunt uit bezien naar het vlees geoordeeld zouden worden, maar van Gods
standpunt uit bezien naar de geest zouden leven” (1Pe 4:6). Dit is zo omdat degenen die Christus
hoorden, ‘dood waren in overtredingen en zonden’ voordat zij hem hoorden, maar in geestelijk
opzicht „levend” werden omdat zij geloof stelden in het goede nieuws. — Ef 2:1; vgl. Mt 8:22; 1Ti
5:6.”
DUS TE VEEL NADRUK LEGGEN OP 1 COR.15:45 OM TE BEWIJZEN DAT JEZUS EEN GEEST IS GAAT
NIET OP.

Tot slot van dit hoofdstuk een citaat van Craig A. Evans, in dit verband: Fabricating Jesus:
How Modern Scholars Distort The Gospels, InterVarsity Press, 2006. Uit hoofdstuk 9 over de
opstanding van Jezus, zonder de voetnoten.
“Hoewel de ‘ontvangen’ traditie van Paulus niet exact overeenkomt met de evangelieverslagen,
is er belangrijke overeenstemming. Volgens Paulus verscheen de opgestane Jezus aan Kefas (dat
wil zeggen Simon Petrus) en vervolgens aan de Twaalf. Met “twaalf” bedoelt Paulus ofwel de
overgebleven elf apostelen (dat wil zeggen, de twaalf minus Judas Iskariot) waarnaar nog steeds
wordt verwezen als de “twaalf”, of hij bedoelt de overgebleven elf plus Matthias, die Judas
opvolgde (zie Handelingen 1:23-26). en die ook de verrezen Jezus had gezien. (Ik denk dat de laatste
optie waarschijnlijker is.) Tot nu toe komt de lijst van Paulus overeen met de verslagen van de
evangeliën. En tot nu toe hebben we waarschijnlijk de “officiële” traditie, waaraan Paulus zal
toevoegen. Paulus vervolgt door te zeggen dat Jezus “in één keer” aan meer dan vijfhonderd van
zijn volgelingen verscheen. Deze verschijning lijkt verder te gaan dan de tijdlijn van de
nieuwtestamentische evangeliën. Toen verscheen de opgestane Jezus aan Jacobus, de broer van
Jezus, wat Jacobus (en zijn broers) mogelijk in de christelijke gemeenschap heeft gebracht, en aan
“alle apostelen”, waarmee Paulus waarschijnlijk andere apostelen bedoelt, naast de Twaalf, zoals
Barnabas (zie Handelingen 14:14; 1 Kor 9:5-6; Gal 2:9), Andronicus, Junia en anderen van wie we
de namen niet kennen (zie Rom 16:7). En ten slotte, zegt Paulus, verscheen Jezus aan hem. De
vrouwen ontbreken opvallend in de lijst van Paul. Er wordt niet één vrouw genoemd, niet Maria
Magdalena, niet ‘de andere Maria’, niemand. Waarom? Wist Paulus niet dat de vrouwen eigenlijk
de eersten waren die het lege graf vonden en de opgestane Jezus zagen? Ik weet zeker dat hij dat
deed. Tolken hebben plausibel uitgelegd dat de door Paulus ontvangen traditie in 1 Korintiërs 15
een “officiële lijst” van getuigen is, ingekort en aangescherpt voor apologetische doeleinden. Alleen
de belangrijkste figuren in de vroege kerk worden bij naam genoemd, zoals Petrus en de Twaalf
(dat wil zeggen de oorspronkelijke elf plus Matthias), en Jacobus de broer van Jezus. Vrouwen
behoren ongetwijfeld tot de “meer dan vijfhonderd” en waarschijnlijk ook tot “alle apostelen”. Per
definitie moet een apostel de opgestane Jezus hebben gezien (maar niet iedereen die de opgestane
Jezus zag, werd noodzakelijkerwijs apostel). Het getuigenis van Paulus is vroeg en belangrijk.
Volgens zijn brief aan de kerken van Galatië, in Klein-Azië (het huidige Turkije), bekeerde Paulus
zich binnen twee of drie jaar na de opstanding van Jezus. Ongeveer drie jaar later ging Paulus naar
Jeruzalem om Petrus te bezoeken (Gal. 1:18). In die tijd zag hij Jacobus, de broer van Jezus. Veertien
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 430

jaar later keerde Paulus samen met Barnabas en Titus terug naar Jeruzalem (Gal 2:1). Bij deze
gelegenheid legt Paulus de leiders van de kerk in Jeruzalem zijn begrip van het christelijk geloof
voor: ik legde hun (maar privé voor degenen die van naam waren) het evangelie voor dat ik predik
onder de heidenen, opdat ik niet op de een of andere manier zou rennen of tevergeefs had gelopen.”
(Gal 2:2)

BIBLIOGRAFIE

HEMELVAART
Gourges M., A la droite de Dieu, Lecoffre J. Gabalda, 1978.
Larranaga V. S.J., L’Ascension de Notre Seigneur dans le Nouveau Testament, Institut Bibli-
que Pontifical, 1938.
Milligan W., The ascension of Christ, Mc Millan and Co, 1891.
Stam C., De hemelvaart des Heren, Kok, 1950.

EERSTE BRIEF VAN PETRUS


Boismard M.E., Quatre hymnes baptismales, Ed. Du Cerf, 1961.
Du Toit D.A., Neergedaal ter helle, Kok, Kampen, 1971. (Zuid-Afrikaanse tekst over de
dogmaontwikkeling van 1 Pet.3:18-21)
Houwelingen P., 1 Petrus - Rondzendbrief uit Babylon, Kok, 1991. En goed voor de recen-
te bibliografie.
McCulloch J., The harrowing of Hell, T & T Clark, 1930.
Reicke B., The disobedient Spririts and Christian Baptism, Copenhagen, 1946.
Selwyn E.G., The first epistle of St Peter, The Macmillan press, 12de druk, 1977.

MODERN KRITISCHE VISIE (PRO EN CON)


Alsup J.E., The Post resurrection appearence stories of the Gospel tradition, Calwer verlag,
1975. Waar ook een Duitse versie.
Audet L. / Dumois M., Résurrection, Desclee et Cie, 1971.
Berkhof H., Gegronde verwachting, Callenbach, 1968.
Blei K., Christelijke toekomstverwachting, Boekencentrum,1986. (Laatste twee hoofdstuk-
ken).
Bonsen J., Verhalen van opstanding, Kok, 1991.
Danneels G., Over de dood heen, Persdienst Aartsbisdom, 1991. Kardinaal Danneels legt
vooral de nadruk op de onhoudbaarheid van de leer van de reïncarnatie in het christen-
dom. Zeer goed!
Evans C.F., Resurrection and the New Testament, S.C.M.,1970.
Fuchs C. & Künneth W., Die Auferstehung Jesu Christi von der toten, Neukircher verlag, 1973.
Fuller R., The formation of the Resurrection Narratives, S.P.C.K., 1972.
Kremer J., De Paasevangeliën, Katholieke Bijbelstichting, 1979.
Lapide P., Opstanding, een joodse geloofservaring, Kok, 1983.
Léon-Dufour X., Résurrection de Jésus et message Pascal, Seuil, 1971.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 431

Michiels R., De eeuwigheid in ons hart, Patmos, 1985.


Moule C.F.D. edit., The significance of the message of the resurrection for faith in Jesus
Christ, S.C.M., 1968.
Mouson J. / Van den Berghe P. / Bulckens J., De verrezen Heer, Patmos, 1969.
Niftrik van G.C., De hemel, Callenbach, 1972.
O’Collins G., The easter Jesus, Darton Longmans and Todd, 1973.
Pittinger N., Na de dood het leven, Ten Have, 1982.
Rigaux B., Dieu l’a ressuscité, Duculot, 1973. Om van te genieten.
Robinson J.A.T., The body a study in Pauline theology, S.C.M., 1952.
Ruler van A.A., De dood wordt overwonnen, Callenbach,1972.
Sanders J.T., The New Testament christological hymns, C.U.P., 1971.
Streeder G.J., Een beoordeling van Barths exegese van 1 Corinthen 15, H.J. Paris, 1938.
Walle van de A., Tot het aanbreken van de dageraad, Altiora, 1981.
Zodhiates S., Conquering the fear of death, Eerdmans, 1970. 800 paginas overweldigend
commentaar (preek!) op 1 Cor.15.
Zodhiates S., Resurrection, AMG Publishers, 1977. Evangelisatieliteratuur op zijn best, kort
en bondig.

OPSTANDINGSLICHAAM EN COMMENTAREN OP 1 CORINTHE


Altermath F., Du Corps psychique au corps spirituel, J.C.Mohr Paul Siebeck, 1977.
Feuillet A., Le sacerdoce du Christ et de ses ministres, Editions de Paris, 1972. Met de reser-
ves voor enkele té Roomse uitleggingen over het priesterschap.
Grosheide F.W., De eerste Brief van den apostel Paulus aan de Kerk te Corinthe, H.A. van
Bottenburg, 1932.
Héring J., La première épître de Saint Paul aux Corinthiens, Delachaux & Nieslé, 1949.
Koch G., Die Auferstehung Jesu Christi, J.C.B. Mohr, 1959.
Lewis J., The anastasis of the dead, A. Tompkins Boston, 1860.
Lindyer C.H., Het begrip sarx bij Paulus, Van Gorcum, 1952.
Morison F., Het lege graf, Drukkerij de Spaarnestad, 1953. Prima en nog steeds in Engelse
pocket bij Faber.
Orr J., The resurrection of Christ, Charles Scribners Sons, 1908, Reprint bij Klock &
Klock, 1980.
Schep J.A., The nature of the Resurrection Body, Eerdmans Publishing Company, 1964.
Schlatter A., Die Korintherbriefe, Calwer verlag, 1950.
Sparrow-Simpson W.J., Our Lords Resurrection, Reprint, Zondervan, 1964.
Stanley D.M., Christ’s Resurrection in Pauline soteriology, Pontificio Instituto Biblico, 1961.
Streeder G.J., De prediking van de opstanding der doden in het Nieuwe testament, Bosch en
Keuning, z.j. (1953?).
Tenney M.C., The Reality of the Resurrection, Moody Press, 1972.
Urs von Balthasar H. / A. Grillmeier, Le mystère Pascal, Mysterium Salutis, volume 12, du
Cerf, 1972.,
Van Niftrik G.C., Waar zijn onze doden, J.N. Voorhoeve,1970.
Vos G., The Pauline eschatology, Wm. Eerdmans, 1953.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 432

Vos Jac.Zn A., Het is de Heer, Kok, 1990.


Waaning N.A., Onderzoek naar het gebruik van Pneuma bij Paulus, S. Bakker, Amsterdam,
1939.

ALGEMEEN
Ankerberg John and John Weldon, The Passion and the Empty Tomb, Harvest House, 2005.
Armstrong D, Jewish-Christian Dialogue: Is the Servant of Isaiah 53 the Messiah or Collective
Israel? Dave Armstrong is een Katholiek theoloog en schreef hier een prachtige studie.
Zoek op Internet.
Baggett, David J. ed., Did the Resurrection Happen? A Conversation With Gary Habermas and An-
tony Flew, IVP, 2009.
Bauer W., aionios, Wörterbuch zum Neuen Testament, 5de dr., Berlin, 1971.
Bavinck H., Gereformeerde dogmatiek, Kok Kampen, 4 delen, Vijfde druk 1967.
Benoit P., The Passion and Resurrection of Jesus Christ, Darton Longman and Todd, Lon-
don, 1969 (Franse uitgave Ed. Du Cerf).
Berkhouwer G., De wederkomst van Christus, Kok, 1961/1963, (deel 1, hoofdstuk 6 / deel 2,
hoofdstuk 6). Van zelfde schrijver en uitgever 1953, Het Werk van Christus, (vooral
hoofdstukken 7,8,9 en 11).
Berkhof H., Gegronde verwachting, 2de dr., Nijkerk, 1968.
Berkhof H., Christelijk geloof, Callenbach, 1990, 4de druk, zie register.
Brown R.E., Jezus, de Christus, geboren uit een vrouw, opgestaan uit de dood, Katholieke
Bijbelstichting, Boxtel, 1975. (U.K. uitgave bij Geoffrey Chapman, 1973).
Carl H. F., Relational Language in John 14-16: Implications for the Doctrine of the Trinity,
Global Journal of Classical Theology, Vol. 2, No. 1 (12/99).
Copan Paul and Ronald Tacelli, eds., Jesus’ Resurrection: Fact or Figment? IVP, 2000.
Craig, William, The Son Rises, Moody Press, 1981.
Dart J., Balancing Out the Trinity: The Genders of the Godhead, Christian Century,
February 16-23, 1983, blz.147-150.
Davis Stephen, Risen Indeed, Eerdmans, 1993.
Dijks K. trilogie, Over de laatste dingen, deel 3, (hfst.4), Kok, 1953.
Fairbairn P., The typology of scripture, 2 delen in één, Reprint Guardian Press, Grand Ra-
pids, 1975, nog altijd uniek. Maar voorzichtig met typologie, dat is explosief materiaal!
Feitsma M., Het theopaschitisme, Kok, 1956.
Feuillet A., L’Agonie de Gethsemani, Gabalda, 1977. Enig in zijn soort.
Goppelt L., Theologie des Neuen Testaments, 3de dr., Göttingen, 1978.
Habermas Gary and Michael Licona, The Case for the Resurrection of Jesus. Kregel, 2004.
Jeremias J., geenna, TDNT, I,
Jeremias J., haides, TDNT, I,
Jeremias J., Neutestamentliche Theologie, 2de dr., Gütersloh, 1973.
Jeremias J., Die Gleichnisse Jesu, 6de dr., Göttingen, 1962.
Ladd G. E., I Believe in the Resurrection of Jesus, Eerdmans, 1975.
Lane Craig William, The Historicity of the Empty Tomb of Jesus, op zijn internetsite. Zeer mooie
Studie, vroeger verschenen als: ‘The Historicity of the Empty Tomb of Jesus’, New Testament
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 433

Studies 31 (1985), blz.39-67.


Lee J.Y., God suffers for us, Martinus Nijhoff, 1974.
Lefebure L. D., Christology ‘From Below’ Christian Century, Nov. 17-24, l999.
Licona Michael, The Resurrection of Jesus, IVP, 2010.
Médebielle P.A., L’expiation dans l’ancien et le nouveau testament, Vol. 1, Institut biblique
Pontifical, 1924.
Quarles Charles, ed., Buried Hope or Risen Savior?, B & H, 2008.
Reed D. A., Discussing Deity with Jehovah’s Witnesses, Christian Research Journal, Summer
1988.
Reed D., Index of Watchtower Errors, Baker Book House, 1990.
Sasse H., aionios, TDNT, I,
Schmitllein R., Circonstances et cause de la mort du Christ, Editions Art et Science, Bade,
1950. Tracht de wetenschappelijke kant van de dood van Christus te benaderen, veroor-
zaakt door een “choc traumatique.”
Semmelink J.H., Onsterfelijkheid en opstanding, Uitg. Van Keulen, 1962. (Deel uit de serie
Exegetica).
Shawn M. H., The Death Of Christ: Fulfillment of the Old Testament Sacrifices, Quodlibet
Journal: Volume 4 Number 4, November 2002, http://www.Quodlibet.net
Tregelles S. P., Passages of Dogmatic Importance. Over Handelingen 20:28 op
http://www.bible-researcher.com/dogma.html
Thierry J.J., Opstandingsgeloof in de vroeg-christelijke kerk, Buyten en Schipperheyn, 1978.
Over de Paaspreek van Melito van Sardes. Een preek of een gedicht! Moet u lezen!
Versteeg J., Is Adam in het Nieuwe testament een leermoddel?, Artikel uit Woord en Kerk,
Uitg. Ton Bolland 1971, blz.29-70. (Zie ook zijn doctorale scriptie.)
Westcott B. F., The Gospel of the Resurrection, Macmillan and Co., 1866.
Wright N. T., The Resurrection of the Son of God, T & T Clark, 2003.

Twee artikels uit tijdschriften die we speciaal willen vermelden zijn, Ph. E. Hughes, ‘The blood of
Jesus and His Heavenly Priesthood in Hebrews’, in Bibliotheca Sacra, April-June en July-Septem-
ber 1973, n°518,519 en A. Feuillet, ‘La découverte du tombeau vide en Jean 20:3-10’, in Hokhma
1978, n°7, blz.1-45. Een Katholiek theoloog in een Frans Evangelisch tijdschrift, het geeft dus wel
de waarde aan van dit prachtig geschrift!
In DNTT volume 3, blz.281-309 geeft C. Brown een zeer degelijke kritiek op de moderne
opstandingtheorieën. In dit verband zie ook G. E. Ladd, I believe in the Resurrection of Jesus,
Hodder and Stoughton, 1975.

Als evangelisatiehulpmiddel is V. Grieve, Het lege graf in het geding, Gideon, z.j. nog steeds zeer
goed.

Over kruisigen als doodstraf zie o.a.:

Barbet P., De Passie van O.H. Jesus Christus gezien door een chirurg, Brepols 1951.
Boyd Gregory A., The Crucifixion of the Warrior God: Volumes 1 & 2, Fortress Press, 2017.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 434

Chapman David W. en Eckhard J. Schnabel, The Trial and Crucifixion of Jesus: Texts and Com-men-
tary, Mohr Siebeck, 2015
Charlesworth J.H., Jesus and Jehohanan: an archeological note on crucifixion, ‘‘The Expository
Times’, February 1973 volume IXXXIV No. 6.
Cook John Granger, Crucifixion in the Mediterranean World, Mohr Siebeck, 2014.
Emmerich III Eugene W., Burden of Proof: Did Jesus die by Roman Crucifixion?, 2018
Green M., Man Alive, Inter-Varsity Press, 1968. Hengel M., Crucifixion, Fortress Press, Philadelphia,
1989. Moet u lezen!
Köstenberger Andreas J., The Final Days of Jesus, Crossway Books, 2014.
MacMullen R., History Professor Emeritus van Yale University, Strange J., Professor of Religious
Studies, University van South Flordia, en Zugibe F., medisch onderzoeker, in ‘How Jesus died;
the final 18 hours’ een video van Trinity Pictures.
Mannix D.P., The history of torture, Dell, New York, 1983.
Simon J. Joseph, Jesus and the Temple: The Crucifixion in its Jewish Context, Cambridge
University Press, 2016.
Rutledge Fleming, The Crucifixion: Understanding the Death of Jesus Christ, Eerdmans, 2015.
Simon Gathercole and N. T. Wright, What Did the Cross Accomplish?: A Conversation about
the Atonement, Westminster John Knox Press, 2021. Een recent debat niet zo vlot leesbaar.
Zias Joe, Crucifixion in antiquity, the archeological evidence. U kan dit vinden op internet en
is een van de beste artikelen hierover geschreven. De schrijver is archeoloog en Jood.
Zugibe Frederick T., The Crucifixion of Jesus, Completely Revised and Expanded: A Forensic In-quiry,
2005.
Matthew W. Maslen en Piers D. Mitchell, Medical Theories on the Cause of Death in Cruci-
fixion. Hier de tekst: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC1420788/ Journal of the
Royal Society of Medicine (April 2006).

We hebben enkele zaken geschreven contra de positie van de Wachttoren dat Jezus aan
een rechtopstaande paal stierf. Dus voor hen was het géén niet een “T” vormig kruis.
Ze staan gratis op https://www.scribd.com/user/168661/Guido-Biebaut
Hoe stierf Jezus aan een kruis of een paal
Jehovah Getuigen het kruis en de Joden
Jehovah Getuigen het kruis en de Kunst
Jehovah Getuigen het kruis en Marsyas
Jehovah Getuigen het kruis en Prometheus
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 435

Hoofdstuk 9

Jezus: God volgens Paulus, Petrus en Johannes

9.1 INLEIDING

https://www.meredithgould.com/most-accurate-bible-translation/

Waarover predikten de eerste discipelen, volgens Handelingen, hoofdstukken 2-9 HSV.

Jezus, de profeet
“een Man Die u van Godswege aangewezen is door krachten” 2:22
Jezus, de Heilige
“U echter hebt de Heilige en Rechtvaardige verloochend en gevraagd dat u een moordenaar
geschonken zou worden.” 3:14
Jezus, de Rechtvaardige
“U echter hebt de Heilige en Rechtvaardige verloochend en gevraagd dat u een moordenaar
geschonken zou worden.” 3:14
“Wie van de profeten hebben uw vaderen niet vervolgd? Zelfs hebben zij hen gedood die de
komst van de Rechtvaardige aankondigden, van Wie u nu verraders en moordenaars geworden
bent.” 7:52
Moord op Jezus
“door de handen van onrechtvaardigen aan het kruis gespijkerd en gedood” 2:23
“maar de Vorst van het leven hebt u gedood.” 3:15
“Jezus Christus, de Nazarener, Die u gekruisigd hebt” 4:10
“door Hem aan een kruishout te hangen.” 5:30
“van Wie u nu verraders en moordenaars geworden bent.” 7:52
Jezus is opgestaan uit de doden
“God heeft Hem echter doen opstaan.” 2:24
“Die God uit de doden opgewekt heeft.” 3:15
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 436

“maar Die God uit de doden opgewekt heeft.” 4:10


“De God van onze vaderen heeft Jezus opgewekt.” 5:30
Hij is opgevaren ten hemel
“Hij dan, Die door de rechterhand van God verhoogd is en de belofte van de Heilige Geest
ontvangen heeft van de Vader, heeft dit uitgestort wat u nu ziet en hoort. 34 David is immers
niet opgevaren naar de hemelen, maar hij zegt: De Heere heeft gesproken tot mijn Heere: Zit aan
Mijn rechterhand.” 2:33,34
“Deze Jezus heeft God door Zijn rechterhand verhoogd tot een Vorst en Zaligmaker, om Israël
bekering te geven en vergeving van zonden.” 5:31
“En hij zei: Zie, ik zie de hemelen geopend en de Zoon des mensen, staande aan de rechterhand
van God.” 7:56
De Heer heeft macht de Heilige Geest te zenden
“Hij dan, Die door de rechterhand van God verhoogd is en de belofte van de Heilige Geest
ontvangen heeft van de Vader, heeft dit uitgestort wat u nu ziet en hoort.” 2:33
Hij is Messias en Heer
“Laat dan heel het huis van Israël zeker weten dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt
heeft, namelijk deze Jezus, Die u gekruisigd hebt.” 2:36
“En zij hielden niet op iedere dag in de tempel en bij de huizen onderwijs te geven en Jezus
Christus te verkondigen.” 5:42
Jezus is de koning waarover David sprak en is dus de opvolger van David:
“en Die bij monde van David, Uw knecht, gezegd hebt: Waarom woeden de heidenvolken en
bedenken de volken wat inhoudsloos is? 26 De koningen van de aarde stellen zich op en de
vorsten spannen samen tegen de Heere en tegen Zijn Gezalfde.” Handelingen 4:25

Zo een lijstje zegt al wat over Jezus, maar er is nog zoveel meer. We willen in dit hoofdstuk
ingaan op enkele schriftuurplaatsen die door Jehovah’s Getuigen in hun Bijbel verkeerd vertaald
zijn. Zo hebben we al gezien dat zoiets het geval was bij Joh.1:1. De duidelijke unitaristische
bevooroordeeldheid van de WT liet hen ook verscheidene malen het woord “andere” toevoegen
in Col.1: 15-20, zonder enige grammaticale of exegetische reden. We willen in dit gedeelte nog vijf
andere teksten onderzoeken die zullen aantonen dat de NWV qua Bijbelvertaling als ons
behandeld moet worden.

In het kort nog een herhaling; wat zegt Col.1:15? Wanneer “eerstgeborene” = “prōtotokos”
wordt gebruikt zonder lidwoord dan heeft dat volgens één Grieks woordenboek het volgende te
zeggen: “wijst op de speciale status verbonden aan de eerstgeborene” (BDAG, 894). ‘Strong’s
Exhaustive Concordance of the Bible’ geeft aan dat de zinsnede “de eerstgeborene van” 36 maal
voorkomt in de Bijbel. In de verzen; Genesis 25:13 / Exodus 6:14 / 11:5 / 12:29 / 13:13 / 13:15 /
22:29 / 34:20 / Numeri 3:13,40,46,50 / 8:16,17 / 18:15 / Jozua 17:1 / 1 Kronieken 1:29 /
2:3,13,25,27,50 / 4:4 / 5:1 / 9:31 / Nehemia 10:36 / Job 18:13 / Psalm 135:8 / Jesaja 14:30 en
Colossenzen 1:15. Maar dat wil niet zeggen dat Christus “de eerstgeborene van” een GANSE
REEKS ANDERE ZAKEN IS.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 437

De standaardbetekenis van het woord “eerstgeborene” - in het Hebreews “bekhor” in het


Grieks “prōtotokos” - is deze van pre-eminentie, van eerste in belangrijkheid en niet van
oorsprong. Wanneer de Septuaginta het Hebreews “bekhor” in het Grieks “prōtotokos” omzet als
vertaling, dan zit er géén gedachte achter van “protos” of “tokos.” Het geeft aan dat de persoon
het eerstgeboorterecht bezit, alles voor het zeggen en beschikking heeft over alles wat hem is
achtergelaten. Er zijn te veel voorbeelden in het OT die erop wijzen dat dit niet te maken heeft met
de eerste geboren te zijn in een reeks van zonen of dochters. Zo is Christus de eerstgeborene in de
zin dat Hij over alle zeggenschap heeft. Zie M. Tsevat, “Bekhor” in Theological Dictionary of the
Old Testament, Eerdman’s Publishing Company, 1975, deel 2:121ff. Voor “prōtotokos” zie naar
Walter Bauer, A Greek-English Lexicon of the New Testament and Other Early Christian Literature
edited by Gingrich and Danker, 2nd ed., University of Chicago Press, 1979, blz.26 en Michaelis W.,
“Prototokos” in Theological Dictionary of the New Testament, Eerdman’s, 1982, deel 6:872ff.

Een theoloog van de jonge evangelische school, Robert Reymond, zei in dat verband: “De
bedoeling van Paulus achter de beschrijving van Jezus als de “eerstgeborene der schepping” ligt
een universum verwijderd van wat de Ariaanse interpretatie hierover is. Ook van deze door
Jehovah’s Getuigen, die de nadruk leggen op het begrip Zoon en hem de eerste van de geschapen
dingen maken; de context echter vraagt van ons dat we de term verstaan in zijn Hebreeuwse
betekenis, als een omschrijving van prioriteit of rang die de eerstgeboren zoon heeft en die een
speciale liefde van de vader ontvangt” (R. L. Reymond, ‘A New Systematic Theology of the Christian
Faith’ , Thomas Nelson, 1998, blz.251).

In het boek Colossenzen staat het Griekse “pas” = Nederlandse “alle” 38 maal. Van deze 38
maal heeft de NWV van Jehovah’s Getuigen, “pas” = 33 maal als “alle” of “iedere” vertaald. De vijf
uitzonderingen zijn deze waar ze vijfmaal “andere” toevoegen aan “alle.” Dat zijn de verzen 16,17
en 20 van het eerste hoofdstuk. En dat doen ze bewust om op die wijze van Christus een deel van
de schepping te maken. Dat is niet oprecht, het is inlegkunde.

De Nieuwe Wereldvertaling is de enige Nederlandse vertaling van de Bijbel die het woord
“andere” in de verzen 16 (2 keer), 17 (2 keer) en 20 (1 keer) van Colossenzen hoofdstuk 1 heeft
toegevoegd of ingevoegd. Waarom hebben ze dat gedaan? Ze geven zelf de reden aan. De
Wachttoren van 15 april 1973 tracht op blz.254 die afwijking uit te leggen: “Bij een beschouwing
van deze kwestie is het goed in gedachten te houden dat bijbelschrijvers vaak als
vanzelfsprekend aannamen dat bepaalde punten werden begrepen, evenals schrijvers in onze
tijd dit doen. De apostel Paulus zegt bijvoorbeeld, zoals wij in Kolossenzen 1:16 lezen, dat alle
dingen in de hemel en op aarde door bemiddeling van Jezus Christus werden geschapen. Maar
aangezien wij uit Openbaring 3:14 weten dat Jezus zelf ook is geschapen, voegt de Nieuwe-
Wereldvertaling het woord “andere” toe, waardoor duidelijk wordt weergegeven wat de apostel
in gedachten had. Maar zelfs in dit geval zou kunnen worden gezegd dat als de drieëenheidsleer
dat Jezus niet werd geschapen, niet zo algemeen werd aanvaard, het niet nodig was geweest het
woord „andere” toe te voegen” (wij onderstrepen).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 438

U weet ondertussen wel dat de WT een interlineaire vertaling gemaakt heeft, van het Grieks
naar het Engels. Met enkele serieuze bokkensprongen. Een voorbeeld. In Phil.2:6 staan zestien
woorden in de Griekse tekst. De NWT (Engelse versie) heeft hiervoor tweeëntwintig woorden
nodig in zijn vertaling.

9.2 ROMEINEN 9:5

Romeinen, hoofdstuk: 9
Vers Statenvertaling Luthervertaling Leidsche vertaling

5 Welker zijn de vaders, en Van wie ook de vaderen tot wie de aartsvaders
uit welke Christus is, zijn, en van wie ook behoren en van wie
zoveel het vlees aangaat, Christus afstamt naar zoveel het vlees betreft
Dewelke is God boven het vlees, die is: God de Christus afstamt. --
allen te prijzen in der boven alles geloofd in God, die boven alles staat,
eeuwigheid. Amen. eeuwigheid, Amen. is in eeuwigheid te
prijzen! Amen.

We lezen in Rom.9:5: “tot wie de voorvaders behoren en uit wie de Christus (is gesproten)
naar het vlees: God, die boven allen is, (zij) gezegend in eeuwigheid. Amen” (NWV). De Herziene
Statenvertaling vertaald: “Tot hen behoren de vaderen, en uit hen is, wat het vlees betreft, de
Christus voortgekomen, Die God is, boven alles, te prijzen tot in eeuwigheid. Amen!” De
Canisiusvertaling geeft: “en van hen stamt Christus af naar het vlees: Hij, die God is,” enz... En de
NBG schrijft: “En uit hen is wat het vlees betreft, de Christus, die boven alles, God, te prijzen”
enzovoort. Het verschil ligt hierin dat de WT het laatste deel van dit vers als op God (de Vader)
laat slaan, terwijl de meeste andere vertalingen Christus de God noemen die boven allen is. De
vroegere Engelse uitgaven van de NWT hebben een appendix bij dit vers en we lezen daar o.a.:
“We nemen deze passage als een verwijzing naar God en als een uitroep van zegening over hem
voor de zojuist genoemde voorzieningen.” Eerder heeft men verwezen naar de Griekse
grammatica van J.H. Moulton en A.T. Robertson. Misschien hebben de samenstellers van de NWT
uit het oog verloren dat beide personen zich duidelijk hebben uitgesproken over de godheid van
Christus. Zo schrijft A. T. Robertson in zijn ‘Word Pictures in the New Testament’, deel 4 blz.381, in
dit verband: “Een duidelijk getuigenis van de godheid van Christus volgende na de opmerking over
zijn mensheid.” Ook J. H. Moulton schrijft akkoord te gaan met de positie van het commentaar van
Sanday-Headlam (International Critical Commentary, T & T Clark) die Rom.9:5 volledig op Christus
toepassen. J. H. Moulton verschilt wel van mening op een detail met bovengenoemde. Laten we
eerst even de Griekse tekst van Rom.9:5 in transliteratie nagaan.

“kai ex hoon ho Christos


“en uit wie de Christus

to kata sarka ho oon epi pantoon


Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 439

naar het vlees de zijnde over alles

Theos eulogeetos eis tous aioonas ameen”


God gezegend tot in de eeuwigheid amen”

De WT had er beter aan gedaan ter ondersteuning van hun argumenten te verwijzen naar
dezen die werkelijk dat laatste deel van Rom.9:5 op God toepassen. En daaronder hebben we o.a.
H. Meyer, C. H. Dodd (Moffatt commentary), R. Bultmann, J. Knox en V. Taylor.
Vincent Taylor heeft men aangehaald in ‘Ontwaakt!’ van 22 juli 1972. We gaan persoonlijk niet
akkoord met wat V. Taylor schrijft. Deze zegt namelijk: “dat men algemeen tot de zienswijze
overhelt dat Christus niet als God wordt aangesproken.” Zelfs recente commentators zoals John
Murray (‘New London Commentary’), F. F. Bruce (‘Tyndale Commentaries’) en O. Cullmann (‘Chris-
tology of the New Testament’) geven Rom.9:5 zuiver christologisch. En velen nemen géén positie
in (Leenhardt, R. Brown). En hoe ouder de commentator die men erop nakijkt hoe meer
christologie bij hun uitleg is van dit vers.

Reden of drogreden?

Wat zijn nu de belangrijkste redenen waarom men Rom.9:5 wil zien als een lofprijzing voor
God? (We bespreken dit omdat de WT tot heden in gebreke is gebleven hun vertaling degelijk te
verdedigen maar wellicht later hierop terugkomt. R. Furuli gaat wel in op de tekst.) Dat een zalving
op zichzelf verscheidene malen herhaald kan worden zien we in het geval van koning David. Hij
werd een eerste maal gezalfd over zijn broeders (1 Sam.16:12,13) later over Judah (2 Sam.2:4) en
nog later over Israël (2 Sam.5:3). Men zegt dat Paulus nergens in zijn brieven Christus, God noemt.
(V. Taylor, K. Barth et cetera.) In dit geval zou men 2 Thes.1:12 / Titus 2:13 / Heb.1:8,9 enz. moeten
uitsluiten. Als reden is dit echter zeer zwak. Christus is God genoemd door Johannes (Joh.1:1) en
Thomas (Joh.20:28). Is de zienswijze van Paulus over Christus dan anders? Zegt hij niet in Phil.2:6
dat Christus bestond in de gedaante Gods? (Zie ook Col.2:9.) Of had Paulus een andere leer over
Christus dan Johannes of de rest van de Schrift? Lees dan eens 2 Cor.11:4 / Gal.1:8.

Over Col.2:9 de volgende vertalingen zodat u kunt inschatten wat er mee bedoeld wordt,
alhoewel sommigen meer parafraseren dan vertalen:
https://biblehub.com/colossians/2-9.htm
Amplified: “For in Him the whole fullness of Deity (the Godhead), continues to dwell in
bodily form - giving complete expression of the divine nature.”
Barclay: “For it is in Christ that godhead in all its completeness dwells in bodily form.”
KJV: “For in him dwelleth all the fulness of the Godhead bodily.”
Lattimore: “Because in him resides all the fulfillment of the divine.”
NASB: “For in Him all the fullness of the deity dwells in bodily form.”
NEB: “For it is in Christ that the complete being of the Godhead dwells embodied...”
NIV: “For in Christ all the fullness of the Deity lives in bodily form...”
RSV: “For in him the whole fullness of deity dwells bodily...”
Schonfield: “For it is in him that the immensity of the Divine Wisdom corporately dwells.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 440

TEV: “For the full content of divine nature lives in Christ, in his humanity.”

Het is duidelijk dat de Wachttoren allerhande vindingrijke oplossingen uitdoktert om de


juiste betekenis van Col.2:9 te verdoezelen. We geven u hieronder uit hun twee versies van de
Griekse interlineaire vertaling weer hoe ze het bezien vandaag en vroeger. Want er is een enorm
verschil; het ene geeft “goddelijk” als vertaling en het andere “god.”

In de interlineaire (1985 editie) van Col.2:9 is “theotes” (zonder i) vertaald als “divinity.”
De rechterzijde geeft “divine quality.” Hier is de 1985 editie van KIT:

Maar in de Kingdom Interlinear Translation of the Greek Scriptures, uitgave van 1969 leest
Col.2:9 “theotes” in de letterlijke vertaling “godship” en dat kan een aanvaardbare vertaling
genoemd worden. De rechterzijde geeft echter opnieuw “divine quality.” Het is duidelijk dat de
vertaling “divine quality” geen goede vertaling is.

De Kingdom Interlinear (1985 ed) van Romeinen 1:20 heeft echter al “theiotes” (met i) in the
interlineaire sectie als “godship” vertaald, en ook daar verkeerdelijk. Je kan toch geen twee
woorden met hezelfde equivalent vertalen. Daar zou volgens enkele lexicograven (zoals Joseph H.
Thayer) moeten staan “divinity.”

Nu heeft The Watchtower nog een derde interlineiare vertaling, niet door hen zelf
gemaakt maar wel door hen gepubliceerd, The Emphatic Diaglott. Daar luidt Col. 2:9 “theotes” =
“deity.” En dat is OK. Zij zijn ervanuit gegaan dat men dat niet meer zo mocht vertalen en dat is
jammer.

Prof. A.T. Robertson, een belangrijk grammaticus van de Griekse taal schreef dit erover:
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 441

“Er woont (thuis) in Christus niet één of meer aspecten van de Godheid (de essentie van God, van
'Theos', godheid) en niet te verwarren met 'Theiotes' in Romeinen 1:20 (van 'Theios,' 'de kwaliteit
van God, goddelijkheid), hier alleen in NT en 'Theiotes' alleen in Romeinen 1:20. Het onderscheid
wordt waargenomen bij Lucian en Plutarchus. ‘Theiotes’ komt voor in de papyri en inscripties.” (A.
T. Robertson, ‘Word Pictures in The New Testament’, blz.491.)

W. Robertson Nicoll, auteur van ‘The Expositor’s Greek Testament’ leert dit:
“Het woord (‘Theotes’) moet worden onderscheiden van ‘Theiotes’ als Godheid, het wezen God, van
Goddelijkheid, het goddelijke of goddelijke wezen. De passage bevestigt dus de werkelijke Godheid
van Christus.” (‘Expositor’s Greek Testament’, deel 3, blz.533.)

James Hastings een theoloog van de jaren 1900 heeft in zijn boek ‘A Dictionary of the Bible
Dealing With Its Language, Literature, And Contents’, T &T Clark, deel 2, blz.221 enkele mooie
gedachten over “Theios-divine nature”, “Theiotes-divinity”, en “Theotes-deity” die we weergeven
in vertaling: “Steeds is het Griekse woord op de juiste wijze gebruikt, en het kon niet gebruikt
worden in de plaats voor het andere (...) Lightfoot geeft bij Col.2:9 het verschil aan tussen ‘Theiotes’
en ‘Theotes’ aldus: ‘Theiotes’ = is de kwaliteit, ‘Theotes’ = het wezen van God. Het onderscheid die
dat het beste laat zien is de opmerking dat ‘Theotes’ komt van ‘Theos’ = God, terwijl ‘Theiotes’ komt
van ‘Theios’ = Goddelijk (...) Het is in een keer hoe adequaat de heilige Paulus van ‘Theiotes’ in
Romeinen 1:20 gebruik maakt: van waar hij spreekt van dergelijke attributen van God, die te lezen
zijn in het boek van de natuur, en hoe toepasselijk ‘Theotes’ in Col.2:9, waar hij beweert van de
Zoon dat in Hem de volheid van de gehele (geopenbaard en ongeopenbaarde) Persoonlijkheid van
God woont. De Latijnse versies werden gedwongen om ‘divinitas’ te gebruiken voor beide woorden.
Maar ze zijn onvoldoende om ‘Theotes’ te vertegenwoordigen en dat werd gevoeld vanaf het begin
(...) Hetzelfde gevoel is nu het vinden voor de uitdrukking in het Engels, en theologen liever spreken
van de “godheid” eerder dan van de Godheid van Christus, omdat het voormalige woord alleen de
volledige persoonlijkheid van God weergeeft. De Engels Versies van Wyclif tot de AV [American
Version gb] maken geen onderscheid, maar gebruiken ‘godheid’ op beide plaatsen, behalve dat de
Rheims-versie in 1582 het Nieuwe Testament in Romeinen 1:20 “Divinity” heeft. Maar Beza heeft
(op Kolossenzen 2:9) het verschil laten zien.”

In de lijst onderaan die komt van een internetsite van een Jehovah Getuige
(http://hector3000.future.easyspace.com) wordt weergegeven wat er vertaald is vanuit de Griekse
bijbelwoorden; theon, theas, theiotes, theothetos. We wijzigen er niets aan en vertalen het ook
niet; maar zeker is dat veel van de vertalingen slechts klungelige werkstukjes zijn.

Version Acts 17:29 2 Peter 1:4 Romans 1:20 Colossians 2:9


Greek QEION QEIAS QEIOTHS QEOTHTOS
KJV Godhead divine Godhead Godhead
ASV Godhead divine divinity Godhead
NKJV divine nature divine Godhead* Godhead
TEV Nature divine divine nature divine nature
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 442

MLB Deity divine divine nature Godhead


NRSV deity divine divine nature Deity
CEV* God God God God
Unvarnished divine divine divinity Divinity
Concordant Divine divine divinity Deity
Schonfield Divine nature divine divinity Divine Wisdom
NASB Divine Nature divine divine nature Deity
Jerusalem deity divine deity divinity
New Jerusalem deity divine God divinity
Lattimore divinity divine divinity divine
Simple English God divine divinity divinity
NIV divine being divine divine nature Deity
Revised
deity being of God deity Godhead
English
20th Century Deity divine divinity Godhead
Barclay N/A divine deity godhead
RSV Deity divine deity deity
Lamsa Deity divine Godhead Godhead
Goodspeeed
divine nature divine divine character God’s nature
AT
N.A.B. divinity divine divinity deity
Newcome Godhead divine providence deity
NWT Divine Being divine Godship divine quality

Over W. Barclay nog een aparte nota, hij is waarschijnlijk niet Ariaan of Unitarisch getint.
We zeggen dat omwille van zijn vertaling van Johannes 1:1 die de volle godheid van Christus
onderstreept. Hij vertaalde dat namelijk als volgt: “When the world began, the Word was already
there. The Word was with God, and the nature of the Word was the same as the nature of God.”
Je hoeft dus uit één of meerdere vertalingen van een vers, nog geen conclusies te trekken die
bindend zijn.

Een echte lofprijzing

Terug naar Rom.9:5. De bewering dat er in de Schrift geen echte lofprijzingen voor Christus
zijn is niet steekhoudend. Zie bijvoorbeeld ook 2 Tim.4:18 / Rom.16:27 / Opb.5:12 / 7:10 / 1
Pet.4:11 / 2 Pet.3:18 en het commentaar in ‘The Epistle to the Hebrews’ door B. F. Westcott, Mac
Milland and Co, 1906, blz.466,467. Zodat we ook nog dit kunnen opmerken, onbewust zitten
Jehovah’s Getuigen in het kielzog van moderne theologen uit het begin van de 20 ste eeuw. Jülicher’s
stelling was: “Los von Paulus, zurüch zu Christus” = “Los van Paulus, terug naar Christus”, in zijn
‘Paulus und Christus, Mohr, 1909.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 443

Een andere reden waarom Rom.9:5 wat betreft het laatste gedeelte op de Vader zou slaan
is wanneer men het “ho oon” in omgekeerde zin leest (“oon ho”). Zo volgens Schlichting,
Leenhardt, Barth en overgenomen door de Bible du Centenaire. Geen enkel handschrift van de
duizenden geeft een dergelijke lezing van de Griekse tekst. Men zou de omwisseling van dit
gedeelte eerst moeten bewijzen vanuit een oud en betrouwbaar manuscript wil deze uitleg
waardevol zijn.

Een verdere argumentatie in dit verband is dat het normaal lijkt in deze samenhang, dat
Paulus ná over de zegeningen over Israël gesproken te hebben, iets zegt over God die dit tot
stand heeft gebracht. Maar dan doet men onrecht aan de context zelf. Deze spreekt eerst over
Christus die wat vlees betreft uit Israël afkomstig is. Daarmee besluiten dat alles over Christus
gezegd is wat er te zeggen valt is een on-Bijbelse en on-logische conclusie. Daarom kon Paulus
hieraan toevoegen dat Christus behalve vlees, óók nog God is boven allen.

Hij schrijft elders dat in Christus de volle Godheid woont (Col.2:9) en geeft uitdrukkelijk
weer dat Hij de naam heeft boven elke andere naam, de goddelijke naam, (Phil.2:9). Wat Paulus
op andere plaatsen omschrijft, kan hem er hier dus toe gebracht hebben om Christus in volle
betekenis God te noemen. Men kan hierbij ook denken aan de tegenstelling vlees-geest in Rom.
1:3,4. (Zie bijvoorbeeld TDNT, deel 3 blz.105.)

Als vierde element is er soms gezegd dat Christus niet “epi pantoon” (“boven” of “over
alles”) is. Maar ten onrechte. Men ziet hiervoor naar Eph.1:20-23 / Phil.2:9-11 / Col.1:18,19 /
Heb.1:2-4 / 1 Pet.3:22. Christus is de “Heer over allen” (pantoon kyrios) geeft ook Petrus aan in
Hand.10:36. Olshausen zegt in zijn commentaar dat dit gedeelte parallel is aan Rom.10:12 en
Hand.10:36.

Vergelijk bij deze argumentatie o.a. van L. Cerfaux, ‘Le Christ dans la théologie de Saint Paul’
(Du Cerf, 1958, blz.387-392) waar Rom.9:5 in verband met de Vader is uitgelegd en de
christologische exegese van S. Greydanus. (‘Kommentaar op het Nieuwe Testament, Romeinen’,
Van Bottenburg 1933, blz.408-413.) Er zijn echter naar onze mening genoeg gegevens waarom
deze lofprijzing (doxologie zoals men het wetenschappelijk noemt) wel degelijk op Christus
toepasselijk is. In de eerste plaats omdat zulk een doxologie altijd verbonden is aan het voorgaande
wat hier het geval is. De verzen 1 à 4 van Rom.9 spreken alléén over Christus. Verder is het zo dat
een lofprijzing die de Vader als onderwerp heeft, altijd begint met het predicaat. Dan zou de
Griekse tekst moeten lezen “eulogètos theos” = Geloofd zij God en niet zoals in Rom.9:5 “theos
eulogètos” = God zij geloofd. Zo o.a. in Mat.21:9 / 23:29 / Marc.11:9,10 / Luc.1:42,68 / 13:35 /
19:38 et cetera. (Zie Murray’s commentaar.)

Hetzelfde patroon geeft ook de Septuaginta wanneer een doxologie gebruikt is met “theos”
(God) of “kyrios hõ theos” (Here God). Altijd staat “eulogètos” vóóraan en niet achter God. Zie
hiervoor de Septuagintatekst van Gen.9:26 / 14:20 / Ps.18:46 / 28:6 / 31:21 enz... De enige
uitzondering bij de LXX is Ps.68:19 maar in dit geval is het waarschijnlijk voor de welluidendheid
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 444

van de tekst. Want men heeft hier eerst “theos eulogètos” wáárna nog eens in de gewone vorm
“eulogètos theos.” Nu heeft men ook in het NT gewezen op Rom.1:25 en 2 Cor.11:31 als
uitzondering op deze regel maar ten onrechte volgens o.a. Godet en Murray die deze teksten
slechts zien als een bevestiging en niet als een doxologie. Zie ook het commentaar van S.
Greydanus. Men kan Rom.9:5 daarom alleen maar, om zowel grammaticale als exegetische
redenen, toepassen op Christus. We kunnen er ook op wijzen dat C. T. Russell, de stichter van het
Wachttorengenootschap, deze tekst enkele malen op Christus heeft toegepast en niet op de Vader
zoals zijn volgelingen doen. Zo schrijft hij in ‘DE WACHTTOREN’ van 15 april 1902 (volgens ‘Reprints’
blz.2996): “dit geestelijke Israël (...) leden van het lichaam van de Messias van wie Jezus het hoofd
is, God voor altijd gezegend.” Met als ondersteuning Rom.9:5. En in ‘DE WACHTTOREN’ van 15
mei 1903 (‘Reprints’ blz.3192) zegt hij dat Christenen moeten staan onder de controle en leiding
van Jezus: “want hij is het Hoofd over allen, God gezegend voor altijd” met Rom.9:5 als verwijzing.
Ook onder andere unitaristen gemeenschappen wordt deze schriftuurplaats met regelmaat
christologisch verklaard. Zie o.a. ‘Concordant Commentary on the New Testament’ van A. Knoch
blz.239. Zo geeft Adam Clarke in zijn commentaar bij dit vers een citaat van een Unitariër uit zijn
tijd V. Taylor die Rom.9:5 christologisch verklaarde. Ook Socinus vader van het 16 de-eeuwse
Unitarisme gaf hiervoor een uitleg m.b.t. Christus.

En last but not least, de kerkvader Tertullianus (145-220 na Chr.) gaf in zijn ‘Adversos
Praxean’ hoofdstuk 15, Rom.9:5 als bewijs van de godheid van Christus. Ireneus gaf deze uitleg al
en na hem een zestigtal Griekse en Latijnse kerkvaders alsook het Concilie van Antiochië in 269 na
Chr. (Zie o.a. ook het degelijke commentaar van H. P. Liddon op Romeinen, Longmans, Green & Co,
1899, blz.150-154 of dat van E. H. Gifford, John Murray, 1866, blz.178-180.)

En daar nog dit bij een citaat uit The Finished Mystery uit 1918, een boek van De Wachtoren
over de AANDIDDING van Jezus in Openbaring 19:4. Let erop: Jezus zit op de troon leert dit citaat.

[Op https://www.jwfacts.com/watchtower/worship-jesus.php een goed artikel hierover!]


Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 445

Punten en comma’s

In dit gedeelte is het duidelijk dat er een groot belang moet gehecht worden aan de punten
en komma’s van de tekst. Maar aangezien er in de oorspronkelijke Griekse tekst géén punten en
coma’s staan, moet men die toevoegen nadat men uit andere argumenten heeft bepaald of er van
Jezus of van de Vader sprake is. F. F. Bruce zegt in zijn commentaar op Romeinen in de ‘Tyndale
New Testament Commentaries’ dat hij zelf theos = God in Romeinen 9:5 op Christus toepast, maar:
“It is, on the other hand, impermissable to charge those who prefer to treat the words as an inde-
pendant doxology with Christological unorthodoxy. The words can indeed be so treated, and the
decision about their construction involves a delicate assessment of the balance of probability this
way and that”, herdruk 1985, blz.176,177. Wie de punt of de comma ergens anders zet is volgens
F. F. Bruce dus nog niet on-orthodox.

Bij dat alles niet vergeten wat B. M. Metzger zegt in, ‘The Punctuation of Rom. 9:5’, in Christ
and Spirit in the New Testament: In Honour of Charles Francis Digby Moule, ed. Barnabas Lindars
and Stephen S. Smalley (Cambridge, England: Cambridge University Press, 1973), blz.95-112. Prof.
Metzger wijst erop dat Irenaëus in zijn ‘Against Heresies’ (3.16.3) dit gedeelte al toe- past op
Christus.

Mr. Stafford geeft in zijn werk over het vertalen van de Bijbel een lijst bij Rom.9:5 en wil
ermee aantonen dat zijn vereniging (de Wachttoren) gelijk heeft in hun lezing van de tekst want er
is een totale verwarring van punctuatie in de manuscripten in dat verband. Hier zijn tabel lichtjes
aangepast:

MS Date (AD) Punctuation


Codex Vaticanus (B) 4th Century Mid-point (Stafford: High-point)
Gothic 4th Century Comma
Codex Alexandrinus (A) 5th Century Mid-point
Peshitta (Syriac) 5th - 6th Comma
Harklean (Syriac) 5th Comma
Coptic (Beatty MS) 6th Comma
Codex Regius (L) 8th Century High-point
0151 9th Century High-point
0142 10th Century High-point
Armenian 12th Century Comma
Ethiopic 14th Century Comma

Figure 1 (Griekse MSS in bruin) (hier schuin aangegeven)

Wat kan men daaruit opmaken; dat punten en comma’s niet tot het origineel behoren van
de Bijbelteksten en later zijn toegevoegd en dat daaruit iets concluderen een wankel argument is.
Alleen de contekst van de tekst, het Bijbelboek waarin het gedeelte staat en de Bijbel in zijn geheel
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 446

geeft dan uitsluitsel. Neen, Mr. Greg Stafford uw argument is in het minst overtuigend! Daarom
ook nog dit: er zijn in de Septuaginta en het NT 13 voorbeelden van het gebruik van “ho oon”
waarvan slechts twee het begin van een nieuwe zin vormen. Dat geeft dus het algemeen gebruik
van zo een term aan. De uitzonderingen zijn; Joh.6:46 en 2 Cor.11:31. Tot slot: de WT verwijst in
deze regelmatig naar een artikel van Ezra Abbot schrijver uit de 19 de eeuw. Deze wijst bij Rom.9:5
naar Psalm 67:19 als een mogelijke parallel. Hij schrijft toch: “I do not urge it as a parallel to Rom.
ix. 5” Abbot, Romans 9:5 blz.107). En het is geen parallel omdat er tweemaal na elkaar een zegening
uitgesproken wordt.
Dit is dus waar voor vriend en vijand van de godheid van Jezus wat de WT schrijft:
“Zoals bekend is, is de moeilijkheid hier een kwestie van exegese en zal de interpunctie van de
redacteur worden gemaakt in overeenstemming met zijn theologie.” Amen op deze conclusie
maar in de prullenmand het de tweede die erop volgt: “Maar in het kort kan gezegd worden dat
de natuurlijke manier om (Ho oon) en (Theos) in overeenstemming te nemen is met (Ho
Christos).”- NWT, 1950, Appendix - Romans 9:5 Grammar, blz.1108. De zaken tussen haakjes zijn
de Griekse woorden omgezet in leesbaar schrift.

Tenslotte / ROMEINEN 9:5 volgens enkele Engelse vertalingen:

GOEDE VERTALING VERKEERDE VERTALING


“God” verwijst naar “God” verwijst naar de Vader
Christus, Hij IS God

“...Christ who is over all, Eerste variante Tweede variante


God blessed forever!” “...Christ who is over all. God “...Christ. God who is over
be blessed forever!” all be blessed forever!”

New American Standard


Bible 1960

The Amplified Bible

An Expanded Translation
(Kenneth Wuest)

The Christian Counselor’s


New Testament (Jay Adams)

The Jerusalem Bible-1966

The New King James Bible


1979
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 447

Revised Version-1881 Revised Version Footnote Revised Version Footnote


“some modern interpreters” “some modern interpreters”

New International Version New International Version New International Version


1973 Footnote Footnote

The Living Bible


(Ken Taylor’s Paraphrase)

Revised Standard Version Revised Standard Version


Footnote 1952

New English Bible Footnote New English Bible

Today’s English Version Today’s English Version


Footnote (Good News For Modern
Man or Good News Bible)

New Living Translation-1995 New Living Translation


(new revision of The Living Footnote
Bible)

New World Translation


(Jehovah’s Witnesses)

Citaat van Coffman James Burton, Commentary on Romans 9:5

“Christus die boven alles is... Onafhankelijk van de al besproken interpunctie en de poging om de
naam van God als bijwoord door te geven, dondert deze uitdrukking de boodschap van de godheid
van Christus. De grootste Griekse geleerden zijn dogmatisch en positief over de betekenis hier.
Hodge schreef, verwijzend naar de woorden ‘over het geheel genomen’:

“Er is maar één interpretatie van deze passage die, met de minste inachtneming van de
constructieregels, kan worden gehandhaafd. De woorden “over alles” betekenen “over alle
dingen”, niet “over alle personen”, omdat ze onzijdig en niet mannelijk zijn (zoals in Handelingen
10:36 en 1 Korintiërs 15:28). Het is de suprematie over het universum die hier tot uitdrukking komt
... Paulus verklaart klaarblijkelijk dat Christus, die, zoals hij zojuist had gezegd, wat zijn menselijke
natuur betreft, of als mens, afstamde van de Israëlieten, in een ander opzicht de allerhoogste God
is, of God over alles, en voor eeuwig gezegend.” Charles Hodge, op. cit., blz.300.”

Citaat uit Henry Matthew, Commentaar op Romeinen 9:5

https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/romans-9.html

“Maar de grootste eer van alles was, dat uit hen was Christus, zoveel het vlees aangaat (dat is, naar
Zijn menselijke natuur, want Hij nam het zaad Abrahams aan, Habakkuk 2:16). Zoveel Zijn
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 448

goddelijke natuur aangaat, is Hij de Heere uit den hemel, maar naar Zijn menselijke natuur is Hij
het zaad Abrahams. Dit was het grote voorrecht, dat Christus van hun maagschap was. Nu hij
Christus noemt, voegt hij daarbij een zeer belangrijk woord, Hem betreffende: dewelke is God boven
allen te prijzen in der eeuwigheid, amen! Opdat de Joden niet gering over Hem zouden denken,
omdat Hij van hun maagschap was, spreekt hij hier zo eerbiedig over Hem, en bovendien levert hij
een afdoend bewijs voor de godheid van Christus, Hij staat niet alleen als Middelaar boven allen,
maar Hij is God, die boven allen te prijzen is in der eeuwigheid. Daarom hoe veel te zwaarder straf
zullen zij waardig geacht worden, die Hem verwerpen! Daarbij was het ene eer voor de Joden en
een der redenen waarom Paulus hun zo genegen was, dat toen God boven allen te prijzen in
eeuwigheid mens wilde worden, Hij besloot Jood te worden, en in aanmerking genomen de houding
en het karakter van dat volk te dien tijde, kan het wel beschouwd worden als een deel van Zijne
vernedering.”

9.3 TITUS 2:13

Bekijken we eens hoe Titus 2:13 er in transliteratie uitziet:


“prosdechomenoi teen makarian elpida kai epiphaneian
“verwachtende de zalige hoop en verschijning

tees doxees tou megalou Theou kai sooteeros heemoon


der heerlijkheid van de groten, God en Zaligmaker onzer

Christou Ieesou”
Christus Jezus”

De uitdrukking “groot” (Grieks = megas = megalou) in Titus 2:13 gebruikt in verband met
God is uniek in het NT. Alhoewel “megas” in het Nieuw Testament bijna 200 maal voorkomt is
“grote God” als begrip uniek.

Dit vers leest volgens de NWV: “in afwachting van de gelukkige hoop en glorierijke
manifestatie van de grote God en van (de) Redder van ons, Christus Jezus.” Volgens deze vertaling
is er sprake over twee personen God én Christus. Andere vertalingen van deze tekst spreken
terecht over “de grote God Jezus Christus” als één persoon (zelfs de zeer kritische Leidse-
vertaling). We verwijzen naar de ‘Kingdom Interlinear Translation’, uitgave 1969, blz.1163. Een
lange appendix in de eerste Engelse uitgaven van de NWT moet hun vertaling bekrachtigen. Men
citeert vooreerst W. F. Moultons Grammar die verwijst naar gelijkaardige formuleringen in
geschriften van Egyptische of Latijnse oorsprong. Daar zou een farao of keizer titels hebben als:
“Grote God en redder.” Maar exegetisch heeft men aan zoiets geen houvast.

Als tweede punt een ander citaat uit W. F. Moulton die wijst op zulke formuleringen in
Grieks-Orthodoxe kringen der 7é eeuw die Christus betitelen als “God en Redder.” Maar ook dat
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 449

is geen bewijs pro of contra een bepaalde vertaling. Dit is het standpunt van de WT tegenover
andere vertalingen en we geven grif toe dat zoiets gedeeltelijk gerechtvaardigd is. Gelijke
uitdrukkingen in andere kringen dan de christelijke geven geen aanwijzingen waarom deze zouden
overgenomen zijn of eenzelfde betekenis hebben. W. F. Moulton geeft wel andere argumenten die
de WT wijselijk verzwijgt. En de WT zwijgt dan wijselijk over de grammatica van P.W. Schmiedel,
A.T. Robertson of Blass-Debrunner die hun visie niet ondersteunen.

Als derde punt bespreekt deze appendix enkele Bijbelvertalingen die gelijkaardig zijn aan
de NWV. Dat is echter geen bewijs, veeleer een uitvlucht. En daarom toch enkele voorbeelden
hiervan. Want een vertaling vinden die je in het gelijk stelt is niet zo moeilijk. U zal ondertussen
wel begrepen hebben dat er véél vijanden zijn van de godheid van Christus en dat merk je in hun
geschriften en ook in hun vertalingen.
A New Translation of the Bible: “van de grote God en van onze Redder Christus Jezus.”
La Sainte Bible: “van de grote God en van onze Redder Jezus Christus.”
The New American Bible: “van de grote God en van onze Redder Christus Jezus.”
The New Testament in Modern English: “van de grote God en van Christus Jezus onze redder.”
The Riverside New Testament: “van de grote God en van onze Redder Christus Jezus.”

Nu zeggen ze wel: “Alhoewel de getuigenissen van Joh.1:1,18 (...) deze andere (vertaling)
toelaten, toch hebben we grammaticaal “de grote God” apart weergegeven van “onze Redder
Jezus Christus” in Titus 2:13” (‘Kingdom Interlinear Translation’, uitgave 1969, blz.1163). Het is
echter zo dat de Griekse tekst zulk een vertaling slechts met véél moeite toelaat. En Greg Stafford,
de Jehovah Getuige die een boek schreef over deze zaken (zie boekenlijst) geeft toe dat het begrip
“redder” hier betrekking heeft op Jezus maar dan in de zin van een mindere God dan de Vader. Hij
is “redder” in opdracht van God.

Een eerste vraag die men zich kan stellen is waarom er een lidwoord staat voor “grote God”
en géén lidwoord bij “redder”? Nu geeft de Griekse tekst niet-zo-maar lukraak eens het lidwoord
maar dan weer niet. Eigenlijk is Titus 2:13 een tekstweergave die valt onder de beginselen der
Griekse grammatica. Een regel in 1798 door Granville Sharp geformuleerd zegt dat wanneer het
voegwoord “kai” (in het Nederlands “en”) gebruikt is voor twee naamwoorden waarvan het eerste
mét lidwoord en het tweede zonder lidwoord men altijd over dezelfde persoon of zaak spreekt.
Wil de verklaring van Jehovah’s Getuigen juist zijn dan zou men hier moeten denken aan een
uitzondering op deze regel. Dan zijn ze echter in duidelijke tegenspraak met de meest eminente
Griekse grammatici. Zo geven Schmiedel, W. F. Moulton, A.T. Robertson en Blass-Debrunner in hun
respectievelijke grammatica de tekst Titus 2:13 weer als met betrekking tot één persoon: Jezus
Christus, grote God en Redder. Zie ook 1 Thes.1:10 / 2 Thes.3:12 die gelijkaardig zijn.

Ook de Latijnse en Griekse kerkvaders en die, laten we het maar veronderstellen, kenden
hun taal spreken over één persoon bij deze tekst namelijk Jezus Christus (Clemens Alexandrinus,
Hipolytus, Basilius, Chrysostomus, Gregorius van Nyssa, Epiphanius, et cetera.).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 450

Ter illustratie van die Griekse manier van denken en uitdrukken het volgende. Er is niemand
die het in zijn hoofd krijgt om een uitdrukking als “de God en Vader” te zien als twee personen.
O.a. in Rom.15:6 / 1 Cor.15:34 / 2 Cor.1:3 / 11:31 / Gal.1:4. (Vergelijk hier ook TDNT deel 3, blz.106.)

Christus, is Redder

Er is ook geen enkel exegetisch of dogmatisch bezwaar om Christus, Redder te noemen. Zo


heeft deze brief van Paulus de titel voor Christus in Titus 1:4 en 3:6 maar ook voor de Vader in Titus
1:3 / 2:10 / 3:4. Op zichzelf is dit veelzeggend. We lezen bij de profeet Jesaja: “Want ik ben
Jehovah, uw God, de Heilige Israëls, uw Redder (...) Ik - ik ben Jehovah, en buiten mij is er geen
redder (...) terwijl er geen is behalve ik?” (Jes.43:3,11 / 45:21 NWV). Nu wordt Christus niet alleen
redder genoemd in de brief aan Titus maar verder nog eens in Eph.5:23 waar Hij de Redder der
gemeente genoemd is en ook in 2 Tim.1:10 waar gezegd is dat we onze Redder uit de hemel
verwachten. Vergelijk dit eens met wat Jesaja zegt. De enige uitweg bij deze schijnbare
tegenstrijdigheden is toe te geven dat de YaHWeH uit Jesaja de Christus uit het NT is. (Zie ook
Luc.1:47 / 2:11 / Joh.4:42.)

In totaal gebruikt het NT het Griekse “sotèr” (redder) 24 maal. Alle verwijzingen zijn ofwel
naar de Vader of de Heer Jezus Christus wat op zichzelf reeds betekenisvol is. Dit verzwijgen
mensen van de WT zoals blijkt uit ‘Ontwaakt!’ van 8 februari 1977 blz.27-29 waar deze titel
besproken wordt. Ook in het OT is deze eigenschap exclusief goddelijk. In de volgende lijst geven
we de teksten volgens de Septuaginta, waar dat meestal nog duidelijker klinkt dan in de
Masoretische tekst Deut.32:15 / 1 Sam.10:19 / Ps.23:5 [Heb.24:5] / 24:5 [25:5] / 26:1,9 [27:1,9] /
61:3,7 [62:2, 6] / 64:6 [65:5] / 78:9 [79:9] / 94:1 [95:1] / Isa.12:2 / 17:10 / 45:15, 21 / 62:11 / Mic.7:7
/ Hab.3:18. (Tussen de haakjes staat bij de Psalmen de nummering van de Hebreeuwse tekst.) Daar
waar mensen de titel hebben in het OT is dit omdat ze instrumenten zijn in Gods handen, die de
Ware Redder is (Richt.3:9,15 / Neh.9:27). Op zichzelf of uit zichzelf zijn deze géén redders maar
SLECHTS instrumenten in de handen van God. En toch is Christus méér dan deze. Wat zegt het
Nieuw Testament? Het werkwoord “redden” Hand.4:9 / 14:9 / 27:20,31 voor letterlijke redding of
genezing (geestelijke redding) in Hand.2:40,47 / 4:12 / Rom.5:9,10 en zo verder. Een nader
onderzoek van deze teksten zal onmiddellijk uitwijzen dat in vele gevallen Christus het onderwerp
der handeling is. (Zie o.a. W. E. Vine deel 3, blz.322.)

Ook het volgende mag men niet uit het oog verliezen. We lezen in Titus 2:13 over de
“epiphaneia” of verschijning (“manifestatie” volg. NWV) van “de Grote God”. Volgens de vertaling
van de WT zou men dus de verschijning van Christus en God verwachten. Het NT leert dit echter
nooit van de Vader. Het enige dat dit zou benaderen is dat Christus komt in de heerlijkheid van de
Vader (Mat.16:27) maar niet een komst in eigen persoon van de Vader. Van een verschijning
(epiphaneia) of komst (parousia) van de Vader spreekt het NT met geen enkel woord. Christus
heeft een eigen heerlijkheid volgens Mat.25:31. We lezen in 1 Cor.15:24 dat de Heer het koninkrijk
aan de Vader zal overgeven. De Vader komt dus niet zelf. Ook Titus 2:14 spreekt in zijn
onmiddellijke samenhang over de dood van de Grote God en Redder nl. Jezus Christus.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 451

Hieronder alle teksten die over de “epiphaneia” spreken in het Nieuwe Testament volgens
de Herziene Statenvertaling. Ze spreken allen uitsluitend over Jezus.
2 Thes.2:8: “En dan zal de wetteloze geopenbaard worden. De Heere zal hem verteren door de
Geest van Zijn mond en hem tenietdoen door de verschijning bij Zijn komst.”
1 Tim.6:14: “dit gebod onbevlekt en onberispelijk in acht te nemen, tot de verschijning van onze
Heere Jezus Christus.”
2 Tim:1:10: “maar nu is geopenbaard door de verschijning van onze Zaligmaker, Jezus Christus,
Die de dood tenietgedaan heeft, en het leven en de onvergankelijkheid aan het licht gebracht
door het Evangelie.”
2 Tim.4:1: “Ik bezweer u, ten overstaan van God en de Heere Jezus Christus, Die levenden en
doden zal oordelen bij Zijn verschijning en in Zijn Koninkrijk.”
2 Tim.4:8: “Verder is voor mij weggelegd de krans van de rechtvaardigheid die de Heere, de
rechtvaardige Rechter, mij op die dag geven zal. En niet alleen mij, maar ook allen die Zijn
verschijning hebben liefgehad.”
Titus 2:13: “terwijl wij verwachten de zalige hoop en verschijning van de heerlijkheid van de grote
God en onze Zaligmaker, Jezus Christus.”

2 Tim.1:10 en 2 Tim.4:8 zeggen dat Christus reiniger is van het volk en bevrijder. En deze
dingen worden ook gezegd van YaHWeH in het OT (2 Sam.7:23 / Ps.130:8 / Hosea 13:14). Waarom
zou Paulus de titel “God” dan niet voor Christus gebruiken en in één adem over Hem spreken in
termen die exclusief goddelijk zijn? JEZUS CHRISTUS IS REDDER EN ZAL VERSCHIJNEN ALS REDDER.

Wie is onze Redder ?

God YaHWeH Vader Christus Heilige Geest


Deut.32:15 Ex.15:13 Ps.91:16 Ps.89:26 Jesaja 19:20 Rom.8:11-15
2 Sam.7:23 Deut.21:8 Ps.95:1 Jesaja 43:10-11 Jesaja 44:6 Eph.1:13
1 Kron.17:21 1 Sam.2:1 Ps.96:2 Jesaja 63:16 Jesaja 53:11 Eph.4:30
Job 13:16 1 Sam.11:13 Ps.98:2,3 Jesaja 59:20 2 Thes.2:13
Job 19:25 1 Sam.14:39 Ps.103:4 Jesaja 63:8-
Ps.7:10 1 Sam.19:5 Ps.106:4 10
Ps.25:22 2 Sam.4:9 Ps.111:9 Zach.9:9
Ps.49:15 2 Sam.22:3 Ps.116:13 Lucas 2:11
Ps.50:23 2 Sam.22:36 Ps.118:14,15 Jn.4:42
Ps.51:14 2 Sam.22:47 Ps.119:41,81 Hand.4:12
Ps.62:1,2,6,7 2 Sam.22:51 Ps.119:123,166 Hand.5:31
Ps.65:5 1 Kon.1:29 Ps.140:7 Hand.13:23
Ps.69:29 2 Kron. 20:17 Ps.149:4 Rom.3:24
Ps.70:4 Ps.3:8 Jesaja 12:2 1Cor.1:30
Ps.71:15,23 Ps.9:14 Jesaja 25:9 Gal.3:13
Ps.72:14 Ps.13:5 Jesaja 41:14 Eph.5:23
Ps.77:15 Ps.14:7 Jesaja 43:1,3 Phil.3:20
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 452

Ps.78:22,35 Ps.18:2,35,46 Jesaja 43:11,14 Col.1:14


Ps.79:9 Ps.21:1,5 Jesaja 44:22,24 1 Thes.5:9
Ps.85:4 Ps.24:5 Jesaja 46:13 1 Tim.1:1
Jesaja 45:15 Ps.25:5 Jesaja 49:7,26 2 Tim.3:15
Jesaja 51:6,8 Ps.26:11 Jesaja 50:2 Tit.1:4
Klaagl.3:58 Ps.27:1,9 Jesaja 54:5,8 Tit.2:13
Lucas 1:47 Ps.31:5 Jesaja 60:16 Heb.5:9
Lucas 3:6 Ps.34:18,22 Jesaja 61:10,11 Heb.9:12,15
1Tim.1:1 Ps.35:3,9 Jer.50:34 1 Pet.1:18,19
1Tim.4:10 Ps.37:39 Hos.13:4,14 2 Pet.1:1,11
Tit.1:3 Ps.68:19,20 Jonah 2:9 2 Pet.2:20
Tit.2:10,11 Ps.69:13 Mic.7:7 2 Pet.3:18
Tit.3:4 Ps.85:7,7 Hab.3:13,18 1 Joh.4:14
Judas 1:25 Ps.88:1 Lucas 1:68 Opb.5:9
ER IS MAAR EEN Jesaja 43:11
REDDER: Jesaja 45:21 Hos.13:4 Hand.4:12
Ps.62:2
Ps.62:6

Als laatste punt dan de titel: “GROTE GOD”.


Deze uitdrukking is slechts hier alleen gebruikt in het NT, in Titus 2:13

Deze titel staat wel verscheidene malen in de LXX, aldaar toegepast op YaHWeH. Zie o.a.
Ex.18:11 / Deut.7:1 / 10:17 / Ps.77:14. Christus heeft deze titel met volle recht vergeleken bij de
gedachte van Jes.9:6 waar Hij, Sterke God genoemd is. De Grote God geeft zijn heerlijkheid niet
aan mensen zegt Jes.42:8. En Jezus is de Heer der Heerlijkheid volgens 1 Cor.2:3. Een heerlijkheid
tot in alle eeuwigheid volgens Heb.13:21 / 2 Pet.3:18. En daarom nog enkele vertalingen van Jes.9:6
als vergelijkingspunt.
“Wonder-Counsellor, Divine Champion, Father Ever, Captain of Peace” Byington.
“A wonder of a counsellor, a divine hero, a father for all time, a peaceful prince” Moffatt.
“In purpose wonderful, in battle God-like, Father for all time, Prince of Peace” New
English Bible.
“Wonderful Counsellor, Mighty Hero, Eternal Father, Prince of Peace” Revised
English Bible.
“Wonderful, Counsellor, Mighty One, Potentate, Prince of Peace, Father of the age to come”
The Septuagint, as found in the Codex Alexandrinus, translated by Sir Lancelot C.L. Brenton, c.
1850.

Enkele voorbeelden van het gebruik van de regel van Sharp zoals in Titus 2:13

Marc.6:3: “de Zoon van Maria en de (niet in het Grieks) broeder van Jacobus.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 453

Luc.20:37: “de God van Abraham en de (niet in het Grieks) God van Izaak”
Joh.20:17: “Ik vaar op naar mijn Vader en uw Vader.”
In het Grieks: “De Vader van mij en uw Vader.”
Eph.6:21: “mijn geliefde broeder en getrouwe dienaar.”
In het Grieks: “De geliefde broeder van mij en getrouwe dienaar.”
Col.4:7: “mijn geliefde broeder en getrouwe dienaar.”
In het Grieks: “de geliefde broeder en getrouwe dienaar.”
1 Thes.3:2: “onze broeder en een medewerker Gods.”
In het Grieks: “De broeder van ons en dienaar van God.”
1 Tim.6:15: “de Koning der koningen en Here der heren.”
Heb.3:1: “de apostel en hogepriester onzer belijdenis.”
Heb.12:2: “de leidsman en voleinder des geloofs.”
1 Pet.2:25: “de herder en hoeder van uw ziel.”
1 Pet.5:1: “als medeoudste en getuige.”
In het Grieks: “de medeoudste en getuige.”
Opb.1:9: “uw broeder en deelgenoot.”
In het Grieks: “de broeder van u en deelgenoot.”

Op een internetsite van enkele anti-trinitariërs (géén Jehovah’s Getuigen) geeft men
volgende personen op behorend tot dezen die niet geloven dat Titus 2:13 over een persoon
spreekt: “Tyndale, Winer, H. Alford, Huther, Abbot, White, Parry, E.F. Scott, J. Jeremias, Kelly,
Conzelmann, V. Taylor, W. Foerster, Erasmus, Calvin, Luther, Grotius, enz…” Daar valt niet veel op
aan te merken, want een groot deel wist niets af van de regel van Sharp uit het jaar 1798 en enkelen
zijn lijnrecht tegen een identificeren van de Christus als de grote God. Dus dan heb je niet zoveel
bewezen aan de hand van zo een lijstje. Op de internetsite van ‘The Last Trumpet’ kan u het
originele stuk (zes bladzijden) van Granville Sharp terugvinden. Curtis Vaughn & Virtus Gideon, A
Greek Grammar of the New Testament, Nashville: Broadman Press, 1979, hebben gevonden dat er
in de geschriften van Paulus 79 teksten met de regel van “Granville Sharp” te vinden zijn. Ze hebben
echter de oorspronkelijke regel wat aangepast en waarschijnlijk zijn enkele aangegeven teksten
fout, tussen vijf en vijftien. Maar dat neemt niet weg dat de regel door Paulus alleen al, meer dan
zestigmaal gebruikt is.

9.4 1 JOH.5:20

1 Johannes 5:20 zegt volgens de Statenvertaling: “Doch wij weten, dat de Zoon van God
gekomen is, en heeft ons het verstand gegeven, dat wij den Waarachtige kennen; en wij zijn in
den Waarachtige, [namelijk] in Zijn Zoon Jezus Christus. Deze is de waarachtige God, en het
eeuwige Leven.” De HSV: “Maar wij weten dat de Zoon van God gekomen is en ons het verstand
heeft gegeven om de Waarachtige te mogen kennen; en wij zijn in de Waarachtige, namelijk in
Zijn Zoon, Jezus Christus. Die is de waarachtige God en het eeuwige leven.” In de Luthervertaling
van 1 Johannes 5:20 staat: “maar wij weten, dat de Zoon Gods gekomen is, en ons een inzicht
heeft gegeven, dat wij den Waarachtige kennen; en wij zijn in den Waarachtige, in zijnen Zoon
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 454

Jezus Christus.” De Leidsche vertaling van 1 Johannes 5:20,21 zegt: “Deze is de waarachtige God
en het eeuwige leven. Wij weten dat wij uit God zijn en de gehele wereld in het boze ligt. Ook
weten wij dat de Zoon Gods gekomen is en ons het doorzicht gegeven heeft om den Waarachtige
te kennen. En wij zijn in den Waarachtige, in zijn Zoon, Jezus Christus. Dat is de waarachtige God
en het eeuwige leven.”

De NWV van de Wachttoren vertaalt dit vers als volgt: “En wij zijn in eendracht met de
waarachtige, door bemiddeling van zijn Zoon Jezus Christus. Dit is de waarachtige God en het
eeuwige leven.” Dat de eerste verwijzing naar de Waarachtige op de Vader doelt is duidelijk uit de
context. Maar dat het laatste deel wel degelijk op Christus toegepast kan worden is de conclusie
van verscheidene commentators.

De WT citeert de Roomse theoloog Karl Rahner in ‘Ontwaakt!’ van 22 juli 1972 blz.7, ter
verdediging van hun positie. Volgens K. Rahner zou de uitdrukking “ho theos” (“de God”) in deze
eerste brief niet op Christus kunnen slaan omdat dit gezegde altijd naar de Vader verwijst. Dat is
eigenlijk uitgaan van een vooropgezette stelling. Zie “ho theos” in Joh.20:28 waar dit is toegepast
op Christus. In een zinsconstructie beginnend met “dit” (volgens de NWV) maar beter als “deze”
vertaald (volg. Staten / Luther / Canisius) heeft een tekst altijd een onmiddellijke relatie tot het
laatstgenoemde onderwerp. In dit geval is het Christus die laatst genoemd is. In zeer uitzonderlijke
gevallen kan het Griekse “dit” of “deze” echter ook op een vroeger genoemd onderwerp slaan
zoals in 2 Joh.7. Maar dat is de uitzondering op de regel. Normaal gesproken heeft, “dit is de
waarachtige God en het eeuwig leven” daarom Christus als onderwerp. Theologisch gesproken
hoort het tot een mogelijkheid dat Christus hier God genoemd is. Zo geeft Johannes in zijn
evangelie driemaal getuigenis over de godheid van Christus (Joh.1:1,18 / 20:28). Waarom dan niet
in deze lange brief? (De tweede en derde brief van Johannes zijn zeer beknopt). In dit laatste deel
kan Johannes denken aan de woorden van de Heer: “Ik ben de opstanding en het leven (...) Ik ben
de weg en de waarheid en het leven” Joh.11:25 / 14:6. Of zoals hij schrijft in dezelfde brief: “En
dit is het getuigenis: God heeft ons eeuwig leven gegeven en dit leven is in zijn Zoon” (1 Joh.5:11).
(Vergelijk dit ook met 1 Joh.1:2.) (Voor de theologie van Karl Rahner, ‘Theos im Neuen Testament’,
in Schriften zur Theologie, deel 1, Benziger Verlag, 1956, blz.91-167.)

Daarom citeren we deze belangrijke opmerking van J. Chaine die in zijn commentaar zegt:
“eeuwig leven wordt m.b.t. de Vader, in het evangelie van Johannes slechts eenmaal genoemd,
maar m.b.t. de Zoon eenentwintigmaal. Het is dan zeker duidelijker deze tekst christologisch uit te
leggen” J. Chaine, ‘Les épîtres catholiques’, Gabalda 1939, blz.224. Zie o.a.; Joh.11:25 / 14:6 / 1
Joh.1:2 / 5:11,12. Daarover gaat het in 1 Joh.: Christus is het Eeuwige Leven.

De belangrijkste tegenwerping die men naar voor brengt waarom dit gedeelte niet over
Christus zou spreken is de omschrijving “waarachtige” in dit verband. Men wijst erop dat Joh.17:3
zegt dat de Vader “de enige waarachtige God” is. Maar er wordt in die tekst niet uitdrukkelijk
gezegd dat Christus ook niet God zou zijn. Hier volgens vier vertalingen van die tekst. De
Statenvertaling van Johannes17:3 zegt: “En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den enigen
waarachtigen God, en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt.” HSV Johannes 17:3: “3 En dit is
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 455

het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden
hebt.” De Luthervertaling van Johannes17:3 heeft het volgende: “En dit is het eeuwige leven, dat
zij U kennen, den alleen waren God, en dien Gij gezonden hebt, Jezus Christus.” In de Leidsche
vertaling van Johannes17:3 staat: “Dit is het eeuwige leven dat zij U kennen, den enigen,
waarachtigen God, en hem dien Gij gezonden hebt, Jezus Christus.”

Dit is wat Gregg Stafford, de Jehovah Getuige, schrijft: “Het Griekse woord vertaald als
‘waarachtig’ (…alethinos) kan één van meerdere betekenissen hebben naargelang de context en
het gebruik van de schrijver of spreker. Volgens BAGD (de afkorting van een Grieks woordenboek),
kan alethinos dit betekenen: ‘echt’, waarachtig (…) Van God in contrast tot andere goden, die niet
echt zijn (…) waarachtig in de betekenis van het werkelijke dat bezit is van het archetype maar niet
van zijn afdrukken” (blz.196).

Wat is de verklaring van Joh.17:3? In de eerste plaats: de God van de Bijbel is niet als de
heidense goden (1 Cor.8:5). Afgoden zijn ABSOLUUT GEEN AFDRUKKEN. Verder staat er dat eeuwig
leven afhankelijk is van kennis van de ware God en Jezus Christus. De associatie op zichzelf maakt
van Christus al meer dan een gewoon mens. We worden niet gered door God plus een mens maar
door de volledige godheid: Vader, Zoon en Geest. De openbaring van de Geest zou slechts volgen
op de verheerlijking van Christus nà dood en opstanding. Het belang van Christus voor redding en
de relatie van Hemzelf tot de Vader is ook fijn uitgewerkt in een rede van Jezus tot Philippus.

Als besluit zegt de Heer: “En wat gij ook vraagt in mijn naam, Ik zal het doen, opdat de
Vader in de Zoon verheerlijkt worde” Joh.14:9-14. De goddelijke autoriteit van Jezus komt hier
aan bod, een eigen macht tot het verheerlijken van de Vader. Voor deze eigen zelfstandige
soevereine wil van Christus kan men best Joh.2:4 / 6:5,6 / 7:6 / 11:33 raadplegen.

Een beter begrip van “alèthinos” het mooiste Griekse woordbegrip voor; “waar,
waarachtig, echt” en zo verder, zal ons hier helpen. Dit woord is voor de Vader gebruikt in Joh.7:28
(“werkelijk bestaan van God”) en 1 Thes.1:9 (“afgekeerd van afgoden om de waarachtige God te
dienen”). Maar hetzelfde adjectief is verscheidene malen toegepast op Christus, waarvan som-
migen zeer illustratief. Zo is Jezus het ware licht (Joh.1:9), het ware manna (Joh.6:32), de ware
wijnstok (Joh.15:1). In Opb.3:14 is Jezus genoemd “de Heilige, de Waarachtige” (Grieks “ho agios,
ho alèthinos”) en niet de parafrase van de NWV, “die heilig is, die waarachtig is.” Hier in Opb.3:14
is “alèthinos” zo goed als een titel gecombineerd met een andere godstitel (de Heilige) uit het OT
(Jes.1:4 / 5:19 / 10:17,20 / 12:6 / 17:7).

Kijken we naar een tekst met “waarachtigen God”, zonder commentaar want hij spreekt
voor zichzelf. De Statenvertaling van 1 Thes.1:9 zegt: “Want zijzelven verkondigen van ons,
hoedanigen ingang wij tot u hebben, en hoe gij tot God bekeerd zijt van de afgoden, om den
levenden en waarachtigen God te dienen.” Volgens de Luthervertaling: “want zijzelve
verkondigen van u, wat ingang wij bij u gehad hebben, en hoe gij van de afgoden bekeerd zijt tot
God, om den levenden en waren God te dienen.” De Leidsche vertaling vertaald: “Want zelf
verhalen de mensen van ons, hoe wij bij u gekomen zijn, en hoe gij u van de afgoden tot God
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 456

gekeerd hebt om den levenden en waarachtigen God te dienen.” Wij onderstrepen in alle
teksten.

In Opb.19:11 is de Heer ook nog genoemd als Getrouw en Waarachtig (beide mét
hoofdletters in de NWV). Er is dan ook geen aanleiding waarom 1 Joh.5:20 niet spreekt over
Christus als de Waarachtige. Johannes schrijft dan ook “de” Waarachtige met het lidwoord in het
Grieks omdat hij wil omschrijven wie Christus is. Indien hij had willen zeggen wat Hij is, dan zou er
géén lidwoord staan (zoals in Joh.1:1). Ook het woord “een” in Joh.17:3 (enige ware God) is geen
obstakel waarom Christus niet God zou zijn. Laat ons een tekst ter illustratie nemen waar tweemaal
na elkaar “monos” is gebruikt. Er staat over de Heer: “Deze (manifestatie) zal de gelukkige en
enige (monos) Machthebber op de daarvoor bestemde tijden tonen, (...) degene die alleen
(monos) onsterfelijkheid heeft” 1 Tim.6:15,16. In vroegere tijden hebben Jehovah’s Getuigen deze
tekst toegepast op de Vader. Hun recente uitleg is echter christologisch. (Zie o.a. ‘Dingen waarin
God onmogelijk kan liegen’ blz.146,330.) Nu spreekt het voor zichzelf dat ook de Vader
“machthebber”is en “onsterfelijkheid” heeft. Het Griekse “monos” sluit dit niet uit. Zie ook nog
Judas 4 waar Christus de enige (monos) heerser en Heer genoemd wordt. Is de Vader dan ook niet
Heer en Meester? Natuurlijk wel! Lees daarom in Joh.17:3 niet iets wat er niet in staat!

We willen verder ook nog wijzen op de vertaling van de WT van deze tekst. Ze zeggen dat
wij in eendracht zijn met de waarachtige: “door bemiddeling van Zijn Zoon.” Andere vertalingen
zeggen “in” zijn Zoon. En zo moet het ook vertaald worden. Wij zijn, “in de Vader en in de Zoon”,
beide malen weergegeven door het voorzetsel “en” in het Grieks. In beide gevallen een datief van
plaatsbepaling. Waarom dan ook niet tweemaal vertalen als “in eendracht met” of gewoonweg
“in”?

Wij hebben in dit gedeelte verwezen naar 1 Corinthe 8:5-6. Dat vers zegt volgens de
Herziene Statenvertaling: “5 Want al zijn er ook die goden genoemd worden, hetzij in de hemel,
hetzij op de aarde (zoals er vele goden en vele heren zijn), 6 toch is er voor ons maar één God:
de Vader, uit Wie alle dingen zijn, en wij voor Hem, en één Heere: Jezus Christus, door Wie alle
dingen zijn en wij door Hem.”
De Leidsche vertaling leest die tekst als volgt: “Want al zijn er ook in den hemel en op de aarde
zoogenaamde goden en heren, zoals er inderdaad veel goden en veel heren zijn, voor ons is er
toch slechts een God, de Vader, uit wien alles komt, en wij zijn geschapen tot zijn gemeenschap;
en slechts een Heer, Jezus Christus, door wien alles is geworden, en wij zijn door hem.” De NBG-
vertaling vertaalt dit: “Want al zijn er zogenaamde goden, hetzij in de hemel, hetzij op de aarde
(en werkelijk zijn er goden in menigte en heren in menigte) voor ons nochtans is er maar een
God, de Vader, uit wie alle dingen zijn en tot wie wij zijn, en een Here, Jezus Christus, door wie
alle dingen zijn, en wij door Hem.”

Het Griekse begrip “monos”

En gezien “monos” in enkele gevallen synoniem is aan “heis”, een ander woord voor “een”,
kunnen nog andere teksten genoemd worden. (Vergelijk “heis” in Marc.2:7 met “monos” in
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 457

Luc.5:21.) Christus is de éne leraar, Heer en Middelaar = Mat.23:8,10 / 1 Cor.8:6 / Eph.4:5,6 / 1


Tim.2:5. (Zie ook DNTT deel 2 blz.719-725 en TDNT deel 3 blz.106.) Wij verwezen zojuist naar 1
Timotheüs 2:5,6. Daarover willen we ook, tussen de regels, laten horen wat Jehovah’s Getuigen er
ten onrechte over zeggen. In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 december 1989 lezen we: “In welke
betekenis gebruikt Paulus de term “middelaar” als hij in 1 Timotheüs 2:5, 6 over Jezus spreekt?
In deze tekst gebruikt Paulus voor middelaar het Griekse woord mesites, een term die een
wettelijke betekenis heeft, en hij bezigt dit woord dus niet in de ruime zin van het woord die in
vele talen gebruikelijk is. Paulus zegt derhalve niet dat Jezus een middelaar tussen God en de
gehele mensheid is. Hij doelt veeleer op Christus als wettelijke Middelaar van het nieuwe
verbond, dat voor Christus gezalfde volgelingen de basis legde om in zijn hemelse koninkrijk te
kunnen delen (2 Korinthiërs 5:1, 5; Efeziërs 1:13, 14; Hebreeën 8:7-13). – 15/8,” (blz.30 wij
onderlijnen in de tekst). Is er dan nog een andere Middelaar voor de andere mensen?

Er zijn drie verzen in het lexicon van Thayer aangegeven waar “monos” vertaald als “énige”
of “alleen” niet spreekt over een persoon, en dat wijst dus naar een vlottender betekenis van het
begrip dan de WT wil veronderstellen;
Mat.4:4: “Doch Hij antwoordende zeide: Er is geschreven: de mens zal bij brood alleen (Grieks =
monoo), niet leven, maar bij alle woord, dat door de mond Gods uitgaat” (Statenvertaling Dr.
Tukker). Dit vers verwijst naar het OT, naar Deut.8:3, waar voor “monos” het Hebreeuws “bad”
staat. Een woord voor “éne, unieke” en onder andere gebruikt voor God in Neh.9:6 / Ps.83:18 /
136:4 / Jes.2:11,17 / 37:16 / 44:24.
Luc.24:12: “Doch Petrus opstaande, liep tot het graf, en, neerbukkende, zag hij de linnen doeken,
liggende alleen (Grieks = mona), en ging weg (…)” (Statenvertaling Dr. Tukker).
Joh.6:22: “De volgende dag de schare, die aan de andere zijde van de zee stond, ziende, dat
aldaar geen ander scheepje was dan dat ene, waar zijn discipelen ingegaan waren, en dat Jezus
met zijn discipelen in dat scheepje niet was gegaan, maar dat Zijn discipelen alleen (Grieks =
monoi) weggevaren waren (…)” (Statenvertaling Dr. Tukker).

Wie oprecht is moet de tekst 1 Joh.5:20 dus tweeledig verklaren. De meest waarschijnlijke
uitleg die volgens de context voor de hand ligt is deze in verband met Christus. Er is slechts een
zeer kleine mogelijkheid dat de Vader hier beschreven is. Dat had de WT in een lezing in de marge
van hun Bijbels moeten toegeven en nog eens extra in de uitleg van deze tekst. Ze zijn echter in
hun bevooroordeeldheid beide schuldig gebleven. Ze konden ook hun lezing gewoon omgedraaid
hebben en dat was al wat eerlijker geweest!

We verwijzen tot slot naar iemand die we niet kunnen verdenken van meelopen met de
moderne theologie. J. R. W. Stott schrijft over die tekst in, ‘The Epistles of John, An Introduction
and Commentary’, Tyndale New Testament Commentaries, Tyndale Press, 1964, blz.195,196. “De
laatste zin van vers 20 luidt: Dit is de ware God, en eeuwig leven. Naar wie verwijst dit?
Grammaticaal gesproken zou het naar het dichtsbijzijnde voorafgaande onderwerp verwijzen;
namelijk zijn Zoon Jezus Christus. Wanneer dat zo is zou dit de meest ondubbelzinnige verklaring
van de goddelijkheid van Jezus Christus in het Nieuwe Testament zijn, die door de voorvechters van
de orthodoxie snel tegen de ketterij van Arius gebruikt zou zijn. Luther en Calvijn namen deze
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 458

zienswijze aan. Dat is zeker geen onmogelijke interpretatie. De meest natuurlijke verwijzing
(Westcott) is echter naar ‘hij die waar’ is. Aldus zijn alle drie de verwijzingen van de ware naar
dezelfde Persoon, de Vader, en de aanvullende punten in de klaarblijkelijk laatste herhaling wijzen
erop dat het deze Ene is die de ware God is, namelijk de God die bekend is gemaakt door Jezus
Christus, en dat Hij daarnaast eeuwig leven is (...)” Toch geloven we zelf dat dit vers over Christus
gaat en niet de Vader. Zoals J. R. W. Stott zegt: “Dat is zeker geen onmogelijke interpretatie.”

9.5 2 PETRUS 1:1

1 Petrus, hoofdstuk: 1
Vers Statenvertaling Luthervertaling Leidsche vertaling
1 Petrus, een apostel van Petrus, een apostel van Petrus, een apostel van Jezus
Jezus Christus, aan de Jezus Christus, aan de Christus, aan de uitverkoren
vreemdelingen, vreemdelingen der vreemdelingen verstrooid in
verstrooid in Pontus, verstrooiing in Pontus, Pontus, Galatie, Kappadocie,
Galatie, Kappadocie, Galatie, Kappadocie, Azie en Bithynie,
Azie en Bithynie, Azie, en Bithynie,
2 Den uitverkorenen naar Uitverkorenen naar de uitverkoren naar de
de voorkennis van God voorkennis van God voorwetenschap van God,
den Vader, in de den Vader door de den Vader, door de heiliging
heiligmaking des heiliging des Geestes, des Geestes, tot
Geestes, tot ter gehoorzaamheid en gehoorzaamheid aan Jezus
gehoorzaamheid en ter besprenging met Christus en besprenging met
besprenging des bloeds het bloed van Jezus zijn bloed: genade en vrede
van Jezus Christus; Christus: God geve u mogen u rijkelijk geschonken
genade en vrede zij u veel genade er vrede! worden.
vermenigvuldigd.
3 Geloofd zij de God en Geloofd zij de God en Geloofd zij de God en Vader
Vader van onzen Heere Vader van onzen Heere van onzen Heer Jezus
Jezus Christus, Die naar Jezus Christus, die ons Christus, die ons in zijn grote
Zijn grote naar zijne grote barmhartigheid de
barmhartigheid ons barmhartigheid wedergeboorte geschonken
heeft wedergeboren, wedergeboren heeft heeft tot een levende hoop,
tot een levende hoop, tot ene levende hoop, door de opstanding van Jezus
door de opstanding van door de opstanding van Christus uit de doden;
Jezus Christus uit de Jezus Christus uit de
doden. doden,
4 Tot een onverderfelijke, tot ene onvergankelijke opdat wij een
en onbevlekkelijke, en en onbevlekte en onverderfelijke, onbevlekte
onverwelkelijke erfenis, onverwelkelijke erfenis, en onverwelkbare erfenis
die in de hemelen die weggelegd is in den verkrijgen, die in den hemel
bewaard is voor u, hemel voor u, gereed ligt voor u
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 459

2 Petrus, hoofdstuk: 1
Vers Statenvertaling Luthervertaling Leidsche vertaling
1 Simeon Petrus, een Simon Petrus, een Symeon Petrus, een
dienstknecht en apostel dienstknecht en dienaar en apostel van
van Jezus Christus, aan apostel van Jezus Jezus Christus, aan hen
degenen, die even Christus, aan degenen, die een geloof hebben
dierbaar geloof met ons die met ons hetzelfde verkregen gelijkwaardig
verkregen hebben, door dierbare geloof aan het onze, door de
de rechtvaardigheid van verkregen hebben door gerechtigheid van onzen
onzen God en Zaligmaker, de gerechtigheid van God en redder Jezus
Jezus Christus; onzen God en den Christus:
Zaligmaker Jezus
Christus:

De NWV leest als volgt: “Simon Petrus, een slaaf en apostel van Jezus Christus, aan hen
die een geloof hebben verkregen dat als een even groot voorrecht wordt beschouwd als het onze,
door de rechtvaardigheid van onze God en (de) Redder Jezus Christus.” Het is dit laatste deel dat
ons speciaal aangaat. Door de vrijwillige inlassing van het lidwoord “de” vóór Redder laat het WT-
genootschap dit vers spreken over God én Christus. De oorspronkelijke Griekse tekst heeft hier
echter een zinsconstructie waarop de regel van Granville Sharp toepasselijk is. (Wanneer het
voegwoord “kai” gebruikt is en het eerste naamwoord het bepalende lidwoord heeft.)

We lezen in het Grieks van de tekst RP Byzantine Majority Text 2005 letterlijk vertaald als volgt.
(Wij onderlijnen in de tekst):
τοῦ θεοῦ ἡμῶν καὶ σωτῆρος Ἰησοῦ χριστοῦ·
“van de God van ons en redder Jezus Christus”

We citeren het volgende uit ‘Word Pictures in the New Testament’ van A.T. Robertson, deel
6, blz.147,148: “Zo eist het éne lidwoord (tou) met theou en sõtèros (...) één persoon, géén twee (in
2 Pet.1:11 als in 2:20 / 3:2,18). Zo hebben we dan in 1 Pet.1:3 ho theos kai pater (de God en Vader)
één persoon, géén twee. De grammatica is uniform en onontkoombaar.” Met verdere verwijzing
naar zijn eigen grammatiek alsook deze van Schmiedel en W. F. Moulton. Zie ook H. E. Dana en
Mantey blz.147. Het commentaar van Jehovah’s Getuigen bij deze tekst in hun Engelse Bijbels zegt
dat ze alzo vertalen om de distinctie te bewaren die 2 Pet.1:2 geeft van God en Jezus. Maar dit is
niet ter zake want vers 2 heeft een andere constructie van de Griekse tekst. Letterlijk staat er: “van
de God en Jezus de Heer onzer.” Omdat de beide naamwoorden het lidwoord hebben is Granville
Sharps regel hier niet toepasselijk. We hebben in 2 Pet.1:1 daarom een andere schriftuurplaats
waar de WT de godheid van Christus wil verdoezelen.

G. Stafford, een Jehovah Getuige, maakt vanuit een argument van de Duitse theoloog Ernst
Käsemann de opmerking dat “God” in 2 Pet.1:1 naar de Vader verwijst gewoonweg omdat er het
begrip God staat in die tekst. Indien er zoals in 2 Pet.1:11 / 2:20 / 3:18 had gestaan; “onze Heer en
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 460

Redder”, dan zou het naar Christus verwijzen. Het andere gebruik moet die verwijzing naar de
Vader wettigen. Maar dat gaat niet op want de betekenis van GOD = HEER = REDDER kan zowel
naar de Vader als naar de Zoon verwijzen. Zie hiervoor de teksten bij Titus 2:13. Zoals R. Bauckham
opmerkt dat er geen reden is waarom er geen variatie zou kunnen zijn in dat gebruik gaat dan zeker
op.

Wanneer u nog dieper zou gaan graven naar de woordconstructie van 1 Pet.1:3 en 2 Pet.1:1
zal u ook varianten vinden wat betreft de woorden “Jezus” en “Christus.” In de Griekse tekst zijn
er enkele varianten maar in de meeste vertalingen zijn ze het werk van de vertalers en vooral te
vinden in de Bijbelparafrasen. “Jezus” en “Christus” zijn de belangrijkste namen die we vinden in
het Nieuwe Testament en zijn in onderstaande vertalingen als volgt te vinden, een Engelse lijst die
we ergens op Internet vonden en hebben aangepast.
American Standard Version; Jezus = 883 / Christus = 501
Darby Bible; Jezus = 904 / Christus = 507
Douay; Jezus = 932 / Christus = 534
King James Version; Jezus = 943 / Christus = 522
New American Standard Bible; Jezus = 881 / Christus = 493
New Century Version; Jezus = 1846 / Christus 604
New International Version; Jezus = 1226 / Christus = 499
New King James Version; Jezus = 941 / Christus = 530
Revised Standard Version; Jezus = 926 / Christus = 534
Wesley NT; Jezus = 951 / Christus = 497
Young’s Literal Version; Jezus = 932 / Christus 529
De naam “Jezus” staat in de American Standard Version dus 883 maal en in the New Century Ver-
sion 1846 maal. Het grootste aantal verschillen komt uit de parafrasen omdat deze schrijvers meer
afgaan op wat goed klinkt dan wat er in de Bijbel staat. In de manuscripten staat Jezus ongeveer
940 maal en Christus ongeveer 520 maal.

Hoe die varianten ontstaan zijn doen we niet uit doeken maar dat ze voorkomen is een feit.
Zie bijvoorbeeld hieronder een voorbeeld ervan in enkele manuscripten:
P45 heeft 28 toevoegingen en 63 weglatingen.
P46 heeft 55 toevoegingen en 167 weglatingen.
P47 heeft 5 toevoegingen en 18 weglatingen.
P66 heeft 14 toevoegingen en 19 weglatingen.
P72 heeft 16 toevoegingen en 29 weglatingen.
P75 heeft 12 toevoegingen en 41 weglatingen.
Wil u u zelfs eens testen en weten hoe goed je wel kan afschrijven van de Bijbel probeer één
bladzijde maar laat je werk dan controleren door iemand anders. Als je dan 100 bladzijden moet
overschrijven vermeerderen de fouten navenant. De meeste van deze wijzigingen zijn
onbelangrijk. Een moeilijker geval is bijvoorbeeld Mat.24:36, waar enkele manuscripten de lezing
“noch de Zoon”, NIET hebben. Het Byx mss laat dit weg. De Codex Sinaïticus had oorspronkelijk
“noch de Zoon”, een latere afschrijver veegde het uit maar een derde voegde het opnieuw in de
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 461

tekst. Wat we willen aantonen: wanneer men u er op wijst dat dit of dat manuscript één of andere
tekst niet bevat dan is dat géén drama.

Wat soms wel raar aandoet is dat in het vertalen van de Bijbel er een soort traditie zit. We
nemen hieronder Phil.2:9. Bijna allen in de Engelse taal hebben het woord “other” toegevoegd
maar in het Nederlands doet men dat gelukkig niet, want het is overbodig.
“God... gave Him the name that is above every other name.” Beck
“God has given him... the name honored above all other names.” God’s Word Bible
“God... gave him the name that is greater than any other name.” Good News Bible
“God... gave him the name which is above all other names.” Jerusalem Bible
“God has... given him that name which is greater than any other name.” Knox Bible
“God... gave him a name which is above every other name.” Living Bible
“God made the name of Christ greater than every other name.” New Century Version
“God... gave him the name which is above all other names.” New Jerusalem Bible
“God... gave Him a name that is greater than any other name.” New Life Study Testament
“God... gave him a name that is above every other name.” New Living Translation
“God... gave him the name that is above every [other]name.” NWT
“God has... given him the name above all others.” Smith & Goodspeed’s An Amer. Translation
“God... has conferred on Him the Name which is supreme above every other.” Weymouth NT
“God... has given Him the name that is above every other name.” Williams CB, NT
“God... gave him the Name which stands above all other names.” 20th Century NT
“God... giving him a name that is above every other name.” 21st Century NT
“Daarom heeft God Hem … een Naam geschonken boven alle naam” Herziene Statenvertaling
“God... heeft Hem een naam gegeven, welke boven allen naam is.”
“God... hem een naam gegeven die boven alle namen is.” Luther, Nederlandstalige vertaling
“God... en hem den naam die hoger dan alle namen is gegeven.” Leidsche vertaling
“God... heeft Hem den Naam gegeven hoog boven alle namen.” Canisius
“God... heeft hem den naam geschonken die boven alle naam is.” Brouwer
“God... Hem den naam boven alle naam geschonken.” NBG

Daarom ook nog deze opmerking. Jehovah’s Getuigen maken er geen geheim van dat men
in de NWV bepaalde woorden en begrippen heeft toegevoegd aan de oorspronkelijke Bijbeltekst.
In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 april 1973, blz.254 lezen we dit:
“De apostel Paulus zegt bijvoorbeeld, zoals wij in Kolossenzen 1:16 lezen, dat alle dingen in de
hemel en op aarde door bemiddeling van Jezus Christus werden geschapen. Maar aangezien wij
uit Openbaring 3:14 weten dat Jezus zelf ook is geschapen, voegt de Nieuwe-Wereldvertaling het
woord “andere” toe, waardoor duidelijk wordt weergegeven wat de apostel in gedachten had.
Maar zelfs in dit geval zou kunnen worden gezegd dat als de drieëenheidsleer dat Jezus niet werd
geschapen, niet zo algemeen werd aanvaard, het niet nodig was geweest het woord “andere”
toe te voegen.” De mogelijkheid dat iets in latere uitgaven van de NWV nog eens “gecorrigeerd”
zal worden is dus niet uitgesloten. En je vraagt je ook af met welke maatstaf de WT in haar vertaling
van de Griekse Geschriften (Nieuw Testament) het begrip Kurios = Heer nu eens Jehovah is vertaald
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 462

en dan weer Heer. Zo staat in het boek Openbaring 20 maal Kurios waarvan ze enkele malen als
“Jehovah” hebben vertaald; Opb.1:8 / 4:8,11 / 11:17 / 15:3,4 / 16:7 / 18:8 / 19:6 / 21:22 / 22:5,6.
In voetnota maar niet in de tekst ook nog: Opb.11:1,19 / 16:5 / 19:1,2. Waarom niet allemaal is
een raadselachtige zaak.

Alles wat u wilt weten over dat kunstmatig vertalen van Kurios als Jehovah kan u vinden op
een Amerikaanse internetsite: www.tetragrammaton.org U kan er ook de kritiek vinden op het
boek van Matteo Pierro, ‘Geova e il Nuovo Testamento’, Sacchi Editori. Je zal de titel van dit werk
bijvoorbeeld tegenkomen bij enkele Jehovah’s Getuigen die vanuit internet hun leer aan de man
trachten te brengen. Ook de verwijzing van de WT naar een opmerking van Hieronymus maakt ons
niet veel wijzer. In een brief gericht aan Paula en haar dochter Eustochium, twee Romeinse
vrouwen, vrienden van hem, verklaart hij enkele zaken over hoe het Oude Testament tot stand
kwam. Hij zegt daarbij dat het vierletterwoord (het Tetragrammaton) in sommige “Griekse
boeken” waren terug te vinden met de oude lettertekens van de Joden. Waarschijnlijk zijn met
deze boeken vertalingen uit de Septuaginta bedoeld. U kunt dit vinden in Migne’s Patrologia Latina,
Vol.28 = Hieronymus, Vol.IX, blz.547,548.

Hieronder krijgt u enkele voorbeelden van op welke wijze men de godsnaam kan vinden in
Septuagintamanuscripten. Let er wel op men zal dat doen; omdat ofwel de naam zeer belangrijk
is, ofwel omdat hij op die manier ONUITSPREEKBAAR WORDT VOOR EEN GRIEK. Want een Griek
leest namelijk geen Hebreeuws. Zelfs een mastodont in de theologie als Philo van Alexandria kende
waarschijnlijk weinig of géén Hebreeuws. Een verkeerde uitleg van die gegevens zoals de WT doet
is niet mogelijk wanneer alles in ogen gehouden wordt.

Modern Hebrew Bible, Jerusalem, Koren Publishers, 1984 van Jesja 45:1.
Het Tetragrammaton (waar het pijltje staat) is hier zonder klinkertekens weergegeven.

Qumran: beroemde Rol van Jesaja, 1QIsaa, Jesaja 45:1, ongeveer 100 voor Chr.
Het Tetragrammaton (zie het pijltje) is hier zonder klinkertekens of andere tekens weergegeven.

Qumran: Commentaar van Habakkuk, 1QpHab 10:7-8, rond 30-1 voor Chr.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 463

Het Tetragrammaton (zie het pijltje) is hier zonder klinkertekens of een ander teken
weergegeven.
Dit is het oude Hebreeuwse alfabet en niet het “Herodiaanse.”

Hahal Hever (south of Qumran), Septuaginta Griekse tekst van de kleine Profeten)
(Zacharia 9:1,2, datum = ?) Het Tetragrammaton (zie het pijltje) is hier zonder klinkertekens of
een ander teken weergegeven. (Uit, Discoveries in the Judean Desert,Vol. 8, Plate 19). Een
Griekse tekst maar met de godsnaam in klassiek Hebreeuws weergegeven.

In dat kleine geschriftje van Petrus, zijn tweede brief, staan vijf zinsconstructies van het
type “Granville Sharp.” Dat zijn: 1:1, 1:11, 2:20, 3:2, en 3:18. Meestal gelooft men dat ook. Zo
bijvoorbeeld is het duidelijk in 2:20, dat beiden de “Heer” en “Redder” spreken over de Christus.
En ook is dat zo voor 3:2, en 3:18. Men meet die zaken wellicht af in kringen van Unitariërs, want
deze naamwoorden betrekken op één persoon in vier teksten geeft geen probleem op theologisch
gebied. Niemand is door die uitleg gekwetst. Het is in 1:11 duidelijk dat men eenzelfde
zinsconstructie heeft als in 1:1. Er is slechts één woord gewijzigd. De transliteratie is deze:

1:1: tou theou hemon kai sotaros Iesou Christou


1:11: tou kuriou hemon kai sotaros Iesou Christou
Het éne verschil is “kuriou” in plaats van “theou.” Unitariërs nemen 1:11 als één persoon.
Wanneer ze dan problemen maken met 2 Pet.1:1 is het vanuit een vooroordeel. En dat hoeft niet
want zo kun je de Schrift nog op vele andere plaatsen verdraaien.

Wanneer we opmerkingen als dit lezen denken we aan 2 Kronieken 15:3: “In Israël zijn vele
dagen voorbijgegaan zonder den waren God, zonder onderwijzenden priester en zonder wet”
(Luthervertaling.) In de Leidse vertaling 2 Kronieken 15:3: “Menigwerf heeft Israël tijden beleefd
dat het geen waren god, geen priester-leraar en geen wet had.”

9.6 2 THESSALONICENZEN 1:12


Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 464

Het laatste deel van dit vers luidt volgens de NWV: “overeenkomstig de onverdiende
goedheid van onze God en van de Heer Jezus Christus.” Dit is nóg een zinsconstructie volgens
Granville Sharps beginsel. Letterlijk staat er dus: “van de God en Heer Jezus Christus onzer.” Nu is
het wel zo dat verscheidene commentators, “Heer” (= Kyrios) hier zien als eigennaam en niet als
naamwoord. In dat geval zou er wél over twee personen sprake zijn. Maar zekerheid heeft men
niet dat de term “Christus” hier een eigennaam is. Volgens de zinsbouw is het één persoon,
naargelang een andere exegese van de tekst zijn het twee personen. Deze twee mogelijkheden
had de WT op zijn minst oprecht kunnen toegeven.

Opgemerkt moet dat de “genade” (de NWV zegt “onverdiende goedheid”) waarover
sprake in deze tekst ons toekomt van zowel de Vader en de Zoon. Voor Christus alléén zie Gal.6:18
/ Phil.4:23 / 1 Thes.5:28 / 2 Thes.3:18. Soms door beiden o.a. Rom.1:7 / 1 Cor.1:3 / 2 Cor.1:2 /
Gal.1:3.

Sanday en Headlam zeggen in hun commentaar op de brief aan de Romeinen (International


Critical Commentary blz.16) dat alleen al het feit dat gezegd wordt dat de Vader en de Zoon ons
genade schenken bewijst dat de Heer goddelijk is. En dat is vanuit deze hoek een merkwaardige
toegeving.

9.7 1 JOHANNES 5:7


Een of meerdere Jehovah’s Getuigen, die de “godswoord.nl” internetsite beheren (vergeet
dit niet bij de opmerkingen), zeggen dit:
“Het Comma Johanneum - 1 Johannes 5:7
In 1 Johannes 5:7-8 staat volgens de Statenvertaling: “Want Drie zijn er, Die getuigen in den hemel,
de Vader, het Woord en de Heilige Geest; en deze Drie zijn één. En drie zijn er, die getuigen op de
aarde, de Geest, en het water, en het bloed; en die drie zijn tot één.”
Een duidelijke tekst waarop veel bijbelkenners zich baseren als het om de drie-eenheid gaat. Maar
er is iets bijzonders aan de hand met deze schriftplaats.
De NBG-vertaling, Katholieke Bijbel, Petrus-Canisiusvertaling en De boeken van het NT (Keulers)
plaatsen deze schriftplaats tussen (tekst-) haken.
De Willibrordvertaling, Groot Nieuws Bijbel, Lutherse Vertaling, Leidse Vertaling, Het Nieuwe
Testament in de omgangstaal, Verkorte vertaling (Obbink en Brouwer), Het NT in de taal van onze
tijd (De Vries), Het NT voor leeken leesbaar gemaakt (Bakels), de herziene Voorhoeve-uitgave (ook
wel Telos-vertaling genoemd) en de Nieuwe-Wereldvertaling laten de schriftplaats helemaal weg.
(De enige Nederlandse bijbelvertalingen waar de woorden dus zonder meer in voorkomen, voor
zover ik heb kunnen terugvinden, zijn de Statenvertaling en Het Boek).
Verscheidene voetnoten, kanttekeningen en commentaren leggen uit waarom de woorden vaak
worden weggelaten of tussen haken worden geplaatst. Ik beperk me tot twee Nederlandstalige
werken:
“Het tussen // geplaatste is het zgn. comma Johanneum, dat in oudere Gr. hss niet voorkomt. Uit
Spanje of N.-Afrika afkomstig, is het allengs in verschillende bijbelvertalingen opgenomen;
klaarblijkelijk om het leerstuk der Drieëenheid te schragen; maar het is duidelijk een invoeging.
Verscheidene a.v. [andere vertalingen] laten het dan ook geheel weg, wat o.i. de voorkeur
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 465

verdient.” — Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap met verklarende


kanttekeningen.
“Van alle Gr. handschriften zijn er slechts 4, die het Comma Joanneum bevatten, en deze
handschriften zijn van betrekkelijk jonge datum… Ook de oude vertalingen pleiten niet voor de
echtheid van de tekst in kwestie… Men zou zich kunnen beroepen op de Vg., maar ook hier
ontbreekt het Comma (of zinsdeel) in meer dan 50 handschriften, en wel in de oudste en beste…
Geen enkele Gr. schrijver van vóór de 12de eeuw haalt het aan, noch in een commentaar op de Joa.-
brieven, noch in een verhandeling over de H. Drievuldigheid… Veelbetekenend is vooral het zwijgen
van Hiëronymus en Augustinus… Ook de interne samenhang pleit niet voor de echtheid… Verreweg
de meeste exegeten, ook de katholieke, spreken zich dan ook uit voor de onechtheid van het Comma
Joanneum.” — Jos Keulers, De boeken van het Nieuwe Testament.
Het wordt tegenwoordig algemeen erkent dat de woorden in 1 Johannes 5:7 een onechte
toevoeging aan de geïnspireerde tekst is. Kennelijk zijn de woorden bij vergissing in bepaalde
Latijnse versies van het NT geslopen. Ze horen niet thuis in de bijbel en zouden daarom weggelaten
moeten worden. Dat de NBG-vertaling en Het Boek het gedeelte, ondanks de huidige bewijzen, in
de bijbel hebben geplaatst, is ronduit een schande en men kan zich afvragen wat hiervoor de
motieven zijn.” In de bespreking van de Codex Vaticanus op internet @godswoord.nl. Vergeet niet
dat dit woorden zijn van mensen die verbonden zijn met de leerr van de Wachttoren. We gaan het
eens hebben over die “schande.”

We gaan zeer uitvoerig in op deze zaak. Het getuigenis van de manuscripten is verdeeld. De
Griekse kennen het niet in de langere versie, waar Vader, Zoon en Geest “één” genoemd zijn. In
enkele zeer late Griekse manuscripten, kan het gevonden worden. Maar alle oude vertalingen
hebben deze lezing wel. Jehovah’s Getuigen maken veel kabaal over deze tekst. Zie hieronder wat
de manuscripten echt leren en het getuigenis van de Kerkvaders.

De Manuscripten

Paulus geeft aan dat er mensen op komst zijn die God’ s woord en zijn woorden zullen
verdraaien (Hand.20:30). Sommigen hebben daarna valse brieven opgesteld en gaven aan dat ze
door Paulus geschreven waren (2 Thes.2:2). Er zijn drie teksten in de Schrift die duidelijk aangeven
dat er met de Bijbel niet geprutst mag worden. Er worden geen toevoegingen gedaan en ook geen
weglatingen (Deut.4:2 / Spr.30:6 / Opb.22:18). Maar we weten uit de praktijk dat het wel eens
anders ging. Het gaat in 1 Joh.5:7 om deze Griekse woorden: “en tw ouranw o pathr, o logov kai
to agion pneuma kai outoi oi treiv en eisin kai treiv eisin oi marturountev en th gh.” In de NBV
staat het volgende als vertaling en voetnota: “6 Hij, Jezus Christus, is gekomen door water en
bloed – niet door het water alleen, maar door het water en het bloed. En de Geest getuigt ervan,
omdat de Geest de waarheid is. 7 Er zijn dus drie getuigen:
(5:7-8) Er zijn dus drie getuigen: de Geest, het water en het bloed, en het getuigenis van deze drie
is eensluidend – Andere handschriften lezen: ‘Er zijn dus drie getuigen in de hemel: de Vader, het
Woord en de heilige Geest; en deze drie zijn één. En er zijn drie getuigen op de aarde: de Geest,
het water en het bloed; en deze drie zijn één’.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 466

8 de Geest, het water en het bloed, en het getuigenis van deze drie is eensluidend.” En zo leest
het de SV van 1977: “6 Deze is het, Die gekomen is door water en bloed, namelijk Jezus, de
Christus; niet door het water alleen, maar door het water en het bloed. En de Geest is het, Die
getuigt, dat de Geest de waarheid is. 7 Want Drie zijn er, Die getuigen in de hemel, de Vader, het
Woord en de Heilige Geest; en deze Drie zijn één. 8 En drie zijn er, die getuigen op de aarde, de
Geest, en het water, en het bloed; en die drie zijn tot één.” De Statenvertaling geeft het gedeelte
van vers 7 weer als een echte bonafide Bijbelvers. Men heeft dat trinitarische gedeelte het Comma
Johanneum genoemd. Het verschil in onze Bijbels komt door een bewuste keuze die de vertalers
maken, een keuze die grotendeels is terug te brengen tot de verschillen in de Griekse en Latijnse
Bijbelhandschriften. De keuze tussen wat de Textus Receptus - de overgeleverde Bijbeltekst van
het gros manuscripten - en de Moderne Kritische tekst - van de nieuwe Bijbeldeskundigen die
grotendeels tegen de leer van de Drie-eenheid zijn.

Wat is er aan de hand? Is het een orthodoxe interpolatie van dit vers nadat in 325 na Chr.
met het concilie van Nicea de Drie-eenheid een “kerkelijk” feit werd? Of zijn het een groep van
tegenstanders van de Drie-eenheid die de tekst bewust geschrapt hebben omdat het niet paste in
hun leer? Zeg niet dat het laatste onmogelijk is; en wel om de volgende reden.

In een prachtig boek geschreven tegen de ketters uit zijn dagen is het duidelijk dat Irenaeus
voorbeelden kent, van vooral Gnostieken, die knippen en plakken in de Schrift. Het Latijnse ‘MS k’
heeft in Marcus 16:4 zo een aanpassing en die komt overeen met het Gnostische Evangelie van
Petrus. Een zekere Marcion uit zijn dagen had er geen enkel probleem mee om in het evangelie
van Lucas zaken aan te passen naargelang het hem paste en soms sijpelde dat zelfs door in een
Bijbelhandschrift. Het vers Lucas 24:40 in de ‘Westerse Codex D’ is daar een voorbeeld van. Het
weglaten van de tekst zou moeten aangeven, dat Christus niet letterlijk is opgestaan uit de doden.
Het gaat soms om subtiele wijzigingen maar Irenaeus zelf geeft aan dat wie de echte Schrift neven
die zaken legt weet dat er wat aan de hand is. (Bijvoorbeeld de Valentinianen in ‘Adversus
Haereses’ (Boek I, hoofdstuk 8.) Anderzijds moet gewezen worden op Clemens van Alexandrië
(150-215 na Chr.) die waarschijnlijk een zeer slechte uitgave had van de Bijbel want die heeft soms
gelijkenissen met de Codex Bezae (D) een manuscript met enorm veel fouten. (Zie bijvoorbeeld A.
Souter, The Text And Canon Of The New Testament, London, 1913, blz.81, Thomas Strouse, A Cri-
tique of D.A. Carson’s The King James Version Debate, Tabernacle Baptist Theological Press.) De
eerste definitieve aanwijzing dat de tekst 1 Joh.5:7 gekend is bij de Grieken is uit de vertaling van
een Latijnse tekst van de Handelingen van het Latheraanse Concilie in 1215.

Een ander voorbeeld, Tatianus een kerkvader (?) uit 110-180 na Chr. had een origineel idee
om de vier evangeliën in een boek weer te geven. Wat in het werk (dat de naam Diatessaron kreeg)
stond in den beginne weten we niet. Deze Tatianus ging tegen het eind van zijn leven over tot de
leer van de Gnostieken en we weten absoluut niet in hoeverre dat het zijn Diatessaron beïnvloede.
Maar Theodoret (vroeg 5de eeuw) de bisschop van Syrië verwierp de Diatessaron en liet 200 stuks
ervan vernietigen. Dat stelt een grote som geld voor maar de waarheid moest het volgens hem
halen op manuscripten door Gnostische invloeden aangetast. Men heeft in 1980 een Armeense
versie gevonden van Ephraem’s commentaar op de Diatessaron. Daaruit bleek dat er een bijna
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 467

volledige versie kon samengesteld worden van het werk zonder noemenswaardig verschil met de
tekst van het Diatessaron dat we hadden. Het leert ons twee zaken; vooreerst dat er wèl
manuscripten waren zonder een Gnostische invloed. Wat op zichzelf een goede zaak is voor de
betrouwbaarheid van andere Syrische geschriften de Oud Syrische, de Peshitta, de Philoxeniana,
en de Harklensis versie van het Syrische Nieuw Testament. Het leert, ten tweede dan, ook dat de
kerk defecte manuscripten door eliminatie en vernietiging zorgdroeg voor de woorden van de
Schrift zoals ze werden opgetekend door de originele schrijver.

Er zijn meer dan 9.000 Latijnse manuscripten van de Bijbel en een groot gedeelte daarvan
heeft de tekst 1 Johannes 5:7. Niet allemaal, want het gaat niet altijd om volledige Bijbelafschriften
maar soms gedeelten van het NT. Vier van de vijf oudste Latijnse manuscripten bevatten de tekst.
Vergeten we niet: deze Latijnse manuscripten zijn de vertaling van vroegere Griekse manuscripten.
Waarom dit verschil? Het is waar dat de Kerkvaders tijdens hun concilievergadering van Nicea de
tekst niet hebben gebruikt. Mogen we eruit veronderstellen dat toen dat gedeelte al vervallen was
uit de Griekse manuscripten uit o.a. de Vaticanus en Sinaïticus? Nogmaals, waarom? We moeten
tot op zekere hoogte gissen. Hieronymus die de latere goede officiële vertaling maakte van de
Latijnse tekst, die tot voor enkele jaren de tekst was die gebruikt werd in de Katholieke Kerk zei in
zijn inleiding op de canonieke epistels, waar 1 Johannes deel van uitmaakt: “onverantwoordelijke
vertalers hebben dat getuigenis (1 Joh.5:7) weggelaten in de Griekse codexen.” Laat ons ook niet
nalaten te zeggen dat wel 6.000 van de Latijnse manuscripten nog wachten op een goede
bestudering. Op dat gebied is er nog werk aan de winkel voor enkele tientallen deskundigen.

De Griekse uitgave, de UBSNT, geeft zes Griekse MS waar 1 Joh.5:7 in staat; 61, 88mg,
429mg, 629, 636mg, en 918. Maar D.A. Waite geeft er ongeveer twintig verwijzingen voor op; 61,
88mg, 629, 634mg, 636mg, omega 110, 429mg, 221, 2318 en twee lectionaria, dat zijn
preekschema’s (60, 173) bovendien vier Kerkvaders (Tertullianus, Cyprianus, Augustinus, en
Hieronymus). [Zie de site “I John 5.7,” The Dean Burgon News 5 (1979); 1.]

Dit zijn allen GRIEKSE MANUSCRIPTEN WAARIN 1 JOH.5:7 STAAT


Manuscript Datum In de Tekst of in de Marge
MS 221 de
10 eeuw in de marge door een latere hand
MS 635 of 636? 11de eeuw in de marge in de 17de eeuw
MS 88 de
12 eeuw in de marge door een moderne hand
MS 429 de de
14 of 15 eeuw in de marge door een latere hand
MS 629 14de of 15de eeuw codex Ottobonianus in de tekst
MS 61 de
16 eeuw codex Ravianus en Britannicus in de tekst
MS 918 16de eeuw in de tekst
MS 2318 de
18 eeuw in de tekst

De vertalingen
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 468

Latijnse Manuscripten. Van de ongeveer 9.000 nog bestaande Latijnse manuscripten zijn er 29 die
het vers niet bevatten, de rest van deze 9.000 hebben waarschijnlijk het vers. We zeggen
“waarschijnlijk” omdat niemand alles gecatalogeerd heeft en er veel manuscripten zijn waar
bepaalde Bijbelboeken ontbreken omdat ze niet tot het manuscript behoren of gewoon door
ouderdom er door weggevallen zijn.

Syrische Vertaling. Hebben allen het vers. Voor de Oud-Syrische tekst wijzen we u op een verhaal
van R. Brown in zijn commentaar van dit Bijbelgedeelte in de Anchor bible commentaries. Een
Syrische Kerkvader Jaqub van Odessa citeert de tekst en dat is de 7 de eeuw. De uitleg van enkele
deskundigen, waaronder B. Metzger die zeggen dat de Syrische tekst geen weet heeft over dat
drie-eenheidsgedeelte in 1 Joh. is dus bevooroordeeld. En ook eenzelfde bevooroordeling vinden
we terug in hun zicht op de oude Latijnse tekst. Dat er een gedeelte manuscripten de tekst niet
heeft gehad valt nauwelijks te betwisten. Maar gezien twee vroege Latijnse Kerkvaders Tertullianus
(rond 200) en Cyprianus (rond 250) een verwijzing maken naar dit Bijbelgedeelte kan dit argument
niet echt doorslaggevend zijn. Zie Tertullianus, Contra Praxeas II, ‘Ante Nicene Fathers’, deel 3, blz.
598 en Cyprianus ‘Ante Nicene Fathers’, deel 5, blz.423.

Duitse Bijbels. Zowel deze vóór Luther als nà Luther hebben (tot 1900) allen het vers behalve één
Luther Bijbel uitgave, waar Luther zich baseerde op de 2de Griekse tekst van Erasmus. Die heeft
dit vers niet in de Griekse weergave van het NT. In de volgende uitgaven van Luther is de tekst
terug ingebracht. Sinds 1956 heeft men opnieuw het vers weggelaten vanwege druk door enkele
theologen. Dit is hoe het in zijn werk ging: ”Luther used the text prepared by Erasmus. But even
though the inserted words taught the Trinity, Luther ruled them out and never had them in his
translation. In 1550 Bugenhagen objected to these words ‘on account of the truth.’ In 1574 Feyera-
bend, a printer, added them to Luther’s text, and in 1596 they appeared in the Wittenburg copies”
voetnota bij 1 Joh.5:7-9 door William F. Beck (The Holy Bible in the Language of Today, 1976).

Engelse Bijbels. 1 Joh.5:7 stond in de Engelse Bijbels tot en met het jaar 1881 een periode van
zeshonderd jaar. In deze van John Wycliffe in 1380, in Tyndale’s New Testament van 1525, de
Coverdale Bible van 1535, de Matthew’s Bible van 1537, de Taverner Bible van 1539, de Great Bible
van 1539, de Geneva New Testament van 1557, de Bishop’s Bible van 1568, en de Authorized
Version (King James-bible) van 1611. De eerste maal dat het er niet stond was toen de standaard
Authorized Version in 1881 een revisie onderging. De KJV-vertalers baseerden zich voor de Griekse
tekst op; Theodore Beza’s 10de editie van zijn NT (uit 1598), en dat was gebaseerd op Erasmus’
derde en latere uitgaven en Stephanus’ edities en de Italiaanse Dodatibijbel van de Waldenzen. Op
die wijze werd de tekst populair in de Engelstalige wereld. Van de Statenvertaling kan ongeveer
hetzelfde gezegd worden. Een opmerking over de Bijbel van de “Waldensen,” of “Vaudois.”
Volgens Johannes Calvijn’s opvolger Theodore Beza, hebben de Vaudois hun Bijbel ontvangen van
missionarissen uit Antiochië in Syrië rond 120 na Chr. en hun Latijnse vertaling ervan zou tegen het
jaar 157 klaar geweest zijn. Deze Bijbel is jaren overgeschreven tot aan de periode van de
Reformatie, en kort daarop werd hun Bijbel her-vertaald in het Frans en het Italiaans. En die Bijbels
hadden 1 Joh.5:17. Cardinaal Ximenes plande een Polyglotbijbel in het jaar 1502 en hij heeft later
1 Joh.5:7,8 er in weergegeven. Hij zegt dat hij zorgvuldig was in zijn werk en dat hij enkele Griekse
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 469

manuscripten, waarvan sommigen oude codices, naging en die waren vanuit Rome naar Spanje
gebracht. Welke codices weten we verder niet! Maar Ximenes heeft nergens aangegeven dat 1
Joh.5:7,8 in zijn Griekse manuscripten ontbrak. Raar nietwaar! (Zie voor de Engelse Bijbels van
James R White, ‘The King James only controversy: can you trust the Modern Translations’, Bethany
House.)

Erasmus van Rotterdam (c.1466-1536) was in zijn tijd letterlijk begonnen aan een race met
de Spaanse Cardinaal Ximenes. Erasmus had gehoord van de drukker Froben in Basel dat Ximenes
een Grieks Nieuw Testament aan het klaarmaken was. En Froben vroeg zijn vriend er een te maken.
Tien maand later was Erasmus al klaar en ging naar de drukker. Maar het resultaat van de eerste
en ook de tweede editie was niet goed; ze stonden vol met fouten, drukfouten en andere. Het
waren geen echte meesterwerken. De derde uitgave was al een stuk beter. De trinitarische formule
(het Comma Johanneum) vinden we voor het eerst terug in de derde versie van het Grieks NT door
Erasmus. Dat was onder druk van de Roomse Kerk zegt men in bepaalde kringen. In zijn eerste
twee uitgaven was dat gedeelte niet te vinden omdat van de manuscripten die Erasmus gebruikte
er geen enkel dat gedeelte bevatte. Hij zou beloofd hebben dat indien iemand hem een manuscript
zou kunnen tonen waar de tekst in stond hij dat vers in zijn Griekse NT zou plaatsen. Een
Franciscaner monnik met de naam Froy (of Roy) zou toen een Griekse tekst gemaakt hebben waar
het in te vinden was. En daarom zou de Comma in de 1522 editie gekomen zijn. Maar Dr. Bruce
Metzger, de grote specialist van Bijbelmanuscripten geeft toe dat dit een legende is (The Text Of
The New Testament, Oxford Press, 1968, blz.291, derde uitgave 1992). Metzger zegt dat H. J. de
Jonge, de gerespecteerde specialist van Erasmus aan de Universiteit van Leiden, aangeeft dat het
verhaal niet waar is. Ook Roland Bainton, Yale University professor, een ander Erasmus-expert,
gaat akkoord met de argumentatie van de Jong, en geeft toe dat het niet omwille van enige belofte
van een manuscript was maar; OMDAT HIERONYMUS HET HAD VERTAALD IN DE VULGAAT EN ER
IN ZIJN DAGEN DUS GRIEKSE MANUSCRIPTEN GEWEEST MOETEN ZIJN WAAR DAT GEDEELTE IN
STOND. De Erasmiaanse belofte is dus een mythe! Vijanden van de tekst gebruiken de laatste tijd
dit argument dan ook niet meer maar je kwam het regelmatig tegen tot vijftig jaar terug.

Op de site van “1john57.com” of deze van “KJV Apologetics” staat een artikel van Don C.
Hewey met de titel “COMPLETE LIST OF NEW TESTAMENT MANUSCRIPTS THAT VERIFY 1 JOHN
5:7.” Om aan te tonen dat de Bijbeldeskundigen niet zo oprecht omgaan met de varianten in de
manuscripten geeft hij een voorbeeld. Handelingen 8:37 dat niet in alle Bijbels staat geeft weer dat
de eunuch geloofd in Christus en hij wordt na deze belijdenis gedoopt. In de NWV staat het apart
in de voetnoten en in de NBG tussen grote haakjes. Don C. Hewey heeft 14 van 20 manuscripten
besproken die Hand.8:37 bevatten en daarbij ook 1 Joh.5:7. De manuscripten met Hand.8:37 maar
zonder 1 Joh.5:7 zijn: Codex C -- Ephraemi, 4de eeuw; Complutensia Polyglot editie; geciteerd door
Irenaeüs -- 2de eeuw; P45; Codex K -- Cyprius, 9de eeuw en de Griekse 63. Waarom niet een tekst
als Hand.8:37 gewoon als Schrift beschouwen wanneer er 70% van de manuscripten de tekst
bevatten? Er staat toch niets verkeerd in? Integendeel hoe kun je dopen toelaten zonder dat de
dopeling eerst zijn geloof in Jezus heeft beleden? Zo ook is er niets verkeerd aan 1 Joh.5:7! In dat
geval gaat het om een verhouding van duizenden manuscripten met de tekst tegenover enkele
honderden waar het niet staat. Begrijp dat maar eens?
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 470

We voegen er nog drie voorbeelden aan toe, op het eerste zicht onbelangrijk maar het geeft
aan met welke twee maten en gewichten er gemeten wordt in die kringen. De Kritische tekst geeft
de lezing Iesou (of Jezus) aan als de goede in plaats van Iesou Christou (of Jezus Christus) in 1 John
1:7. Iesou is hier opnieuw de minoriteitlezing met slechts 24 manuscripten ter ondersteuning,
terwijl er 175 manuscripten zijn die Iesou Christou geven zoals in de Textus Receptus. Ook, in 1
Joh.2:20 is er een verschil. De minoriteitlezing heeft pantes (alles) en dat staat slechts in 12
manuscripten, maar de meerderheid geeft panta (alle dingen) wat in 191 manuscripten staat. De
Kritische tekst krijgt in de moderne Bijbels steeds de voorkeur maar u merkt het, niet op basis van
de voorhanden zijnde manuscripten, het is een theologische keuze. Geven we nog een andere
illustratie. Matthéus 6:13 heeft een langer gedeelte van het Onze Vader in veel Bijbels. Maar in
veel moderne versies is het slot weggelaten. Onbegrijpelijk lijkt dat want; het staat in de MS Sigma
en Phi van de 6de eeuw. Het staat in W van de 4de eeuw. Het staat in latere MS; in K, L, W, Delta,
Theta, en het merendeel van de Griekse manuscripten. De Kerkvader Chrysostomos (stierf 407 na
Chr.) kende het. We vinden het in de Apostolische Constituties van de 4de eeuw. Er is dus een
overvloedige ondersteuning van de tekst in de Griekse MS. Wat is het probleeem; het staat niet in
een groot deel van de Latijnse MS. Het staat niet in de Vaticanus en de Sinaïticus en niet in Codex
D. Is dat slot van het Onze Vader theologisch onverantwoord? Natuurlijk niet! Dus nog maar eens
een rare keus die de critici maken en de Wachttoren die dat graag opvolgt.

Wat betreft concilies is de tekst gebruikt ter ondersteuning van de leer van de Drie-eenheid
op het concilie van Carthago in 485. In dit geschil tégen de Arianen waren 302 katholieke
bisschoppen aanwezig benevens enkele Arianen en had niemand bezwaar tegen Eugenius de
woordvoerder van de Afrikaanse bisschoppen toen hij die tekst gaf ter ondersteuning van wat hij
geloofde. Dat concilie is later afgelast maar dat doet niets aan het argument.

Last but not least. Athanasius, de voorvechter van de Drie-eenheid, geeft zelf drie
parafrasen op de tekst van 1 Joh.5:7 in zijn voornaamste werk. Zie hierover het commentaar van
R. Brown op Johannes (blz.782). Er zijn, om het verhaal kort te houden, in het lijstje hieronder, 15
Kerkvaders die naar de tekst verwijzen tussen 200 na Chr. en 800 na Chr. en 4 Manuscripten met
de tekst vóór het jaar 850 na Chr.

Het getuigenis van 1 Joh.5:7 bij de Kerkvaders en MS.


1°) 200 - Tertullianus citeert het vers (Gill, ‘An exposition of the NT’, Vol 2, blz. 907-8)
2°) 250 - Cyprianus, schrijft: “en ook over de Vader en de Zoon en de Helige Geest is er
geschreven en de DRIE zijn EEN” (Vienna, vol. iii, blz. 215).
3°) 350 - Priscillianus citeert het vers (Vienna, vol. xviii, blz. 6).
4°) 350 - Idacius Clarus citeert het vers (MPL, vol. 62, col. 359).
5°) 350 - Athanasius citeert het vers (Gill).
6°) 415 - Het Concilie van Carthago verwijst naar het vers als een fundamentele
ondersteuning tegen de Arianen (Ruckman, ‘History of the NT Church’, Vol. I, p. 146).
7°) 450-530 - Verscheidene orthodoxe Afrikaanse schrijvers citeren het vers in
hun verdediging van hun geloof tegen de Vandalen. Dat zijn o.a.:
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 471

A) Vigilius Tapsensis (MPL, vol. 62, col. 243).


B) Victor Vitensis (Vienna, vol. vii, blz. 60).
C) Fulgentius (MPL, vol. 65, col. 500).
8°) 500 - Cassiodorus citeert het vers (MPL, vol. 70, col. 1373).
9°) 550 - Oude Latijnse ms r citeert het vers.
10°) 550 - Het ‘Speculum’ citeert het vers.
11°) 750 - Wianburgensis citeert het vers.
12°) 800 – Hieronymus’s Vulgata heeft het vers.
13°) 1150 - minuscule ms 88 citeert het vers in de marge.
14°) 1200-1400 - Waldensen Bijbels hebben het vers.
15°) 1500 - ms 61 heeft het vers.
16°) meerdere getuigen in Nestle’s 26th editie zijn voor een wijziging van de text als het
Comma: 221 v.l.;2318 vg[cl]; 629; 61; 88; 429 v.l.; 636 v.l.; 918; l; r; en enkele
belangrijke Latijnse mss.

De MPL verwijst naar de Latijnse Patrologie van Migne de Franse deskundige uit de 19 de eeuw.
Deze kerkvaders worden nog steeds heruitgegeven met nieuw commentaar bij Brepols, maar ze
zijn onbetaalbaar voor een leek. Zie ook een groot deel hiervan bij de uitgeverij du Cerf in de serie
Sources Chrétiennes. Een goede inleiding is C. C. Richardson, Early Christian Fathers, Westminster
Press, 1953.

De context van 1 Joh.5:7 onderschrijft de Drie-eenheid

Gezien in de context van de brief is 1 Joh.5:7 zeer goed aanvaardbaar. Johannes start soms
met iets waar hij later nog op terugkomt, het principe van de herhaling van een gedachte.
Bijvoorbeeld licht; Christenen wandelen in het licht volgens 1 Joh.1:7 dat wordt verder uitgewerkt
in 1 Joh.2:9. De geest van de antichrist is aangehaald in 1 Joh.2:18 en verder beschreven in 1
Joh.4:2-6. Liefde voor broeders in 1 Joh.2:10 verder in 1 Joh.3:11. Enzovoort. Wanneer we dan in
1 Joh.4:13,14 over het getuigenis horen van de Vader de Zoon en de Geest, kan dat ook nog eens
in 1 Joh.5:7. Een andere zaak die bij Johannes regelmatig terugkeert, is Bijbels parallellisme.
Bijvoorbeeld in 1 Joh.2:22 is zijn vraag: “Bestaat er een grotere leugenaar dan iemand die ontkent
dat Jezus de Christus is? De antichrist is ieder die de Vader en de Zoon niet erkent” (NBV). En
daarop een parallel in 1 Joh.2:23: “Ieder die de Zoon niet erkent, heeft ook de Vader niet. Wie de
Zoon erkent, heeft ook de Vader” (NBV). Hetzelfde principe komt voor in het gedeelte waar hij
wijst op kleine kinderen, vaders en jongelingen (1 Joh.2:12-14). Een parallel van de getuigen in 1
Joh.5:7,8, hemelse en aardse, is dus niet onmogelijk in het taalgebruik van Johannes. En het
gebruikt van de term WOORD met betrekking tot Jezus is uniek in de Bijbel en komt van Johannes
(Joh.1:1,14 / 1 Joh.1:7). En nu wat uitgewerkt.

1°) Wanneer we het vers 8 bekijken lezen we de woorden “HOI TREIS MARTUROUNTES,” (“En drie
zijn er, die getuigen”) waar het mannelijke lidwoord, telwoord en naamwoord staan, dat
overeenkomt met wat in vers 7 staat. Namelijk daar zijn: “HO PATER, HO LOGOS, KAI TO HAGION
PNEUMA” (de Vader, de Logos en de Heilige Geest) twee mannelijke naamwoorden HO PATER,
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 472

HO LOGOS en een derde onzijdig naamwoord “TO HAGION PNEUMA” genoemd. Volgens de regels
van de Griekse grammatica worden drie naamwoorden waarvan één onzijdig is beschouwd als
mannelijk en dat is in vers 8 het geval. De twee mannelijke naamwoorden en het onzijdige komen
dan overeen met wat vers 8 zegt. Maar zij die zeggen dat vers 7 mag wegvallen hebben aldus vers
6 en 8 aaneengekoppeld. Daar klopt dan de Griekse zin grammaticaal niet meer, aangezien de
begrippen “PNEUMA, HUDOR en HAIMA” (geest, water en bloed) in vers 6, drie onzijdige
naamwoorden zijn in het Grieks. Wie vers 7 laat vallen maakt van alle manuscripten - dus alle
Griekse – in vers 8, een grammaticaal foutieve zinsconstructie. I. H. Marshall schreef een
commentaar ‘The Epistles of John’, Eerdmans, 1978 en op blz.237n. geeft hij te kennen dat indien
vers zeven wordt weggelaten wordt, we een “unparalleled” = “een niet gekende” zinsconstructie
hebben overgehouden.

Alhoewel er bijna niets of statistisch gezien weinig te vinden is in de Griekse manuscripten


over de lange versie in 1 Joh.5:7 - waar, Vader, Zoon en Heilige Geest genoemd worden - moet
toch verwezen worden naar een opmerking van Gregorius van Nazianzen. Deze Kerkvader, zelf een
Griek uit het begin van de 5de eeuw, ging niet akkoord met het weglaten van het Comma
Johanneum (zoals men dit gedeelte in wetenschappelijke termen heeft genoemd) omwille van de
structuur van de tekst die een mannelijk meervoud heeft verwijzend naar Vader / Zoon / Geest.
Laat men die verwijzing weg dan is de Griekse structuur volgens hem in dit vers foutief. Zie ‘The
Nicene and Post Nicene Fathers’, deel 7, blz.323, 324. En de bespreking ervan in Maynard Michael,
‘A history of the Debate over 1 Joh.5:7,8’, Temple Az, Comma Publications, 1995. (Deze teksten
van Kerkvaders kunt u vinden op internet http://www.ccel.org.)

2°) Wanneer we vers 7 laten vervallen uit de tekst krijgen we dit zoals in de NBV: “6 Hij, Jezus
Christus, is gekomen door water en bloed – niet door het water alleen, maar door het water en
het bloed. En de Geest getuigt ervan, omdat de Geest de waarheid is. 7 Er zijn dus drie getuigen:
8 de Geest, het water en het bloed, en het getuigenis van deze drie is eensluidend.” Dat wil
zeggen dat de “Geest” in een zin van nog geen twintig woorden driemaal genoemd wordt maar
het geeft weinig concreet te zeggen? Met vers 7 erbij krijg je een drietal in de hemel en een drietal
op aarde die samenwerken voor de gelovige. Wat duidelijke theologie is.

3°) Wanneer we de woorden van vers 7 weglaten krijg je een verkeerd beeld voorgeschoteld want
de daaropvolgende zin (vers 8) heeft een onverstaanbaar karakter gekregen. Het Grieks in vers 8
zegt namelijk letterlijk “TREIS EIS TO HEN EISIN” = “en die drie zijn tot één” te verstaan in wat er
voorafging. Dat “één” zijn de drie personen uit vers 7 en niet de drie zaken uit vers 6. De Vader, de
Logos en de Heilige Geest zijn de “één” naar wie het verwijst.

4°) Wanneer Johannes is de zes eerste verzen van dit hoofdstuk vijf, de nadruk legt op ons geloof
dat de wereld overwint ontbreekt er nog wat aan: wie maakt de gelovige daartoe vaardig? Dat
geloof krijgt gestalte vanuit het Zoon-schap en de Godheid van Christus. Dat is duidelijk in dit
hoofdstuk vijf in; verzen 5,11,12,20. Geloof in hem is het énige dat de wereld zal overwinnen. Hij
is door God aangesteld als Hij dit leven geeft aan wie Hij wil. Op vier zaken ligt dan de nadruk. In
vers 6, de Heilige Geest spreekt in mensen. In vers 7 zijn de Vader, de Logos en de Heilige Geest
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 473

teken en bevestiging van de eenheid. In vers 8 geeft de Heilige Geest aan dat het bloed en het
water van het offer van Christus toegepast zal worden op de gelovigen en verzoening zal brengen.
In vers 10 is weergegeven dat de gelovige een zekerheid heeft, want hij voelt de goddelijke
verandering in zijn eigen leven werkzaam zijn. Vers zeven zoals het in de Statenvertaling staat past
dus harmonisch in al die andere zaken.

We geven een ander voorbeeld van het belang van context; uit 1 Joh.4:3. Ook daar heeft
de Textus Receptus wat anders dan de moderne versies van het Grieks Nieuw Testament. We lezen
daar volgens de online-Bijbel van de NBV; links de Statenvertaling van 1977, midden de
Willibrordvertaling van 1995 en rechts de Nieuwe Bijbelvertaling.

3 En alle geest, die niet 3 iedere geest die dit van 3 Iedere geest die dit niet
belijdt, dat Jezus Christus in Jezus loochent, komt niet van belijdt,
het vlees gekomen is, die is God. Het is de geest van de (4:3) Iedere geest die dit niet
uit God niet; antichrist. U hebt gehoord dat belijdt – Andere handschriften
[4:3] 1 Joh. 2:22. Hij zal komen, maar Hij is al in lezen: ‘Iedere geest die niet
de wereld, nu al. belijdt dat Jezus Christus als
maar dit is de geest van de
antichrist, mens gekomen is’.

[4:3] 1 Joh. 2:18. komt niet van God; dat is de


geest van de antichrist,
van welke geest gij waarvan u hebt gehoord dat
gehoord hebt, dat hij komen hij zal komen – nu al is hij in
zal, de wereld.
[4:3] 2 Thess. 2:7.
en hij is nu reeds in de
wereld.
STATENVERTALING 1977 WILLIBRORDVERTALING 1995 NIEUWE
BIJBELVERTALING

Wat is het GROTE verschil? De zinsnede “in het vlees gekomen is” in de door ons
onderstreepte Statenvertaling staat niet in de andere. De frase “in het vlees gekomen is” staat
niet in de Alexandrijnse lijn van Manuscripten, dat zijn deze die vooral gebruikt zijn door de
moderne samenstellers van Griekse handboeken. De weglating komt wonderwel overeen met de
leer van de Gnostici over het dualisme van Christus. Een groot aantal Gnostici leert namelijk dat
Christus niet in echt vlees op aarde was, want vlees is vuil en besmet. Christus was volgens hen
slechts een verschijning. Maar het vers zoals in de Statenvertaling moet de goede Bijbellezing zijn
want Polycarpus (c.70-155 na Chr.) wees deze ketters al op hun afvalligheid aan de hand van deze
tekst uit 1 Joh.4:3. Zie J. B. Lightfoot, The Apostolic Fathers, Reprint Baker of Wake, The Lost Books
of The Bible, of N. L Geisler & W. E. Nix, A General Introduction to the Bible, Moody Press, 1986.
Dezen geven aan dat Polycarpus 1 Joh.4:3 citeerde in zijn langere versie met de woorden “in het
vlees gekomen is.” Ons besluit daaruit is dat er in bepaalde Alexandrijnse Bijbelmanuscripten is
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 474

geknipt, waarschijnlijk onder invloed van Gnostici. Waarom kunnen de Griekse manuscripten dan
ook niet besmet zijn, maar veeleer het manuscript wat betreft 1 Joh.5:7 zou bevatten?

Voor de duidelijkheid het volgende. We hebben in wat hieronder volgt de verwijzingen uit
het evangelie volgens Johannes weergegeven wat de aard van Christus is volgens vooral uitspraken
van Jezus zelf. Vergeet niet, dat is diezelfde Johannes die 1 Joh.5:7 schreef.
1°) Hij is YaHWeH, de God van het Oude Testament: 1:15,30 / 5:46 / 8:56-58.
2°) Christus schiep de wereld: 1:1-3 / 1:10.
3°) Hij kwam uit de hemel: 3:13,31 / 6:38,41,51,8,62 / 8:14,21-23.
4°) Hij is één met God de Vader en Hem gelijk: 5:17-18 / 10:30,33,38 / 12:44,45 /
15:23 / 17:11,20-26 / 19:7.
5°) Hij werd mens: 1:14.
6°) Hij was door God de Vader gezonden: 3:16-17, 34 / 4:34 / 5:30 / 6:29,44,57 /
7:28,29,33 / 8:42 / 9:4 / 10:34-36 / 11:42 / 16:27-29 / 17:8 / 20:21.
7°) Zijn gezag ontleende Hij aan God de Vader: 7:16-18 / 8:16, 26-29 / 12:44, 49,50 /
14:24 / 15:15.
8°) Hij heerst over alles: 3:34-35 / 5:19-23, 26,27 /16:15.
9°) Hij ging terug naar de hemel: 6:62 / 7:33-34 / 8:21 / 13:1-3,33 / 14:1-3,12 / 16:27-29
/ 20:17.
10°) Hij sprak over Zijn wederkomst: 5:25-29 / 14:3 / 21:22,23.

Tot slot van dit gedeelte. Benjamin Wilson vertaler van de Diaglott een Grieks-Engelse
vertaling gedrukt op de persen van de Wachttoren zei over de tekst: “This text concerning the
heavenly witness is not contained in any Greek manuscript which was written earlier than the
fifteenth century. It is not cited by any of the ecclesiastical writers; not by any of early Latin fa-
thers even when the subjects upon which they treated would naturally have lead them to appeal
to it’s authority. It is therefore evidently spurious.” = “Deze tekst over het hemelse getuigenis
staat in geen enkel Grieks manuscript dat vóór de vijftiende eeuw is geschreven. Het wordt door
geen van de kerkelijke schrijvers aangehaald; niet door een van de vroege Latijnse vaders, ook
al zouden de onderwerpen waarover ze behandelden hen er natuurlijk toe hebben gebracht een
beroep te doen op zijn autoriteit. Het is dus duidelijk vals.” Dat is zowel onoprecht als
leugenachting gezien er wel twintig citaten zijn aan te voeren die het tegendeel bewijzen. Op de
site van “1john57.com” kan U ze allen op één rij terugvinden. En er zijn na die tijd meerdere
theologen die 1 Joh.5:7 aanhalen als een Schriftuurlijk bewijs van de Drie-eenheid. Met ander
woorden geloof opnieuw niet wat de Wachttoren zegt. En die lijst volgt hierna.

Daar nog wat herhaald aan toegevoegd. Citaat uit Peter Barnes, was 30 jaar een volgeling
van de Wachttoren, en schreef The Truth About Jesus and the Trinity, Equippers, Inc., 1989
blz.11,12. Hij merkt op: “Als we kijken naar de Emphatic Diaglott en Benjamin Wilson’s vertaling
van Johannes 1:1 controleren, zullen we opmerken dat in het interlineaire gedeelte (dat elk Grieks
woord toont met het corresponderende Engelse woord eronder), Wilson heeft geschreven onder
het Griekse woord “QeoV ‘ (godheid, God), ‘een god’, maar als we Wilsons definitieve vertaling
onderzoeken (zijn voorkeursweergave), zien we dat hij niet zegt: “het woord was een god”, maar
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 475

“het woord was God” de vertaling biedt geen adequate ondersteuning voor de Nieuwe-Wereld-
vertaling.”

Drie lijsten over 1 Joh.5:7

De eerste lijst komt van de internetsite van “1john57.com” Je krijgt het beeld van op
welke wijze de tekst gebruikt werd door de eeuwen heen. Er is de verwijzing naar de tijd van de
tekst, de schrijver, en wat er werkelijk staat. Niet vertaald.

Theophilus used the


168 word “trinity” in his let- Theophilus became bishop
A.D. ter to Autolycus. of Antioch.
Written in Greek.
“Who, then, would not be
ashamed to hear men speak
Apologia of Athenagoras of God the Father, and of
177 A writing in Greek---
presented to Roman em- God the Son, and of the
A.D. Anti-Nicene Fathers
perors. Holy Spirit, and who declare
both their distinction in or-
der.”
“And so the connection of
the Father, and the Son,
and of the Paraclete makes
three cohering entities, one
215 Tertullian. Adversus Prax-
(25:1; CC2, 1195) cohering from the other,
A.D. ean per RB
which three are one entity”
refers to the unity of their
substance, not to the one-
ness of their number.
The LORD says “I and the
Father are one” and like-
wise it is written of the Fa-
The Ante-Nicene Fa- ther and the Son and the
thers: Translation of CYPRIAN. De catholicae ec- Holy Spirit. “And these
250
the Writings of the clesiae unitate. (CSEL three are
A.D.
Church Fathers down to 3:215) one.” NOTE: Cyprian is re-
A.D. 325 garded as one “who quotes
copiously and textu-
ally.” Further, the interpo-
lation “In Christo Jesu”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 476

does not yet ap-


pear. note: Cyprian also
quoted Acts 8:37
As John says “and there are
three which give testimony
on earth, the water, the
flesh the blood, and these
three are in one, and there
380A.D. PRISCILLIAN verify here Liber Apologeticus
are three which give testi-
mony in heaven, the Father,
the Word, and the Spirit,
and these three are one in
Christ Jesus.”
Theological Orations, His
385 GREGORY OF
fifth oration was “On the
A.D. NAZANZIUS
Holy Spirit”
“si ab interpretibus fideliter
in latinum eloquium ver-
terentur nec ambiguitatem
legentibus facerent nec trin-
itatis unitate in prima joan-
nis epistola positum legi-
mus, in qua etiam, trium
tantummodo vocabula hoc
est aquae, sanguinis et spiri-
prologue to the Canonical
390A.D. JEROME tus in ipsa sua editione po-
Epistles
nentes et patris verbique ac
aspiritus testimoninum
omittentes, in quo maxime
et fides catholica roboratur,
et patris et filii et spirtus
sancti una divinitatis sub-
stantia comprobatur.”
note: this manuscript also
includes Acts 8:37
“And there are three who
give testimony in heaven,
450 Anchor Bible; Epistle of Contra Varimadum 1.5
the Father, The Word, and
A.D. John, 782 (CC90,20-21)
the Spirit, and these three
are one.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 477

De divinis Scripturis
suie Speculum
(A collection of state-
ments and precepts
drawn from the Old
Latin Bible (both Old
and New Testaments).
It has been attributed
“and there are three which
to Augustine, but this is
give testimony in heaven,
not likely. Aland dates it
the Father, the Word, and
450 c. 427. Except in edi- Latin MS, also known as
the Spirit, and these three
A.D. tions associated with “m”
are one.”note: this manu-
the Alands, it is usually
script also includes Acts
cited as m of the Old
8:37
Latin. In Paul at least,
the text seems to be
generally more primi-
tive than the European
Latin of the bilingual
uncials. In the Catholics,
it has many links with
the text of Priscillian.)
Historia persecutionis Afri-
484
Victor of Vita canae prov. 2.82[3.11],
A.D.
CSEL7, 60
“there are three which bear
Historia persecutionis Afri- testimony in heaven, the
485
Victor Vitensis canae Provinciae 3.11 in Father, the Word, and the
A.D.
PL58, 227C per RB Holy Spirit, and these three
are one.”
“and the three are one
Beuron 64 known as
which bear testimony in
500 “r”. (Sometimes la-
CODEX FREISINGENSIS heaven, the Father, and the
A.D. beled CODEX MONA-
Word, and the Holy Spirit
CENSIS)
and these three are one.”
FULGENTIUS “there are three who bear
(Considered, after testimony in heaven, the
527 Responsio contra Arianos
Amiatinus, the best Father, the Word, and the
A.D. (Ad 10, CC 91) RB
Vulgate manu- Spirit. And the three are
script. Copied for and one being.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 478

corrected by Victor of
Capua. Italian
text. The Gospels are
in the form of a har-
mony (probably based
on an Old Latin original,
and with scattered Old
Latin
readings). Includes the
Epistle to the
Laodiceans.)
“There are three who bear
testimony in heaven, the
527 Contra Fabianum (frag.
FULGENTIUS Father, the Son and the
A.D. 21.4: CC 91A, 797)
Spirit. And the three are
one being.”
“There are three who bear
testimony in heaven, the
527 De Trinitate(1.4.1; CC91A
FULGENTIUS Father, the Word, and the
A.D. 636), per RB
Spirit, and these three are
one being.”
Jerome writes in his pro-
logue that the Comma
prologue to the Catholic
(1John5:7-8) is genuine but
pre 550 Epistles. “Preserved in the
JEROME has been omitted by un-
A.D. Codex Fuldensis (PL 29,
faithful translators. Click
827-31).” per RB.
here to read more about
this.
“Moreover, in heaven, the
570 Complexionn. in Epistt. Father, the Son, and the
CASSIODORUS
A.D. Paulinn. Holy Spirit, and these three
are one God.”
employs “Son” in place of
In Epistolam S. Joannis ad
583 “Word.” NOTE: Cassiodo-
CASSIODORUS Parthos. (10.5.1; PL 70,
A.D. rus cited the Comma in his
1373A)
commentary.
Testimonia divinae Scrip- “And there are three which
636
ISIDORE of SEVILLE turae 2[PL, 83, 1203C] per bear testimony in heaven,
A.D.
RB. the Father, the Word, and
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 479

the Spirit, and the three are


one.”
“and there are three which
bear testimony in heaven,
The Leon Palimpsest,
650 the Father, and the Word,
also known as “Le- CODEX PAL LEGIONENSIS
A.D. and the Holy Spirit, and
gionensis” or Beuron 67
these three are one in
Christ Jesus.”
“The soul and the body and
the mind which are sancti-
fied through three holy
700 On the Holy Eucharistic
JAQUB of EDESSA things; through water and
A.D. Mysteries, Syriac document
blood and Spirit, and
through the Father and the
Son and the Spirit.”
manuscript E (also known
as Basiliensis), Greek. Lo-
735 The year of the decease note: this manuscript also
cated: Basel, Swit-
A.D. of Venerable Bede included Acts 8:37
zerland. Université Biblio-
thèque
all the Epistles (that to the
Colossians following 2 Thes-
750 harl 2 (also known as Latin MS, Beuron 65, Latin
salonians and 1 John 5 -
A.D. “z2” or Harleianus) Vulgate Bible
Jude crowded onto one
leaf.)
“Likewise, in heaven there
“Caroline minuscule” hand.
850 The Ulmensis manu- are three, the Father, the
Includes Laodiceans. Now
A.D. script or “U” Word, and the Spirit, and
in the British Museum.
the three are one.”
“is a specimen of the Visi-
913 - “leon 1” or Lemovicen-
Latin MS of the Cathedral goth miniscule, and con-
923 sis (dated it in the time
of Leon tains 1 John 5:7 - 8 in varied
A.D. of Ordogno II (913-923)
form.”
930 Church of S. Isidore in Latin MS designated as 1 John 5:7 - 8 is found only
A.D. Leon “leon 2” in the margin.
Note: also contains Acts
988 CODEX TOLETANUS or 8:37a, 8:37 b, 9:5, 9:6 and 1
Latin MS
A.D. “T” John 5:7.
Along with cav, the leading
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 480

representative of the Span-


ish text. Among the earliest
witnesses for “1 John 5:7-
8,” which it possesses in
modified form. Written in a
Visigothic hand, it was not
new when it was given to
the see of Seville in 988.
“There are three that bear
witness in heaven; the Fa-
1120 An exposition of the used by the Waldenses and
ther, the Son, and the Holy
A.D. Apostle’s Creed Albigensians
Ghost; and these three are
one.”
1150 Note: contained also Acts
CODEX DEMIDOVIANUS Latin MS
A.D. 8:37 and 1 John 5:7 - 8.
Same as the Old Latin c of
the Gospels. Often cited as
Old Latin elsewhere, but the
1150 written in Languedoc, Old text is vulgate. The two sec-
CODEX COLBERTINUS
A.D. Latin tions are separately bound
and in different hands. The
Vulgate portion of the text
is considered to be French.
“because there are three
which give testimony in
1215 Acts of the Lateran
Latin document heaven, the Father, the
A.D. Council
Word, and the Holy Spirit,
and these three are one.”
Latin “p”
(Old Latin in 1:1-13:6,
“And there are three which
28:16-end. The text is said
bear testimony in heaven,
to be similar to the fourth
1250 CODEX PERPINIANUS or the Father, the Word, and
century writer Gregory of
A.D. Latin p or Beuron 54 the Holy Spirit, and these
Elvira, and is thought to
three are one.” Note: also
have been written in north-
contains Acts 8:37 etc.
ern Spain or southern
France. )
1303 Haitho or Haithom, (1224- 1 John 5:7 is quoted by a
The King of Armenia
A.D. 70) synod held at Sis in Armenia
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 481

37 years after the death of


Haithom.
Unique reading in that it
1350 The Augsburger (2 Cod 3) German MS New reads neither “son” nor
A.D. Bibelhandschrift Testament “word” exclusively, but ra-
ther “the son or the word.”
At the Vatican(Greg 629),
1350 CODEX OTTOBONIANUS formerly known as Act.
written in Greek
A.D. (Act. 162) 162[dated to the 14th cen-
tury per NA26]
“For thre ben that ziuen
witnessing in heuen, the Fa-
dir, the Word, or Sone, and
the Hooly Goost; and thes
in the earliest English Ver-
1380 thre ben oon. And thre
Wycliffe Holy Bible sions made from the Latin
A.D. ben, that ziuen witnessing
Vulgate by John Wycliffe
in erthe, the spirit, watir,
and blood; and thes thre
ben oon.” note: also con-
tains Acts 8:37
Unlike the pre-Lutheran
A. Merk lists the Tepl German Bibles, 1John5:7 is
amidst the codices veteris not inverted. Proof this is a
1389
TEPL CODEX (Teplensis) versiones latinae, Old latin non -Vulgate reading. No
A.D.
MSS, written in Middle scholarly work in print has
High German ever acknowledged the
Comma in the Tepl.
For per bep pre pat beuep
wytnesse in hefne, pe
Fader, & pe Sone, & pe Holy
PAUES, ANNA C., Four- 1904, AMS reprint, 1974.
1400 spiryt; & pese pre bep
teenth Century English Cambridge: University
A.D. on. & per bep pre pat
Biblical Version Press. 41
beuep wytnesse in erpe, pe
Spyrit, & blod, & watyr: &
pese pre bep on.
Editio princeps of printed Quoniam tres sunt testimo-
Latin Bibles, Adam nium dant in caelo Pater,
1456
Mazarin Bible Clarke. C.H. Turner says Verbum, et Spiritus Sanctus,
A.D.
the terminus ad quem is et hii tres unum sunt. Et
supplied by a rubicator’s tres sunt qui testimonium
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 482

note in a copy dated Au- dant in terra. Spiritus,


gust 24, 1456 aqua, et sanquis, et tres
unum sunt
Wann drey seind die gebent
gezeug auf der erde, der
geist, wasser, ond blut, ond
dise drey seind ein. Vnd
1466 [G01]: pre-Lutheran
Strassburg: Johann Mentel drey seind die gebent
A.D. German Bible
gezeug im himel, der vatter,
das wort, ond der heilig
geist; ond dise drey seind
ein.
1470 [G02]: pre-Lutheran
Strassburg: H. Eggestein
A.D. German Bible
wan drey seind die da
gebent gezeugknub auff der
erde, d’geyst, das wasser,
on de blut, ond dise drey
1475 [G03]: pre-Lutheran seind eins. Vnd drey seind
Augsburg: Gunther Zainer
A.D. German Bible die da gebent gezeugknub
im himel. Der vatter, das
wort, ond der heylig gist
ond dise drey seind
eyns. Ob wir auffnemen.
wan drey sind die da beget
gezugknusb auff der erde,d’
geyst, das wasser, ond das
blut, und dise dry sind
1476 [G04]: pre-Lutheran eins. Vn dry sind die da
Augsburg: Gunther Zainer
A.D. German Bible gebent gezugknusz im
himel. Der vatter, das wort,
ond der heylig gist ond dise
drey seind eyns. Ob wir
auffnemen.
was dry sind die da gebet
gezugknusz off o erde der
Nuremberg: Johammes
1476 [G05]: pre-Lutheran geyst, das wasser, ond das
Sensenschmidt & Andreas
A.D. German Bible plut, und dise dry sind
Frisner, p. xcv.
eins. Un dry sind die da
gebent gezugknusz im himel
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 483

Der vatter, das wort, on der


heylig geyst, onnd dise dry
sind eins. Ob wir affnemen.
wan drei seind die do
gebent gezeugknub auff
d’erd, d’geyst, de wasser on
de plut, on dise drei sind
1477 [G06]: pre-Lutheran eins Un drei seind die do
Augsburg: Gunther Zainer
A.D. German Bible gebent zeugknub i
himel. Der vater de wort on
d’heylig geyst. ond dise drei
seind eins. Ob wir
aufneme.
7. wente dre sint de dar
gheuen ghetuchnisse in
Kolner Bible, Die dem hemmel. de vadeer.
Neiderdeutschen dat word, vnde de hillighe
1478 [G07]: Pre-Lutheran Bibelfruhdrucke, ed by gheyst. vnde desse dre sint
A.D. low-German Bible Gerhard een. 8. Vnde dre sint de dar
Ising(Berlin: Akademie- gheuen ghetuchnisse vp der
Verlay, 1976, 6:623) erden. de gheyst. dat water.
vnde dat bloed. vnde desse
dre sint een.
wan drey sind, Sy da geben
gezewgknub auff der erde,
der geyst, de wasser, und
daz blut, und dise drey sind
1483 [G09]: pre-Lutheran Nurember: Anton eins. Und drey sind die da
A.D. German Bible Koberger geben gezewgknub im
hymel. Der vater, das wort,
un der heylig geyst, on dise
drey seind eins. Ob wir
aufnemen.
Wann drey seind, die da
geben gezewgknub auff der
ere, d’geist das wasser, ond
1485 [G10]: pre-Lutheran Strassburg: Johann
das Blut, onnd dise drey
A.D. German Bible Reinhard de Gruningen
seind eins. Unnd drey sind
dye da geben gezewgknub
imm hymel. Der vatter das
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 484

wort, ond der heilig geist,


und dyse drey seind eins,
Ob wir auffnemen.
wann drey sind, die da
geben gezeugknub auff der
erde, der geyst, das wasser,
onnd auch de blutt, onnd
dise drey sind eyns. Und
1490 [G12]: pre-Lutheran Augsburg: Johann
drey sind die da geben
A.D. German Bible Schonsperger
gezeugknub im
hymmel. Der vater, das
wortt, onnd der heylige
geyst, on dise drey sind
eins. Ob wir auffnemen.
Biblia Poliglota biblia
Sacra, hebraice, chal- Faks der Ausgabe 1514-
1514
daice et graece, cum tri- 1517, Madrid: University written in Greek
A.D.
bus interpretationibus Complutense, 1983-1984.
latinus
Taken from the description
of Britannicus by Dr. Dob-
1520
CODEX BRITANNICUS bin, whose source is Eras- written in Greek
A.D.
mus’ Apologia ad Jacobum
Stunicam

De tweede lijst geeft weer in welke belangrijke manuscripten de tekst is terug te vinden,
lijst van http://www.kjv-asia.com
Manuscripts of The Johannine Comma (1 John 5:7)

Below is a list of manuscripts that contain the Johannine Comma.

Gregory- Type Earliest Latest Location


Aland Date Date
Number
01 Majuscule 300 399 London, Brit. Libr., Add. 43725
010 Majuscule 800 899 Cambridge, Trin. Coll., B. XVII. 1
0100 Majuscule 700 799
0101 Majuscule 600 699 Wien, Österr. Nat. Bibl., Pap. G.
39780
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 485

0102 Majuscule 600 699 Athos, Vatopediu, 1219; Paris,


Bibl. Nat., Suppl. Gr. 1155, I;
Athos, Protatu, 56 (= 0138)
0103 Majuscule 600 699 Paris, Bibl. Nat., Suppl. Gr. 726,
fol. 6.7
0104 Majuscule 600 699 Paris, Bibl. Nat., Suppl. Gr. 726,
fol. 1-5. 8-10
0105 Majuscule 900 999 Wien, Österr. Nat. Bibl., Suppl. Gr.
121
0106 Majuscule 600 699 St. Petersburg, Ross. Nac. Bibl.,
Gr. 16; Leipzig, Univ. Bibl., Cod.
Gr. 7; Birmingham, Selly Oak Coll.,
Mingana chr. arab. 93; Sinai, St.
Catherine’s, Harris 8 (= 0119)
0107 Majuscule 600 699 St. Petersburg, Ross. Nac. Bibl.,
Gr. 11
0108 Majuscule 600 699 St. Petersburg, Ross. Nac. Bibl.,
Gr. 22
0109 Majuscule 600 699 Berlin, Staatl. Mus., P. 5010
011 Majuscule 800 899 London, Brit. Libr., Harley 5684;
Cambridge, Trin. Coll., B. XVII. 20
0110 Majuscule
0111 Majuscule 600 699 Berlin, Staatl. Mus., P. 5013
0112 Majuscule
0113 Majuscule
0114 Majuscule
0115 Majuscule 800 999 Paris, Bibl. Nat., Gr. 314, fol. 179.
180
0116 Majuscule 700 799 Napoli, Bibl. Naz., Ms. II C 15
0117 Majuscule
0118 Majuscule 700 799 Sinai, St. Catherine’s, Harris 6
0119 Majuscule
012 Majuscule 800 899 Dresden, Sächs. Landesbibl., A
145b
0120 Majuscule 800 899 Roma, Bibl. Vatic., Gr. 2302
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 486

De derde lijst komt uit de site van Martin A. Shue en zijn artikel ‘Response to Daniel Wallace
Regarding 1 John 5:7.’ U kunt de rest zelf opzoeken en nagaan. Het is de verwijzing naar een reeks
Kerkvaders die het tekstgedeelte 1 Joh.5:7 gebruiken of parafraseren.
“In het volgende deel van zijn artikel citeert Wallace uit Bruce Metzger. Metzger wordt als volgt
geciteerd: “(2) De passage wordt geciteerd door geen van de Griekse kerkvaders, die, als ze het
hadden geweten, het zeer zeker zouden hebben gebruikt in de trinitarische controverses
(Sabellianus en Arian). Het verschijnt voor het eerst in het Grieks in een Griekse versie van de
(Latijnse) Handelingen van het Concilie van Lateranen in 1215.” Dit is een zeer interessante
uitspraak van Metzger. In een poging om het de nietsvermoedende heilige te laten lijken dat er
geen steun is van de vroege kerkvaders voor het vers zegt Metzger “Griekse vaders”. Dit is
interessant omdat Metzger op andere momenten zelf een beroep zal doen op deze ‘niet-Griekse’
kerkvaders als ze gevonden kunnen worden om zijn argument te ondersteunen. Feit is dat de
Comma Johanneum wordt geciteerd door Priscillianus (385 n.Chr.), Cassianus (435 n.Chr.), Ps-
Vigilius (datum onbekend), Ps-Athanasius (6e eeuw), Fulgentius (510 n.Chr.) (zie John Gill), Ansbert
( 8e eeuw), Hiëronymus (4e eeuw), Tertullianus (3e eeuw), Athanasis (350 n.Chr.), Concilie van
Carthago (415 n.Chr.), Vigilius van Thapsus (5e eeuw), Cassiodorus (6e eeuw) en Victor Vitensis, die
vermeldt dat de passage werd “aangedrongen” in een geloofsbelijdenis die werd opgesteld door
Eugenius bisschop van Carthago en geautoriseerd door niet minder dan 460 bisschoppen in 484 na
Christus. Naast degenen die al zijn vermeld, zijn er tal van andere vroege kerkvaders die het vers
citeren zonder aan de authenticiteit ervan te twijfelen. Van bijzonder belang zou ik willen vermelden
dat de passage voorkomt in de Griekse Synopsis van de Heilige Schrift (4de eeuw). Het wordt ook
geciteerd in de ‘Disputation with Arius’ door Ps-Athanasius, waarmee wordt bewezen dat Metzger’s
bewering dat het niet werd gebruikt in de Ariaanse controverse onjuist is. De passage wordt ook
geciteerd in een geïsoleerde homilie door een onbekende auteur, in de benedictijnse editie van
Chrysostomos (tom. xii. pp. 416-21). De datum van deze Homilie is vastgesteld op 381 n. Chr. Dit is
nog een andere Griekse getuige voor de komma van de vierde eeuw. De homilie luidt in het Grieks:
“eis kekletai ho Pater kai ho Uios kai to Pneuma to Agion: dei gar te apostolike choreia parachoresai
ten Agian Triada, en ho Pater kataggellie. Trias Apostolon, martus tes ouraniou Triados.”
Nogmaals, dit is Grieks bewijs dat veel eerder verschijnt dan Metzger beweert wanneer hij zegt:
“De eerste verschijning in het Grieks is in een Griekse versie van de (Latijnse) Handelingen van het
Concilie van Lateranen in 1215.” Ik weet niet zeker of Metzger op de hoogte is van de bovenstaande
feiten of dat hij er gewoon voor heeft gekozen ze over het hoofd te zien.”

In een klein aantal manuscripten zijn aanwijzingen van 1 Johannes 5:7 maar bij deze
kerkvaders is dat zeker zo gezien ze de tekst parafraseren.

Overgenomen van www.nowtheendbegins.com/pages/KJV/early-manuscript-evidence-for-


including-1-john-5-7-king-james-version.htm

Early manuscript evidence that exists for I John 5:7,8


Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 487

➢ Early church writers that used it:


Cyprian 200 - 258 AD. “The Lord says, ‘I and the Father are one;’ and again
it is written of the Father, and of the Son, and of the Holy Spirit, ‘And these
three are one’.” If Cyprian quotes I John 5:7 from his Bible in 200• 258 AD,
it must be a valid reading. His Bible was copied from an older manuscript
containing this verse.
Cyprian lived only 100 years after John wrote the book of 1 John. Cyprian
would have had access to the original manuscript to check.
• Priscillian 350 AD, a Spanish bishop quotes 1 John 5:7,8.
• Idacius Clarus 360 AD, who opposed Priscillian quotes it.
• Varimadum 380 AD.
• Cassiodorus 485 AD.
• Cassian 435 AD.
• Victor Vita 489 AD.
• Jerome 450 AD.
• Fulgentius 533 AD.
• Ps. Vigilius 484 AD.
• Ansbert 660 AD.
Early bible versions that include it:

• Old Syriac 170 AD.


Old Latin 200 AD, in North Africa and Italy.
Italic 4th and 5th century. – Italic
• Monacensis 7th century.
Italic
• Speculum 9th century.
Latin Vulgate 4th, 5th century.
Greek miniscule manuscripts that include it:

• 221 in the 10th century.(variant).


• 88 in the 12th century.(margin).
• 629 in the 14th century.(Ottobanianus)
• 429 in the 14th century (margin).
• 636 in the 15th century. (margin).
• 61 in the 16th century.(Codex Montfortianus)
• 918 in the 16th century. (an Escorial ms).
• 2318 (a Bucharest manuscript).

Early writings:
Liber Apologeticus 350 AD. Council of Carthage 415 AD.

Nu u dit allemaal weet, kan u ook wel zien dat de WT niet oprecht is over wat bijvoorbeeld
John Wesley ooit zei. Hij zou in een preek gezegd hebben, de woorden van Michael Servet
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 488

aanhalend: “Ik heb bezwaar tegen het gebruik van de woorden Drieëenheid en Personen omdat ik
deze termen niet in de bijbel vind. (…) Ik zou er op willen aandringen de woorden te nemen zoals ze
zijn, zonder er een verklaring aan toe te voegen.” En dat laatste heeft betrekking op 1 Joh.5:7. En
zo gaan ze er nog eventjes mee door, de indruk te wekken dat Wesley niet wist waarover hij sprak.
Zie de ‘Ontwaakt!’ van 8 november 1958, blz.25 en vergelijk dat eens met wat John Wesley
werkelijk leerde in een bibliotheek of op Internet. Hier mag je zeggen, eerst zien en dan geloven!
En geloof het maar, John Wesley was een trinitariër van het zuiverste water en ook zijn broer en
medewerker was dat. De Wesley’s waren ook dichters van geestelijke liederen. Kijk maar eens na
in een liedboek van de Methodisten hoeveel liederen er niet over de drie-enige gaan. En wat denkt
u van dit: zouden we het woord Bijbel wel blijven gebruiken, want het staat ook NOOIT in de Bijbel!

En iets over de waarde van Bijbelmanuscripten: “... in de meer dan 600 manuscripten van
het Hebreeuwse Oude Testament zijn er ongeveer 284 miljoen letters. Onder deze 600 plus
manuscripten zijn er ongeveer 900.000 variaties in de tekst. Op het eerste gezicht 900 duizend
variaties lijken er zeker op te wijzen dat de tekst hopeloos corrupt is geworden! Echter, van deze
900 duizend variaties, zijn 750 duizend verwaarloosbare verschillen tussen de vergelijkbare
Hebreeuwse letters waw en yodh. De overige 150 duizend hebben geen invloed op een deel van het
systeem van de leer zoals vindbaar in de Schrift, noch een individuele leer van de Bijbel als geheel.
Het moet worden opgemerkt dat 900 duizend variaties dat klinkt als heel veel, maar 900 duizend
variaties verdeeld over 284 miljoen letters komt neer op een variatie in 316 letters. En als de 750
duizend verwaarloosbare verschillen tussen waw en yodh zijn verdisconteerd, en de 150 duizend
variaties verdeeld over 284 miljoen letters komt dat neer op een variatie in 1893 brieven. Denk aan
dat niveau van nauwkeurigheid voor een oude tekst, waarvan delen tussen 2400 tot bijna 3400 jaar
oud zijn!” –
Robert J. Dunzweiler, http://www.dunzweilerlib.ibri.org/RR005/05inspiration.htm (Hat-
field, PA: Interdisciplinary Biblical Research Institute, 1981).

9.8 TOT BESLUIT

Bij deze vijf teksten zou men er nog drie andere kunnen aan toevoegen, namelijk
Hand.20:28 / Gal.2:20 / Col.2:2, die verder een mogelijke verwijzing zijn naar de godheid van
Christus. Maar in dit geval hebben de Griekse manuscripten bepaalde tekstvarianten die zulk een
verwijzing ofwel toelaten of weerleggen. Het is daarom niet onze bedoeling hier uitvoerig op in te
gaan. Wel hebben de hier besproken teksten van de zijde der Jehovah’s Getuigen nooit een
oprechte en onbevooroordeelde aanpak gehad. Jezus is werkelijk God, naar het getuigenis van
Paulus, Petrus en Johannes. Drie punten hebben we hier niet willen bespreken. Eerst en vooral het
probleem van de punt in sommige manuscripten ná vlees (Grieks “sarka”) in Rom.9:5. Rond 1877
heeft G. Vance Smith (Unitariër) hierover veel gewag gemaakt maar moest toegeven na kritiek van
W. Sanday en F. W. Farrer: “Ik ga dan akkoord met mijn critici dat het bestaan van dit punt in de
Manuscripten de constructie van dit vers in werkelijkheid niet bepaald”, ‘The Expositor’, deel 10,
jaargang 1879 blz.233 (uitgegeven door Hodder and Stoughton).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 489

Het tweede punt dat we niet hebben willen aansnijden is de lezing “God” of “Hij” in 1
Tim.3:16. Het is in feite onbelangrijk. Het is echter theologisch verantwoord te spreken over
Christus als “God in vlees.” Waarom? Aangezien de Logos in voormenselijk bestaan God was
(Joh.1:1) en vlees geworden is (Joh.1:14). In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 december 1988 lezen we:
“Pas na meer dan 200 jaar en nadat er andere oudere handschriften waren ontdekt, bleek de
weergave “wie” of “dat” juist te zijn. Bruce M. Metzger komt in zijn Textual Commentary on the
Greek New Testament tot de slotsom: “Geen enkel unciaal (in de eerste versie) van vóór de
achtste of negende eeuw … ondersteunt …. [theos]; alle oude vertalingen vooronderstellen (hos
of ho), en geen enkele patristische schrijver vóór het laatste derde deel van de vierde eeuw staaft
de lezing …. [theos].” Thans wordt in de meeste vertalingen elke verwijzing naar “God” in deze
tekst consequent weggelaten” (blz.6).

De professor die ze aanhalen is een zeer bekwaam iemand, toch overtuigd het ons niet
wat hij zegt. Hieronder enkele Engelse vertalingen en de weergave van dat vers, u merkt dat de
moderne vertalingen het goed kunnen vinden met de visie van de WT. De King James Version
heeft de Textus Receptus (de overgeleverde tekst uit de latere Manuscripten) en heeft boven
alles onze voorkeur.
NIV: “Beyond all question, the mystery of godliness is great: He appeared in a body”
NASV: “And by common confession great is the mystery of godliness: He who was revealed
in the flesh,”
NWT: “Indeed, the sacred secret of this godly devotion is admittedly great: He was made
manifest in flesh,”
KJV: “And without controversy great is the mystery of godliness: God was manifest in the
flesh,”

Persoonlijk denken we dat de lezing “God” origineel is. En wel om twee redenen. In de
eerste plaats omdat in de oudheid vele keizers en farao’s deze titel hadden (o.a. Ptolemaeus 5
volgens de steen van Rosetta en later keizer Julius Caesar). Paulus kan in polemische zin dit ook
overnemen. Ten tweede is dit de lezing van de oudste kerkvaders uit de 3de eeuw en dit contra
het citaat van B. M. Metzger hierboven. Pro de lezing “God geopenbaard in het vlees” is de
degelijke studie van Terence Brown opgenomen in de bundel ‘True or False?’, ‘The Westcott-Hort
theory examined’ van D.O. Fuller (Kregel Publications, 1970).

Eén Jehovah Getuige, die de “godswoord.nl” internetsite beheert zegt o.a. dit: “De
Alexandrijnse lezing van 1 Timótheüs 3:16 veroorzaakte veel beroering toen ze werd gepubliceerd.
De King James Version (alsook de Statenvertaling) luidt hier met betrekking tot Christus Jezus: “God
is geopenbaard in het vlees.” Maar in deze oude codex schijnt de samengetrokken vorm voor “God”,
bestaande uit de twee Griekse letters “QC”, oorspronkelijk “OC” - het woord voor “wie” - geluid te
hebben. Dit betekende kennelijk dat Christus Jezus niet “God” was.” In de bespreking van de Codex
Alexandrinus op Internet @godswoord.nl. Het is dus duidelijk een bevooroordeelde uitleg, vergeet
dit niet bij zijn opmerkingen.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 490

Ten derde over Hand.20:28. De Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap:
“door het bloed van zijn Eigene.” In de HSV: “verkregen heeft door Zijn eigen bloed.”
Nieuwe Wereld Vertaling: “met het bloed van zijn eigen [Zoon].”
Willibrordvertaling: “door het bloed van zijn eigen Zoon.”
Groot Nieuws Bijbel: “door het bloed van zijn eigen Zoon.”

De NWV-studiebijbel zegt hierover: “Grammaticaal zou deze passage vertaald kunnen


worden zoals in de Statenvertaling: “door Zijn eigen bloed.” (Zie ook Petrus-Canisiusvertaling.)
Dat is voor velen een moeilijke gedachte geweest. Het is ongetwijfeld om die reden dat
ACDSyh(marge) hier “de gemeente van de Heer” lezen in plaats van “de gemeente van God”.
Ook in Het Nieuwe Testament voor leeken leesbaar gemaakt, bewerkt door H. Bakels, treffen wij
de uitdrukking “de gemeente des Heeren” aan. Wanneer de tekst zo luidt, biedt de lezing “door
zijn eigen bloed” geen moeilijkheid. In BVg staat echter “God” (duidelijk herkenbaar), en de
gebruikelijke vertaling zou zijn Gods bloed” (blz.1580, wij onderlijnen in de tekst). In de Engelse
uitgave van de NWT zeggen ze dat de King James version en de Douay vertalingen dat weergeven
als: “door Zijn eigen bloed.”

De vertaling van de SV is = “Gods gemeente verkregen door Zijn eigen bloed” of de HSV
“die Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed.” Dit moet toch gezegd worden: dat zo een lezing
zelfs indien niet aangehaald door de Kerkvaders, in gedachte leefde onder hen. Zo sprak
Tertullianus over; “het lijden van God” en “God die werkelijk gekruisigd is”. Ignatius (gestorven ca.
115) schreef over het: “bloed van God”. Wat zegt de WT in haar citaat hierboven: “Grammaticaal
zou deze passage vertaald kunnen worden zoals in de Statenvertaling: “door Zijn eigen bloed”
(wij onderlijnen in de tekst). Dus houden zo, dan geef je de Christus de eer die Hem toekomt. Over
varianten in de manuscripten dit: ze wijzen erop dat de originele tekst verwijst naar “door Zijn
eigen bloed” volgens de SV en niet “het bloed van zijn eigen Zoon.”

Onderaan staan een aantal teksten uit de Bijbel die de kruisdood van Jezus Christus
benadrukken en wat Hij heeft gedaan aan het kruis voor ons ter illustratie van Hand.20:28:
Romeinen 5:6-8: “Zo zeker als Christus, toen wij nog zwak waren, te zijner tijd voor goddelozen
is gestorven. Want niet licht zal iemand voor een rechtvaardige sterven – maar misschien heeft
iemand nog de moed voor een goede te sterven – God echter bewijst zijn liefde jegens ons,
doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is.”
2 Corinthiërs 5:21: “Hem, die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt,
opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem.”
1 Petrus 2:24: “Die zelf onze zonden in zijn lichaam op het hout gebracht heeft, opdat wij, aan de
zonden afgestorven, voor de gerechtigheid zouden leven; en door zijn striemen zijt gij genezen.”

ENKELE CONCLUSIES IN DE VORM VAN TABELLEN

Jezus Christus is God (YAHWEH)


Hij heeft Gods eigenschappen volgens de Schriften
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 491

Eigenschap God of YaHWeH Jezus Christus


Wie is almachtig (machtig over alles)? 1 Kronieken 29:11 (YaHWeH) Philippenzen 3:20,21
Wie is alwetend (alles wetend)? 1 Johannes 3:20 Colossenzen 2:2,3
Wie is alomtegenwoordig (overal
Spreuken 15:3 (YaHWeH) 2 Corinthe 2:14
tegenwoordig)?
Wie is Heer van de Sabbat? Genesis 2:3 Matthéüs 12:8
Wie is de grote “IK BEN”? Exodus 3:14 (YaHWeH) Johannes 8:58
Wie is DE ENIGE SCHEPPER? Jesaja 44:24 (YaHWeH) Johannes 1:3
Jesaja 43:11 /
Wie is de énige redder? Handelingen 4:12
45:21 (YaHWeH)
Wie zal de mensheid oordelen? Jesaja 3:13, 14 (YaHWeH) 2 Corinthe 5:10
Wie oordeelt de schapen en de bokken? Ezechiël 34:17 (YaHWeH) Matthéüs 25:31-33
Wie zend ons de profeten? Jeremia 7:25 (YaHWeH) Matthéüs 23:34
Wie deed Jezus opstaan? Handelingen 4:10 (YaHWeH) Johannes 10:17,18
Wie komt in “heerlijkheid”? Jesaja 40:5 (YaHWeH) Matthéüs 24:30
Wie is onze Vader? Jesaja 63:16 (YaHWeH) Jesaja 9:6
Wie is “de eerste en de laatste?” Jesaja 44:6 (YaHWeH) Openbaring 1:17
Wie is onze rots van redding? 2 Samuël 22:32 (YaHWeH) 1 Corinthe 10:4
Wie is de struikelsteen? Jesaja 8:13-15 (YaHWeH) 1 Petrus 2:8
Wie is diegene voor wie in de woestijn
Jesaja 40:3 (YaHWeH) Matthéüs 3:3
geroepen wordt?
Wie is eeuwig? Genesis 21:33 (YaHWeH) Micha 5:2
Wie is de fontein van levend water? Jeremia 17:13 (YaHWeH) Johannes 4:10-14
Wie laat de doden opstaan? Handelingen 26:8 Johannes 6:40
Wie geeft de mensen hun loon? Jesaja 40:10 (YaHWeH) Matthéüs 16:27
Wie heeft alle autoriteit? 1 Kron.29:11 (YaHWeH) Matthéüs 28:18
Wie geeft macht en autoriteit aan
Psalm 68:35 Lukas 9:1
mensen?
Wie vergeeft zonden? 2 Kronieken 7:14 (YaHWeH) Matthéüs 9:6
Wie zend de Heilige Geest? Johannes 14:16 Johannes 16:7
Wie heeft de grootste naam? Nehemia 9:5 (YaHWeH) Philippenzen 2:9
Wie moet aanbeden worden? Exodus 34:14 (YaHWeH) Openbaring 5:12,13
Wie is de goede Herder? Genesis 48:15 Johannes 10:14
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 492

Wie doorzoekt de harten van de


Ezechiël 34:11 (YaHWeH) Matthéüs 15:24
verloren kinderen van Israël?
Wie is de “Heer der Heren”? Deut.10:17 (YaHWeH) Openbaring 17:14
Voor wie zal elke knie buigen? Jesaja 45:22,23 (YaHWeH) Philippenzen 2:10
Wie is rechtvaardige tak van David? Jeremia 23:5,6 (YaHWeH) Jeremia 33:15
Wie is Heilig, en Hij alleen? 1 Samuël 2:2 (YaHWeH) Handelingen 3:14
Wiens bloed reinigt ons? Handelingen 20:28 1 Johannes 1:7
Door wie is de wereld geschapen? Spreuken 16:4 (YaHWeH) Colossenzen 1:16
Wie is boven allen? Nehemia 9:6 (YaHWeH) Romeinen 9:5
Wie is altijd dezelfde? Psalm 102:24-27 Hebreeën 1:8-12
Wie is ons licht? Psalm 27:1 (YaHWeH) Johannes 8:12
Wie is de weg of het pad? Psalm 16:11 (YaHWeH) Johannes 14:6
2 Thessalonicenzen
Wie heerst over de engelen? Psalm 103:20 (YaHWeH)
1:7
Wie geeft ons rust? Exodus 33:14 (YaHWeH) Matthéüs 11:28
Wie geeft ons eeuwig leven? Spreuken 19:23 (YaHWeH) Johannes 3:36
Wie is de bruidegom? Jesaja 54:5 (YaHWeH) 2 Corinthe 11:2
Wie test harten en nieren? Jeremia 17:10 (YaHWeH) Openbaring 2:23

Wie heeft alle macht en autoriteit?

God YaHWeH Christus


Ezra 8:22 1 Kronieken Psalm 8:6
Lucas 9:43 29:11 Daniël 7:14
2 Petrus 1:3 1 Kronieken Matthéüs 24:30
Openbaring 4:11 29:12 Joh.17:2
Openbaring 5:13 2 Kronieken 20:6 Hand.10:38
Psalm 103:22 Epheziërs 1:21
Psalm 145:13 Colossenzen 2:10
Nahum 1:3 Hebreeën 1:3
1 Petrus 4:11
Openbaring 5:12
Openbaring 5:13
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 493

Wie heeft de profeten gezonden?

God YaHWeH Christus


2 Kronieken 36:16 Num.11:29 2 Kronieken 28:9 Matthéüs 23:34
Ezra 5:2 Deuteronomium 2 Kronieken 29:25
Lucas 1:70 18:15 Jeremia 1:5
Lucas 11:49 Richteren 6:8 Jeremia 7:25
Hand.3:18 1 Samuël 3:20 Jeremia 27:16
Hand.3:21 1 Koningen 14:18 Jeremia 28:9
Romeinen 1:2 1 Koningen 18:22 Jeremia 29:19
Romeinen 11:3 2 Koningen 3:11 Hosea 12:10
Epheziërs 3:5 2 Koningen 14:25 Amos 2:11
Openbaring 10:7 2 Koningen 21:10 Amos 3:7
Openbaring 22:6 2 Koningen 24:2 Haggaï 1:12
2 Kronieken 18:6 Zacharia 7:7
2 Kronieken 20:20 Zacharia 7:12
2 Kronieken 25:15 Maleachi 4:5

We lezen in de Geloofsbelijdenis van Nicea o. a. dit: “Wij geloven (...) in één Heer Jezus
Christus, de eniggeboren Zoon van God, geboren uit de Vader voor alle eeuwen, God uit God,
waarachtig God uit waarachtig God, geboren, niet gemaakt, van hetzelfde wezen met de Vader en
door wie alle dingen gemaakt zijn.” Dat Jehovah’s Getuigen niet happig zijn op goede informatie
doorgeven aan hun lezers blijkt hieruit dat voor zover we hebben kunnen nagaan ze slechts
éénmaal de volledige tekst van zowel de Geloofsbelijdenissen van Nicea als Athanasius hebben
gepubliceerd in hun totaliteit en dat in ‘Ontwaakt!’ van 22 juli 1957, blz.7,8.

Zowel Jezus als God zijn de Alpha en Omega, de Eerste en de Laatste in de Schrift.

YaHWeH CHRISTUS
Jesaja 41:4 Openbaring 1:8 / Opb.1:17, 18 / Opb.2:8
Jesaja 48:12 Openbaring 22:12-16
Openbaring 21:6,7
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 494

WAT ZIJN DAN DE BELANGRIJKE REDENEN OM TE GELOVEN


IN EEN ABSOLUTE GODHEID VAN CHRISTUS.
1°) Namen die betrekking hebben op YaHWeH in het OT zijn op Christus toegepast in het
NT. De discipelen nemen YaHWeH-teksten uit het OT en passen ze toe op Jezus.
2°) Jezus toont in praktijk over alle macht te beschikken.
3°) Christus vergeeft zonden wie Hij wil en weerhoudt deze van anderen.
4°) Hij ontvangt echte aanbidding, de twee belangrijkste woorden daarvoor in de Bijbel
zijn op Hem van toepassing.
5°) Jezus getuigd van een alomtegenwoordigheid. Mensen of een engel zijn dat niet.
6°) Jezus is alwetend. In het geval van het einde der wereld éénmaal niet (Marc.13:32).
Maar dat is om een heel bijzondere reden en heeft te maken met de incarnatie.
7°) Het zijn leerlingen van Hem die geloven dat Hij God is: Joh.1:1,14,18 / Rom.9:5 / Titus
2:13 enz. We moeten Jezus op dezelfde wijze eren als we de Vader eren (Joh.5:23).

APPENDIX 7: OVER HET HENOTHEÏSME VAN DE WACHTTOREN

In de Schrift kan je niet zoveel teksten vinden die spreken over valse goden, het is tenslotte
het boek van Gods handelen. Maar dat ze bestaan is evident en de kunst is deze goden te
onderscheiden van de Almachtige. Doen we dat niet of zijn we te slordig is onze studie op dat
gebied, dan is dat fataal voor ons geestelijk leven. Klaagliederen 2:14, zegt volgens de Leidse
vertaling: “Uw profeten hebben voor u gezien valse en ijdele gezichten: zij hebben uw schuld niet
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 495

geopenbaard om uw lot te keren, maar u valse godspraken verkondigd, welker gevolg


verstooting was.” Handelingen 14:15, Leidse vertaling: “Mannen, wat doet gij daar! Wij zijn
mensen van gelijke natuur als gij, en prediken u dat gij u van die valse goden bekeren moet tot
den levenden God, die den hemel, de aarde, de zee en alwat daarin is gemaakt heeft.” In de
Luthervertaling van Hosea 12:1 staat: “In Efraïm is overal leugen tegen Mij en in het huis van
Israël valse godsdienst; maar ook Juda houdt niet meer vast aan God en aan den Heilige, die
getrouw is.” Wij onderstrepen in alle teksten.

Hebben we de juiste weg gekozen dan is aan de orde wat Paulus zegt in Galaten 4:8,
Statenvertaling: “Maar toen, als gij God niet kendet, diendet gij degenen, die van nature geen
goden zijn.” Galaten 4:8 leest volgens de Luthervertaling: “Maar in dien tijd, toen gij God niet
kendet, diendet gij degenen, die van nature geen goden zijn.” In de Leidsche vertaling Galaten
4:8 staat: “Weliswaar hebt gij vroeger, toen gij God niet kendet, goden gediend die inderdaad
geen goden zijn” (Wij onderstrepen in alle teksten).

We willen het in dit gedeelte vooraf hebben over: HEBREEUWS HENOTHEÏSME. Hier een definitie
over dat begrip “Henotheïsme”. Uit de Nederlandse Wikipedia, de internetencyclopedie citeren
we uit het artikel “God” het volgende (de definitie van 15 jaar terug):
“Henotheïsme is een variant op het polytheïsme. Het zegt dat er vele goden zijn, maar dat een
daarvan de allerhoogste is, dat de andere slechts ondergeschikt zijn en niet hetzelfde niveau van
‘god-zijn’ hebben. Sommige vormen van het klassieke Griekse en Romeinse polytheïsme vallen
onder deze categorie, zie (de) Griekse mythologie en Romeinse mythologie. De Noorse mythologie,
met hun oppergod Odin, waaraan alle andere goden ondergeschikt zijn, valt eveneens onder het
henotheïsme.”

In de Engelstalige versie van de Wikipedia, (the free encyclopedia van internet) staat onder
het artikel: “Henotheism” het volgende als inleiding, door ons vertaald: “In religie en filosofie
gebruikt men de door Max Mülller uitgevonden term “henotheïsme” en dat wijst op het geloof in
en mogelijks aanbidden van meerdere goden, waarvan één de hoogste is. Het kreeg ook de naam
van “inclusief monotheïsme” of “monarchaal monotheïsme.”
Volgens Müller, gaat het om “monotheïsme in principe maar polytheïsme in de werkelijkheid”
(…)”Judaïsme
In het vroege Judaïsme eert men Abraham als diegene die de aanbidding van afgoden in zijn familie
en zijn naburen oversteeg door de Hebreeuwse god te erkennen en met hem werd het fundament
gelegd van wat de wetenschappers het “ethisch monotheïsme” noemen. De tien geboden hadden
een duidelijk verbod voor de kinderen van Israël elke andere god te aanbidden dan de éne die zich
geopenbaard had op de berg Sinaï en hun de Thora gaf. Ongelukkigerwijze, zoals duidelijk is uit de
Tenach (de Oudtestamentische Bijbel) en in overtreding met de leer van de Thora werd de
patroonheilige YHWH dikwijls samen aanbeden met goden als Baäl, Asherah en El. En later kreeg
deze stamgod in de ogen van het volk alle benamingen van de andere goden.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 496

In dit artikel worden ook de Mormonen terecht geklasseerd onder de henotheïsten. Maar
een oogopener is wel wat er in die encyclopedie staat over: ‘HEBREW HENOTHEISM.’ Door ons
vertaald daaruit de inleiding:
“Voor de beste update bronnen in dit verband, zie Mark Smith’s The Early History of God (Harper &
Row, 1990) en The Triumph of Elohim, ed. Diana V. Edelman (Eerdmans, 1995).
God heeft plaats genomen in de goddelijke vergadering; in het midden van de goden spreekt Hij
recht. – Ps. 82:1
“Het ziet er duidelijk genoeg uit (...) dat Mozes géén monotheïst was. Maar hem een polytheïst
noemen lijkt ook verkeerd. We mogen besluiten dat Mozes ergens stond tussen het totemisme en
het monotheïsme. Een term om deze positie te omschrijven is henotheïsme.” H. Keith Beebe, The
Old Testament, blz.160.
“De stammen van Israël waren de erfgenamen van een religieuze traditie die slechts polytheïstisch
kan geweest zijn” Yehezkel Kaufmann, The Religion of Israel, blz.7 (enz…).”

Dit moet u zondermeer lezen en ook wat de Encyclopedia Britannica zegt. De laatste kan u
gedeeltelijk raadplegen op internet vanuit een gratis abonnement voor één maand.

Wat leert de moderne theologie over het OT


Moderne theologen leren dus tussen de regels door, dat het OT een vorm van henothëisme
leert. Ze zullen het niet altijd openlijk toegeven. Voel je wat voor deze theologie, je zal het wellicht
zelf niet onmiddellijk willen beamen. We vertellen echter niet iets zonder fundament. Hier enkele
opmerkingen die onze stelling ondersteunen. De Duitse theoloog Albrecht Alt, zegt zondermeer in
zijn, ‘Essays on Old Testament History and Religion’, Doubleday, 1967, blz.10,11 dat de goddelijke
titels die YaHWeH uit het OT heeft als; ‘El Bet’ el (Gen.31:13 / 35:7), ‘El ‘Olam (Gen.21:33), ‘El Ro’i
(Gen.16:13), ‘El ‘Elyon (Gen.14:18) en ‘El Saddai (Gen.17:1) oorspronkelijk verscheidene goden
waren die door de Joden aanbeden werden. De Katholieke exegeet Bruce Vawter zegt dat ‘El Bet’el
één god is uit een pantheon van goden (B. Vawter, ‘On Genesis: A New Reading’, Doubleday, 1977,
blz.313). Theodore C. Vriezen, de Nederlander die hoog wordt aangeschreven in moderne
Bijbelkringen als Oudtestamenticus zegt over het voordeel van het begrip henotheïsme: “Deze
gedachte, van wezens die God omringen, doet niets af aan de uniciteit van God; integendeel, deze
goddelijke wezens onderstrepen zijn unieke wezen; hij is de God der goden en ook hun God, zij
prijzen zijn heiligheid. Ver van een aanvaring te zijn met het monotheïsme, ligt in dit concept de
grote nadruk op de majesteit van Yahweh. Yahweh is een unieke God, maar hij is niet alleen.” Zie
Theodore C. Vriezen, ‘An Outline of Old Testament Theology’, Oxford: Basil Blackwell, 1962,
blz.180.

De archeoloog Cyrus Gordon beweerd in, ‘The Ancient Near East’, Norton, revised edition
1965, blz.38 e.v. dat DE NAAM “Yahweh” in bepaalde Amoritische namen is verwerkt. Zo
bijvoorbeeld kan “yw” staan voor de Godsnaam in het Ugaritisch. In de Ebla-tabletten, uit het 3de
millennium vóór Christus, die niet zonder een zekere controverse zijn, vinden we volgens Giovanni
Pettinato, de eerste beschrijver van deze tabletten, enkele malen “Ya” of “Yaw” en dat zou naar
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 497

de godsnaam verwijzen. Maar recentere onderzoekers (zoals Alphonso Archi) nemen een andere
visie aan. Zie bijvoorbeeld ‘Biblical Archaeology Review’ 6:6 (1980), blz.38,43.

In zijn commentaar op Deuteronomium zegt A. Phillips als commentaar bij het eerste
gebod: “er is hier géén gedachte aan monotheïsme. Het gebod zoekt niet het bestaan van andere
goden te ontkennen, maar Israël er voor te waarschuwen dat ze met die goden niets mogen te
maken hebben” (wij onderstrepen, A. Phillips, ‘Deuteronomy: The Cambridge Bible Commentary’,
Cambridge University Press, 1973, blz.219).

Een tekst als Deut.32:8 zou kunnen wijzen op het bestaan van echte andere goden. Het zijn
dan goden die over andere volkeren dan Israël god zijn. Er zou een ontologische status van die
goden zijn (ze bestaan echt), zeggen sommige exegeten. YaHWeH is volgens hen slechts één God
onder andere Goden. Deut.32:8 is een moeilijk te vertalen tekst en er zijn verschillen tussen de
Masoreten en de Septuaginta. Een recent gevonden rol uit het Dode Zee archief zou de
Septuagintalezing ondersteunen. Wat is het grote verschil; zijn de andere goden deel van een
pantheon van goden of zijn het afgoden? Gerald Cooke en nog anderen zeggen dat YaHWeH één
van de “zonen van God” is in de zin van b’n’ ‘Elyon dus niet een oppergod is maar één van een
serie goden. We wijzen er slechts op en zie verder, ‘The Interpreter’s Bible’, Abingdon, 1952, Vol.
2, blz.529 en Gerald Cooke, ‘The Sons of (the) God(s)’, ‘Zeitschrift fur Alttestamentliche
Wissenschaft’ (1964), blz.33.

Een Hebreeuws grammaticus als Gensenius weet over het meervoud voor god = ‘elohim
zoals gebruikt in Gen.1:26 te zeggen dat het géén majestatisch meervoud is. Zie Gensenius’ Hebrew
Grammar, ed. E. Kautzsch, Oxford, 1909, blz.399. Gensenius gaat dan ook uit van de stelling dat de
“bene ‘elohîm” = de “zonen van God”; “niet echt wijst naar de zonen van god(en) maar naar
wezens van de orde van de ‘elohîm of ‘elim...” (Gensenius, op. cit., blz.418.) Opgepast, wat
hierboven staat is wat moderne theologen zeggen voor wie de openbaring Gods niet datgene
betekent wat de Schrift erover zegt, volgens onze overtuiging. Het is ook niet wat onze
belijdenissen zeggen over het spreken van God in zijn Woord en in Zijn profeten. In de moderne
theologie is God niet soeverein over Zijn schepping. Ik vraag mezelf méér dan ééns af; geloven deze
mensen nog wel in God of is godsdienst maar “spielerei” voor hen?
[Ken Johnson van Bible Facts, heeft op https://www.youtube.com/watch?v=ljRfvyTjHvE&t=7s
een studie over Trinity in the Dead Sea Scrolls: ik geef het mee maar met vraagtekens van mezelf!]

Zogenaamd christelijk henotheïsme

De Christen Gemeenten van God, AUSTRALIA, bespraken op het Internationale Congres van
Dienaren (5 tot 10 december 1995) van de Gemeente van God (Zevende Dag), de godheid van
Christus. Het document verscheen op hun internetsite als ‘De godheid Christus’ [147], (Copyright
1995 Wade Cox). We citeren er enkele zaken uit omdat het zowel in zekere mate weergeeft wat
de WT leert als wat de moderne theologen beweren. Het gaat ook hier om echt HENOTHEÏSME.
Het citaat is als volgt:
“5. Zijn deze elohim (God en Christus) dan beperkt tot twee elohim of wezens?
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 498

Het antwoord is nee. De Psalmen geven duidelijk aan dat de elohim een vergadering van goden,
een raad van elohim, vormen.
De elohim houden rechtspraak te midden der goden (Psalm 82:1). Deze rang wordt later uitgebreid
tot mensen (Psalm 82:6; Zacharia 12:8). Hij is groter dan de andere elohim (Psalm 86:8). God is een
grote koning boven alle elohim (Psalm 95:3) en Hij is geducht boven alle elohim (Psalm 96:4). God
moet door de elohim aanbeden worden (Psalm 97:7). De Allerhoogste is zeer hoog verheven boven
alle goden (Psalm 97:9). De Jehovah van Israël, de adon (enkelvoud) of Heer van Israël is boven alle
elohim (Psalm 135:5). Jehovah Elohim Sabaoth is een grootmachtige Jah of God (Psalm 89:8-9).
De wezens zijn dus duidelijk apart en er zijn er meer dan twee. Er is een Elohim der elohim, Die het
voorwerp van verering en dankzegging is (Psalm 136:2). Deze Elohim zalfde Messias met
vreugdeolie boven zijn metgezellen. Deze metgezellen zijn de elohim die allen zonen Gods zijn.
Christus verwierf zijn status als Gods zoon in kracht door de opstanding uit de doden (Romeinen
1:4). Hij gaf de positie op die hij had om bovenmate verhoogd te worden ook als Hogepriester
(Hebreeën 1:3-14; 2:5-10). Hij die heiligt en zij die geheiligd zijn hebben allen één oorsprong.
Daarom schaamt hij zich niet om hen broeders te noemen (Hebreeën 2:11). Allen zullen elohim
worden als zonen Gods.
Als mede-ërfgenamen zullen wij deze status verkrijgen. Sinds het begin van de Gemeente hebben
wij deze leerstelling gehad. Irenaeus was er zeker van dat Psalm 82:1 verwees naar de theoi of
goden (elohim), waaronder ook de uitverkorenen vielen, namelijk zij die van de aanneming tot
zonen zijn” (wij onderlijnen in de tekst).
Vervolgen we met een ander heet hangijzer. U zal het wellicht op het eerste zicht niet
merken maar ook de mensen van “De Wachttoren” geloven in een méér-godendom, meer
bepaald het henotheïsme. En als u hen erop attent maakt dan zal men u gewoon zeggen dat u (of
wij) er niets van begrepen hebben. Het zijn vooral twee Amerikaanse theologen die het begrip
henotheïsme gebruiken in verband met de leer van de Getuigen. In de eerste plaats, R. M.
Bowman Jr. opvolger van Dr. W. Martin een gekend anti-sektebestrijder uit de jaren 60-90. Van
Walter Martin wisten leden van de Wachttoren te vertellen dat hij een 280-pond-duivel-in-het-
vlees was. Afhankelijk van mijn dieet voegde hij er steeds lachend aan toe. Een ander iemand die
de nadruk legt op de henotheïsme van de WT, is Sam Shamoon, een Amerikaans evangelist onder
vooral Islamieten. Zie voor hun werken naar de bibliografie. Hun argumenten zijn ook voor mij
apologetisch overtuigend. Daarom een ganse reeks opmerkingen hierover.

De tabel onderaan hebben we samengesteld vanuit drie publicaties van de Getuigen van
de Wachttoren en geven weer wat ze bedoelen te zeggen over hun “godenleer.” Dat zijn volgens
alle sleutelbegrippen bij dit onderwerp hun gedachten en verwijsteksten, uit:
‘Inzicht in de Schrift’, 2 delen
‘Moet u geloof stellen in de drieëenheid?’, 1989.
‘Redeneren aan de hand van de Schrift,’ 1985 (of de nieuwe versie in druk van 2009),

Welke teksten gebruikt de WT ter ondersteuning van hun henotheïsme visie:


1°) Jezus Christus is een machtige god: Joh.1:1 / 20:28 / Heb.1:6,8.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 499

2°) Engelen zijn goden: Ps.97:7 plus Heb.1:6 / Ps.8:5 plus Heb.2:7 / Job 20:15 in LXX /
verschijningen van een/de engel des HEREN volgens Gen.18:1,22 / 19:1,13.
3°) Zonen van God zijn goden: Gen.6:2,4 / Job 1:6 / 2:1 / 38:7 / Ps.29:1,2 / 89:6.
4°) Satan is de God van deze wereld/eeuw: 2 Cor.4:4.
5°) Demonen zijn goden: 1 Cor.10:20 / Gal.4:8.
6°) Mensen worden goden genoemd: Ex.4:16 / 7:1 / 22:8-9 / Ps.82:6 plus Joh.10:33 /
Ezech.32:21 / 28:2,9 / Hand.12:22.
7°) Houten, bronzen en andere gemaakte beelden zijn goden: Ex.32:1,4,8,23,31 /
Richteren 8:33 / 11:24 / 16:23 / 2 Kon.1:2-3 / 19:37.
Deut.4:39:
“39 Daarom moet u heden weten en ter harte nemen dat de HEERE God is, boven in
de hemel en beneden op de aarde, niemand anders!”

We lezen in de internetstudie van Mitchell Gray, een Jehovah Getuige, ‘Ontkennen


Jehovah’ s Getuigen Bijbels Monotheïsme? Een Antwoord aan Robert M. Bowman, Jr.’, © 2000
Jehovah’s Witnesses United, het volgende (citaat uit de Nederlandstalige versie):
“Na een nauwkeurige studie ben ik tot de conclusie gekomen dat er nu twee soorten monotheïsme
zijn.
Er is Bijbels monotheïsme en er is strikt monotheïsme. Simpel gezegd is Bijbels monotheïsme het
geloof in één Almachtige en Superieure God, maar staat het onderhand toe dat anderen de titel
“god” dragen zonder dat ze daarbij een valse god zijn. Dit verschilt van henotheïsme waarbij men
één Almachtige God aanbidt zonder daarbij het bestaan van andere Goden die aanbeden kunnen
worden te ontkennen. Henotheïsme moet niet worden verward met monotheïsme of polytheïsme
(aanbidding van meer dan één god).
Bij Bijbels monotheïsme aanbidt en dient iemand alleen één Almachtige God. Er zijn GEEN andere
goden die aanbeden kunnen worden. Er zijn echter wezens die de titel “god” kunnen dragen, maar
die geen goden “in toto” zijn. De Almachtige God geeft hen (of staat hen toe) een positie en mate
van autoriteit om zijn wil te doen; op te treden als zijn vertegenwoordigers (of simpelweg regeren
met grote macht). Neem bijvoorbeeld de engelen. Ze kunnen “goden” worden genoemd, maar
worden niet aanbeden als goden (Openbaring 22:8, 9).
Ze hebben de titel “goden” gekregen van de Enige Almachtige God, omdat ze handelen als
vertegenwoordigers voor Hem. Ze oefenen grote kracht en autoriteit uit die hen is gegeven door de
Almachtige God. Ze kunnen eenieder doden, tuchtigen of straffen als ze dat nodig achten (Lukas
1:8-20; Handelingen 7:53; Hebreeën 2:2; Genesis 19:11)” (wij onderlijnen in de tekst).

We zetten die visies van “moeder” (de WT) en “zoon” (Mitchell Gray) om in een tabelvorm
en dat ziet er dan uit als volgt:
HENOTHEÏSME = de leer van de Wachttoren over God en goden
WIE? SOORT VAN GOD WARE, CONTRA BEPAALD OF IS GOD
VALSE GODEN ONBEPAALD GENOEMD MET
LIDWOORD GODS AKKOORD
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 500

Jehovah, klasse Almachtige God Ware God DE GOD Ja, Hij is oppergod
van God
Jezus, klasse van Machtige God * een god “een god” in Ja, hij is de
god Joh.1:1 volgens eerstgeboren
de vertaling van
de Wachttoren
Engelen, klasse lagere god Goden een god Ja, Jehovah is
van goden akkoord
Mensen, klasse lagere god Goden een god Ja, Jehovah is
van goden akkoord
Duivelen, klasse géén god Valse goden een god NEEN, Jehovah is
van goden niet akkoord
Idolen, klasse van géén god Valse goden een god NEEN, Jehovah is
goden niet akkoord
*Ook de Vader is “Machtige God” genoemd in Jesaja 10:21 en Jer.32:18 (onze opmerking)

Opmerkingen bij deze tabel: enkele Bijbelteksten

ER IS BIJBELS GEZIEN MAAR ÉÉN GOD


Psalm 86:8,10 zegt in respectievelijk de Statenvertaling, Herziene Statenvertaling,
Luthervertaling (Nederlandstalige versie) en Leidsche vertaling (onze hoofdletters en
onderstrepingen):
“8 Onder de goden is niemand U gelijk, Heere! en er zijn geen gelijk Uw werken. (…) 10 Want Gij
zijt groot, en doet wonderwerken; Gij ALLEEN zijt God.”
“8 Onder de goden is niemand U gelijk, Heere; werken als de Uwe zijn er niet. 10. Want U bent
groot en doet wonderen, U God, U alleen.”

“8 Heer, niemand is U gelijk onder de goden, en niemand is er, dien, doen kan zoals Gij. (…) 10
omdat Gij zo groot zijt, en wonderen doet, en ALLEEN God zijt.”
“8 Uws gelijke is er niet onder de goden, Heer, en niets evenaart uw werken. (…) 10 Want gij zijt
groot en doet wonderen; gij zijt God, gij ALLEEN.”

Jesaja 43:10,11 zegt in respectievelijk de Statenvertaling, Herziene Statenvertaling,


Luthervertaling (Nederlandstalige versie) en Leidsche vertaling (onze hoofdletters en
onderstrepingen):
“10 Gijlieden zijt Mijn getuigen, spreekt de HEERE, en Mijn knecht, dien Ik uitverkoren heb; opdat
gij het weet, en Mij gelooft, en verstaat, dat Ik Dezelve ben, [dat] VOOR MIJ GEEN GOD
GEFORMEERD is, en na Mij geen zijn zal. 11 Ik, Ik ben de HEERE, en er is geen Heiland behalve
Mij.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 501

“10 U bent Mijn getuigen, spreekt de HEERE, en Mijn dienaar die Ik verkozen heb, opdat u het
weet en Mij gelooft, en begrijpt dat Ik Dezelfde ben: VÓÓR MIJ IS ER GEEN GOD GEFORMEERD
en na Mij zal er geen zijn. 11. Ik, Ik ben de HEERE, buiten Mij is er geen Heiland.”
“10 Maar gijlieden zijt mijne getuigen, spreekt de Heer, en mijn knecht, dien Ik verkoren heb,
opdat gij het weet, en Mij gelooft, en verstaat, dat Ik het ben; VOOR MIJ GEEN GOD GEMAAKT,
ook zal er na Mij geen zijn: 11 Ik, Ik en de Heer, en er is geen Heiland buiten Mij.”
“10 Gij zijt mijn getuigen, spreekt de Heer, gij zijt mijn dienaar, dien ik verkoren heb; opdat gij
het erkent en mij gelooft, en goed begrijpt dat ik het ben: VOOR MIJ GEEN WAS GEEN
GEFORMEERD, en na mij zal er geen zijn. 11 Ik, ik ben de Heer; buiten mij is er geen redder.” Let
op de kleine g voor god in deze vertaling. Dat doet de WT in Joh.1:1!

Jesaja 44:6,8 zegt in respectievelijk de Statenvertaling, Herziene Statenvertaling,


Luthervertaling (Nederlandstalige versie) en Leidsche vertaling (wij onderlijnen in de tekst):
“6 Zo zegt de HEERE, de Koning van Israël, en zijn Verlosser, de HEERE der heirscharen: Ik ben de
Eerste, en Ik ben de Laatste, en behalve Mij is er geen God. (…) 8 Verschrikt niet, en vreest niet;
heb Ik het u van toen af niet doen horen en verkondigd? Want gijlieden zijt Mijn getuigen: is er
ook een God behalve Mij? Immers, er is geen [andere] rotssteen: Ik ken er geen?”
Jesaja 44:6: “6 Zo zegt de HEERE, de Koning van Israël, zijn Verlosser, de HEERE van de
legermachten: Ik ben de Eerste en Ik ben de Laatste, en buiten Mij is er geen God. 8 Wees niet
angstig en wees niet bevreesd. Heb Ik het u van toen af niet doen horen en bekendgemaakt?
Want u bent Mijn getuigen: is er ook een God buiten Mij? Er ís geen andere rots, Ik ken er geen.”
“6 Dus spreekt de Heer, de koning van Israël, en zijn Verlosser, de Heer Zebaoth: Ik ben de eerste
en Ik ben de laatste, en buiten Mij is er geen God. (…) 8 Vreest dan niet en verschrikt niet; heb ik
het u niet van dien tijd af doen horen en het verkondigd? Want gij zijt mijne getuigen, of er een
God is buiten Mij? Er is geen andere steenrots, Ik ken er geen.”
“6 Zo spreekt de Heer, Israëls koning, zijn losser, de Heer der heirscharen: Ik ben de eerste en de
laatste; buiten mij is er geen god. (…) 8 Siddert niet en vreest niet. Heb ik het u niet voorlang
doen horen? het medegedeeld? Gijzelf zijt mijn getuigen. Is er een god buiten mij? of een Rots?
Gij kent er geen.”

De titels, voor zowel de Vader als de Zoon in het boek Openbaring hebben we in
overzichtelijke tabellen omgezet en hier zijn ze:

3 resultaten voor de titel in de HSV voor “Ik ben de Alfa en de Omega”

• Openbaring 1, vers 8: Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, zegt de
Heere, Die is en Die was en Die komt, de Almachtige.

Openbaring 1, vers 11: die zei: Ik ben de Alfa en de Omega, de Eerste en de Laatste, en: Wat
u ziet, schrijf dat op een boekrol en stuur het aan de zeven gemeenten die in Asia zijn: naar
Efeze, naar Smyrna, naar Pergamus, naar Thyatira, naar Sardis, naar Filadelfia en naar
Laodicea.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 502

Openbaring 21, vers 6: En Hij zei tegen mij: Het is geschied. Ik ben de Alfa en de Omega, het
Begin en het Einde. Wie dorst heeft, zal Ik voor niets te drinken geven uit de bron van het
water des levens.

3 resultaten voor de titel in de HSV voor “de Eerste en de Laatste”

• Openbaring 1, vers 11: die zei: Ik ben de Alfa en de Omega, de Eerste en de Laatste,
en: Wat u ziet, schrijf dat op een boekrol en stuur het aan de zeven gemeenten die in Asia
zijn: naar Efeze, naar Smyrna, naar Pergamus, naar Thyatira, naar Sardis, naar Filadelfia en
naar Laodicea.”

Openbaring 1, vers 17: En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten, en Hij legde Zijn
rechterhand op mij en zei tegen mij: Wees niet bevreesd, Ik ben, de Eerste en de Laatste.”

Openbaring 22, vers 13: Ik ben de Alfa, en de Omega, het Begin en het Einde, , de Eerste en
de Laatste”

3 resultaten voor de titel in de HSV voor “het Begin en het Einde”

• Openbaring 1, vers 8: Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, zegt de
Heere, Die is en Die was en Die komt, de Almachtige.

Openbaring 21, vers 6: En Hij zei tegen mij: Het is geschied. Ik ben de Alfa en de Omega, het
Begin en het Einde. Wie dorst heeft, zal Ik voor niets te drinken geven uit de bron van het
water des levens.

Openbaring 22, vers 13: Ik ben de Alfa, en de Omega, het Begin en het Einde, de Eerste en
de Laatste.

3 resultaten voor de titel in de HSV voor “ ”

• Openbaring 1, vers 4: Johannes aan de zeven gemeenten die in Asia zijn: genade zij
u en vrede, van Hem , en van de zeven Geesten, Die voor Zijn
troon zijn.”

Openbaring 1, vers 8 Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, zegt de Heere,
, de Almachtige.”

Openbaring 11, vers 17 en zeiden: Wij danken U, Heere, God de Almachtige,


, omdat U Uw grote kracht ter hand hebt genomen en Koning geworden
bent.”

Een variante hierop is Openbaring 16:5: “5 En ik hoorde de engel van de wateren zeggen:
U bent rechtvaardig, Heere, dat U dit oordeel geveld hebt.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 503

ISRAËL LEEFDE SOMS, of moeten we zeggen meerdere malen, ZONDER DE ÉNE WARE GOD
2 Kronieken 15:3 zegt in respectievelijk de Statenvertaling, Luthervertaling
(Nederlandstalige versie) en Leidsche vertaling (wij onderlijnen in de tekst):
“Israël nu is vele dagen geweest zonder den waren God, en zonder een lerenden priester, en
zonder de wet.”
“In Israël zijn vele dagen voorbijgegaan zonder den waren God, zonder onderwijzenden priester
en zonder wet.”
“Menigwerf heeft Israël tijden beleefd dat het geen waren god, geen priester-leeraar en geen
wet had.”

Maar Israël zal hersteld worden volgens Jesaja 44:5,6. Daar staat in respectievelijk de
Statenvertaling, Herziene Statenvertaling, Luthervertaling (Nederlandstalige versie) en Leidsche
vertaling (wij onderlijnen in de tekststrepen):
“5 Deze zal zeggen: Ik ben des HEEREN; en die zal [zich] noemen met den naam van Jakob; en
gene zal [met] zijn hand schrijven: [Ik] [ben] des HEEREN, en zich toenoemen met den naam van
Israël.”
“5 De een zal zeggen: Ik ben van de HEERE, een ander zal zich noemen met de naam Jakob, weer
een ander zal met zijn hand schrijven: Van de HEERE, en de erenaam Israël aannemen.”
“5 Deze zal zeggen: Ik ben des Heren; en gene zal zich noemen met den naam Jakob, en deze zal
met zijne hand schrijven: ‘Voor den Heer!’ en zal den toenaam Israël aannemen.”
“5 Deze zal zeggen: Ik ben van den Heer, gene zich naar Jakob noemen; deze zal op zijn hand
schrijven: Van den Heer, en den naam Israël als eretitel dragen.”

ER IS BIJBELS GEZIEN GÉÉN GOD DAN DE ÉNIGE GOD


Jesaja 45:6,8 zegt in de Statenvertaling, (onze hoofdletters en onderstrepingen):
“6 Zo zegt de HEERE, de Koning van Israël, en zijn Verlosser, de HEERE der heirscharen: Ik ben de
Eerste, en Ik ben de Laatste, en BEHALVE MIJ IS ER GEEN GOD. (…) 8 Verschrikt niet, en vreest
niet; heb Ik het u van toen af niet doen horen en verkondigd? Want gijlieden zijt Mijn getuigen:
is er ook een God behalve Mij? Immers, er is geen [andere] rotssteen: Ik ken er geen?”
Jes.45:21 zegt in de Herziene Statenvertaling: “Maak bekend en breng naar voren, ja,
beraadslaag samen: Wie heeft dit van oudsher doen horen? Wie heeft dat van toen af
bekendgemaakt? Ben Ik het niet, de HEERE? Buiten Mij is er geen andere God, een rechtvaardig
God, een Heiland; er is niemand behalve Ik.”

Jesaja 45:21,22 zegt in de Luthervertaling (onze hoofdletters en onderstrepingen):


“21 Verkondigt het en voegt u hierheen; beraadslaagt te zamen: wie heeft dit doen horen van
de vroegste tijden af, en van ouds reeds bekendgemaakt? Heb Ik het niet gedaan, de Heer? Neen,
ER IS GEEN GOD BEHALVE IK, een rechtvaardig God en een Heiland is er niet buiten Mij. 22 Wendt
u naar Mij toe en wordt behouden, alle gij einden der aarde; want Ik ben God, en niemand meer.”

BIJBELS GEZIEN ZULLEN ALLE VOLKEREN EENS DE ÉNIGE GOD AANBIDDEN


Psalm 86:9 zegt in respectievelijk de Statenvertaling, Luthervertaling (Nederlandstalige
versie) en Leidsche vertaling (wij onderlijnen in de tekststrepen):
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 504

“Al de heidenen, Heere! die Gij gemaakt hebt, zullen komen, en zullen zich voor Uw aanschijn
nederbuigen, en Uw Naam eren.”
“Alle volken, die Gij gemaakt hebt, zullen komen, en voor U aanbidden, Heer, en uwen naam
eren,”
“Alle volken die gij gemaakt hebt zullen zich voor u komen nederwerpen, Heer, en uw naam
verheerlijken.”

BIJBELS GEZIEN KENT SLECHTS DE ÉNIGE GOD DE TOEKOMST


Jesaja 44:7 zegt in respectievelijk de Statenvertaling, Luthervertaling (Nederlandstalige
versie) en Leidsche-vertaling (onze hoofdletters):
“EN WIE ZAL, GELIJK ALS IK, roepen en het verkondigen, en het ordentelijk voor Mij stellen,
sedert dat Ik een eeuwig volk gesteld heb? en laat ze de toekomstige dingen, en die komen
zullen, hun verkondigen.”
“EN WIE IS MIJ GELIJK, die roepen en verkondigen en het Mij bereiden zal; Ik, die van het begin
der wereld af het volk gesteld heb? Laten zij het toekomende en hetgeen gebeuren zal
verkondigen.”
“WIE IS MIJ GELIJK? Hij sta op en roepe, dele het mede en legge het mij voor. Wie heeft van
oudsher het toekomstige doen horen? wat gebeuren zal, laten zij het u mededelen!”

BIJBELS BEKEKEN; Wie is de Schepper van AL het geschapene?

Schepping God YaHWeH Christus Heilige Geest


Alles Gen.1:31 Neh.9:6 Joh.1:3
Marcus13:19 Jes.44:24 Col.1:16
Opb.4:11 Eph.3:9
Licht Gen.1:3 Jes.45:7 Joh.1:3
Col.1:16
Hemel en aarde Gen.1:1 Gen.2:4 Joh.1:3
Hand.4:24 Ex.20:11 / 31:17 Col.1:16
Hand.14:15 2 Kron.2:12
Opb.10:6 Neh.9:6
Opb.14:7 Zach.12:1
Hemelen 1 Kron.16:26 Joh.1:3
Ps.33:6 / 96:5 Col.1:16
Jes.45:18
Werelden Heb.11:3 Heb.1:2
(eeuwen)
Aarde Jes.40:28 / 45:18 Ps.90:2 Joh.1:3
Hand.17:24 Jes.40:28 Col.1:16
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 505

Land Gen.1:7 Jona 1:9 Joh.1:3


Col.1:16
Zee Hand.4:24 / 14:15 Jona 1:9 Joh.1:3
Opb.10:6 / 14:7 Col.1:16
Bergen Amos 4:13 Joh.1:3
Col.1:16
Winden Amos 4:13 Joh.1:3
Col.1:16
Hemelse lichamen Gen.1:16 Joh.1:3
Col.1:16
Alle schepselen Gen.1:21 Joh.1:3
Gen.1:25 Col.1:16
Mensen Gen.1:27 / 5:1,2 Gen.2:7,8 / 6:6,7 Joh.1:3 Job 33:4
Gen.9:6 Ex.4:11 Col.1:16
Mal. 2:10 Jes.45:12
Marcus.10:6 Jes.54:16
Geest van de Zach.12:1 Joh.1:3
mens Col.1:16
Vrouw Marcus 10:6 Gen.2:22 Joh.1:3
Gen.5:2 Col.1:16
Planten Gen.1:11 Gen.2:9 Joh.1:3
Col.1:16
Dieren Gen.1:24 Gen.2:9,19 Joh.1:3
Gen.1:25 Gen.3:1 Col.1:16
Vogels Gen.1:21 Gen.2:9 Joh.1:3
Col.1:16
ER IS MAAR Maleachi 2:10 2 Kon.19:15 Joh.1:3
EEN SCHEPPER Nehemia 9:6 Col.1:16
Jesaja 44:24

We moeten meerdere bedenkingen maken bij de tabel van de WT,


voorafgaande aan de geciteerde Bijbelteksten.

DE WACHTTOREN ZEGT
1°) Jezus Christus is een machtige god: Joh.1:1 / 20:28 / Heb.1:6,8.
We herhalen nog eens wat we vroeger opmerkten over het ontstaan en schepping van Jezus
volgens de Wachttoren. In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 jan.1992, blz.23 formuleren ze dit beknopt
als volgt: “Volgens de bijbel had Jezus dus een voormenselijk bestaan als het Woord. Tijdens zijn
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 506

verblijf op aarde was hij geen Godmens. Hij was volledig mens, zij het volmaakt, net als Adam
dit oorspronkelijk was. Sinds zijn opstanding is Jezus een verheven onsterfelijke geest.” Op blz.22
lezen we dat de Logos oorspronkelijk: “een door Jehovah geschapen god” is.
En nog een ander citaat uit De Wachttoren van 1 september 1963, blz.533 over het menselijk
bestaan van Jezus: “Zoals de bijbel duidelijk te kennen geeft dat Jezus Christus een voormenselijk
bestaan als een glorierijke geest heeft gehad, toont hij even ondubbelzinnig aan dat Jezus Christus
vanaf zijn geboorte tot aan zijn opstanding uit de doden volkomen mens was. Zo vertelt de apostel
Johannes ons: „Het Woord is vlees geworden.” Niet gedeeltelijk vlees en gedeeltelijk God, niet
slechts met vlees bekleed, maar vlees geworden. Hij wás dus vlees.”

MAAR DIT ZEGT DE BIJBEL

We willen hier niet de argumenten herhalen of nog eens samenvatten wat voorafging aan
dit gedeelte. Laat ons wat aan een vraag-en-antwoord overdenking doen. De onderstaande tabel
vonden we op internet bij Hoyt W. Allen, Jr. en hebben we lichtjes aangepast. Het spreekt voor
zichzelf dat wie niet in de Drie-eenheid geloofd de antwoorden schuldig is op deze vijftien vragen.
1°) Hoe kan alle volheid van de Godheid lichamelijk in Christus wonen? (Col.2:9)
2°) Waarom moet Christus in alle dingen de eerste zijn? (Ex.20:3 / Col.1:18 / Phil.2:10 samen
met Jes.45:23)
3°) Waarom is Hij de Schepper? (Joh.1:3 / Col.1:16 / Neh.9:6 / Jes.44:24 / 45:12)
4°) Hoe kon Hij alle dingen voor zichzelf scheppen? (Col.1:16)
5°) Waarom moet Hij alle dingen aan zichzelf onderwerpen? (Phil.3:21)
6°) Waarom trekt Hij alle mensen tot zichzelf, en trekt de Vader mensen naar de Zoon?
(Joh.6:37,44 / 12:32)
7°) Waarom wordt de verworven gemeente tot zichzelf getrokken? (Eph.5:27)
8°) Hoe kan een gelovige in Hem volheid verkrijgen? (Col.2:10)
9°) Waarom staat in de Schrift het bevel om te groeien in genade en kennis van onze Heer Jezus
Christus? (2 Pet.3:18)
10°) Hoe kan een gelovige alles in deze wereld als verlies beschouwen wanneer Hij voor ons is?
(Phil.3:8)
11°) Hoe kan Hij alles weten en de toekomst voorspellen en autoriteit hebben over mensen?
(Mat.18:20 / Joh.14:29 / 16:30 / 1 Pet.1:11 / Opb.2:23b)
12°) Hoe kan Hij een liefde hebben die alle kennis te boven gaat? (Eph.3:19)
13°) Hoe kunnen God en Christus gezamenlijk alle eer en heerlijkheid ontvangen? (Joh.5:23 /
Opb.5:12,13 samen met Jes.42:8)
14°) Hoe kan Jezus als persoon gelijk zijn aan Zijn Vader? (Joh.10:9 / 14:9,23)
15°) Hoe kan Jezus macht hebben over de Heilige Geest? (Mat.3:11)

Dat is duidelijk; Jezus is de Zoon van God in volle GODHEID EN IS NIET ZOMAAR EEN KLEINE
GOD. Je zou de antwoorden geweld moeten aandoen om tot een andere conclusie te komen. De
NWT is de enige vertaling van de Bijbel ons bekend die het Grieks begrip “theos” twee-maal
vertaald heeft als “magistraat.” En ook tienmaal als een “god of goddin” en zevenmaal met de
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 507

beschrijvende woorden “zoals God.” Het Grieks begrip “theos”, zonder een lidwoord, staat in hun
Bijbels 1152 maal vertaald als “God”, zonder lidwoord. Er is één uitzondering op deze regel en dat
is Joh.1:1 als “een god.” Een rare zaak nietwaar.

Dezelfde uitdrukking als in Joh1:1 namelijk “theos” staat ook in de verzen 6,12,13, en 18
zonder lidwoord in het Grieks van hoofdstuk 1. Gebruik eens de methode van de WT die dat in
Joh.1:1 als “een god” vertaald. Dan krijg je dit resultaat:

Vers 6; “gezonden door een god” (?)

Vers 12; “kinderen van een god” (?)

Vers 13; “geboren van een god” (?)

Vers 18; “niemand heeft een god gezien” (?)

Dat maakt de Bijbel “onleesbaar.”

Ergens op Internet vonden we een Engelse lijst die we voor u vertalen. Het geeft de zes
verschillende wijzen aan van wat Johannes had kunnen schrijven in zijn evangelie hoofdstuk 1 vers
1. (Zie ook bladzijde 79.) Alleen het laatste is het echte. We hoeven niet meer te zeggen of te
beweren dan wat de Schrift zegt.

ho logos en ho “het word was De logos en theos De Zoon =


1°)
theos de god” zijn equivalent De Vader
De logos en theos
ho theos en ho “de god was het De Vader =
2°) zijn equivalent
logos woord” De Zoon
(zoals in 1)
3°) ho logos en “het woord was De logos was een god of Jehovah’s
theos god” een goddelijk wezen Getuigen
Een andere manier om te
ho logos en “het woord was Jehovah’s
4°) zeggen; de logos is een god
theios goddelijk” Getuigen
of een goddelijk wezen
1 Joh.4:8,16
ho logos theos “het woord god Alleen de logos heeft de
5°) Joh.17:17
en was” goddelijke natuur van theos
Heb.12:29
theos en ho “god was het De logos heeft de
6°) John 1:1
logos woord” natuur van alleen theos

En nog enkele aantekeningen bij Johannes 1:18. Die tekst geeft aan dat Jezus de
“monogenēs theos” is = “Eniggeboren God.”
Is Jezus God, met hoofdletter?
Of een kleine god met kleine letter?
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 508

Er zijn enkele varianten in de manuscripten belangrijk voor de specialisten. De drie die het meest
in het oog springen hierbij zijn:
1°) monogenēs theos: P66 )* B C* L pc syhmg.
2°) ho monogenēs theos: P75 )1 33 pc.
3°) ho monogenēs huios: A C3 Q Y f 1.13 M lat syc.h.

Achter de lezing staan de afkortingen van de belangrijkste manuscripten. Betekenis van


enkele woorden;
ho = de
monogenēs = eniggeboren
theos = god
huios = zoon
Monogenēs theos staat in Eberhard Nestle’s, ed., Novum Testamentum Graece, 27 th ed. [NA 27th]
(New York, American Bible Society, 1993), blz.248.
De lezing “theos” = “God” is de belangrijkste volgens de meeste Griekse Nieuwtestamentici en
commentators en niet “huios” = “zoon.” Zie o.a.; B. F. Westcott en F. J. A. Hort, The New Testament
in the Original Greek, Harper & Brothers, 1881, NA 27th of Bruce Metzger, A Textual Commentary
on the Greek New Testament, Second Edition, United Bible Societies, 1994, blz.169,170.

De Nieuw-testamenticus Robertson zegt dat: “monogenēs theos (God only begotten) (…) is
undoubtedly the true text”, Robertson, Word Pictures, deel 5, blz.16. De Engelse NWT van de
Watchtower en al zijn vertalingen ervan, heeft deze lezing maar dan met kleine letter “g”. Gezien
de lezing “ho monogenēs huios” in de latere manuscripten overvloedig voorkomt is dat de lezing
van de King James vertaling en de Statenvertaling geworden en zo vele andere. De belangrijkste
lezing volgens de Kerkvaders is Theos (God), en niet huios (zoon) zoals men wel zou verwachten
uit de vele vertalingen die dit als lezing hebben. Zie voor het eerste; Clemens van Alex., Clement
van Theodotus, Origenes, Didymus, Eusebius, Gregorius van Nyssa, Epiphanius, Serapion, Cyrillius.

Kerkvaders benadrukken die lezing in het Grieks al dan niet met een lidwoord.

Maar “die God” is ook de “Zoon des mensen” volgens: Mat.8:20 / Mat.9:6 / Mat.10:23 /
Mat.11:19 / Mat.12:8 / Mat.12:32 / Mat.12:40 / Mat.13:37 / Mat.13:41 / Mat.16:13 / Mat.16:27 /
Mat.16:28 / Mat.17:9 / Mat.17:12 / Mat.17:22 / Mat.19:28 / Mat.20:18 / Mat.20:28 / Mat.24:27 /
Mat.24:37 / Mat.24:39 / Mat.24:44 / Mat.25:31 / Mat.26:2 / Mat.26:24 (tweemaal) / Mat.26:45 /
Mat.26:64 / Marc.2:10 / Marc.2:28 / Marc.8:31 / Marc.8:38 / Marc.9:9 / Marc.9:12 / Marc.9:31 /
Marc.10:33 / Marc.10:45 / Marc.13:26 / Marc.14:21 / Marc.14:41 / Marc.14:62 / Luc.5:24 / Luc.6:5
/ Luc.7:34 / Luc.9:22 / Luc.9:26 / Luc.9:44 / Luc.9:58 / Luc.11:30 / Luc.12:8 / Luc.12:10 / Luc.12:40
/ Luc.17:22 / Luc.17:24 / Luc.17:30 / Luc.18:8 / Luc.18:31 / Luc.19:10 / Luc.21:27 / Luc.21:36 /
Luc.22:22 / Luc.22:48 / Luc.22:69 / Luc.24:7 / Joh.1:51 / Joh.6:27 / Joh.6:51 / Joh.6:53 / Joh.6:62 /
Joh.8:28 / Joh.12:23 / Joh.13:31 / Hand.7:56. Hij is God en is ook mens.

Zodat we zonder schroom dit mogen publiceren; de eigenschappen van de Vader en de


Zoon zijn dezelfde en dat spreekt voor zichzelf, Zij zijn hetzelfde in uitzondering dat de Zoon mens
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 509

is geworden en stierf aan het kruis. Teksten uit het OT worden zomaar toegepast op Jezus in het
NT.

TITEL YAHWEH JEZUS


1°) IK BEN Ex.3:14 Joh.8:58
2°) God Jes.45:23,24 Joh.1:1
3°) Eerste en Laatste Jes.48:12 Opb.1:17
4°) Redder Jes.43:11 Tit.2:13
5°) Schepper Jes.44:24 Joh.1:3
6°) Herder Ps.23:1 Joh.10:11
7°) Heer Jes.45:23 Phil.2:10,11
8°) n Ps.95:3 Opb.17:14
9°) Rechter Gen.18:25 2 Tim.4:1
10°) Licht Jes.42:6 Joh.1:9
11°) Rots Ps.89:26 Rom.9:33
12°) Verlosser Jes.63:9 Eph.1:7
13°) Onze gerechtigheid Jes.45:24 Rom.3:21,22
14°) Echtgenoot Jes.54:5 Opb.21:2,9
15°) Gever van leven Ps.36:9 Joh.5:21
16°) Vergever van zonden Neh.9:17 Col.2:13
17°) God onze heelmeester Ex.15:26 Hand.9:34
18°) Aanbidding waard Mat.4:10 Opb.5:11-14
19°) Evangelie van Gal.3:8 Gal.1:7
20°) Heeft oordeel in de hand Jes.13:6 1 Cor.1:8
21°) Genade Gal.1:15 Gal.1:6
22°) Christen is dienaar van Rom.1:9 Rom.1:1

DE WACHTTOREN ZEGT
2°) Engelen zijn goden: Ps.97:7 plus Heb.1:6 / Ps.8:5 plus Heb.2:7 / Job 20:15 in LXX /
verschijningen van een/de engel des HEREN volgens Gen.18:1,22 / 19:1,13.

MAAR DIT ZEGT DE BIJBEL

Wanneer men zegt dat engelen = zonen Gods = een klasse goden zijn, dan schept men grote
problemen. Want zowel engelen als gelovigen zijn kinderen (=zonen) Gods. (Zie hierover het
volgende gedeelte.) Zijn gelovigen dan ook een klasse van goden? Wanneer u zoekt naar een
“engel” die “God” genoemd wordt in het NT dan zoekt u tevergeefs want zo een tekst is er niet.
Wanneer u naar het OT kijkt moet u niet vergeten dat het de eerste Griekse VERTALING van de
Bijbel is (de Septuaginta uit de 3de eeuw voor Christus) die van het woord “goden” in het
Hebreeuws wel eens “engelen” maakt in de vertaling. Daar kun je zuiver theoretisch weinig mee
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 510

aanvangen. Een vertaling staat toch niet boven de Hebreeuwse oertekst. Temeer dat andere
vertalingen na die tijd van de Septuaginta voor hetzelfde begrip dan iets anders vertalen. Vergelijk
het begrip “Zonen Gods” eens in de Targums, de Latijnse Vulgaat en de Syrische Bijbels en u ziet
het verschil wel! Een opmerking van G. Stafford, de Jehovah Getuige zegt nog over engelen: “De
engelen zijn geen echte goden, ze zijn ook geen valse goden; het zijn veeleer ‘copies’ (=afdrukken)
van de ware God, en ontvangen hun autoriteit en macht van Hem zodat ze zijn woord kunnen
uitvoeren” (G. Stafford, ‘Jehovah’s Witnesses Defended, An Answer to Scholars and Critics’,
blz.200). Die schrijver zegt wel eens wat anders dan het Genootschap WACHTTOREN dat hij
verdedigt, maar: Dat is henothëisme! Voor wie zijn Bijbel kent; dat is een luchtballon, heeft niets
om het lijf en is oppervlakkig Bijbellezen.

Natuurlijk klopt het dat wanneer de Schrift over de Engel des HEEREN spreekt er regelmatig
over deze gesproken wordt alsof Hij YaHWeH is of Adonai (Here) maar dan gaat het om een GODS-
VERSCHIJNING IN DE VORM VAN EEN ENGEL. Aan de mensen die de engel met letterlijke ogen zien
wordt dan duidelijk dat het God is die verschijnt. God heeft het volste recht zich op allerhande
manieren aan de mens kenbaar te maken. God is hoorbaar in de donder en zichtbaar in de bliksem
bij het gebeuren op de berg Sinaï. Mozes zag God in een brandende braamstruik. God is in het
heilige der heiligen, zichtbaar als een licht aanwezig! Zie; Ex.3:1-10 / 19:16 / 20:18 en Ps.104:1,2.

Hoe moeten we het dan interpreteren dat de Septuagintavertaling een Hebreeuws woord
voor “goden” enkele malen als “engelen” heeft vertaald? We moeten erop letten dat we niet
teveel bewijzen in het vergelijken van vertalingen. Want stel u het volgende voor de geest:
1°) Volgens Ps.96:7 LXX (Ps.97:6 in de Masoretische) plus Heb.1:6 zijn engelen =
goden
2°) Ps.97:6 van de Masoretische zegt dat goden = gesneden beelden zijn
3°) Zijn volgens Heb.1:6 de engelen dan houten gesneden beelden want 1 en 2 zijn gelijk?

Ook dit is verkeerd geredeneerd:


1°) Ps.8:6 plus Heb.2:7 zijn de “goddelijken” volgens de NWV en “engelen” volgens de
Targums, Septuaginta, Vulgaat en Syriaca.
2°) Ps.8:6 God = YaHWeH
3°) Heb.2:7 engelen zijn YaHWeH want 1 en 2 zijn gelijk, ze zijn “god.”

Neen? Engelen zijn ABSOLUUT GEEN GODEN. Die visie is gebaseerd op een verkeerde vertaling van
het Hebreeuws begrip “elohiem” (=goden)
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 511

James Tissot 1836-1902: Abraham en de drie engelen thejewishmuseum.org


Drie mannen = engelen komen tot aan de tent van Abraham, uit de tekst zien we dat één
van hen de Engel van de Heer is. Genesis 18:16: “16 Toen stonden de mannen vandaar op en keken
in de richting van Sodom; en Abraham ging met hen mee om hen uitgeleide te doen. 22 Toen
keerden die mannen vandaar om en gingen naar Sodom, maar Abraham bleef nog staan voor het
aangezicht van de HEERE.”

EXTRA NOTA over ENGELEN


De vertalers van de Griekse Septuaginta (LXX) uit de 3de eeuw voor Christus hebben vijfmaal het
begrip “zonen van God” (als “el” of “elohim”) vertaald als “angeloi” = “engelen.”
1°) In Gen.6:2 staat letterlijk “zonen van God”, maar in de LXX “engelen Gods”
2°) In Job 38:7 staat letterlijk “zonen Gods”, maar in de LXX “mijn engelen”
3°) In Ps.97:7 (Ps.96:7 LXX) staat “elohim” vertaald als “zijn engelen”
4°) In Ps.138:1 (Ps.137:1 LXX) staat “elohim” vertaald als “engelen” en ook in de Vulgaat, maar
is “rechters” in de Targums en “koningen” in de Syrische vertalingen.
5°) In de LXX van Job 20:15 is “El” (God, enkelvoud) gewijzigd in “angellos” = engel. De
Codex Alexandrinus vertaalt “engel van de dood.”

En dit over Ps.89:6 in de NWV (maar 89:7 in de NBG):


“Wie onder de goden is de HERE gelijk?” NBG
“Wie kan aan Jehovah gelijk zijn onder de zonen van God?” NWV
Voor “zonen van God” staat “zonen van ‘elim”, meervoud van “el.” Dus letterlijk “goden.” De
Griekse Septuaginta vertaalt als “theou” = god, de Latijnse Vulgaat eveneens als “dei” = god maar
de Targums en de Syriaca als “engelen.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 512

En deze opmerking over Ps.29:1:


“Schrijft aan Jehovah, O GIJ zonen der sterken” NWV
“Geeft de HERE, gij stervelingen” NBG
De voetnoot van de NWV is de volgende: “Of: “zonen van goden”; of: “goddelijken”; of: “zonen
Gods.” Hebr. bene ‘e lim’. Indien het Hebr. Woord ‘elim’ majesteitsmeerv is van ‘el betekent het
“God”. T: “gij engelenscharen, gij zonen Gods”; LXX “gij zonen Gods, … gij zonen van rammen”;
SyVg: “gij zonen van rammen.” Vgl 89:6 vtn. En Da 11:36, waar de uitdrukking ‘El ‘elim’, “God
der Goden” voorkomt.”

De naam Max Weber zal u wel wat zeggen wanneer u regelmatig zaken leest gepubliceerd
door Jehovah’s Getuigen. Deze moderne theoloog heeft enkele kopstoten gegeven waar het de
leer van de Drie-eenheid betreft en de WT schermt er kundig mee. Maar hij zei ook nog enkele
andere dingen waar de WT niet achteraanloopt. Volgens M. Weber is Gen.18 en de verschijning
van de drie engelen als YaHWeH het overblijfsel van het polytheïsme dat Israël vroeger had. Hij zei
namelijk; “De grammaticale vormen in Abraham’s antwoord tot de goddelijke verschijning van de
drie mannen maakt het waarschijnlijk, vanwege het enkelvoud van de aanspraak, dat het vooraf
ging om een polytheïstische conceptie.” Zie: van Max Weber, ‘Ancient Judaism’, Glencove: Free
Press, 1952, blz.152. De Jehovah’s Getuigen tonen op deze wijze dat het selectief aanhalen van
sommige experten zijn vruchten afwerpt. Oprecht citeren doet de Wachttoren dus niet.

Over de Engel des Heren hebben we uitvoerig wat gezegd in hoofdstuk 3.7. Zie aldaar. Ook
nog deze tabel hierover.

Wie hebben YaHWeH gezien = Engel van YaHWeH gezien?


Hagar YAHWEH (Engel van YAHWEH) Genesis 16:7-13
Abraham YAHWEH (Man) Genesis 18 / 19:1 / {zie Genesis
19:23 (vgl. Johannes 5:22)}
Jacob God (Man) Genesis 32:28 / zie Hosea 12:3-5
Mozes YAHWEH Exodus 33:11
Jozua YAHWEH (Vorst van het leger van Jozua 5:13-6:2
YAHWEH)
Gideon YAHWEH (De engel van YAHWEH) Richteren 6:11-23
Manoah en zijn vrouw, “De engel van YAHWEH” (God) Richteren 13:2-22
ouders van Simson
Jesaja YAHWEH Almachtig Jesaja 6:5 / Johannes 12:41
Job YAHWEH Job 42:5

Zie ook nog Numeri 14:10-14 en vergelijk eens met; Joh.1:18 / Joh.6:46.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 513

Iets in de marge over moslims. Van M. Anderson raden we u een artikel aan: ‘The
Trinity, An Appreciation of the Oneness of God with Reference to the Son of God and the Holy
Spirit for Christians and Muslims’, Copyright © 1996. Op het internet https://muslim-
library.com/books/en_The_Holy_Spirit_in_Islam_and_Christianity.pdf . Schrijver doet haarfijn
uiteen dat moslims ook nu nog aan engelen een supermacht toeschrijven. Voordien hadden
engelen onder Arabieren de titel en functie van een god. Zie Sura 17:140 en verder en Sura
4:172. Ze zijn de tussenschakel tussen Allah en de mensen. En ook de Qur’an krijgt wel eens
allures van wezens die tussen de mens en God in staan.

De moslim die iets van zijn geloof afweet zal u opmerken dat hij niet geloofd in “shirk”,
in “partnerschap” van goden maar in de éne Allah. Dat is wat één van zijn vijf pilaren van
geloof zegt. Maar een Islamiet die niet zo onderlegd is zal engelen goddelijke krachten
toeschrijven en is dus een henotheïst, of hij het weet of niet! Dat is quasi-monotheïsme.

DE WACHTTOREN ZEGT
3°) Zonen van God zijn goden: Gen.6:2,4 / Job 1:6 / 2:1 / 38:7 / Ps.29:1,2 / 89:6.

MAAR DIT ZEGT DE BIJBEL

Op de internetsite van http://hector3000.future.easyspace.com, (nu met wat moeite nog


te vinden op het internet) een Jehovah Getuige, wil de schrijver aantonen dat er door de
Kerkvaders geen onderscheid werd gemaakt tussen het begrip “god” zoals gebruikt voor Jezus en
het begrip zoals het gebruikt wordt voor de gelovigen. Hij gaat een reeks teksten aanhalen van
Kerkvaders en besluit daaruit dat Christus een god noemen en de gelovigen in Christus goden
noemen op dezelfde basis berust van Gods uitverkiezing. We geven u deze teksten met vertaling,
gewoon in Google vertalen zetten (per kleine gedeelten) en dat geeft voor 95 procent de goede
vertaling.

“We hebben geleerd dat alleen zij vergoddelijkt zijn die dicht bij God hebben geleefd in heiligheid
en deugd.” - Justin Martyr, The First Apology Of Justin, hoofdstuk XXI (21); ANF, Vol. I, blz.170.

"Want we werpen de schuld op Hem, omdat we vanaf het begin niet tot goden zijn gemaakt,
maar eerst alleen maar mensen, daarna uiteindelijk goden;” - Irenaeus, Irenaeus Against
Heresies, Book IV (4), chapter XXXVIII (38), § 4; ANF, Vol. I, blz.52

“[de Zoon] heeft ons de waarlijk grote, goddelijke en onvervreemdbare erfenis van de Vader
geschonken, de mens vergoddelijkend door hemelse leer," - Clement of Alexandria, Exhortation
To The Heathen (or, The Greeks, or, The Gentiles), chapter XI (11); ANF, Vol. II, blz.203.

“Maar laten wij, o kinderen van de Vader – kleine kinderen van de goede Instructeur [Christus] –
de wil van de Vader vervullen… en mediteren over de hemelse levenswijze volgens welke wij
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 514

vergoddelijkt zijn, laten wij onszelf zalven met de eeuwige , onsterfelijke bloei van vreugde.”-
Clement of Alexandria, The Instructor (Peadagogus), Book I, chapter XII (12); ANF, Vol. II, blz.234.

“De Schepper wilde hem [de mensheid] niet tot een god maken en faalde in zijn doel; noch een
engel - vergis u niet - maar een mens. Want als Hij u tot een god had willen maken, had Hij dat
kunnen doen. U hebt het voorbeeld van de Logos [het Woord, de Zoon]”- Hippolytus, The
Refutation Of All Heresies, Book X (10), chapter XXIX (29); ANF, Vol. V (5), blz.151.

“En u zult een metgezel zijn van de Godheid en een mede-erfgenaam van Christus, niet langer
verslaafd aan lusten of hartstochten, en nooit meer uitgeput door ziekte. Want u bent God
geworden ... Want de Godheid doet (door neerbuigendheid) niets af aan de waardigheid van Zijn
goddelijke perfectie; u zelfs God gemaakt tot Zijn eer!”- ibid., chapter XXX (30); ibid., blz.153.

“Als de mens dus onsterfelijk is geworden, zal hij ook God zijn. En als hij tot God is gemaakt door
het water en door de Heilige Geest na de wedergeboorte van het wasbekken, blijkt hij ook mede-
erfgenaam te zijn met Christus na de opstanding van de doden.” – Hippolytus, Discourse On The
Holy Theophany, § 8; ANF, Vol. V, blz.237.

“Want Hij [de Zoon van God] werd mens gemaakt opdat wij God zouden worden.” -Athanasius,
Incarnation Of The Word, (De Incarnatione Verbi Dei), The Nicene and Post-Nicene Fathers,
Edinburgh, T&T Clark; Grand Rapids, William B. Eerdmans Publishing Co.; Second Series, Vol. IV
(4), blz. 65, reprinting of October, 1987.

“Want Hij is Mens geworden om ons in Zichzelf te vergoddelijken, en Hij is geboren uit een vrouw
en verwekt uit een maagd om onze dwalende generatie op Zichzelf over te dragen, en opdat wij
voortaan een heilig ras zouden worden, en 'deelgenoten van de Goddelijke Natuur', zoals de
gezegende Petrus schreef. (2 Petrus 1:4)”- Athanasius, Letters of Athanasius, (Lx. Ad Adelphiun),
60.4; ibid., blz.576.

Vanuit deze teksten beweren dat er geen verschil is tussen het zoonschap van een
gelovige en dat van Jezus - zoals men in de kringen van de Wachttoren doet, of deze der
unitariërs - is misbruik maken van deze teksten. Kerkvaders leren:
1°) een eeuwig zoonschap van Jezus
2°) een mogelijkheid van de gelovige om na de opstanding een deel te hebben aan de goddelijke
natuur en dan gaat het slechts om onsterfelijk worden, van andere goddelijke eigenschappen
is géén sprake.
Wanneer de Zonen van God = de gelovigen echte goden zijn volgens de WT dan verkrachten ze
duidelijk wat de Kerkvaders leren. En ze nemen de Schrift dan niet serieus.

De Wachttorenmensen zijn niet de enigen die een verkeerde uitleg geven aan de positie
van christenen. Pinksterpredikant Kenneth Copeland beweerd ergens dat: “Jesus is no longer the
only begotten Son of God = Jezus is niet langer de eniggeboren Zoon van God.” Zie Kenneth
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 515

Copeland, ‘Now We Are in Christ Jesus’, Kenneth Copeland Ministries, 1980. Dat is niet waar en
niet Bijbels geformuleerd.

Wanneer wij als gelovigen één geworden zijn met Christus wil dit nog niet zeggen dat we
dan allen “Christussen” geworden zijn. We zijn geadopteerde kinderen en dat maakt een groot ver-
schil uit met wat de Christus zelf is; waarachtig Zoon van de Vader. Wij, de gelovigen, hebben een
geestelijke band met God, Christus heeft een goddelijke band met God. Christus is één met de
Vader, wij, de gelovigen, zijn één als kerk, in groepsverband. Paulus gebruikt de formule “in
Christus” ongeveer 160 maal in zijn brieven. We zijn, als gelovigen “met Christus”, opgenomen in
Zijn dood, Zijn begraven en Zijn opstanding (Rom.6:3-8 / Eph.2:5,6). Christus is ons “leven”
(Gal.2:20 / Col.3:4) geworden. Als groep zijn ze het geestelijke “lichaam” van Christus (Rom.12:4,5
/ 1 Cor.12:12-27 / Eph.1:22,23 / 4:12 / Col.1:18). In de gelovigen, in Zijn kerk woont behalve de
Vader ook Christus en de Heilige Geest (Rom.8:9-11 / 1 Cor.3:16 / 6:17-20 / 2 Cor.13:5 /
Eph.3:16,17).

Romeinen 8:9-10: “9 Maar u bent niet in het


vlees, maar in de Geest, wanneer althans de
Geest van God in u woont. Maar als iemand de
Geest van Christus niet heeft, die is niet van
Hem. 10 Als Christus echter in u is, dan is het
lichaam wel dood vanwege de zonde, maar de
geest is leven vanwege de gerechtigheid.’”

De Mormonen zijn in werkelijkheid polytheïsten. Mormonen geloven niet in de Drie-


eenheid maar wel in drie goden die samen een verbond hebben. Zie bijvoorbeeld: Bruce R.
McConkie, ‘Mormon Doctrine’, 2nd ed., Salt Lake City, UT: Bookcraft, 1966, blz.317.

Ook Herbert W. Armstrong die stierf in 1986, en stichter was van The Worldwide Church of
God was, had een begrip over God waaruit blijkt dat hij geloofde in een goddelijke familie van
goden. De Vader, de Zoon en de gelovigen waren een familie van goden. Momenteel zou de
goddelijke familie slechts bestaan uit “De Vader en de Zoon” maar bij de opstanding zouden
duizenden goden zich tot die familie toevoegen. Zijn redenering was dat ook begrippen als “kerk”
meervoudig zijn. Dat is natuurlijk appelen en citroenen vergelijken. In een publicatie uit 2003 van
de ‘Gemeente van God’ (Nederlandse site van de origineel Engelstalige, gevonden op internet),
één van de vijf en twintig of meer afgescheurde groepen van The Worldwide Church of God, na de
dood van Herbert W. Armstrong getiteld: ‘God en de Heilige Geest. Is God een drie-eenheid of een
gezin?’, komt dit nog aan bod. We citeren:

“Een tekst waarover veel misverstand bestaat en die vaak wordt aangehaald als ‘bewijs’
van de drie-eenheid is Matthéus 28:19:
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 516

Matthéus 28:19: “Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam
des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen
heb.”

Hieruit te concluderen als zou dit vers betekenen dat alle drie (de Vader, de Zoon en de heilige
Geest) personen zijn, is eenvoudig niet op een eerlijke manier met de Schrift omgaan.
Onmiskenbaar zijn de eerste twee (God de Vader en Zijn Zoon Jezus Christus) twee afzonderlijke,
individuele, geestelijke persoonlijkheden in de Godheid; maar dat feit maakt niet automatisch de
heilige Geest eveneens tot een persoon. (…) Maar hier is opnieuw een van die ‘roemruchte’ bijbelse
tegenstellingen. In plaats van de heidense doctrine van de drie-eenheid te onderwijzen, zegt
Matthéus 28:19 in werkelijkheid dat God een groeiend gezin of Koninkrijk is, waar wij deel van
kunnen uitmaken na berouw, doop, het ontvangen van de heilige Geest en geduldige volharding
tot aan het einde van ons fysieke leven en/of de wederkomst van Christus – afhankelijk van wat het
eerst komt. Een gesloten drie-eenheid of triade, of triumviraat staat net zo ver van Gods gedachten
en Zijn plan voor de mensheid af als het oosten van het westen is verwijderd.”

Wat we moeten weten en geloven over ons god-zijn als gelovige staat in R. M. Bowman Jr.,
‘Ye Are Gods?’, Orthodox and Heretical Views on the Deification of Man, Christian Research
Journal, Winter/Spring 1987. U kunt dat vinden vanuit internet. We citeren er dit uit:
“Het zal sommigen misschien verbazen te horen dat een monotheïstische doctrine van
vergoddelijking door veel kerkvaders werd onderwezen en tegenwoordig door veel christenen
wordt geloofd, inclusief de hele oosters-orthodoxe kerk. In overeenstemming met het monotheïsme
leren de oosterse orthodoxen niet dat mensen letterlijk “goden” zullen worden (wat polytheïsme
zou zijn). Integendeel, net als veel van de kerkvaders, leren ze dat mensen “vergoddelijkt” zijn in de
zin dat de Heilige Geest in christelijke gelovigen woont en hen transformeert naar het beeld van
God in Christus, en hen uiteindelijk in de opstanding begiftigt met onsterfelijkheid en Gods
volmaakte morele karakter. Het zal sommigen misschien verbazen te horen dat een
monotheïstische doctrine van vergoddelijking door veel kerkvaders werd onderwezen en
tegenwoordig door veel christenen wordt geloofd, inclusief de hele oosters-orthodoxe kerk. In
overeenstemming met het monotheïsme leren de oosterse orthodoxen niet dat mensen letterlijk
“goden” zullen worden (wat polytheïsme zou zijn). Integendeel, net als veel van de kerkvaders, leren
ze dat mensen “vergoddelijkt” zijn in de zin dat de Heilige Geest in christelijke gelovigen woont en
hen transformeert naar het beeld van God in Christus, en hen uiteindelijk in de opstanding begiftigt
met onsterfelijkheid en Gods zegeningen, perfect moreel karakter.” En over 2 Petrus 1:4 is de
sleuteltekst van dit alles zijn uitleg: “Aangezien het woord “goddelijk” eerder in dezelfde zin wordt
gebruikt (“Zijn goddelijke kracht”, vers 3), waar het “van God” moet betekenen, “goddelijke natuur”
moet Gods natuur betekenen. Het woord ‘natuur’ moet echter niet worden opgevat als ‘essentie’.
Zoals de context duidelijk maakt, spreekt Petrus veeleer over Gods morele aard of karakter. Zo
kunnen christenen door deel te hebben aan de goddelijke natuur ontsnappen aan de verdorvenheid
die in de wereld heerst vanwege zondige lust, en in plaats daarvan de morele eigenschappen van
Christus tentoonspreiden (vgl. verzen 5-11).”

Wat kan je hier meer op zeggen dan: Thank you Robert.


Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 517

DE WACHTTOREN ZEGT
4°) Satan is de God van deze wereld/eeuw: 2 Cor.4:4.

MAAR DIT ZEGT DE BIJBEL

De kanttekening van de Statenvertaling hierbij in deze:


“Hoewel de duivel tegen de waarheid zichzelven dit toeschrijft, als zijnde een leugenaar, Joh. 8:44,
nochtans misbruikt hij dikwijls, door Gods toelating en rechtvaardig oordeel tegen de zonden der
mensen, de eer en de rijkdommen der wereld, om de mensen te verleiden, zichzelven gedragende
als een overste en god dezer wereld; Joh. 12:31; Ef. 6:12; 2 Cor. 4:4.”

En zo ook moeten we de leer van de WT bekijken over de godheid van de Satan. Hij is géén
echte god dan voor wie hem als god aanneemt. Maar dat is hij niet echt. Het is een rookgordijn.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 518

In de Bijbel worden mensen soms “satan” genoemd in de betekenis dat ze tegenstander zijn
van iets of iemand (1 Sam.29:4 / 2 Sam.19:22). Maar één wezen wordt Satan genoemd en dan met
hoofdletter te schrijven. Hij is benadrukt met het lidwoord “de” in dat geval. Zie Job 1:6,7,8,9,12,12 /
2:1,2,2,3,4, 6,7 en Zacharia 3:1,2.
Wie is die Satan? Volgens de Bijbel is hij:
• - de god van deze eeuw 2 Corinthe 4:4
o - de vader van de leugen Johannes 8:44
▪ - de overste der wereld Johannes 14:30
• - en de macht der duisternis Colossensen 1:13
o - de overste van de macht der lucht Epheze 2:2

Uit een tabel die we in vroegere publicaties publiceerden geven we een klein gedeelte in
het onderstaande nogmaals weer over:

IV Het koninkrijk van Satan

1°) Deze wereld van ongelovigen Job 1:7 / Luc.4:5,6 / Eph.6:11,12. “De gehele wereld”, met
uitzondering van de gemeente, ligt in de boze 1 Joh.5:19.
2°) Boze wereld Gal.1:4.
3°) Gebaseerd op valse verlichting 2 Cor.11:14.
4°) Gebaseerd op begeerte 1 Joh.2:16 / 1 Cor.7:5.
5°) Gebaseerd op tweeslachtigheid Luc.8:12.
6°) Gebaseerd op valse wonderen Opb.13:2 / 16:13-16.
7°) Is op een valstrik gebaseerd 2 Tim.2:26.
8°) Een vervolger van de gelovigen Opb.2:10.
9°) Afgoderij is demonisme Deut.32:17 / Ps.96:5.
10°) Een godsdienst gebaseerd op vernieuwingen die de mensheid van God afhouden 1
Tim.4:1-3.

V De onderdanen van Satan

1°) Gevallen engelen: Dan.10:13 / Eph.6:12 / 2 Pet.2:4 / Judas 6 / Opb.12:4,7 / 20:14. In


Mat.25:41 staat duidelijk dat ze de “engelen” zijn van de Satan.
2°) Demonen: Mat.8:28,29 / Marc.1:23,24 / 5:2,9 / Hand.19:15 / 1 Cor.10:20 / 1 Tim.4:1.
3°) Onbekeerde mensheid: Joh.8:44 / Hand.26:18 / Eph.2:2 / 1 Joh.3:10. Wie niet tot Christus
is bekeerd doet de werken van de duivel Joh.6:70 / Hand.13:10 / 1 Joh.3:8,10,12.
4°) Geestelijk gezien Satans kinderen Joh.8:44 / 13:2 / Hand.13:6,10.
5°) Enkele wereldregeerders Dan.10:13.

We lezen in ‘Bijbelse Encyclopedie’, deel 1, W.H. Gispen, H. N. Ridderbos e.a., Kok, 1975,
blz.203 over verkeerde interpretaties met betrekking tot de ware aard van het Koninkrijk van God
en zijn Messias: “Israël heeft het bijzondere karakter van het koninkrijk van de Messias slecht
begrepen. Zoals het in de dagen van Samuël een koning begeerde, die zou regeren naar de wijze
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 519

van de koningen der heidenen, verwachtte het ook in de Christus een koning van aardse allure, die
als de geweldenaars der aarde zou komen met wapengekletter en strijdrumoer, die het joodse volk
zou bevrijden van het juk der Romeinen om het vervolgens aan de spits der natiën te stellen en de
suprematie te geven over alle volken. Zulk een koninkrijk was het ook, dat door de satan aan
Christus als lokaas werd voorgehouden in de derde verzoeking, Mat.4:5. Tegenover al die valse
voorstellingen en verwachtingen heeft Christus steeds met klem verzekerd, dat Zijn koninkrijk, het
Koninkrijk Gods, het Koninkrijk der hemelen, in wezen en verschijning radicaal anders is dan de
koninkrijken van deze wereld. Het komt niet met uitwendig gelaat, maar heerst in het hart van hen
die ertoe behoren, Luc.17:20v. Hij zegt tot Pilatus: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld, Joh.18:36.
Zijn Koninkrijk, aldus de apostel Paulus, bestaat in rechtvaardigheid, vrede en blijdschap door de H.
Geest, Rom.14:17.”

Satan wordt in 2 Cor.4:4 “de god van deze eeuw” genoemd, letterlijk vertaald. We
hebben uitvoerig over deze “eeuwen” geschreven in onze studie ‘Bijbelse aantekeningen over
LEVEN, DOOD en OPSTANDING’ uit 1999. Daaruit deze woorden:
“Bekijken we enkele details over de term eeuw(en) in het NT:
Christus is de schepper van alle eeuwen, de voorbije, de tegenwoordige en de toekomstige:
Heb.1:2 / 11:3.
Eeuwen hebben een begin: 1 Cor.2:7.
Eeuwen hebben een einde: Mat.24:3.
Er zijn eeuwen die reeds voorbij zijn gegaan: Eph.3:9.
Er zijn nog toekomstige eeuwen: Eph.2:7.
De huidige eeuw is slecht: Gal.1:4.
In elke eeuw geeft God nieuwe openbaringen waarvan de uitwerking niet altijd voor een andere
eeuw geldig dient te zijn: Eph.3:5.
In elke eeuw heeft God een doel met de schepping: Eph. 3:11 / Col.1:26.
De gelovige mens werd gered vóór de eeuwen: 2 Tim.1:9 / Tit.1:2.
God is eeuwig: Rom.16:26.
Christus of God is de koning der eeuwen (letterlijke vertaling): 1 Tim.1:17.
Daarom kan Christus ook tot in eeuwigheid voor zijn schapen zorgdragen: Joh.10:28.
Christus redt met een eeuwige redding: Heb.5:9.
Christus is gisteren, heden en morgen dezelfde God en Heer over de “werelden”, letterlijk “tot in
de eeuwen”: Heb.13:8.”

We moeten er dus voor oppassen dat we niet gaan zeggen dat de Satan de god van deze
wereld is in de zin, van deze letterlijke aardbol. Bovendien, in de echte zin van het woord is
YaHWeH steeds diegene die de touwtjes in handen heeft. We lezen in een Psalm van David: “Des
HEREN is de aarde en haar volheid de wereld en die daarop wonen” (Ps.24:1). In Psalm 89:12
staat: “Uwer is de hemel, uwer is de aarde, de wereld en haar volheid, Gij hebt ze gegrond.” In
Daniël 4:35 geeft koning Nebukadnessar toe: “Ja, alle bewoners der aarde worden als niets
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 520

geacht; Hij doet naar zijn wil met het heir des hemels en de bewoners der aarde: niemand is er,
die zijn hand kan weerhouden of tot Hem kan zeggen, wat doet Gij?” Zo zijn er nog wel tien
teksten die deze gedachte ondersteunen. De commentator John Gill maakt in zijn uitleg van dit
vers een verwijzing naar een leer van de Joden die Paulus hier zou aanhalen als illustratie. Joden
leerden toen dat één van de duivels “lamo” werd genoemd of “Samael.” “Lamo” is de
samentrekking van twee woorden “la” = “god” en “amo” = “verblinden.” Hij wijst naar o.a.; Targum
Jon. Ben Uzziel in Gen. 3.6, Zohar in Gen. fol. 37. 2, Vajikra Rabba, fol.162. 3. Mensen luisteren naar
de zwanezang van de volgelingen van de Satan en slapen er maar wat bij, verlicht door een vals
licht (Mat.13:14,15 / Marc.4:12 / Rom.11:8-10).

In 2 Cor.4:4 staat het begrip “God dezer eeuw” voor de Satan. Velen menen dat dit
gelijkaardig is aan “Overste dezer wereld.” We geloven dat dit een verkeerde kijk op de zaak is.
Sinds de Kerkvader Augustinus tot op heden is dit zo verklaart maar we denken ten onrechte. We
mogen de Satan geen titel geven die hem niet toekomt. Hij heeft daarop geen enkel recht en is dat
ook niet waardig. De overste van deze wereld is niet de Satan, maar Christus. De teksten die dat
aantonen zijn allen uit het evangelie van Johannes. In Joh.12:31,32 staat: “Nu is het oordeel dezer
wereld, nu zal de Overste dezer wereld buitengeworpen worden. En Ik, zo wanneer Ik van de
aarde zal verhoogd zijn, zal ze allen tot Mij trekken.” In Joh.14:30 lezen we: “Ik zal niet veel meer
met u spreken, want de Overste dezer wereld komt en heeft aan Mij niets.” In Joh.16:8-11 staat:
“En Die, de Trooster, zal wanneer Hij komt de wereld overtuigen van zonde en van gerechtigheid
en van oordeel. Van zonde, omdat zij in Mij niet geloven; van gerechtigheid, omdat Ik tot Mijn
Vader heen ga en gij zult Mij niet meer zien; en van oordeel, omdat de Overste dezer wereld
geoordeeld is.” Satan is de God van deze eeuw en oefent overal zijn eigen specifieke invloed op
uit. Hij doet dat rechtstreeks of langs duistere omwegen, de zinnen bespelend van de ongelovigen.
Slechts hij die onderscheiding heeft van goed en kwaad zal beseffen wat het zeggen wil. God is de
ware soeverein maar ook de vijand van de mensen is werkzaam in de wereld. Denk aan de
gelijkenis van de tarwe en de namaaktarwe. De wereld is boos en mensen leven onder de invloed
van Gods vijand en zijn oppervlakkigheden. Hij heeft de mens door allerlei leugen en valse
voorstellingen van God weggehouden. Maar dat lukt niet helemaal; want God blijft Meester, blijft
soeverein en Hij heeft vele kinderen op deze wereld (= aardbol) en in deze eeuw (= maatschappij).

Het Grieks woord “paradidomi” = “overgegeven” zoals gebruikt in Lucas 4:6 geeft ongeveer
aan wat er geschied is. We weten uit Gen.1:26-28 / Ps.8:5-8 / Heb.2:5-9 dat God aan Adam (en
Eva) de opdracht geeft om te zorgen voor de aarde = de wereld = de eeuw. Maar dat vervalt met
zijn overtreding van het eten van de boom van de kennis van goed en kwaad. Vanaf die tijd maakt
de Satan onrechtmatig gebruik van dat recht op de aarde; hij heeft het naar zich toe gehaald op
een onweder-rechterlijke manier. Wanneer we het in een wettelijke term zouden gieten dan zou
men kunnen zeggen; Satans regeren over de aarde is alleen de facto maar het is géén de jure. De
aarde is en blijft de voetbank voor Gods voeten volgens Jes.45:12 / 48:13 / 66:1,2.

De vraag van de macht van Christus over Satan zou zich kunnen stellen. Sinds wanneer heeft
Christus autoriteit en over wat? Over Hem is gezegd dat hij onderwijst met gezag (Mat.7:29 /
Marc.1:22). Maar Zijn grote autoriteit is bij het vergeven van zonden (Mat.9:6). Dat wat betreft de
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 521

Christus als mens. Bij Zijn opstanding uit de doden zegt Mat.28:18 dat Hij alle macht heeft
ontvangen. En alhoewel Satan ook autoriteit heeft (Luc.4:6 / Opb.11:6 / 13:2,4) toch is deze van
Christus hoger (Eph.1:21 / Col.2:10). Zoals men merkt heeft Christus alle autoriteit, t.t.z. recht van
handelen over verscheidene dingen en dat in allerlei omstandigheden. Eén “exousia” is Zijn recht
om Satan uit de hemel te werpen. Daar is de macht van Gods tegenstander momenteel nihil.

Natuurlijk zal een Satanist zeggen dat Satan de hoogste is onder alle goden en demonen en
dat hij het licht is voor de mensen. Wie zijn Bijbel kent zal dat nooit kunnen beamen. Zo ook mag
men nooit toegeven dat de Satan “god” is dan in de betekenis dat hij zich opwerpt als een god.
Ook zouden wij kunnen zeggen, zoals Paulus hier doet; de Satan is god, maar dan “ironisch”
gesproken. De Satan die ook nog de naam heeft van Beëlzebub, is de regeerder van de demonen
(Mat.10:25 / 12:24,27 / Marc.3:22 / Luc.11:15). Vanuit ironisch standpunt moet ook de formulering
van Jezus gezien worden van “heerser van deze wereld” (Joh.12:31 / 14:30 / 16:11). Even
belangrijk in dit verband is bijvoorbeeld de uitspraak van Jezus dat Zijn discipelen: “het licht van
de wereld zijn” (Mat.5:14). En hoe vlug kun je geen verkeerde conclusies trekken wanneer je weet
dat de Satan “morgenster” genoemd wordt, maar dat de echte “morgenster” toch Jezus is
(Jes.14:11 / 2 Pet.1:19 / Opb.22:16).

DE WACHTTOREN ZEGT
5°) Demonen zijn goden: 1 Cor.10:20 / Gal.4:8.

MAAR DIT ZEGT DE BIJBEL

ANDERE GODEN DAN DE ENE GOD ZIJN GEEN GODEN


HET ZIJN DEMONEN

Jeremia 16:20 zegt in respectievelijk de Statenvertaling, Luthervertaling (Nederlandstalige


versie) (wij onderlijnen in de tekststrepen):
“Zal een mens zich goden maken? Zij zijn toch geen goden.”
“Hoe zou een mens zich goden kunnen maken? Het zijn toch geen goden.”

Psalm 106:36,37 zegt in respectievelijk de Statenvertaling, Luthervertaling


(Nederlandstalige versie) en Leidsche vertaling (wij onderlijnen in de tekststrepen):
“36 En zij dienden hun afgoden, en zij werden hun tot een strik. 37 Daarenboven hebben zij hun
zonen en hun dochteren den duivelen geofferd.”
“36 en dienden hunne afgoden, die hun ten valstrik werden, 37 en zij offerden hunne zonen en
hunne dochters aan de wrede godheden op,”
“36 zij dienden hun afgoden, en die werden hun ten valstrik; 37 en vergoten onschuldig bloed,
zij offerden hun zonen en hun dochteren aan de demonen”

1 Cor.10:19,20 zegt in respectievelijk de Statenvertaling, Luthervertaling (Nederlandstalige


versie) en Leidsche vertaling (wij onderlijnen in de tekststrepen):
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 522

“19 Wat zeg ik dan? Dat een afgod iets is, of dat het afgodenoffer iets is? 20 Ja, [ik zeg], dat
hetgeen de heidenen offeren, zij den duivelen offeren, en niet Gode; en ik wil niet, dat gij met
de duivelen gemeenschap hebt.”
“19 Wat zal ik dan nu zeggen? Zal ik zeggen, dat de afgod iets is, of dat het afgodenoffer iets is?
20 Maar ik zeg, dat hetgeen de heidenen offeren, zij dat den duivelen offeren, en niet Gode: nu
wil ik niet, dat gij met de duivelen gemeenschap hebt.”
“19 Zeg ik daarmee dat vlees van een afgod iets is, of dat een afgod iets is? 20 Neen; maar dat
hetgeen zij offeren zij het aan duivelen offeren en niet aan God, en ik wil niet dat gij enige
gemeenschap met duivelen zoudt hebben.”

Jeremia 5:7 zegt in respectievelijk de Statenvertaling, Luthervertaling (Nederlandstalige


versie) en Leidsche vertaling (wij onderlijnen in de tekststrepen):
“Hoe zou Ik over zulks u vergeven? Uw kinderen verlaten Mij, en zweren bij hen, die geen God
zijn; als Ik hen verzadigd heb, zo bedrijven zij overspel, en verzamelen bij hopen in het
hoerenhuis.”
“Hoe zou Ik u dan genadig kunnen zijn, dewijl uwe kinderen Mij verlaten, en zweren bij wie geen
God is? En nu Ik hen verzadigd heb, bedrijven zij overspel, en lopen in de verblijven der ontucht;”
“Op grond waarvan zou ik u vergiffenis schenken? Uw zonen hebben mij verlaten en bij niet-
goden gezworen; toen ik hen verzadigd had, bedreven zij overspel, in de bordelen liggen zij
thuis.”

Deuteronomium 32:16-18 zegt in respectievelijk de Statenvertaling, Luthervertaling


(Nederlandstalige versie) en Leidsche vertaling (wij onderlijnen in de tekststrepen):
“16 Zij hebben Hem tot ijver verwekt door vreemde [goden]; door gruwelen hebben zij Hem tot
toorn verwekt. 17 Zij hebben aan de duivelen geofferd, niet aan God; aan de goden, die zij niet
kenden; nieuwe, die van nabij gekomen waren, voor dewelke uw vaders niet geschrikt hebben.
18 Den Rotssteen, Die u gegenereerd heeft, hebt gij vergeten; en gij hebt in vergetenis gesteld
den God, Die u gebaard heeft.”

“16 en heeft Hem tot naijver verwekt door vreemde goden; door gruwelen heeft hij Hem
vertoornd. 17 Zij hebben aan veldduivelen geofferd, en niet aan hunnen God; aan goden, die zij
niet kenden, nieuwe, die te voren niet geweest zijn, die ook uwe vaderen niet geëerd hebben.
18 Uwe steenrots, die u gebaard heeft, hebt gij versmaad, en hebt God vergeten, die u gemaakt
heeft.”

“16 Zij maakten zijn ijverzucht gaande door vreemden, door afschuwelijkheden tergden zij hem:
17 zij offerden aan de demonen, niet-goden, goden die zij vroeger niet kenden, nieuwelingen,
die onlangs waren ingekomen, waarvoor uw vaderen niet gehuiverd hadden; 18 den Rotssteen
die u verwekt heeft verwaarloosdet gij, en gij vergat den god die u baarde.”

En de Wachttoren die in dit verband verwijst naar Galaten 4:8 leest er wat in, dat er niet
staat. In de Statenvertaling lezen wij: “Maar toen, als gij God niet kendet, diendet gij degenen,
die van nature geen goden zijn.” Galaten 4:8 is volgens Luther vertaald als volgt: “Maar in dien
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 523

tijd, toen gij God niet kendet, diendet gij degenen, die van nature geen goden zijn.” En Galaten
4:8 in de Leidsche vertaling zegt: “Weliswaar hebt gij vroeger, toen gij God niet kendet, goden
gediend die inderdaad geen goden zijn.” Zo dat is toch duidelijk; het zijn GEEN GODEN.

De schrijvers van zowel het Oud Testament als het Nieuwe Testament noemen namen van
een aantal van deze afgoden. Zo bijvoorbeeld:
- Dagon van de Filistijnen, Rich.16:23
- Rimmon uit Aram, 2 Kon.5:18
- Nisroch uit Assur, 2 Kon.19:37
- Bel, Nebo en Marduk uit Babylon, Jes.46:1
- Diana van Epheze, Hand.19:23-40.

Jeremia 2:11 zegt in de Statenvertaling: “Heeft ook een volk de goden veranderd, hoewel
dezelve geen goden zijn? Nochtans heeft Mijn volk zijn Eer veranderd in [hetgeen] geen nut
doet.” Dit is alles zeer terecht want de Joden, en hun koningen, vanaf Salomo en bijna alle
koningen daaropvolgend in Juda en Israël, waren aanbidders van valse goden. We noemen een
aantal teksten en de “specialiteit” van deze goden.
- Astarte uit Sidon, 2 Kon.23:13, rituele seks
- Baäl-Peor uit Moab, Num 25:3, rituele seks
- Kemos uit Moab, 1 Kon.11:7,33, kinderoffers
- Moloch uit Ammon, 1 Kon.11:6,7, kinderoffers - Samaritanen hadden een reeks
aan afgoden, 2 Kon.17:30,31: Adrammelek en Anammelek Avva, Nergal Kuta,
Nibchaz, Sefarvaim Tartak, kinderen geofferd in het vuur.

Het maken van afgoden of idolen is verboden, (Ex.20:4 / 34:17); bidden tot idolen blijft
onbeantwoord (1 Kon.18:25-29 / Jes.16:12) en dingen geofferd aan afgoden worden niet
opgegeten (Ex.34:15). Met ander woorden: afgoderij brengt geen vertroosting voor wie er zijn
hoop op stelt. Afgoden zijn geen echte levende goden maar dode zaken die tot goden gemaakt
zijn. De God van de Bijbel echter is een beschermende en een reddende God. Daar zijn tientallen
voorbeelden van in zowel het OT als NT; Noah en zijn familie bij de vloed (Gen.8,13-21 / 8:1,15,16),
Abraham en Sara in Egypte (Gen.12:7), Lot in Sodom (Gen.19), Israël uit Egypte (Ex.1:9-12 / 2:23-
25 / 3:7-9), Jezus en zijn ouders (Mat.2:13,19-22), Petrus (Hand.12:3-17), Paulus en Silas
(Hand.16:26-39), Paulus (Hand.28:5,6).

DE WACHTTOREN ZEGT
6°) Mensen worden goden genoemd: Ex.4:16 / 7:1 / 22:8-9 / Ps.82:6 plus Joh.10:33 /
Ezech.32:21 / 28:2,9 / Hand.12:22.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 524

MAAR DIT ZEGT DE BIJBEL

MOZES IS GEEN ECHTE GOD

HIJ HANDELT ALS EEN GOD IN DE PLAATS VAN YaHWeH


Exodus 7:1 zegt in respectievelijk de Statenvertaling, Luthervertaling (Nederlandstalige
versie) en Leidsche vertaling (wij onderlijnen in de tekststrepen):
“Toen zeide de HEERE tot Mozes: Zie, Ik heb u [tot] een god gezet over Farao; en Aäron, uw
broeder, zal uw profeet zijn.”

“Toen sprak de Heer tot Mozes: Zie, Ik heb u tot een God gesteld over Farao, en Aäron, uw
broeder, zal uw profeet zijn.”

“Hierop zeide de Heer tot Mozes: Zie, ik stel u aan tot een god voor Farao, en uw broeder Aäron
zal uw profeet.”

AARON IS GEEN ECHTE GOD

HIJ HANDELT ALS EEN GOD IN DE PLAATS VAN MOZES


Exodus 4:16 zegt in respectievelijk de Statenvertaling, Luthervertaling (Nederlandstalige
versie) en Leidsche vertaling (wij onderlijnen in de tekststrepen):
“En hij zal voor u tot het volk spreken; en het zal geschieden, dat hij u tot een mond zal zijn, en
gij zult hem tot een god zijn.”
“En hij zal voor u tot het volk spreken; hij zal uw mond zijn, en gij zult hem tot een God zijn.”
“Dan zal hij voor u tot het volk spreken; zodat hij u ten mond verstrekken zal en gij hem ten god
zult zijn.”

DE RECHTERS IN ISRAEL ZIJN GEEN ECHTE GODEN


Exodus 21:5,6 zegt in respectievelijk de Statenvertaling, Luthervertaling (Nederlandstalige
versie) en Leidsche vertaling (wij onderlijnen in de tekststrepen):
“5 Maar indien de knecht ronduit zeggen zal: Ik heb mijn heer, mijn vrouw en mijn kinderen lief,
ik wil niet vrij uitgaan; 6 Zo zal hem zijn heer tot de goden brengen, daarna zal hij hem aan de
deur, of aan den post brengen; en zijn heer zal hem met een priem zijn oor doorboren, en hij zal
hem eeuwiglijk dienen.”

“5 Maar zegt de knecht: Ik heb mijnen heer, mijne vrouw en mijne kinderen lief, ik wil niet vrij
worden, 6 zo brenge hem zijn heer voor de goden [rechters], en stelle hem aan de deur of aan
den post, en bore hem met een priem door zijn oor, en hij zij zijn knecht eeuwiglijk.”

“5 Maar indien de slaaf verklaart: Ik heb mijn heer mijn vrouw en kinderen lief; ik wil niet als vrij
man heengaan 6 -- dan zal zijn heer hem doen naderen tot de godheid, en hem doen naderen tot
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 525

de deur of den post, en zal zijn heer het oor van den slaaf met een priem doorboren. Zo zal hij
hem voor altijd dienstbaar worden.”

We zijn al uitvoerig ingegaan op de tekst Ps.82:6, dat is één van de teksten door de
Wachttoren bij dit gedeelte aangehaald. Een groep van kritische Jehovah Getuigen heeft op de
internetsite van http://e-watchman.be een artikel van 10 augustus 2003. De titel; ‘De Wachttoren
Zinkt Tot een Ongekend Nieuw Dieptepunt’, geeft de toon aan. Het bespreekt de 82ste Psalm en
betrekt het op wat er gebeurde in de kringen van de WT. Er staat: “Het is ironisch dat juist datgene
wat de Korinthiërs volgens Paulus’ onderricht moesten vermijden nu plaatsvindt onder Jehovah’s
Getuigen; namelijk, dat grieven die onbevredigend zijn behandeld in de gemeenten, wat in grote
mate het gevolg is van het misleidende beleid van de Wachttoren inzake kindermisbruik, nu voor
wereldlijke rechtbanken worden gebracht.

Jehovah lijkt in de 82ste Psalm rechtstreeks tot de hedendaagse Wachttoren te spreken, wanneer
hij het volgende vraagt aan de rechters van zijn volk: “Hoe lang zult gij onrechtvaardig blijven
rechtspreken en de goddelozen partijdigheid blijven betonen?”

Het valt niet te ontkennen dat het zogenoemde beleid van de Wachttoren inzake kindermisbruik de
slechte misbruikers in het voordeel stelt en de slachtoffers wegzendt met lege gemeenplaatsen als
“op Jehovah te wachten” om de zaken recht te zetten. Jehovah zal natuurlijk inderdaad de zaken
rechtzetten - beginnend bij de onrechtvaardige rechters van zijn volk!”

Julian Morgenstern, een Joods theoloog, ging er van uit dat de term “elohim” uit Psalm 82
als achtergrond het polytheïsme heeft, het meergodendom. Zie zijn studie: ‘The Mythological Back-
ground of Ps. 82’, Hebrew Union College Annual 14 (1939). En die visie leeft gewoon bij het
merendeel van de moderne theologen. En ook de Getuigen zitten in die kringen want hun visie is
slechts een kleine variante op het begrip van moderne theologen hieromtrent.

Wil u toch nog eens nazien wat Ps.82:6 inhoudt ga naar hoofdstuk 6.3.

DE WACHTTOREN ZEGT
7°) Houten, bronzen en andere gemaakte beelden zijn goden: Ex.32:1,4,8,23,31 /
Richteren 8:33 / 11:24 / 16:23 / 2 Kon.1:2,3 / 19:37.

MAAR DIT ZEGT DE BIJBEL

GODEN DER VOLKEREN ZIJN GEEN ECHTE GODEN

Jeremia 2:11 zegt in respectievelijk de Statenvertaling, Luthervertaling (Nederlandstalige


versie) en Leidsche vertaling (wij onderlijnen in de tekststrepen):
“Heeft ook een volk de goden veranderd, hoewel dezelve geen goden zijn? Nochtans heeft Mijn
volk zijn Eer veranderd in [hetgeen] geen nut doet.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 526

“of de heidenen ook van goden veranderen, hoewel het immers geen goden zijn? Maar mijn volk
heeft zijne heerlijkheid veranderd in een onnutten afgod.”

“heeft ooit een natie van goden verwisseld? –en dat zijn niet eens goden—maar mijn volk heeft
zijn Eer verwisseld met wat geen heul brengt.”

In Exodus 20:3 (SV77) staat: “Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.”
Wie is God? Wie zijn die andere goden? Prof. H. Ringgren schrijft met reden dat de meervoudsvorm
voor God (Elohim) in het OT nog niet bevredigend verklaard is. Zie TDOT [1], deel 1, blz.272. Maar
meerdere van zijn collega’s beweren dat het iets te maken heeft met begrippen zoals “macht of
sterkte.” In het OT heeft “Elim” en dat is een aanverwant woord, de grondbetekenis van “macht”
zoals in o.a. Gen.31:29 / Deut.28:32 / Spr.3:27. Zie TDNT, [2] deel 3, blz.84,85. Dan moet je ook dit
nog weten, dat het begrip “El” – het enkelvoud van God - in het OT ook nog gewoon de betekenis
heeft van “macht.” Dat kan dan zelfs de macht van een gewoon mens zijn. Zie bijvoorbeeld:
Deut.28: 32 / Neh.5:5 / Ps.36:6 / Spr.3:27. In de Engelse King Jamesvertaling vinden we “elohim”
als volgt vertaald: God = 2346, god = 244, rechter = 5, GOD = 1, godin = 2, grote = 2, machtige =
2, engelen = 1, groot = 1, God-gericht = 1, goddelijk = 1; totaal = 2606.

Op http://hector3000.future.easyspace.com dat propaganda maakt voor de Wachttoren en


zijn leer, lezen we over de betekenis van het woord Heer dat in het NT regelmatig de vertaling is
van het Hebreeuwse Jehovah (lees YaHWeH):
“Wat het woord Heer in het Grieks betreft, het wordt gebruikt (a) voor een eigenaar, zoals in Lukas
19:33, vgl. Mat. 20:8; Handelingen 16:16; Gal. 4:1; of van iemand die over wat dan ook beschikt,
zoals de sabbat, Matt. 12:8; (b) van een meester, d.w.z. iemand aan wie op welke grond dan ook
dienst verschuldigd is, Matt. 6:24; 24:50; Ef. 6:5; (c) van een keizer of koning, Handelingen 25:26;
Openb. 17:14; (d) van afgoden, ironisch genoeg, 1 Kor. 8:5, verg. Jesaja 26:13; (e) als een titel van
respect gericht aan een vader, Matt. 21.30 uur, een echtgenoot, 1 Petr. 3:6, een meester, Matt.
13:27; Lukas 13:8, een heerser, Matt. 27:63, een engel, Handelingen 10:4; Openb. 7:14; (f) en als
een titel van beleefdheid gericht aan een vreemdeling, Johannes 12:21; 20:15; Handelingen 16:30”
(wij onderlijnen in de tekststrepen).

We hebben deze aanhaling weergegeven omwille van wat we zwart hebben gemaakt: “(d)
of idols, ironically, 1 Cor. 8:5, cp. Isa. 26:13.” Wanneer valse goden en afgoden ironisch zo
genoemd worden, moeten we er ook niet veel meer achter zoeken. Ze zijn het in werkelijkheid
niet. Alleen een oppervlakkige lezing van een tekst uit de Bijbel zou er énige waarheid aan kunnen
meegeven. Voor de rest is alle drukte van de Wachttoren rond dat onderwerp een hoop verkeerde
interpretaties.

Valse goden worden in de Schrift daarom ook “lo-elohim” genoemd, LETTERLIJK NIET-
GODEN (Jer.2:11 / 5:7) of gewoon “nietigheid” (Jer.2:5 / 14:22 / 16:19). Deze profeet geeft ze ook
nog de rare bijnaam van “drekgoden” (Jer.50:3). Demonen (=duivels) plaatsen in een lijst van
goden geeft daarom blijk van grote Bijbelse onkunde.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 527

ZODAT WE DIT MOGEN BESLUITEN

De Satan mag symbolisch (in bedekte spot) de god van de goddeloze wereld genoemd
worden. De rechters in Israël zijn symbolisch goden, maar beter ware vertaald “machtigen” (die in
de naam van God spreken).
Wij hebben deze opdracht: “niet te gaan boven hetgeen geschreven is” (1 Cor.4:6).

1ste besluit
YaWHeH IS DE ENIGE WARE GOD
Hij is, De Vader
Hij is, De Zoon
Hij is, De Heilige Geest

Heeft u het moeilijk om dat te vatten. Bekijk onderstaande tabel die wellicht wat kan betekenen
om iets erover te begrijpen. De drie hoofdelementen van onze natuurkundeleer zijn gebaseerd
op drie zaken afzonderlijk bestaande uit drie onderdelen.

TIJD VERLEDEN HEDEN TOEKOMST


RUIMTE HOOGTE BREEDTE DIEPTE
MATERIE VAST VLOEIBAAR GAS

2de besluit
VALSE GODEN ZIJN GÉÉN GODEN
DEMONEN (DUIVELS) zijn géén goden
AFGODEN ZIJN GÉÉN GODEN

3de besluit
SYMOLISCHE GODEN ZIJN GÉÉN GODEN
De Satan mag symbolisch (in bedekte spot) de god van de goddeloze wereld genoemd
worden. De rechters in Israël zijn symbolisch (in bedekte spot) goden, maar beter ware
vertaald “machtigen” (die in de naam van God spreken).

Het lezen waard over goden en henotheïsme is o.a. dit:


Boullaye Pinard de la H., ‘Hénothéisme’, in Catholicisme, t. V, Paris, Letouzey et Ané, 1962, blz.
603-605.
Haekel J., ‘Henotheismus’, in Lexikon für Theologie und Kirche, vol. 5, Freiburg, 1960.
Papathomas Grigorios D., archim. grigorios d. papathomas-the question of henotheismArchim.
Tracht dit te vinden op Internet? DE MOEITE MEER DAN WAARD.
Papathomas Gr. D., ‘La question de l’Hénothéisme, (Contribution à l’étude du problème de
l’ origine des religions)’, verschenen in Théologia (Athènes), t. 62, n° 3 et 4 (1991), blz.502-527
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 528

en 820-837, t. 63, n° 1 (1992), blz.132-155].


Philippidis L. J., ‘Monothéisme primordial’, in Théologia, t. 23, n° 1 (1952), blz.132-142.
Ries J., ‘Hénothéisme’, in Dictionnaire des Religions, Paris, Puf, 1984.

Rol van het heidendom en de filosofen

In de zijlijn van al het vorige ook nog dit. Er worden door de WT regelmatig verklaringen
gepubliceerd als dat de leer van de Drie-eenheid zou overgenomen zijn van heidense godsdiensten.
Die zouden de leer vóór het christendom hebben ontwikkeld. Maar dat is niet de mening van
enkele eminente geleerden en encyclopedia. Velen nemen de visie aan dat wat de WT zegt, niet
een weergave van de werkelijkheid is. We wijzen ter ondersteuning van onze gedachte naar de
volgende publicaties.
Encyclopedia Britannica, 1979, Christianity, Vol.4, blz.485.
Harnack Adolf, Outlines of the History of Dogma, blz.193-195.
Kittel Gerhard, Theological Dictionary of the New Testament, Vol.3, blz.108.
Lohse Bernard, A Short History of Christian Doctrine, Fortress Press, 1966, blz.37-39.
New International Dictionary of New Testament Theology, edit. Colin Brown, 1982, God, vol 2,
Artikel ‘Three’ van C. J. Hemer, blz.687.
New Schaff Herzog Encyclopedia, Trinity, Doctrine of the, blz.18 (Vanuit Internet te vinden.).
Schaff Philip, History of the Christian Church, Scribner’s, 1924, vol.2, blz.566.
The Catholic Encyclopedia, 1912, Vol.15, blz.47-49 (vanuit Internet te vinden).

Ook de Kerkvaders moesten in hun dagen reeds hetzelfde als kritiek horen (dat de Drie-
eenheid zou zijn overgenomen van het heidendom) maar hebben dat ook duidelijk afgewezen. De
Drie-eenheid is een Openbaring van de God van Abraham, Izaak en Jacob. We geven u hierbij
enkele verwijzingen van dien aard. U kunt het zelf nagaan in een theologische bibliotheek of voor
de Engelse versie op Internet.

1°) Clemens van Rome, (c. 95 na Chr.), Aan de Corinthiers, hoofdstuk XXIII.
2°) Brief van Barnabas, (tussen 70 en 130 na Chr.), hoofdstuk IV.
3°) Justinus de martelaar, (2nd eeuw 95 na Chr.), Dialoog van Justinus met Trypho,
hoofdstukken 80,81,110.
4°) Herder van Hermas, (vroeg 2de eeuw ), Vierde Visioen, hoofdstukken 1,2,3.
5°) Leer van de 12 apostelen, (vroeg 2de eeuw ), Boek I, Sectie 16.
6°) Irenaeus, (2de eeuw), hoofdstuk XXVI.
7°) Tertullianus, (laat 2de eeuw), Over de opstanding van het vlees, hoofdstukken 24,25,41.
8°) Cyprianus, (2de eeuw), Verhandeling VII, Over de sterfelijkheid.
9°) Hyppolytus (laat 2de eeuw-3de eeuw), Verhandeling over Christus en de antichrist 60,61.
10°) De Constituties van de Heilige Apostelen, (4de eeuw), Boek VII, 32,33.
11°) Victorinus, Commentaar op de Apocalypse, (4de eeuw), zevende hoofdstuk.

Een rabbijn zei het volgende over Deut.6:4 (uit: J. H. Hertz, ‘The Pentateuch and Haftorahs’,
Vol. 1, 1941, blz.215): “Deze sublieme verklaring van absoluut monotheïsme was een
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 529

oorlogsverklaring aan elk soort polytheïsme (…) Tezelfdertijd is het Shema een uitsluiting van de
Drie-eenheid van de christenen als een verkrachting (in het Engels = violation) van de Eenheid van
God.” En een christentheoloog zegt dit: “Laat ons wat zeggen over de persoon van Christus (…) In
andere gedeelten van het Nieuw Testament is het predikaat “God” zonder twijfel op Christus
toegepast. Dit zijn verklaringen die voor het Joods monotheïsme uitermate offensief zijn” (Zie van
Bernard Lohse, ‘A Short History of Christian Doctrine’, 1966, blz.37-39, oorspronkelijke titel:
Epochen der Dogmengeschichte).

Justinus de martelaar beweerde dit volgende: “De Platonische dogma’s zijn niet vreemd aan
het christendom. Wanneer wij, christenen zeggen dat alle dingen door God geschapen zijn en
geordend, dan lijkt het alsof we een leer van Plato verkondigen; tussen onze opvatting en deze van
Plato is er maar één verschil, dat is het lidwoord “de” bij God toegevoegd” (New Schhaff-Herzog
Encyclopedia, artikel Platonism And Christianity, blz.88).

Augustinus zei: “wanneer we in de boeken van de Platonisten vinden dat in het begin,”het
Woord was” er nergens staat in hun leer dat het Woord vlees is geworden en onder mensen
gewoond heeft” (James Hastings, ‘Encyclopedia of Religion and Ethics’, artikel Trinity, blz.458).

“Alleen dit is waar, dat de Hellenistische filosofie van buitenaf werkzaam was, als een
stimulerende factor op de vorm van het ganse patristische denken, de leerstellingen van de Logos
en de Drie-eenheid en de rest; en de dieperliggende gedachten van de heidense wereld toonden
een voorgevoel van de drievoudige onderscheiding van de goddelijke essentie; maar dan slechts
een ververwijderd en vaag voorgevoel dat soms de christelijke waarheid ondersteunde. Veel
duidelijker en vruchtbaarder suggesties vonden we reeds in het Oude Testament” (Philip Schaff,
History of the Christian Church, Scribner’s, 1924, vol. 2, blz.566).

(b) Alhoewel de gedachte van een goddelijke Triade of Triniteit kenmerkend is voor de christelijke
religie, ze is er niet iets kenmerkends aan. Bijvoorbeeld in de Indische religie vinden we een
trinitarische groep van Brahma, Siva en Vishnu; en in de Egyptische religie een trinitarische groep
van Osiris, Isis en Horus, die samen een goddelijke familie vormen, zoals de Vader, Moeder en Zoon
in de christelijke kunst van de Middeleeuwen. We vinden niet slechts een leer van God als een
Triniteit in de religie. Verwijzen we in het bijzonder naar de Neo-Platonische gedachte van een
Opperste en Ultiem wezen dat gesuggereerd wordt in de Timmaeüs van Plato; met aldaar de
filosofie van Plotinus over de primaire of originele WERKELIJKHEDEN, het Goede of (in numerisch
symbool) de Ene, de Intelligentie of de Een-Zijdige, en de Wereld-Ziel of de Ene en Veelzijdige. We
wijzen ook naar wat Comte filosofisch zegt, waar de religieuze Drie-eenheid nogal losjes in elkaar
zit; de cultus van de mensheid als het Grote Wezen, of ruimte als het Grote Medium, en de aarde
als de Grote Fetisch.
(c) Wat een speciaal karakter geeft aan de leer van de Drie-eenheid is de nauwe band met de
duidelijk christelijke leer van de goddelijke incarnatie. Zoals Augustinus zei, “indien je in de boeken
van de Platonisten vindt dat ‘het Woord in den beginnen was’ je vindt er toch niet dat ‘het Woord
vlees geworden is en onder ons gewoond heeft’. (...) “Niettegenstaande is er toegegeven dat
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 530

Christus de eeuwige Zoon van God is en de ultieme openbaring van God en bovendien van de
levendmakende Geest des levens is gezegd dat Hij van ‘uit den hoge’ is. Wanneer de vroege
christenen hun visie over God beschrijven zijn alle drie elementen; God, Christus en de Geest erin
beschreven en de éne God is geopenbaard als drievoudig.” (‘Encyclopedia of Religion and Ethics’,
James Hastings, artikel Trinity, blz.458).

En ook dit: “Arianisme: (...) Arius was bereid om de Logos God te noemen. Maar dat was
voor hem slechts een manier van spreken. De Logos was een schepsel. Volgens hem was het God
zelfs onmogelijk dat Hij rechtstreeks zou scheppen; inderdaad, God was volgens Arius zo groot en
zo ver afgescheiden van de mensen dat er van een rechtstreekse band tussen deze geen sprake kon
zijn. Arius had een welbewuste Griekse conceptie over God. De visie van Arius over Christus was
veel minderwaardiger dan wat Theodotus in het Westen zei of Paulus van Samosata in het Oosten
(...) Ze onderhielden de diepgewortelde Griekse gedachte dat God niet de schepper van het
materiële universum kan zijn” (Harry R. Boer, ‘A Short History of the Early Church’, blz.113).

En ook nog dit één stukje met een kritische noot: “Opgemerkt moet worden dat er geen
echte kloof of antithese bestaat tussen de doctrines van de economische en de essentiële Drie-
eenheid, en dat is natuurlijk zo. De Drie-eenheid vertegenwoordigt de inspanning om de Drie-
eenheid uit te denken, en er dus een redelijke basis voor te geven. De eerste christenen hadden met
St. Paulus een verlossende ervaring van de genade van de Heer Jezus Christus en van de liefde van
God en van de gemeenschap met de Heilige Geest; en de theologen van de oude kerk probeerden
de christelijke ervaring in logische termen weer te geven. In hun poging werden ze er onvermijdelijk
toe gebracht een verbond tot stand te brengen tussen het evangelie van hun verlossing en de
speculatieve filosofie, en meer in het bijzonder het platonisme, waarin ze waren opgeleid, terwijl ze
in de wereld ruimte maakten voor het christelijke evangelie, niet geheel gastvrij voor de Griekse
filosofie, merkten ze dat ze hun empirische kennis van God - de God en Vader van de Heer Jezus
Christus - vertaalden in een leer van diversiteit of veelheid, ter onderscheiding van louter abstracte
eenheid, binnen de goddelijke natuur zelf. Met andere woorden, door de Drie-eenheid uit te denken,
kwamen ze uit bij de Drie-eenheid. Niettemin erkenden de grootste en meest invloedrijke van de
christelijke kerkvaders, Origenes, Athanasius, Basil en de Gregories, Augustinus, allemaal dat,
ondanks al het licht dat erop werd geworpen in de bijbelse openbaring, de goddelijke natuur voor
hen een mysterie bleef de rede overstijgen.” (Encyclopedia of Religion and Ethics, James Hastings,
Trinity, blz.461).

“Het Arianisme is een vereniging van adoptisme met de origenistisch-neo-platonische leer


van de ondergeschikte Logos, die het spirituele principe van de wereld is, uitgevoerd vanuit de
middelen van de aristotelische dialectiek” (Adolf Harnack, ‘Outlines of the World’). Geschiedenis
van het Dogma', blz.251).

“Vanaf het begin vond de controverse tussen beide partijen [Arius en Nicenen] plaats op
de gemeenschappelijke basis van het neoplatonische concept van substantie, dat vreemd was aan
het Nieuwe Testament zelf. Het is geen wonder dat de voortzetting van het dispuut op basis van de
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 531

metafysica van de substantie eveneens leidde tot concepten die geen basis hebben in het Nieuwe
Testament, zoals de vraag naar de gelijkheid van essentie (homoousia) of gelijkenis van essentie
(homoiousia) van de goddelijke personen” (Encyclopedia Britannica 1979, Christianity, Vol. 4,
p.485).

“Door de aanvaarding van de logoschristologie als het centrale dogma van de kerk, was de
kerkelijke leer, zelfs voor de leken, stevig geworteld in de bodem van het hellenisme. Daardoor werd
het een mysterie voor de overgrote meerderheid van de christenen. Maar er werd zelfs naar
mysteries gezocht. Niet de frisheid en helderheid van een religie trok mensen aan - er moet iets
verfijnds en ingewikkelds zijn, een structuur in barokstijl, om diegenen tevreden te stellen die in die
tijd alle idealistische instincten van hun aard in religie wilden bevredigen. Met dit verlangen
verenigd was de grootste eerbied voor alle tradities, een gevoel dat kenmerkend is voor tijdperken
van herstel. Maar zoals altijd werd het oude nieuw door conservering en werd het nieuwe onder de
bescherming van het oude geplaatst. Wat de kerk gebruikte in doctrine, cultus en organisatie was
“apostolisch”, of beweerde te zijn afgeleid uit de Heilige Schrift. Maar in werkelijkheid legitimeerde
het in zijn midden de Griekse speculatie, de bijgelovige opvattingen en gebruiken van de heidense
mysterieaanbidding en de instellingen van de vervallen staatsorganisatie waaraan het zich hechtte
en die daardoor nieuwe kracht kregen. In theorie monotheïstisch, dreigde het in de praktijk
polytheïstisch te worden en plaats te maken voor het hele apparaat van lage of misvormde religies.
In plaats van een religie van de zuivere rede en de strengste moraliteit, zoals de apologeten het
christendom ooit hadden voorgesteld, werd de laatste de religie van de machtigste wijdingen, van
de meest mysterieuze media en van een zinnelijke heiligheid. De tendens naar de uitvinding van
mechanisch verzoenende wijdingen (sacramenten) werd steeds meer uitgesproken en beledigde
zelfs hevig denkende heidenen.” (Outlines of the History of Dogma, Adolf Harnack, blz.193-195).

De algemene conclusie is dus deze, het christendom heeft NIETS OVERGENOMEN dat
behoord tot het godsbeeld van de heidenen of de filosofen. Alle gelijkenissen komen nooit vanuit
die hoek, maar van de Schrift van het Oude Verbond, daaraan toegevoegd de Openbaring van God
zelf in de persoon van Jezus en daaropvolgend de Heilige Geest die werkzaam is in Zijn gemeente.
In zekere zin kunnen we omgekeerd redeneren, het meergodendom is ontstaan door het afval van
de ware godsdienst. Dat is wat de Oostenrijkse anthropoloog Wilhelm Schmidt zei aan het begin
van de 20ste eeuw: oorspronkelijk was er het “Urmonotheismus = Oermonotheïsme” en daaruit
onstond het meergodendom.

En ook in de liturgie is er over gezongen. We citeren slechts het laatste vers van een zeer
mooi kerstlied van Luther uit 1524 (volgens Liedboek voor de Kerken, Gezang n°122 vers 5):
Lof zij God in ‘t hemelrijk,
Vader, Zoon en Geest gelijk,
nu en overal altijd,
nu en tot in eeuwigheid.

APPENDIX 8 : Een statistiek van teksten over de godheid van Christus


Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 532

Aan de hand van enkele belangrijke Bijbelvertalingen en parafrasen geven we weer hoe
de godheid van Christus aanvaard of verworpen wordt. De teksten zijn grotendeels deze
besproken in dit hoofdstuk.

BIJBELVER- JOH. JOH. HAND. ROM. 2 THES. TIT. HEB. 2 PET.


TALING 1:1 1:18 20:28 9:5 1:12 2:13 1:8 1:1
Beck JA JA JA JA JA JA JA JA
Brouwer Prof. JA JA JA NEEN NEEN JA JA JA
Canisius JA JA JA JA NEEN JA JA JA
Contemp.Eng.Ver.* JA JA NEEN NEEN NEEN JA JA JA
Good News Bible JA JA NEEN NEEN NEEN JA JA JA
King James JA NEEN JA NEEN NEEN NEEN JA NEEN
NEB voetnoten JA NEEN JA NEEN NEEN
Net Bible JA JA NEEN JA NEEN JA JA JA
New Amer. Bible JA JA JA NEEN NEEN NEEN JA JA
New Century Ver* JA JA JA JA NEEN JA JA JA
New Inter. Version JA JA JA JA NEEN JA JA JA
New Living* JA JA JA JA JA JA JA JA
New RSV JA JA NEEN NEEN NEEN JA JA JA
NirV JA JA JA JA NEEN JA JA JA
NRSV mg. NEEN JA JA NEEN NEEN NEEN
Revised NAB JA JA JA NEEN JA NEEN JA JA
Rev. Stand.Version JA NEEN NEEN NEEN NEEN JA JA JA
RSV voetnoten JA NEEN JA NEEN NEEN NEEN
Revised Version JA NEEN JA NEEN NEEN JA JA JA
RV voetnoten JA NEEN NEEN NEEN NEEN
Statenvertaling JA NEEN JA JA NEEN JA JA JA
Willibrord (1995) JA JA NEEN JA NEEN JA JA JA
*=Geparafraseerde Bijbels = heeft weinig theologische waarde.

De lijst hieronder is deze van vijanden van de Godheid van Jezus; Unitariërs en
Joden. Drie van deze vertalingen zijn uitgegeven door het Wachttorengenootschap. Het
geeft weer of de godheid van Christus door de vertalers is aangenomen of niet.

BIJBELVERTALING JOH. JOH. HAND. ROM. 2THES. TIT. HEB. 2PET.


1:1 1:18 20:28 9:5 1:12 2:13 1:8 1:1
Diaglott NEEN NEEN JA NEEN JA JA JA JA
Goodspeed NEEN NEEN JA NEEN NEEN JA NEEN JA
Jewish NT JA NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN JA NEEN
Kingdom NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN
Interlinear
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 533

Moffatt NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN JA


Newcome NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN
New World NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN
Transl.
Rev. Ver. NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN JA NEEN
Parkinson
Schonfield NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN JA NEEN
21 Century NT NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN
Free
Translators NT NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN JA JA JA

Wie is Jezus: hier zijn enkele Nieuw-Testamentische Namen voor Hem


Veel van deze titels wijzen aan dat Jezus niet zomaar een mens is.

Jezus van Nazaret: (Mat.26:71) Messias: (Joh.1:41)


De Zoon: (Joh.8:36) Eniggeboren Zoon: (1 Joh.4:9)
Geliefde Zoon: (Mat.3:17) Zoon van David: (Mat.1:1)
De Wortel en het geslacht van David: (Opb. Zoon van Abraham: (Mat.1:1)
22:16)
Zaad van Abraham: (Gal.3:16) Zoon van Joseph: (Joh.1:45)
De Zoon van de mensen: (Mat.26:64, vergelijk Zoon van God: (Mat.26:63)
Daniël 7:13)
Zoon van de Vader: (2 Joh.1:3) Zoon van de Allerhoogste: (Luc.1:32)
Eniggeboren: (Joh.1:18) Eerstgeborene: (Heb.1:6)
Eerstgeborene der ganse schepping: (Col.1:15) Begin van de schepping van God: (Opb.3:14) (*)
Eerstgeborene der doden: (Opb.1:5) De Laatste Adam: (1 Cor.15:45)
Rabbi: (Mat.23:8) Koning van Israël: (Marc.15:32)
Koning van de Joden: (Mat.27:37) Het Woord: (Joh.1:1)
Het Woord van God: (Opb.19:13) Het Woord van leven: (1 Joh.1:1)
Het Leven: (Joh.11:25) IK BEN: (Joh.8:58, zie Exodus 3:14) (**)
YaHWeH: (Rom.10:9-13, zie Joël 2:32) God: (Joh.1:1)
De Man: (Joh.19:5) Immanuël: [God met ons] (Mat.1:23, zie Jesaja
7:14)
Meester: (Luc.8:24) De Verwachtte: (Luc.7:19)
Verlosser der wereld: (Joh.4:42) Redder van alle mensen: (1 Tim.4:10)
De Verlosser: (Romeinen 11:26) De Profeet: (Joh.1:25 / Deut.18:15)
De Heilige: (Hand.3:14) De Rechtvaardige: (Hand.3:14)
Prins: (Hand.5:31) Prins des levens: (Hand.3:15)
De Heilige: (Luc.24:5) Rechter over levenden en doden: (Hand.10:42)
Steen: (Marc.12:10) Hoeksteen: (Marc.12:10)
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 534

Opperherder: (1 Pet.5:4) Goede Herder: (Joh.10:11)


Herder en Hoeder van uw zielen: (1 Pet. 2:25) Het Lam: (Opb.5:12)
Paaslam: (1 Cor.5:7) Lam van God: (Joh.1:36)
Leeuw van Juda: (Opb.5:5) Advocaat: (1 Joh.2:1)
Licht van de wereld: (Joh.8:12) Koning der koningen en Heer der heren:
(Opb.19:16)
De Getrouwe getuige: (Opb.1:5) De Getrouwe en de Waarachtige: (Opb.19:11)
De Amen: (Opb.3:14) Knecht: (Hand.4:27)
De blinkende Morgenster: (Opb.22:16) De Opgang uit de hoogte: (Luc.1:78)
De Apostel: (Heb.3:1) De Grote hogepriester: (Heb.4:14)
De Leidsman en voleinder des geloofs: De Uitverkorene: (Luc.9:35)
(Heb.12:2)
De Middelaar: (1 Tim.2:5) De Weg, De Waarheid, En Het Leven: (Joh.14:6)
De Deur: (Johannes10:7) De Alpha en De Omega: (Opb.22:13)
De Eerste en de Laatste: (Opb.22:13) De Kracht van God: (1 Cor.1:24)
Het hoofd van de Kerk: (Col.1:18) De Geliefde: (Mat.12:18)
Erfgenaam van alle dingen: (Heb.1:2) Het brood van God (Joh.6:33)
Het Geheimenis Gods: (Col.2:2) Het brood des levens: (Joh.6:35)
De ware wijnstok: (Joh.15:1) De Wijsheid van God: (1 Cor.1:24)
Het Begin en het Einde: (Opb.22:13) De Bruidegom: (Joh.3:29)
Hoofd van alle dingen: (Eph.1:22) Het Brood uit de hemel: (Joh.6:32)
Beeld van de onzichtbare God: (Col.1:15) De Luisterende: (Joh.15:7)
Hoorn van Redding: (Luc.1:69) De Opstanding (Joh.11:25)

(*) Jehovah’s Getuigen zeggen dat de Nieuw-testamenticus H. Alford in zijn Openbaring 3:14 dat
‘The Greek Testament’ toegeeft (https://www.studylight.org/commentaries/eng/hac/revelation-
3.html ). Maar dit is wat hij zegt: “Het woord archè op zichzelf zou de betekenis toelaten dat Christus
het eerste geschapen wezen is: zie Gen. xlix. 3; Deut. xxi. 17; en Spr. viii. 22. En op deze wijze vatten
de Arianen het hier op, en sommigen die hen volgden: b.v. Castalio, ‘chef d’oevre:’ ‘omnium Dei
operum excellentissimum atque primum:’ [wat betekent „het eerste en uitnemendste van al Gods
werken”] en ook Ewald en Züllig.” Ze vergeten dus evenwel te zeggen dat Alford uitdrukkelijk niet
geloofd in de schepping van de Logos. Je kunt altijd wel iemand vinden die iets anders zegt dan het
orthodoxe geloof, maar wat heb je er in werkelijkheid aan!

(**) Alle teksten met “ben Ik” of “Ik ben” in het evangelie van Johannes zijn; Joh.3:28 / Joh.4:26 /
Joh.6:20 / Joh.6:35 / Joh.6:41 / Joh.6:48 / Joh.6:51 / Joh.8:12 / Joh.8:18 / Joh.8:23 /
Joh.8:24 / Joh.8:28 / Joh.8:58 / Joh.9:9 / Joh.10:7 / Joh.10:9 / Joh.10:11 / Joh.10:14 / Joh.11:25 /
Joh.13:19 / Joh.14:6 / Joh.15:1 / Joh.15:5 / Joh.18:5 / Joh.18:6 / Joh.18:8. De moeite waard het na
te zien. Een Amerikaanse theoloog heeft eens nagegaan welke uitdrukking Engelse vertalers
hebben gebruikt voor Joh.8:58. “I am” of “I Am” of “I AM” kan je vinden in:
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 535

King James, New King James, New American Standard Bible, New International Version, Philips
Modern English, Revised Standard Version, Today’s English Version, Jerusalem Bible, New English
Bible, American Standard Version, New American Bible, Douay, Young’s Literal Translation,
Berkeley Version, Norlie’s Simplified New Testament, New Testament in Modern English (Mont-
gomery), New Testament in Modern Speech (Weymouth), Wuest’s Expanded Translation, Am-
plified New Testament, New Testament (Swann), Aldine Bible, Four Gospels (C. C. Torrey), Con-
fraternity Version, Four Gospels (Rieu), New Testament (Knox), Concordant Literal New Testa-
ment, Anchor Bible, Rotherham, Holy Bible in Modern English (Fenton), Bible in BASIC English,
Better Version (Estes), Sacred Writings (A. Campbell), New Easy-to-Read Version, New Testament
for the New World.

Allerhande Kerkvaders hebben in hun geschriften verwezen naar Joh.8:58 en de uitdrukking


“Ik ben” aanvaard als een goddelijke titel m.b.t. Jezus. Zo bijvoorbeeld in de Engelse uitgave:
Chrysostomos, ‘Homilies on St. John’ in, The Nicene and Post-Nicene Fathers, deel 14:199.
Irenaeus, ‘Against Heresies’ in, The Nicene and Post- Nicene Fathers, Eerdmans, deel 1:478.
Novatian, ‘A Treatise Concerning the Trinity’ in, The Ante-Nicene Fathers, Eerdman, deel 5:624-
625.
Origenes, ‘Against Celsus’ in, The Ante-Nicene Fathers, Eerdmans, 1981.

De pluraliteit van God staat centraal in de Bijbel, er is géén plaats voor een leer als deze die
de Wachttoren leert; Deut.4:35,39 / 32:39 / 2 Sam.22:32 / Jes.37:20 / 43:10 / 44:6-8 /
45:5,14,21,22 / 46:9 / Jer.10:10 / Joh.17:3 / Rom.3:30 / 16:27 / 1 Cor.8:4,6 / Gal.3:20 / Eph.4:6 / 1
Tim.1:17 / 2:5 / Jac.2:19 / 1 Joh.5:20 / Judas 25.

APPENDIX 9: Het begrip “God” in W. E. Vine

Vine W. E., Expository Dictionary of NT Words: vertaling door ons van begrip 'God'.
https://www.studylight.org/dictionaries/eng/ved/g/god.html

“(I) in het polytheïsme van de Grieken, aanduiding voor ‘een god of godheid’, bijvoorbeeld
Handelingen 14:11; 19:26; 28:6; 1 Kor. 8:5; Gal. 4:8.

(II) (a) Daarom werd het woord door de joden toegeëigend en door de christenen behouden om ‘de
ene ware God’ aan te duiden. In de Sept. vertaalt Theos (op enkele uitzonderingen na) de
Hebreeuwse woorden Elohim en Jehovah, waarbij de eerste Zijn macht en superioriteit aanduidt,
de laatste Zijn niet-oorsprongige, onveranderlijke, eeuwige en zichzelf onderhoudende bestaan.

In het NT zijn deze en alle andere goddelijke eigenschappen op Hem gebaseerd. Aan Hem wordt
bijvoorbeeld Zijn eenheid of monisme toegeschreven, bijvoorbeeld Markus 12:29; 1 Tim. 2:5;
zelfbestaan, Johannes 5:26; onveranderlijkheid, Jac. 1:17; eeuwigheid, Rom. 1:20; universaliteit,
Matth. 10:29; Handelingen 17:26-28; almachtige macht, Matth. 19:26; oneindige kennis,
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 536

Handelingen 2:23; 15:18; Rom. 11:33; scheppende kracht, Rom. 11:36; 1 Kor. 8:6; Ef. 3:9; Openb.
4:11; 10:6; absolute heiligheid, 1 Petr. 1:15; 1 Johannes 1:5; rechtvaardigheid, Johannes 17:25;
trouw, 1 Kor. 1:9; 10:13; 1 Thess. 5:24; 2 Thess. 3:3; 1 Johannes 1:9; liefde, 1 Johannes 4:8,16;
barmhartigheid, Rom. 9:15,18; waarachtigheid, Titus 1:2; Hebr. 6:18. Zie GOED, nr. 1 (b).”

“(b) De Goddelijke eigenschappen worden eveneens aangegeven of definitief gegrond op Christus,


b.v. Matth. 20:18,19; Johannes 1:1-3; 1:18, RV, marge; 5:22-29; 8:58; 14:6; 17:22-24; 20:28; Rom.
1:4; 9:5; Fil. 3:21; Kol. 1:15; 2:3; Titus 2:13, RV; Hebr. 1:3; 13:8; 1 Johannes 5:20; Openb. 22:12,13.

(c) Ook van de Heilige Geest, b.v. Matt. 28:19; Lukas 1:35; Johannes 14:16; 15:26; 16:7-14; Rom.
8:9,26; 1 Kor. 12:11; 2 Kor. 13:14.

(d) Theos wordt gebruikt (1) met het bepalend lidwoord, (2) of zonder (dat wil zeggen, als een
zonder lidwoord zelfstandig naamwoord). “De Engelsen hebben het lidwoord misschien wel of niet
nodig in vertaling. [Ook in onze Nederlandse taal!] Maar dat punt komt in het Griekse idioom niet
voor. Zo wijst het artikel in Handelingen 27:23 (‘de God van wie ik ben’, RV) [Zie onderaan voor
twee] op de bijzondere God van Paulus, en moet in het Engels bewaard worden. In het volgende
vers (ho theos) hebben we in het Engels de lidwoorden niet nodig” (A.T. Robertson, Gram. of Greek,
NT, p. 758).” [Nota onderaan.]

Wat dit laatste betreft, het is gangbaar om, wanneer het voor de tweede keer wordt vermeld, het
lidwoord bij een eigennaam te gebruiken. Hierop bestaan duidelijke afwijkingen, zoals wanneer de
afwezigheid van het lidwoord dwingend dient de nadruk te leggen op of precisie te geven aan het
karakter van de aard van wat in het zelfstandige synoniem wordt. Een voorbeeld hiervan dat niet
op tafel staat, staat in Johannes 1:1, “en het Woord was God”; hier ligt een dubbele nadruk op
theos, door de afwezigheid van het lidwoord en door de gevaarlijke positie. Het letterlijk vertalen
met ‘een god was het Woord’ is volkomen misleidend. Bovendien illustreert het feit dat “het Woord”
het onderwerp van de zin is, de regel dat het onderwerp moet worden bepaald omdat het lidwoord
heeft wanneer het predikaat zonder het lidwoord is. In Rom.7:22, in de zinsnede ‘de wet van God’
hebben beide zelfstandige naamwoorden het lidwoord; in ver.25, zijn er geen lidwoorden. Dit is in
overeenstemming met een algemene regel dat als twee zelfstandige zelfstandige samengesteld zijn
door de genitiefnaamval (de naamval), óf beide het lidwoord hebben, óf beide geen lidwoord
hebben. Hier zijn in eerste instantie beide zelfstandige naamwoorden, “God” en “de wet”,
vastgesteld, terwijl in ver. 25 Het woord ‘God’ heeft niet alleen maar een titel; de afwezigheid van
het lidwoord restrictief Zijn karakter als wetgever.”

Wanneer twee of meer delen op dezelfde persoon of hetzelfde ding worden toegepast, dient één
artikel gewoonlijk voor beide (de uitzonderingen hierop zijn wanneer een tweede artikel de nadruk
legt op verschillende aspecten van dezelfde persoon of hetzelfde onderwerp, bijvoorbeeld
Openbaring 1:17). In Titus 2:13 heeft de RV terecht ‘onze grote God en Redder Jezus Christus’.
Moulton (Prol., p.84) laat uit papyri-geschriften uit de vroegchristelijke tijd zien dat dit onder Grieks-
sprekende christenen “een gangbare formule” was zoals toegepast op Christus. Dus in 2 Petr. 1:1
(vgl. 1:11; 3:18).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 537

In de volgende titels wordt God beschreven door bepaalde van Zijn eigenschappen; de God der
heerlijkheid, Handelingen 7:2; van vrede, Rom. 15:33; 16:20; Fil. 4:9; 1 Thess. 5:23; Hebr. 13:20; van
liefde en vrede, 2 Kor. 13:11; van geduld en troost, Rom. 15:5; van alle troost, 2 Kor. 1:3; van hoop,
Rom. 15:13; van alle genade, 1 Petr. 5:10. Deze beschrijven Hem niet als een onderscheiding van
andere personen, maar als de bron van al deze zegeningen; vandaar het gebruik van het bepaald
lidwoord. In uitdrukkingen als ‘de God van een persoon’, b.v. Matth. 22:32 markeert de uitdrukking
de relatie waarin de persoon tegenover God staat en God tegenover hem.

(e) In het volgende wordt de nominatief gebruikt voor de vocatief, en altijd met het lidwoord;
Markus 15:34; Lukas 18:11,13; Johannes 20:28; (Handelingen 4:24 in sommige teksten); Hebr. 1:8;
10:7.”

(f) De zinsnede “de dingen van God” (letterlijk of anderzijds vertaald) staat voor (1) Zijn belangen,
Matt. 16:23; Markus 8:33; (2) Zijn raadgevingen, 1 Kor. 2:11; (3) dingen die Hem toekomen, Matt.
22:21; Markus 12:17; Lukas 20:25. De zinsnede “dingen die God aangaan”, Rom. 15:17; Hebr. 2:17;
5:1 beschrijft in Hebr. passages, de offerdienst van de priester; in de Rom. passage de
evangeliebediening als een offer aan God.

(III) Het woord wordt gebruikt voor door God aangestelde rechters in Israël, als vertegenwoordiger
van God in Zijn gezag, Johannes 10:34, geciteerd uit Ps. 82:6, wat aangeeft dat God Zelf oordeelt
over degenen die Hij heeft aangesteld. De toepassing van de term op de Duivel, 2 Kor. 4:4, en de
buik, Fil. 3:19, plaatst deze voorbeelden feitelijk onder (I).”

Nederlandse voorbeelden: © Lutherse Vertaling Handelingen 27:23: “23 Want dezen nacht
heeft bij mij gestaan een Engel van den God, wiens ik ben, en dien ik dien.”

© Leidse Vertaling Handelingen 27:23: “23 Want van nacht stond bij mij een engel van den
God wien ik toebehoor en dien ik vereer.”

BIBLIOGRAFIE Algemeen
Beduhn Jason, Truth in Translation: Accuracy and bias in English Translations of the New
Testament, University Press of America, 2003. Dit is waarschijnlijk een Jehovah Getuige,
kerkhistoricus en specialist van de leer van de Manicheërs. Laat u dus niet in doeken doen met
de opmerking in ‘DE WACHTTOREN’ van 1 december 2004 blz.30 waar dit boek aangeprezen
wordt zonder ook maar te zeggen waar het gepubliceerd is (?).
In dit werk gaat hij negen vertalingen vergelijken en komt dan tot de conclusie; de NWV is
veruit de beste. Wat is er aan de hand?
Bij zijn vergelijk heeft hij alle teksten die over de godheid van Christus spreken neven elkaar
gelegd en natuurlijk komt de WT-vertaling er dan als de beste uit gezien hij van de
veronderstelling uitgaat dat geen enkele van die teksten positief mag zijn in dat verband.
Behalve de King James Version / New Revised ook deze:
Standard Version / New International Version / New American Bible / New American Standard
Bible / Amplified Bible / Living Bible / Today’s English Version / New World Translation of the
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 538

Holy Scriptures zijn de vertalingen die worden nagegaan. De besproken teksten zijn: Mat.28:9 /
Phil.2:6 / Col.1:15-20 / Joh.1:1 / Joh.8:58 / Titus 2:13. Deze schrijver had een lang geschreven
debat met een gelovige in de Drie-eenheid, Robert Hommel en is u warm aanbevolen, maar is
toch ook moeilijk voor de leek. Zie naar www.forananswer.org
Boobyer G. H., Jesus as “Theos” in the New Testament, Bulletin of the John Rylands Library
Manchester, Volume 50, Spring 1968, n°2, blz.247-261. Een anti-trinitariër.
Bowman R. M. Jr., Sharp’s Rule and Antitrinitarian Theologies: A Bicentennial Defense of
Granville Sharp’s Argument for the Deity of Christ, August 1998. Revised Edition Atlanta
Christian Apologetics Project, Inc. Via Internet
Brown R.E., Jezus God en Mens, Patmos, 1970.
Countess R., The translation of THEOS in the New Testament, in The New Testament Student &
Theology, volume 3, J.H. Skilton edit., Presbytarian and Reformed, 1976.
Cremer H., Biblico-Theological Lexicon, T & T Clark, 4de uitgave, blz.279-281. Over regel van Sharp.
Cullmann O., The christology of the New Testament, S.C.M., 1971, hoofdstuk 11.
Gresser R., The Need For and The Use Of Doxological Language in Theology,
Quodlibet Journal: Volume 6 Number 1, January - March 2004, http://www.Quodlibet.net
Kuehne C., The Greek Article and the Doctrine of Christ’s Deity, Journal of Theology: Church of
the Lutheran Confession 13, no. 3 (September 1973) blz. 12-28; 13, no. 4 (December 1973),
blz.14-30; 14, no. 1 (March 1974), blz.8-19; 15, no. 1 (March 1975), blz.8-22.
Metzger B.M., Christ and Spirit in the New Testament, Ed.B. Lindars en S.S. Smaley, C.U.P.
1973. Hier spreekt hij zich uit over de identificatie Jezus-God in Rom.9:5. Zie tevens zijn studie
‘The Jehovah’s Witness and Jesus Christ’ in het tijdschrift Theology Today, April 1953.
Herdrukt als brochure en verkrijgbaar bij Religion Analysis Service.
Rienecker F. and Rogers C., Linguistic Key to the Greek New Testament, Zondervan, 1980.
Robertson A.T., The Minister and His Greek New Testament, Baker Book House, Reprint
1977, blz.61-80.
Scouteris C., Doxology, the Language of Orthodoxy, The Greek Orthodox TheologicaI Review, 38.
Spicq C., Les epîtres pastorales, Gabalda 1947. Heeft zeer goed commentaar op Titus 2:13.
Taylor V., New Testament Essays, Epworth, 1970, hoofdstuk 6.
Wallace D., Sharp Redivivus? A Reexamination of the Granville Sharp Rule.
Op Internet www.forananswer.org
Williamson C. M., Anti-Judaism in Process Christologies? Process Studies, blz.73-92, Vol. 10,
Numbers 3-4, Fall-Winter, 1980.

Een Luthers commentator aan wie we steeds wat hebben is Richard Lenski, hieronder nog
steeds verkrijgbaar:
The Interpretation of St. John’s Gospel, The Wartburg Press, 1942. / The Interpretation of St. Paul’s
Epistle to the Romans, The Wartburg Press, 1945. / The Interpretation of St. Paul’s Epistle to the
Galatians, to the Ephesians, and to the Philippians. Columbus, Ohio: The Wartburg Press, 1946. /
The Interpretation of the Epistle to the Hebrews, The Wartburg Press, 1946. / The Interpretation
of I and II Corinthians, The Wartburg Press, 1946.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 539

Voor een uitgebreide lijst van Kerkvaders die Rom.9:5 en 1 Tim.3:16 christologisch uitleggen zie J.
W. Burgon, The Revision Revised, Conservative classics (Reprint) of de uitgave van Kregel.
Oorspronkelijk geschreven einde 19de eeuw maar nog niet weerlegd! EEN MEESTERWERK.

Over 1 Joh.5:7:
Borger R., Das Comma Johanneum in der Peschitta, in Novum Testamentum XXXIX, 3
(1987), blz.280-284.
Burgon J. W., The Traditional Texts of the Holy Gospels. In ‘Unholy Hands on the Bible’, Ed.
by Jay P. Green, Sovereign Grace Trust Fund, 1990.
Forster C., A New Plea for the Authenticity of the Text of the Three Heavenly Witnesses,
Deighton Bell & Co., 1867.
Maynard M., A History of the Debate Over 1 John 5:7-8, Comma Publications, 1995.
Ruckman P., James White’s Seven Errors in the King James Bible - Errors 6 & 7, In Bible
Believer’s Bulletin, March, 1996, blz.1-5.
White J., The King James Only Controversy, Minneapolis, Bethany House Publishers, 1995.

Er kan op Internet bij het intypen van dit vers (volledig uitschrijven 1 John 5:7) één en ander
ontdekt worden dat de moeite waard is; o.a. enkele kleinere Engelstalige brochures uit de 19 de
eeuw.

PHILO
Allix P., The Judgment of the ancient Jewish church against the Unitarians, 2de uitgave,
Clarendon Press, Oxford, 1821. Dit is het merkwaardigste boek dat wij in dit verband
gelezen hebben.
Hillar M., The Logos and Its function in the writings of Philo of Alexandria: Greek
interpretation of the Hebrew myth and foundation of Christianity, in A Journal from The
Radical Reformation. A Testimony to Biblical Unitarianism, Vol. 7, No. 3 Spring 1998, Part I
pp. 22-37; Vol. 7, No. 4 Summer 1998, Part II pp. 36-53.
Commentaren op het Johannesevangelie van R.E. Brown, R. Schnackenburg, A. Loisy en andere.
Sanders J. T., The New Testament christological Hyms, (zie index en tabel op blz.84,85).

KABBALAH
Grant R. M., La gnose et les origines chrétiennes, du Seuil, 1964. Uit het Amerikaans.
Schaya L., L’Homme et l’Absolu selon la Kabbale, Buchet / Chastel, 1958.
Scholem G.G., On the Kabbalah and its Symbolism, Shocken Books, 1965.
White A.E., The holy Kabbalah, University Books, 1960.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 540

Hoofdstuk 10

Zullen we Christus aanbidden?

10.1 EEN BIJBELCITAAT

Slechts God “aanbidden” en “dienen”

We lezen het volgende op een internetsite van vijanden van de godheid van Jezus, in de
U.S.A.: “Het begrip “aanbidden” gekoppeld aan “dienen”, is slechts gebruikt voor Jehovah God, de
Vader, nooit van de Zoon. Zie Deut.4:19 / 8:19 / 11:16 / 17:3 / 29:26 / 30:17 / 1 Kon.9:6, 9 / 16:31
/ 22:53 / 2 Kon.17:16 / 21:3,21 / 2 Kron.7:19, 22 / 33:3 / Jer.8:2 / 13:10 / 16:11 / 22:9 / 25:6 / Daniël
3:12,14,18,28 / Mat.4:10 / Luc.4:8 / Rom.1:25.”

Laat ons daar wat verder op ingaan, want ook een Jehovah Getuige zou hier volmondig
“amen” op zeggen. Dat alle teksten uit het OT spreken van dienst aan de Ene God is natuurlijk
evident. Er was toen nog geen openbaring gedaan over de Drie-eenheid. Bij de verzoeking in de
woestijn maakt Christus het aan de duivel duidelijk dat we alléén God mogen “aanbidden” en
“dienen” (Mat.4:10 / Luc.4:8). Daar zijn beide werkwoorden op God van toepassing. Maar het is
duidelijk dat ook Hij de God is aan wie aanbidding toekomt. De Schrift spreekt in een later stadium
van het “aanbidden”, én “dienen”, én “aanroepen”, én “op de knieën vallen” voor de Zoon. Of is
dat soms afgoderij?

Dit hoofdstuk is een uitweiding naar aanleiding van een raad van de apostel Paulus, aan alle
gelovigen van alle tijden. Hij zegt in 1 Corinthe 10:19,20 volgens de Statenvertaling: “19 Wat zeg
ik dan? Dat een afgod iets is, of dat het afgodenoffer iets is? 20 Ja, [ik zeg], dat hetgeen de
heidenen offeren, zij den duivelen offeren, en niet Gode; en ik wil niet, dat gij met de duivelen
gemeenschap hebt.” 1 Corinthe 10:19,20 volgens de Luthervertaling: “19 Wat zal ik dan nu
zeggen? Zal ik zeggen, dat de afgod iets is, of dat het afgodenoffer iets is? 20 Maar ik zeg, dat
hetgeen de heidenen offeren, zij dat den duivelen offeren, en niet Gode: nu wil ik niet, dat gij
met de duivelen gemeenschap hebt.” 1 Corinthe 10:19,20 volgens de Leidschevertaling: “19 Zeg
ik daarmee dat vlees van een afgod iets is, of dat een afgod iets is? 20 Neen; maar dat hetgeen
zij offeren zij het aan duivelen offeren en niet aan God, en ik wil niet dat gij enige gemeenschap
met duivelen zoudt hebben.”

Wie we aanbidden is dus uiterst belangrijk, het is een zaak van leven en dood. Bekijken we
enkele zaken wat van nabij.

Hebreen, hoofdstuk: 1
Vers Statenvertaling Luthervertaling Leidsche vertaling
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 541

6 En als Hij wederom de En wederom, als Hij den En wanneer Hij den
Eerstgeborene inbrengt in eerstgeborene inleidt in Eerstgeborene in de
de wereld, zegt Hij: En dat de wereld, zegt Hij: ‘En wereld inleidt, zegt Hij:
alle engelen Gods Hem alle Engelen Gods zullen Alle engelen Gods zullen
aanbidden. hem aanbidden’. zich voor hem
neerbuigen.

We gaan hier kijken naar de stelling van de vertaling van de WT bij Heb.1:6: “En al Gods
engelen moeten hem hulde brengen.” Voor “huldigen” staat in het Grieks “proskuneo”, maar de
meeste vertalingen lezen dat op deze plaats als “aanbidden.” Moeten we wanneer het woord
wordt gebruikt waar de Zoon van God is beschreven, vertalen als “hulde brengen” of als
“aanbidden”? Jehovah’s Getuigen hebben beide vertalingen reeds gebruikt in hun eigen Nieuwe
Wereld Vertaling maar hebben recentelijk en waarschijnlijk definitief gekozen voor “hulde
brengen.”

Bekijk eens het volgende overzicht uit hun vertalingen van Heb.1:6:
Alle Engelse vertalingen van de NWV – van 1950 tot 1970 - hebben het woordje: “proskuneo”
vertaald als “aanbidden.” Wanneer we goed geteld hebben gaat het om 4 revisies; van 1953, 1960,
1961, 1970.
In 1963 verschijnt de eerste Nederlandstalige vertaling van het Nieuw Testament. Daar staat: “En
al Gods engelen moeten hem aanbidden.”
In 1969 verschijnt de eerste volledige vertaling in het Nederlands waar we nog steeds lezen: “En al
Gods engelen moeten hem aanbidden.”
In 1971 verschijnt de nieuwe editie in het Engels en “proskuneo” wordt ineens “eer bewijzen.”
In 1986 Herziene uitgave in het Nederlands: “wanneer Hij wederom zijn eerstgeborene de
bewoonde aarde binnenleidt, zegt hij: “En al Gods engelen moeten hem hulde brengen.”
In 1988 Herziene uitgave: idem als 1986.
In 1990 Herziene uitgave: idem als 1986.
In 1992 Herziene uitgave: idem als 1986.
In 1995 Herziene uitgave: idem als 1986.

De Kingdom Interlinear Translation (Grieks/Engels) van de Getuigen zegt in zijn laatste


versie uit 1985 hier: “let do obeisance toward him” in de vertaling onder de Griekse tekst. In de
eerste versie van 1969, dit is slechts één jaar voor de wijziging, stond dan: “let all God’s angels
worship him.” De indruk die je krijgt is dus: nieuw, nieuwer, nieuwste, allerlaatste nieuws. Doet
dat niet denken aan een wasproduct? Eigenaardig dat de engelen Jezus moeten aanbidden tot
1970 en dan plots niet meer. Het WT-genootschap blijft permanent sleutelen aan zijn vertaling en
deze verkrijgt na zovele herzieningen waarschijnlijk het uitzicht dat ze er van verlangen. Alles wat
maar zou kunnen ruiken naar een gelijkheid van Christus met de Vader is bijna weggewerkt, ten
koste van de werkelijke betekenis van de Griekse tekst.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 542

Er zijn nog andere vertalingen die de WT heeft uitgegeven (en wellicht ook nu nog) zonder
er veel reclame voor te maken sinds hun eigen vertaling is verschenen. Dat zijn de volgende in
aanhaling van Heb.1:6:
S. Byington, The Bible in living English zegt: reverence = verering of ontzag.
The King James zegt: worship = aanbidden.
American Standard zegt: worship = aanbidden.
Emphatic Diaglot zegt: to worship = aanbidden.
Deze vier zijn niet vertaald en ook niet beschikbaar in het Nederlands.

Hoe belangrijk is het volgens de Schrift om de ware God te aanbidden?


Paulus scheef in Eph.4:17,18 HSV: “17 Dit zeg ik dan en getuig ervan in de Heere, dat u niet meer
wandelt zoals de andere heidenen wandelen, in de zinloosheid van hun denken, 18 verduisterd
in het verstand, vervreemd van het leven dat uit God is, door de onwetendheid die in hen is,
door de verharding van hun hart.” (Wij onderlijnen in de tekststrepen).

In 1 Cor.12:2 HSV gaat hij nog verder als hij schrijft: “2 U weet dat u heidenen was, weggetrokken
naar de stomme afgoden. Zo liet u zich meevoeren.” (wij onderlijnen in de tekststrepen).

In Deut.31:16 HSV lezen we: “16 En de HEERE zei tegen Mozes: Zie, u gaat bij uw vaderen te ruste;
en dit volk zal opstaan en als in hoererij achter de vreemde goden van het land waar het naartoe
gaat, aan gaan, in het midden van dat land. Het zal Mij verlaten en Mijn verbond, dat Ik ermee
gesloten heb, verbreken.” (wij onderlijnen in de tekststrepen).

In Marc.7:9 HSV zegt Jezus tegen de religieuze leiders van het volk Israël: “9 En Hij zei tegen hen:
U stelt Gods gebod op een mooie manier terzijde om u aan uw overlevering te houden!” En in
Luc.11:46 HSV: “46 Maar Hij zei: Wee ook u, wetgeleerden, want u legt de mensen lasten op die
moeilijk zijn om te dragen, en zelf raakt u die lasten niet met één van uw vingers aan.”

Vanuit deze kennis gaan we naar ons onderwerp. In de aanhef van de brief aan de Hebreeën
- die bepaalde overeenkomsten vertoont met de proloog van het evangelie van Johannes - staat in
verband met Jezus het volgende: “En dat alle engelen Gods hem aanbidden” (SV Heb.1:6).
Jehovah’s Getuigen redeneren echter langs deze duidelijke bewoordingen heen en besluiten uit
een reeks argumenten dat het géén goddelijke aanbidding is die aan de orde is. Laten wij hun
argumentatie in detail nagaan.

10.2 DE BRON VAN DE AANHALING

Wanneer wij de samenhang van dit eerste hoofdstuk uit de Hebreeënbrief nagaan, merken
wij op dat een reeks Oudtestamentische aanhalingen als het ware aan elkaar worden geregen om
de grootsheid van Christus te benadrukken. In enkele gevallen zijn deze citaten duidelijk op
YaHWeH van toepassing in hun oorspronkelijke tekst. (Wij hebben Heb.1:10-12 reeds besproken
in verband met Ps.102:26-28 in de onderdelen 2.6 en 3.1). Deze reeks aanhalingen in de verzen 5
tot en met 14 tonen de superioriteit van Christus aan t.o.v. de engelen. De profeten van het NT
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 543

hebben van Christus dingen gezegd, die van engelen nooit gezegd kunnen worden. Hij is machtiger
dan de engelen volgens vers vier. En op gebiedende toon zegt God dat de engelen Zijn Zoon
moeten aanbidden. Dit is kennelijk een aanhaling, maar uit welk Bijbelgedeelte? Een mogelijke
tekst is Ps.97:7, die door Jehovah’s Getuigen in verband hiermee wordt aangehaald. (Zie bv. ‘Aid
to Bible understanding’ blz.1242 of ‘DE WACHTTOREN’ van 15 feb. 1971, blz.127 of ‘Inzicht in de
Schrift’, deel 1, 1955, blz.1116.)

Wanneer we Heb.1:6 met Ps.97:7 vergelijken, hebben wij het volgende:


“En al Gods engelen moeten hem aanbidden” (Heb.1:6 NWV van 1950-1970).
“Buigt u voor hem neer al gij goden” (Ps.97:7 Masoretische tekst).
“Aanbid Hem, gij allen, Zijn engelen” (LXX vertaling van Thomson).

In een van de standaardwerken, de Griekse tekst van Nestle-Aland verwijst men bij Heb.1:6
naar Deut.32:43 en Ps.96:7. Maar bij het nagaan van deze passages is zoiets in Deuteronomium
van onze Bijbels niet te vinden. Bovendien staat in Ps.97 (of 96):7 te lezen: “buigt u voor Hem
neder, al gij goden.” Er is inhoudelijk dan ook geen echte gelijkenis. De moeilijkheid is dat er een
verschil is tussen de Hebreeuwse tekst van Ps.97:7 en de Griekse vertaling. De LXX vertaalt namelijk
het Hebreeuwse “ĕlōhīm” (= goden) met “angeloi” (= engelen). Dat is op zichzelf natuurlijk reeds
een keuze maken. Je kunt echter met “ĕlōhīm” in Ps.97:7b, gezien er “beeldendienaars” en
“afgoden” in vs. 7a genoemd worden, toch beter het begrip “goden” aanhouden. Dan krijg je
namelijk het contrast tussen de “ware God” en de “valse goden.”

Waarom naar die Bijbelteksten verwijzen wanneer er zo weinig gelijkenis is? Het is eigenlijk
niet zo moeilijk wanneer we weten dat de schrijver van de brief aan de Hebreeën hier citeert uit
de Griekse vertaling van het OT = de LXX = de Septuaginta. De context eist dat. Maar nu heeft de
LXX bij Deut.32:43 een langere tekst dan in de Masoretische staat. Daar staat: “Jubelt gij hemelen
met Hem en laat alle zonen Gods Hem huldigen; jubelt gij natiën om Zijn werk, en laten alle
engelen Gods zich in Hem versterken, want Hij wreekt het bloed van Zijn zonen, en Hij zal zich
wreken en recht vergelden aan Zijn vijanden en Hij zal hen die Hem haten vergelden en de Heer
zal het land van Zijn volk reinigen” (wij onderlijnen in de tekststrepen). En daarbij nog deze
opmerking, dit lied van Mozes is in de LXX twee keer opgenomen; éénmaal in dit gedeelte en dan
nog eens een tweede maal in de Psalmen. En daar lezen we dan tweemaal over de “engelen Gods”
i.p.v. “zonen Gods.”

Anders gezegd, er is in Heb.1:6 een overeenkomst met de tekst van de Septuaginta. Het
bezwaar is dat wanneer de Septuaginta “engelen” vertaald voor het Hebreeuwse “ĕlōhīm”, dit in
feite NIET juist is. In Psalm 97 wordt over de heerlijkheid van het koningschap van YaHWeH
gesproken. Die wordt vergeleken bij de nietigheid van valse goden, zij die een bestaan hebben in
de vorm van gesneden beelden (zie de verzen 7 en 9). Engelen zijn geen gesneden beelden. De
Septuaginta maakt een fout wanneer ze “ĕlōhīm” als “engelen” vertalen. Er is dus wel degelijk een
bezwaar om Ps.97:7 als bron voor de aanhaling in Heb.1:6 te zien. Er is echter nog een andere
mogelijkheid. De tekst in Hebreeën kan zondermeer een aanhaling zijn uit Deut.32:43. Dit lijkt niet
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 544

het geval te zijn, indien wij de vergelijking maken met de huidige Masoretische tekst. Daarin zijn
de desbetreffende woorden niet te vinden. De Septuaginta van Deut.32:43 echter telt in dit vers
enkele zinnen méér en zegt o.a.: “Verheugt, O hemelen, met Hem en laat al de engelen Gods Hem
aanbidden. Verheugt, O natiën met Zijn volk” (vertaling van Thomson, wij onderlijnen in de
tekststrepen).

Nu zijn de vondsten van de Dode Zee ons hier wonderlijk terhulp gekomen. Het manuscript
4Q Dt 32, dat duizend jaren ouder is dan de Masoretische tekst, heeft evenals de Septuaginta van
Deut.32 dit lange zinsgedeelte hierboven aangehaald. Na de oorspronkelijke teksten onderzocht
te hebben, schrijft J. De Waard in, ‘A comparative Study of the Old Testament Text in the Dead Sea
Scrolls and in the New Testament’ het volgende: “Zo is Hebreeën 1:6 identiek aan 4Q Dt 32 (...).
Hebreeën 1:6 citeert de langere tekst uit Deuteronomium, die tot hiertoe slechts gekend was uit de
LXX” (E.J. Brill, Leiden, 1966, blz.15). Maar hoe men het ook bekijkt, de beide teksten (Deut.32:43
en Ps.97:7) spreken oorspronkelijk over aanbidding van YaHWeH. En volgens Heb.1:6 is deze
aanbidding voor Christus weggelegd. Conclusie: in Deut.32 is “Hem” = God. In Heb.1:6 moeten de
engelen de “Zoon” aanbidden zoals ze God aanbidden. Als bewijs daarvoor wordt een tekst
aangehaald die spreekt over YaHWeH.

Als toemaatje: welke zijn de verwijzingen onderling van Psalm 97:7 en Heb.1:6. Hier enkele
Engelse Bijbels en hun voetnoten (of verwijsteksten) welk de verbanden zijn:
New King James Version Nelson Study Bible Ps 97:7 → Heb.1:6
New American Bible Ps 97:7 → Heb.1:6
Darby Bible Ps 97:7 → Heb.1:6
Scofield Bible Ps 97:7 → Heb.1:6
Douay Bible Ps 97:7 → Heb.1:6
English Standard Bible Ps 97:7 → Heb.1:6
King James 1611 Ps 97:7 → Heb.1:6
New American Standard Bible Ref. Edition Ps 97:7 → Heb.1:6
Jammer dat er zo weinig gezegd wordt over de Septuaginta tekst van Deut.32:43! Natuurlijk omdat
bijna al deze vertalingen komen uit de tijd vóórdat de Dode-zee-rollen gevonden werden. We
mogen ook niet vergeten dat elke vertaling een bepaalde stempel heeft wat zijn theologische
achtergrond betreft. We vonden volgende tabel hierover ergens (maar weet niet meer waar) het
volgende:

Tabel: Theologische Oriëntatie van enkele Engelse vertalingen

GEMENGD
LIBERAAL LIBERAAL GEMENGD CONSERVATIEF
CONSERVATIEF
Moffatt Revised Standard V American Standard V NASB
Goodspeed New English Bible KJV NIV
Jerusalem Bible Weymouth Living Bible
Berkeley
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 545

TEV
Williams
Montgomery
Beck
Phillips (?)

10.3 EER BEWIJZEN OF AANBIDDEN?

Wanneer wij een Concordantie van de Bijbel ter hand nemen of een Hebreeuws lexicon
stellen wij vast dat het belangrijkste woord voor het aanbidden in het Hebreeuws “shachah” is.
Het wordt 170 maal gebruikt in het Oude Testament waarvan ongeveer de helft van de teksten
toepasselijk zijn op de aanbidding van YaHWeH. In vele gevallen wordt het ook gebruikt i.v.m.
aanbidding van valse goden. Verder nog 25 maal met betrekking tot mensen. In dit laatste geval
wordt het volgens de grondbetekenis van het woord vertaald als: “buigen” of “eer bewijzen”.

Hier volgen enkele voorbeelden van de drie betekenissen:


1°) Voor YaHWeH - Ex.24:1 / Jes.27:13 / 66:23
2°) Voor valse goden - Deut.4:19 / 8:19 / 11:16
3°) Voor mensen (of engelen) - Gen.19:1,2 / 23:7 / 42:6 / 1 Sam.24:9 (of 8) / 2 Kon.2:15
In de Septuaginta worden de meeste “shachah”-teksten met het Griekse woord “proskunèo”
vertaald. Dit Grieks woord kan daar eveneens zowel “aanbidding” als “eerbewijs” voorstellen.
Vroegere verwijzingen van de WT naar 1 Kron.29:20 vragen wat uitleg. Men gebruikte de tekst om
naar een relatieve aanbidding te verwijzen van koning David. Op die wijze kon men dan een
relatieve eer van mensen aan Christus niet afwijzen. Maar zelfs hun eigen NWV spreekt van het
neervallen van de vergadering als eerbetoon aan God en de koning, dus gewoon eerbetoon. Er
staat in de NWV van die tekst namelijk: “Toen zegende de gehele gemeente Jehovah, de God van
hun vaderen, en zij bogen zich diep en wierpen zich neer voor Jehovah en voor de koning” (wij
onderlijnen in de tekststrepen).

Ook in het Nieuwe Testament is “proskunèo” het voornaamste woord voor aanbidding,
waar het in dezelfde drie betekenissen wordt gebruikt als voor “shachah” in de Hebreeuwse taal:
1°) Voor YaHWeH - Mat.4:10 / Joh.4:20-24
2°) Voor valse goden - Hand.7:43 / Opb.13:4,8,12,15
3°) Voor mensen - Mat.18:26 / Opb.3:9 (“buigen” of “eer bewijzen”).
Het begrip “proskunèo” (als “aanbidden” of “eer bewijzen”) is verscheidene malen gebruikt in het
Nieuwe Testament (60 maal). Daarvan 27 maal met betrekking tot God, 18 maal in verband met
verkeerde aanbidding (van valse goden, mensen of engelen), 15 (of 16) maal met betrekking tot
Christus en enkele teksten in verband met gewoon eerbewijs. Deze gevallen hebben ook soms een
speciaal karakter. Mat.18:26 heeft, als deel van een gelijkenis, in feite betrekking op goddelijke
aanbidding, aangezien God hier als een koning wordt voorgesteld. De tekst in Openbaring heeft
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 546

het over het door God gedwongen “neerbuigen” (proskunèo) door de vervolgers van de christenen
uit Philadelphia.

Er zijn commentators die er op wijzen dat de tekst zegt dat het valse Joden zijn die
aanbidden “vóór” de voeten van deze gelovigen. Dit “vóór” kan betekenen “in aanwezigheid van”
en zou dan toch nog wijzen op aanbidding van God. Indien dit zo is, zou er geen enkel voorbeeld
kunnen zijn van eerbewijs als vertaling van “proskunèo.”

De belangrijke vraag in verband met ons onderwerp is: Heeft in de 15 (of 16) teksten waar
“proskunèo” in verband met Christus staat, het woord betrekking op aanbidding of eerbewijs? Of
gaat het om beide? Wellicht kan de tabel onderaan van vertalingen van het begrip “proskunèo” u
hierbij helpen om wat aan te voelen. De NWV vertaald met Christus als onderwerp, altijd als “hulde
brengen.”

TEKST EN STATEN NEW NEW NWV VAN


NEW AMERI-
ONDER- VERTA- JERUSALEM ENGLISH DE WACHT-
CAN BIBLE
WERP LING BIBLE BIBLE TOREN
Mat.2:2 Hulde
Aanbidden Hulde brengen Hulde brengen Hulde brengen
JEZUS brengen
Mat.2:8 Hulde
Aanbidden Hulde brengen Hulde brengen Hulde brengen
JEZUS brengen
Mat.4:9 Hulde Hulde
Aanbidden Aanbidden Aanbidden
GOD brengen brengen
Mat.18:26 Wierp zichzelf Neder
Neervallen Hulde brengen Hulde brengen
KONING neer werpen
Joh.4:24
Aanbidden Aanbidden Aanbidden Aanbidden Aanbidden
GOD
Hand.7:43
Aanbidden Vereren Vereren Aanbidden Aanbidden
AFGOD
Heb.1:6 Hulde Hulde
Aanbidden Aanbidden Hulde brengen
JEZUS brengen brengen
Opb.9:20
Aanbidden Aanbidden Aanbidden Aanbidden Aanbidden
DUIVELS
Opb.13:4
Aanbidden Neder werpen Aanbidden Aanbidden Aanbidden
HET BEEST
Opb.13:8
Aanbidden Aanbidden Aanbidden Aanbidden Aanbidden
HET BEEST
Opb.14:11
Aanbidden Aanbidden Aanbidden Aanbidden Aanbidden
HET BEEST

Voor het begrip “godsdienst” = aanbidding heeft het NT enkele begrippen waaronder deze:
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 547

Het werkwoord “latreuo” in Luc.1:74 / 2:37 / 4:8 / Hand.7:7


Het zelfstandig naamwoord “latreia” in Joh.16:2 / Rom.9:4
Het werkwoord “theosebes” in Joh.9:31
Het werkwoord “theosebeia” in 1 Tim.2:10
De laatste twee zijn varianten van “sebomai” = “eren” zoals in Mat.15:9 / Marc.7:7 / Hand.18:7.

10.4 WIE KOMT DE AANBIDDING TOE?

Geen christen en ook geen Jehovah’s Getuige kan of mag betwisten dat het aanbidden van
mensen verboden is. In Handelingen wordt het bezoek van Petrus aan de hoofdman, Cornelius, als
volgt beschreven: “En toen het geschiedde, dat Petrus binnentrad, kwam Cornelius hem
tegemoet, viel hem te voet en bewees hem hulde. Maar Petrus richtte hem op en zeide: Sta op,
ik ben zelf ook een mens.” (Hand.10:25,26). Zowel de Nieuwe Wereld Vertaling als de vertaling
van het Nederlands Bijbelgenootschap van 1951 vertalen “proskunèo” in de zin van hulde brengen.
Volgens de mening van deze schrijver zou het echter als “aanbidden” vertaald moeten worden
(zoals in de Statenvertaling en de Lutherse vertaling en zo vele andere). Gewoon eerbetoon zou
Petrus niet doen zeggen dat hij ook maar een mens was, aanbidding echter wel.

Men kan ook niet betwisten, dat engelen géén aanbidding mogen ontvangen. Dat lezen in
twee gevallen we in het boek Openbaring. “En ik (Johannes) wierp mij neder voor zijn voeten om
hem te aanbidden, maar hij zeide tot mij: Doe dit niet! Ik ben een mededienstknecht van u en
uw broederen” (Opb.19:10). Bij Opb.22:8,9 lezen wij: “En ik, Johannes, ben het die deze dingen
hoorde en zag. En toen ik ze gehoord en gezien had, wierp ik mij neder voor de voeten van de
engel, die ze mij toonde, om te aanbidden. Maar hij zeide tot mij: Doe dat niet! Ik ben een
mededienstknecht van u en van uw broederen, de profeten, en van hen, die de woorden van dit
boek bewaren; aanbid God!” (Vergelijk met Col.2:18.)

En volgens Opb.14:9-11 zal God de goddeloze straffen, omdat zij de draak (Satan) en het
beest aanbidden.

Positief gezien, staat er duidelijk in de Schrift dat wij alleen de Heer onze God mogen
aanbidden (Mat.4:10 / Luc.4:8). In Joh.4:23 staat dat de “ware” aanbidders de Vader zullen
aanbidden.

In een hemels visioen uit het boek Openbaring zingen de 24 ouderlingen: “Gij, Jehovah, ja
onze God, zijt waardig de heerlijkheid en de eer en de kracht te ontvangen, want gij hebt alle
dingen geschapen, en vanwege uw wil bestonden ze en werden ze geschapen” (Opb.4:11, NWV).
Vers tien omschrijft wat deze 24 ouderlingen zeggen en doen als; aanbidding.

Volgens Opb.4:11 wordt God aanbeden omdat Hij Schepper is. Maar hetzelfde geldt ook
voor Christus. Geen enkel ding dat geschapen is, werd buiten Hem geschapen (Joh.1:3). En alles
wat geschapen is, komt door Zijn wilsbesluit tot stand en is tot Hem gericht (Col.1:16).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 548

Relatieve aanbidding is en blijft afgoderij!

Het is dan ook niet te verwonderen dat Johannes verder in datzelfde visioen de ganse
schepping ook Christus ziet aanbidden samen met de Vader. Hij schrijft in Openbaring 5:13,14: “En
alle schepsel in de hemel en op de aarde en onder de aarde en op de zee en alles wat daarin is,
hoorde ik zeggen: Hem, die op de troon gezeten is, en het Lam zij de lof en de eer en de
heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden. En de vier dieren zeiden: Amen. En de oudsten
wierpen zich neder en AANBADEN” (onze hoofdletters en onderstrepingen).

Alle schepsel “aanbidt” Jezus. Vader en Zoon delen volgens Openbaring 5:13,14:
“de lof”
“de eer”
“de heerlijkheid”
“de kracht.”
Hier gaat het om dat eerste werkwoord uit Mat.4:10 waarmee Jezus de duivel te woord
staat. Christus ontvangt AANBIDDING van de ganse verloste schepping samen met de Vader. Het
gaat om dezelfde eer van Vader en Zoon volgens Johannes 5:23.

Het is ook niet te verwonderen dat Jehovah’s Getuigen alle degelijk commentaar over deze
tekst waar aanbidding van Christus zo duidelijk wordt geleerd, schuldig blijven. Zoals bv. in hun
uitleg van het boek Openbaring, ‘Dan is Gods Mysterie Voleindigd’ (uitgegeven in 1969). In het
geschrift van de Jehovah’s Getuigen, ‘De Waarheid die tot eeuwig leven leidt’ (blz.19 en 20) schrijft
hun organisatie wél over aanbidding van de Vader en er wordt naar Openbaring 4:11 verwezen.
Maar Openbaring 5:13,14 ontbreekt, hoewel beide teksten bijna gelijkluidend zijn. Natuurlijk
omdat Christus hier samen met de Vader onderwerp is bij de aanbidding.

Misschien is het ook wel interessant op te merken wat Jehovah’s Getuigen in 1958 in
‘Vergewist u van alles’ blz.14 hebben neergepend: “Alle afgoderij relatief of rechtstreeks is valse
aanbidding” (wij onderlijnen in de tekststrepen). Maar in 1971 hebben zij in verband met
Hebreeën 1:6 geschreven: “Indien in de vertaling aan het woord “aanbidden” de voorkeur is
geschonken, moet begrepen worden dat een dergelijke aanbidding slechts relatief is” (‘DE
WACHTTOREN’ van 15 februari 1971, blz.127, wij onderlijnen in de tekststrepen). Hebben wij hier
geen tegenspraak, of misschien een verandering van leer? Is niet zelfs een relatieve aanbidding van
Christus afgoderij, indien Hij slechts “een mens” of “een god” was? Volgens de leer van Jehovah’s
Getuigen mag Christus niet worden aanbeden. Maar volgens Johannes in Openbaring doet men
het wél. Daar aanbidden alle schepselen; “in de hemel, op de aarde en onder de aarde en op de
zee” zowel Vader als Zoon (Opb.5:13). Tevens is het goed op te merken dat ook Messiaanse
voorspellingen hier reeds naar verwezen, zoals Ps.22:27,29 / 45:11 / Jesaja 49:7.

Wat ze in dit verband zeggen in ‘DE WACHTTOREN’ van 15 januari 1992 is dus niet meer in
overeenstemming met wat ze hierboven beweren. Daar lezen we: “Hebreeën 1:6 houdt verband
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 549

met Jezus positie onder God (Filippenzen 2:9-11). Sommige vertalingen geven het in deze tekst
gebruikte woord pros.kune.o weer met “huldigen” (Nieuwe Vertaling van het Nederlands
Bijbelgenootschap), “hulde brengen” (NW), of “zich neerbuigen” (Leidschevertaling). Wanneer
men de voorkeur geeft aan de vertaling “aanbidden”, dan is deze aanbidding relatief, want Jezus
zei tegen Satan: “Jehovah, uw God, moet gij aanbidden [een vorm van pros.kune.o] en voor hem
alleen heilige dienst verrichten.” – Mattheüs 4:8-10. Hoewel Psalm 97:7, waarin over het
aanbidden van God wordt gesproken, in Hebreeën 1:6 op Christus werd toegepast, had Paulus
aangetoond dat de opgestane Jezus “de weerspiegeling van [Gods] heerlijkheid en de
nauwkeurige afdruk van zijn wezen” is (Hebreeën 1:1-3). Elke aanbidding die de engelen aan
Gods Zoon schenken, is dus relatief en wordt via hem aan Jehovah geschonken” (blz.23, wij
onderlijnen in de tekststrepen).

De laatste zin nogmaals: “Elke aanbidding die de engelen aan Gods Zoon
schenken, is dus relatief en wordt via hem aan Jehovah geschonken.”
Hebreeën 1:6: “6 En wanneer Hij vervolgens de Eerstgeborene in de wereld
brengt, zegt Hij: En laten alle engelen van God Hem aanbidden.”
Een relatieve aanbidding MAG dus blijkbaar wél van het Wachttorengenootschap!

Bij Heb.1:6 moet men dus steeds bedenken; Christus heeft niet de natuur van engelen maar
is van dezelfde natuur als de Vader. Gezien deze positie van de Heer is Hij ook in alles “beter” dan
andere geestelijke schepselen. Zodat ze Hem evenals de Vader moeten aanbidden. De schrijver
aan de Hebreeën noemt nog enkele andere “betere” dingen waarin Christus uitblinkt. We
vernoemen er enkele;
6:9 betere behoudenis 10:34 beter en blijvend bezit
7:7 betere zegening 11:16 beter vaderland
7:19 betere hoop 1:35 betere opstanding
7:22 beter verbond 11:40 betere voorziening
8:6 betere beloften 12:24 beter offer
9:23 betere slachtoffers

Een internetsite uit de U.S.A., die schrijft contra Jehovah’s Getuigen, gaf eens aan dat de
Wachttoren wel degelijk tot en met 1959 toegaf, dat engelen en ook gelovigen Jezus mochten
aanbidden. De laatste drie aanhalingen geven de nieuwe visie aan.
“Let all the angels of God worship him.” (THE WATCHTOWER 11/1879, blz.48).
“Dat alle engelen Gods hem aanbidden. “ (THE WATCHTOWER 11/1879, blz.48).

“to worship Christ in any form cannot be wrong.” (THE WATCHTOWER 3/1880, blz.83).
“Christus aanbidden, in om het even welke vorm, kan niet verkeerd zijn.” (THE WATCHTOWER
3/1880, blz.83).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 550

“And although we are nowhere instructed to make petitions to him, it evidently could not be
improper to do so; for such a course is nowhere prohibited, and the disciples worshiped him.”
(THE WATCHTOWER 5/15/1892, p.1410).
“En alhoewel we nergens de opdracht krijgen om verzoeken tot hem te richten, het zou niet
verkeerd zijn het te doen; want dat wordt nergens verboden, en de discipelen aanbaden hem.”
(THE WATCHTOWER 5/15/1892, p.1410).

“Yes, we believe our Lord Jesus while on earth was really worshipped, and properly so. While he
was not the God, Jehovah, he was a God.” (THE WATCHTOWER 7/15/1898, blz.2337).
“Ja, we geloven dat onze Here Jezus terwijl hij op aarde was, werkelijk en terecht aanbeden werd.
Hoewel hij niet de God Jehovah was, was hij toch een God.” (THE WATCHTOWER 7/15/1898,
blz.2337).

“All creatures in heaven and earth shall worship Jesus as he worships the Father.” (THE
WATCHTOWER 8/15/1941, blz.252).
“Alle schepselen in de hemel en op de aarde zullen Jezus aanbidden zoals hij de Vader aanbidt.”
(THE WATCHTOWER 8/15/1941, blz.252).

“You must worship and bow down to Jehovah’s chief one, namely Jesus Christ.” (THE
WATCHTOWER 10/15/1945, blz.313).
“Je moet voor Jehovah’s belangrijkste vertegenwoordiger buigen en hem aanbidden en dat is
Jezus Christus.” (THE WATCHTOWER 10/15/1945, blz.313).

“But when he again brings his First-born into the inhabited earth, he says: ‘And let all God’s an-
gels worship him’.” (Heb.1:6 NWT, 1961 edition, blz.1293).
“Wanneer Hij wederom zijn eerstgeborene de bewoonde aarde binnenleidt, zegt hij: “En al Gods
engelen moeten hem aanbidden.” (Heb.1:6 NWT, 1961 edition, blz.1293).

“Do not erroneously conclude that Christians are to worship Christ. That is not what the Bible
taught.” (THE WATCHTOWER 7/15/1959, blz.421).
“Veronderstel niet verkeerdelijk dat Christenen, Christus moeten aanbidden. Dat is niet wat de
Bijbel leerde.” (THE WATCHTOWER 7/15/1959, blz.421).

“it is unscriptural for worshipers of the living and true God to render worship to the Son of God,
Jesus Christ.” (THE WATCHTOWER 11/1/1964, blz.671).
“het is onbijbels dat aanbidders van de levende en waarachtige God, de Zoon van God, Jezus
Christus zouden aanbidden.” (THE WATCHTOWER 11/1/1964, blz.671).

“But when he again brings his First-born into the inhabited earth, he says:’And let all God’s an-
gels do obeisance him’.” (Heb.1:6 NWT, 1971 edition, blz.1293).
“wanneer Hij wederom zijn eerstgeborene de bewoonde aarde binnenleidt, zegt hij: “En al Gods
engelen moeten hem hulde brengen.” (Heb.1:6 NWT, 1971 edition, blz.1293).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 551

10.5 HET VERSCHIL TUSSEN NEERVALLEN EN AANBIDDEN

In bepaalde gevallen waar de Bijbel over aanbidding (proskunèo) spreekt, is er tevens


sprake van het neervallen van de persoon in aanbidding. Dit wordt aangeduid door het Grieks
woord “piptò”, vertaald als neervallen, te voet vallen of zich neerwerpen. Waar “piptò”
afzonderlijk wordt gebruikt, duidt het op een handeling van ontzag en eerbewijs (Mat.17:6 /
Opb.1:17) of staat in verband met een smeekbede (Marc.5:22,23). Waar beide woorden samen
worden gebruikt, is het echter onmogelijk om zoals de WT soms doet “proskunèo” als hulde
brengen vertalen. Het dubbele “piptò-proskunèo” is een stijlfiguur om werkelijke aanbidding te
beschrijven. Het ontkennen daarvan leidt tot de absurditeit dat tweemaal hetzelfde beschreven
wordt. Want “proskunèo” is etymologisch in verband gebracht met ofwel “kunèo” (kussen) of
“kuòn” (hond). In beide gevallen is de betekenis dan symbolisch, ofwel het kussen van diegene van
wie men iets verlangt of aan wie men eer brengt, of het symbolisch handelen als een hond die
kruipt aan de voeten van zijn meester. Neervallen en kruipen als een hond zijn in feite dezelfde
handelingen. Daarom kan het dubbele gebruik van “piptò-proskunèo” slechts verwijzen naar twee
handelingen: te voet vallen en aanbidden. Wanneer wij de teksten nagaan waar beide Griekse
woorden samen voorkomen, wordt dit ook duidelijk. In Opb.4:10 vallen de 24 oudsten neer voor
God én aanbidden Hem. In Opb.5:13,14 vallen de ouderlingen neer én aanbidden Hem die op de
troon gezeten is en het Lam. Een goddeloze kan door het horen van profetische uitingen tijdens
een gemeentesamenkomst neervallen én God aanbidden (1 Cor.14:25). In deze drie aanhalingen
heeft men in de Nieuwe Wereld Vertaling een goede weergave van de Griekse tekst, maar let niet
op hun uitleg, die is verkeerd. (Zie ook nog Opb.7:11 / 11:16 / 19:4.)

Volgens de NWV wordt in Mat.2:11 gezegd dat de wijzen uit het Oosten (vers 1,2) aan het
kind Jezus: “hulde brengen.” Dit moet echter werkelijke aanbidding zijn, aangezien er eerst sprake
is van hun neervallen (piptò). Jehovah’s Getuigen beweren dat zulk een aanbidding onmogelijk is
want de wijzen (als astrologen) waren dienaren van valse goden (‘Aid to Bible understanding’
blz.156). Ze waren afkomstig uit Babylon (idem, blz.758) en een ster van Satan geleid ze tot
Herodes. Met de bedoeling deze te verwittigen, dat de Messias geboren was, opdat hij Hem kon
laten doden. ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, blz.191 geeft met appreciatie een citaat uit een 19 de
eeuwse Bible-Dictionary waaruit blijkt dat Babylon “veeleer” het centrum van de magie was boven
andere uitleggingen. Dit is een staaltje van Wachttoren-exegese. In werkelijkheid wordt er in de
Schrift niet gezegd waar de wijzen vandaan waren gekomen. Babylon is zo goed als uitgesloten.
Ten tijde van de geboorte van Jezus was deze stad als een puinhoop en het enige wat wij met
zekerheid weten is het bestaan van een Joodse kolonie in die stad in de eerste eeuw. Indien de
wijzen uit Babylon kwamen (wie zal dat met zekerheid bewijzen?) is het logischer te
veronderstellen dat het Joden waren uit de diaspora. En technisch Bijbels gesproken komen de
wijzen uit het Oosten (Mat.2:1,2). En dat kan Babylon niet zijn. Babylon ligt namelijk in het
NOORDEN volgens de Bijbelprofeten (zie bijvoorbeeld Jer.1:14,15 / Jer.46:10 / Ezech.26:7)! Je
hoeft er geen exacte wetenschap voor te gebruiken maar te kijken naar wat de Bijbel zegt.

Waren het astrologen?


Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 552

Volgens het Wachttorengenootschap waren ze dat en het Grieks “magoi” in Mat.2:1,7 zou
dit moeten bewijzen. Dat woord is echter een algemene term die Babyloniërs, Meden en Perzen
gebruikten voor o.a. astrologen, maar ook voor leraars, priesters, dokters en geleerden op gebied
van godsdienst of levenswijsheid. In deze laatste betekenis wordt het woord gebruikt in de Griekse
vertaling van Theodotion (Daniël 1:20 / 2:27 / 4:7 / 5:7,11,15) en wordt Daniël de overste der
“magoi” genoemd. Het argument van het Wachttorengenootschap in dit verband gaat dan ook
niet op. Volgens dit genootschap zou de ster (van Satan afkomstig) de wijzen eerst naar Herodes
gebracht hebben. Dat staat echter niet in het Bijbelverslag. Men kan niet bewijzen dat de ster hen
naar Herodes bracht want het is slechts ná het bezoek aan Herodes dat er staat dat de ster hen
vóór ging naar Bethlehem. Zie Mat.2:9,10. Dat ze eerst naar Herodes gingen is ook logisch.
Menselijk gesproken zou een koning der Joden in het huis van koning Herodes geboren worden.
Het verschijnen van de ster had dus niets te maken met een plan van Satan om Christus te laten
doden. Aangezien een koning of koningszoon ten tijde van Christus dikwijls als god aanbeden werd,
is er geen enkele reden waarom “proskunèo” in Mat.2:11 niet als aanbidden zou moeten vertaald
worden. Daarom zou ook de spot van de soldaten die Christus gevangen genomen hadden als
“aanbidden” moeten weergegeven worden (Marc.15:19 vergelijk ook met Mat.27:29). Een andere
tekst waar “proskunèo” als “aanbidden” moet vertaald worden is Mat.28:9. Hier staat wel niet
neervallen maar een gelijkaardige uitdrukking; namelijk bij de voeten nemen.

En verder zijn er ook nog afzonderlijke gevallen waar “aanbidden” de vertaling moet zijn in
plaats van “hulde brengen” in verband met Christus. Het is niet onze bedoeling al de teksten te
bespreken waar “proskunèo” in verband met Christus wordt gebruikt. Misschien hebben niet al
deze teksten te maken met werkelijke aanbidding in de absolute zin van het woord. In bepaalde
gevallen mag men toegeven dat de mogelijkheid bestaat dat er alleen sprake is van huldebetoon,
alhoewel het ook in die gevallen moeilijk is de ene betekenis boven de andere te verkiezen. Het is
echter duidelijk dat van een gewoon eerbetoon in de meeste van deze teksten géén sprake kan
zijn. Wat blijkt er uit een andere tekst? De vertaling van de tekst waar Cornelius aan de voeten van
Petrus valt vraagt onze aandacht. Niet om hem te aanbidden. Die aanbidding wijst Petrus af. De
Jehovah’s Getuigen, die redeneren dat Christus op aarde alleen maar mens was, zouden er goed
aan doen eens te overdenken waarom Hij tot zijn aanbidders nooit zei: “Sta op. Ik ben ook maar
een mens”, zoals Petrus tot Cornelius zei. Of: “aanbid God, Ik ben ook maar een medeslaaf”, zoals
de engel tot Johannes zei. De reden ligt voor de hand: Christus was God (én mens) en men kan
Hem aanbidden zonder op enigerlei wijze in strijd met Gods geboden te zijn.

10.6 DE KNIE BUIGEN

In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 december 1994 lezen we: “Maar, vragen sommigen wellicht,
vertelt de bijbel niet dat zowel de discipel Stefanus als de apostel Johannes tot Jezus in de hemel
sprak? Dat is waar. Maar bij deze voorvallen was er geen sprake van gebeden, want Stefanus en
Johannes zagen beiden Jezus in een visioen en spraken rechtstreeks tot hem (Handelingen 7:56,
59; Openbaring 1:17-19; 22:20). Bedenk dat louter spreken tot iemand, zelfs tot God, op zich geen
gebed is. Adam en Eva spraken tot God en voerden excuses aan voor hun grote zonde, toen Hij
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 553

na hun zonde in Eden het oordeel over hen uitsprak. Dat zij op die manier met hem spraken, wil
niet zeggen dat zij tot hem baden (Genesis 3:8-19). Het zou derhalve niet juist zijn om het feit dat
Stefanus en Johannes tot Jezus spraken, aan te halen als bewijs dat wij eigenlijk tot hem zouden
moeten bidden” (blz.24). Bij een grondig onderzoek ontdekken wij uitdrukkingen in de Schrift die
bewijzen dat er werkelijk tot Christus werd gebeden en niet, zoals Jehovah’s Getuigen beweren,
dat men uitsluitend tot de Vader bidt, terwijl Christus slechts als een kanaal tot God dient.

Zulk een uitdrukking is “de knie buigen”. Dit is de Nederlandstalige vertaling van twee
verschillende Griekse woorden. Het eerste hiervan is “buigen” vertaald van het Griekse woord
“tithemi”. Dit komt voor in Marc.15:19 / Luc.22:41 / Hand.7:60 / Hand.9:40 / 20:36 / 21:5. In
Marc.15:19 leest men over de soldaten die spottend de knie buigen voor Christus. Bij Hand.9:40 /
20:36 en 21:5 wordt niet gezegd tot wie gebeden wordt. In Hand.7:60 echter wordt het gebed van
Stefanus rechtstreeks tot Christus gericht. Maar niet volgens de Nieuwe Wereld Vertaling, waar de
naam “Heer” (Kyrios) wordt vertaald door “Jehovah.” En ook niet volgens de uitleg van de WT. Wij
citeren enkele zinsgedeelten uit ‘DE WACHTTOREN’ van 1 mei 1959, blz.286: “Dit gedeelte wijst er
niet zozeer op dat Stefanus dacht dat Jezus en Jehovah dezelfde persoon waren (...) want hij
maakt verschil tussen de een en de ander (...) Het ondersteunt de drieëenheid niet.” En in
‘Ontwaakt!’ van 8 dec.1972 staat: “Daar hij (Stefanus) de Heer Jezus Christus in een visioen zag,
voelde Stefanus zich klaarblijkelijk vrij om een verzoek rechtstreeks tot hem als het aangestelde
Hoofd van de christelijke gemeente te richten.” Verder zegt het artikel dat de enige andere keer
dat dergelijke woorden tot de opgestane Jezus Christus worden gericht in het visioen van Johannes
staat en opgetekend is in Opb.22:16-19.

Hun belangrijkste argument is dus dat het gebed in Hand.7:60 tot “Jehovah” gericht is. De
voetnota in hun Bijbelvertaling van 1995 en appendix 1 D geeft echter te kennen dat de naam
Jehovah, slechts gevonden wordt in het ‘Greek Scripture in Hebrew’ van Franz Delitzsch, in de
vertaling van Salkinson/Ginsburg, United Bible Society van 1979 en de uitgave van J. Bauchet en D.
Kinnereth van 1975. Wanneer wij de lijst van vertalingen gebruiken die het
Wachttorengenootschap zelf geconsulteerd heeft volgens de inleiding blz.11 ontbreekt het in meer
dan acht (wellicht tien) andere Hebreeuwse vertalingen van het boek Handelingen, Wij hebben er
al op gewezen dat het absurd is om het Grieks “Kyrios” (Heer) dat hier in werkelijkheid in alle
manuscripten staat, als “Jehovah” te vertalen. Het probleem ligt echter niet in de eerste plaats bij
de vertaling, maar eerder bij de uitleg (exegese). Jehovah’s Getuigen doen hier aan inlegkunde
(eisegese). Ze beweren dat Stefanus hier tot God en Christus spreekt in visionaire toestand, maar
dit is strijdig met wat er in de tekst staat. Het visioen wordt in Hand.7:55-57 beschreven. Later,
vanaf vers 58, wordt beschreven hoe Stefanus de stad werd uitgevoerd en gestenigd. Het visioen
is dan echter reeds voorbij wanneer Stefanus op de knieën valt om tot Zijn Heer (Kyrios) Jezus
Christus te bidden. Stefanus bidt tot Jezus dat Hij zijn moordenaars zou vergeven. Waarom doet
hij dat? Omdat Jezus de Rechter en de Oordeler van de wereld is. Stefanus beveelt zijn geest in de
handen van Jezus. Aan de enige, die heerschappij heeft over levenden en doden (Romeinen 14:9).
Hij die een zodanige macht heeft dat Hij Stephanus tot nieuw leven kan wekken.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 554

Het Wachttorengenootschap heeft getracht de waarheid van deze tekst te vertroebelen of


te verzachten. Door een parallel te trekken tussen de woorden van Stefanus en deze van Christus
aan het kruis, toen Hij Zijn Vader vergiffenis vroeg voor Zijn vijanden. Wanneer wij Zijn diepe
menselijke volmaaktheid bekijken is dit niet vreemd. Bij dit alles echter blijft Christus ook zelf de
zondevergevende God (zie Mat.9:2 / Marc.2:5 / Luc.5:20 / 7:47). Deze macht van Jezus is zo
verbazingwekkend dat de omstanders zich bij die gelegenheden afvroegen: “Wie is deze, dat Hij
zelfs de zonden vergeeft?” en “Wie kan zonden vergeven dan God alleen?” (Marc.2:7 / Luc.7:49).
Zoals David zijn geest overgeeft aan YaHWeH zo geeft Stefanus zijn geest aan Christus (Ps.31:5).

Men mag het draaien en keren zoals men wil, Hand.7:59,60 blijft een positief bewijs dat
christenen rechtstreeks tot Jezus mogen bidden. Indien Hij slechts mens was, of zelfs een engel,
zou dit niet toegelaten zijn.

Blijkt dan ook nog het grote verschil dat Jezus kan zeggen volgens Joh.14:14: “Indien gij Mij
iets vraagt in mijn naam, Ik zal het doen” (wij onderlijnen in de tekststrepen).

In Hand.7:59 lezen wij dat Stefanus de Heer Jezus Christus aanriep. In de NWV heeft men
hiervoor in vertaling “dringend verzoek.” Nogmaals een subtiele vinding om de werkelijke
betekenis te omzeilen. De Engelse uitgave van de NWV (1951) had als voetnota “gebed”. Ze
hebben hier het kaf voor het koren genomen. Ook in 2 Cor.12:8,9 hebben zij vertaald als “dringend
verzoek” terwijl andere vertalingen over het “bidden” van Paulus tot Christus spreken. Dergelijke
foefjes gebruiken Jehovah’s Getuigen dikwijls wanneer zij klem zitten tussen de tekst en hun
praktijk.

De knie buigen voor Christus

Het tweede Griekse woord voor “de knie buigen” is het werkwoord “kamptò” dat wordt
gebruikt in Rom.11:4 / 14:11 / Eph.3:14 en Phil.2:10. De eerste drie teksten hebben betrekking op
God de Vader. De laatste tekst en ook Rom.14:11 zijn aanhalingen uit Jesaja 45:23. Deze ene
profetie wordt zowel op Christus als op de Vader toegepast. Dezelfde aanbidding die de Vader
ontvangt, ontvangt ook de Zoon. Wij buigen de knie voor zowel de Zoon als de Vader en geven hun
beiden eer en aanbidding (Opb.5:12-14). Nog een woord dat aanbidding inhoudt is “epikalèo”
(aanroepen). Zo leest men in Hand.2:21 over het aanroepen van de naam des Heren. De Nieuwe
Wereld Vertaling echter verandert dit tot: “de naam van Jehovah.”

In Joël 2:32 lezen we volgens de Statenvertaling (Dr. Tukker): “En het zal geschieden, al wie
den Naam des HEEREN zal aanroepen, zal behouden worden; want op den berg Sion en te
Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HEERE gezegd heeft; en dat, bij de overgeblevenen, die de
HEERE zal roepen.” Joël 2:32 HSV: “32 Het zal geschieden dat ieder die de Naam van de HEERE
zal aanroepen, behouden zal worden. Want op de berg Sion en in Jeruzalem zal ontkoming zijn,
zoals de HEERE gezegd heeft, namelijk bij hen die ontkomen zijn, die de HEERE roepen zal.” Het
spreekt voor zichzelf dat de mensen van de Wachttoren daar waar het woord “HEERE” staat in
hoofdletters, in hun vertaling van het Hebreeuwse Oud Testament “Jehovah” schrijven. Wat is er
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 555

nu zo merkwaardig aan die tekst in het OT? Vooreerst dat een uitdrukking als “aanroepen” een
religieuze betekenis heeft van afhankelijkheid. Die éne God kan helpen, zo is ongeveer de
redenering van wie Hem aanroept. Het is een daad van aanbidding want God “aanroepen” geeft
te kennen dat je Hem tot redder kiest.

Het tweede is dat die tekst uit Joël uit het OT opnieuw gebruikt wordt in het NT en
merkwaardig genoeg dan met Christus als diegene die aangeroepen wordt. Wanneer we Romeinen
10:9 met Romeinen 10:13 vergelijken zien we meteen dat de Heere een verwijzing is naar Jezus.
Men wordt gered = zalig verklaard, door het aanroepen van de Naam van Jezus Christus. Nu is
Romeinen 10:13 een citaat uit Joël 2:32. Moet er nog zand zijn, zeggen we in Vlaanderen; wie in
het OT, YaHWeH aanroept wordt behouden, wie in het NT Jezus aanroept wordt behouden. Dat
kan slechts onder de omstandigheid, dat Jezus gelijk is aan de HEERE. De Almachtige heeft zich in
Jezus aan de mensen kenbaar gemaakt.

In het verband van Rom.10:12-14 is het duidelijk dat de aanhaling: “al wie de naam des
Heren aanroept, zal behouden worden” betrekking heeft op Christus. Alweer echter verandert de
NWV dit tot: “de naam van Jehovah.” In 2 Tim.2:22 kan men niet met zekerheid bewijzen dat de
Heer die aangeroepen wordt, Christus is. In de groet aan het begin van de eerste brief aan de
Corinthiërs schrijft Paulus echter: “met allen, die de Naam van onze Heere Jezus Christus
aanroepen in alle plaats, beide hun en onze Heere” (1 Cor.1:2 SV). (Zie ook Handelingen 9:14,21
en 22:8,16). Ook in de Septuaginta verwijst “epikalèo” naar aanbidding. Zie o.a. Gen.13:4 / 26:25
/ Ps.78:6 / Jes.64:6,7. Eens dat we tot dit besef komen van goddelijke aanbidding van de persoon
van Christus worden ook vele dingen duidelijk in de brieven van de apostelen. In 2 Tim.4:18 /
Heb.13:21 / 2 Pet.3:18 en zo voort, wordt aan Christus een eeuwige heerlijkheid toegeschreven.
Petrus maant ons aan de Heer in onze harten te heiligen en Paulus zegt ons dat we elkaar moeten
dienen in de vrees van Christus (1 Pet.3:15 / Eph.5:21). Deze dingen kunnen van God gezegd
worden, echter niet van een mens. En in deze aanbidding zijn we priesters van God en Christus
(Opb.20:6).

Een ander bewijs dat de Christus aanbeden werd is het krachtig getuigenis van de
Kerkvaders. Ook mag verwezen worden naar de brief van Plinius aan keizer Trajanus rond 107 na
Chr. waarin hij schrijft dat christenen tot Christus zingen: “als ware Hij God” (Epist.X, 97). En dit
Psalmzingen kennen we o.a. uit 1 Cor.14:26 / Eph.5:19. Keizer Hadrianus schreef in 117 na Chr. aan
een zekere Servianus dat Egyptenaren die christen werden, verplicht werden om Christus te
aanbidden (Saturnius, c.vii). En gekend is ook een ingekraste tekening in een muur van het
Paedagogium, een deel van het Domus Gelotiana van de Palatina, de trainigsschool voor pages aan
het keizerlijk hof. Deze afbeelding geeft het volgende weer; een mens staat voor een kruis waarop
iemand met een ezelskop genageld is waaronder de inscriptie: “Alexamenos sebetai ton theon” =
“Alexamenos aanbidt zijn God.” De tekening was natuurlijk spottend bedoeld maar geeft wel exact
aan wat Christenen doen: Jezus aanbidden als God.

10:7 LATREUO = GOD DIENEN


Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 556

Enkele gegevens

“Latreuo” is verwant aan het Griekse naamwoord “latron” wat vertaald mag worden als
“verdienste of loon.”
“Latreuo” heeft als primaire betekenis “dienst verrichten.” Als werkwoord bestaat het niet bij de
oudere Grieken zoals Homeros, Plato, Aristoteles of Thucydides. Het naamwoord “latreia”
gebruiken ze slechts enkele malen: vb. Plato (Ap.23c) en Plutarchus (Adulat.12).
Het zijn vooral de vertalers van het Griekse OT die het woord gebruiken.
Het naamwoord “latreia” 9 maal.
Het werkwoord “latreuo” 98 maal.
Het werkwoord is gebruikt om de Hebreeuws/Arameesche woorden voor “dienen” te vertalen en
de drie belangrijkste daarvoor zijn;
1°) Avadh = Deut.10:2 / Jozua 24:14,15 / 2 Kon.17:12
2°) Pelach = Dan.3:12 / 6:16 / 7:14
3°) Sharath = Num.16:9 / Ezech.20:32

Het begrip heeft wel eens te maken met het “dienen” van een gewone persoon, maar
meestal gaat het om “dienst van God / dienen van God” zoals in Ex.4:23 / 7:26 / 8:16 / 9:1,13 /
10:3,7,8,24,26. Het heeft ook te maken met “eredienst” vooral gebruikt voor YaHWeH maar ook
voor “valse goden.” We zullen valse goden = afgoden = beeldgoden NIET DIENEN zeggen
bijvoorbeeld Ex.20:5 / 23:24 / Deut.4:28 / 5:9 / 7:4,16 / 8:19 / 11:16,28 / Jozua 24:14,15.

In het NT is “latreia” slechts 5 maal gebruikt; Joh.16:2 / Rom.9:4 / 12:1 / Heb.9:1,6. Het
werkwoord “latreuein” is in het NT 21 maal gebruikt waarvan tweemaal in verband met afgoden
nl. Hand.7:42 en Rom.1:25. Die hebben géén recht op “godsdienst” en we moeten dit vermijden.
Het gaat dus om een begrip dat het “dienen” van God weergeeft. Het heeft nauwe banden met
een ander woord “leitourgeo” en denk dan aan ons Nederlandse “liturgie.” En Christus is onze
grote “liturg” volgens Heb.8:2.

Een citaat uit ‘Inzicht in de Schrift’ deel 1, druk 2019, artikel ‘dienen’
“Wanneer het woord ‛a·vadh′ wordt toegepast op dienst die wordt verricht voor Jehovah of
voor valse godheden, heeft het de betekenis van aanbidding of heilige dienst (Ex. 10:26; Deut.
11:16). Insgelijks heeft ook het Griekse werkwoord la·treu′o de betekenis van „dienen”. Het wordt
toegepast op de dienst voor God (Matth. 4:10; Luk. 1:74; 2:37; 4:8; Hand. 7:7; Rom. 1:9; Fil. 3:3;
2 Tim. 1:3; Hebr. 9:14; 12:28; Openb. 7:15; 22:3), die in het heiligdom of de tempel werd verricht
(Hebr. 8:5; 9:9; 10:2; 13:10), en ook op de valse aanbidding of de dienst die voor geschapen dingen
werd verricht (Hand. 7:42; Rom. 1:25). In de christelijke Griekse Geschriften wordt het zelfstandig
naamwoord la·trei′a uitsluitend op de dienst voor God toegepast. — Joh. 16:2; Rom. 9:4; 12:1; Hebr.
9:1, 6.”

Dus Jehovah’s Getuigen geven toe dat:


1°) het Hebreeuws woord “avadh” gebruikt is voor Jehovah en valse goden
2°) het Griekse “latreuo” gebruikt is voor God en valse aanbidding
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 557

3°) dat het zelfstandig naamwoord “latreia” slechts spreekt over “de dienst voor God.”
En men geeft voor dit laatste alle vijf teksten van het NT; Joh.16:2 / Rom.9:4 / 12:1 / Heb.9:1,6.

“Latreuein” heeft in het NT dus steeds te maken met “gods-dienst”, dienst aan God, de
Vader meestal, aan de Zoon éénmaal (Opb.22:3) en tweemaal aan afgoden (Hand.7:42 /
Rom.1:25). En het gaat dus om het “geestelijk” dienen zoals duidelijk blijkt uit Joh.4:24 en Rom.1:9
/ 12:1.
Kort samengevat heeft “latreuein” te maken met:
1°) Dienen van God
2°) Dienen van God en Christus
3°) Dienen in de tabernakel, de zichtbare echte én de hemelse onzichtbare
4°) Dienen van de hemelingen
5°) Dienen van schepsel in plaats van schepper.
En gezien wij “in Christus” zijn en met hem in “hemelse plaatsen” vertoeven (Eph.2:6) en
bovendien de Heilige Geest in ons woont (1 Cor.6:19,20) zouden we moeten beseffen dat we in
permanente dienst (leitourgeo) van God staan. Merk je daar zelf wat van in je leven? Indien niet
dan moet toch één en ander bijgestuurd worden!
Hoeveel ontzag heb je voor God (Ps.2:11)?
Ben je een levend offer (Rom.12:1)?
Eens goed over nadenken zou heilzaam kunnen zijn in je relatie met God. Laat in elk geval je
“dagelijks offer” tot God opstijgen (Heb.13:15,16).

En nog een tabel ter verduidelijking.

LATREUO zoals gebruikt in de NWT (Engelse versie) en enkele andere Engelse Vertalingen.

NEW
JERUSALEM NEW ENGLISH NEW AMERICAN
TEKST JERUSALEM NWT
BIBLE BIBLE BIBLE
BIBLE
Mat.4:10 Serve Serve Worship Serve S.S. [*]
Hand.7:42 Worship Worship Worship Worship S.S.
Hand.24:14 Worship Worship Worship Worship S.S.
Phil. 3:3 Worship Worship Worship Worship S.S.
Heb.10:2 Worship Worship Worship Worship S.S.
Opb.22:3 Worship Worship Worship Worship S.S.

Worship = aanbidden
Serve = dienen
[*] = S.S. = Sacred Service, vertaald in de Nederlandstalige Nieuwe Wereldvertaling als “heilige
dienst verrichten.” Deze lijst komt van een Jehovah Getuige en is met veel moeite terug te vinden
op het net: (http://hector3000.future.easyspace.com). Maar hij of zij die het samenstelde is niet
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 558

consequent. Want Openbaring 22:3 kan niet anders dan op Christus EN Zijn Vader toegepast
worden. Of ontvangt Christus toch “heilige dienst?”

Alle schepsel “dient” Jezus

Bekijken we eens de ingekorte versie van Opb.22:1-5: “(…) En de troon van God en van het
Lam zal daarin zijn en zijn dienstknechten zullen HEM VEREREN, en zij zullen zijn aangezicht zien
en zijn naam zal op hun voorhoofden zijn (…) en zij zullen als koningen heersen tot in alle
eeuwigheden” (wij onderlijnen in de tekststrepen en onze hoofdletters). Het werkwoord
“vereren” dat we onderstrepen is volgens andere vertalingen weergegeven als “dienen”, wat te
verkiezen is boven wat de NBG zegt. Zo onder andere in; de Statenvertaling, Herziene
Statenvertaling, Luthervertaling, Leidschevertaling, Canisius. In het Grieks is er sprake van
“latreusousin” en dat is bij uitstek voor God gebruikt en bovendien meestal voor de Vader. Hier in
Opb.22:3 gaat het om Christus die samen met de Vader door de hemelingen heilige dienst
ontvangt. Griekse en Engelse vertalingen:
• New Living Translation = “No longer will there be a curse upon anything. For the
throne of God and of the Lamb will be there, and his servants will worship him.”

• English Standard Version = “No longer will there be anything accursed, but the
throne of God and of the Lamb will be in it, and his servants will worship him.”
• Weymouth New Testament = ““In future there will be no curse,” he said, “but the
throne of God and of the Lamb will be in that city. And His servants will render
Him holy service and will see His face.”
• World English Bible = “There will be no curse any more. The throne of God and of
the Lamb will be in it, and his servants will serve him.”
• RP Byzantine Majority Text 2005 = Καὶ πᾶν κατάθεμα οὐκ ἔσται ἔτι· καὶ ὁ θρόνος
τοῦ θεοῦ καὶ τοῦ ἀρνίου ἐν αὐτῇ ἔσται· καὶ οἱ δοῦλοι αὐτοῦ λατρεύσουσιν αὐτῷ,

De vijanden van de godheid van Christus, of het nu moderne theologen zijn of gewoon
sektarische praters zeggen dat het op de Vader slaat. Maar dat is niet zo. Vanuit de context is het
duidelijk dat dit vers verwijst naar Christus. Het gaat hier om drie manieren van identificeren, dat
Hij het is die de heilige dienst ontvangt. De dienstknechten van Jezus;
1°) zullen Zijn aangezicht zien; Opb.1:7 / 1 Joh.3:2,3 / Rom.8:29 / Phil.3:20,21
2°) Zijn naam zal op hun voorhoofden staan; Opb.3:12 / 14:1,4
3°) mogen met Hem als koningen heersen tot in alle eeuwigheden; Opb.11:15 / 20:4-6 /
Rom.15:15,16
Met ander woorden; HEM = Christus en de dienstknechten = de gelovigen.
IS U EEN GELOVIGE, DAN MOET U DE CHRISTUS DIENEN.

In de Septuagintavertaling van de Bijbel (dat is de eerste Griekse vertaling die er ooit is


gemaakt) staat profetisch in Daniël 7:13,14 dat gelovigen uit alle volkeren; “De Zoon des mensen
= Hem”, zullen “dienen.” Dat is dan hetzelfde werkwoord dat in Opb.22:3 gebruikt wordt. Dan gaat
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 559

het om dat tweede werkwoord uit Mat.4:10 waarmee Jezus de duivel te woord staat, waar God
“gediend” wordt. Ook Christus ontvangt HEILIGE DIENST van al zijn dienstknechten.

10.8 HET GEBED: “Onze Vader...”

Bij de verzoeking in de woestijn maakt Christus het aan Satan duidelijk dat we alléén God
mogen aanbidden (Mat.4:10). Maar de Schrift spreekt van het aanbidden, aanroepen en op de
knieën vallen voor de Zoon. Dus is het duidelijk, dat ook Hij de God is aan wie aanbidding toekomt.
Paulus zegt dat alle christenen, op alle plaatsen waar dan ook, de naam van Christus voor redding
aanroepen (1 Cor.1:2). In verband met Mat.4:10 staat te lezen in ‘DE WACHTTOREN’ van 15
sept.1967, blz.575: “Door deze woorden belette Jezus zijn volgelingen hem te aanbidden.” Dat
zegt die tekst echter niet. Er staat dat de duivel vroeg, dat Jezus hem aanbidding zou brengen.
Waarop Jezus antwoordt dat alléén God aanbeden mag worden. We lezen daar niet, “alleen de
Vader” maar wel “alleen God.” Indien de Zoon ook God is, vormt deze tekst geen enkel bezwaar
tegen het aanbidden van Jezus. Joh.14:14 leert ons: “Indien gij Mij iets vraagt in mijn naam, Ik zal
het doen” (NBG, wij onderlijnen in de tekststrepen). Het ware te mooi geweest indien Jehovah’s
Getuigen dit zondermeer goed zouden vertalen. Ze hebben dat gewijzigd in: “Indien GIJ iets vraagt
in mijn naam, ik zal het doen” (hun gereviseerde vertaling van 1995). Ze hebben de echte kracht
van wat Jezus zegt eruit gehaald. Want Hij beweerde letterlijk volgens hun eigen Grieks/Engelse
vertaling: “if ever anything you should ask me in the name of me this I shall do” (editie 1985). En
zo hoort het te zijn, letterlijk omgezet in het Nederlands: “indien je iets aan mij vraagt in mijn
naam Ik zal het doen.” Zodat we gerust tot de persoon Jezus mogen bidden. Wij mogen het HEM
vragen en HIJ zal ons het antwoord geven. En bidden is een vorm van “aanbidden.” Hij geeft
letterlijk de aanzet hoe we moeten handelen. Doe het dan!

We begrijpen dat dit niet tot de traditie hoort van velen van onze lezers, bidden tot Christus.
Meestal bidden we in de naam van Jezus tot de Vader. Dat is een andere visie waar andere
Bijbelteksten bij passen. We zeggen alleen dit; dat bidden tot Jezus gezien vanuit Joh.14:14 niet
verkeerd is. We moeten elkaar die vrijheid geven en beseffen dat beide manieren volledig Bijbels
te ondersteunen zijn. We hebben in het Nieuw Testament twee mooie voorbeelden van gelovigen
die tot Jezus Christus bidden; Stephanus in Hand.7:59 en Paulus in 2 Cor.12:8,9.

Over dat bidden tot Jezus maken de mensen van de Wachttoren nogal wat
bezwaren, dat is echter geheel ten onrechte en het is niet afhankelijk van de juiste vertaling.
We leggen deze twee neven elkaar en er is geen noemenswaardig verschil aan te geven.
Maar ze huiveren alleen al bij de gedachte, terwijl het door Jezus gevraagd is.

Johannes 14:13 Herziene Statenvertaling: “En wat u ook zult vragen in Mijn Naam, dat zal
Ik doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt zal worden.”
Johannes 14:13 NWV: “En wat GIJ ook vraagt in mijn naam, dat zal ik doen, opdat de Vader
in verband met de Zoon verheerlijkt moge worden”

^^^^^^
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 560

Johannes 15:7 Herziene Statenvertaling: “Als u in Mij blijft en Mijn woorden in u blijven
vraag wat u maar wilt en het zal u ten deel vallen.”
Johannes 15:7 NWV: “Indien GIJ in eendracht met mij blijft en mijn woorden in U blijven,
vraagt dan wat GIJ ook wenst en het zal voor U geschieden”

^^^^^^
Johannes 16:23 Herziene Statenvertaling: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Alles wat u de
Vader zult bidden in Mijn Naam, zal Hij u geven.”
Johannes 16:23 NWV: “Voorwaar, voorwaar, ik zeg U: Indien GIJ de Vader om iets vraagt,
zal hij het U in mijn naam geven”

^^^^^^
Johannes 16:26 Herziene Statenvertaling: “Op die dag zult u in Mijn Naam bidden, en Ik zeg
u niet dat Ik de Vader voor u vragen zal.”
Johannes 16:26 NWV: “Op die dag zult GIJ in mijn naam vragen, en ik zeg U niet dat ik de
Vader een verzoek betreffende U zal doen.”

^^^^^^
1 Johannes 3:22,23 Herziene Statenvertaling: “22 en wat wij ook maar bidden, ontvangen
wij van Hem, omdat wij Zijn geboden in acht nemen en doen wat Hem welgevallig is. 23 En
dit is Zijn gebod: dat wij geloven in de Naam van Zijn Zoon, Jezus Christus, en dat wij elkaar
liefhebben, zoals Hij ons een gebod gegeven heeft.”

1 Johannes 3:22,23 NWV: “en wat wij ook vragen, ontvangen wij van hem, omdat wij zijn
geboden onderhouden en de dingen doen die in zijn ogen welgevallig zijn. 23 Ja, dit is zijn
gebod, dat wij geloven in de naam van zijn Zoon Jezus Christus en elkaar liefhebben, zoals
hij ons een gebod gegeven heeft.”

^^^^^^

Dat gebod van liefhebben staat in Johannes 13:34 Herziene Statenvertaling: “Een nieuw
gebod geef Ik u, namelijk dat u elkaar liefhebt; zoals Ik u liefgehad heb, moet u ook elkaar
liefhebben.”

Johannes 13:34 NWV: “Ik geef U een nieuw gebod, dat GIJ elkaar liefhebt; net zoals ik U heb
liefgehad, dat ook GIJ elkaar liefhebt.”

Hoe vreemd het mag klinken, de Schrift leert niet alleen dat Christus God is, maar zegt
bovendien dat Hij Vader is in de zin van Schepper van het heelal. We lezen dit in Jes.9:6 waar de
Christus; “sterke God” en “eeuwige Vader” wordt genoemd. (Vergelijk deze tekst met Mat.23:9.)
Dus zelfs het gebed: “Onze Vader” mag tot Christus gericht worden. Volgens Joh.5:23 moet men
de Zoon eren op dezelfde wijze als men de Vader eert. Alles wat in het “Onze Vader” gezegd wordt,
geldt evenzeer voor Christus. De Vader van Christus is onze Vader, maar ook Christus is onze Vader
volgens Jesaja 9:6. Beide zijn in de hemel (Neh.1:4,5 / Heb.9:24 / Opb.5:13). Het eeuwige koninkrijk
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 561

is evenzeer van Christus als van de Vader (2 Pet.3:22). Wij bidden voor onze dagelijkse behoeften
en Christus is bij machte deze te voorzien (Joh.15:7,16). Ook de Zoon vergeeft onze overtredingen
en zonden (Col.3:13). Christus is onze Herder (Joh.10:3,27) die ons wegleidt uit de verzoekingen
der wereld en ons redden zal (Gal.1:14). Ook is de macht, de heerlijkheid, de eer en het koninkrijk
zowel van de Vader als van de Zoon in alle eeuwigheid (Opb.5:13,14 / 11:15).

En hetzelfde zou eveneens van de Heilige Geest gezegd kunnen worden. Hij is “Onze Vader”
want Hij is de Geest van leven (Rom.8:10 / Joh.3:8). Hij heeft dezelfde naam (autoriteit) als de
Vader en de Zoon (Mat.28:19) en is Heilig (Joh.14:26). Het koninkrijk van Vader en Zoon is ook dat
van de Heilige Geest daar Hij ons verzegeld heeft om het te beërven (Eph.4:30). Zijn wil geschiedt
in de gemeente (1 Cor.12:11). Wij zijn gerechtvaardigd in Hem, Hij is dan ook de vergever van onze
schulden (1 Cor.6:11). Hij leidt ons weg van de verzoekingen door ons daartoe de sterkte te geven
(Eph.3:16). De kracht en de heerlijkheid komt Hem dan ook toe, tot in de eeuwigheid (Opb.22:17).

In 21 (mogelijk zelfs 24) schriftuurplaatsen van het Nieuwe Testament wordt gezegd, dat
Christus staat (of zit) aan de rechterhand van God de Vader. Zie de grondtekst in Psalm 110:1-4.
Als Middelaar is Hij daar nog steeds werkzaam als onze vrijpleiter en is aangesteld als onze
voorspraak (Rom.8:34 / 1 Joh. 2:1). Hij is bij machte ons tot de Vader te brengen (Heb.7:25).

Maar dit is slechts één aspect van de Christus. Het andere is Zijn godheid. En zoals de Schrift
leert dat de eerste christenen de Heer hebben aanbeden, zo ook MOETEN wij, samen met de
engelen, onze Here Jezus aanbidden. Zo kunnen wij dan ook samen met Paulus zeggen: “En wat
gij ook doet in woord of in werk, doet alles in de naam van de Heer Jezus, God, de Vader, dankend
door bemiddeling van hem” (Col.3:17). En samen met Thomas kunnen wij zeggen: “Mijn Heer en
mijn God” zonder in afgoderij te vervallen (Joh.20:28).

Jehovah’s Getuigen zouden er ook goed aan doen de volgende woorden van hun eerste
president nader te beschouwen. Hij schreef in ‘DE WACHTTOREN’ van oktober 1880 (Reprints
blz.144): “Hij (Christus) was het onderwerp van onweerlegbare aanbidding, zelf als kind door de
wijze mannen die de nieuwgeboren koning kwamen zien (...) Hij (Christus) weerlegde geen enkele
handeling van aanbidding aan Hem gegeven (...) Indien Christus niet méér was dan een mens
dan zou hij om die reden aanbidding van Hem voorkomen hebben.” Als antwoord op een vraag
van een lezer of de aanbidding van Christus werkelijk was, schreef C.T. Russell: “Ja, we geloven dat
onze Here Jezus terwijl hij op aarde was, werkelijk en terecht aanbeden werd. Hoewel hij niet de
God Jehovah was, was hij toch een God” (...) Het was dus toepasselijk dat onze Heer de
aanbidding ontving (...) “ (‘The Watchtower’, July 15, 1898, blz.216, Reprints blz.2337, wij
onderlijnen in de tekststrepen).

En tot slot hebben wij de tweede clausule van het oorspronkelijke charter van het
Wachttorengenootschap. Dat zegt dat één van hun doelstellingen is: “openbare christelijke
aanbidding te geven aan de Almachtige God en Jezus Christus: om plaatselijke en
wereldomvattende vergaderingen te houden voor zulke aanbidding” (wij onderlijnen in de
tekststrepen). AANBIDDEN VAN VADER EN ZOON.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 562

Zodat we toch ook vanuit de opmerkingen van hoofdstuk 9 en 10 gerust mogen beweren:
er is geen mogelijkheid om Jezus niet te aanbidden. Maar evengoed geen reden om een drie-enige
heidense trimurti, of gelijkaardige, te aanbidden. Dat zijn zaken van een andere waarde en orde.

Beeld van de Trimurti (drie goden) - Brahma, Vishnu en Maha Deva (Shiva).
Bij deze drie is er zelfs een god met vier hoofden.
Dit vergelijken bij de drie-eenheid van de Bijbel is niet oprecht en onmogelijk.

Want we lezen dit op een Hundi-site: http://hinduism.iskcon.com/practice/302.htm


“Algemeen misverstand: de Trimurti is een Hindu triniteit. De veronderstelde gelijkenis is
potentieel misleidend en de term “Hindu triniteit” wordt best vermeden.”

Eén zekerheid hebben wij allen, te sterven en geoordeeld te worden. Gelovigen en


ongelovigen komen ééns voor de rechterstoel van Christus te staan. Dan zal onze positie t.o.v. de
Heer doorslaggevend zijn (Mat.7:23 / 10:32 / Joh.6:40).

Je hoeft naar je achtergrond niet te kijken.


Uit welke kringen komen de leerlingen van Christus:
1°) Gewone priesters maar niet uit de hogepriesterlijke familie
2°) Een Leviet (Jozef Barnabas) Hand.4:36
3°) Pharizeërs (Hand.15:5)
4°) Mensen uit arme klasse (bijna alle discipelen)
5°) Mensen buiten de maatschappij (bedelaars, arme weduwen, zieken)
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 563

6°) Vrouwen uit alle lagen van de bevolking, rijk en arm


7°) Hebraïsten (Joden die Aramees én Grieks spreken)
8°) Hellenisten (Joden die slechts Grieks spreken)
9°) Mensen uit de rijke klasse (Simon van Cyrene, Levi = Mattheüs)
Wil je een leerling van Jezus worden, dan kijkt Hij niet of je rijk bent of arm, man of vrouw.

Er is geen Bijbelboek dat beter de nadruk legt op de betekenis van Jezus en Zijn Naam voor
een gelovige en daarom ook dit lijstje;
In wiens naam is er zaligheid?
Hand.2:21 HSV: “21 En het zal zo zijn dat ieder die de Naam van de Heere zal aanroepen, zalig zal
worden.”

In wiens naam werden gelovigen gedoopt?


Hand.2:38 HSV: “38 En Petrus zei tegen hen: Bekeer u en laat ieder van u gedoopt worden in de
Naam van Jezus Christus, tot vergeving van de zonden; en u zult de gave van de Heilige Geest
ontvangen.”
Hand.19:5 SV77: “En die hem hoorden werden gedoopt in de Naam van de Heere Jezus.”
Hand.22:16 SV77: “En nu, wat vertoeft gij? Sta op, en laat u dopen, en uw zonden afwassen,
aanroepende de Naam des Heeren.”

In welke naam deden de eerste christenen wonderen?


Hand.3:16 HSV: “16 En Zijn Naam heeft deze man, die u ziet en kent, sterk gemaakt door het
geloof in Zijn Naam. En het geloof dat er is door Hem, heeft hem in aanwezigheid van u allen
deze volkomen gezondheid gegeven.”

In welke naam onderwezen de eerste christenen?


Hand.4:18: “En toen zij hen geroepen hadden, zeiden zij hun aan, dat zij in het geheel niet zouden
spreken, noch leren, in de Naam van Jezus.”

Welke naam predikten de eerste christenen?


Hand.8:12: “En toen zij hen geroepen hadden, zeiden zij hun aan, dat zij in het geheel niet zouden
spreken, noch leren, in de Naam van Jezus.”

In wiens naam is er vergeving?


Hand.10:43: “Aan Deze geven al de profeten getuigenis, dat een ieder, die in Hem gelooft,
vergeving der zonden ontvangen zal door Zijn Naam.”

Wie zijn christenen gehoorzaam?


Hand.15:26: “Mensen, die hun zielen overgegeven hebben voor de Naam van onze Heere Jezus
Christus.”

Voor welke naam waren de eerste christenen bereid te sterven?


Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 564

Hand.21:13: “Maar Paulus antwoordde: Wat doet gij, dat gij weent, en mijn hart week maakt.
Want ik ben bereid niet alleen gebonden te worden, maar ook te sterven te Jeruzalem voor de
Naam van de Heere.”

Daarom lezen we in de Bijbel, in Col 3:17: “En wat gij ook doet in woord of in werk, doet ALLES in
de naam van de Heer Jezus.”

Agnolo Bronzino (1502 - 1572) Schilderde deze aanbidding van de herders (rond 1535).
Geen echte aanbidding toen, maar sinds de Heer stierf en is opgestaan heeft Hij recht op
al onze eer en aanbidding.

We citeren de WT-brochure over de Drie-eenheid blz.6 ook in dit verband waar ze zeggen:
“The New Encyclopædia Britannica merkt op: “Noch het woord Drieëenheid noch de expliciete
leerstelling komt in het Nieuwe Testament voor.”
Maar dezelfde The New Encyclopaedia Britannica gaat verder met te bewijzen dat, hoewel
de ”expliciete leerstelling” er niet vermeld is, het geïmpliceerd staat in de pagina’s van de
Schrift. Ze zeggen: “Dus heeft, het Nieuwe Testament de basis gelegd voor de leer van de Drie-
eenheid.” ⎯The New Encyclopaedia Britannica, vol. 11, blz. 928. We dienen dus op onze hoede te
zijn als de WT wat kritisch is over de Drie-enige!

Een slotopmerking

In ‘De WACHTTOREN’ van 1 februari 1956, blz.72, worden enkele aantekeningen gemaakt
bij het aanbidden van Jezus. Er staat o.a. dit: “Er wordt niet verlangd dat men de gezalfde Koning
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 565

die door Jehovah God op zijn heilige berg Zion wordt gezet, namelijk zijn Zoon Jezus Christus,
aanbidt maar er wordt aan de koningen en rechters der aarde gepaste onderdanigheid en
achting verlangd.” Daarop volgt een verwijzing naar Ps.2:11,12. Maar dat zegt of bewijst niet
zoveel. We mogen van het OT niet verlangen dat aan de Gezalfde een echte aanbidding toekomst
zoals men van God vroeg, omdat een gelovige in het OT het niet meer zou begrepen hebben. Dat
zou voor hen een vorm van meer-godendom verondersteld hebben. Dat kan dus niet! Maar gezien
het Nieuwe Testament een EXTRA OPENBARING is van God, TOEGEVOEGD AAN HET Oude
Testament, kan dat wel gevraagd worden voor gelovigen vanaf de komst van de Messias.

Dit artikel ontlokte aan verscheidene lezers een storm aan vragen. In ‘De WACHTTOREN’
van 15 april 1956, blz.190-192 worden er enkele besproken. Over Heb.1:6 doet men dan nu de
volgende bewering: “Zijt gij een engel van God in de hemel? Indien ja, dan is Hebreeën 1:6 op u
van tepassing. Zijt gij niet een van Gods engelen in de hemel, dan wordt Hebreeën niet tot u
gericht” (wij onderlijnen in de tekststrepen). Op blz.192 gaat men verder in op die tekst nadat men
heeft uitgelegd dat er aan “proskuneo” twee vertalingen vastzitten, namelijk aanbidding en eer
bewijzen: “In het boek Hebreeën wordt pros-ky-ne’o daarom beide malen met “aanbidden”
vertolkt en de engelen van God worden onderricht de verheerlijkte Jezus te “aanbidden”.
Waarom? Omdat Jezus zoveel hoger is gemaakt dan engelen, zelfs hoger dan hij was voordat hij
als mens op aarde kwam (Fil.2:5-11). Het is het gebod van Jehovah God dat zij dit ten aanzien
van Zijn zoon doen. Wat betekent dit? Dit, dat zelfs de engelen Jehovah God tot het Hoofd van
zijn universele organisatie is aangesteld. Daarom wordt op bladzijde 85 van het boek “Make sure
of All Things,” in de eerste kolom het volgende gezegd: “Christus dient als een glorierijke geest
te worden aanbeden” (wij onderlijnen in de tekststrepen).

Wat zegt de Schrift over de aanbidding van Jezus


Het woord Grieks “proskuneo”
“aanbidden”
Wie aanbaden In de TEKST
Jezus?
Engelen Heb.1:6
Opb.5:11-14
Mat.14:33
Discipelen Mat.28:9
Mat.28:17
Luc.24:52
Wijze mannen Mat.2:2
Mat.2:11
Lepralijder Mat.8:2
Regeerder Mat.9:18
Vrouw van Kanaän Mat.15:25
Moeder van Mat.20:20
Johannes
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 566

Blinde man Joh.9:38

Eert gij nu reeds de Heer der Heerlijkheid?


Jehovah’s Getuigen hebben in hun NWV elke keer dat het woord “proskuneo” gebruikt
wordt, met Jezus Christus als onderwerp, als “hulde brengen” vertaald. En dat omdat volgens hun
uitleg Jezus geen aanbidding toekomt. Het is echter hetzelfde woord dat is gebruikt om te zeggen
dat God moet aanbeden worden en dat mensen niet aanbeden mogen worden. Jezus is dus voor
hen niet God.

Maar we vragen uw aandacht voor wat de eerste president van het


Wachttorengenootschap schreef: “Het feit dat onze Heer aanbidding ontving is door sommige
gebruikt om te zeggen dat wijl Hij op aarde was Hij God de Vader was verkleed als een lichaam
van vlees en niet werkelijk een mens. Werd Hij werkelijk aanbeden of gaat het om een
vertaalfout? Ja, wij geloven dat onze Heer Jezus toen hij op aarde was werkelijk en
terecht aanbeden werd. Hij was niet de God, Jehovah, maar een god. Het woord God wil
zeggen: een machtige en onze Heer was in werkelijkheid een machtig iemand. Zo staat het in
de eerste verzen van het evangelie van Johannes. Het was dus toepasselijk dat onze Heer
de aanbidding ontving met de achtergrond dat hij de eniggeboren van de Vader is
(...)”
(‘The Watchtower’, July 15, 1898, blz.216, wij onderlijnen in de tekst).

Was C.T. Russell verkeerd of is de uitleg van de WT momenteel verkeerd?


Wanneer C.T. Russell niet verkeerd is, zijn jullie dan verkeerd!
Wanneer jullie niet verkeerd zijn, is Russell verkeerd!
Eén van u beiden is niet de beleidvolle slaaf!
Eigenlijk, géén van u allemaal is een beleidvolle slaaf!

We hebben een reden waarom we hier bewust verwijzen naar die oude geschriften van de
Wachttoren. In het maandblad van de actieve Jehovah’s Getuigen ‘Onze Koninkrijksdienst’ van juli
1993, pagina 1 (wij onderlijnen in de tekststrepen) lezen we het volgende: “Maak een goed
gebruik van oudere uitgaven: Denk eraan dat De Wachttoren en Ontwaakt! hun waarde niet
verliezen ook al zijn ze niet allemaal binnen een maand of twee na hun uitgavedatum verspreid.
De inlichtingen die erin staan, worden met het verstrijken van de tijd niet minder belangrijk, en
wij dienen niet te aarzelen oudere exemplaren die in goede staat verkeren aan te bieden. Door
toe te laten dat oudere tijdschriften zich opstapelen.” Het gaat hier om tijdschriften die enkele
maanden oud zijn. En wat als ze één jaar oud zijn, of tien, of vijftig? We zullen dat beantwoorden
met een ander citaat. In ‘Onze Koninkrijksdienst’ (het maandblad van de insiders van de WT) van
augustus 1989 op pagina 3, paragraaf 5 en 6 lezen we: “Sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw
(lees vanaf 1870) is de hedendaagse christelijke gemeente progressief voorwaarts gegaan in de
richting van een helderder begrip van Jehovah’s Woord. In de loop der jaren is er een grote
verscheidenheid van vragen gerezen die duidelijke antwoorden vereisten. „De getrouwe en
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 567

beleidvolle slaaf” heeft in zulk ‘voedsel te rechter tijd’ voorzien (Matth. 24:45). Stuk voor stuk
zijn de vragen grondig in het licht van de bijbelse waarheid onderzocht en is er specifieke leiding
voor Jehovah’s volk verschaft. Al deze inlichtingen zijn aan ons doorgegeven door middel van de
publikaties van de theocratische organisatie, vooral via het tijdschrift De Wachttoren.” Dat is de
reden waarom we ook citeren uit de oudere tijdschriften want ze zijn immers als: “specifieke
leiding voor Jehovah’s volk.” Maar wat C.T. Russell leerde is niet meer hetzelfde wat men nu leert.
Vanuit dit standpunt is er een verwarring en contradictie die niet te overzien is.

Dit moet u dus weten! Elke aanbidding van Jezus is aanbidding van YaHWeH! In de zin van
wat we hierboven schrijven passen tientallen teksten waarvan deze de belangrijkste zijn; Mat.2:21
/ Joh.14:6 / Hand.2:21 / 4:12 / 10:43 / 1 Tim.2:5,6 / Heb.2:3.

Zodat, indien u die Jezus nog niet kent op deze wijze u toch op de knieën moet. Zegt u nog
tegenstribbelend, ik mag slechts voor God op de knieën gaan, ook dan moet u weten dat ELKE KNIE
uiteindelijk zal moeten buigen voor de Heer. Lees a.u.b. Phil.2:9-11. Er was eens een melaatse die
door Jezus genezen wou worden en ging daarom op de knieën voor Hem met het verzoek tot
genezing. En wat dokters niet konden in die dagen bewerkte Jezus. En die man moest dat steeds
weer verkondigen. Hij kon er niet over zwijgen! Lees maar Marcus 1:40-45. Laten we die Heer die
ons redt dan ook vrijwillig en in dankbaarheid “aanbidden” en “dienen.”

Jesaja 54:5 Wil75: “5 Want Hij die u gemaakt Johannes 6:69: “69 En wij hebben geloofd
heeft is uw man, Jahwe van de machten is zijn en erkend dat U de Christus bent, de Zoon
naam, en uw Verlosser is de Heilige van Israël, die van de levende God.”
de God van heel de aarde heet.”
Matt. 16:16: “Simon Petrus antwoordde en
Jesaja 44:24 HSV: “24 Zo zegt de HEERE, uw zei: U bent de Christus, de Zoon van de
Verlosser, … Die de hemel uitspant, Ik alleen, Die levende God.”
de aarde uitspreidt door Mijzelf.”

Dit is dan de conclusie:


Er is iets dat Jezus de énige Verlosser/Heiland heeft gedaan bij het gebruik van die titels die
YaHWeH heeft in het Oude Testament. Hij past ze op zichzelf toe, en geeft daarmee aan dat
Hij God is en Soeverein. Hij benadrukt er allereerst mee dat alle geschapen dingen door Hem
en in Hem bestaan. Joh.1:3: “3 Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord
is geen ding gemaakt dat gemaakt is.” Hij is bovendien de heerser en de rechter over de
mensen. Johannes 3:35: “35 De Vader heeft de Zoon lief en heeft alle dingen in Zijn hand
gegeven.” Dieren moeten geen daden Gods doen die zijn hier niet aan de orde! Alleen Jezus
en niemand anders is ook degene die de geschiedenis zijn loop laat! Hij voert Zijn plan uit! En
door Hem zal ook alles tot een plotselinge en catastrofaal einde zal brengen. En de schepping
van een Nieuwe hemel en Nieuwe aarde!
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 568

In het hele Nieuwe Testament wordt Jezus


door Zijn discipelen benoemd als:
Zoon van God Lukas 1:35: “35 En de engel antwoordde en zei tegen haar: De Heilige
(υἱὸς θεοῦ) Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u
overschaduwen. Daarom ook zal het Heilige Dat uit u geboren zal
worden, Gods Zoon genoemd worden.” Romeinen 1:4: “4 Wat de Geest
van heiliging betreft, is met kracht bewezen dat Hij de Zoon van God is,
door Zijn opstanding uit de doden, namelijk Jezus Christus, onze Heere.”

Zoon van David Matthéüs 1:1: “1 Het geslachtsregister van Jezus Christus, de Zoon van
(υἱοῦ Δαυὶδ) David, de Zoon van Abraham.” Markus 10:47: “47 En toen hij hoorde dat
het Jezus de Nazarener was, begon hij te roepen en te zeggen: Jezus,
Zoon van David, ontferm U over mij!”

Messias Johannes 1:42: “42 Deze vond als eerste zijn eigen broer Simon en zei
(Μεσσίας) tegen hem: Wij hebben de Messias gevonden, wat vertaald wordt als de
Christus.” Johannes 4:25: “25 De vrouw zei tegen Hem: Ik weet dat de
Messias komt (Die Christus genoemd wordt); wanneer Die gekomen zal
zijn, zal Hij ons alles verkondigen.”

Christus (Χρίστος) Marcus 8:29: “29 En Hij zei tegen hen: Maar u, wie zegt u dat Ik ben? En
Petrus antwoordde en zei tegen Hem: U bent de Christus.” Handelingen
17:3: “3 Hij opende die en zette voor hen uiteen dat de Christus moest
lijden en opstaan uit de doden, en dat deze Jezus de Christus is, Die ik –
zo zei hij – u verkondig.”

Heer (κύριος) Romeinen 1:4: “4 Wat de Geest van heiliging betreft, is met kracht
bewezen dat Hij de Zoon van God is, door Zijn opstanding uit de doden,
namelijk Jezus Christus, onze Heere.” 1 Cor.1.2: “2 geroepen heiligen,
met allen die de Naam van onze Heere Jezus Christus aanroepen, in elke
plaats, zowel hun als onze Heere.”

Profeet Lucas 7:16: “16 En vrees greep hen allen aan en zij verheerlijkten God en
(προφήτης) zeiden: Een groot Profeet is onder ons opgestaan; en: God heeft naar
Zijn volk omgezien.” Johannes 4:19: “19 De vrouw zei tegen Hem: Heere,
ik zie dat U een profeet bent.” Johannes 6:14: “14Toen de mensen dan
het teken dat Jezus gedaan had, gezien hadden, zeiden zij: Híj is
werkelijk de Profeet, Die in de wereld komen zou.”

Rabbijn (ῥαββί) Marcus 10:51: “51 En Jezus antwoordde hem en zei: Wat wilt u dat Ik
voor u doen zal? En de blinde zei tegen Hem: Rabboni, dat ik ziende mag
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 569

worden.” Johannes 1:39: “39 Wat zoekt u? En zij zeiden tegen Hem:
Rabbi (wat vertaald wil zeggen: Meester), waar woont U?”

U bent de Koning Johannes 1:50: “50 Nathanaël antwoordde en zei tegen Hem: Rabbi, U
van Israël (σὺ εἶ ὁ bent de Zoon van God, U bent de Koning van Israël.” Johannes 12:13:
βασιλεὺς τοῦ “13 namen zij de takken van palmbomen en gingen de stad uit Hem
Ἰσραήλ) tegemoet en riepen: Hosanna! Gezegend is Hij Die komt in de Naam van
de Heere, de Koning van Israël! 14 En toen Jezus een jonge ezel
gevonden had, ging Hij daarop zitten, zoals geschreven is.”

Zoon des mensen Johannes 13:31: “31 Toen hij dan naar buiten gegaan was, zei Jezus: Nu
(υιον του is de Zoon des mensen verheerlijkt, en God is in Hem verheerlijkt.”
ανθρωπου) Handelingen 7:56: “56 En hij zei: Zie, ik zie de hemelen geopend en de
Zoon des mensen, staande aan de rechterhand van God.”

Wat de Wachttoren ooit leerde: je moet Jezus aanbidden!


Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 570

BIBLIOGRAFIE
Bickersteth E.H., The Trinity, blz.54-66, Kregel, z.j.
Cimosa M., Il vocabolario di preghiera nel Pentateuco dei LXX, LAS, Roma 1985, blz.53-68.
Voor het Hebreeuwse ”histahawah” blz.62-65. De schrijver berekende dat van de 171 maal dat
“histahawah” is gebruikt in het OT, er 164 teksten zijn vertaald in the LXX als “proskunei/n.”
Voor het Griekse “proskunei/n” blz.65-66
Crawford R., Is Christ inferior to God?, The Evangelical Quarterly, oct-dec. 1971, blz.203-209.
Florovsky G., The Double Procession of the Holy Spirit According to Saint Gregory Palamas,
A paper presented in the Conference of Pro Oriente, Vienna, blz.12-15, June 2003.
Florovsky G., The Church Filled with Holy Trinity Church and Justification. An Orthodox
Approach to the Issue of Justification and Collective Faith, The Greek Orthodox Theological
Review 28 (1983), blz.145-155.
Harold F. C., Only the Father Knows: Historical and Evangelical Responses to Jesus’
Eschatological Ignorance in Mark 13:32, JOURNAL OF BIBLICAL STUDIES, Issue 1:3, Jul-Sep 2001.
Hoekema A., The four Major Cults, blz.339-344, Erdmans 1963.
Green M., ed., The Truth of God Incarnate, Eerdmans Publishing Company, 1977. Een weerwoord
aan de studie van J. Hick over de incarnatie.
Gregg R., ed., Arianism: Historical and Theological Reassessments (Philadelphia: Patristic
Foundation, 1985), blz.1-20.
Jobes K.H., Distinguish the Meaning of Greek Verbs in the Semantic Domain for Worship, in
Filología Neotestamentaria 4 (1991), blz.183-192.
Luter A. B. JR., Worship as service: the New Testament usage of latreuo, Criswell
Theological Review 2.2 (1988) blz.35-344.
McGregor Wright R. K., Jesus is YaHWeH: How to Witness to Jehovah’s Witnesses About The
Deity of Christus , © January 1996. Op internet: Aquila and Priscilla Study Center.
Miller M. R., Seven Theological themes in Hebrews, Grace Theological Journal 8.1 (1987),
Nash R.H., The Gospel and the Greeks: Did the New Testament Borrow From Pagan Thought?
Probe Books, 1992.
Robinson W.C., Our Lord, An affirmation of the deity of Christ, Eerdmans, 1949. Een zeer mooi
hoofdstuk voor dit onderwerp is hoofdstuk 6
Shamoun S., Biblical Monotheism Examined: Trinitarian or Henotheistic in Nature?
Internet www.forananswer.org
Shamoun S., Jesus and Latreuo. Internet www.forananswer.org
Snow E. V., FURTHER EVIDENCE THAT JESUS IS GOD, A Reply Against Gary
Fakhoury, Anthony Buzzard, and Wade Cox. Op internet.
Stead G.C., ‘The Platonism of Arius’, JTS, n.s., 15 (1964), blz.16-37.
Udd K. J., Only the Father Knows: A Response to Harold F. Carl, JOURNAL OF BIBLICAL
STUDIES, Journal of Biblical Studies Issue 1:4 Oct -Dec 2001.
Wainwright A.E., The Trinity in the New Testament, hfst.6, S.P.C.K., reprint 1975.
Zeolla G. F., The Trinity in Two Watchtower Publications. Op internetsite van de schrijver;
Darkness to Light ministry.
Artikel Prayer in DNTT, deel 2, blz.855-885.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 571

HOOFDSTUK 11

DE GEEST OF de geest?

11.1 INLEIDING

In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 oktober 1995 lezen we: “De heilige geest is ook van essentieel
belang voor onze juiste relatie met Jehovah en Jezus Christus. Gedoopt worden in de naam van
de heilige geest toont dat wij de rol erkennen die de geest in Gods bemoeienissen met ons speelt.
Wij nemen ons voor de leiding van de geest te volgen, en de geest niet te negeren of ertegenin
te gaan, waardoor wij de geest belemmeren door bemiddeling van ons werkzaam te zijn (Efeziërs
4:30; 1 Thessalonicenzen 5:19). Het feit dat de geest geen persoon is, levert geen probleem op
wat taalgebruik of betekenis betreft, evenmin als het taalgebruik “in de naam van het verbond”
in het judaïsme een probleem vormde” (blz.19). Voor de duidelijkheid, in het NT wordt er NOOIT
een keer gezegd: “in de naam van het verbond.”

In ‘DE WACHTTOREN’ (studie uitgave) van 3/20, 2020 staat dit: “14 Wat dacht je toen je de
volgende waarheden over de heilige geest leerde? Het is geen persoon maar Gods actieve kracht.
Jehovah gebruikte zijn geest om het schrijven van de Bijbel te inspireren, en de geest helpt je te
begrijpen en toe te passen wat je erin leest (Joh. 14:26; 2 Petr. 1:21). Via zijn geest geeft Jehovah
je ‘de kracht die wat normaal is te boven gaat’ (2 Kor. 4:7). De geest geeft je de kracht om het
goede nieuws te prediken, verleiding te weerstaan, met ontmoediging om te gaan en
beproevingen te doorstaan.”

In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 februari 1992 lezen we ook nog dit: “Kan er gezegd worden
dat dezen gedoopt werden in de naam van (in erkenning van) de Vader, de Zoon en de heilige
geest? Ja. Hoewel Petrus hun niet zei gedoopt te worden in de naam van de Vader, erkenden zij
reeds Jehovah als Soevereine Heer, aangezien zij natuurlijke joden waren, leden van een aan
Hem opgedragen natie. Petrus zei wel: Word gedoopt in de naam van de Zoon. Hun doop gaf dus
te kennen dat zij Jezus als Heer en Christus erkenden. Zij waren nu zijn discipelen en aanvaardden
dat vergeving van zonden voortaan door bemiddeling van hem kwam. Ten slotte was de doop in
erkenning van de heilige geest …” (blz.15 wij onderlijnen in de tekststrepen).

Maar is het niet zo dat Jehovah’s Getuigen, zoals de Joden, zich verzetten tegen de Heilige
Geest?

➢ Hand.7:51 HSV: “51 Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, u verzet u altijd
tegen de Heilige Geest; zoals uw vaderen deden, zo doet u ook.”
➢ Jer.6:10 HSV: “10 Tegen wie zal ik spreken, en wie zal ik waarschuwen dat zij zullen
luisteren? Zie, onbesneden is hun oor, zodat ze niet in staat zijn om er acht op te slaan,
zie, het woord van de HEERE is hun tot smaad, ze vinden er geen vreugde in.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 572

➢ Jes.63:10 HSV: “10 Zíj daarentegen zijn ongehoorzaam geworden en hebben Zijn Heilige
Geest bedroefd. Daarom is Hij voor hen veranderd in een vijand, Hij Zelf heeft tegen hen
gestreden.”

En ook dit moeten we valideren in dit hoofdstuk: er is namelijk een godsbelofte dat de
Geest aan het Volk Israël andere zaken zal volbrengen die ze vroeger niet hadden.
Ezech.39:29: “29 Ik zal Mijn aangezicht niet meer voor hen verbergen, wanneer Ik Mijn
Geest over het huis van Israël heb uitgestort, spreekt de Heere HEERE.”
Joël 2:28: “Daarna zal het geschieden dat Ik Mijn Geest zal uitstorten op alle vlees: uw zonen
en uw dochters zullen profeteren, uw ouderen zullen dromen dromen, uw jongemannen
zullen visioenen zien.”
Jes.44:3: “3 Want Ik zal water gieten op het dorstige en stromen op het droge. Ik zal Mijn
Geest op uw nageslacht gieten en Mijn zegen op uw nakomelingen.”

Uit hun publicatie ‘Vergewist u van alles’ (uitgave 1958) blijkt dat Jehovah’s Getuigen
toegeven dat het begrip “geest” in de Schrift toepasselijk is op een reeks van zaken. Zo is volgens
dit boek (blz.164) “geest” gebruikt voor volgende personen en dingen. (Eenzelfde indeling vinden
we volgens ‘DE WACHTTOREN’ van 1 okt.1957, blz.445-447):
1°) Jehovah
2°) Christus
3°) Engelen (of demonen)
4°) De levenskracht (in mens en dier)
5°) De geestesgesteldheid (maar het Grieks “nous” geeft dit meestal weer, bijvoorbeeld
Rom.12:2 / Eph.4:23)
6°) Geestesuitingen (van God of demonen)
7°) De werkzame kracht van God.

Deze opsomming is juist behalve n° 2. De opgestane Christus is niet alleen geest maar ook
mens (zie hoofdstuk 8). Ook ontbreekt in deze tabel de verwijzing naar “de Heilige Geest” als
persoon. Want het is zondermeer Bijbels te geloven in een persoon die God genoemd is, apart van
de Vader en de Zoon. (Vergelijk deze tabel met bijvoorbeeld ‘A critical lexicon and Concordance’
van E. Bullinger, blz.728,729).

De redenen waarom Jehovah’s Getuigen niet geloven in de persoonlijkheid van deze


“Geest” zijn de volgende: (volgens ‘Redeneren aan de hand van de Schrift’, druk van 2009. Zie naar
de definities ‘Drieëenheid’ en ‘Geest’).
1°) Personificatie (ze geven de parakletos-teksten als voorbeeld) is geen bewijs van
persoonlijkheid.
2°) De Geest heeft géén persoonlijke naam.
3°) Associatie van geest met onpersoonlijke zaken bewijst dat de geest een zaak is.
4°) Omdat de geest meestal niet verbonden is aan het werk van een persoonlijke God
of Christus.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 573

Bij wat nu volgt moet ons Jesaja 51:12.13 HSV in gedachten zijn. De God van Israël zegt: “12
Ik, Ik ben het Die u troost. Wie bent u dat u bevreesd bent voor een sterveling, die sterven moet,
voor een mensenkind, gras, dat vergaat, 13 en dat u de HEERE vergeet, Die u gemaakt heeft, Die
de hemel uitgespannen heeft en de aarde gegrondvest.”

YaHWeH IS DE TROOSTER VAN ZIJN GEMEENTE! ALS VADER, ALS ZOON EN ALS HEILIGE
GEEST!

11.2 DE PARAKLEET: KRACHT OF PERSOON?

In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 september 1992, blz.16 staat er in een voetnota: “Hoewel de
heilige geest gepersonifieerd wordt als een “helper”, is de geest geen persoon, want in het Grieks
wordt een onzijdig voornaamwoord gebruikt om naar de geest te verwijzen. Insgelijks worden in
het Hebreeuws vrouwelijke voornaamwoorden gebruikt om naar de gepersonifieerde wijsheid
te verwijzen (Spreuken 1:20-33; 8:1-36). Bovendien werd de heilige geest “uitgestort”, wat met
een persoon niet gedaan kan worden. - Handelingen 2:33” (wij onderlijnen in de tekststrepen).

In ‘Ontwaakt!’ van 8 jan.1999 blz.26, tweede paragraaf, staat het volgende: “Het
zou niet helemaal nauwkeurig zijn te zeggen dat de heilige geest Gods kracht is.” Laat u
echter niet misleiden door deze uitspraak. De Jehovah’s Getuigen doen alle moeite om
van de Heilige Geest “een heilige geest” te maken. Let op de hoofdletters; van een
persoon willen ze persé een kracht maken. Want op blz.27 gaat het toch over: “God, met
zijn onzichtbare heilige kracht of geest.”

Citaat uit ‘Redeneren aan de hand van de Schrift’, 2009, artikel ‘drieëenheid.’
“Leert de bijbel dat de „Heilige Geest” een persoon is?
Enkele afzonderlijke teksten waarin over de heilige geest wordt gesproken, geven
ogenschijnlijk misschien te kennen dat er op een persoon wordt gedoeld. De heilige geest
wordt bijvoorbeeld een helper (Grieks: pa·ra·kle′tos; „Trooster”, SV; Lu; NBG; „raadsm an”,
OB) genoemd die ‘leert’, ‘getuigt’, ‘spreekt’ en ‘hoort’ (Joh. 14:16, 17, 26; 15:26; 16:13).
Andere teksten zeggen daarentegen dat mensen met heilige geest werden „vervuld” en
dat sommigen ermee werden ‘gedoopt’ of „gezalfd” (Luk. 1:41; Matth. 3:11; H and. 10:38).
Laatstgenoemde verwijzingen naar de heilige geest passen beslist niet bij een persoon.
Om te begrijpen wat de bijbel in zijn geheel leert, moeten al deze teksten worden bekeken.
Wat is de redelijke conclusie? Dat in de eerstgenoemde teksten be eldspraak wordt
gebruikt waarmee Gods heilige geest, zijn werkzame kracht, wordt ge -personifieerd, zoals
de bijbel ook wijsheid, zonde, de dood, water en bloed personifieert. (Zie ook blz. 156, 157,
onder „Geest”.)”

Vijf teksten in het evangelie van Johannes spreken over de “paraklètos” (Joh.14:15-17,26 /
15:26,27 / 16:7-11 / 12-14). Dit Griekse woord is volgens vertalingen weergegeven als “helper,
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 574

trooster, advocaat, bijstand, enz... .” Zowel de passieve als actieve weergave is etymologisch
mogelijk. (Zie bijv. ‘Dictionary of the Bible’ van Hastings, deel 3, blz.665-668.)

Hoewel het woord onzeker is qua vertaling valt er toch niet te gissen naar de betekenis van
wie Hij is. In Joh.14:26 zegt Christus dat de Parakleet (Nederlandse vorm van het Grieks): “de Geest,
de Heilige” is of zoals in de gewone vertalingen “de heilige Geest” of “de Heilige Geest.” De
vertaling van Jehovah’s Getuigen heeft altijd “de heilige geest.” Hoe kan het anders wanneer men
leert dat de Geest slechts de werkzame kracht van God is. En dat is het woord geest in vele gevallen
(Luc.24:49 / Hand.1:4,5). De Parakleetteksten echter tonen aan dat een exegese op die lijn
onmogelijk is.

Een eerste reden

Een eerste belangrijke reden waarom deze teksten naar een persoon verwijzen is de
veelvuldigheid van persoonlijke voornaamwoorden in dit verband. Maar dit vereist wel enige
uitleg. Het Griekse “paraklètos” is een zelfstandig mannelijk naamwoord. De vrouwelijke vorm
paraklètria wordt in de Schrift niet gebruikt en ook weinig in het klassieke Grieks. Volgens de
Griekse grammatica moeten de voornaamwoorden van persoonlijke aard (hij, hem enz...) allen de
mannelijke vorm hebben. Maar het Grieks “pneuma” (geest) is een onzijdig woord en heeft dus
altijd in het Grieks de onzijdige persoonlijke voornaamwoorden (Grieks “auto” = het).

Uit deze gegevens redeneren Jehovah’s Getuigen dat aangezien de geest (pneuma) in de
oorspronkelijke Griekse Bijbeltekst “het” genoemd wordt, dus een zaak is en geen persoon. Anders
gezegd de kracht van God en niet een Goddelijk Persoon (zie ‘Ontwaakt!’ van 22 juli 1971, blz.28-
30). Men wil met een geleerd betoog over persoonlijke voornaamwoorden (in de Griekse taal) de
gedachte van de lezers in de war brengen.

Maar deze Griekse regel is niet altijd letterlijk over te zetten in een andere taal. Als
voorbeeld kunnen we naar Mat.14:11 verwijzen. Het Griekse werkwoord “zij bracht” kan letterlijk
eigenlijk ook vertaald worden als “hij bracht” of “het bracht” omdat het naamwoord meisje
(korasion) in het Grieks onzijdig is. Daarom ook staat het werkwoord in de neutrale derde
persoonsvorm. En toch zegt de NWV “zij bracht” juist omdat de context het bewijst. Daarom moet
ook daar waar het onzijdige “pneuma” op een persoon wijst vertaald worden als “hij” en niet als
“het”. Zo bijvoorbeeld is God “een geest” volgens Joh.4:24 maar ook een persoon. In de
oorspronkelijke Griekse tekst staat er voor Jezus als baby géén lidwoord, Hij is dan een “het”
volgens Mat.2,8,11,13, 14,20,21. Acht maal wordt van Johannes de Doper gezegd als baby dat hij
“het” is volgens Lucas 1:59,60,62,63,66,66. De mensen die Jezus zal opwekken zijn “het” maar zijn
toch personen (Joh.6:39). Dat heeft te maken met de eigenheid van de Griekse taal en maakt van
die mensen geen zakelijke dingen.

Omgekeerd zouden we kunnen redeneren dat aangezien de Parakleet als “hij” aangeduid
is in het Grieks, daarom een persoon is. De verhouding zou in dit geval fifty/fifty zijn en het geschil
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 575

zou onoplosbaar zijn. Maar dit is het niet om de reden dat de aanwijzende voornaamwoorden
(deze, diegene) in de Parakleetteksten allen in de mannelijke vorm staan.
Er staat altijd het begrip “ekeinos” en nooit “ekeino.”
Altijd “deze” (mannelijk) en nooit “dat” (onzijdig) alsof de Parakleet een zaak of ding zou zijn.
Nu tracht de WT dit te omzeilen door te beweren dat de Parakleet een verpersoonlijking is van
Gods werkzame kracht. En het is waar dat zaken of dingen soms gepersonifieerd worden in de
Schrift. Bijvoorbeeld Wijsheid in Mat.11:19 / Dood en zonde in Rom.5:14,21 et cetera. Maar in
geval van personificatie is het ongewoon om “ekeinos” te gebruiken en de enige uitzondering die
we kennen is Joh.12:48 en dit omdat men een gepersonifieerde tegenstelling heeft. Zoals in
Joh.1:11,12 de schrijver spreekt over “auton” (mannelijk) in plaats van “auto” (onzijdig “het”)
hoewel het licht waarover hij spreekt onzijdig is, zo overbrugt de term “Parakleet” het onzijdige
“pneuma”. Daarom ook een aanwijzend voornaamwoord in mannelijke vorm (“ekeinos”).

Zie voor het gebruik van “ekeinos” bij Johannes o.a. Joh.1:18,33 / 5:11 / 7:45 / 9:9,11,25,36
/ 14:12,21,26 et cetera. Vergelijk de ‘Grammatica’ van Blass / Debrunner, par.291 en A.T.
Robertson, blz.706-709.

Op een internetsite van een Unitarische sekte (niet Jehovah’s Getuigen) vonden we ook nog
dit argument; gezien het begrip Logos wel mannelijk is als woord maar géén echte man is of echte
vrouw mag het ook als “het” Woord beschreven worden. William Tyndale vertaalde als “it” in
1525, zoals ook Wycliffe had gedaan in 1380 en later Cranmer in 1539 en de Bible de Genève in
1557. De King James vertaling die ongeveer 90% van de tekst van W. Tyndale overnam in zijn
vertaling heeft deze echter niet gevolgd om de Logos als “it” te beschrijven. Deze groep gelooft
niet in een persoonlijke Logos, maar in een personificatie. Jehovah’s Getuigen geloven wel in een
persoonlijke Logos en vertalen daarom als “hij.” Dit om aan te geven dat men zijn vertaling aanpast
om zijn theologie te staven. E.W. Bullinger heeft een goede nota bij Joh.1:1: “Zoals het geschreven
woord de verborgen gedachten onthuld, zo onthulde het Levende Woord de onzichtbare God.” En
2 Cor.4:6 geeft daar een verklaring voor.

Ron Rhodes, een bekende schrijver tegen sekten in de VSA, geeft dit als commentaar: “De
primaire reden van de Jehovah’s Getuigen is dat ze zeggen dat de Heilige Geest een ‘actieve kracht’
is en dat het Griekse woord voor ‘Geest’ (pneuma ) onzijdig is. Echter, zoals hierboven ver-meld, is
dit een foutieve redenering, omdat het geslacht van het woord te maken heeft met de
grammaticale vorm van het woorden, maar niet op het werkelijke lichamelijke geslacht. Zo zullen
mannen sterven in het Schrift vinden, onzijdige termen worden gebruikt in verwijzing naar kleine
kinderen (Lucas 1:41,44 / 2:16, 18:15), kinderen (Mark 5:39-41), meisjes (Mattheüs 9: 24,25,
Marcus 5:41,42), onreine geesten (Mattheüs 12:24,27,28,Marcus 7:26,29,30), en de engelen
(Hebreeën 1:14). Het is duidelijk dat elk van deze wezens een persoonlijkheid hebben, ook al is het
een onzijdige term die in verwijzing naar hen wordt gebruikt. We kunnen dan veilig concluderen
dat het gebruik van een neutrale term, niet een gebrek aan persoonlijkheid zal worden begrepen.”
⎯ Reasoning from the Scriptures with the Jehovah’s Witnesses, Harvest House Publishers, 1993,
blz.213-214.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 576

Wat we met dit alles willen zeggen is: de geest is niet-zo-maar een zaak omdat het Griekse
begrip “pneuma” onzijdig is. Evenmin echter ook slechts mannelijk of vrouwelijk zoals het
Hebreeuws “ruach.” Deze dingen zijn eigen aan de respectievelijke taal en hebben niets te maken
met het geslacht van de geest (of de Geest). Bij vertaling van pneuma of ruach moet elke tekst dus
individueel onderzocht worden of men met de Geest of geest te maken heeft. Of het gaat om een
persoon of een zaak! Voor de studie van het gebruik van “ruach” zie het belangrijke werk van J.H.
Scheepers, ‘Die Gees van God en die Gees van die Mens in die Ou Testament’, Kok, 1960.

Een tweede reden

De tweede reden waarom de Parakleetteksten een verwijzing moeten zijn naar een
persoon in plaats van een kracht is de manier waarop de Schrift over Hem spreekt. Zo is de
Parakleet voor de discipelen een leraar (Joh.14:26) een getuige (15:26) een gids (16:13) een
lofprijzer (16:14). Voor de discipelen is Hij de bekende omdat Hij met, naast en in hen woont (Joh.
14:16,17). Het inwonen van de Geest is geen bewijs dat deze slechts een kracht is zoals de WT
tracht te beweren. Zowel Vader als Zoon worden beschreven als wonende in de gelovige. Men kan
deze evenmin tot krachten terugbrengen. Zie o.a. Joh.4:13 / 3:24 / 14:20. In Handelingen 9:31 is
gezegd wat wijst op de Heilige Geest als trooster: “en zij (de gemeente) nam in aantal toe door de
bijstand van de Heilige Geest.” Het begrip “bijstand” is het Griekse werkwoord “parakleses.”

Een derde reden

Als derde reden hebben we de benaming “andere Parakleet” voor de Heilige Geest. Dat
Jezus Hem de “andere” noemt bewijst dat er een Parakleet was voordat Deze zijn functie als
dusdanig aannam. De eerste Parakleet is Christus zelf die zo genoemd is in 1 Joh.2:1. Vergelijk
Luc.2:25 / Heb.7:25 / Rom.8:34 en zie voor YaHWeH naar Jes.51:11 (in sommige vertalingen vers
12) als trooster van zijn volk Israël. Dat de tweede Parakleet eveneens een persoon is en niet
slechts een kracht volgt uit de nauwkeurige woordkeuze van Jezus. Hij zegt dat de Heilige Geest de
“allon paraklèton” is. Nu gaat veel van de kracht van het Griekse “allon” verloren bij vertaling. En
dat is omdat twee Griekse woorden voor “andere” (“allos” en “heteros”) meestal eenzelfde
vertaling krijgen in het Nederlands. Het verschil is dat “allos” verwijst naar een andere (tweede
zaak of persoon) van dezelfde aard terwijl “heteros” naar een andersoortige zaak of persoon
verwijst. Zie voor “allos” naar Mat.5:39 / 27:42 (volgens de Joden was Jezus een gewone man zoals
alle anderen) Luc.5:29 / Joh.5:32 (de Vader is een andere maar van dezelfde wezenlijkheid als
Christus) Joh.10:16 (schapen van dezelfde soort, dus ook eenzelfde roeping) et cetera. Voor
“heteros” echter zie Mat.8:21 (de vorige discipel was een schriftgeleerde, deze niet), Mat.11:3
(moest er ná Christus nog een andere soort Messias komen?), Luc.17:34 (gelovigen en
ongelovigen) et cetera. De andere Parakleet die Christus beloofd is daarom van “dezelfde soort”
als Christus, van “eenzelfde wezensgelijkheid” als de eerste Parakleet. Een mens, een engel of een
werkzame kracht zou dus niet voldoen aan de benaming van “allon paraklèton.” Dan zou Christus
over een “andersoortige” (= heteros) Parakleet gesproken hebben. Dat is kort samengevat de
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 577

letterlijke vervulling van de belofte van Jezus dat ná zijn heengaan een andere trooster – een
persoon - in Zijn plaats komt (Joh.14:15-17,26 / 15:26,27 / 16:7-11,12-14).

Een vierde reden

Een verder bewijs van onpersoonlijkheid vindt de WT in het boek Openbaring waar enkele
malen sprake is over de 7 geesten Gods (Opb.1:4,5 / 3:1 / 4:5 / 5:6). Zo staat in hun boek ‘Inzicht
in de Schrift’ deel 1, druk 2019, artikel ‘getallen’, onder de symbolische betekenis van het getal
zeven: “In het boek Openbaring wordt het getal zeven talloze malen in symbolische zin gebruikt,
zowel in verband met aangelegenheden die God en zijn gemeente betreffen als in verband met
dingen die te maken hebben met Gods Tegenstander, Satan de Duivel.” Als voorbeeld geeft men
dan o.a. Opb.1:4. Zie ook hun ‘Dan is Gods Mysterie voleindigd’ blz.132,180,181. Een Jehovah’s
Getuige aanvaard dat er dus niet zeven maar één geest is, omwille van zijn volmaaktheid in werking
als zevenvoudig afgebeeld. Dat het echter een kracht is die afgebeeld is staat er niet. Het is zelfs
zeer onwaarschijnlijk dat Opb.1:4 dat zegt. Die tekst spreekt van de genade en vrede die tot ons
komt van de Vader EN de zeven geesten (de ENE Geest) EN van Jezus Christus. Men heeft hier een
opsomming van personen, niet van onpersoonlijke krachten. Jehovah’s Getuigen en de moderne
critici beweren dat in het evangelie van Johannes een personificatie gebruikt wordt voor de “geest”
maar falen in hun bewijsvoering door het hard te maken. Het is NIET als bijvoorbeeld de
symbolische “wijsheid” in Mat.11:19 of “dood en zonde” in Rom.5:14,21.

Symbolen, een andere soort waarheid en werkelijkheid

De Wachttoren verwijst naar enkele personificaties in de Bijbel en vraagt ons daaruit te


besluiten dat de Heilige Geest maar een kracht is. Ze wijzen op:
Bloed = Gen.4:10
Dood regeert = 1 Cor.15:55
Hoofden, Poorten, Deuren = Ps.24
IJzeren poort = Hand.12:10
Liefde = 1 Cor.13
Rijkdom of Mammon = Luc.16:13
Stenen kunnen roepen = Luc.19:37-40
Wijsheid = een vrouw in Spreuken 8 (dus, opgepast niet Christus!) (zie ook Spr.9:16)
Wijsheid heeft kinderen = Luc.7:35
Zonde = Rom.6

Maar… Een symbolische voorstelling van een persoon is niets vreemds in de Schrift. In de
Openbaring wordt over Jezus enkele malen gesproken alsof Hij een Lam is. Volgens Jer.23:5 / 33:15
/ Zach.3:8 / 6:12 is Hij Spruit van David. Volgens Jes.4:2 is Hij, vrucht der aarde en in Jes.11:1 tronk
van Isaï. Zie dat in de volgende tabellen weergegeven. We geven dit als een onrechtstreeks bewijs
voor de Geest als een persoon. Want vanuit wat over Jezus gezegd is in figuurlijke, metaforische
en typologische zin, en Hij hierdoor niet tot een zaak is gemaakt, maar een persoon blijft, zo moet
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 578

men ook wanneer de Heilige Geest voorgesteld is als een zaak, Hem niet uitsluiten van een
persoonlijkheid.

Symbolische voorstelling van Jezus met Personen

1°) Adam 1 Cor.15:45


2°) Advokaat 1 Joh.2:1
3°) Bisschop 1 Pet.2:25
4°) Bruidegom Mat.9:15
5°) Emmanuël Mat.1:23
6°) Goede Herder Joh.10:11,14
7°) Gids Ps.48:14
8°) Heilige Gods Marc.1:24
9°) Heilige Israëls Jes.41:14
10°) Hoofd Col.1:18
11°) Kapitein Jozua 5:4
12°) Koning van Israël Mat.27:42 / Joh.1:49
13°) Leraar Mat.26:18 / Joh.3:2
14°) Machthebber 1 Tim.6:15
15°) Priester Heb.4:14
16°) Rabbi Joh.3:2 / 20:16
17°) Verlosser Jes.59:20 / 60:16
18°) Wetgever Jes.33:22
19°) Zoon des mensen Mat.18:11
20°) Zoon van Abraham Gal.3:16,19
21°) Zoon van David 2 Tim.2:8
22°) Zoon van de vrouw Gen.3:15
23°) Zoon van God Luc.1:35
24°) Zuiveraar Mal.3:3

Symbolische voorstelling van Jezus met Planten en Dieren

1°) Arend Ex.19:4 / Opb.4:7


2°) Duif Lev.5:11 / Luc.2:24
3°) Eersteling 1 Cor.15:23
4°) Hen Mat.23:37
5°) Kalf Ezech.1:10 / Opb.4:7
6°) Lam Ex.29:38 / Joh.1:29,36
7°) Leeuw Ezech.1:10 / Hos.11:10 / Opb.4:7 / 5:5
8°) Lelie Hooglied 2:1 (?, indien dit naar Christus verwijst)
9°) Roos Hooglied 2:1 (?, indien dit naar Christus verwijst)
10°) Schaap Lev.1:10 / Jes.53:7
11°) Slang Num.21:8,9 / Joh.3:14
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 579

12°) Stier Num.7:87


13°) Wijnstok Joh.15:1
14°) Worm Ps.22:6
15°) Zondebok Lev.16

Symbolische voorstelling van Jezus als niet tastbare zaken

1°) Alpha en Omega Opb.1:11


2°) Amen Opb.3:14
3°) Gerechtigheid Jer.23:6 / 33:16
4°) Licht van de wereld Joh.9:5
5°) Verzoening 1 Joh.2:2 / 4:10
6°) Woord Joh.1:1 / Opb.19:13

Symbolische voorstellingen van de Heilige Geest

1°) Adem (Johannes 20:22): Zonder adem is men morsdood binnen enkele minuten. Wij
christenen krijgen leven door de inwonende Heilige Geest.
2°) Een duif (Mat.3:16 / Joh.1:12): De duif is een symbool van zuiverheid en vliegt tot in de he-
mel waar God is. In de brochure ‘Moet u…’ staat op blz.21 een afbeelding van een duif. Men
voegt er dit aan toe: “Bij één gelegenheid verscheen de heilige geest als een duif. Bij een
andere gelegenheid als tongen van vuur – nooit als een persoon.” Bij het toepassen van
dezelfde redeneertechniek moeten we ook zeggen dat God geen persoon is want ook Hij is
nooit als persoon verschenen. Dus straffe argumenten gebruikt de Wachttoren eigenlijk niet.
Genesis 32:30 is geen uitzondering alhoewel er staat: “30 En Jakob gaf die plaats de
naam Pniël. Want, zei hij, ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht, en mijn leven
is gered.” We moeten dat vanuit een woord van Jezus verstaan en dat is hier duidelijk:
Johannes 1:18: “18 Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in de schoot
van de Vader is, Die heeft Hem ons verklaard.”
3°) Een zegel (Eph.1:13 / 5:5): Een zegel geeft de eigendom aan van iets en geeft aldus recht op
bescherming van de bezitter en heer.
4°) Een zegel en onderpand (2 Cor.1:22): Wat we nu al ontvangen van de Heilige Geest is
de voorafbetaling van wat er nog te verwachten is.
5°) Kleed (Lucas 24:49): Hij “kleed” ons met kracht van omhoog.
6°) Olie (Luc.4:18 / Hand.10:38 / Heb.1:9 / 1 Joh.2:27): Olie is een wondermiddel, gebruikt voor
het zalven van koningen, priesters en profeten, is heilzaam, is voedzaam en geeft licht.
Ook de Heilige Geest doet dat allemaal.
7°) Water (Jes.44:3 / Joh.7:37-39): Water is iets aparts; kleurloos, reukloos en doorschijnend. Zo
is het ook met de Heilige Geest, Hij is onmerkbaar aanwezig. Water verdrijft de
onvruchtbaarheid uit de woestijn en de Heilige Geest zal dit ook in ons leven doen. De wet
van Mozes is als een regen. Deuteronomium 32:2: “2 Laat mijn leer neerdruppelen als de
regen, laten mijn woorden stromen als de dauw, als een zachte regen op het groen, en als
regendruppels op het gewas.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 580

8°) Vuur (Hand.2:3): Heeft een zuiverende werking voor de gelovige.


9°) Wijn (Eph.5:18): Niet dronken van echte wijn maar van de Heilige Geest.
10°) Wind (Johannes 3:8/ Hand.2:1,2): We zien de wind niet maar wel het resultaat ervan; de
wind blaast waarheen hij wil, en zo is God’ s Geest soeverein. God geeft giften aan wie
hij wil.
God is als een orkaan om te vernietigen, maar ook als een verfrissende bries voor de
gelovige. Dit is de aantekening n°25 van de Statenvertaling bij 1 Kon.19:11: “25 De Heere
is wel overal, maar niet op allerlei manier. Hij is in den wind, in de aardbeving en in het vuur
niet geweest ten aanzien van Zijn Goddelijke aanspraak, maar alleen ten aanzien van de
openbaring van enige Goddelijke eigenschappen.”

Ons besluit:
1°) een voorstelling van de Christus als een zaak of symbool,
maakt er géén onpersoonlijk iets van!
2°) een voorstelling van de Heilige Geest als een zaak of symbool,
maakt er géén onpersoonlijk iets van!

Enkele moeilijke teksten indien we ze letterlijk lezen illustreren dit duidelijk.

De teksten waar de “parakletos” is genoemd spreken over een andere persoon dan de
Vader of Jezus, dus een derde persoon. Deze “drie” worden later weergegeven/beschreven in de
theologie als de drie-enige God. Hier de statistiek van het woord in de Bijbel: viermaal met
betrekking tot de Heilige Geest en éénmaal voor Christus.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 581

En nog een voorbeeld ter illustratie: “Doet de Here Jezus Christus aan en wijdt geen zorg
aan het vlees” Rom.13:14.
Men kan Christus niet letterlijk aandoen. Twee opmerkingen: doe IK het, dan kan Hij niet
door anderen aangedaan worden. Een tweede punt; wanneer ik niets doe voor mijn vlees, niet
eet en niet drink dan ben ik binnen de week morsdood. Zie ook Gal.3:27 voor de gedachte van
het zich bekleden met Christus.
In 2 Tim.4:6 spreekt Paulus over zichzelf: “reeds word ik als plengoffer geofferd.” Niet letterlijk
maar in figuurlijke taal. We vinden dezelfde gedachte nog eens in Phil.2:17.

11.3 EEN PERSOON, ZONDER NAAM?

Op http://www.jehovahs-getuigen.nl staat een artikel getiteld: ‘De Heilige Geest: “Derde


persoon” in een Drie-eenheid of Gods Werkzame Kracht?’, waaruit dit citaat (hun onderstreping).
“NIET ALS PERSOON AANGEDUID
Aangezien God zelf een Geest is en heilig is en aangezien al zijn getrouwe engelenzonen geesten
zijn en heilig zijn, is het logisch dat de “heilige geest”, als die een persoon zou zijn, in de Schrift
op de een of andere wijze als zodanig zou zijn aangeduid teneinde hem van al die andere ‘heilige
geesten’ te onderscheiden. Het zou te verwachten zijn dat op zijn minst in alle gevallen waar hij
niet “Gods heilige geest” wordt genoemd of niet door een soortgelijke uitdrukking nader wordt
aangeduid, het bepalend lidwoord zou staan. Daardoor zou de geest ten minste als DE Heilige
Geest worden onderscheiden. Maar het tegendeel is waar. In een groot aantal gevallen komt de
uitdrukking “heilige geest” in de Griekse tekst zonder het lidwoord voor, wat erop duidt dat het
niet om een persoon gaat. - Vergelijk Handelingen 6:3, 5; 7:55; 8:15, 17, 19; 9:17; 11:24; 13:9, 52;
19:2; Romeinen 9:1; 14:17; 15:13, 16, 19; 1 Korinthiërs 12:3; Hebreeën 2:4; 6:4; 2 Petrus 1:21;
Judas 20*) Kingdom Interlinear en andere interlineaire vertalingen.
* Vergelijk deze teksten eens met hoe ze worden weergegeven in bijvoorbeeld de
Statenvertaling. In deze vertaling wordt het bepalend lidwoord “de” ingevoegd/toegevoegd
voor geest of heilige geest, terwijl “de” niet voorkomt in het originele Grieks (...)net als het
overvloedige gebruik van hoofdletters H en S met betrekking tot (h)eilige (g)eest. De
Statenvertaling wil duidelijk heilige geest personifiëren in deze verzen. De originele
geïnspireerde taal doet dat echter niet. De vertalers van de vertalingen die “de” toevoegen
hebben Gods geïnspireerde woord ‘gewijzigd’ om zodoende een bepaalde leerstelling te
ondersteunen, namelijk die van de “derde persoon”.”

In ‘DE WACHTTOREN’ (studie uitgave) van 3/22, 2022 staat dit: “Ten tweede: Gods heilige
geest is de grootste kracht in het universum. Met de hulp van die geest kun je dingen bereiken
die je nooit op eigen kracht zou kunnen. Ten derde: Jehovah verwacht niet dat de vrucht van de
geest bij jou nu al volmaakt is. Sterker nog, onze lieve Vader geeft personen met een aardse hoop
1000 jaar de tijd om volmaakt te worden (Openb. 20:1-3). Wat Jehovah nu van je verwacht, is
dat je je best doet en op zijn hulp vertrouwt.”

Deze Jehovah Getuige (maar ook alle andere) beweren dat de Heilige Geest geen naam
heeft, Hij kan dus alleen maar zaak zijn of kracht. Hun argumentatie in dit verband berust echter
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 582

op een vals beginsel, het verschil dat er zou bestaan tussen een titel en een naam. In ons moderne
denken kan dit beginsel soms geldig zijn, echter niet voor een Oosterling en zeker niet voor de
Bijbel. Wat wij een titel zouden noemen, heeft dikwijls de betekenis van wat volgens de Schrift een
naam is. Zo heeft het woord “Christus” zowel een ambtelijke betekenis (gezalfde) maar is ook
gebruikt als een persoonlijke eigennaam. Omgekeerd is ook mogelijk. Jezus krijgt de profetische
naam Emmanuël, een persoonsnaam. Niemand heeft Hem echter ooit zo genoemd en alle
exegeten (de WT incluis) verklaren de naam als een titel.

Daarom is het ook zo dat indien bewijs gegeven kan worden dat de Heilige Geest goddelijke
titels bezit, dan ook zelf God moet zijn. En dat kan tot ongenoegen van Jehovah’s Getuigen. Zo
heeft de Heilige Geest de naam “God” (of titel). In de trieste geschiedenis van Ananias en Saffira
(opgetekend in Hand.5) zegt Petrus: “Maar Petrus zeide: Ananias, waarom heeft de satan uw hart
vervuld om de Heilige Geest te bedriegen (...) Gij hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen
God” (Hand.5:3,4). Maar de WT die persé Gods woord van zijn kracht wil beroven zegt: “Evenals
bepaalde regeringen door van electriciteit gebruik te maken misdadigers ter dood laten brengen,
heeft Jehovah verschillende malen zijn heilige geest gebruikt om het vonnis aan goddelozen te
voltrekken zoals in het geval van Ananias en zijn vrouw Saffira” (‘DE WACHTTOREN’ van 1 okt.
1957, blz.452).

‘De Heilige Geest: “Derde persoon” in een Drie-eenheid of Gods Werkzame Kracht?’

HANDELINGEN 5:3-4
“Maar Petrus zeide: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld om de Heilige Geest te
bedriegen en iets achter te houden van de opbrengst van het stuk land? Als het onverkocht
gebleven was, bleef het dan niet van u, en was, na de verkoop, de opbrengst niet te uwer
beschikking? Hoe kondt gij aan deze daad in uw hart plaats geven? Gij hebt niet tegen mensen
gelogen, maar tegen God.” - NBG
De ‘redenering’ die bij deze schriftplaats wordt gebruikt is: “Er wordt gezegd dat Ananias tegen
de Heilige Geest loog en dat hij niet heeft gelogen tegen mensen, maar tegen God; daarom moet
de Heilige Geest wel God zijn.” (…)
Met dit type redenering zou men ook tot de conclusie kunnen komen dat de apostelen God
zouden zijn. Waarom? Het geld werd aan de voeten van de apostelen neergelegd. De ‘leugen’
werd dus als eerste begaan tegen de apostelen. Moeten we dan maar concluderen dat de
apostelen geen mannen waren, maar dat ze de heilige geest waren dus God? We zouden zeggen
dat zo’n ‘redenatie’ nergens op slaat...en terecht.”

We laten tweemaal de Wachttoren aan het woord! Een aanhaling uit ‘Inzicht in de Schrift’,
deel 1, druk oktober 2019, bij het begrip ‘geest’, blz.735.
“De heilige geest zou derhalve vergeleken kunnen worden met radiogolven, die een boodschap van
iemand die in een microfoon spreekt, overbrengen en ervoor zorgen dat zijn stem gehoord wordt
door personen die zich ver weg kunnen bevinden, zodat deze radiogolven in feite via de luidspreker
van de radio ‘spreken’. God brengt door zijn geest zijn boodschappen en wilsuitingen op de geest
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 583

en het hart van zijn dienstknechten op aarde over, die deze boodschappen weer aan anderen
kunnen doorgeven.”

‘Redeneren aan de hand van de Schrift’, artikel ‘drieëenheid’, 2019 zegt aangaande 2
Corinthiërs 3:14 en Mattheüs 28:19 het volgende:
“Voorbeelden hiervan zijn Matthéüs 28:19 en 2 Korinthiërs 13:13 [14]. In geen van deze teksten
wordt gezegd dat Vader, Zoon en Heilige Geest alle drie gelijk zijn, alle drie eeuwig, of alle drie
God. (…)
Hoewel in McClintock en Strongs Cyclopedia of Biblical, Theological, and Ecclesiastical Literature
de leerstelling der Drieëenheid wordt voorgestaan, geeft men met betrekking tot Matthéüs
28:18-20 toe: „Deze tekst bewijst echter op zichzelf genomen niet afdoend de persoonlijkheid van
de drie genoemde onderwerpen, noch hun gelijkheid of godheid” (herdruk van 1981, Deel X, blz.
552). Met betrekking tot andere teksten waarin Vader, Zoon en Heilige Geest eveneens alle drie
samen worden genoemd, geeft deze Cyclopedia toe dat ze op zichzelf genomen „ontoereikend”
zijn om de Drieëenheid te bewijzen. (Vergelijk 1 Timótheüs 5:21, waar zowel God en Christus als
de engelen te zamen worden genoemd.).”

Hoe mooi de illustratie ook mag zijn de kern van de zaak is er niet door aangeraakt. De
heilige geest (als kracht) zou dus een werking hebben als elektriciteit. Maar is dat mogelijk,
elektriciteit te beliegen of bedriegen? Of kan men een radio goed voor een voltage van 220 volt
laten werken op 380 volt? Of kan men met een strijkijzer, televisiebeelden ontvangen? We kunnen
de elektriciteit niet bedriegen maar Gods Geest wel. Omdat deze geen kracht maar persoon is. Ook
de naam YaHWeH is onrechtstreeks van toepassing op de Heilige Geest. Zo geeft Hand.28:25-27
en Heb.3:7-9 te kennen dat Gods Geest iets voorzei wat opgetekend staat in het OT. Maar bij nader
onderzoek van de aangehaalde schriftuurplaatsen is het duidelijk dat YaHWeH deze woorden
sprak. (Zie Jes.6:8-10 / Ex.16:7 / 17:2-7.) Vergelijk ook Jer.31:31-34 met Heb.10:15-17. De conclusie
die er uit volgt is deze: de Heilige Geest van het NT = YaHWeh van het OT.

De Heilige Geest is géén elektriciteit of energie maar een persoon. Dit zijn vijf redenen:
1°) Mensen hebben de Heilige Geest bedroefd, energie kan je niet bedroeven ➔Eph.4:30
2°) Mensen hebben de Heilige Geest belogen, energie kan je niet beliegen ➔Hand.5:3
3°) Mensen hebben de Heilige Geest beledigd, energie kan je niet beledigen ➔Heb.10:29
4°) Mensen hebben de Heilige Geest tegengesproken, energie kan je niet tegenspreken
➔Mat.12:31
5°) De Heilige Geest heeft liefde, energie heeft geen liefde ➔Rom.15:30

In 1 Cor.3:16 worden christenen de tempel Gods genoemd omdat de Geest in hen woont
m.a.w. God = Geest. Volgens Deut.32:12 geeft YaHWeH rust aan het volk Israël maar Jes.63:14 zegt
dat dit door de Heilige Geest geschied is.

En daarom deze tabel van beschrijvingen, van titels en van namen voor de Heilige Geest.
Namen voor de Heilige Geest
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 584

“De Geest van God” (Mat.3:16 / 1 Cor.3:16)


“De Geest van Christus” (1 Pet.1:11 / Rom.8:9)
“De Geest der heiligheid” (Rom.1:4)
“De Geest van Waarheid” (Joh.14:17 / 16:13)
“De Geest van bezonnenheid” (2 Tim.1:7)
“De Heilige Geest der belofte” (Eph.1:13)
“Een Geest van zachtmoedigheid” (Gal.6:1)
“De Geest van kennis” (Jes.11:2)
“De Geest van Wijsheid” (Eph.1:17)
“De Geest van Heerlijkheid” (1 Pet.4:14)
“De Geest van raad” (Jes.11:2)
“De Geest van genade” (Heb.10:29)
“De Geest van het zoonschap” (aanneming) (Rom.8:15)
“De Geest van Profetie” (Opb.19:10)

11.4 DE GEEST, DE HEILIGE

De belangrijkste naam waardoor het onderscheid tussen Vader / Zoon en Geest


aangegeven wordt is de titel “De Geest, De Heilige.” We weten wel dat men deze uitdrukking in
de gewone Bijbels niet zo gauw zal vinden. Dat is wel jammer. Want door vertaling (zowel in de
NWV als andere Bijbels) is veel verloren gegaan wat betreft het onderscheid tussen de
verscheidene uitdrukkingen met het Griekse “pneuma” = geest.
Er zijn vijf onderscheidingen te maken als volgt:
“to” is het Griekse lidwoord voor “de”
“hagion” = heilige.
1. Pneuma
2. To Pneuma
3. Pneuma hagion (of hagion pneuma)
4. To Pneuma hagion
5. To Pneuma to hagion.

Een nauwkeurig onderzoek in het Nieuw Testament van de 385 teksten met het begrip
geest (“pneuma” in zijn vijf te onderscheiden weergaven) is openbarend. Hiervan zijn er 262
teksten die betrekking hebben op de Geest in goddelijke zin (als kracht of als persoon). Zo zal men
merken dat de 50 of 51 teksten die vallen onder het n° 3 van de vorige tabel altijd een verwijzing
zijn naar de geest als kracht en kan terecht vertaald worden als “heilige geest” of “heilige Geest”
(o.a. Mat.1:18,20 / 3:11 / Marc.1:8 / Luc.1:15,35,41,67 en zo voort.) Het is in dit geval altijd de gift
of kracht van God, van Christus of van de Heilige Geest als persoon. Dat maakt brandhout van de
uitleg van Jehovah’s Getuigen die beweren dat de Heilige Geest nooit een persoon is maar altijd
een kracht of macht zoals elektriciteit. Het is niet over de kracht van een kracht dat de Bijbel met
regelmaat spreekt maar van de kracht van een persoon. We geven drie voorbeelden van het
Griekse “dunamis” = Nederlandse “kracht” en het heeft steeds betrekking op de kracht van een
persoon.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 585

De Bijbel spreekt dus over de “Dynamiek van een persoon.”


Handelingen 1:8 HSV spreekt over de KRACHT van de Heilige Geest (wij kleuren het in): “8 maar u
zult de kracht van de Heilige Geest ontvangen, Die over u komen zal; en u zult Mijn getuigen zijn,
zowel in Jeruzalem als in heel Judea en Samaria en tot aan het uiterste van de aarde.”
1 Corinthe 5:4,5 HSV spreekt van de KRACHT van de Zoon (wij kleuren het in): “4 in de Naam van
onze Heere Jezus Christus, als u en mijn geest bijeengekomen zijn, in de kracht van onze Heere
Jezus Christus, 5 over te geven aan de satan, tot verderf van het vlees, opdat de geest behouden
zal worden op de dag van de Heere Jezus.”
Epheze 1:17-19 HSV spreekt over de KRACHT van de Vader (wij kleuren het in): “opdat de God van
onze Heere Jezus Christus, de Vader van de heerlijkheid, u de Geest van wijsheid en van
openbaring geeft in het kennen van Hem, 18 namelijk verlichte ogen van uw verstand, om te
weten wat de hoop van Zijn roeping is, en wat de rijkdom is van de heerlijkheid van Zijn erfenis
in de heiligen, 19 en wat de allesovertreffende grootheid van Zijn kracht is aan ons die geloven,
overeenkomstig de werking van de sterkte van Zijn macht.”
Het Griekse begrip “dunamis” (Strong’s n°1411) staat 120 maal in het NT in 116 verzen. In vertaling
kreeg het volgende begrippen; kracht, macht, sterkte, werk enz.

Ook in Luc.1:35 / 4:14 / Hand.10:38 / Rom.15:13 / 1 Cor.2:4 enz... wordt onderscheid


gemaakt tussen de kracht van de Heilige Geest en zijn persoon zelf. Je kunt van de Heilige Geest -
de persoon - één genadegave of meerdere genadegaven ontvangen. Onderscheid is er ook tussen
twee Griekse woorden voor “gift” in het NT. Dat zijn; “charisma” en “dorea.” Een “charisma” (een
genadegave) is altijd een geestelijke gave en wijst nooit naar de Heilige Geest als persoon;
voorbeelden zijn Rom.1:11 / 1 Cor.1:7 / 7:7 / 12:4 (zie hieronder).
Romeinen 1:11 HSV: “11 Want ik verlang er vurig naar u te zien, om u in enige geestelijke
genadegave te laten delen, waardoor u versterkt zou worden.”
1 Corinthiërs 1:7 HSV: “7 zodat het u aan geen genadegave ontbreekt, terwijl u de openbaring
van onze Heere Jezus Christus verwacht.”
1 Corinthiërs 7:7 HSV: “7 Want ik zou wel willen dat alle mensen waren zoals ikzelf, maar ieder
heeft zijn eigen genadegave van God, de één op deze wijze, de ander op die wijze.”
1 Corinthiërs 12:4 HSV: “4 Er is verscheidenheid van genadegaven, maar het is dezelfde Geest.”
Het Griekse begrip “charisma” (Strong’s 5486) staat in het NT 17 maal in 17 verzen.

Enkele van de teksten waar “dorea” gebruikt wordt wijzen naar de H. Geest als persoon.
Christus is soms de gift van God genoemd (Joh.3:16 / 4:10). En toch is Hij géén kracht maar een
persoon. We lezen in Johannes 4:10: “Jezus antwoordde en zeide tot haar: Indien gij wist van de
gave Gods en wie het is, die tot u zegt: Geef Mij te drinken, gij zoudt het Hem gevraagd hebben
en Hij zou u levend water hebben gegeven.”

Zo ook is “De Geest, De Heilige” evenals Jezus, een gift maar ook een persoon.
Handelingen 2:38 HSV: “38 En Petrus zei tegen hen: Bekeer u en laat ieder van u gedoopt worden
in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving van de zonden; en u zult de gave van de Heilige
Geest ontvangen.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 586

Handelingen 8:20 HSV: “20 Maar Petrus zei tegen hem: Laat uw geld met u naar het verderf gaan,
omdat u dacht dat Gods gave door geld verkregen wordt!.”
Handelingen 10:45 HSV: “45 En de gelovigen die van de besnijdenis waren, zovelen als er met
Petrus waren meegekomen, waren buiten zichzelf dat de gave van de Heilige Geest ook op de
heidenen uitgestort werd.” Ook nog hetzelfde in Handelingen 11:17.
Het Griekse begrip “dorea” (Strong’s n°1431) staat in het NT 11 maal in 11 verzen.

Alle teksten die vallen onder n° 4 en 5 van bovengenoemd lijstje zijn een verwijzing naar de
persoon zelf. Zo moet “to pneuma hagion” vertaald worden als “de heilige Geest” of “de Heilige
Geest.” En “to pneuma to hagion” door de dubbele nadruk met het lidwoord zou moeten
weergegeven worden als “De Geest, De Heilige.” Het is o.a. gebruikt in Mat.12:32 / Marc.3:29
wanneer er gesproken wordt over de mogelijkheid van zonde tegen De Geest, De Heilige. Zondigen
tegen een kracht is onmogelijk. Je kunt wel zondigen tegen een persoon. Zoals al opgemerkt is de
Parakleet beschreven als “De Geest, De Heilige” in Joh.14:26. Dezelfde naam is gebruikt in
Hand.5:3 waar gezegd wordt dat Ananias zondigt tegen De Geest, De Heilige. Zie ook nog Hand.
5:32 / 7:51 / 8:17 / 10:44,47. De andere uitdrukkingen onder n° 1 en 2 (“pneuma” en “to pneuma”)
moeten individueel bekeken worden. Sommige van deze teksten zijn toepasselijk op God, de Geest
(als persoon) of andere zaken. In Hand.2:4 hebben we een goed voorbeeld van verschil tussen n°
2 en 3. Zo worden de discipelen gevuld (vervuld) van de heilige geest = kracht door de Geest (to
pneuma) = de persoon.

Twee te onderscheiden begrippen mag men niet verwarren om iets te bewijzen dat niet bij
de definities past van de zaken. Daarom ook nog dit. De zonde tegen de Heilige Geest is door de
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 587

dubbele lidwoorden in het Grieks “to pneuma to hagion”, zonde tegen de persoon. Je kunt, we
zeggen het nog eens: niet zondigen tegen een kracht, iets zoals elektriciteit (Mat.12:32 / Marc.3:29
en Hand.5:3-5).

Het zou ons te ver laten uitweiden dit nog uit te werken tot in details. Voor deze technische
opmerking zie bijvoorbeeld de ‘Grammatica’ van Blass Debrunner par. 257 en het artikel van C. van
der Waal daarover in ‘Wat staat er eigenlijk?’ (Oosterbaan en Le Cointre, 1971, blz.70-75). Alle
teksten over de Geest als persoon en de geest als werking (giften enz.) staan in de appendix 101
van ‘The Companion Bible’ van E. Bullinger, uitgeverij Bagster, een theoloog uit de 19 de begin 20ste
eeuw. Wat hier volgt zijn de eenenvijftig passages (in wat men noemt de Textus Receptus) waar
“pneuma hagion” zou moeten vertaald worden als “heilige geest” of “heilige Geest”: Mat.1:18,20
/ 3:11 / Marc.1:8 / Luc.1:15,35,41,67 / 2:25 / 3:16 / 4:1 / 11:13 / Joh.1:33 / 20:22 / Hand.1:2,5 /
2:4 / 4:8,31 / 6:3,5 / 7:55 / 8:15,17,18 (hier is er verschil in de manuscripten), 19 / 9:17 / 10:38 /
11:16,24 / 13:9,52 / 19:2:2 / Rom.5:5 / 9:1 / 14:17 / 15:13,16 / 6:19 / 12:3 / 2 Cor.6:6 / 1 Thes.1:5,6
/ 2 Tim.1:14 / Tit.3:5 / Heb.2:4 / 6:4 / 1 Pet.1:12 / 2 Pet.1:21 / Judas 20. Dit zijn dus de teksten die
spreken over de genadegaven. In onze Bijbelvertalingen is het verschil niet steeds merkbaar. Maar
gelukkig heeft de NBG dit wel trachten aan te geven. Waar er “pneuma hagion” (de kracht) staat
geeft men: “heilige Geest” in vertaling. En als er, “to pneuma to hagion” (de persoon) staat is de
vertaling: de “Heilige Geest.” U let op de hoofdletters en u kunt het verschil zonder probleem
meestal zelf inzien.

11.5 DE GEEST EN ONPERSOONLIJKE ZAKEN

Het derde argument van de WT (zie begin van dit hoofdstuk) is dat de Geest geen persoon
kan zijn omdat het woord regelmatig verbonden is met onpersoonlijke zaken. Het is juist dat de
werkingen van de Geest als persoon soms met onpersoonlijke zaken verbonden zijn, maar deze
worden “geest” genoemd met een kleine letter of “heilige geest.” Daartegenover waar de Geest,
de Heilige als een persoon is aangeduid, daar worden essentiële attributen van persoonlijkheid aan
Hem gegeven. Zo staat bijvoorbeeld tussen haakjes hetzelfde van de Vader of de Zoon:

1°) Wil: 1 Cor.12:11 (vgl. Ex.3:14) (zie Arndt-Gingrich blz.145,146).


2°) Gedachten: Rom.8:27 / Heb.7:25 (vgl. Deut.32:4) (de Geest pleit voor ons, vers 26).
3°) Kennis: 1 Cor.2:10,11 (vgl. Ps.147:4,5 / Mat.11:29).
4°) Spraak: 1 Cor.2:13 / Hand.8:29 (vgl. scheppingsverslag), de brieven in Openbaring.
De Geest en de bruid spreken Opb.22:17.
5°) Liefde: Rom.15:30 (vgl. 1 Joh.4:8).
6°) Leiding: / 16:6,7 / 20:28 (vgl. Mat.19:26).
7°) Leven: Rom.8:10 (vgl. Joh.1:4).
8°) Leren: Joh.14:26 / 1 Joh.2:27 (vgl. Joh.7:16 / 8:28).
9°) Luisteren: Joh.16:13 (vgl. Mat.17:5 / Marc.12:37).
10°) Oordelen: Hand.15:28 (vgl. Joh.5:22,27).
11°) Doopt ons: 1 Cor.12:13 (vgl. ).
12°) Doorzocht alle dingen: 1 Cor.2:10 (vgl. Joh.5:22,27).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 588

Jehovah’s Getuigen kunnen deze teksten niet wegmoffelen. We hebben nog twee teksten
voor een andere soort bedenking. We lezen in Hand.13:2 HSV: “2 En terwijl zij de Heere dienden

en vastten, zei de Heilige Geest: Zonder voor Mij zowel Barnabas als Saulus af voor het werk
waartoe Ik hen geroepen heb.” En in Hand.10:19,20 HSV staat: “19 Terwijl Petrus nog over dat

visioen nadacht, zei de Geest tegen hem: Zie, drie mannen zoeken u; 20 sta daarom op, ga naar
beneden en reis met hen mee. Twijfel niet, want Ik heb hen gestuurd.” En dat, zo stel ik het mij
voor, is een steen des aanstoots en dwaasheid voor een Jehovah Getuige. Want hoe kunt u deze
teksten waar de Geest in de Ik-vorm spreekt, en dat is duidelijk een bewijs van persoonlijkheid,
verklaren in een WT- theologie! Ze hebben er iets op gevonden, niet over deze teksten spreken! Is
dat oprecht? Spreken ze er toch over dan zegt men: dat is een personificatie. Maar een
personificatie die in de Ik-vorm spreekt maakt die uitleg tot een sprookje! Omdat de Geest, de
Heilige een persoon is kan Hij ook belogen, op de proef gesteld, weerstaan, bedroefd enz... worden
(Hand.5:3 / 9:7 / 7:51 / Eph.4:30 / Mat.12:31). Wanneer de Wachttoren verwijst naar Hand.13:2
dan heeft men ook het laatste belangrijke deel; “waartoe Ik hen geroepen heb” gewoon
weggelaten. Gewoon om alle problemen te vermijden. Zo deed men in ‘DE WACHTTOREN’ van 1
sept.1992, blz.11.

Op http://www.jehovahs-getuigen.nl vonden we een artikel getiteld: ‘De Heilige Geest:


“Derde persoon” in een Drie-eenheid of Gods Werkzame Kracht?’ Daar tracht men hierop een
antwoord te geven. Waaruit dit tweede citaat.
“Hoe ‘sprak’ de heilige geest tegen de Christenen in Handelingen 13:2? De heilige geest werd
gebruikt als middel van communicatie. De Christenen hoorden de boodschap wellicht zoals wij nu
een boodschap op de radio of televisie horen. Een andere mogelijkheid is dat de boodschap in de
gedachten van degenen die zich daar verzameld hadden opkwam. In ieder geval werd de
boodschap overgebracht aan degenen waarvoor hij was bedoeld. Overeenkomstige uitspraken die
we heden ten dage gebruiken zijn: “Vandaag zei het Witte Huis (…) “, “Door het Pentagon is
aangekondigd dat (…)” Dit zijn gebouwen, geen personen en toch wordt er van deze gezegd dat ze
spreken. Was Bileam’s ezel een persoon omdat hij sprak en het voornaamwoord “Ik’ gebruikte?
(Numeri 22:26-30). Was het ‘loon’ in Jakobus 5:4 een persoon omdat er wordt gezegd: “Het loon
(…) blijft het uitroepen”? (Zie ook Psalm 85:10; Titus 2:1)
Ter toevoeging. Terwijl enkele teksten vermelden dat de geest “sprak”, maken andere passages
duidelijk dat dit door middel van engelen of personen gebeurde. (Handelingen 4:24, 25; 28:25;
Mattheüs 10:19, 20; vergelijk Handelingen 20:23 met Handelingen 21:10, 11) De Schrift “spreekt”
en “ziet” (Johannes 7:38, 42; Romeinen 4:3; 9:17; 10:11; 11:2; Galaten 4:30; 1 Timotheüs 5:18;
Jakobus 4:5).” Hier worden enkele gedachten op één hoop gegooid en men tracht op die manier
een oprechte indruk te maken. Maar appels en peren vergelijken gaat moeilijk en ook dit hier is
van het zelfde hout gesneden.

Ofschoon de werkingen van de Geest met onpersoonlijke zaken verbonden kunnen zijn,
toch is ook dit waarheid, dat de Schrift kan spreken van “de kracht van de Heilige Geest”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 589

(Hand.2:4). Dit wil niet zeggen kracht van een kracht zoals de leer van de WT het zou eisen maar
de kracht gegeven door een persoon. Een onderzoek vooral van het boek Handelingen geeft te
kennen dat de Parakleetbelofte van Christus werkelijk in een persoonlijke Geest in vervulling ging.
De Heilige Geest is er aangeduid als de ware administrateur van de groeiende gemeente, Hij geeft
de leiding aan het volk Gods. Zie o.a. Hand.8:29,39 / 10:19,20 / 13:1-4,52 / 15:6-9,28 / 16:6,7 /
20:22,23,28 / 21:4 en zo voort. Het is het werk van een persoonlijke machthebber (en dus God)
onder mensen die Hem gehoorzamen. Onder Zijn leiding is er de voortzetting van het werk dat
Christus begon.

In relatie tot andere personen wordt de Heilige Geest genoemd in o.a. Joh.16:14 / Hand.
15:28 / 1 Pet.1:1,2 / Jud.20,21 et cetera. En ook het bijvoeglijk naamwoord (heilige) dat in vele
gevallen met onpersoonlijke zaken te maken heeft kan met betrekking tot personen gebruikt
worden zoals; engelen (Marc.8:38 / Luc.9:26 / Hand.10:22 / Jud.14) of profeten (Luc.1:70).

De WT heeft als redenering dat bij het uitgieten van de Heilige Geest met Pinksteren
aangegeven is dat het niet om een persoon kan gaan. Het kan niet, want een persoon kan men niet
uitgieten. Citaat ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, druk oktober 2019, bij het begrip ‘geest’, blz.735.
“Zo wordt er ook gezegd dat mensen met heilige geest en terzelfder tijd met hoedanigheden als
wijsheid en geloof (Han 6:3, 5; 11:24) of vreugde (Han 13:52) „vervuld” zijn, en in 2 Korinthiërs 6:6
wordt de heilige geest samen met een aantal van dergelijke hoedanigheden genoemd. Het is
uitermate onwaarschijnlijk dat zulke uitdrukkingen zouden worden gebruikt als de heilige geest een
goddelijk persoon zou zijn. En wat de uitdrukking betreft dat de heilige geest ‘getuigenis aflegt’
(Han 5:32; 20:23), kan er opgemerkt worden dat in 1 Johannes 5:6-8 hetzelfde ook van het water
en het bloed wordt gezegd. Hoewel in sommige teksten staat dat de geest ‘getuigenis aflegt’,
‘spreekt’ of iets ‘zegt’, blijkt uit andere teksten duidelijk dat hij via personen sprak en geen eigen
stem had. (Vgl. Heb 3:7; 10:15-17; Ps 95:7; Jer 31:33, 34; Han 19:2-6; 21:4; 28:25.)”

Dat is echter niet geldig als argument.

Wat zegt Lucas 8:27-30 om onze visie te ondersteunen: “27 Toen Hij van boord ging, kwam
Hem uit de richting van de stad iemand tegemoet die in de macht was van demonen. Al geruime
tijd droeg hij geen kleren en woonde hij niet meer in een huis, maar in rotsgraven. 28 Toen hij
Jezus zag, viel hij schreeuwend voor Hem neer en riep luidkeels: ‘Wat wilt U van mij, Jezus, Zoon
van de allerhoogste God? Doe me alsjeblieft geen pijn.’ 29 Hij had de onreine geest bevolen uit
de man weg te gaan. Herhaaldelijk had die bezit van hem genomen; men bond hem dan vast met
kettingen en voetboeien, maar steeds weer verbrak hij zijn ketenen en werd hij door de demon
naar eenzame streken gejaagd. 30 Jezus vroeg hem: ‘Wat is uw naam?’ Hij zei: ‘Legio’; er waren
immers vele demonen bij hem ingetrokken.” Is het geloofwaardig te stellen dat de demonen en
gevallen engelen die tenslotte personen zijn, niet kunnen “intrekken” in mensen of mensen “in
bezit nemen.” Ja, en is de apostel Paulus niet minder van een persoon omdat hij stelt in
2 Timotheüs 4:6 dat hij wordt “uitgegoten als een plengoffer.” Zo staat het letterlijk in het Grieks:
maar meestal hebben de Nederlandse Bijbels dat niet, maar vertalen “als plengoffer geofferd”
volgens de NBG en beter nog de Willibrord “mijn bloed wordt weldra geplengd.” Zie ook
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 590

Philippenzen 2:17: “Maar ook al wordt mijn bloed geplengd bij de offerdienst van uw geloof, dan
nog ben ik verheugd en wens ik u allen geluk.” Hoe zit het met al die passages waar we lezen dat
zowel de Vader als Jezus ”in” mensen zijn? Dus de gedachtegangen van de WT kloppen niet.

In ‘Ontwaakt!’ van 8 september 1994 staat een vraag en antwoord spel over Bijbelse zaken en
leerstellingen. Op blz 11 lezen we: “Spreken de Hebreeuwse Geschriften over de heilige geest? –
Rechters 15:14; Zacharia 4:6.” Het goede antwoord is volgens hen: “Jehovah’s geest werd ten
aanzien van [Simson] werkzaam, en de touwen die aan zijn armen waren, werden als linnen
draden die door het vuur zijn verzengd, zodat zijn boeien van zijn handen wegsmolten” (Rechters
15:14). “Dit is het woord van Jehovah tot Zerubbabel, hetwelk luidt: “Niet door een krijgsmacht,
noch door kracht, maar door mijn geest”, heeft Jehovah der legerscharen gezegd. “ – Zacharia
4:6” (blz.12 wij onderlijnen in de tekststrepen). Vraag aan Jehovah’s Getuigen die aan uw deur
komen nu eens uit te leggen wat dat onderstreepte wil zeggen. Is het niet zo dat “kracht” en
“geest” apart genoemd worden en twee zaken zijn. Dus niet één zoals ze leren. De “Geest” en de
“kracht” van God zijn niet hetzelfde? Hun leer klopt dus niet met wat Zacharia zegt.

Zodat u DIT moet geloven wat hieronder in een tabel is verwerkt: begrippen als
“vervullen, uitstorten, uitgieten, inwonen, tempel zijn en overvallen” worden van de Heilige
Geest gezegd maar in dezelfde mate van de Vader en Jezus de Christus. Zeggen we dat de Heilige
Geest maar een kracht is dan zou ook de Vader en de Zoon een kracht moeten zijn en dan hebben
woorden geen betekenis meer en kan je vanuit de Bijbel werkelijk alles beweren. En daar het
probleem bij de uitleg van de Wachttoren. Ze personifiëren de Heilige Geest tot in het uiterste
maar moest iemand dezelfde methode toepassen dan zouden we het moeten doen zonder een
persoonlijke Vader en zonder een persoonlijke Zoon, alles zou gewoon personificatie zijn. Maakt
het de ganzen wijs!

DE ENE GOD MANIFESTEERT ZICH AAN DE GELOVIGE ALS

DE HEILIGE GEEST VADER OF CHRISTUS OF MENSEN


“zij werden allen vervuld met “Hij (Christus) is het ook (…) om alles tot volheid te brengen”
de heilige Geest” Hand.2:4 Eph.4:10
“wordt vervuld met de Geest” “opdat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods” Eph.3:19
Eph.5:18
“dat ik zal uitstorten van mijn “omdat hij (Christus) zijn leven heeft uitgegoten in de dood”
Geest op alle vlees” Hand.2:17 Jes.53:12
“heeft Hij dit uitgestort, wat “reeds wordt ik als plengoffer geofferd” 2 Tim.4:6
gij en ziet en hoort” “Maar ook indien ik geplengd wordt bij de offerande”
Hand.2:33 Phil.2:17, deze tekst en de vorige met Gods soevereine wil.
“als water ben ik uitgestort” Psalm 22:15, uitspraak van David
over zichzelf, dus een persoon kan uitgestort worden.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 591

“die zal u dopen met de “Want de HERE uw God is een verterend vuur, een naijverig
heilige Geest en met vuur” God.” Deut.4:24
Mat.3:11 / Luc.3:16 “want onze God is een verterend vuur” Heb.12:29
“dat uw lichaam een tempel is “Of zijt gij niet zo zeker van uzelf dat Christus in u is?”
van de heilige Geest, die in u 2 Cor.13:5
woont”1 Cor 6:19 “één god en Vader van allen, die is boven allen en door allen
en in allen.” Eph.4:6
“want Hij (Christus) die in u is, is meerder dan die in de
wereld is (de Antichrist)” 1 Joh.4:4
“Of zijt gij niet langer zo zeker van uzelf, dat Christus in u is?”
2 Cor.13:5
“Indien Christus in u is, is het lichaam dood” Rom.8:10
“en de Geest tot onderpand in “opdat Christus door het geloof in uw harten woning make”
onze harten gegeven heeft.” 2 Eph.3:17
Cor.1:22
“Weet gij niet dat gij Gods “Wij toch zijn de tempel van de levende God” 2 Cor 6:16
tempel zijt en dat de Geest
Gods in u woont?” 1 Cor.3:16
“viel de Heilige Geest op hen” “om aan de HERE, onze God, te offeren anders zou Hij ons
Hand.11:15 / Hand.10:44 / treffen” Ex.5:3 / “lest He fell upon us” in het Engels
Hand.8:16 “viel daar de hand van de Here HERE op mij” Ezechiël 8:1
(spreekwoordelijk is de hand van God = God zelf)

Zeven hoofdbegrippen van de Heilige Geest in het leven van de gelovige


1°) Is onze geestelijke Vader (worden wedergeboren) Joh.3:5,6
2°) Door Hem en in Hem gedoopt Mat.3:11 / Hand.1:5 / 1 Cor.12:13
3°) Verzegeld als Zijn bezit 2 Cor.1:22 / Eph.1:13 / 4:30
4°) Is het Onderpand van wat later komt 2 Cor.1:22 / Eph.1:14
5°) Vervuld de beloften Luc.1:15,41,67 / Hand.4:8 / 4:17 / Eph.5:18
6°) Zalft ons tot koningen, priesters en profeten 2 Cor.1:21 / 1 Joh.2:27
7°) Is slechts wonend in gelovigen 2 Tim.1:14 / Rom.8:11

11.6 VADER, ZOON EN GEEST ZIJN ÉÉN


Als vierde argument contra de persoonlijkheid van de Geest zegt ons de WT dat deze
meestal niet verbonden is aan het werk van de Vader en Christus, maar niets is minder waar. De
Geest is een essentiële factor in het leven van de christen (1 Cor.6:19 / Eph.2:22 / 2 Tim.1:14). Het
is door de Geest dat wij nieuwe schepselen worden (Joh.3:3-8 / 2 Cor.5:17) en groeien
(Eph.3:16,17). Hij geeft ons de liefde tot de Vader (Rom.5:5), vrijheid (Rom.8:14-27), vrede
(Rom.14:17) en hoop (Rom.15:13). Maar andere schriftuurplaatsen geven deze dingen te kennen
als ons gegeven door de Vader of Christus. Zoek het eens op in een concordantie van de Bijbel.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 592

Vooreerst: er zijn een vijftigtal teksten waar Vader / Zoon / Geest in één adem naast elkaar
genoemd worden. Zie bijvoorbeeld: Rom.5:1-5 / 8:9 / 8:14,17 / 14:17,18 / 15:15,16 / 15:30 / 1
Cor.2:10,12 / 6:11 / 6:15,20 / 12:3 / 12:4,6 / 2 Cor.1:21,22 / 3:3 / 13:13 / Gal.4:5,6 / Eph.1:13,14 /
2:18 / 2:22 / 3:14,18 / 4:4,6 / 5:18,20, et cetera.

In enkele gevallen zijn Bijbelgedeelten volledig Trinitarisch opgesteld.


1st voorbeeld:
- Rom.1:18 tot 3:20: Rechtspraak van God
- Rom.3:21 tot 8:1: Rechtvaardiging door geloof in Christus
- Rom.8:20-30: Leven in de Heilige Geest
2de voorbeeld:
- Eph.1:3-6: Uitverkiezing door de Vader
- Eph.1:7-12: Verlossing door de Zoon
- Eph.1:13,14: Verzegeling van de Geest

Wat dacht u van de zeer betekenisvolle nadruk op de “genadegaven”, die gegeven zijn door
“dezelfde Geest (...), dezelfde Heer (...), dezelfde God” in 1 Cor.12:4-6? Als dit niet naar gelijkheid
verwijst dan verliezen woorden hun betekenis.

Deze teksten laat de WT meestal zonder noemenswaardig commentaar. Eén ervan echter
krijgt in hun dispuut met trinitariërs wel meerdere aandacht en wel Mat.28:19 waarin sprake is
over de doop der gelovigen: “in de naam van de Vader, en van de Zoon en van de Heilige Geest.”
Hierover weet ons een Jehovah Getuige te vertellen dat het begrip naam hier de betekenis heeft
van autoriteit. Ze parafraseren dan de tekst als volgt: “Hij (de gelovige) moet inzien en erkennen
dat God een Vader is (...) dat Jezus Christus de Zoon van God is (...) dat de geest die door
bemiddeling van Jezus Christus werkzaam is, een heilige geest was (...) of onzichtbare werkzame
kracht.” (‘Eeuwig leven in de vrijheid van de Zonen Gods’ blz.117 - Zie tevens ‘DE WACHTTOREN’
van 15 augustus 1963 blz.496,497 par.14 of ‘Ontwaakt!’ van 8 maart 1963, blz.28-30.

Dit soort getuigenis geeft alleen te kennen dat het voornaamste uit Mat.28:19 ontsnapt
aan het begrip van Jehovah Getuigen. Het is het begrip “naam”. Er staat niet: “in de naam van de
Vader en in de naam van de Zoon en in de naam van de heilige geest.” Vader / Zoon / Geest staan
onder één noemer: de éne naam, maar zijn drie personen. Er staat ook niet: “in de namen
(meervoud) van Vader / Zoon / Geest” alsof ze onderscheiden zijn wat betreft autoriteit. Ook dit
staat er niet: “in de naam van Vader / Zoon / Geest” alsof de drie slechts één persoon zijn. De
tekst zoals hij er staat geeft te kennen dat drie personen één zijn onder één naam. Of men dit als
autoriteit ziet of als een persoonlijke naam of titel doet er niet toe. Deze tekst is dus een zuivere
formulering van de Drie-eenheid. Het ontgaat ook aan de WT dat volgens hun uitleg er zou staan
dat de gelovige gedoopt wordt in de naam van een onpersoonlijke onzichtbare werkzame kracht
en twee personen. Maar er staat dat de “drie”, één naam hebben en zijn om deze reden dan ofwel
drie personen of drie zaken.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 593

Er is geen tussenweg. De illustraties en uitleg die Jehovah’s Getuigen gebruiken om hun


exegese te bekrachtigen gaan ook mank. In ‘Ontwaakt! van 8 sept.1964, blz.29 zeggen ze dat
wanneer er gezegd wordt: “in de naam van de koning en van de kroonprins en van de persoonlijke
woordvoerder van de koning” dit géén Drie-eenheid suggereert. Natuurlijk is het dat niet, omdat
men vanuit een menselijke relatie wat wil verklaren voor de goddelijke één-heid. Trouwens er is
géén gelijkenis tussen deze verhalen: hier vergelijkt men drie personen om te bewijzen dat twee
personen en een zaak hetzelfde zijn. Op deze manier wordt nooit gesproken door welke koning
van Israël of God dan ook. Dat is een Bijbels geforceerde manier van uitdrukken. Ze beweren ten
andere, dat hun Jehovah die ze belijden, een onvergelijkbare God is die Zijn naam en heerlijkheid
angstvallig voor zich houdt. Nu is er dat onbetwistbare feit dat Jezus hier zichzelf met de Vader en
met de Heilige Geest op voet van gelijkheid stelt. Hij was ofwel een godslasteraar of Hij gaf hier
een bewijs voor de eenheid van Vader / Zoon / Geest. Hun uitleg van deze zaak berust op hun
axioma: namelijk dat het gezegde “in de naam van”, toepasselijk zou zijn op een zaak (indien de
Heilige Geest slechts een kracht is). Alle Bijbelse voorbeelden van dit gebruik leren echter dat er in
de naam van een persoon of personen iets gedaan wordt. (Zie o.a.: Mat.7:22 / 10:41 / 18:5,20 /
Joh.2:23 / 5:43 / 16:24-26 / Eph.5:20 / Col.3:17, et cetera.)

Nog een andere opmerking, we citeren hierbij Bowman Jr: “Het boekje [brochure Drie-
eenheid] biedt twee punten in weerlegging van dit argument. Vooreerst stellen zij dat het woord
”naam” niet altijd een persoonlijke naam betekent, zowel in het Grieks als in het Engels, en men
geeft als voorbeeld de uitdrukking “in de naam van de wet.” Er zijn daar echter geen voorbeelden
uit het Bijbelse Grieks voor gegeven. In feite is het Griekse woord voor “naam” (onoma) in het
Nieuwe Testament een aantal keer (228) gebruikt en met uitzondering van vierplaats-namen
(Marcus 14:32 / Lucas1:26 / 24:13 / Handelingen 28:7; zie ook Openbaring 3:12) heeft het altijd
betrekking op personen. HET INLEZEN VAN HET MODERNE IDIOOM “IN DE NAAM VAN DE WET” IN
MATTHEÜS 28:19 IS GEWOON EEN ANACHRONISME. Ten tweede, het boekje geeft citaten van A.T.
Robertson’s Word Pictures in the New Testament die zeggen dat het woord “naam” wordt gebruikt
“voor macht en autoriteit.” Dat is natuurlijk waar, maar het staat voor de macht of autoriteit van
iemand, en zeker nooit een onpersoonlijke kracht. Alleen een persoon kan dat zijn, een
onpersoonlijke kracht kan niet bevoegd zijn,.”‘⎯ Why You Should Believe in the Trinity, blz.114,115.

Op een internetsite van Unitarians uit de U.S.A. vonden we enkele verwijzingen naar het
gebruik van de formule: “in de naam van een persoon en een zaak.” Dit zijn er enkele frappante
voorbeelden van:

http://itcfantoni.qui.it/comenius/silver_eaters3.htm
in the name of the King and of the French nation
http://www.heritage.nf.ca/exploration/louis_fornel.html
in the name of the King, and of the provost-marshal of Paris
http://www.simonova.net/library/1376-5.html
in the name of the Queen and the whole Parliament
http://www.horseshoe.cc/pennadutch/history/
in the name of the Queen and of the law
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 594

Hier gelden dezelfde opmerkingen als in de paragraaf hierboven.

Het is niet onze bedoeling verder op deze tekst in te gaan. We willen wel wijzen op het
vorige vers (Mat.28:18) waar de Heer bevel geeft de volkeren tot Zijn discipelen te maken. De naam
“christen” kan dus met goddelijke goedkeuring en trots gedragen worden, alle commentaar van
Jehovah’s Getuigen ten spijt. Dat ze zich sinds 1972: “christelijke getuigen van Jehovah” zijn gaan
noemen wijst er alleen op dat ze het nog steeds niet gevat hebben. Het is een hybriede term, want
getuige van Jehovah zijn is een Oud Testamentisch begrip en christen zijn (of getuige van Christus)
een Nieuw Testamentisch begrip. Wie met een concordantie ter hand de woorden “getuige,
getuigen, verkondigen enz. ...” in het NT nagaat zal dit zondermeer begrijpen. Nog een straffere
bewering vonden we in ‘DE WACHTTOREN’ van 15 augustus 1993 blz.11 waar we dit lezen: “Door
samen met Jehovah’s Getuigen de christelijke vergaderingen geregeld bij te wonen, worden wij
gesterkt door Gods heilige geest, die op zijn volk rust (…) Heilige geest die VIA GODS
ORGANISATIE WERKZAAM IS” (onze hoofdletters). U wordt in dit citaat aangemoedigd; zoekt het
dus niet bij God zelf maar bij zijn voetvolk. Was het dat niet waartegen de Reformatie ten strijde
trok! Om God te eer te geven die Hem toekomt!

Sommigen beweren dat het slot van Matthéüs 28:19 een latere toevoeging zou zijn aan het
NT. Eusebius (een Unitariër) uit de 4de eeuw citeert dat vers altijd – en dat is 21 maal – zonder
verwijzing naar Vader, Zoon en Heilige Geest. (Zo o.a. H. Kosmala, ‘The Conclusion of Matthew’,
Annual of the Swedish Theological Institute, 4, 1965, blz.132-147.) Maar er zijn genoeg Kerkvaders
aan te halen die het vers in hun totaliteit citeren. Die hebben dan een ander manuscript dan
Eusebius of zijn niet zoals Eusebius bevooroordeeld contra de leer van de drie-enige God. We
verwijzen naar dit argument omdat Jehovah’s Getuigen dit wel eens gebruikt hebben. Maar ze
geloven het niet echt, anders zou het volgende argument uit hun publicaties niet oprecht zijn. In
deel 2 van hun artikelenreeks contra de Drie-eenheid: ‘Hebben de Apostolische Vaders de
Drieëenheidsleer onderwezen?’, verschenen in ‘DE WACHTTOREN’ van 1 februari 1992 geeft de
WT over Mat.28:19 het volgende te kennen: “De Didachè handelt over dingen die mensen
moesten weten om een christen te kunnen worden. In het zevende hoofdstuk wordt
voorgeschreven de doop te verrichten „in den Naam van den Vader en den Zoon en den Heiligen
Geest”, dezelfde woorden die Jezus in Mattheüs 28:19 bezigde (De Apostolische Vaders, door dr.
D. Franses O.F.M., 1941, blz. 14.)”. En gezien deze Didachè op zijn laatst geschreven is rond 100
na Chr., is verdergaan met het argument van Eusebius niet deugdelijk. Deze redenering heeft dus
nul en generlei waarde.

En een opmerking in tabelvorm over wie er nu eigenlijk gedoopt werd


nadat men
“Discipel” was geworden:
1°) Joden, Hand.2:5,38 / 22:16
2°) Samaritanen, Hand.8:5,12,16
3°) God-vrezende heidenen in Palestina, Hand.10:1,2,22,48
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 595

4°) Discipelen van Johannes, Hand.19:1-5


5°) God-vrezende heidenen in Corinthe, Hand.18:1-18 / 1 Cor.1:13

Een manier om de Drie-eenheid te benaderen is de vraag: wie is onze Herder? In de tabel


onderaan zie je om wie het gaat. We zetten er bewust één tekst niet bij en dat is Handelingen
20:28. Die tekst zegt namelijk dat de ouderlingen van een gemeente, de herders, aangesteld zijn
door de Heilige Geest. Het zijn zij die de gemeente leiden als een herder en hier staat in de Griekse
tekst het werkwoord dat verwant is aan het woord herder. Je zou het eigenlijk moeten vertalen als
“herderen” (dat is voor ons persoonlijk een mooi woord) maar zo een woord bestaat niet in onze
taal. Het “herderen” van de gemeente is dus een zaak van Vader, Zoon en Heilige Geest.

God YaHWeH Christus


Genesis 48:15 Num.27:17 Jesaja 40:11
Genesis 49:24 Psalm 23:1 Micha 5:4
Psalm 80:1 Psalm 28:9 Micha 7:14
Prediker12:11 Psalm 80:1 Zacharia 13:7
Jeremia 31:10 Matthéüs 2:6
Jeremia 49:19 Matthéüs 25:32
Jeremia 50:44 Matthéüs 26:31
Ezechiël 34:12 Marcus.14:27
Joh.10:11,14,16
Hebreeën 13:20
1 Petrus 2:25
1 Petrus 5:4
Openbaring 7:17

11.7 DE WISKUNDIGE FORMULE 1 X 3 = 1

Unitariërs denken alles op te lossen met de bewering dat 1 + 1 + 1 = 3 de formule is die als
consequentie volgt uit wat wij trinitariërs zeggen en schrijven. Dit is het echter niet. Indien er een
rekenkundige berekening aan te pas zou moeten komen, als illustratie en niet als oplossing voor
het mysterie, dan kan 1 X 3 = 1 het zondermeer doen. Want:
de Vader is God volgens 1 Cor.8:6 / Gal.1:1 / Joh.6:27 / Joh.20:17 / Marc.14:36,
de Zoon is God volgens Joh.1:1,18 / 10:30 / 20:28 / Phil.2:6 / Col.2:9 / Tit.2:13,
de Geest is God volgens Hand.5:3-5 / Mat.28:19 / 1 Cor.13:12-14 / 1 Cor.2:10-13.

Dit is beslist niet het leren van een tritheïsme of driegodendom. In de 6 de eeuw was er een
sekte die Vader / Zoon / Geest zagen als 3 goden met een te onderscheiden individuele substantie.
Dr. William Sherlock, op een bepaald moment Dean of St. Paul’s, schreef: ‘A Vindication of the
Doctrine of the Trinity’ (in 1690), contra de Unitarians uit zijn tijd. Hij verdedigde de leer van de
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 596

Drie-eenheid als volgt; de Vader, de Zoon en de Heilige Geest zijn één zoals Petrus, Jacobus en
Johannes één zijn. Pamfletten en boeken volgden elkaar op in snel tempo. De Unitarians
formuleeerden deze kritiek; dat is zuiver tritheïsme. De Orthodoxen vonden dit onjuist en géén
betere uitleg. William Sherlock stelde de zaken nadien wat anders voor, maar het bleef een
driegodendom. God is “één.” Het is “drie personen.” Maar het zijn geen drie afzonderlijke goden.

Pinchas Lapide, de Joodse theoloog, die zoveel boeken schreef over Jezus, behandelt de
Drie-eenheid in ‘Is dat niet de zoon van Jozef?’, Ten Have, 1984, blz.79. Over Rabbi Saädja (882-
942) zegt hij het volgende: “In zijn dan volgende verhandeling van de vraag of de christenen
wettelijk als afgodendienaars moeten worden beschouwd omdat zij hun bedehuizen versieren met
afbeeldingen van de godheid, komt Saädja tot de conclusie dat christenen als ‘ware gelovigen in
God’ moeten worden gezien omdat de triniteit voor ‘hun geestelijke elite’ niet anders is dan een
soort personificatie van de goddelijke attributen; leven, macht en kennis, attributen die geen
afbreuk doen aan de goddelijke eenheid omdat ze niet het wezen van de godheid, maar uitsluitend
het ervaarbare van het goddelijk handelen beschrijven.” De manier waarop Rabbi Saädja (882-942)
het probleem aanpakt heeft gelijkenissen met de manier waarop men thans in dit verband spreekt
over relaties Joden-Christenen. Maar dat lijkt ons niet de goede benadering. De conclusies van
Saädja zijn niet juist, de elitaire christenen uit die dagen zagen de triniteit niet als personificaties.
Het lijkt me dat hij te zalvend denkt gezien de problematieken van die dagen. P. Lapide merkt op
dat Rabbi Saädja de eerste Joodse theoloog is die trinitariërs niet ziet als afgodendienaars wat een
beeld schept van de voorafgaande theologische onenigheid.

We hebben al uitvoerig over de Vader en de Zoon gesproken en hun God-zijn. Waarom de


Heilige Geest God is, volgt gemakshalve in een tabel hieronder.

De Geest: enkele feiten en eigenschappen

Goddelijke eigenschappen die de Vader, de Zoon en de Heilige Geest delen

“Eeuwigheid, Alwetenheid, Ondoorgrondelijk, Heiligheid, Goedheid enz.”

Goddelijke De Vader De Zoon De Heilige Geest


eigenschappen
Eeuwige Gen.21:33 / Ex.3:14 / Psalm 102:24,25 + Heb.9:14
Zelfbestaande. Deut.33:27 / Ps.90:2 / Heb.1:10-12 / Jes.9:6 /
90:4 / 93:2 / 102:12 / Micha 5:1,2 / Joh.1:1 /
Job 36:26 / Hab.1:12 / 8:58 / 17:5 / Eph.3:21 /
Rom.16:26 / 2 Pet.3:8 Col.1:17 / Heb.7:3 / 1
Joh.1:1 / Opb.22:13
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 597

Alomtegenwoordig- Deut.4:7 / 1 Kon.8:27 / Mat.18:20 / 28:20 / Ps.139:7-10


heid. Hij is er ook Jes.66:1 / Jer.23:23,24 Joh.1:48 / Eph.1:22,23
wanneer we Hem / Hand.7:48-49 / / 4:10 / Col.3:11
nodig hebben. 17:27,28
Alwetenheid. Hij kent 1 Sam.16:7 / Job 37:16 Mat.11:27 / 12:25 / 1 Cor.2:10,11
de harten der mensen / 1 Kron.28:9 / Marc.2:8 / Luc.9:47 /
Ps.139:1-4 / Jer.17:10 / 11:17 / Joh.1:48 / 2:23-
Jes.41:22,23 / 42:9 / 25 / 4:16-18 / 16:30 /
44:7 / 1 Joh.3:20 / 21:17
Heb.4:13
Almacht. Gen.17:1 / Ex.6:3 / Job Mat.28:18 / Gen.1:2 / Luc.1:35-37
36:5,22,26 / 42:2 / Phil.3:20,21
Ps.115:3 / Jer.32:17,27
/ Mat.3:9 / 10:27 /
19:26 / Luc.1:37 /
18:27 / Eph.1:11 / 19:6
Heerlijkheid of Glorie. Ps.29:3 / 84:11 / Job Luc.9:43 / 2 Cor. 4:4 / 2 Cor.3:8 / 1 Pet.4:14
37:22 / Eph.3:20,21 / 2 2 Pet.1:16 / Heb.1:3 /
Pet.1:17 / Opb.4:11 Opb.5:11-14
Ondoorgrondelijk, Job 9:10 / Rom.11:33 / Mat.11:27 / Eph.3:8 -
Onnaspeurlijk. Eph.3:20
Heiligheid / Heiliging. Lev.19:2 / Ps.5:4-6 / Marc.1:24 / Hand.3:14 Luc.11:13 / Rom.1:4 /
99:5 / Jes.6:3 / 8:13 / / 2 Cor. 5:21 / Eph.1:13
Hab.1:12,13 / Tit.1:2 / Heb.4:15 / 7:26 / Heiliging 1 Pet.1:2
1 Joh.1:5 / Opb.4:8 / Opb.3:7
15:4 Heiliging Heb.2:11
Heiliging 1 Thes.5:23
Waarachtig en Num. 23:19 / Jes.65:16 Joh.14:6 / Opb.3:7 Joh.14:17
Getrouw. / Ps.31:5 / Joh.7:28 /
17:17 / Tit. 1:2 /
Heb.6:18
Goedheid. Deut.8:16 / Ps.118:1 / Joh.10:11 Ps.143:10 / Neh.9:20
Nahum 1:7 /
Marc.10:18 / Luc.18:19
/ Rom.8:28 / Jas 1:13
Standvastig. Ex.32:14 / Ps.33:11 / Heb.1:12 / 13:8 -
Onveranderlijk. Ps.89:34 / 102:26,27 /
Jes.51:6 / Mal.3:6 /
Rom.1:23 / 2 Tim.2:13
/ Heb.6:17,18 /
Jac.1:17
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 598

Majesteit. Ps.97:9 / 148:13 Col.1:18 / Hand.10:36 Verbied dingen te


doen Hand.16:6,7
Een Geest, groter dan Num 23:19 / 1 Marc.2:8 / Luc.24:39 / “Heilige Geest”
wie ook. Sam.15:29 / Job 33:12 Opb.1:14
/ Ezech.1:26-28 /
Joh.4:24 / 1 Joh.3:20
Uniek, Enig in zijn Ex.8:10 / 9:14 / 15:11 /
soort. 2 Sam.7:22 / 1
Kron.17:20 / Ps.86:8 /
1 Kon.8:23 /
Jes.40:18,25 / 44:7 /
Jer.10:6,7 / Micha 7:18

Goddelijke functies die de Vader, de Zoon en de Heilige Geest delen

“Schepper, Verlosser, Redder, Bron van leven, enz.”

Goddelijke ambten De Vader De Zoon De Heilige Geest


Schepper Gen.1:1 / Ps.33:6 / Gen.1:1 / Joh.1:1 / 1:3 Gen.1:2 / Ps.104:30 /
102:25 / Jes.44:24 / / 1 Cor.8:6 / Col.1:15- Job 33:4
64:8 / Rom.11:36 / 17, Heb.1:2,10-12 /
Hand.17:24 11:3
Verlosser Ps.130:7,8 / Jes.43:14 / Jes.44:6 / Gal.3:13 / 2 Cor.13:14
Luc.1:68 Eph.1:7 / Tit.2:14 /
Heb.9:12-15
Redder, Redding Jes.12:2 / 43:11 / Hand.2:21 / 4:12 / 1 Tit.3:5
Ps.18:46 / Hos.13:4 / Tim.1:15 / 2 Tim.1:10 /
Luc.3:6 / 1 Tim.1:1 / Tit.1:4 / 2:13 / 3:6 / 2
2:3 / 4:10 / Tit.1:3 / 3:4 Pet.1:1
/ Jude 25
Luwt de storm Ps.107:29 Mat.8:26-27 -
Vult de hongerige ziel Ps.107:9 Joh.6:51 -
Rechtvaardig, zonder Ps.7:11 / 75:7 / 94:1,2 Joh.5:22,23 / 2 -
aanzien des persoon, / 96:13 / Jes.30:18 / Tim.4:1,8 / Jac.5:9
zonder ongegronde 45:21 / Mal.2:17 /
wraak Jer.51:56 / Zeph.3:5 /
Joh.8:50 / Hand.10:34
/ Rom.2:5 / 3:26 /
11:22 / Heb.10:31 /
12:23
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 599

Ontvangt aanbidding Gen.24:26 / Deut.6:13 Mat.14:33 / 28:9,17 / Phil.3:3


“Proskuneo” / Jozua 5:13-15 Joh.20:28 / 9:38 /
Hand.14:8-15 /
Phil.2:10 / Heb.1:6 /
Opb.5:8-14
Goddelijke dienst Deut.6:13 / 10:20 / Col.3:24 / Opb.22:3 -
“Latreuo” Mat.4:10
Ieder knie moet voor Jes.45:23 Rom.14:10-12, -
Hem buigen. Phil.2:8-10
Word gevraagd en Mat.6:8 Bevel: Joh.14:14 / Pleit voor ons in onze
gedankt in gebed Jac.1:1-7 / 1 Cor.1:2 / gebeden: Rom.8:26,27
Eph.5:19 / Hand.8:22.
Voorbeelden:
Opb.22:20, 2 Cor. 12:7-
9 / Hand.7:54-60 /
Hand.8:24.
Gevolgtrekking:
1 Joh.5:11-15 /
Hand.1:24 / Heb.7:25
Vader van Jezus Heb.1:5 - Mat.1:18 / Luc.1:35
Opstanding van Jezus Hand.2:32 / 3:15, 26 / Marc.14:58 / Joh.2:19- Rom.1:4 / 8:11
17:31 / 1 Thes.1:9,10 22 / 10:17
Bron van onze 1 Cor.6:14 Joh.6:39-44 / Rom.8:11
opstanding Phil.3:20,21
Blijft in de gelovige 2 Cor.6:16-18 / 1 2 Cor.13:5 / Eph.3:17 Rom.8:9 / 1 Cor.6:19 /
Joh.4:15 2 Tim.1:14
Blijft onder de Gen.21:22 / Deut.7:21 Mat.28:20 / Joh.6:56 Joh.14:17 / 1 Joh.2:27
gelovigen / Jozua 1:9 / 1
Kron.17:2 / Jes.8:10 / 1
Joh.4:12-15
Wij behoren tot Joh.17:9 Joh.17:6 -
In ons hart Gal.4:6 Eph.3:17 2 Cor.1:22
Vrije toegang tot God - Joh.14:6 / Eph.2:18 Eph.2:18
Bron van leven Gen.2:7 / Hand.17:28 / Joh.1:3,4 / 5:21 / 10:28 Joh.3:3-8 / Rom.8:2 / 2
Rom.6:23 / 1 Tim.6:13 / 11:25 / Hand.3:15 / 1 Cor.3:6 / Gal.6:8
Joh.5:11
Heiligt ons. 1 Thes.5:23 Heb.2:11 1 Pet.1:2
Vergeeft zonden Mat.6:12 Luc.7:47,48 / Marc.2:5- Tit.3:5
11
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 600

Doorzoekt het hart (en 1 Kron.28:9 / Ps.7:9 / Opb.2:23 Rom.8:27 /


dat kan slechts God) 26:2 / 139:1 / Jer.17:10 1 Cor.2:10,11
/ Luc.16:15
Gedoopt in hun naam, Mat.28:19 Mat.28:19 Mat.28:19
worden eigendom van
Bron van hulp, sterkte, Deut.3:22 / 2 2 Cor.12:9 / Phil.4:13 / Eph.3:16 / 2 Tim.1:14
beschermer en Sam.22:33 / Ps.46:1 / 2 Tim.4:17,18
bevrijder 54:4 / 59:9,17 / 62:8 /
68:20 / 73:26 / 84:11 /
Jes.12:2 / 49:5 / Hab.
3:19 / 2 Cor. 1:10
Licht en gids Ps.84:11 / 1 Joh.1:5 Joh.1:4,5 / 3:19 / 8:12 Is een leider
/ 9:5 / 12:35 Hand.16:10
Heilige Geest Joh.14:16 Joh.15:26 -
gezonden
Gedoopt tot in de Mat.28:19,20 Mat.28:19,20 1 Cor.12:13
Christus

Wat Bijbelstudie gemakkelijk maakt waar het OT en het NT vergeleken worden is twee
Bijbels tezelfdertijd gebruiken, één voor het OT en de andere voor het NT. Kan u dat
tweebijbelsysteem toepassen en volgende dingen vergelijken, waar de God van het OT en de
Heilige Geest als gelijk gesteld worden.

- Jes.6:8-10 en Hand.28:25-27 ➔ de profeet Jesaja sprak met de Heilige Geest


- Ex.16:7 / 17:2-7 en Heb.3:7-9 ➔ de Heilige Geest zegt (vergelijk Ps.95:7-11)
- Deut.32:12 en Jes.63:14 ➔ de Heilige Geest geeft rust aan Israël
- Jer.31:31-34 en Heb.10:15-17 ➔ de Heilige Geest geeft getuigenis
- Jes.48:12-16 en 2 Cor.5:19 ➔ de Geest wordt gezonden zoals Christus gezonden is
- Jes.65:1 en Rom.10:20 ➔ de Geest maakt ons dingen openbaar
Zo vinden we ook de vijf belangrijke godstitels gebruikt wanneer er over de Heilige Geest
gesproken wordt.
1°) YaHWeH: 2 Sam.23:2 / Ps.78:19-21,40,41 (vergelijk Jes.63:10) * Ps.95:6-11 (vergelijk
Heb.3:7-11) * Luc.1:68-70 (vergelijk Hand.1:16 / Heb.1:1 / 2 Pet.1:21) * Ps.2:1,2
(vergelijk Hand.4:23-25).
2°) Heer (Adonai in OT en Kurios in NT) Jes.6:5,9 (vergelijk Hand.28:26,26 / 2 Cor.3:
17,18 / 2 Thes.3:5).
3°) God (Theos) Hand.5:3-5 / 1 Cor.3:16 (vergelijk 1 Cor.6:19,20).
4°) YaHWeH Sebaoth: Jes.6:6-10 (vergelijk Hand.28:25-27).
5°) Allerhoogste: Ps.78:17,21 (vergelijk Hand.7:51).

In ‘DE WACHTTOREN’, van 1 mei 1984 staat op de frontpagina een beeld afgedrukt van een
veertiende-eeuwse voorstelling van de Drie-eenheid zoals het is terug te vinden in de Sint-
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 601

Petruskerk van Tagnon in Frankrijk. Het beschrijft het hoofd van iemand met drie gezichten. Deze
afbeelding vinden we dan later nog enkele malen terug in hun publicaties, bijvoorbeeld ‘DE
WACHTTOREN’ van 1 nov.1991, blz.19. In ‘Ontwaakt’! van 8 april 1964, blz.8, staat een afbeelding
van een god met drie hoofden uitgehouwen in een pilaar. Dat is niet de Bijbelse God. Maar een
afbeelding die oprechter is, is deze van Andreï Roubliev, de Russische icoonschilder. Het Trishagion
(Heilige Drie-eenheid) is er afgebeeld (VERbeeld) als drie identieke engelen. Maar in werkelijkheid
moet/kan de Drie-eenheid NIET afgebeeld worden!

11.8 DE GEEST VÓÓR DE KOMST VAN CHRISTUS

Het gebruik van “ruach” in het OT en vooral “Geest van YaHWeH” is een onderwerp dat
men slechts met nederigheid kan benaderen. Is Hij (of het) dichterlijke of werkelijke personificatie?
Kracht van God of Persoonlijk wezen? Zelfs de schriftgetrouwe Bijbelcommentators zijn het lang
niet altijd eens of in een bepaalde tekst de geest of de Geest ter sprake is. Zie voor enkele
voorbeelden de studie van J. H. Scheepers, ‘Die Gees van God en die Gees van die Mens in die Ou
Testament’, Kok, 1960, blz.216-237 of L. J. Wood, ‘The Holy Spirit in the Old Testament’, Zondervan,
1976.

Men mag niet uit het oog verliezen dat de openbaring van de Geest als persoonlijke Geest
en God een zaak is uit het NT. En toch zijn er misschien wel uitzonderingen voor o.a. Jes.48:16,
tekst die volgens de NBG als volgt leest: “En nu heeft de Here HERE mij met zijn Geest gezonden.”
De vertaling door Jehovah’s Getuigen is: “En nu, de Soevereine Heer Jehovah zelf heeft mij
gezonden, ja, zijn geest.” Dit is een parafrase. Enkele Joodse vertalingen zoals deze van Isaac
Leeser en ‘The Jewish Publcication Society’ lezen zoals de NBG. Zo spreekt Jes.48:16 dus over de
Here Jehovah als een eerste persoon, diegene die spreekt (mij) als een tweede persoon en als
derde de geest. Is deze geest hier slechts onpersoonlijke kracht? En waarom is dan gezegd dat de
Geest en Jehovah de derde persoon zenden? Dat deze derde persoon Christus is en spreekt over
diens zending is verder aangegeven door Jes.61:1,2 en Luc.4:18,19 te vergelijken. Maar is de Geest
hier ter sprake of de geest, de Gever of de gift? We zeggen niet ja of neen, de beide mogelijkheden
zijn er.

Omdat de Heilige Geest even belangrijk is als de Vader en de Zoon kan er het volgende
gezegd worden: “En zo wie enig woord gesproken zal hebben tegen de Zoon des Mensen, het zal
hem vergeven worden; maar zo wie tegen de Heilige Geest zal gesproken hebben, het zal hem
niet vergeven worden noch in deze eeuw, noch in de toekomende” (Mat.12:32, Statenvertaling
van 1977). Er zijn voorbeelden genoeg uit het OT dat zonden tegenover YaHWeH werden vergeven
op basis van berouw en bekering. Zie bijvoorbeeld Num.21:5-7. Met Pinksteren zijn we een tijdperk
ingegaan waar de zaken niet meer zijn zoals in het Oude Verbond. Daarom spreken we ook van het
Nieuwe Verbond waar de Geest over allen is uitgestort in de gemeente. En wanneer de zonde
tegenover de Heilige Geest groter is in Gods ogen dan tegenover de Zoon des mensen, moet het
ook om zonde tegenover een persoon gaan. Wanneer we zweren bij de naam van de Heilige Geest
(Rom.9:1) is het ook geen lichtzinnige zaak. Daarom kunnen we ook gezegend worden door de
Heilige Geest, samen met de Vader en de Zoon (2 Cor.13:14 / Opb.1:4). Dan mogen de engelen
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 602

rond de troon tot driemaal “Heilig” zingen tot eer van de éne God die zich heeft geopenbaard als
de Vader, de Zoon en de Heilige Geest (Jes.6:3 / Opb.4:8).

11.9 CHRISTUS EN DE GEEST

Een schriftuurplaats die nogal populair is in kringen van de WT is Hand.10:38. Deze tekst
geeft de woorden van Petrus weer die tot Cornelius zei: “namelijk Jezus, die van Nazareth was,
hoe God hem met heilige Geest en kracht heeft gezalfd, en hij ging het land door (…) want God
was met hem.” Met deze tekst als uitgangspunt zeggen Jehovah’s Getuigen:
1°) Dat Christus gedoopt werd met de heilige geest (kleine letters)
2°) Dat Christus dus de mindere was dan de geest
3°) Dat Christus op dat ogenblik geestelijke zoon werd van God. (Zie hun uitleg o.a.
in ‘Eeuwig leven in de vrijheid van de zonen Gods’ blz.104-108.)

Deze drie punten zijn totaal waardeloos bij nader onderzoek. Dat Christus met Gods
Geest “gedoopt” werd staat nergens in de Schrift. Er wordt gezegd dat Hij gezalfd werd
met de Heilige Geest en dat de Geest op Hem kwam bij Zijn waterdoop (Hand.10:38 /
Mat.3:16). Nooit is er gezegd dat de Geest in Hem was of dat Hij met de Geest gedoopt is
geworden. Er staat in ‘De Grootste Mens die ooit heeft geleefd’, een WT geschrift uit 1991
“Evenals Adam een menselijke “zoon van God” was, is ook Jezus dit. Jezus is de grootste mens
die ooit heeft geleefd, en dit wordt ons duidelijk als wij Jezus’s leven beschouwen. Bij zijn doop
komt Jezus echter in een nieuwe verhouding tot God te staan, en wordt hij ook Gods geestelijke
Zoon. God roept hem nu als het ware terug naar de hemel, door hem een loopbaan te laten
beginnen die ertoe zal leiden dat hij zijn menselijke leven voor altijd als slachtoffer ten behoeve
van de veroordeelde mensheid zal afleggen” (hoofdstuk12, blz.2,3, wij onderlijnen in de
tekststrepen).

We lezen in ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, het volgende op blz.1278: “Zijn doop. Pas toen
Jezus zich liet dopen en de heilige geest op hem werd uitgestort, werd hij werkelijk de Messias of
Christus, Gods Gezalfde (de engelen gebruikten deze titel bij de aankondiging van zijn geboorte
kennelijk in profetische zin, Lu 2:9-11; neem ook nota van vs. 25, 26).” En in dat verband zeggen
ze nog in ‘DE WACHTTOREN’ van 1 januari 1993: “Zo werd de mens Christus Jezus de eerste van
een nieuwe schepping, gezalfd om Gods wil te doen” (blz.5, wij onderlijnen in de tekststrepen).

In ‘Inzicht in de Schrift’ deel 1 lezen we: “Doordat Gods geest op Jezus werd uitgestort,
werd zijn verstand ongetwijfeld verlicht zodat veel punten hem duidelijk werden. Jezus’ eigen
uitspraken na die tijd, en vooral het innige gebed tot zijn Vader in de paschanacht van 33 G.T.,
tonen aan dat hij zich zijn voormenselijk bestaan en dat wat hij zijn Vader had horen zeggen en
hem had zien doen, alsook de heerlijkheid die hijzelf in de hemel had gehad, kon, herinneren (Jo
6:46; 7:28, 29; 8:26, 28, 38; 14:2; 17:5). Het is heel goed mogelijk dat deze dingen ten tijde van
zijn doop en zalving in zijn herinnering terugkwamen” (wij onderlijnen in de tekststrepen,
blz.1279).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 603

Jehovah’s Getuigen bemerken dus geen verschil tussen gezalfd zijn met de Heilige
Geest en gedoopt worden in de Geest. En dat onderscheid is er duidelijk gezien Joh.1:32
spreekt, over de Messias die anderen doopt in de Geest (vergelijk nog Hand.4:27). Het is
ook fout om Ps.2:7 te gebruiken als bewijs dat Christus pas door de doop, Zoon van God
is geworden gezien deze tekst in Hand.13:33 als de opwekking uit de doden wordt
verstaan. En daar zit me dunkt dan ook de fout in deze uitleg, de verwarring tussen het
Zoon-zijn-van-God en Messias-van-de-wereld zijn van Christus. Ps.2:7 wordt gebruikt als
goddelijke verklaring en bevestiging van het zoonschap sinds de geboorte, herhaald bij
o.a. doop, transfiguratie, opstanding enz. … Wanneer Jezus geboren wordt is Hij reeds
Messias.

Volgens de WT zou Hand.10:38 ook bewijzen dat Christus de mindere was dan de
Geest aangezien Hij met (heilige geest) en kracht gezalfd wordt. Een eerste fout die de
WT maakt is dat men dit zalven als met betrekking op de doop verklaard. Want dat zegt
de tekst niet. Deze zalving kan zowel op de incarnatie toepasselijk zijn (o.a. de Kerkvaders
Ambrosius en Cyrillius van Jeruzalem) gezien vanuit Lucas 1:35,36 of het begin van de
prediking (Luc.4:14). De tekst zegt verder dat God met Hem (Christus) was en dat was het
geval van de geboorte af. De relatie Geest-Christus is daarom toepasselijk op;
de geboorte (Luc.1:35),
de doop (Mat.3:16),
de prediking (Luc.4:14),
de dood (Heb.9:14),
de opstanding (Rom.1:4 / 8:11)en
de verheerlijking (Hand.1:2 / 2:33) van Christus. Anders gezegd het ganse leven van
de Christus is leven van zalving door de Heilige Geest. Volgens H. Alford is de zalving
bij de doop symbool van wat Hij reeds had vanaf de incarnatie. Je zou ook volgens
J.M. Alexander in diens commentaar kunnen zeggen dat deze zalving een zalving is
met betrekking tot Zijn middelaarschap, een bevestiging in Zijn functies van
Profeet én Leraar én Priester (volg. Marc.1:11 en Jes.42:1).

Dat een zalving op zichzelf meerdere malen herhaald kan worden, blijkt uit het geval
van koning David.
1°) Hij werd een eerste maal gezalfd over zijn letterlijke broeders (1 Sam.16:12,13),
2°) later over Judah = één stam (2 Sam.2:4) en
3°) nog later over Israël = de andere stammen (2 Sam.5:3).

We zien daarom dat in Heb.1:9 de zalving van Christus in verband staat met Zijn
ceremoniële aanstelling in de hemel, zittende aan de rechterhand Gods (zie DNTT deel 1,
blz.122,123). Een zalving moet ook niet altijd instrumentaal met olie gezien worden. Zo o.a. Cyrus
(Jes.45:1) de patriarchen (Ps.105:15) en het ganse volk Israël (Hab.3:13), gezalfden waar géén olie
aan te pas komt.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 604

De relatie Heilige Geest en Jezus

Maar ook al vóór de geboorte bestond de relatie Geest ➔ Christus. Zo schrijft


Petrus: “terwijl zij (de profeten) naspeurden, op welke of hoedanige tijd de Geest van
Christus in hen doelde, toen Hij vooraf getuigenis gaf van al het lijden, dat over Christus
zou komen.” Zo luidt het volgens de NBG. De vertaling van de WT parafraseert de tekst
van 1 Pet.1:11. Wie is deze Geest van Christus (Grieks “pneuma Christou”) anders dan de
Geest, de Heilige? Maar deze zelfde Geest wordt toch ook de Geest van God genoemd
volgens 2 Pet.1:20,21 / 2 Tim.3:16 / Joh.16:13-15. Daarom is de Schrift het Woord van
God (Marc.7:13 / Rom.10:17 / 2 Cor.2:17). De Schrift komt tot ons door de Heilige Geest
die soms de Geest van Christus en soms de Geest van God genoemd is.

Wil deze uitdrukking Geest van God (of Christus) dan geen subordinatie aangeven,
een ondergeschiktheid? Hierover moet dan eerst opgemerkt worden dat dit geen twee
verscheidene Geesten zijn maar slechts de Ene vanuit een apart standpunt bekeken.
Vergelijk Eph.4:4 / 2:18 / Hand.16:6,7 / Rom.8:9. Men heeft hetzelfde met het begrip
“evangelie” dat soms toegeschreven is aan de Vader, een andere maal aan de Zoon
(Rom.1:1,9 / 15:16,19) maar toch blijft dit het éne evangelie. Ondergeschiktheid is hier
geïllustreerd.

Tabel over ondergeschiktheid en gelijkheid

Wie? Klasse van wezens Rangorde


God en Christus Gelijke wezens Christus ondergeschikt sinds de
incarnatie
God en mens Mens andere soort Mens ondergeschikt
Man en vrouw Gelijke wezens Vrouw ondergeschikt
Mens en dieren Dieren andere soort Dieren ondergeschikt
Ouders en kinderen Gelijke wezens Kinderen ondergeschikt
Baas en werknemer Gelijke wezens Werknemer ondergeschikt
Heilige Geest en Gelijke wezens Christus zend de Heilige
Christus Geest samen met de Vader.

De uitdrukking Geest van God (of Christus) wil niet zomaar zeggen kracht van God alsof de
werking van de onpersoonlijke Geest ter sprake is. Zo wil het Woord van God (met hoofdletter) de
persoon van Christus aangeven, terwijl het woord van God (kleine letter) verwijst naar het
gesproken of geschreven spreken Gods. Zo ook kan (exegese en context moet dit uitmaken) er
sprake zijn van de Geest van God als persoon. Maar zelfs indien er sprake is van de Geest van God
als persoon ook dan is er geen gedachte van een subordinatie omdat deze uitdrukking geen
wezensrelatie van God wil aangeven maar de relatie God en Geest tot de mensen, vooral de
gelovigen. De Geest is geen schepping door of van God gemaakt, maar zelf God. Géén schepsel
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 605

maar Schepper. Maar wel tot ons gezonden in functie door de Vader of de Zoon in vervulling van
de profetieën over de Parakleet van Joh.14-16.

Voor een Getuige van de Wachttoren, indien logisch doordenkende zou de Geest als een
kracht, dus een schepsel zijn. Dan zou God ééns zonder geest geweest zijn. Alsof dit echt zou
kunnen! Zo ook is de uitdrukking Geest van God (of Christus) als doelende op de persoon slechts
een titel om diens activiteit aan te geven ten opzichte van de wereld. In de 4 de eeuw zal de ketter
Arius leren dat de Geest een schepping is van de Logos. Hoewel géén trinitarïer begreep hij toch
beter dan Jehovah’s Getuigen dat, vanuit de Griekse tekst van de Schrift, de Heilige Geest een
persoon moest zijn. Arius is consequent in deze zin want hij gaat ervan uit dat de Heilige Geest een
“andere” = Grieks “allos” is = “van dezelfde soort” als Jezus. Jehovah’s Getuigen moeten beter
hun Griekse taal leren voor ze wat beweren.

Deze ondergeschiktheid doet zich kennen wanneer Vader, Zoon en Geest optreden in het
wereldgebeuren maar heeft niets te maken met een ondergeschiktheid van natuur of
wezenlijkheid.

Het is ook te begrijpen vanuit de uitdrukking engel des HEREN in het OT. Deze is de Logos
vóór de menswording, voorgesteld als gezonden van YaHWeH maar in enkele teksten YaHWeH
zelf. Insgelijks is de Geest gezonden van God, maar God zelf. Jehovah’s Getuigen zeggen:

Wachttorencitaat uit Voor eeuwig gelukkig! — Interactieve cursus, maart 2022. Les 15.

“1. Wie is Jezus?

Jezus is een machtige geest of engel en woont in de hemel. Jehovah God maakte hem voordat hij
al het andere maakte. Daarom wordt hij ‘de eerstgeborene van de hele schepping’ genoemd
(Kolossenzen 1:15).”

Wachttorencitaat uit Voor eeuwig gelukkig! — Interactieve cursus, maart 2022. Les 15.

“3. Waar is Jezus nu?

Nadat Jezus als mens was gestorven, werd hij door God uit de dood opgewekt en ging hij weer als
engel in de hemel leven. Daar ‘verhief God hem tot een hogere positie’ (Filippenzen 2:9). Nu heeft
Jezus een hoge positie met veel autoriteit. Alleen Jehovah staat boven hem.”

Over het derde punt (Hand.10:38, zie 11.9) in de uitleg van de WT hoeft eigenlijk alleen nog
dit gezegd: Indien Christus slechts geestelijke zoon van God is geworden bij zijn doop, waarom zegt
de engel dan dat wat Maria ter wereld zal brengen Gods Zoon genoemd zal worden (Luc.1:35) en
zegt Jezus als twaalfjarige dat Hij in het huis van zijn Vader moet zijn (Luc.2:49). In Luc.1:35 is het
duidelijk dat “het heilige” dat verwekt is wijst op de historische Jezus, niet op een pre-existente
gebeurtenis. Want alleen zo kan het gennomenon (verwekt) uit Luc.1:35 begrepen worden.
Daarom is Hij Gods Zoon sinds de verwekking en niet slechts vanaf Zijn doop. Het is dan ook een
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 606

valse bewering om gewoon maar te zeggen dat Christus “slechts een geestelijke” zoon van de
Vader is. Op die wijze spreekt de Schrift nergens.

Wat Hand.10:38 leert is dat Christus als mens in een goddelijke zending van God gezonden
is. Zie ook Hand.4:27. En als mens voor zijn kracht afhankelijk van de Vader. Over de godheid van
dezelfde Christus spreekt deze tekst niet. Maar vers 36 spreekt over Christus als Heer over allen,
en later als rechter van levenden en doden (vers 42) en verder dat een-ieder in Hem moet geloven
tot vergeving zijner zonden (vers 43). Hij is de gezalfde, Hij is de Heer van allen. Er is wel een
ondergeschiktheid van Christus als mens tot de Geest. Maar dit bewijst niets. Ná de verheerlijking
van Christus is de rol dan als het ware omgekeerd. Zoals de Zoon door de Vader gezonden was
zendt de Zoon later de Geest (Joh.15:26 / 16:7). De Zoon getuigt van de Vader. Maar zo ook getuigt
de Geest van de Zoon (Joh.3:31,32 / 5:46 / 15:26). Christus verheerlijkt de Vader maar ook de Geest
verheerlijkt Christus (Joh.17:4 / 16:14). Christus spreekt zoals de Vader en de Geest spreekt zoals
Christus (Joh.7:16 / 12:49 / 16:13,14).

Er zijn over de relaties God/Zoon en Man/Vrouw enkele mooie gedachten geschreven,


vooral in het evangelische tijdschrift ‘Journal for Biblical Manhood and Womenhood’. Dit zijn de
belangrijkste artikelen.
Grudem W., The Myth of Mutual Submission, Journal for Biblical Manhood and
Womenhood, Volume 1 No.4 (October 1996).
Grudem W., The Meaning of “Head” in the Bible, Journal for Biblical Manhood and
Womenhood, Volume 1 No.3, (june 1996).
MacArther J., Reexamining the Eternal Sonship of Christ, Journal for Biblical Manhood and
Womenhood, Volume 6 No.1 (2001).
Schemm P.R., Trinitarian perspectives on gender roles, Journal for Biblical Manhood and
Womenhood, Volume 6 No.1 (2001).
Stinson R., Does the Father Submit to the Son? A Critique of Royce Gruenler, Journal for Biblical
Manhood and Womenhood, Volume 6 No.2 (2001).
Ware B.A., Could Our Savior Have Been a Woman? The Relevance of Jesus’ Gender for His
Incarnational Mission, Journal for Biblical Manhood and Womenhood, Volume 8 No.1 (2003).
Ware B.A., Tampering With the Trinity: Does the Son Submit to His Father?, Journal for Biblical
Manhood and Womenhood, Volume 6 No.1 (2001).
En ook nog dit; Parker S., He Shall Rule Over You, Quodlibet Journal: Volume 3 Number 1,
Winter 2001, http://www.Quodlibet.net
En dit; Carl H. F., Dart J., Balancing Out the Trinity: The Genders of the Godhead, Christian
Century, February 16-23, 1983, blz.147-150.

De Logos en de Heilige Geest vergeleken

Peter Barnes, die een Jehovah’s Getuige was gedurende 30 jaar, en ook meer dan 16 jaar
diende als een kringopziener is de man achter Out of Darkness Into Light. Hij schreef een mooie
brochure The Truth About Jesus And The Trinity, 1994, en we citeren van blz.48: “Het is van vitaal
belang om te begrijpen dat het zuiver abstracte kenmerk van wijsheid slechts in een tekst
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 607

gepersonifieerd is in het hele Nieuwe Testament. Maar ook zonde is gepersonifieerd en dat slechts
vijf keer, en de dood zes keer. Aan de andere kant is de Heilige Geest gepersonifieerd in meer dan
honderd teksten. Er is positief gesproken geen geldige parallel tussen de manier waarop de
Nieuwtestamentische schrijvers spraken over de Heilige Geest en hun sporadische personificatie
van volkomen abstracte dingen.” En hij geeft er een tabel bij van Jezus, om aan te tonen dat een
persoon zonder problemen gepersonifieerd kan worden. Is Jezus soms niet:

De gelijkenis van de mens-geworden Logos en de Heilige Geest is, gezien ze God zijn, is zeer
groot. We wijzen slechts op enkele dingen al dan niet in personificatie:

1°) Tempel van de Heer of de Geest: Eph.2:21,22 / 1 Cor.6:19


2°) Verzegeld door Heer of Geest: Eph.1:13 / 4:30
3°) Leven: Gal.2:20 / 5:25
4°) Heiliging: 1 Cor.1:2 / 6:11
5°) Rechtvaardiging: Gal.2:17 / 1 Cor.6:11
6°) Getuigen van de Vader: Joh.3:31,32 / 15:26
7°) Verheerlijken van de Vader: Joh.17:4 / 16:14

De Heilige Geest en Christus zijn omschreven met eenzelfde karakter:

1°) De Geest van Genade: Heb.10:2,9 (vgl. Joh.1:17)


2°) De Geest van Waarheid: Joh.14:17 / 15:26 / 16:13 (vgl. Joh.14:6)
3°) De Geest van Leven: Rom.8:2 (vgl. Joh.17:3)
4°) De Geest van Wijsheid en Kennis: Jes.11:2 / Luc.4:18 (vgl. 1 Cor.1:30)
5°) De Geest der Belofte: Eph.1:13 (vgl. Hand.26:6-8)
6°) De Geest der Heerlijkheid: 1 Pet.4:14 (vgl. Mat.25:31)
7°) De Geest van God (of van Christus): 1 Cor.3:16 / Rom.8:9

De onderstaande tabel geeft vooral de verhouding weer tussen Jezus en de Heilige Geest
gezien vanuit het evangelie van Johannes.

OMSCHRIJVING JEZUS HEILIGE GEEST


1°) Gegeven door de Vader Joh.3:16 Joh.14:16
2°) Met de discipelen Joh.3:22 / 13:33 / 14:20,26 Joh.14:16
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 608

3°) DE Wereld, vooral de joodse Joh.1:11 / 5:53 Joh.14:17


wereld, kan Hem niet
ontvangen
4°) Onbekend voor de wereld Joh.14:19 / 16:16 Joh.14:17
5°) Gezonden door de Vader Joh.5:37 / 7:16 Joh.14:26
6°) Leraar Joh.7:16-18 / 8:20 Joh.14:26
7°) Komt van de Vader Joh.16:28 / 18:37 Joh.15:26 / 16:13
8°) Legt getuigenis af van de Joh.5:31-34 / 8:13-16 Joh.15:26
Vader
9°) Spreekt wat Hij hoorde Joh.7:17 / 8:26,28 Joh.16:13
10°) Verheerlijkt Joh.17:1,4 Joh.16:14
11°) Verkondiger Joh.4:25 /16:25 Joh.16:13,14
12°) Gids voor de waarheid Joh.1:17 / 5:33 / 18:37 Joh.16:13

De voorstelling van de WT over de Heilige Geest is dus veel te simplistisch en eenzijdig.


Zowel Vader als Zoon als Geest zijn God. Slechts wanneer ze in relatie tot de schepping treden
worden uitdrukkingen gebruikt als Zoon van God, Geest van God enz…

Je zou in de gewone formule Vader/Zoon/Geest een superioriteit kunnen bedenken van de


Vader t.o.v. de Zoon en de Geest. In werkelijkheid is dit niet zo. Want we vinden andere varianten;
Heer (Christus), God, Geest in 2 Cor.13:13,
Geest, Heer, God in 1 Cor.12:4-6,
Vader, Jezus, Geest in 1 Pet.1:21,
Christus, God, Geest in 2 Cor.1:21,22, en
Geest, God, Heer Jezus Christus in Judas 20,21.
Het is dus allemaal afhankelijk van de samenhang waarin de formule gebruikt is.

Dat wil zeggen dat de Heilige Geest niet zomaar een “functionele” godshandeling is zoals
Jehovah’s Getuigen en vele moderne theologen zeggen. De Schrift spreekt over de Heilige Geest
als een “zijns-zelfstandigheid” in de Drie-eenheid, als van een ontologisch iemand. Als iemand met
een persoonlijk bestaan. Zonder Heilige Geest ben ik géén christen (1 Cor.6:19 / Eph.2:22 / 2
Tim.1:14). Wij zijn door Hem nieuwe schepselen geworden (Joh.3:3-8 / 2 Cor.5:17). Zonder Hem is
er géén geestelijke groei (Eph.3:16,17), géén vrijheid (Rom.8:14-27), géén vrede (Rom.14:17 en
géén hoop (Rom.15:13).

Over de Christus als profeet dit citaat: “Sommige theologen hebben geleerd, dat Christus de
drie ambten van Profeet, Priester en Koning successievelijk zou hebben bekleed. Volgens hen zou
Hij gedurende Zijn aardse leven als Profeet, in Zijn dood aan het kruis als Priester, en na Zijn
opstanding en hemelvaart als Koning zijn opgetreden. Deze voorstelling is echter niet naar de H.
Schrift. Zij verliest uit het oog, dat de drie ambten van Christus eigenlijk één zijn, dat zij geen
ogenblik los van elkaar bestaan. Hij is steeds Profeet, Priester en Koning. Wanneer Hij als Profeet
spreekt, is Zijn woord met gezag, Luc.4:32; wanneer Hij aan Pilatus verzekert, dat Hij Koning is,
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 609

voegt Hij eraan toe, dat Hij in de wereld is gekomen om voor de waarheid te getuigen, Joh.18:37.
De wonderen die Hij op aarde doet, openbaren Zijn koninklijke macht en zij bezegelen Zijn leer,
maar zij getuigen ook, dat Hij priesterlijk met barmhartigheid innerlijk is bewogen, Mat.8:17”, uit
‘Bijbelse Encyclopedie’, deel 1, W.H. Gispen, H.N. Ridderbos e.a., Kok, 1975, blz.204.

En ook dit citaat willen we u niet onthouden. In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 september 1992,
blz.16 lezen we (wij onderlijnen in de tekststrepen): “Maar of u nu een hemelse roeping hebt of
een aardse roeping bezit, als christen kunt u door Gods heilige geest geholpen worden. Jehovah
geeft soms een rechtstreeks antwoord op een specifiek gebed”. De WT heeft tientallen jaren
geleerd dat SLECHTS de 144.000 de heilige geest (we gebruiken hun kleine letters hier) kunnen
ontvangen. Vanaf de publicatie van deze tekst kunnen dus ook dezen uit de grote schare de geest
ontvangen. En zelfs persoonlijk door de geest geholpen worden! Daar zit eigenlijk dit achter; het
overblijfsel van de 144.000 loopt snel achteruit, de éne na de andere sterft en men moet dus met
een andere leer “de geest” in de organisatie bevestigen. Oprecht is dit allemaal niet, het is veeleer
een achterdeur die opengezet wordt. Want je moet nog altijd lid zijn van de WT om die geest te
krijgen.

11.10 KADUKKE EN OPGEBLAZEN ARGUMENTEN

Het is niet zo moeilijk om aan te tonen dat de Bijbel zogenaamd tegenstrijdige verklaringen
geeft over hetzelfde onderwerp, atheïsten geven bijvoorbeeld deze;
God kan alles zegt de Bijbel (Marc.10:27 / Luc.1:37 / 18:27). Als God een steen maakt die Hij niet
kan opheffen is hij dan nog God?
God kan alles zegt de Bijbel (Marc.10:27 / Luc.1:37 / 18:27). Als God zou liegen is Hij dan nog God?
Want er staat dat Hij niet kan liegen (Heb.6:18).
Deze vragen/opmerkingen gaan uit van verkeerde zienswijzen op de Almachtige God en geven
blijkt van onkunde op Bijbels gebied of wijzen naar opstand tegen alles wat God genoemd wordt.

In dit verband geven we u volgende verkeerdelijk ingeschatte beredenering door de


mensen die Jezus niet willen zien als, God in het vlees, bijvoorbeeld Jehovah’s Getuigen
(Joh.1:14,18):
1°) God kan niet bekoord worden, zondigen of liegen: Jac.1:13 / Heb.6:17,18.
2°) Jezus werd bekoord: Heb.2:10,14,18.
3°) Jezus is niet goddelijk of God.
Stel dat we zeggen in dat verband:
1°) God kan niet bekoord worden.
2°) De Vader werd bekoord (Mal.3:15).
3°) De Vader is niet goddelijk of God.
U merkt het wel, zin en onzin liggen dicht bij elkaar in dat soort argumentatie.

De mensen van de Wachttoren zeggen:


1°) Een mens kan God niet zien 1 Tim.1:17 / 6:16 / Col.1:15.
2°) Echter, Johannes zag Jezus en getuigde ervan: Joh.1:34.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 610

3°) Jezus is daarom niet goddelijk of God.


Jehovah’s Getuigen redeneren echter verkeerdelijk, want je zou ook kunnen zeggen:
1°) Een mens kan God niet zien.
2°) Nadab, Abihu en de ouderlingen van Israël zagen God (Ex 24:10) en wie Jezus zag, zag ook
God (Johannes 14:9).
3°) Noch de Vader, noch de Zoon zijn God.
Jezus zei uitdrukkelijk over zichzelf: “Wie Mij gezien heeft, heeft den Vader gezien” (Joh.14:9).
Hoe fiksen Jehovah’s Getuigen dit in hun theorie?

In het Arianisme, dus ook bij Jehovah’s Getuigen is, Jezus niet goddelijk of God. Want
zeggen ze dan:
1°) God is onveranderlijk: “Ik verander niet” Mal.3:6 / Heb.6:17,18.
2°) Jezus echter veranderde door mens te worden.
3°) Jezus is dan ook niet goddelijk of God.
Dat de Vader niet goddelijk of God is, zou echter vanuit dezelfde redeneringen als volgt klinken:
1°) “Hij kent geen berouw, want Hij is geen mens” 1 Sam.15:29.
2°) “En de HERE kreeg berouw” Ex 32:10,14.
3°) Daarom is God dus eigenlijk God niet.
En u zal het met ons eens zijn, dat is foutief, maar ook het eerste is fout. Je kan namelijk iets dat
op Christus van toepassing is sinds zijn menswording niet van toepassing brengen op Zijn
vóórmenselijk bestaan.

Jehovah’s Getuigen en de andere Arianen beweren dat: Jezus niet goddelijk of God is, want:
1°) God is almachtig
2°) Jezus kon de dood aan het kruis niet aan en zei ook “De Vader is groter dan ik” Joh.14:28
3°) Jezus is niet goddelijk of God
Dit is een argumentatie met haken en ogen aan elkaar gehecht, want je zou kunnen zeggen, de
Vader is niet goddelijk of God vanuit atheïstische hoek:
1°) God is almachtig.
2°) God kon niet verhelpen dat Satan zondigde.
3°) De Vader is niet goddelijk of God.

De Arianen, waaronder Jehovah’s Getuigen zeggen dat Jezus niet goddelijk of God is. Men
gebruikt onder andere deze verkeerde redenering:
1°) God is Omni-present = alomtegenwoordig Ps.139:7-12.
2°) Jezus bevond zich steeds op één plaats tegelijk toen hij op aarde was.
3°) Jezus is niet goddelijk of God.
Maar dat is al te gemakkelijk. Je zou kunnen zeggen dat: de Vader niet goddelijk of God is, want:
1°) God is Omni-present = alomtegenwoordig.
2°) De Bijbel spreekt over de tegenwoordigheid van God op een bepaalde plaats en Hij “verlaat.”
mensen (Gen 3:9 / 4:16 / Job 1:12 / 2:7 / 2 Thes.1:9), Hij is dus niet overal tegelijk.
3°) De Vader is niet goddelijk of God.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 611

In het Arianisme zegt men, Jezus is niet goddelijk of God, want Hij heeft menselijke
kenmerken:
1°) God wordt “noch moede noch mat” Jes.40:28.
2°) Jezus slaapt.
3°) Jezus is niet goddelijk of God.
Maar deze manier van argumenteren is niet doorslaggevend, kijk eens naar de volgende
redenering: de Vader is niet goddelijk of God, want:
1°) God is onvermoeibaar, Hij wordt “noch moede noch mat” Jes.40:28.
2°) De Vader “rustte op de zevende dag van al het werk” Gen.2:2.
3°) De Vader is niet goddelijk of God.
En zelfs bij dit laatste zal een Jehovah Getuige zeggen: dat kan niet, maar ook het eerste kan niet!

We kunnen van de Heilige Geest dus zonder twijfel deze vijf dingen zeggen;
1°) Hij heeft substantie = Hij bestaat op zichzelf.
2°) Hij heeft een eigen bestaan = is géén robot.
3°) Heeft rationaliteit = is dus géén plant of een gesteente.
4°) Heeft volheid = is géén deel van iemand, zoals een arm of been tot iemand behoort.
5°) Heeft een eigen individualiteit = is géén universeel beginsel.

De twee tabellen hierna zijn van de hand van Steve Rudd, we veronderstellen. We hebben
slechts enkele zaken gewijzigd. De redenering van de schrijver is deze; hoewel je een reeks zaken
kan vergelijken die een verband aantonen tussen de Heilige Geest en de Schrift, een volledige
gelijkenis is er niet. Jehovah’s Getuigen en antitrinitariërs redeneren soms vanuit die hoek en
degraderen de Heilige Geest tot wat de Bijbel doet voor de gelovige. Dat is de eerste tabel. Je kan
alles echter niet gelijkstellen in zo een gelijkenis. Er is méér gelijkenis met wat de Vader doet en
wat de Heilige Geest doet. Dat is de tweede tabel en die gaat dan over emoties, vrije wil,
keuzebepaling enz... Een vergelijk dus van persoon tot persoon.

De Bijbel is het zwaard van de Heilige Geest (Eph.6:17), niet de Geest zelf.

HEILIGE GEEST HANDELING DE BIJBEL


2 Cor.3:6 Levend-maken Jac.1:18
Joh.3:5-8 Doet wedergeboren worden 2 Pet.1:23
1 Cor.6:11 Reinigt Joh.15:2-3
Joh.16:8 Overtuigd Tit.1:9
Gal.5:22 Geloof Rom.10:17
Neh.9:20 Toegerust 2 Tim.3:17
1 Cor.6:11 Rechtvaardigen Gal.2:16 / Rom.3:28
Rom.8:14 / Gal.5:18 Geeft leiding Ps.43:3 / 119:105
Rom.15:13 Kracht Rom.1:16
1 Pet.1:22 Zuivert 1 Pet.1:22-25
1 Pet.3:18 / Joh.6:63 Maakt levend Ps.19:50
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 612

Joh.16:8 Bestraft 2 Tim.4:2


Hand.7:51 Weerstaat 2 Tim.3:8
1 Cor.6:11 Heiligt Joh.17:13
Tit 3:5 Redt Jac.1:21
Eph.3:16 Versterkt Ps.119:28
1 Cor.2:13 Leert 2 Tim3:16,17
Joh.15:26 Geeft getuigenis Joh.5:39
Gal.5:16 Wandelt in Ps.119:10
Rom.8:16 Is een getuige Joh.5:39 / 1 Joh.5:6-8

DE VADER DE HEILIGE GEEST DE BIJBEL


God de Vader heeft Jezus Ook de Geest heeft Jezus De Bijbel doet ons niet
opgewekt uit de dood opgewekt (Rom.8:11) opstaan uit de doden
(Hand.2:24 / Eph.1:17-20)
God de Vader wekt ons tot Ook de Geest zal dit doen De Bijbel geeft ons geen leven
leven uit de geestelijke dood (Rom.8:11)
(Rom.4:17 / 1 Tim.6:13)
God de Vader heeft ons Ook de Geest heeft ons De Bijbel kan ons niet
aangenomen aangenomen, en is onze Vader aannemen als kinderen
(Rom.8:15,16)
God de Vader is de God van Ook de Geest is de God van De Bijbel is nooit onze helper
alle vertroosting (paraklesis) alle vertroosting (Joh.14:26,
die ons troost (parakaleo) in al het Grieks woord parakletos)
onze verdrukkingen (2 Cor.1:
3,4)
Alle Schrift is ons gegeven Alle Schrift is ons gegeven De Bijbel kan geen leven
door de inspriratie van God (2 door de inspriratie van de geven
Tim.3:16) Heilige Geest (2 Pet.1:21)
Onze lichamen zijn tempels Onze lichamen zijn tempels De Bijbel is onze tempel niet
van God (1 Cor.3:16,17) van de Heilige Geest (1
Cor.6:19)
De geest van de Vader geeft Ook de Geest zal dit doen De Bijbel beheerst ons niet om
ons de woorden die wij (Marc.13:11) dingen te zeggen
spreken in tijden van
verdrukking (Matthéus 10:20)

Nog een kleine opmerking. In ‘Ontwaakt!’ van 22 april 1962, blz.9 verwijzen mensen van de
Wachttoren ons naar een onderzoek dat in 1952 werd gedaan in de Verenigde Staten van Amerika.
Men vroeg 222 religieuze genootschappen en kerken een vragenlijst in te vullen naar hun geloof
en praktijk. Op de vraag of de Drie-eenheid één van hun geloofspunten was hebben 208 positief
geantwoord. Dat zegt toch wel wat over dat thema.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 613

In het boek Handelingen speelt de Heilige Geest een rol in het ontstaan van de gemeente van
Christus. Hij maakt van de discipelen GETUIGEN VAN CHRISTUS.

DE HEILIGE GEEST SPREEKT TOT DE MENSEN EN GEEFT ZE BEVELEN.


ALS DAT EEN KRACHT IS DAN IS ALLES WAT DE BIJBEL ZEGT ZOEK.

Handelingen 8:29 HSV: “En DE GEEST ZEI TEGEN FILIPPUS: Ga ernaartoe en voeg u bij deze
wagen.”

Handelingen 10:19 HSV: “Terwijl Petrus nog over dat visioen nadacht, ZEI DE GEEST TEGEN
HEM: Zie, drie mannen zoeken u.”

Handelingen 11:12 HSV: “En DE GEEST ZEI TEGEN MIJ dat ik met hen mee moest gaan en niet
moest twijfelen. En met mij gingen ook deze zes broeders mee en wij zijn het huis van de man
binnengegaan.”

Handelingen 13:2 HSV: “En terwijl zij de Heere dienden en vastten, ZEI DE HEILIGE GEEST:
Zonder voor Mij zowel Barnabas als Saulus af.”

Handelingen 13:4 HSV: “Zij dan, UITGEZONDEN DOOR DE HEILIGE GEEST, vertrokken naar
Seleucië en voeren vandaar naar Cyprus.”

Handelingen 16:6 HSV: “En nadat zij door Frygië en het land van Galatië gereisd waren, werden
zij DOOR DE HEILIGE GEEST VERHINDERD het Woord in Asia te spreken.”

Handelingen 20:28 HSV: “Zie dan toe op uzelf en op heel de kudde, te midden WAARVAN DE
HEILIGE GEEST U TOT OPZIENERS AANGESTELD HEEFT.”

VIJF VRAGEN AAN WIE DE HEILIGE GEEST SLECHTS ZIET ALS EEN KRACHT.
1°) Mat.12:31: “maar de lastering tegen de Geest zal de mensen niet vergeven worden.” (kan
men lasteren TEGEN EEN energie?)

2°) Heb.10:29: “en het bloed van het verbond, (…) onrein geacht heeft en de Geest van de genade
gesmaad heeft” (kan men EEN energie belediging?)

3°) Handelingen 5:3 “zodat u gelogen hebt tegen de Heilige Geest” (kan men liegen TEGEN EEN
energie?)

4°) Rom.15:30: “door de liefde van de Geest” (kan men liefde hebben VOOR EEN energie?)

5°) Epheziërs 4:30 (Jes.63:10) “En bedroef de Heilige Geest van God niet” (kan men rouwen
TEGEN EEN energie?)
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 614

11.11 ENKELE TABELLEN

NOG ENKELE BIJBELTEKSTEN TER VERGELIJKING TOT OPBOUW VAN UW GELOOF. En dat
vooral met het oog op het vorige in 11.10. In deze lijsten wordt aangetoond dat Vader, Zoon en
Heilige Geest dezelfde eigenschappen bezitten. Concludeer daaruit voor jezelf wat belangrijk is!

Goddelijke titels die de Vader, de Zoon en de Heilige Geest delen

“God, YaHWeH, IK BEN, Koning der Koningen, Eerste en Laatste enz.”

Goddelijke titel De Vader De Zoon De Heilige Geest


God Deut.32:6 / Ps.89:26 /Gen.19:24 / Ps.45:7 / Hag.2:5 / Mat.12:28 /
Jes.63:16 / 64:8 / Jes.7:14 / 9:6 / Zach. Luc.11:20 / Hand.5:3,4
Mal.1:6 / 2:10 / 12:10 Mat.1:23 / Joh. / 1 Cor.12:6,11,18 / 2
Mat.6:9 / Joh.6:27 / 1:1 / 5:18 / 20:28 / Cor. 3:17
Gal.1:1-3 / Eph.4:6 / Hand.20:28 / Rom.9:5
5:20 / 6:23 / Phil.1:2 /
/ Phil.2:6,7 / Col.2:9 / 1
2:11 / 4:20 / Col.3:17Tim.3:16 / Tit.2:14 /
Heb.1:8,9 / 1 Joh.5:20
YaHWeH Ex.6:3 Jer.23:6 Micha 3:8
Jes.6:8-10 Joh.12:37-41 Hand.28:25-27
HEER Deut.10:17 / Ps.110:1 Mat.22:43-45 2 Cor.3:18
Machtige God Jes.10:21 / Jer.32:18 Jes.9:6 -
Een steen Jes.8:13-15 / 1 Pet.2:1- -
8
De Rots, een Jes.44:8 Deut.2:7 / 32:30 / -
rotsblok Jes.44:8 / 1 Cor.10:4
IK BEN Ex.3:14 Joh.8:58 -
Alpha & Omega / Jes.41:4 / 44:6 / 48:12 Opb.1:8 /1:17 / 2:8 / Schepper Gen.1:2 / Job
Eerste & Laatste / Opb.21:6 22:13 33:4 / Ps.104:30
Koning der Koningen / Deut.10:17 / 1 Tim.6:15 / Opb.17:14 -
Heer der heren Ps.136:2,3 / Dan.2:47 / 19:16
Herder Ezech.34:11-16 / Joh.10:11,14 / -
Ps.23:1 Heb.13:20 / Opb.7:17

Persoonlijkheid en karakter van de Heilige Geest zelfde als de Vader en de Zoon

“Denkt, spreekt, neemt beslissingen, heeft lief, is barmhartig,


kan men bedroeven en beliegen, is Trooster en middelaar, enz.”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 615

Karakter van de zoals DE VADER zoals DE ZOON DE HEILIGE GEEST


Heilige Geest
Inspireert de Schiften, Jer.3:15 / 26:5 / Mat.10:5 / Luc.6:13 / Mat.4:1 / 1:12 /
spreekt, heeft een Mat.3:17 / 10:17-20 / 21:12-15 / 22:42 / 2 Marc.13:11 / Luc.2:26
gedachte en wil, maakt Luc.22:42 / 1 Thes.2:13 Cor.13:3 / Eph.4:11 / 4:11 / 12:11,12 /
beslissingen waar het / 2 Tim.3:16 / Heb.1:1 Joh.16:13,14 / Hand.
nodig is om zijn / 2 Pet.1:20,21 1:16 / 2:4 / 4:25 / 8:29
goddelijk doel te ,39 / 10:19 / 11:12 /
bereiken 13:2 / 15:28 / 16:6 /
20:22,23 / 20:28 /
28:25 / 1 Cor.12:11 /
Eph.3:5 / 1 Tim.4:1 /
Heb.3:7 / 9:8 / 10:15 /
1 Pet.1:11 / 2 Pet.1:20,
21 / Opb.22:17
Hoop Rom.15:13 1 Tim.1:1 Rom.15:13
Vreugde Rom.15:13 Joh.15:11 Rom.14:17 / 1 Thes.
1:6
Gemeenschap Joh.14:23 / 1 Joh.1:3-6 1 Cor.1:9 / 1 Joh.1:3 2 Cor.13:14 / Phil.2:1
Heeft lief en laat zich Deut.7:7,8 / Jer.31:3 / Joh.15:13 / Eph.5:25 Rom.15:30
liefhebben Joh.3:16 / 1 Cor.13:11
/ Eph.2:4,5 / Heb.12:6
/ 1 Joh.4:8,16
Genadevol Ps.84:11 / 1 Pet.5:10 Rom.16:20 / 1 Thes. Zach.12:10 / Heb.10:29
5:28
Geeft christenen de Mat.10:17-20 Luc.21:12-15 Luc.12:11,12
woorden in die ze
moeten spreken
Kan men beliegen Hosea 11:12 Joh.8:55 Hand.5:3,5
Geeft getuigenis Phil.1:8 Opb.1:5 / 3:14 Hand.5:32 / Hand.8:29
/ 10:19 / 11:12 / 13:2
Barmhartig, Trooster Deut.4:31 / 2 Marc.6:34 / 2 Cor. 1:5 Hand.9:31
Kron.30:9 / Ps.103:8,9 / 2 Thes.2:16
/ 116:5 / Rom.11:22 /
2 Cor.1:3 / 2 Thes.2:16
Kan men bedroeven Gen.6:6 Mat.26:38 / Marc.3:5 Jes.63:10 / Eph.4:30
Wordt beschimpt 2 Kron.32:17 Mat.27:44 Heb.10:29
Kan men belasteren Opb.16:11 Luc.22:65 Mat.12:31
Heeft een verblijf Joh.14:23 Joh.14:23 Joh.14:17
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 616

Is jaloers en is een Deut.4:24 / Nahum 1:2 2 Thes.1:7 / Opb.1:14 Mat.3:11


verterend vuur / Heb.12:29
Getrouw Deut.32:4 / 1 Cor.1:9 Opb.3:7 2 Cor. 4:13
Vrede 1 Cor.14:33 / 1 Cor.1:3 / 2 Cor.1:2 / Rom.8:6 / 14:17 /
Rom.15:33 / 16:20 / 2 Gal.1:3 / Eph.2:14 Gal.5:22 / Eph.4:3
Cor.13:11 / Phil.4:9 / 1
Thes.5:23 / Heb.13:20
Pleit voor de gelovigen Jesaja 51:12 1 Joh.2:1 Rom.8:26 /
als een advocaat Joh.14:16,17,26 / 16:7

Andere namen voor God in het Oud Testament


GOD = VADER / ZOON / HEILIGE GEEST

De Naam: [HaShem] (Leviticus 24:16) God van Abraham, God van Isaak, en God van
Jacob: (Exodus 3:15)
De grote, sterke en vreselijke God: Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige
(Deuteronomium 10:17) Vader, Vredevorst: (Jesaja 9:5)
Vader: (Jesaja 64:8) Heilige: (Habakuk 1:12)
Heilige Geest: (Psalm 51:11) Geest van God: (Genesis 1:2)
Messias de Prins: (Daniel 9:25) Ware en getrouwe getuige: (Jer.42:5)
Heilige van Israël: (Psalm 78:41) Spoormaker: (Jesaja 26:7)
Licht: (Psalm 27:1) Licht van Israël: (Jesaja 10:17)
Licht voor de volkeren: (Jesaja 42:6) Onze toevlucht en vesting: (Psalm 91:2)
Fort: (Psalm 91:2) Mijn schild: (Psalm 18:3)
Toren van sterkte: (Psalm 61:3) God mijns heil: (Psalm 51:16)
Schuilplaats: (Psalm 32:7) Sterkte: (Psalm 46:1)
Schild: (Psalm 18:30) Rots: (Habakkuk 1:12)
Rots van mijn Sterkte: (Psalm 62:7) Rots van Israël: (2 Samuel 23:3)
Steen: (Psalm 118:22) Steen van Israël: (Genesis 49:24)
Hoeksteen: (Psalm 118:22) Mijn deel in het land der levenden: (Psalm
142:6)
Mijn erfdeel: (Psalm 16:5) Mijn beker: (Psalm 16:5)
Spruit: (Zacharia 6:12) Ster: (Numeri 24:17)
Kroon en Diadeem: (Jesaja 28:5) Pottenbakker: (Jesaja 64:8)
Tentpin, Strijdboog: (Zacharia 10:4) Echtgenoot: (Jesaja 54:5)
Maker: (Psalm 49:2) Schepper: (Prediker 12:1)
Schepper van Israël: (Jesaja 43:15) Herder: (Genesis 49:24)
Herder van Israël: (Psalm 80:1) Boodschapper van het verbond: (Maleachi 3:1)
Verlosser: (Psalm 19:14) Verlosser van Israël: (Jesaja 49:7)
Bevrijder: (Psalm 144:2) Mijn goedertierenheid: (Psalm 144:2)
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 617

Redder: (Jesaja 45:15) De Koning: (Jesaja 6:5)


Koning van Israël: (Zephania 3:15) Koning der Heerlijkheid: (Psalm 24:7)
Here der ganse aarde: (Micha 4:13) Oude van dagen: (Daniël 7:9)
De Heiligste: (Deuteronomium 32:8) Verbond voor het volk: (Jesaja 42:6)
Silo: (Genesis 49:10) De engel: (Genesis 48:16)
De Arm van de Heer: (Jesaja 53:1) Heerser over Israël: (Micha 5:2)
De Geest van de HEER God: (Jesaja 61:1) De Geest des HEREN, De Geest van Wijsheid en
verstand, De Geest van Raad en Sterkte, De
Geest van Kennis en vreze des HEREN: (Jesaja
11:2)

Nieuw Testamentische Namen voor God de Vader

Vader: (Matteus 6:9) Abba: [Daddy, vadertje] (Romeinen 8:15)


God de Vader: (2 Timotheüs 1:2) Vader van onze Here Jezus Christus:
(Colossenzen 1:3)
De Vader der Lichten: (Jacobus1:17) De Vader der heerlijkheid : (Epheze 1:17)
De Vader der geesten: (Hebreeën 12:9) Den Here Zebaoth: [YHVH Tz’vaot] (Jac.5:4)
God (Elohim): (2 Corinthe 9:7) De God uwer vaderen [Elohay Avotaynu]:
(Handelingen 7:32)
De God van Abraham, Isaac en Jacob: Vader der barmhartigheden: [Elohay Kol Ha
(Handelingen 7:32) Nechamah]: (2 Corinthe 1:3)
God van vrede [Elohay Shalom]: (Hebreeën De God der Heerlijkheid [Elohay Kavod]:
13:20) (Handelingen 7:2)
De Levende God [Elohay Chaiyim]: (2 Corinthe De God van Israël [Elohay Yisraël]: (Matteus
3:3, 6:16) 15:31)
Heer God [YHVH Elohim]: (Handelingen 3:22) Heer God van Israël [YHVH Elohay YIsraël]:
(Lucas 1:68)
Heer Almachtige [YHVH Shaddai]: (2 Cor.6:18) De Rechtvaardige en Waarachtige: (Openbaring
15:3)
Den Onvergankelijken, den Onzienlijken: De Schepper [Ha Boray]: (Romeinen 1:25 / 1
(1 Timoteus 1:17) Petrus 4:19)
Den Allerhoogste God [El Elyon]: (Hebreeën Den Goddelijke natuur: (Romeinen 1:20 / 2
7:1) Petrus 1:4)
Verterend vuur: (Hebreeën 12:29) Macht [Ha Gevurah]: (Marcus14:62)
De Majesteit: (Hebreeën 1:3) De Heilige: (Openbaring 15:4)
Wetgever en Rechter: (Jacobus 4:12) Enige wijze God: (Rom.16:27)
Enige Heerser: (1 Timoteus 6:15)

Geloof: in de Vader 1 Pet.1:21


Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 618

Zoon Gal.3:26 / Eph.1:15 / 3:12


Geest 1 Cor.12:9

Gerechtigheid: is in de Vader 2 Thes.1:5,6 / 2 Pet.1:1 / Eph.4:24


Zoon 2 Cor.5:21
Geest Rom.4:17

Gerechtvaardigd: door de Vader Rom.3:30


Zoon Gal.2:17
Geest 1 Cor.6:11

Zijn (of bestaan): in de Vader Rom.6:10,11 / 1 Pet.4:6


Zoon 1 Cor.1:30 / Rom.8:1 / 16:11
Geest Rom.8:9

Vasthouden: in de Vader Rom.14:4


Zoon Phil.4:1 / Gal.5:1
Geest Phil.1:27

Liefde: van de Vader 1 Joh.4:12


Zoon Rom.8:39 / Gal.5:6 / 1 Cor.16:24
Geest Col.1:8

Vrede: is in de Vader Rom.5:1


Zoon Phil.4:7
Geest Hand.1:16

Geheiligd: in de Vader Judas 1


Zoon 1 Cor.1:2
Geest Rom.15:16

Verzegeld: door de Vader Joh.6:27 / Opb.7:3


Zoon Eph.1:13
Geest Eph.4:30

Besneden: in de Vader Rom.2:28,29


Zoon Col.2:11
Geest Rom.2:29

Getuigen: van de Vader 1 Thes.2:10


Zoon Eph.4:17
Geest Hand.10:44-46 / 15:8
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 619

Spreken: tot de Vader 1 Thes.2:2 / 1 Cor.2:7 / 2 Cor.2:17


Zoon Joh.14:13,14 / 2 Cor.2:17 / 12:19
Geest 1 Cor.12:3

Volheid: in de Vader Eph.3:19


Zoon Col.2:10
Geest Eph.5:18

En hieronder een reeks teksten waar allerlei verbanden kunnen door aangetoond worden
tussen Vader, Zoon en Heilige Geest. Dit vonden we op Internet, op een Engelstalige site, en
hebben er kleine wijzigingen in aangebracht.

Mat.3:16,17 Mat.28:19 Luc.1:35


1 Cor.6:9-11 1 Cor.12:4-6 2 Cor.1:21,22
Heb.2:3,4 Heb.3:6,7 Heb.6:4-6

Luc.1:67-69 Joh.14:16,17 Joh.14:26


2 Cor.3:3,4 2 Cor.5:5-10 2 Cor.13:14
Heb.9:14 Heb.10:12-15 Heb.10:29-31

Joh.15:26 Joh.16:13-15 Joh.20:21,22


Gal.3:1-5 Gal.3:11-14 Gal.4:4-6
1 Pet.1:2 1 Pet.3:18 1 Pet.4:14-17

Hand.2:33 Hand.2:38,39 Hand.7:55


Eph.1:3-14 Eph.2:18 Eph.2:22
2 Pet.1:21-2:1 1 Joh.3:21-24 1 Joh.4:1,2

Hand.10:38 Hand.10:46-48 Hand.11:16,17


Eph.3:4-7 Eph.3:14-19 Eph.4:2-6
1 Joh.4:13,14 1 Joh.5:6-9 Judas 20,21

Rom.5:5,6 Rom.8:3,4 Rom.8:8-11


Eph.5:18-20 Col.1:7-10 1 Thes.1:5-10
Opb.1:4,5 Opb.1:9,10 Opb.2:7

Rom.8:16,17 Rom.14:17,18 Rom.15:16


1 Thes.4:1-8 1 Thes.5:18,19 2 Thes.2:13,14
Opb.2:26-29 Opb.3:5,6 Opb.3:12,13

Rom.15:17-19 Rom.15:30 1 Cor.2:8-10


1 Tim.3:15,16 2 Tim.4:1-6 2 Tim.1:8-14
Opb.3:21,22 Opb.5:6,7 Opb.14:12,13
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 620

1 Cor.2:12-16
Titus 3:4-8
Opb.22:16-18

Voorbeelden van het gebruik van Geest en Heilige of geest en heilige (zie punten drie en vier
hier onder)

Voorbeeld #1 ~ géén bep. lidwoord / géén bijwoord ~ vertaling: geest ~ of ~ (demon) geest(en)
Voorbeeld #2 ~ géén lidwoord / met één bijwoord ~ vertaling: heilige geest ~ of ~ niet heilige
geest(en)
Voorbeeld #3 ~ één lidwoord / géén bijwoord ~ vertaling: DE GEEST ~ of ~ de geest(en)
Voorbeeld #4 ~ één lidwoord / met een bijwoord ~ vertaling: DE HEILIGE GEEST ~ of ~ de niet
heilige geest(en)
Voorbeeld #5 ~ twéé lidwoorden / een bijwoord ~ vertaling: DE GEEST, DE HEILIGE ~ of ~ de
geest(en), de niet heilige

VOORBEELD 1 = GÉÉN bepalend lidwoord / geen adjectief ~ (nadruk is op gewoon bestaan)


1a ~ GEEST ~ (Joh.3:5,6 / 4:23,24 / Rom.8:4,5 / Opb.1:10 / 4:2 / 17:3)
1b ~ (demon) Geest ~ (Luc.9:39 / 13:11 / 2 Cor.11:4 / 2 Th.2:2)
1c ~ (demon) geesten ~ (Mat.12:45 / Luc.11:26 / 1 Cor.12:10 / Opb.16:13,14)

VOORBEELD 2 = GÉÉN lidwoord / met een bijwoord ~ (nadruk is op het karakter of natuur – goed
of slecht)
2a ~ HEILIGE GEEST ~ (Luc.11:13 / Hand.1:2 / 4:25 / Rom.14:17 / 15:13,16,19)
2b ~ onheilige geest ~ (Marc.1:23 / 3:30 / 5:2 / 7:25 / 9:17 / Luc.4:33 / Hand.16:16 / Opb.18:2)
2c ~ niet heilige geesten ~ (Mat.10:1 / Luc.6:18 / 7:21 / 8:2 / Hand.5:16 / 8:7)

VOORBEELD 3 = ÉÉN lidwoord / géén bijwoord ~ (nadruk is op de activiteit of de persoon)


3a ~ DE GEEST ~ (Mat.4:1 / Hand.2:4 / 5:9 / 8:29 / 16:7 / Rom.8:16,26,27 / Heb.10:29 / 1 Joh.5:6)
3b ~ de (demon) geest ~ (Marc.9:20 / Hand.16:18 / Eph.2:2 Satan! / 1 Joh.4:3)
3c ~ de (demon) geesten ~ (Mat.8:16 / Luc.10:20 / 1 Joh.4:1)

VOORBEELD 4 = ÉÉN lidwoord / met een bijwoord ~ (nadruk is op de persoon)


4a ~ DE HEILIGE GEEST ~ (Mat.28:19 / Luc.12:10,12 / Hand.9:31 / 13:4 / 16:6 / 2 Cor.13:14)
4b ~ de niet heilige geest ~ (Mat.12:43 / Marc.9:25 / Luc.11:24)
4c ~ de niet heilige geesten ~ (Luc.4:36)

VOORBEELD 5 = TWEE lidwoorden / een bijwoord ~ (nadruk is op de Essentie of de pesoon)


5a ~ DE GEEST, DE HEILIGE ~ (Mat.12:32 / Marc.3:29 / Hand.1:16 / 5:3,32 / 7:51 / 13:2 / 15:28 /
20:23,28 / 21:11 / 28:25 / Eph.4:30 / Heb.3:7 / 9:8 / 10:15)
5b ~ de geest, de niet heilige ~ (Marc.1:26 / 5:8 / Luc.8:29 / 9:42 / Hand.19:15,16)
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 621

5c ~ de geesten, de niet heilige ~ (Marc.1:27 / 3:11 / 5:13 / 6:7 / Hand.19:12,13)

APPENDIX 10: OVER HET GEBRUIK VAN DE TERM “GEEST” IN DE BIJBEL

1°) God als persoon.


Joh.4:24 / Jes.31:3 / 40:13. God heeft (is!) ook geest, afgoden zijn het niet Jer.10:14 / 51:17.

2°) Christus als persoon.


1 Cor.15:45 / 1 Cor.6:17 / 2 Cor.3:17,18. De grootste fout die men kan maken, zoals onder
Jehovah’s Getuigen, is zeggen: Christus is thans slechts geest. Het is uit de schriftgegevens
duidelijk dat de opgestane Jezus vanaf de verrijzenis ook nog mens is gebleven. Paulus leert
zonder omwegen dat de opstanding uit de doden door “een mens” is (1 Cor.15:21 /
Hand.17:31). En wellicht moeten we ook meer nadruk leggen op “de Geest van Christus”
die werkzaam is in de profeten van het OT (1 Pet.1:11). Maar het is toch weer ook “de
Geest” (zie n°3 hieronder).
Christus en de Geest zijn voor ons soms niet te scheiden 2 Pet.1:21 / 1 Cor.12:7.

3°) De Heilige Geest als persoon.


Hier gebruikt het NT twee belangrijke, te onderscheiden, uitdrukkingen.

De eerste “to pneuma hagion” waar alleen een lidwoord voor Geest staat. “Hagion” =
Grieks woord voor “heilig.”

De tweede gebruikt tweemaal een lidwoord: dus “to pneuma to hagion.” In letterlijke ver-
taling: “de Geest, de Heilige.” Zo o.a. Mat.12:32 / Hand.1:16 / 5:3,32 / 7:51 / 13:2,4 / 15:8
/ 28:25.

De NBG heeft deze Griekse uitdrukkingen weergegeven; voor het eerste als “de heilige
Geest” en voor de dubbele lidwoorden tweemaal hoofdletter als “de Heilige Geest.” Dus
“Heilige” met hoofdletter. In het NT vinden we ook nog tientallen malen gewoon “Geest”
zonder adjectief, met of zonder lidwoord. Zo o.a. Rom.14:18 / 1 Cor.2:10 / 6:11 / 14:2 / 2
Cor.5:5 / 2 Thes.2:13. Het gaat dan altijd om de “Geest” die in de “Ik”-vorm spreekt en
dus een persoon is. Dat is duidelijk in Hand.10:20,21 / 13:2 en het slot van de brieven aan
de zeven gemeenten uit het boek Openbaring. Wie gezondigd heeft tegen “de Geest,
de Heilige” kan géén vergeving ontvangen want dat is een eeuwige zonde (Mat.12:31,32
en Marc.3:28-30). De zonde begaan tegen Jezus is minder erg dan deze tegen de Geest.
In het OT vinden we slechts zevenmaal de uitdrukking “Heilige Geest” (o.a. Jes.63:10,11).
En YaHWeH is te onderscheiden van de Heilige Geest in o.a. Jes.48:17. In de Griekse Sep-
tuaginta wordt “to pneuma to hagion” slechts tweemaal gebruikt. Maar daaruit kunnen geen
Messiasschap conclusies geanalyseerd worden. De LXX is een vertaling en niet
het echte woord van God. In alle andere gevallen staat er meestal “de Geest van God.”
De Vader, Zoon en Heilige Geest woont in de gelovige volgens Joh.14:17 en 23.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 622

4°) De werkingen van de Heilige Geest.


Er zijn 50 (of 51 naargelang de manuscripten) van dergelijke teksten in het NT.
Zo in Mat.1:18,20 / 3:11 / Marc.1:8 / Luc.1:15,35,41,67 / 2:25 / 3:16 / 4:1 / 11:13 / Joh.
1:33 / 20:22 / Hand.1:2,5 / 2:4 / 4:8,31 / 6:3,5 / 7:55 / 8:15,17,18 (hier is er verschil in de
manuscripten), 19 / 9:17 / 10:38 / 11:16,24 / 13:9,52 / 19:2:2 / Rom.5:5 / 9:1
/ 14:17 / 15:13,16 / 6:19 / 12:3 / 2 Cor.6:6 / 1 Thes.1:5,6 / 2 Tim.1:14 / Tit.3:5 / Heb.2:4 /
6:4 / 1 Pet.1:12 / 2 Pet.1:21 / Judas 20.
Al deze teksten spreken over de kracht van de Heilige Geest, dus niet over de persoon, maar
de werking ervan. Dit zijn de teksten waar het NT “pneuma hagion” gebruikt; dus zonder
lidwoorden voor één van beide begrippen in de Griekse taal. De NBG heeft hier meestal als
vertaling “de heilige Geest” (1 x hoofdletter) maar ook soms “de Heilige Geest” (2 maal
hoofdletter) in bijvoorbeeld Luc.1:15,35,41,67. Echt uitsluitsel van wat we bedoelen kan dan
slechts met de Griekse tekst in de hand. Voor het OT zie; Ex.31:3 / Num.27:18 / Richt.14:6 /
15:14 / 1 Sam.19:20 / Micha 3:8. De adem van de Almachtige zegt Job 33:4.

5°) De kracht die mens en dier levend maakt.


Ps.31:6 / Job 14:10 / 34:15 / Marc.15:39. Het is de geest van God en zal tot God
terugkeren. Pred.12:7.

6°) De nieuwe natuur van de gelovige mens.


Rom.1:9 / 1 Cor.2:11 / 1 Sam.10:6 / Eph.3:16 / Ps.51:12. Maar de geest van de zondige
mens moet gereinigd en geheiligd worden 1 Cor.7:34 / 2 Cor.7:1. De gelovige leeft dan
“in de geest” Rom.8:9,10. Daarom heeft hij ook strijd met zijn vlees Gal.5:17 / Rom.8:2.
En zal zijn begeerten niet meer gehoorzamen (Rom.6:12). Door deze wordt het denken
vernieuwd (Rom.12:2). Door de Geest is de gelovige begonnen aan een verjongingskuur
(Eph.4:23). We worden “vernieuwd” naar kennis en begrip Col.3:10. God is “de Vader
der geesten” (Heb.12:9) ook van deze nieuwe schepping. Natuurlijke mensen, t.t.z. wie
niet bekeerd zijn, hebben deze Geest niet (1 Cor.2:14 / Jac.3:15 / Judas 19).
Wij, de gelovigen, dienen God in onze geest volgens Rom.1:9.

7°) Engelen.
Hand.23:9 / Heb.1:7 / Ps.104:4. Verblijven met God in de hemel Opb.5:11 / Heb.12:22.
In het OT vb.1 Kon.22:21. Hebben evenals demonen géén lichaam van vlees en beenderen
(Luc.24:39). God heeft ze bij hun schepping een “geest” gegeven Ps.33:6. Ze hebben
dus “geest” en zijn zelf lichamelijk “geesten” (onzichtbare personen). Ze zijn “dienende
geesten” zegt Heb.1:14 en ze hadden een aandeel in het doorgeven van de wet van Mozes
aan Israël volgens Hand.7:53 / Gal.3:19 / Heb.3:19.

8°) Demonen zijn onreine geesten


(Marc.1:23 / 5:2,8) of boze geesten (Hand.19:16). Deze beide uitdrukkingen vinden we
vooral in de evangelieën. In OT vb. Job 1:6 / 4:15. Enkelen zitten nu al in verzekerde
bewaring tot de dag van het oordeel 2 Pet.2:4 / Jud.6.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 623

9°) Geestesgesteldheid (goed of slecht)


geest van leugen 1 Kon.22:22. geest van zachtmoedigheid 1 Cor.4:21.
geest van bedwelming Jes.19:14. geest der dwaling 1 Joh.4:6.
geest van hoererij Hos.4:12. geest van zoonschap Rom.8:15 en 11:15.
geest van onreinheid Zach.13:2.
Er bestaat dus zoiets als de onheilige geest = geestesuitingen, dit zijn er de belangrijkste van;
“De geest van lafhartigheid” (2 Tim.1:7)
“Een waarzeggende geest” (Hand.16:16)
“De geest van slavernij” (Rom.8:15)
“De geest van de Antichrist” (1 Joh.4:3)
“De geest van de wereld” (1 Cor. 2:12)
“De geest van diepe slaap” (Rom.11:8)
“De geest der dwaling” (1 Joh.4:6)

10°) Geestesvervoeringen.
Een profeet of gelovige die in visionaire toestand komt, daarover zegt de Schrift letterlijk
dat hij “in de geest” is. Zie o.a.; Opb.1:10 / 4:2 / 17:3 voor de apostel Johannes en 1
Cor.14:14 / 2 Cor.12:2 voor Paulus. Maar dat kan men ook al vinden in het OT bij
Zach.12:1. En de profeten voorzeggen daar een uitbarsting van Gods Heilige Geest
wanneer de Messias komt (Jer.31:31-34 / Ezech.36:26-29 / Joël 2:28-34 / Hand.2:16-
21). De verhalen met betrekking tot de geboorte van de Messias maken dit ook duidelijk.
Sinds Ezra en Nehemia was Gods Geest niet meer werkzaam geweest in de profeten. En-
kele apocriefe boeken wijzen hier op (1 Mac.4:46 / 14:41). Vanaf Pinksteren is de Hei-
lige Geest in volle werking, in de gemeente en in elke gelovige afzonderlijk. De Almachti-
ge is soeverein over deze geest. Hij geeft hem en neemt hem geheel of gedeeltelijk terug.
Zie als voorbeeld; Num.11:17,25 / 2 Kon.2:9 / Ezech.2:2 / 3:24.

11°) Als synechdoche (een deel is de voorstelling van het geheel) voor de gehele mens
Luc.1:47 / 1 Joh.4:1-3 (Mijn geest = ik) Ps.77:3,6 / 106:33 / Dan.2:1,3. Zo worden vele
dingen die aan de geest toegeschreven worden ook gezegd van de ziel t.t.z. de mens. Men is
bedroefd van geest of ziel (Jes.54:6 / 1 Sam.1:10). De geest heeft kennis (de ziel heeft
kennis (Ps.77:7 / Ps.139:14). De mens sterft = de geest gaat terug naar God = de ziel
sterft (Ps.31:6 / Gen.35:18).

De lange uitweiding die we maken bij n°3 is te lezen in het licht van de oppervlakkige
opmerkingen van ‘DE WACHTTOREN’ over de Heilige Geest in o.a. ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1,
1995, blz.734-736. Het begrip “pneuma” staat in Romeinen hoofdstuk acht niet minder dan 21
maal. In de New King James Version worden er daar 19 maal een hoofdletter gebruikt. Maar een
vergelijk met andere vertalingen levert een ander resultaat op. Dat zeggen we omdat u niet de
indruk krijgt dat een vertaling zo maar van een leien dakje loopt.

Kort samengevat moeten we daarom dit leren over de Heilige Geest als persoon:
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 624

Zijn
Zijn namen Symbolen Zonde van Kracht in ons leven
eigenschappen
God Eeuwig Duif Godslastering Verwerkt door
Hand.5:3,4 Heb.9:14 Mat.3:15 Mat.12:31 Mat.1:18,20
Heer Almachtig Wind Tegenwerking Gedoopt
2 Cor.3:18 Lucas 1:35 Joh.3:5 Hand.7:51 Mat.3:15
Geest Alomtegenwoordig Vuur Beledigd Geleid door
1 Cor.2:10 Psalm 139:7-10 Hand.2:3 Heb.10:29 Lucas 4:1
Geest van God Wil Kleed Belogen Vervuld met kracht
1 Cor.3:16 1 Cor.12:11 Lucas 24:49 Hand.5:3 Lucas 4:14,18
Geest van Heeft de gelovige Zegel Gegriefd Getuige van
waarheid lief Eph.1:13 / 5:5 Eph.4:30 Christus
Joh.15:26 Rom.15:30 Joh.15:26
Eeuwige Geest Spreekt Adem Uitgedoofd Jezus opgewekt
Heb.9:14 Hand.8:29 / 13:2 Joh.20:22 1 Thes.5:19 door
Rom.8:11

Wat zijn de grootste “gruwels” voor God

1°) Afgoderij (Ezechiël hoofdstukken 8/9/20/22 / Jer.13:27)


2°) Bloed vergieten, liegen, corruptie, tweedracht; in het kort alles wat niet in overeen-
stemming is met de 10 geboden (Ezech.22 / Spr.3:32 / 6:16-19 / 11:20 / 12:22 / 16:5)
3°) Heilige dingen ontwijden (Ezech.22:8 / 44:6-16 / Jer.7:30)
4°) Wie niet luistert naar wet of gebod (Spr.28:9)
5°) De weg van goddelozen volgen en de onrechtvaardige niet veroordelen (Spr.17:15)
6°) Favoritisme, meten met twee maten en twee gewichten, valse gewichten (Spr.20:10 /
11:1)
7°) Zichzelf rechtvaardigen voor de mensen (Luc.16:15)
8°) Een onrechtvaardige koning (Spr.16:12)

APPENDIX 11: EEN LIJST VAN ANTHROPOPATISMEN (ANTHROPOMORFISMEN)

Hieronder een lijst van anthropopathismen (anthropomorfismen), de voorstelling van God als
ware Hij een mens, in de Bijbel. Hieruit blijkt dat God die onzichtbaar is zich laat “zien” als ware Hij
een mens. Kan God de Heilige Geest, zich ook niet openbaren als een onzichtbare “geest”?

Menselijke gevoelens en lichaamsdelen: In het OT In het NT

Mond, spreken = Heb. peh / Gk. stooma, 10 9


Ogen, zien = Heb. ayin / Gk. ophthalmos, 50 5
Oren, horen = Heb. ozen / Gk. ous, 20 4
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 625

Adem, levengeven = Heb. ruach / Gk, pneuma, 77 190


Neus, ruiken = Heb. aph, ruach / Gk. euoodia, 10 1
Stem,spreken = Heb. gol / Gk. phoone, 73 17
Hand = Heb. yad / Gk. cheir, 84 16
Gelaat = Heb. panim / Gk. prosoopon, 26 7
Schouder = Heb. shekem / Gk. oomos, 1 1
Arm = Heb. zeroa / Gk. brachion, 26 3
Vinger = Heb. etsba / Gk. daktulos, 4 1
Voet = Heb. regel / Gk. pous, 10 18
Boesem = Heb. cheq / Gk. kopos, 2 1

BIBLIOGRAFIE
De belangrijkste werken in het Nederlands blijven:
Bavinck J.H., (red), De Heilige Geest, Kok, 1949.
Berkhof H., De leer van de Heilige Geest, Callenbach, 1964.
Heykoop H.L., De Heilige Geest, Windschoten, rond 1950.
Hoenderdaal G.J., Geloven in de heilige Geest, Veenman en Zonen,1968.
Kuyper A., Het Werk van de Heiligen Geest, Kok, 2de druk 1927.
McGrath J. and Truex J., ‘Two Powers’ and early Jewish and Christian Monotheism,
The Journal of Biblical Studies, Jan 2004 , Vol. 4 No. 1, blz.43-71.
Medema H., De Heilige Geest als persoon op aarde, Medema Apeldoorn, 1973.
Murray A., De Geest van Christus, Hoenderloo, rond 1968.
Schaeffer F., Leven door de Geest, Buyten en Schipperheyn, 1973.
Torrey R.A., De Heilige Geest, Elmer Klassen stichting De Stem in de Woestijn, z.j..
Verhees J., God in beweging, Veenman en Zonen 1968. Over de leer van de Geest bij de
kerkvaders, vooral Augustinus.

Andere werken

Bickersteth E., The Holy Spirit, His person and work, Kregel, steeds in herdruk.
Gazelles, Evdokimov, Greiner, Le mystère de l’Esprit Saint, (verzameling) Mame 1968.
Greiner, A., Le Saint Esprit ce méconnu, Edit. Luthériennes, 1965.
Lee F.N., Calvinism on the Holy Spirit. Deze hoogleraar van het Queensland Presbyterian
Theological College, Brisbane in Australia heeft op zijn internetsite enkele buitengewoon
boeiende en verrassende ongewone zaken staan over Calvijn en Luther.
Mc.Conkey, J.H., Le triple secret du Saint Esprit, Le bon Livre (Mission Évangélique Belge),
1962.
Streeter B.H., edit. (verzameling), The Spirit, Macmillan and Co, 1919.
Warfield B.B., The Spirit of God in the Old Testament, hoofdstuk 5 in biblical and Theological
Studies, Presbytarian and Reformed Publishing Company, 1968.

Er zijn door de Griekse Kerkvaders prachtige dingen geschreven over de Heilige Geest, de
belangrijkste staan hieronder vermeld uit de Engelse uitgave, te vinden op Internet.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 626

Basil the Great, ‘The Treatise De Spiritu Sancto’, Nicene and Post-Nicene Fathers, Ed. Philip
Schaff and Henry Wace, Vol.8, Second series, Hendrickson, 1994, blz.1-50.
Gregory Nazianzen, ‘The Third Theological Oration: On the Son’, Nicene and Post-Nicene
Fathers Ed. Philip Schaff and Henry Wace. Vol.7. Second series, Hendrickson, 1994,
blz.301-309.
Gregory Nazianzen, ‘The Fifth Theological Oration: On the Holy Spirit’, Nicene and
Post- Nicene Fathers. Ed. Philip Schaff and Henry Wace, Vol.7, Second series,
Hendrickson, 1994, blz.318-328.
Gregory of Nyssa, ‘Answer to Eunomius’ Second Book’, Nicene and Post-Nicene Fathers,
Ed. Philip Schaff and Henry Wace. Vol.5, Second series, Hendrickson, 1994, blz.250-314.
Gregory of Nyssa, ‘On the Holy Spirit: Against the Followers of Macedonius’, Nicene and
Post-Nicene Fathers, Ed. Philip Schaff and Henry Wace, Vol.5, Second series, Hendrickson,
1994, blz.313-325.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 627

Hoofdstuk 12
Oude dwalingen in een nieuw pak

12.1 IN DE 1ste TOT 3de EEUW

We stellen voor de kerkgeschiedenis met rasse stappen door te lopen om na te gaan wat in
de eerste eeuwen als lering naar voren gebracht is om de persoon van Christus te verklaren. Om
na te gaan in welke verhouding deze staat tot de christologie van Jehovah’s Getuigen.

Laten we eerst even nagaan wat het wil zeggen: Jood zijn en christen worden. Want zo is
het toch in den beginne geschiedt. Maar dat liep niet van een leien dakje. In de Schrift staat volgens
Numeri 23:19: “God is geen man, dat hij liegen zou noch een mensenkind, dat hij berouw zou
hebben.” Vanuit deze tekst redeneerden de rabbijnen heftig op het ontstaan van het Christendom.
Jezus was zeker géén mens waarin God zich had geopenbaard. De Jeruzalemse Talmoed zegt met
het oog op de leer die de Christenen over Jezus hadden: “Als een mens beweert God te zijn dan is
hij een leugenaar!” (Jeroeshalmi, Ta´aniet 2:1). Het theologische vocabulaire van de beweringen
en geloofsbelijdenissen van de christenen en vooral dat Hebreeuwse begrip “Shilush” (=Drie-
eenheid) zijn afgoderij. Waarom de Talmoed opmerkt: “Wie afgoderij aanvaardt ontkent de gehele
Thora” (Sifri over Num.15:22 en Deut.11:28 / Jad, Awodat Kochawiem 2:4). Vanuit het Joodse
standpunt van de synagoge is het Christendom een en al afgoderij. Maar het christendom hoeft
het niet te zijn vanuit het OT omdat er een profeet en Messias is voorspeld en die functies heeft
Jezus van Nazaret waargemaakt.

Wanneer een Jood zich schuldig heeft gemaakt aan afgoderij moet hij daar boete voor
doen. Hij moet met God in het reine komen. De rabbijnen leren dat deze boete het best gehouden
wordt op de Sjabbat (Talmoed, Shabbat 118b / Toer, Orech Chajiem 242). Een Jood die zich inlaat
met het Christendom kan zichzelf natuurlijk wel “Joodse Christen” noemen. Hij is echter volgens
de Joodse gemeenschap van de synagoge niet langer een echte Jood. Hij mag zichzelf daartoe niet
eens meer rekenen volgens de traditie (Pri Megadiem, Eshel Avraham 55:4). Wie het Christendom
aanvaardt heeft hiermee de kern van het Jodendom verworpen (Jad, Jesodeej HaThora 1:6). Zich
bekeren tot een ander geloof is een daad van religieus hoogverraad. Het hoort tot de grootste
zonden die een Jood kan begaan. Samen met moord en incest is het één van drie doodzonden die
men nooit mag overtreden (Talmoed, Sanhedrin 74a). Botweg, dit geldt voor het Jodendom in alle
tijden en op alle plaatsen.

Ondanks al dat negatieve hebben – ere zij God – duizenden Joden zich toen de apostelen
predikten bekeert en duizenden hebben dit gedaan in recentere tijden.

Het verhaal van een tot het christendom bekeerde Jood van de 19de eeuw is in dit opzicht
merkwaardig. Het gaat over Ds. J. Rottenberg. “Maar in zijn liefde voor de Christus meende hij geen
bezwaar te mogen hebben tegen het dogma der kerk over de Triniteit. En in zijn kinderlijk geloof
wilde hij dat dogma ook in het Oude Testament en in de andere joodse godsdienstliteratuur
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 628

terugvinden. (...) Hij was dan, naar zijn eigen zeggen, niet weinig verbaasd van twee “rechtzinnige
predikanten” te horen, dat zij in de Triniteitsleer nooit enige troost voor zichzelf hebben gevonden.
Voor hem was de liefde Gods buiten de Drieëenheid niet te vinden. “Slechts de Drieënige God kan
liefde zijn.” Uit S.P. Tabaksblatt, ‘Verkenning en bezinning’ brochure, Ds. Johannes Rottenberg, Kok
1982, blz.26.

Daarom begrijpen we niet dat theologen van allerlei slag trachten bezwaren in te roepen
om Joden de leer van de Drie-eenheid te verkondigen. Ik geef u een voorbeeld van een
evangelische predikant gevonden op Internet: “Leer van triniteit voor Joden een struikelblok Ds.
Glashouwer tijdens CVI-adventsbijeenkomst: Van een medewerker Geplaatst: 10-12-2001 | 10:04
Laatst gewijzigd: 10-12-2001 | 10:04 PUTTEN – “De christelijke kerk heeft de triniteit vastgelegd op
een hellenistisch-filosofische wijze. Dit blijkt voor de Joden een onoverkoombaar struikelblok te
zijn.” Ds. W. J. J. Glashouwer pleitte zaterdag in Putten “daarom voor een uitleg van de triniteit op
Joodse wijze.”()…. Ds. Glashouwer, internationaal voorzitter van Christenen voor Israël, sprak op de
jaarlijkse CVI-adventsbijeenkomst. “De Joden weten wie God is, maar ze hebben een blinde vlek
voor wie Jezus is. Alleen in een (…) vertrouwensrelatie kan het gesprek tussen Jood en christen over
Jezus gaan. Niet omdat je het zelf aan de orde stelt, maar omdat zij dat doen.” Wat wij
onderstrepen lijkt ons geen Bijbels standpunt.

Maar ook moderne theologen hebben problemen met de Drie-eenheid. Ze redeneren dat
wat de Kerk Israël heeft aangedaan in Auschwitz haar het recht niet meer geeft iets te prediken
aan Joden over een zo aanstootgevend onderwerp. In haar boek ‘Droom mij, God’, Ten Have, 1997,
schrijft Dorothee Sölle en dat is dan een theologe van de moderne richting, op blz.137,138 het
volgende: “De vraag waaraan ik hier speciaal aandacht aan wil schenken is die naar de rol van
Christus, naar de christologie. Kunnen we gezien het christelijke anti-judaïsme vasthouden aan de
traditionele leer dat Christus de enige, niet te evenaren Heer is – en moeten we in theologisch
opzicht geen afstand doen van dogmatische verworvenheden? Is het mogelijk ons te beroepen op
de arme man uit Nazaret, die in en met zijn navolgsters de Christus is, zonder in de val van de valse
absoluutheid, van het nooit twijfelende imperialisme en zijn intolerantie te lopen? Of moeten we
elke aanspraak van het christelijk geloof op betekenis voor het menselijk leven en op waarheid
opgeven omdat het deel had aan Auschwitz? De fundamentele vraag lijkt mij te zijn of wij in staat
zijn uiting te geven aan liefde zonder exclusiviteit, geloof zonder machtsaanspraken en hoop zonder
autoritaire dwang.
Jezus is een zoon van zijn volk. Zijn joodzijn is niet alleen een kwestie van afstamming, maar
houdt ook in dat hij vanzelfsprekend is verankerd in zijn religieuze traditie. Zij vernieuwde de profeet
uit Nazaret, in haar woorden bad hij en nam hij deel aan de intern-joodse discussies van zijn tijd.
Deze traditie is er niet in geïnteresseerd een enkele buitengewone held als cultfiguur te vereren. De
zwakheden van Mozes bijvoorbeeld werden in de joodse traditie nooit ontkend, en de aanduiding
van de mozaïsche religie als “mozaïsch” strookt eerder met het christelijke wanbegrip van het
jodendom dan met wat voor de joden zelf in het middelpunt staat.
Wat is dat? Het is onbetwijfelbaar God die wij ‘boven alles’ moeten liefhebben. In deze zin
is Jezus een jood; hij maakt voor zichzelf geen aanspraak op rituele verering en hij wil ons ook niet
helemaal alleen, geheel solitair, verlossen. ‘Noemt niemand Vader, u bent allen broeders,’ zegt hij
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 629

uit afkeer tegen een dergelijke heldenverering. Hij was er alleen maar in geïnteresseerd om
vriendinnen en vrienden te krijgen en beslist niet om uniek en zonder zusters en broeders te zijn. De
kerkelijke leer zoals zij uiteindelijk werd geformuleerd heeft dat veranderd en heeft op haar wijze
bijgedragen tot het ontstaan van het christelijke anti-judaïsme. Zij heeft, door Jezus tot unieke
verlosser te stileren, het begrip ‘Messias’ zelf veranderd of, nog scherper gezegd, misvormd. Zij
heeft van de belofte van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde in de Messiaanse tijd een toestand
in het hier en nu van de verlosser en de reeds verlosten losgemaakt en zowel de Christus als de
zijnen gebruikt ter stabilisering van keizerlijke macht. De Messias verwerd tot de Christus-koning,
de pantocrator, de theologie van het kruis tot een theologia gloriae die geen enkele ruimte meer
laat voor het verlangen van hen die in Christus verzadigd zijn” (wij onderlijnen in de tekststrepen).
Dit is naar onze overtuiging niet wat het Nieuwe Testament leert over de persoon van Christus.

Maar keren we terug naar de eerste eeuw van onze Christelijke jaarrekening. De eerste
dwaling afwijkende van het Bijbelse Christusbeeld kwam al tijdens het leven van de apostel
Johannes. Het waren de Ebionieten, een Joods-christelijke sekte ontstaan na de verwoesting van
de tempel (70 na Chr.). Hun oorspronkelijke leer was dat Jezus slechts zoon was van Maria en Jozef
(Joh.6:42) hoewel later enkelen begonnen te geloven in een maagdelijke geboorte. Volgens beide
strekkingen was Jezus de beloofde profeet van Deut.18:18,19 en lag het begin van Zijn roeping en
zoonschap bij de doop in de Jordaan. Dit adoptianisme leert ook de WT. Dat Christus in alles gelijk
geworden is aan de mensen behalve zonde is duidelijk. Zie o.a. Phil.2:7 / Heb.4:15 / Mat.4:2 /
Marc.3:5 / 4:38 / 10:21 / Joh.4:7 / 11:33-35 / 19:28. Deze groep in gedachten schrijft Johannes:
“Hieraan onderkent gij de Geest Gods: iedere geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het vlees
gekomen is, is uit God” (1 Joh.4:2). En verder: “Want er zijn vele misleiders uitgegaan in de
wereld, die de komst van Jezus Christus in het vlees niet belijden. Dit is de misleider en de
antichrist” (2 Joh.7). Sommigen verklaren deze teksten ten onrechte als met betrekking tot de
tweede komst. Het is echter de incarnatie die in beide aan bod komt en voorgesteld als een
historisch feit. Daarom zijn de beide Griekse woorden voor “mens” op Hem toepasselijk (“anèr” in
Hand.2:22 / “anthropos” in Joh.8:40). Enkele jaren later werd deze stelling der Ebionieten
omgekeerd. Christus zou niet “mens” maar “geest” zijn. Het is de leer der Docetisten, de Heer zou
slechts een schijnlichaam bezitten. In dit geval is echter ook de dood van Christus een schijn en
teruggebracht tot een waardeloze komedie. Ook 1 Joh.4:2 en 2 Joh.7 is een weerlegging van déze
interpretatie.

Tegen het jaar 150 na C. duikt een nieuwe leer op: het Monarchianisme dat vlug in twee
strekkingen gedeeld wordt. (Monarchia betekent alleenheerschappij.) De eerste leer, het
dynamisch Monarchianisme, erkent alleen de Vader als God, de Zoon en de Geest zijn
teruggebracht tot onpersoonlijke krachten. Tweehonderd jaar later kon Gregorius van Nazianzen
(329-390) nog steeds schrijven dat sommigen de Heilige Geest zagen: “als een energie, anderen
denken dat Hij een schepsel is, nog anderen dat Hij God is, terwijl nog anderen niet weten welke
opinie te adopteren uit ontzag voor de Schriften” (Orat. Theol., V/5).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 630

Dat het hier degelijk om een ketterij gaat leren we o.a. uit de geschriften van Hypolitus die
hen verweet niet in de traditie te zijn van de vaderen die: “Christus verkondigen als God en als
mens” (Zie Eusebius, Hist. Ecl 5/28:3.)

Hieruit ontstaat het modalistische Monarchianisme waarin Vader/Zoon/Geest slechts drie


namen zijn voor één en dezelfde persoon. De Kerkvaders hadden voor dezen de scheldnaam
Patripassianen, omdat de Vader (Pater) zou geleden hebben en gestorven zijn voor de mensen.
Het beste bewijs dat het Monarchianisme – of de Oneness-leer van enkele moderne
Pinkstergroepen – verkeerd is ligt hierin dat Christus zegt door de Vader gezonden te zijn
(Joh.5:36,37 / 6:29,38), toegeeft dat de Vader groter is dan de Zoon (Joh.14:28) en doet wat Zijn
Vader hem opdraagt te doen (Joh.14: 31). Het is vanuit de inleidingen van de brieven uit het NT
verder duidelijk dat de Vader en de Zoon beiden een “zelfstandigheid” zijn (we gebruiken het bij
gebrek aan een beter woord). De “genade” die de schrijver overbrengt aan de lezer komt van hen
beiden. Zodat we van daaruit de leer moeten verwerpen van dezen waar de “Oneness” = eenheid
van één God geleerd wordt. Zie naar; Rom.1:7 / 1 Cor.1:3 / 2 Cor.1:2 / Gal.1:3 / Eph.1:12 / Phil.1:2
/ 2 Thes.1:2 / Philemon 3 (zie ook ter ondersteuning nog Eph.6:23) / 1 Thes.1:1 / 2 Thes.1:1 / 1
Tim.1:1,2 / 2 Tim.1:2 / Tit.1:4 / Jac. 1:1 / 2 Pet.1:2 / 2 Joh.3.

Hoe aantrekkelijk het Monarchianisme op het eerste zicht lijkt, het kan dus de toets van de
Schrift niet doorstaan. Want de relatie van Vader/Zoon/Geest zijn er weergegeven als een activiteit
tussen drie personen en niet als drie eigenschappen van dezelfde God. De Zoon doet de dingen die
de Vader behagen (Joh.8:29) en de Geest zal getuigen van de Zoon (Joh.15:26). Een extreme kritiek
op deze leer ontaarde in een vorm van Tritheïsme (driegodenleer). Zie daarover de leer van
Denysius van Alexandrië. De eerste die deze stelling ooit zou geleerd hebben is volgens de
Kerkvader Irenaeus (Adv.Haeres 23) niemand minder dan Simon de Magiër uit Handelingen
hoofdstuk acht.

Tussen al die sektarische groepen groeide en bloeide er nog een andere: de gnostici. Eén
deskundige op dat gebied zegt: “Het gnostische trauma van de eerste nachristelijke eeuwen gaat
dieper dan dat van de vervolgingen. Je zou kunnen zeggen dat de Gnostiek de Kerk volgde als een
schaduw; de Kerk heeft haar nooit overwonnen gezien haar invloed te diep was” Kurt Rudolph,
‘The nature and History of Gnosticism’, Harper and Row, 1987, blz.368.

Wat leren de vroege Kerkvaders!

Wat leert Ignatius [? - † ca.110]

Ignatius was bisschop van Antiochië en stierf rond het jaar 109 na Chr. De WT was vergeten
hem te noemen in de brochure ‘Moet u…’ In deel 2 van hun anti-Drie-eenheid reeks, ‘Hebben de
Apostolische Vaders de Drieëenheidsleer onderwezen?’, in ‘DE WACHTTOREN’ van 1 februari 1992
geeft de WT het volgende te kennen over Ignatius: “Ignatius toont aan dat de Zoon als persoon
niet eeuwig was maar geschapen werd, want hij laat de Zoon zeggen: “De Heer [de Almachtige
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 631

God] heeft Mij, het begin van Zijn wegen, geschapen.”12 Insgelijks zei Ignatius: “Er is één God van
het universum, de Vader van Christus, ‘uit wie alle dingen zijn’; en één Heer Jezus Christus, onze
Heer, ‘door wie alle dingen zijn’.”13 Ook schrijft hij: “De Heilige Geest spreekt geen dingen uit
Zichzelf, maar die van Christus, (...) net als de Heer ook aan ons de dingen heeft bekendgemaakt
die Hij van de Vader heeft ontvangen. Want, zegt Hij [de Zoon]: ‘het woord dat gij hoort is niet
van Mij, maar van de Vader, die Mij heeft gezonden’.”14 “Er is één God, die zich geopenbaard
heeft door Jezus Christus, zijn Zoon, die zijn Woord is dat uit de stilte te voorschijn kwam en in
elk opzicht welgevallig was aan hem [God] die Hem zond. (...) Jezus Christus was onderworpen
aan de Vader.”15
En de verwijzing naar de voetnoten is als volgt:
“12. The Ante-Nicene Fathers, Deel I, blz. 108.
13. Ibid., blz. 116.
14. Ibid., blz. 53.
15. The Apostolic Fathers, Deel 4, door Robert M. Grant, 1966, blz.63.”

Maar volgens de bestaande teksten van Ignatius leert hij de zaken toch anders. Hij had, als
leerling van de apostel Johannes, een sterk uitgesproken visie over de godheid van Jezus.
“Ik loof Jezus Christus, de God die zoveel wijsheid over u heeft uitgestort” (‘Brief aan de
Smyrnaneers’ 1). Dit is de lezing van de vertaling in de ‘Ante Nicene Fathers’ serie van de
Kerkvaders. Maar A. F. J. Klijn geeft het als volgt: “Ik loof Jezus Christus, die u zoveel wijsheid
schonk.” Er zijn dus blijkbaar varianten in de manuscripten.
“Er is één arts, vleselijk en geestelijk, geboren en ongeboren, God in het vlees gekomen, in de dood
waarachtig levend, zowel van Maria als van God afkomstig, (…), Jezus Christus onze Heer” (‘Brief
aan de Ephesiërs’, 7, vertaling A. F. J. Klijn, wij onderlijnen in de tekststrepen).
“Ignatius (…) de gemeente die geliefd is en verlicht door de wil die alles heeft gewild wat is, in
overeenstemming met het geloof en de liefde van Jezus Christus, onze God” (‘Brief aan de
Romeinen’, 1, vertaling A. F. J. Klijn, wij onderlijnen in de tekststrepen).

We geven u hieronder enkele onvertaalde uittreksels van de Kerkvader Ignatius in de


Engelse vertaling van Kirsopp Lake (Kirsopp Lake, trans., The Apostolic Fathers, Loeb Classical
Library, Harvard University Press, reprint 1965).
Ignatius to the Ephesians i, greeting – “Jesus Christ our God”
Ignatius to the Ephesians i.1 – “ (…) by the blood of God”
Ignatius to the Ephesians vii.2 – “ (…) who is God in man...”
Ignatius to the Ephesians xvii.2 – “ (…) received knowledge of God, that is, Jesus Christ”
Ignatius to the Ephesians xviii.2 – “For our God, Jesus the Christ, (…)”
Ignatius to the Ephesians xix.3 – “ (…) for God was manifest as man”
Ignatius to the Magnesians xi.1 – “ (…) Christ, who was from eternity with the Father (…)”
Ignatius to the Magnesians xiii.2 – “Jesus Christ was subject to the Father.”
Ignatius to the Trallians vii.1 – “ (…) from God, from Jesus Christ...”
Ignatius to the Romans, greeting – “Jesus Christ, our God”
Ignatius to the Romans iii.3 – “ (…) Our God, Jesus Christ”
Ignatius to the Romans vi.3 – “ (…) suffer me to follow the example of the Passion of my God”
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 632

Ignatius to the Smyrneans i.i – “Jesus Christ, the God”


Ignatius to Polycarp viii.3 – “ (…) our God, Jesus Christ.”

Slotopmerking: Jehovah’s Getuigen zijn zondermeer niet oprecht in verband met wat Ignatius in
werkelijkheid leerde. We geven nog eens de ‘Brief aan de Ephesiërs’, 7, (vertaling A. F. J. Klijn, wij
onderlijnen in de tekststrepen): “Er is één arts, vleselijk en geestelijk, geboren en ONGEBOREN,
God in het vlees gekomen, in de dood waarachtig levend, zowel van Maria als van God afkomstig,
(…), Jezus Christus onze Heer.” Hallo, mensen van de WT; Hij is als God een ONGEBOREN wezen,
in het Grieks “agennetos.” Een duiddelijker wood was er niet. Hij was iemand die leefde rond het
jaar 100 na Chr., méér dan tweehonderd jaar vóór Nicea. Daarom nog een: Hij is als God een
ONGEBOREN wezen. En we wijzen ook nog op iemand van diezelfde periode namelijk, Clemens
van Rome, bisschop van Rome tot aan zijn dood in 101 na Chr. Hij zegt in zijn eerste brief: “Want
zowaar God leeft en de Heer Jezus Christus leeft en de Heilige Geest (…) hij wordt geplaatst en
gerekend onder het getal van hen die door Jezus Christus gered worden” (vertaling A. F. J. Klijn).
Dus een verwijzing naar de drie-eenheid, vóórdat de naam ervoor gebruikt werd.

Wat leert Justinus [100 - 165]

In ‘Moet U…’ (blz.7) zeggen mensen van de WT dat volgens Justinus (stierf 165 na Christus),
Christus is: “een geschapen engel ‘die verschilt van de God die alle dingen gemaakt heeft’.” Dat
zegt deze schrijver hoegenaamd niet. Hij leert echter het volgende:
“voortgebracht vóór alle schepping” (‘Dialoog’, 129).
“eerstgeboren van God” (‘1e Apologie’, 46) .
“eerst voortgebrachte uit God” (‘1e Apologie’, 58).
In het ganse debat met de Jood Trypho, wordt “scheppen” met betrekking tot Jezus éénmaal
gebruikt maar het zijn dan de woorden van de Jood Trypho die de godheid van Jezus niet aanneemt
(‘Dialoog’, 64).

Men moet volgens Justinus het “voortbrengen” van Jezus verstaan als het licht dat ons bereikt
van de zon (‘Dialoog’, 128). Dat licht heeft dezelfde eigenschappen als de zon. Wanneer de zon
licht “voortbrengt” dan wordt die zon niet aangetast in haar zon-zijn. Zo ook wanneer God de Zoon
“voortbrengt”. Of anders nog, hij die een “Woord” spreekt is niet zonder “Woord” nadien.
Wanneer Justinus dan eens de formule gebruikt “tweede God” dan is het een terminologie om aan
Trypho, die Jood is, uit te leggen dat de Logos evenals de God van het Oude Testament ook God is.
Zie ‘Dialoog met Trypho’ 8,56,58,60,128, waarin Justinus aanwijst dat in het Oude Testament
teksten te vinden zijn waar er over twee goden gesproken wordt.

Voor Justinus is Jezus van dezelfde “aard” als de Vader.


Hij leert dus dat de Logos géén geschapen engel is maar:
“Het Woord van God is zelf God” (‘1e Apologie’, 63).
“Christus wordt zowel God als Heer der Heirscharen genoemd” (‘Dialoog’, 36).
“ En bovendien, in de diapsalm van de vierenzestigste Psalm, staat met betrekking tot Christus:
‘God ging omhoog met een roep, de Heer met het geluid van een bazuin” (‘Dialoog’, 37).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 633

“Hij (Christus) (…) verdiend het aanbeden te worden als God en als Christus” (‘Dialoog’, 63)
Heb.1:8 wordt op Christus toegepast (‘Dialoog’, 56).
“sommige schrifturen (uit het OT) bewijzen dat Christus zou lijden en aanbeden worden en God
genoemd (…)” (‘Dialoog’, 68).
“Ik heb dan in zijn volheid bewezen dat Christus God is” (‘Dialoog’, 124).
“Zowel Hem, als de Zoon (…) en de profetische Geest, aanbidden we en eren we” (‘1ste Apologie’,
6).
De enige onduidelijkheid bij Justinus is deze: je krijgt bij hem wel eens de indruk dat er een
“tijd” was dat de Logos er niet was. Het gaat wellicht om een voor ons moderne mensen niet al te
begrijpelijke terminologie. Gezien hij nooit twijfelt aan de godheid van de Logos kan zijn opmerking
geen probleem zijn om hem als een goede trinitarische Kerkvader te beschouwen. In zijn dialoog
met de Jood Trypho geeft Justinus duidelijke beschrijvingen van de godheid van Christus - zowel in
het OT als het NT - in een absolute betekenis. Zie ‘Trypho’ par.55,56,59,61-64,66,74-78.
Slotopmerking: Jehovah’s Getuigen liegen over wat Justinus werkelijk leert. Deze Kerkvader zegt
NIET dat Christus een geschapen engel is maar de Schepper van alle engelen. Merkt u dat verschil.
Wanneer we hem “engel” noemen dan is het zoals uit de term “Engel des HEREN” want die term
beschrijft de Christus vóórdat hij mens is geworden. Een formule die Gods handelen met Israël
beschrijft. Justinus geeft Hem de titel van: “vleesgeworden God” in zijn ‘Andere Fragmenten, 10’.
Wanneer hij het verhaal van de strijd van Jacob beschrijft met de Engel des HEREN zegt hij in dat
verband dat deze is: “engel en God en Heer” (Dialoog met Trypho, 58).
Neen, de Wachttoren is niet oprecht!
Een tijdgenoot van Justinus, Diognetus schreef niet zoveel (óf, er is weinig van hem overgebleven)
maar zei in een ‘Brief aan Mathetes’ par.7 dat Christus gezonden is als: “Koning, God, mens en
redder.” En Mathetes zelf schreef aan ‘Diognetus’ dat het Woord er was; “van het begin” en dat
Hij die van de eeuwigheid was nu “de Zoon” genoemd wordt.

Wat leert Ireneus [ca.130 - 202]

In ‘Moet U…’, blz.7 staat dat deze Kerkvader leert dat Jezus ondergeschikt is aan God. Hij
zou geleerd hebben: “dat Jezus niet gelijk is aan de ‘Ene ware en enige God’.”
Dit is opnieuw een onderdeel van de waarheid. Ireneus citeert Joh.1:1 en zegt: “dat wat uit God
gekomen is, is God” (‘Tegen de Ketterijen’, I, hoofdstuk 8, par.5.)
“Christus Jezus is onze Heer, en God, en Redder en Koning” (‘Tegen de Ketterijen’, I, hoofdstuk 10,
par.1).
“De Zoon, eeuwig medebestaande met de Vader, van ouds, ja van het begin (…)” (‘Tegen de
Ketterijen’, II, hoofdstuk 30, par.9.).
“God dan is mens geworden (…)” (‘Tegen de Ketterijen’, III, hoofdstuk 21, par.1.).
“Daarom is Christus zelf, samen met de Vader, de God van de levenden die tot Mozes sprak (…)”
(‘Tegen de Ketterijen’, IV, hoofdstuk 5, par.2.).
“Om deze reden spraken ze met Christus wanneer Hij tegenwoordig was (op aarde) en ze noemden
Hem God” (‘Tegen de Ketterijen’, IV, hoofdstuk 6, par.6.)
Enz. ...
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 634

Ireneus zegt sprekende over de Vader het volgende: “Hij de Schepper, Hij is Heer over alles, en er
is niemand buiten Hem, of over Hem, Hij heeft ook geen moeder zoals men Hem valselijk toeschrijft
en evenmin is er een tweede God zoals Marcion het bedacht.” (‘Contra de Ketterijen’, Boek II,
hoofdstuk 30, par.9). Dat is duidelijke taal, er is niemand bij de Vader die ook nog God of een
“tweede God” genoemd kan worden.
Slotopmerking: Jehovah’s Getuigen liegen over wat Ireneus in werkelijkheid zegt.

Wat leert Clemens van Alexandrië [ca.150 -215]

Volgens ‘Moet u …’ (blz.7) heeft deze Kerkvader, die stierf in 215 na Chr., van Jezus gezegd
dat Hij: “direct onder de enige almachtige Vader komt” maar niet aan hem gelijk is.
Clemens zegt dat, maar u moet dat lezen in zijn verband; gedurende de menswording is de Zoon
ondergeschikt aan de Vader, dat zeggen alle goede leerlingen die de Drie-eenheid aannemen.
Maar Clemens zegt méér dan dat.
“Het Goddelijke Woord, Hij die werkelijk een manifestatie is van de Godheid” (‘Exhortatio’, 10)
“Het Woord zelf (…) de Zoon van God die in wezen dezelfde substantie heeft met de Vader, is eeuwig
en ongeschapen” (‘Fragmenten’, deel 1, par.3).
“Nu, gij mijn kinderen, onze Onderwijzer is als Zijn Vader, God, Hij is Zijn Zoon (…) God in de vorm
van een man” (‘Onderwijzingen’, boek I, hoofdstuk 2).
“Zijn Zoon Jezus, het Woord van God is onze Onderwijzer (…) Hij is God en Schepper”
(‘Onderwijzingen’, boek I, hoofdstuk 11).
Hij gebruikt de uitdrukking: “Heilige Drie-eenheid” in zijn ‘Stromata’, V, 14.

G. Stafford gaat Clemens van Alexandrië gebruiken in een andere zin door te zeggen dat
toen “protoktistos” werd gebruikt door enkele Kerkvaders, het feitelijk gebruikt is met betrekking
tot Christus: “met weinig tot geen aanwijsbaar verschil in betekenis met “eerstgeborene”“
(Jehovah’s Witnesses Defended, tweede uitgave, blz.213,214). Men geeft als bewijs wat Clemens
van Alexandrië schreef. Deze Kerkvader leefde van 153-217 (?) na Chr. en was één van de eersten
die de term “eerst-geschapene” (protoktistos) met betrekking tot Jezus gebruikte. John Patrick zegt
in zijn boek ‘Clement of Alexandria’: “Clemens identificeert het Woord herhaaldelijk als de Wijsheid
van God, en toch verwijst hij naar Wijsheid als de eerst-geschapene door God; terwijl hij in andere
passages de titel “Eerst-geschapene,” en in een ander “Eniggeboren” aan het Woord geeft. Maar
dit lijkt meer een taalkundige dan een leerstellige zaak te zijn. Later is er een duidelijk onderscheid
geschapen tussen “eerst-geschapene” en “eerst-geborene” of “enig-geboren” (Edinburgh: William
Blackwood and Sons, 1914, blz.103,104). Gezien onze opmerkingen hierboven klopt dat natuurlijk
niet. Clemens van Alexandrië is een kind van zijn tijd en wil aan de hand van termen die de Grieken
begrijpen uitleggen wat de relatie is tussen schepper/schepsel en de Vader/ de Zoon. Deze term
had hij nodig om aan de heidenen uit zijn dagen uit te leggen wat de verhouding was van de Vader
en de Zoon.
Slotopmerking: Jehovah’s Getuigen leren niet alles over wat Clemens in werkelijkheid zegt.

Wat leert Tertullianus [160-230]


Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 635

In ‘Moet u …’ blz.7 is deze Kerkvader die stierf rond 230 na Chr. géén trinitariër. Hij zou
namelijk leren, er is: “een tijd geweest dat de Zoon niet bestond.” En het klopt, dat heeft hij
gezegd. Maar wat wil het zeggen! We moeten ons daarover bevragen. Want andere teksten van
hem zeggen duidelijk niets tegen de leer van de Drie-eenheid, integendeel.
“Gans de Schrift geeft een duidelijk bewijs van de Drie-eenheid (…)” (‘Contra Praxeas’, 11).
“God sprak in het meervoud, laat ons de mens maken in ons beeld (…) Hij was tezelfdertijd Vader,
Zoon en Heilige Geest” (‘Contra Praxeas’, 12).
“Dat er dan twee Goden zijn en twee Heren, is iets dat uit onze mond niet komt: maar het is niet
onwaar te zeggen de Vader is God, en de Zoon is God en de Heilige Geest is God en zij zijn elk God”
(‘Contra Praxeas’, 13).
“Er is nooit een engel nedergedaald met het doel gekruisigd te worden, de dood te smaken en op
te staan uit de dood” (‘Over het vlees van Christus’, 6).
Bisschop Kaye schrijft in zijn inleiding op het werk van Tertullianus (‘Ante Nicene Fathers’,
deel 3, p.1181) dat deze Kerkvader dacht dat: “de Rede en de Geest van God als substantie van het
Woord en Zoon, zijn evengelijk eeuwig met God.” En op p.1182: “Hij (Tertullianus) geloofde in
werkelijkheid dat de echte hypostase die het Woord en de Zoon van God genoemd wordt, eeuwig
is.”
Slotopmerking: Jehovah’s Getuigen liegen over wat Tertullianus werkelijk zegt.

Wat leert Hippolytus [ca.170 -235]

Van Hippolytus die stierf rond 235 na Chr. zegt men in ‘Moet u …’ (blz.7) dat deze Kerkvader
over Christus zou spreken als over een “geschapen voormenselijke” iemand.
Je kunt dat slechts zeggen over de mensgeworden Christus. Over zijn vóórbestaan zegt Hippolytus
echter ook nog dit:
“Hij (God), alléén bestaande had een bestaan in pluraliteit” (‘Tegen Noëtus’, deel 10)
“Laat ons dan dít geloven waarde broeders, volgens de overlevering der apostelen, dat God het
Woord uit de hemel nederdaalde (…) Hij dan die in de wereld werd voortgebracht, was
geopenbaard als God in een lichaam, voortkomend als een volmaakt mens” (‘Tegen Noëtus’, deel
17)
“Want Christus is de God die boven allen staat” (‘Verwerping van alle Ketterijen’, X, par.30)

Hippolytus zei over de menswording (niet vertaald):


“For as the only begotten Word of God, being God of God, emptied Himself, according to the Scrip-
tures, humbling Himself of His own will to that which He was not before, and took unto Himself this
vile flesh, and appeared in the “form of a servant,” and “became obedient to God the Father, even
unto death,” so hereafter He is said to be “highly exalted;” and as if well-nigh. He had it not by
reason of His humanity, and as if it were in the way of grace, He “receives the name which is above
every name,” according to the word of the blessed Paul. But the matter, in truth, was not a “giving,”
as for the first time, of what He had not by nature; far otherwise. But rather we must understand a
return and restoration to that which existed in Him at the beginning, essentially and inseparably.
And it is for this reason that, when He had assumed, by divine arrangement, the lowly estate of
humanity, He said, “Father, glorify me with the glory which I had,” etc. For He who was co-existent
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 636

with His Father before all time, and before the foundation of the world, always had the glory proper
to Godhead.” (Hippolytus, [Part I.-Exegetical], Fragments from Commentaries on Various Books of
Scripture, in ANF, vol. 5).

Slotopmerking: De WT liegt over wat Hippolytus in werkelijkheid leert.

Wat leert Origenes [185-254]

De verwijzingen die de WT doet in de brochure ‘Moet u…’ over deze auteur zijn min of meer
correct. Dat: “de Vader en de Zoon twee substanties zijn.” Wie zijn biografie zal nagaan merkt dat
deze Kerkvader toch een buitenbeentje is. Maar hij is volgens bijvoorbeeld E. Fortman (zie
bibliografie) een gelovige in de Drie-eenheid.
En daarom volgende citaten:
“Wij aanbidden één God, de Vader en de Zoon” (‘Contra Celsus’, Boek VIII, sectie 12)..
“Hoewel Hij God was, nam Hij vlees aan, en mens geworden blijft Hij wat Hij was, God” (‘De
Principis, Inleiding 3,4).
“We houden niet vast aan wat de ketters geloven, dat de Zoon is voortgebracht uit niet-bestaande
materies, dat wil zeggen iets buiten Hem (God) zodat er een tijd was dat Hij (de Zoon) niet zou
bestaan hebben” (‘De Principis’, V, sectie 28).
“Want deze begrippen “wanneer” en “nooit” zijn termen met een tijdelijke betekenis, terwijl wat er
van de Vader, Zoon en Heilige Geest gezegd wordt, begrepen moet worden als het overschrijden
van alle tijdsbegrippen, begrippen over eeuwen en alle eeuwigheidbegrippen. Het is immers slechts
de Drie-eenheid die in alle betekenissen van het woord de begrippen van “tijdelijkheid” en zelfs
“eeuwigheid” verre te boven gaat. Want inderdaad, alle andere dingen met uitzondering van de
Drie-eenheid moeten gerekend worden bij de “tijden” of de “eeuwen” (De Principis 4.4.1).
Slotopmerking: De WT leert haar volgelingen niet het ganse verhaal van Origenes. En Novatianus
een tijdgenoot van Origenes bewijst in zijn boek over de Drie-eenheid genoeg over het onderwerp.
Origenes leefde van 184 tot 254 na Chr.

Een opmerking

Er zijn onder de uitspraken van de Kerkvaders soms eens geheimzinnige dingen en op het
eerste zicht onbijbelse verklaringen. We geven er twee als voorbeeld. Clemens Alexandrinus
spreekt in zijn Stromata V, xiv en VI, vii over Christus als “geschapen vóór alle dingen” en gebruikt
daar het Griekse “protoktistes” dat in de Schrift NOOIT is terug te vinden. En vervolgens gebruikt
Tatianus (Orat. V) de uitdrukking “eerstgeboren werk van God”, het Griekse “ergon prototokon.”
Ook dit is géén Bijbelse uitdrukking. Maar deze schrijvers die in andere opzichten zéér trinitarisch
klinken, kunnen zich dus niet zondermeer uitgesproken hebben voor een Logos die geschapen is
en die in tijd gerekend er ééns niet was. Bekijken we de beide teksten nader dan zien we dat ze
begrepen moeten worden vanuit Col.1:16, waar staat dat “IN HEM” (Christus) werd geschapen.
Dit zou kunnen betekenen dat “IN HEM” (door de godheid), alle planning van de schepping der
dingen, werden overgedragen en ten uitvoer gebracht. We weten namelijk uit het OT dat God
ALLEEN de hemelen uitstrekte (Job 9:7,8 / Jes.44:24). Er was niemand anders bij betrokken en er
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 637

was dus vooraf géén Middelaar geschapen tussen Schepper en schepsel. Het is duidelijk dat vanuit
de geschreven Torah niemand betrokken is bij de schepping dan God → Jes.43:6,7 / 43:20,21. Hij
is de bron van de schepping, Hij schiep tot Zijn glorie en deed het ALLEEN. Maar in het NT is dat
Grieks begrip “dia” = “door” in het Nederlands ook van de Zoon gezegd. Vergelijk dan Rom.11:36
met Heb.2:10 en Col.1:16,17. En 1 Cor.8:6 verwijst ook naar dit “door.” Zodat we moeten leren dat
de schepping er is “dia” = “door” de Vader en de Zoon. Andere teksten spreken dan ook nog van
de Heilige Geest maar zijn hier niet aan de orde.

Gregorius Thaumaturgos een leerling van Origenes schreef rond 265 na Chr. onder andere
dit in zijn ‘Ekthesis tes pisteos’: “Er is dus niets geschapen en niets ondergeschikt aan een ander in
de Drie-eenheid; noch is er iets aan toegevoegd dat niet vroeger bestond en er later aan toegevoegd
is, en daarom is de Vader nooit zonder de Zoon geweest, noch de Zoon zonder de Geest, en deze
zelfde Drie-eenheid is onveranderlijk en niet te wijzigen in eeuwigheid” (P.G., X, 986 oude
nummering).

12.2 ARIANISME

Een latere uitloper van het Monarchianisme is het Arianisme vanaf het begin der 4de eeuw.
Ook hier is de Vader de alleenheerser, Christus de eerste schepping van de Vader en de Geest het
eerste schepsel van de Zoon. In praktijk was het een tweegodendom daar ook de Zoon goddelijke
aanbidding toekwam. Deze leer was op dat moment de meest subtiele perversie van het
Christusbeeld. De gelijkenis ervan met de leer der Jehovah’s Getuigen is zeer frappant. Arius had
niet gerekend met op de eerste plaats Alexander, de bisschop van Alexandrië, en als tweede diens
diaken Athanasius een jonge man met grote redenaarstalenten en schriftkennis. In 321 na Chr.
werd in Alexandrië een plaatselijke synode bijeengeroepen om de leer van Arius te onderzoeken.
Deze werd veroordeeld voor ketterij en uit zijn ambt gezet. Arius had echter door zijn ascetisch
aangelegde aard greep gekregen over enkele vooraanstaande mannen waaronder Eusebius die
later een kerkgeschiedenis schreef. De strijd was door het synodebesluit niet opgelost. De ruzie
bleef aanhouden zodanig dat keizer Constantijn tussenbeide kwam. Deze riep een algemene
synoderaad bijeen te Nicea voor het jaar 325 na Chr., gehouden tussen 19 juni en 25 augustus, die
later als het 1e Concilie naam kreeg. Het grote geschil was gelegen rond het woord “homo-ousios”
(gelijk van wezen) of “homoi-ousios” (in overeenstemming met het wezen). Volgens de Arianen
was Christus slechts in bepaalde opzichten in overeenstemming met het wezen (natuur) met de
Vader. Dezen die Christus gelijkstelden met het wezen (natuur) van de Vader in alle opzichten
(homo-ousios) hadden als voornaamste woordvoerder de voornoemde Athanasius. In het
synodebesluit werd dan ook de laatste term ingevoerd, beide tot ongenoegen van Arius en
Athanasius. Arius weigerde de ondertekening van het besluit omdat het strijdig was met zijn idee
over Christus. Athanasius was niet tevreden omdat deze naar zijn mening niet duidelijk genoeg
was. De term “homo-ousios” was tijdens de synoden van Antiochië in de jaren 264-268 na Chr.
namelijk veroordeeld als ketterij omdat Paulus van Samosata er de gedachte aan verbond van een
onpersoonlijke gelijkheid. Athanasius zelf sprak daarom liever over; “de ongeschapene” wanneer
het ging over het vóórmenselijke van de Christus.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 638

Christus is niet alleen gelijk aan God maar tevens gelijk (wezensgelijk = homo-ousia) aan de
mensen volgens de uitdrukking “en homoiomati anthropon” in Phil.2:8. Een ander sleutelwoord
in de belijdenis van Nicea was “hypostasis.” Gebruikt in o.a. Heb.1:3 / 3:14 / 11:1 / 2 Cor.9:4 /
11:17. In de LXX zie: Lev.13:28 / Wijsheid 7:26 / 2 Macc.4:10.

In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 mei 1976, blz.287 lezen we dat de term “homo-ousios” niet in
de Schrift staat en louter gefilosofeer is. Mogen we er echter op wijzen dat een woord, ook al staat
het niet in de Schrift, wel een gedachte kan omschrijven die Bijbels is. Ook de term “theocratie”
staat niet in de Schrift maar toch gebruikt de WT de term, te pas en te onpas. Het is ook geen
gedachte die overgenomen is van Plato zoals ze beweren (‘Ontwaakt!’ van 22 dec.1976, blz.25).
Men mag niet vergeten dat Paulus zegt in zijn prediking Jood te zijn voor de Jood en Griek voor de
Griek. M.a.w. men moet zich in woordgebruik aanpassen aan zijn toehoorders. Hoeveel Griekse en
Latijnse woorden gebruiken we niet in onze alledaagse taal zonder ook maar volgeling van Plato te
zijn. (Zie bijvoorbeeld: A. Sizoo, ‘Ook U spreekt Grieks en Latijn’, Kok, 1961.)

Het belang van Nicea in de universele Kerk is deze die beschreven is in ‘Het ene geloof’ –
een boek over de geloofsbelijdenis van Nicea – uitgeverij De Horstink, Zoetermeer, 1995. Op blz.13
lezen we: “De belijdenis van Nicea werd vastgesteld tijdens een concilie en is door haar
wijdverspreide aanvaarding geworden tot het oecumenische symbool van de geloofseenheid van
de kerk. Al in 1927 heeft de commissie Geloof en Kerkorde in Lausanne deze functie van de belijdenis
van Nicea als oecumenisch symbool erkend. Terwijl de zogenoemde apostolische belijdenis (…), die
uit Rome afkomstig is, alleen in het christelijke Westen wordt aanvaard en gebruikt, verbindt de
belijdenis van Nicea alle delen van de christelijke kerk, zowel in het Oosten als het Westen.” Een
minpunt in dat alles is de rol van Keizer Constantijn; die in 325 nog catechisant was, bijna géén
Grieks kende, weinig inzicht had in de theologie en zich opwierp als Pontifex op deze synode omdat
hij rust wou in de maar aanhoudende ruzie onder zijn onderdanen. Maar, dat hij deelnam aan de
debatten toont toch dat hij ook bezorgd was met wat er op theologisch gebied omging in zijn rijk.
En wellicht bezorgd voor een burgeroorlog want het waren woelige tijden en verhitte debatten.

Even voor de duidelijkheid: een standaardwerk over de periode van Constantijn geeft een
ander beeld van de keizer: hij was geen trinitarier en geen echte promotor van de drie-eenheid.
Twee citaten voor elke opmerking.

“Wellicht met dit in het achterhoofd, beraamde hij (Constantijn) een route naar de
Perzische grens vol met niet-essentiële stops, waaronder een overstap naar het Heilig Land,
waar hij hoopte gedoopt te worden in de Jordaan. In plaats daarvan, slechts 80 kilometer
ver in zijn reis werd de keizer dodelijk ziek in Nicomedia, WAAR HIJ DE DOOP ONTVANGEN
HEEFT UIT DE HANDEN VAN DE ARIAANSE BISSCHOP EUSEBIUS. Hij stierf kort daarna in een
villa van de voorstad met de naam Achyron, op 22 mei 337.” - THE AGE OF CONSTANTINE,
Noel Lenski, Cambridge Collections Online © Cambridge University Press, 2007, blz.81,82

“Meer dan dat, uit de brief blijkt dat ten minste EEN TIENTAL JAREN NA ZIJN PERSOONLIJKE
BETROKKENHEID bij het christendom, Constantijn dit nog steeds voorstelde als een geloof,
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 639

dat “een verenigd oordeel in verwijzing naar God” zou kunnen produceren ZONDER TE
STRUIKELEN OVER ZULKE TRIVIALE ZAKEN ALS DE AARD VAN CHRISTUS EN DE DRIE-
EENHEID. Zijn eigen prioriteiten zijn duidelijk afgebakend: IN HET OPENBAAR, ALLES WAT
NODIG ZOU ZIJN, WAS HET GELOOF IN EEN MONOTHEÏSTISCHE GODDELIJKE
VOORZIENIGHEID die de gids is van menselijke aangelegenheden; alle nader te bepalen
voorschriften, voorwaarden of definities ZIJN PRIVE-ZAKEN DIE NIET IN DE PUBLIEKE SFEER
MOGEN WORDEN GEBRACHT. Samen met een erkenning van de nauwe persoonlijke banden
tussen de Goddelijke Voorzienigheid en de keizer, en van de goddelijke steun aan de keizer
en zijn dynastie, was dit geloof zowel noodzakelijk als voldoende is om het welzijn van het
rijk te verzekeren.” Idem blz.124,125

Een kerkhistoricus wijst erop dat het Arianisme uiteindelijk van Jezus een half-god gemaakt
heeft. González Justo zegt het volgende en geeft het aan als de belangrijkste reden van het falen
van het Arianisme: “Je kan in de innerlijke structuur van het Arianisme één van de oorzaken vinden
van zijn falen. Het Arianisme zou als volgt geïnterpreteerd kunnen worden, het is een poging om in
het christendom wezens te introduceren die alhoewel geen God zijn in absolute zin, god zijn in een
relatieve betekenis. Het algemeen christelijk geweten reageerde zeer sterk tegen dit beperkt
verstaan van de godheid van de Redder, telkenmale de Arianen het voorstelden in zijn extreme
vorm (…) BOVENDIEN was de Ariaanse gedachte een heidens christendom, wanneer ze invoerden,
een schepsel te aanbidden dat zelf niet goddelijk was. Het is niet minder heidens en zeker ten koste
van de godheid van Christus wanneer heiligen aanbeden worden op een wijze zoals half-goden in
de oudheid aanbeden werden” (‘A history of Christian thought’, deel 1, Harper Collins Publications,
1984, blz.297).

12.3 NÁ NICEA

Arius en zijn leerlingen werden verbannen. De zege voor de homo-ousianen was echter van
korte duur. Constantius, de zoon van Constantijn, een gematigde Ariaan liet in Arles (353) en
Milaan (355) synodale besluiten afvaardigen waardoor de andere partij in de ban kwam.

Een zeer mooie Nederlandse vertaling van Athanasius door C. J. De Vogel, ‘De
redevoeringen tegen de Arianen’ is in 1948 uitgegeven bij Het Spectrum. Een Engelse vertaling is
te verkrijgen bij Eerdmans als Writings and Letters of Athanasius, deel 4 van de Nicene-Fathers.
Idem ook Peabody, Hendrickson, 1994. Het blijft nog steeds een moeilijk te lezen meesterwerk.
Moeilijk omdat er teveel van ons verwacht wordt over de betekenis van bepaalde - voor die tijd -
belangrijke Griekse woorden en begrippen. Hulp o.a. in:
Athanasius, On the Incarnation, Trans. & ed. by a religious of C.S.M.V, St. Vladimir’s Seminary
Press, 1996.
Kiefer J. E., Athanasius, Bishop of Alexandria, Theologian, Doctor, The Society for Archbishop
Justus, Lts., 1997), http://justus.anglican.org/resources/bio/152.htm; Internet.
Stead C., Doctrines and Philosophy in Early Christianity: Arius, Athanasius, Augustine, Ashgate
Publishing Limited, 2000.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 640

De ganse wereld was nu ná Milaan overgegaan tot de leer van Arius, op papier althans.
Maar niet voor lang. De Arianen, door onderlinge strijd verdeeld over een nieuwe partij, de semi
Arianen of Macedoniërs, waren gedoemd. Rond 355 kwamen er stemmen op die beweerden dat
de Zoon in alle opzichten ongelijk was aan het wezen van de Vader de “anomoios”. Deze strijd
zwakte de Arianen af. Dan komt de nieuwe keizer, Julianus de afvallige, aan het bewind die beide
partijen op gelijke voet zet. Echter met de bijbedoeling Arianen en Niceanen hun strijd onderling
voort te laten zetten zodanig dat hijzelf er als overwinnaar zou uitkomen. En zo kan hij de heidense
OUDE Romeinse religie opnieuw herstellen. Athanasius wordt teruggeroepen uit ballingschap en
herstelt de orde tot ongenoegen van de keizer die hem onmiddellijk terug in ballingschap laat gaan.
De onenigheid gaat verder tot Theodosius I een nieuwe oecumenische synoderaad bijeenbrengt.
In 381 vergaderde het tweede oecumenische concilie te Constantinopel en geeft een bevestiging
van wat op Nicea besloten was: Christus is gelijk aan God. De Arianen zijn op de terugtocht en
houden alleen nog stand bij bepaalde Gotenstammen in Gallië.

Een evaluatie formulerend van de Arianen zegt P.T. Forsyth: “Het Ariaanse stadium is er een
dat nog steeds diegenen fascineert die het laagste extreem hebben verworpen, zonder echter het
hoogste bereikt te hebben, dezen die het geloof verloren hebben of nooit een historische visie gehad
hebben en los staan van de kerk en haar werk” (‘The person and place of Jesus Christ’, Hodder and
Stoughton, 1909 blz.76).

Het Wachttorengenootschap citeert regelmatig uit de ‘New Schaff-Herzog Encyclopedia of


Religious Knowledge’, daar waar het past in hun leer. Ze vergeten te verwijzen naar een mooi
artikel van Dr. Philip Schaff waar we dit voor u uit vertaalden: “Anderzijds werd het Arianisme
weerlegd door bijbelse gegevens, die rechtstreeks en onrechtstreeks de godheid van Christus leren
en ook zijn wezenlijke gelijkheid met de Vader. De gedachte van een geschapen Schepper die
bestond vóór het ontstaan van de wereld, maar die zelf geschapen was werd gezien als een
innerlijke tegenstrijdigheid en was onaanvaardbaar. Er is géén middelaar tussen de schepping en
de Schepper; ook geen tijd vóór de wereld er was, gezien tijd op zichzelf een deel is van de schepping
of de vorm van successievelijk bestaan; ook kan de onveranderlijkheid van de Vader, waar de
Arianen zo de nadruk op legden, aangehouden worden behalve dan op grond van een eeuwig
Vaderschap, dat dan natuurlijk het eeuwig Zoonschap bewijst.” Zie het prachtige artikel van Dr.
Schaff in deze Encyclopedia onder ‘Arianism’. U kunt dit gratis vinden op Internet.

De ketterij verplaatst zich nu van de persoon van Christus naar de persoon van de Geest.
Eigenlijk was deze strijd al met Arius begonnen, die de Geest als een schepping zag van de Zoon.
Dit gaf ná Nicea ontstaan aan de Macedoniërs (hun leider Macedonius was bisschop van
Constantinopel van 342-360). In de Semi-Ariaanse leer was de Geest geen God, zodoende kwam
Hem géén goddelijke eer toe. Aan de persoonlijkheid van de Geest werd meestal niet getwijfeld
zoals thans Jehovah’s Getuigen doen. (Tertullianus sprak in zijn tijd, circa 180 na Chr. al over de
Geest als een persoon volgens Adv.Praxean hoofdstuk 9). In 362 na Chr. werd op de synode van
Alexandrië de leer van de Macedoniërs verworpen waarna nog eens te Constantinopel (381 na
Chr.). Over de strijd voor de Drie-eenheid in de 5de eeuw schreef T. E. Gregory, ‘Vox Popoli’. Een
boek over de strijd van wie God is en wie Christus is en hoe men in Oosterse kringen op de markten
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 641

en op de straten openlijk debatteerde over die zaken. Het boek verscheen bij de Ohio State
University Press in 1979.

Voor de visie van Jehovah’s Getuigen over de Ariaanse controversie. Zie naar o.a.
‘Ontwaakt!’ van 8 mei 1973 van blz.16-20 / ‘Ontwaakt!’ van 22 juli 1957, blz.7-9. In dit alles zijn ze
niet oprecht en zeer misleidend. Zo ook in de bespreking van de Kerkvaders vóór Nicea. In ‘DE
WACHTTOREN’ van 1 jan.1957, blz.22 (zie ook ‘DE WACHTTOREN’ van 15 feb.1979, blz.14) geeft
men op deze éne bladzijde citaten van Clemens Romanus, Justinus, Ireneaus, Tertullianus,
Origenes, Hippolytus en Lactantius, die het bewijs zouden leveren dat al dezen géén trinitariërs
waren. Dat is een leugen van de ergste soort. De gegeven aanhalingen zijn eenzijdig, meestal
ingekorte versies en verdraaien de werkelijkheid. Elke oprechte studie van de kerkvaders kan van
het tegendeel getuigen. Zie naar o.a. ‘The triune God’ van Edmond Fortman, Hutchinson 1972.

In dit verband willen we ook wijzen op twee punten. De WT zegt dat het slechts met Nicea
was dat de godheid van Christus geproclameerd werd. Maar hoe verklaren ze dan de teksten van
kerkvaders die Christus God noemen? Zo al vanaf Clemens Romanus en Ignatius van Antiochië?
Dat was circa 100 à 120 na Chr., zie punt12:2. Als tweede punt een historische rechtzetting;
Jehovah’s Getuigen zeggen dat Constantijn de Grote de trinitariërs bevooroordeelde, wat niet waar
is gezien hijzelf semi-Ariaan was en door een semi-Ariaan, Eusebius van Nicomedia, gedoopt werd.

12.4 ÉÉN NATUUR

Nu bleef er slechts één strijdpunt: Is Christus één natuur in één persoon of twee naturen in
één persoon? Want zo redeneerde men, de godheid van Christus (Logos) is zó groot dat bij Zijn
menswording de menselijke natuur in de goddelijke volledig opgeslorpt is. Maar waar blijft dan het
menselijke van Christus? Alleen in een menselijk lichaam? Het extreme van deze leer zoals
gepredikt door Eutychus (378 na Chr. tot 454 na Chr.) ging zover in zijn verklaring dat het
menselijke lichaam van Christus niet hetzelfde was als het lichaam van de gewone mens. In feite
dus een andere vorm van docetisme. Deze één-naturenleer (monofysitisme) werd veroordeeld op
het 4de algemeen concilie van Chalcedon in 451 na Chr.. Op datzelfde concilie kwam ook de andere
leer aan bod die men het Nestorianisme noemt. (Volgens vele deskundigen is de naam Nestorius
hier verkeerd aan verbonden.) Deze zou de leer overgenomen hebben van Theodorus van
Mopseustia (350 na Chr. tot 428 na Chr.) die erop neerkomt dat bij de menswording de Logos als
het ware twee naturen in twee personen is. Volgens de analogie dat man en vrouw één vlees
worden. Terecht is ook dit bij Chalcedon verworpen.

Eén kleine opmerking i.v.m. de Reformatie is hier gewenst. Volgens de Lutherse leer is
namelijk sprake van een werkelijke overgang van de ene natuur in de andere, een mededeling van
eigenschappen. Een “communicatio idiomatum” zoals het met een Latijnse uitdrukking
weergegeven wordt. In de Gereformeerd Calvijnse theologie is dit niet het geval want het eindige
kan het oneindige niet bevatten. Persoonlijk voel ik meer voor dit laatste, zonder het eerste als
onschriftuurlijk te bestempelen. Of moeten we het mysterie oplossen? “Si comprehendis, non est
Deus” (‘Wanneer ge het echt begrijpt, dan is het God niet’) heeft een Kerkvader eens zeer terecht
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 642

gezegd. Gezien we toch nog eens naar het begrip mysterie verwijzen ook nog dit. Jehovah’s
Getuigen hebben enkele malen toegegeven dat God een mysterie is. Hier een verwijzing naar hun
publicatie ‘Inzicht in de Schrift”, Deel 1: uitgave 2019, blz.852: “De ware God is oneindig groot en
voor het menselijk verstand niet volledig te doorgronden. Het schepsel kan niet verwachten ooit
aan zijn Schepper gelijk te worden of al Zijn gedachten te vatten (Ro 11:33-36).”

Hoewel verstandelijk niet te begrijpen volgt uit het schriftbewijs toch dat Christus
tezelfdertijd God en Mens is in één persoon. Zo geeft Phil.2:6,7 te kennen dat Christus die in de
gedaante Gods was de menselijke gedaante aannam. Dit verklaren als een volledig vernietigen van
de godheid van Christus zoals Jehovah’s Getuigen leren is niet lezen wat er staat. De menswording
is niet een verandering van natuur: het is het aannemen van de menselijke natuur aan de
goddelijke. Anders gezegd: de Logos bleef wat Hij was en nam aan wat Hij niet was. Aan de eeuwige
goddelijke natuur werd in tijd en ruimte (bij de geboorte) de menselijke natuur gevoegd. Dit
verenigen was zonder vermenging of verandering zodanig dat elke natuur werkzaam is. De Logos
is vlees geworden, en leidt tot de manifestatie in vlees van de Eeuwige (Joh.1:14 / 1 Tim.3:16).
Over de conciliaire, dogmatische en filosofische beschouwingen willen we het niet hebben. Maar
wat is eigenlijk een dogma? Het is op zichzelf een Bijbels woord voor een reeks zaken: o.a.
keizerlijke of koninklijke edicten (Luc.2:1,2 / Hand.17:7 / Heb.11:23, bepalingen van de Joodse wet
(Eph.2:15 / Col.2:14) of de besluiten van het apostelconvent (Hand.16:4). In deze laatste betekenis
kán de kerk dus een dogma overgeven aan haar leden om ernaar te leren en te leven. Theologische
uitspraken die in de plaats van Bijbelse terminologie verkozen wordt kan echter een soort
beeldendienst van woorden worden.

Dat de kerkvaders in unanimiteit hetzelfde dachten zoals het bovenstaande volgt uit de
degelijke studies in dit verband gemaakt door P. Henry in het artikel ‘Kenose’ van de ‘Supplement
du Dictionaire de la Bible’, deel 5 Col.7-161. Zie ook de artikelen van Pierre Grelot in ‘Nouvelle
Revue Theologique’, jaargang 103 (N° 9 en 10) blz.897-922 / 1009-1026). En hier een lijstje van de
meest gekende anti-trinitarieërs; Francis David (1510-1579), Michaël Servetus (1511-1553), Lelio
Francesco Maria Sozini (1525-1562), Fausto Paolo Sozini (Socianus, 1539-1604), John Milton (1608-
1674), John Biddle (1615-1662), John Locke (1632-1704), Thomas Emlyn (1663-1741), Theophilus
Lindsey (1723-1808), Joseph Priestly (1733-1804), and William Ellery Channing (1780-1842).

[Een opmerking over de dood van Servetus, nadat iemand ons hierover interpelleerde. Dit
citaat geeft weer hoe we het dienen in te schatten. We citeren: Calvin: A Guide for the Perplexed –
Paul Helm, T&T Clark, 2008.
“We hebben de nadruk gelegd op een aantal plaatsen van gevaar van anachronisme bij de
inschatting van Calvijn en zijn invloed. Het is ook hier een gevaar. Beoordeeld door latere normen
van grotere tolerantie is de Servetus-affaire monsterlijk. Vanuit dit latere standpunt, is Calvijn
veroordelen een zeer eenvoudige zaak. We kunnen gerust zeggen, dat vanuit de puzzel, de overheid
niet consequent had gehandeld, maar ze hielden, met volledige ondersteuning van Calvijn, de
standpunten die ze in de eerste plaats hadden. Maar in dit waren ook zij kinderen van hun tijd. Om
het te begrijpen in de setting van Calvijn van die tijd is hij niet te verontschuldigen. Hij is
veroordeeld, gemeten aan zijn eigen normen en waarden. Hij die van oordeel was dat de natuurlijke
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 643

kennis van God ons allemaal gemaakt had is niet zomaar te verontschuldigen of goed te praten bij
de handhaving van de doodstraf van Servetus gezien de geopenbaarde kennis van God in Jezus
Christus.

Maar de tijden zijn veranderd.


In 1678 was de sceptisch ingestelde calvinistische Pierre Bayle in staat om te schrijven:
‘De bestraffing van Servetus, en van een zeer klein aantal daarnaast van dezelfde stempel, dwaalt
in de meest fundamentele punten van de christelijke religie, is deze dag als een afschuwelijke
zwarte plek op de eerdere dagen van de Reformatie, de trieste en de bedroevende overblijfselen
van het pausdom.’” - blz.131]

De kritiek der laatste jaren tegen de terminologie van Nicea (en Chalcedon) is naar onze
mening niet gegrond. Het begrip “wezen” (uit Heb.1:3) omvat wel niet in zijn geheel het Latijnse
“persona” (persoon), een opmerking die Augustinus, in de 5de eeuw, al gemaakt heeft. We hoeven
ons ook niet in zijn geheel blind te staren op dat éne woord. Luther schreef terecht dat we om de
leer der Drie-eenheid op een juiste manier uit te drukken “nieuwe tongen” zouden dienen te
hebben. (Zie o.a. ‘La trinité chrétienne’ van B. de Margerie S.J., Beachesne, 1975, blz.137,
138n,182-186 een Rooms Katholiek theoloog die dit toegeeft.) Laat ons niet vergeten dat elk
concilie zich kritisch uitliet tegenover allerhande dwaalleer. De herderlijke functie van
synodeverklaringen, kan en mag men niet negeren (DNTT deel 2, blz.505-508). En wellicht is het
beeld van St Patrick die Ierland bekeerde toch nog zo slecht niet. De Drie-eenheid is volgens hem
als een klaverblad van drie. Het is één in zijn opzicht maar ook drie in zijn details.

12.5 DE GOD, DE MENS

Dat Christus waarachtig Mens is, zal voor een Jehovah Getuige geen probleem zijn. Dit
willen we ook niet nog eens nader verklaren. Was de Heer bij dit alles ook nog God? Wel degelijk.
Hoe zou Johannes anders kunnen schrijven: “In het Woord was leven en het leven was het licht
der mensen (…) Hij was in de wereld en de wereld is door Hem geworden, en de wereld heeft
Hem niet gekend. Hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen (…) Het
Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben Zijn heerlijkheid
aanschouwd (…) uit zijn volheid hebben wij allen ontvangen zelfs genade op genade”.
Joh.1:4,10,11,14,17. En dat Woord was met God in den beginne en dat Woord was God (Joh.1:1).
Het is het Woord, deze God, die vlees geworden is. Hij kwam tot zijn geschapen wereld maar deze
heeft Hem niet gekend, ja niet willen herkennen. Hij, God, kwam tot de zijnen, zijn volk Israël sinds
Abraham uitverkoren onder de volkeren, en dezen weigerden Hem aan te nemen.

Dat is nu precies de situatie waarin Jehovah’s Getuigen door de leer van hun leiders beland
zijn. Ze weigeren thans, evenals toen de Joden, dat Woord te herkennen te eren en te beminnen
als de God van de wereld en Israël. Hij is in alle aspecten “beeld” en “evenbeeld” van de Vader
(Col. 1:15 / Heb.1:1-3).
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 644

Jehovah’s Getuigen willen in hun publicaties laten doorschemeren dat de Heer beeld van
God “geworden” is. Zijn mensheid zou bijvoorbeeld geworden zijn of Zijn menselijke afkomst uit
David (Joh.1:14 / Rom.1:3). Maar dan lezen ze niet wat er staat. Er wordt gezegd “is” het beeld van
God, nooit “is geworden” of “gemaakt tot”. Dat beeld-zijn is een eeuwige Godsrelatie van
Vader/Zoon.

Met betrekking tot de godheid van Christus wordt er nooit gezegd dat ze toegevoegd is aan
zijn persoon. In tegenstelling is de menselijkheid van Christus “geworden” en toegevoegd.

Ook in zijn vernederde staat als de God-Mens heeft Hij alle macht (Mat.11:27 / Joh.5:19).
Is Hij niet onze redder en vergeeft onze zonden (Joh.3:18 / 5:24 / 8:11)? Dat verwijst duidelijk naar
goddelijkheid! Met Zijn werken en leer wekt Hij de verbazing van zijn omstanders (Marc. 1:22,27 /
2:12 / 3:22 / 6:1-6 / 10:32).

Is Hij om deze reden alleen al niet God (Marc.2:7)? Zijn wij niet voorbijgegaan aan de
woorden van Het Woord die sprak: “Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft het gehele
oordeel aan de Zoon gegeven, OPDAT ALLEN DE ZOON EREN GELIJK ZIJ DE VADER EREN.”
(Joh.5:22,23). Schrijft Johannes niet: “Een ieder, die de Zoon loochent, heeft ook de Vader niet.
Wie de Zoon belijdt, heeft ook de Vader.” (1 Joh.2:23). Geeft de Heer niet het bevel aan Zijn
volgelingen: “Gij gelooft in God, gelooft ook in Mij”? (Joh.14:1).

Een gewoon mens spreekt toch niet op die manier! Maken we niet een grove fout met
Christus zo maar te rubriceren onder de mensen? Hij is in woord en daad véél meer dan Mens. Hij
moet tezelfdertijd ook God zijn. Ofwel een grote bedrieger en een leugenaar.

De Heer is daarom niet zomaar een door God gezonden mens zoals de leer der Ebionieten
was en thans Jehovah’s Getuigen. Hij is ook niet slechts een schepsel maar Heer over allen. En God
te prijzen in eeuwigheid. De Monarchianen, de Arianen en Jehovah’s Getuigen dwalen niet alleen
met betrekking tot de voormenselijke Christus maar falen ook in het begrijpen van zijn
menselijkheid en latere verheerlijking.

Wat is dat; dè menswording? Het is niet het volledige opgeven of vernietigen van de
goddelijke eigenschappen in Christus. Die blijft Hij in zijn persoon behouden in een latente
toestand en blijven ter beschikking van zijn goddelijke natuur. Christus is dus zowel unipersoonlijk
(één persoon) als omni-persoonlijk (tezelfdertijd waarachtig God en waarachtig mens). Wat zijn
Godheid betreft eeuwig, wat zijn mensheid betreft een schepsel. Een mensheid die bij de
opstanding en verhoging tot superieure positie is gesteld t.o.v. andere mensen. In zijn uniciteit
omvat de Heer dan ook het zichtbare en onzichtbare.

Al vanaf Ignatius spreekt men over Christus als; “onze God, Jezus de Christus” en “God
openbaarde zich in de gelijkenis van een mens” (theou anthroopinoos phaneroumenou) (‘Ignatius
aan de Ephesiërs’ 17,18). In zijn ‘De Trinitate’ IV.2 komt Hilarius van Poitiers dan tot de slotsom
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 645

dat de zonde der Joden die Christus verwierpen kleiner is dan deze der Arianen die zijn Godheid
loochenen.

Dat wil dan ook zeggen dat op het eerste zicht totaal tegenstrijdige dingen over Christus
kunnen gezegd worden:

Hij stierf als mens en toch is Hijzelf het eeuwige leven (Marc.15:37-39 / Heb.2:9).

Hij geeft zijn leven om het terug op te nemen (Joh.10:17,18 / Phil.2:8).

Hij is moede maar vraagt alle vermoeiden tot Hem te komen (Mat.6:34 / Luc.9:23).

Hij heeft dorst maar is zelf het water des levens ( Joh.4:7 / Joh.4:13,14).

Hij is de man van smarten maar geneest elke smart (Mat.27:46 / Heb.5:7,8).

Hij groeit op als kind maar is zelf van eeuwigheid (Luc.2:40 / Joh.1:14,18).

Hij bidt tot de Vader maar verhoort zelf gebeden (Mat.26:36 / Joh.14:13 / 15:7,16).

Hij wordt verzocht in de woestijn maar zonder resultaat (Mat.4:1-11 / Marc.1:13).

Hij heeft als mens een begrensde kennis maar is zelf de wijsheid Gods (Marc.13:32 / 1
Cor.1:25).

Hij roept aan het kruis: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten. Op datzelfde
moment is God bezig in Christus (de mens) de wereld met zichzelf te verzoenen
(Marc.10:45 / 2 Cor.5:19 / Eph.5:2 ).

Zodat onze aanbidding zowel aan de Vader als aan de Zoon toekomt.
GRIEKS GEBRUIKT VOOR GEBRUIKT SV77 NBG
WOORD DE VOOR JEZUS
VADER
PIPTO Opb.4:10 / 7:11 Opb.5:8 vielen voor Hem zullen zich ne-
derwerpen
voor Hem
EULOGIA Opb.5:13 / 7:12 Opb.5:12,13
DOXA Opb.4:9,11 / 5:13 / Opb.5:12,13 heerlijkheid de heerlijkheid
7:12
SOPHIA Opb.7:12 Opb.5:12 en wijsheid en de wijsheid
TIME Opb.4:9,11 / 5:13 / Opb.5:12,13 de eer de eer
7:12
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 646

DUNAMIS Opb.4:11 / 7:12 Opb.5:12 de kracht de macht


KRATOS Opb.5:13 Opb.5:13 en de kracht en de kracht
ISCHUS Opb.7:12 Opb.5:12 en sterkte en de sterkte
AXIOS Opb.4:11 Opb.5:12 zijt waardig is waardig
LAMBANO Opb. 4:11 Opb.5:12 te ontvangen te ontvangen
PLOUTOS (Rom.11:33) Opb.5:12 de rijkdom de rijkdom
EUCHARISTIA Opb.4:9 / 7:12 (Col.2:6,7) de dankzegging de lof

12.6 BEPERKTE MENSELIJKE NATUUR: Wist HJ HET, OF NIET?

U vraagt als lezer wellicht wat uitleg over Marcus 13:32: “Maar van die dag en die ure weet
niemand, noch de engelen, die in de hemel zijn, noch de Zoon, dan de Vader” (volgens de SV77).
Wanneer dat zonder verdere uitleg gelezen wordt krijg je toch de indruk dat Jezus géén God kan
zijn! Er is al jaren een strijd aan de gang over deze schriftuurplaats. Twee onverzoenbare
verklaringen botsen gewoon tegen elkaar: Christus weet alles en is God en Schepper of Hij weet
sommige dingen niet en is een schepsel?

Toen de Logos (Het Woord uit Joh.1:1,14) zichzelf ont-ledigde bij de menswording, heeft hij
de gestalte van een dienaar/knecht aangenomen. Dat wil echter niet zeggen dat Zijn gestalte Gods
(=godheid) toen is opgehouden te bestaan. Het Griekse werkwoord “huparchoon” in Phil.2:6 geeft
te kennen dat wanneer de Heer de gestalte van een mens aanneemt, zijn eerste toestand
(=godheid) niet heeft vernietigd. De menswording van de Logos is zondermeer een
“godsopenbaring” (1 Tim.3:16). Niet alleen in 1 Tim.3:16 is de incarnatie een “manifestatie”
genoemd, ook 1 Pet.1:20 / 1 Joh.3:5,8 gebruiken het woord in dezelfde betekenis. Verder is dit ook
nog weergegeven door het begrip “verschijning” in 2 Tim.1:10 / Titus 3:4. God openbaarde zich in
menselijk vlees. De gedaante van God wordt NIET opgeslorpt in een gedaante van een mens. De
Bijbel leert de gelijkheid van de Zoon met de Vader: Colossenzen 2:9 / Johannes 20:28 / Titus 2:13
/ 2 Petrus 1:1 / Johannes 1:18. Hij is identiek aan YaHWeH. Een vergelijking van Johannes 6:39-41
met Jesaja 6 leert dat wanneer de profeet Jesaja in de tempel, YaHWeH “ziet”, hij in werkelijkheid
Jezus “zag.” Hebreeën 1:10-12 met Psalm 102:25-27 vergelijken leert dat YaHWeH de schepper is
= Christus de schepper is.

De voetnota van het vers Marcus 13:32, in de Statenvertaling leest terecht als volgt:
“Namelijk naar Zijn menselijke natuur en in den staat Zijner nederigheid, want naar Zijn godheid
weet Hij alle dingen, Joh.21:17, en na Zijne verhoging is Hem het boek der voorzienigheid Gods, met
zeven zegelen verzegeld, nader geopend, Openb.5:5,7,9.”

Bekijken we eens wat Kerkvaders hierover zeggen. Toen aan het begin van de 4de eeuw
een zekere Arius beweerde dat Jezus van Nazareth niet eeuwig kon zijn, niet Almachtig kon zijn
maar slechts medeschepper was van de Vader was de reactie van sommigen zeer heftig.
Athanasius (295-373), één van de kerkvaders, schreef een prachtige verdediging van de absolute
godheid van Jezus tegen Arius en zijn volgelingen. In dit, ook nu nog belangrijk werk, maakt hij een
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 647

uitvoerige uitleg van die tekst Marcus 13:32. (Op Internet staat een Engelse versie.) Hij zegt
bijvoorbeeld dit: “Hij maakte deze en andere verklaringen als mens omdat hij vleselijk was. Want
dit hoort niet tot de onvolmaaktheid van het Woord, maar tot de menselijke natuur (…) Het is
bovendien een onderdeel van de liefde van de Redder voor de mensen; want sinds Hij mens is
geworden schaamde hij zich niet vanwege het vlees te zeggen; ‘Ik weet het niet’, zodat Hij ook mag
aantonen God te zijn. Het is slechts een onkunde naar het vlees.”

Want, zegt hij verder: “Hij die de Vader kent in alles moet toch kennis hebben van wat de
Vader weet” (Mat.11:27)! Wanneer alles wat de Vader heeft het Zijne is (Joh.16:15 / 17:10) moet
daar toch ook de kennis van alles toe gerekend worden! Wanneer de Zoon in de Vader is en de
Vader in de Zoon (Joh.14:10,11) dan moet de goddelijke Zoon alles weten! Zo gaat Athanasius nog
enkele andere zaken opmerken; wanneer Jezus vraagt “waar is Lazarus begraven” of tegen zijn
moeder zegt “Mijn uur is nog niet gekomen” dan is het duidelijk dat Zijn menselijke natuur aan de
orde is. Jezus, de Heer, moet zowel een goddelijke als een menselijke natuur hebben. Anders
zouden deze verklaringen tegenstrijdig zijn, wat niet het geval is. Marcus 13:32 gaat uit van de
menselijke onwetendheid.

Een ander Kerkvader zei dit over de tekst. Ambrosius van Milaan (339-397) heeft een zeer
kritische aantekening bij dit vers gemaakt, maar eigenlijk hoefde dat niet. Hij zegt onder andere:
“Vooraf dit, alle oude Griekse manuscripten hebben niet die woorden ‘noch de Zoon.’ We hoeven
ons daar niet over te verwonderen. Men heeft getracht de Schrift te vervalsen en dit is één van die
teksten. De reden daartoe ligt voor de hand en daarom ontmaskeren we die godslastering.” (Am-
brose, Exposition on the Christian Faith, in Nicene and Post-Nicene Fathers of the Christian Church,
ed. P. Schaff and H. Wace, second series, 10: hoofdstuk 16, par.192,308.) Maar we weten niet naar
welke manuscripten Ambrosius verwijst, die zijn verloren gegaan indien ze er ooit geweest zijn.
Maar vanuit zijn overtuiging heeft het begrip “Zoon” een dubbele betekenis; een goddelijke en een
menselijke. Hij besluit daaruit dat de Zoon evenals de Vader de dag van het einde kent. Ambrosius
zegt dat de mens Jezus dat niet kenbaar wil maken.

Nu de uitleg van Luther bij deze tekst! Martin Luther heeft vooral in zijn debat tegen
Schwenkfeld aandacht besteed aan dit vers uit het evangelie van Marcus. Volgens Schwenkfeld
was Jezus niet de Schepper maar zondermeer een schepsel. Dit is één van Luthers pikante
opmerkingen: “Argument: God kent alle dingen. Christus kent niet alle dingen. Dan is Christus God
niet. Ik bewijs dat vanuit Marcus waar Christus zegt de dag van het einde niet te kennen. Antwoord:
De oplossing is dat Christus hier spreekt naar zijn menselijke natuur zoals Hij ook zegt ‘Alle dingen
zijn Mij door de Vader gegeven’. Hij spreekt meerdere malen over zichzelf als God en enkele malen
gewoon als mens. De Vader laat niet toe dat de menselijke natuur de goddelijke eigenschappen
draagt ondanks de vereniging. En toch spreekt Hij van zichzelf als God zeggende ‘De Zoon zal
gekruisigd worden.’ Gekruisigd worden is een zaak van de menselijke natuur, maar omdat er twee
naturen in één vermengd zijn kan het ook van beide naturen spreken. Anderzijds ‘Wie geloofd in de
Zoon heeft eeuwig leven.’ Daar spreekt Hij van de goddelijke natuur. Maar ook ‘Zij kruisigden de
Heer der Heerlijkheid’ en dat gaat over een eigenschap van het menselijke.” (Martin Luther, De
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 648

Disputatie over de goddelijkheid en menselijkheid van Christus, 27 februari, 1540, uit WA 39/2,
92-121)

Luther geeft op die manier te kennen dat sinds de menswording van de Logos er het niet-
gebruiken is opgetreden van alle goddelijke eigenschappen. Hij wijst daarvoor op Phillippenzen
hoofdstuk twee. “Hij (Paulus) zegt dat Christus zichzelf ontledigde van Zijn goddelijke gestalte, Hij
gebruikte zijn goddelijke macht niet, noch Zijn almacht maar hield ze in toom wanneer Hij moest
lijden. De Christus verborg Zijn goddelijjke eigenschappen tijdens zijn mens-zijn-op-aarde.” (In een
Preek over Psalm 8:5 in LW,12,127.)

Ken je de echte uitleg die het Wachttorengenootschap geeft bij deze tekst? Jezus zou op
aarde slechts een mens zijn en géén goddelijke eigenschappen bezitten. Jehovah’s Getuigen
kunnen een beeld dat Christus God en mens is in één persoon niet begrijpen, omdat er voor hen
geen echte menswording was van de Zoon. Dit Bijbelgedeelte is te pas en te onpas voor hen het
bewijs dat Christus niet God kan zijn. Ze zien niet in dat Christus zich door het gebruik der woorden
alleen al distantieert van zowel de mensen, de engelen en de Vader (“noch mensen, noch engelen,
noch de Zoon, dan de Vader”). De menselijke natuur die werd aangenomen bovenop de
goddelijke, blijft dan ook beperkt. Die kan groeien in wijsheid (Luc.2:52) en onkundig zijn van een
zaak. Daarom kan ook Christus bij een bepaalde gelegenheid zeggen (tussen haakjes ook de enige
maal) dat van de dag en uur van het einde der wereld niemand iets afweet, noch de engelen in de
hemel, noch de Zoon, dan de Vader (Marc.13:32).

Bezien we die zaak echter eens vanuit een andere hoek! Hij is niet alleen maar mens, niet
alleen maar engel maar de Zoon onderscheiden van de Vader (zoals in Gal.1:1 / Luc.12:8,9).
Christus is hoger dan de engelen in positie. Indien anders, dan zou Hij die engelen nooit “Zijn
engelen” genoemd kunnen hebben (Mat.13:41 / 24:31). Hij is schepper van de engelen en ze
moeten Hem aanbidden (Ps.148:2 / Col.1:16 / Heb.1:6). Als de geïncarneerde staat Hij nog boven
allen (Joh.3:31) zowel mensen als engelen (waaronder ook de demonen volgens Marc.1:25 / 3:12).
Wanneer Hij zegt in Marcus 13:32, “noch de Zoon”, wijst dit op zijn zoon-schap sinds de
menswording zoals Calvijn het zo nadrukkelijk zegt in zijn commentaar en Institutie, deel II hfst.14.

Jehovah’s Getuigen kunnen met deze tekst bovendien ook niet wegcijferen dat Christus
niets afwist van de toekomst, de tekst op zichzelf is trouwens het slot van een toekomstprofetie.
Het profeet-zijn van Christus is ook niet gelijk te stellen als dat van een gewone profeet. Jezus is de
vervulling van Gods belofte aan Mozes (en op die wijze aan alle Joden) dat er een profeet komt
naar wie moet geluisterd worden als ware het God zelf (Deut.18:18,19 / Hand.3:22-26). De Heer
zegt van zichzelf méér te zijn dan Jona of Salomo (Mat.12:41,42). Johannes de Doper, die Hij de
grootste profeet noemt, was volgens diens woorden niet goed genoeg om Zijn schoenriem los te
maken (Mat.11:9 / Luc.7:26 / Joh.1:27). Het woord gesproken door deze Profeet bij uitstek is zo
waardevol dat hoewel hemel en aarde zullen voorbijgaan Zijn woorden vervuld zullen worden
(Mat.24:35). Christus is de hoogste instantie!
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 649

Als “profeet” spreekt Christus niet uit zichzelf. Hijzelf typeert Zijn zending in de volgende
woorden: “de Vader, die Mij heeft gezonden, heeft zelf Mij een gebod gegeven, wat Ik zeggen en
spreken moet” Joh.12:49 (ook Joh.14:22,23). Het eigen gebruik van Zijn goddelijke eigenschappen,
waaronder alwetendheid, heeft de Logos bij de menswording aan banden gelegd. In deze situatie
(als mens) laat Hij zich geheel over aan de leiding van Zijn hemelse Vader. Dit is één reden waarom
Christus de dag en uur van het einde niet bekend maakt. Of mogen we ook die zaak bekijken vanuit
de “accomodatio”, de Heer past zich aan onze normen aan zoals God vroeger in het OT heeft
gedaan. YaHWeH is; “bedroefd” (Gen.6:5,6 / 1 Sam.15:10 / Ezech.22:29-31), “verrast” (Jes.5:3-7 /
Jer.3:6,7;19,20), zelfs “onwetend” (Jer.7:3 /19:5). Soms gaat Hij vragen stellen aan enkelingen of
zijn volk alsof Hij iets niet weet: Num.14:11 / Hos.8:5.

Een ander argument zoekt de Wachttoren ze in een citaat van M. Werner (zonder enige
verwijzing maar voorzeker uit zijn ‘The formation of Christian dogma’, Black {of Harper}, 1957) die
schreef dat zij die in de absolute godheid van Jezus geloofden volkomen hulpeloos waren met de
tekst Marcus 13:32. Daarom zouden de vroege Christenen er toe zijn overgegaan dit gedeelte
vierkant te ontkennen (volgens ‘Ontwaakt!’ van 22 juli 1968, blz.8). Dit is niet alleen een pertinente
leugen maar geeft tevens een grove onkunde te kennen met betrekking tot de Kerkvaders. Hoe M.
Werner (zelf dogmen-historicus) zoiets kan schrijven is ons een raadsel. Het klopt niet met de
feiten, zelfs niet met een oppervlakkige lezing van die Vaders. Maar dat de WT dit zo maar als
evangelie overneemt gaat ons wel aan. Het antwoord is simpel. Ga naar een nationale of
theologische gespecialiseerde bibliotheek. Vraag Jules Lebreton deel 1 van de ‘Histoire du dogme
de la trinitée’ en lees appendix C (blz.559-590 in de uitgave van 1927). Daar treft u (met de Griekse
of de Latijnse tekst erbij) bewijs genoeg aan, dat de Kerkvaders deze schriftuurplaats niet zomaar
in de doofpot stopten. En hoewel er meerdere uitleggingen gegeven zijn (zoals hierboven
aangegeven), de kern van de zaak blijft bij wat we het beschreven hebben. Jezus, de mens, mag of
kan de tijd van het einde niet kenbaar maken. Dat zou mensen tot verkeerde beslissingen
aanzetten in hun leven en niet tot doelstellingen leiden tot de eer van God.

Het christelijke geloof zegt dat Jezus zowel God als mens is. Een andere naam voor redding
dan deze van Jezus is er in de ganse wereld niet (Hand.4:12). Indien we Hem als redder verwerpen
blijft er niets over (Heb.2:3). Men is zolang in de duisternis totdat men, evenals Paulus uitroept:
“ook te sterven voor de naam van de Heer Jezus” (Hand.21:13). Maar indien ik dát beweer dan
verondersteld het ook dat ik de absolute godheid aanneem van de Christus. Het is niet alleen
absurd te willen sterven voor een volmaakt mens of een god in de betekenis van zovele vijanden
van de leer dat Jezus slechts schepsel is. Je hebt dan geen enkele garantie dat Gods belofte van
eeuwig leven aan jou, ooit in vervulling zal gaan. Maar geen nood. Alle dingen die de Vader heeft
behoren de Zoon toe en deze geeft de stellige belofte: “en Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen
voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit mijn hand roven” (Joh.10:28 /
16:15). Christus is de hoeksteen van het christelijke gebouw. Neem je Hem niet aan zoals Hij
werkelijk is dan kom je dat gebouw eenvoudigweg niet binnen.
(Deze artikelen gaan in op de tekst Marcus13:32;
Carl H. F., Only the Father Knows: Historical and Evangelical Responses to Jesus’ Eschato-
logical Ignorance in Mark 13:32, Journal of Biblical Studies, vol. 1, no. 3, July-Sept. 2001.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 650

Chong E. K. P., On Jesus’ Eschatological Ignorance, Edwin K. P. Chong, © 2003. Op Internet.


Udd K. J., Only the Father Knows: A Response to Harold F. Carl, Journal of Biblical Studies,
vol. 1, no. 4, October-December 2001.)

Hoe en met welke maatstaven moet men een profetie benaderen. Hier een degelijk ant-
woord van Vern S. Poythress, Reading the word of God in the presence of God: a handbook for
biblical interpretation, 22 Christocentric Interpretation, Crossway, 2016. Er verschijnen wel eens
van die simpele alles uitlengende visies op de Schrift en hoe we er moeten mee omgaan. Dit is zo
een boek! “Al met al hebben we drie belangrijke manieren waarop een oudtestamentische tekst
over tijd kan spreken: (1) het kan rechtstreeks over de toekomst spreken; (2) het kan over alle tijden
spreken door een focus op algemene principes; en (3) het kan over één specifieke tijd spreken - maar
dan heeft deze ene specifieke tijd relaties met alle andere tijden. Deze drie manieren van spreken
zijn duidelijk te onderscheiden. Maar er zijn soms ook combinaties. Merk op dat Psalm 18 uit het
leven van David komt, en dus zowel een algemeen voorbeeld bevat van hoe God te loven (de focus
op het principe in patroon (2)) als verwijzingen naar specifieke tijden (het leven van David,
corresponderend met patroon (3)). Het einde van de psalm bevat ook een meer direct voorspellend
element: “Hij brengt grote redding aan zijn koning, en toont standvastige liefde aan zijn gezalfde,
aan David en zijn nageslacht voor altijd” (Ps. 18:50). Dit voorspellende element illustreert een
patroon (1), het patroon van directe voorspelling. We kunnen ook zien dat hoewel de drie delen te
onderscheiden zijn, elk ervan de andere impliceert. De directe voorspelling (patroon (1)) wijst naar
een specifieke tijd in de toekomst waarin God zal verwezenlijken wat Hij heeft beloofd. Een
voorspellende tekst spreekt dus ook over een bepaalde tijd (patroon (3)). De climaxvervulling in het
aardse leven van Christus behoort tot een specifieke tijd, maar heeft ook implicaties voor hoe
mensen door de geschiedenis heen het heil binnengaan. Het belichaamt dus algemene principes
over redding en over onze relatie met God (patroon (2)). Omgekeerd hebben de algemene principes
specifieke belichamingen in het leven van Christus en zijn dus van lange duur tot een bepaalde tijd
(patroon (3)). Principes in het Oude Testament zijn ook indirect voorspellend (patroon (1)), omdat
dergelijke principes belichaamd moeten worden wanneer de climax-redding plaatsvindt. De drie
patronen zijn dus perspectivisch met elkaar verbonden. Elk omvat uiteindelijk stilzwijgend de
anderen. Denk bijvoorbeeld aan Mattheüs 11:13: “Voor alle Profeten en de Wet geprofeteerd tot
aan Johannes.” Het is niet zo verwonderlijk om te horen dat de profeten ‘profeteerden’, omdat deze
profeterende interpretatie kon plaatsvinden door middel van directe voorspellingen in de
profetische boeken. Maar profeteert de Wet? Jezus zegt dat het zo is. Sommige verzen van de Wet
bevatten directe voorspellingen (bijvoorbeeld Gen. 3:15; 49:10; Num. 24:17), maar niet veel. Toch
“profeteert” de hele Wet. Het wijst vooruit naar Christus, maar het doet dit niet alleen door directe
voorspelling maar door indirecte voorspelling, zoals wanneer de dierenoffers wijzen naar Christus’
laatste offer. “Profeteren” is dus een perspectief op het hele Oude Testament geworden. We
kunnen in de drie patronen (voorspelling, algemeen principe en specifieke gebeurtenissen) een
voorbeeld zien van de deeltjes-, golf- en veldperspectieven. Directe voorspelling drukt lineaire tijd
uit, overeenkomend met het golfperspectief. Een voorspelling die ooit is gedaan, wijst via
tussenliggende tijden vooruit naar het tijdstip van vervulling. Een algemeen patroon drukt vaak
relaties tussen gebeurtenissen uit, wat overeenkomt met het veldperspectief, dat relaties
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 651

benadrukt. Een tekst die zich focust op één gebeurtenis in één keer komt overeen met het
partikelperspectief, dat de gebeurtenis als een enkel, verenigd geheel behandelt.”

Christus solidair met mensen

En de tweede reden is dat de Heer uit zichzelf dat tijdstip wil geheimhouden. In zijn
solidariteit met ons wist Christus duidelijk dat een dergelijke openbaring alleen maar schadelijk
zou zijn. En geconditioneerd door zijn menszijn zegt Christus geen kennis te hebben van wat de
Vader weet. De terechtwijzing van de Heer tegenover zijn discipelen dat het hun niet toekomt dat
tijdstip te kennen mag ook niet uit het oog verloren worden (Hand.1:7). Gods heilplan mag niet
doordrongen worden van mensen en ook de Christus weigert het gebruik van zijn goddelijke natuur
tot revelatie van zulk een zaak. Het openbaren van zó iets had niets te maken met de reden van
Zijn komst, de redding van het mensengeslacht. Maar ook later wil Christus een dergelijke
openbaring niet prijsgeven. Wat God voor ons wil geheimhouden zal altijd wel zijn reden hebben
(Deut.29:29 / 1 Cor.13:9). In ‘Ontwaakt!’ van 8 aug. 1976, blz.22 zegt de WT: “Soms gaf hij (Jezus)
blijk van een bovenmenselijke kennis van personen en gebeurtenissen.” Niet alleen “soms” maar
slechts tweemaal niet en dat maakt wél een verschil. (Zie o.a. Mat.21:2 / 24:2 / 26:34 / Marc.14:15
/ Luc.5:6-9 / Joh.1:42-50 / 4:17,19,39 / 11:1.) (Enkele goede aantekeningen hierover in o.a. H.
Bavinck, ‘Gereformeerde Dogmatiek’, deel 3, blz.340,341 en J. J. Müller, ‘Die Kenosisleer in die
Kristologie sedert die Reformasie’, J. Muusses Purmerend, 1931, blz.167-169).

Hilarius, kerkvader uit de 4de eeuw, bespreekt in zijn ‘De trinitate’ de mogelijkheid dat zelfs
God bij tijden onkundig wil blijven van bepaalde aangelegenheden. Hij vraagt Adam in de Hof van
Eden: “waar zijt gij?” en aan Kaïn: “waar is uw broeder?” God kent de zonden van Sodom en
Gomorra maar daalt neer om te zien hoe het eigenlijk is (Gen.18:20,21). God zegt op zeker ogenblik
te weten dat Abraham God vreest (Gen.22:12) maar wist dit al vroeger (Gen.15:6). Van Christus is
gezegd dat Hij de werken der wetteloosheid niet kent (Mat.7:23) en vraagt de Schriftgeleerden:
“Waarom overlegt gij kwaad in uw hart?” (Mat.9:4). En toch blijft Hij diegene die “in wie al de
schatten der wijsheid en kennis verborgen zijn” (Col.2:2,3). Calvijn zegt over deze dingen: het is
accomodatio = God past Zich in Zijn Openbaring aan naar wat mensen kunnen begrijpen.

We gaan vanuit een ander standpunt kijken naar Christus die solidair is met alle mensen in
de verlossing die Hij heeft bewerkt. Het Oude Testament is Gods heilige openbaring van DE KOMST
VAN Christus voor de verlossing van de wereld. Iemand die blijft beweren dat God enkel een plan
had/heeft voor de Joden, heeft er niets van gesnapt. Jesaja 52:15: “15 zó zal Hij vele heidenvolken
besprenkelen, koningen zullen vanwege Hem sprakeloos staan. Want zij aan wie het niet verteld
was, zullen het zien, en zij die het niet gehoord hebben, zullen het begrijpen.” Is vervuld na
Pinksteren in Handelingen 2 volgens Rom. 15:21: “21 Maar zoals geschreven staat: Zij aan wie niets
over Hem verkondigd was, zullen het zien, en zij die het niet gehoord hebben, zullen het begrijpen.”
En het volgende vers is nog meer aangehaald met betrekking tot de gemeente van Christus. Dit is
dat vers: Jesaja 53:1: “1 Wie heeft onze prediking geloofd, en aan wie is de arm van de HEERE
geopenbaard?” Vervullen =
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 652

Joh.12:38: “38 opdat het woord van de profeet Jesaja vervuld werd dat hij gesproken heeft:
Heere, wie heeft onze prediking geloofd en aan wie is de arm van de Heere geopenbaard?”
Rom.10:16: “16 Maar zij zijn niet allen het Evangelie gehoorzaam geweest. Jesaja zegt
namelijk: Heere, wie heeft onze prediking geloofd?”
En verwijzen we ook naar vers 4 in dat gedeelte verder! Jes.53:4: “4 Voorwaar, onze ziekten
heeft Híj op Zich genomen, onze smarten heeft Hij gedragen. Wíj hielden Hem echter voor een
geplaagde, door God geslagen en verdrukt.” Ja, ook reeds vervuld Matthéüs 8:17: “17 opdat
vervuld werd wat gesproken was door de profeet Jesaja toen hij zei: Hij heeft onze zwakheden op
Zich genomen, en onze ziekten gedragen.” Beschreven in 1 Pet.2:24: “24 Die Zelf onze zonden in
Zijn lichaam gedragen heeft op het hout, opdat wij, voor de zonden dood, voor de gerechtigheid
zouden leven. Door Zijn striemen bent u genezen.” Dr. Peter Pett (Kings College, London University):
“Let op het gebruik van 'wij', constant gebruikt met zijn equivalenten tot en met Jes.53:6. Het is het
toepassen van alles wat er wordt gezegd op de situatie van de mens. Het omvat Jesaja, het omvat
allen die reageren op “Knecht van de HEERE”, dus het kan ook de koningen omvatten in Jes.52:13,
en uiteindelijk de naties die reageren.”

Evenzo is het Nieuwe Testament Gods heilige openbaring van DE KOMST VAN Christus voor
de verlossing van de wereld. In de leer van de bedelingen geeft man aan dat Jezus terugkomt voor
de joden. Maar vooraf wellicht daarbij zegt men: Hij kwam voor de Joden en om hen te verlossen.
Ja, maar dat is de helft van een veel groter verhaal! God heeft aan heidenen die Jezus als Messias
belijden dezelfde rechten/plichten gegeven als de gelovige Messias-joden.

Johannes 3:16: “16 Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon
gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven
heeft.’”
1 Johannes 4:9: “9 Hierin is de liefde van God aan ons geopenbaard, dat God Zijn
eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat wij zouden leven door Hem.”
Rom.5:8: “8 God echter bevestigt Zijn liefde voor ons daarin dat Christus voor ons gestorven
is toen wij nog zondaars waren.”
Heb.9:15: “15 En daarom is Hij de Middelaar van het nieuwe testament, opdat, nu de dood
heeft plaatsgevonden tot verzoening van de overtredingen die er onder het eerste verbond
waren, de geroepenen de belofte van de eeuwige erfenis ontvangen.”
1 Pet.3:18: “18 Want ook Christus heeft eenmaal voor de zonden geleden, Hij, Die
rechtvaardig was, voor onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen. Hij is wel ter
dood gebracht in het vlees, maar levend gemaakt door de Geest.”

12.7 GODS-GEHEIM

Jehovah’s Getuigen vragen dan ook wel eens: Waarom heeft Christus zich dan nooit
uitdrukkelijk God genoemd? Dit is eigenlijk een strikvraag. Naar onze mening heeft de Heer vele
malen iets dergelijks gezegd hoewel in verhulde vorm. Hij zegt méér te zijn dan de sabbat, tempel,
wet, mensen en engelen; dus God. Hij is de grote levensgever, rechter, die mensen vergeeft en
veroordeelt: dus God. Hij is de weg, de waarheid, het leven, de opstanding, de genade, de
waarheid, de Ik ben: dus God. Hij heeft een absolute macht over de wereld en de natuur, geneest,
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 653

stilt de storm, loopt op het water, schept voedsel voor vijfduizend uit enkele broden en vissen: dus
God. Maar wel verhuld evenals Hij zijn Messiaanse rol verhuld. Alleen niet op het einde van zijn
loopbaan op Palmzondag en wanneer Hij vóór de hogepriester(s) staat. Maar tijdens zijn prediking
wel. Hij verbiedt in de beginperiode van zijn optreden zelfs diegenen die Hem als Messias erkennen
erover te spreken (Luc.4:41 / Mat.16:20). Om praktische redenen zei Jezus nooit God te zijn. Dat
zou zijn dood betekenen op staande voet en Hij moest sterven op een welbepaalde dag.

Dit kan je dan distilleren uit de Bijbel bij de vraag: wie is God?
A) Er is slechts één God: Deuteronomium 4:35, 6:4, 10:14 / Psalm 96:5, 97:9 / Jesaja 43:10 / 44:6-
8 / 44:24 / 45:5,6 / 45:21-23 / 46:9 / 48:11,12 / Johannes 17:3 / 1 Timotheüs 2:5 / Openbaring 1:8,
(vergelijk met Hosea 13:4). In natuur is Hij géén mens maar geest: Hosea 11:9 / Numeri 23:19.

B) God openbaard zich als drie personen: Vader, Zoon en Heilige Geest: Matthéus 3:16,17 / 11:27,
17:1-9, 27:46 / Johannes 1:18, 14:16,17. De pre-existentie van de Zoon: Colossenzen 1:13-17 /
Hebreeën 1:2,3 / Johannes 1:1.

C) Gelijkheid van de Zoon met de Vader: Colossenzen 2:9 / Johannes 20:28 / Titus 2:13 / 2 Petrus
1:1 / Johannes 1:18. Hij is identiek aan YaHWeH. Johannes 6:39-41 met Jesaja 6 vergelijken leert
dat wanneer de profeet Jesaja YaHWeH “ziet” hij in werkelijkheid ook Jezus “zag.” Hebreeën 1:10-
12 met Psalm 102:25-27 vergelijken leert dat YaHWeH de schepper is = Christus de schepper is.

Hier enkele afbeeldingen van de Drie-eenheid. Dat hoeft echter allemaal niet!
Dat bewijst de Drie-eenheid niet maar is integendeel een verkeerde aanpak.
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 654

Benjamin Breckenridge Warfield, gereformeerd theoloog ooit werkzaam aan de Princeton


University de hij verliet toen ze overstag gingen voor de moderne theologie, die we zondermeer
als één van onze persoonlijke geestelijke vaders zien schreef volgens zijn ‘The Works of B.B.
Warfield’, 10 volumes, Baker Book House, 1929, deel 2 blz.133: “De term “Drie-eenheid” is geen
Bijbelse term, en we gebruiken geen taal van de Bijbel als er wat wordt uitgedrukt om haar te
definiëren als de leer dat er een enige en ware God: maar dat in de eenheid van de Godheid er drie
personen zijn van eeuwigheid en gelijkwaardig, hetzelfde in wezen maar onderscheiden in
subsistentie. Over een doctrine aldus gedefinieerd kan alleen worden gesproken als een Bijbelse
leer, als het principe van de betekenis van de Schrift naar de Schrift is gegeven. De definitie van een
Bijbelse leer in een dergelijke on-Bijbelse taal kan slechts worden gerechtvaardigd door het principe
dat het beter is voor het behoud van de waarheid van de Schrift dan de woorden van de Schrift. De
Jehovah’s Getuigen over de DRIE-EENHEID - 2023 655

leer van de Drie-eenheid ligt in de Schrift in een vorm van een oplossing [bedoeld is een chemische
oplossong zoals zout in water gb] en wanneer het wordt gekristalliseerd uit zijn oplosmiddel blijft
het ook steeds de Schrift, maar alleen komt er een duidelijker beeld naar voor. Of, om te spreken
zonder figuurlijk te zijn, de leer van de Drie-eenheid is aan ons gegeven in de Schrift: niet in een
geformuleerde definitie, maar in fragmentarische toespelingen. Wanneer we de fragmenten van
die citaten monteren in hun organisch geheel, gaan we niet aan de Schrift voorbij, maar gaan we
wat grondiger in de betekenis van de Schrift invoeren. We mogen de staat van de leer, die door
filosofische reflectie ontstaan is: in technische termen omzetten, zodat de verklaarde leer een echt
Bijbelse doctrine is.” Zo hoor je het ook eens van een ander.

Dit is een lijst van aanhangers van de unitarische dwaalleer, het merendeel van hen met
basis in de Verenigde Staten van Amerika of het Verenigd Koninkrijk.

American Unitarian Conference Shakers


Arianism Socinianism
Bible Students Swedenborgianism
Christadelphians The Church of Jesus Christ of Latter-day
Two by Twos (aka, The Truth; publish no Saints (LDS Church, also Mormon)
doctrinal statements; classified as The Way International
nontrinitarian by observers) Unification Church
Church of Christ, Scientist; that is, the Chris- Unitarian Christians
tian Science religion Iglesia ni Cristo
Church of God General Conference (Abra- True Jesus Church
hamic Faith) Members of the Church of God International
Church of God (Seventh Day) United Church of God
Church of the Blessed Hope (also known as Unitarian Universalism
the Church of God of the Abrahamic Faith,
but not part of “General Conference”
Creation Seventh Day Adventist Church
(Not to be confused with the Seventh-day
Adventist Church)
Doukhobors
Friends of Man
Jehovah’s Witnesses
Living Church of God
Molokan
Monarchianism
Muggletonianism
New Church
Oneness Pentecostals
Polish Brethren
Quakers
656

Men gebruikt in de kringen van de unitaristen de tekst Epheziers 4:1-6 regelmatig, en tracht
zo aan te tonen dat er maar 1 God is en er geen 3. Maar die argumentatie loopt mank wanneer we
degelijk naar die tekst kijken.
Dit zegt de Wachttoren over deze tekst: “18 Paulus sprak over „één God . . . die boven allen” is. Of,
zoals Mozes het zei: „Jehovah, onze God, is één Jehovah” (Deut. 6:4). Die fundamentele waarheid
is nooit veranderd. Ze vormt de sleutelfactor van christelijke eenheid. Er is één God en één
aanvaardbare manier om hem te aanbidden, „met geest en waarheid” (Joh. 4:23, 24). De ‘ene Heer’
is Jezus Christus, „het hoofd van het lichaam, de gemeente” (Kol. 1:18).” — Uit ‘De Wachttoren’
van 1983, 15/12, blz.18. Positief is hier dat men van Jezus de “ene Heer” maakt. Maar in de praktijk
van het dagelijks leven van die mensen van de Wachttoren komt dat niet zoveel naar voor.
Dit is een unitaristen uitleg erbij: “Ten slotte zullen sommigen meteen doorbladeren naar Efeziërs
4:4-6, een gedeelte dat men vaak bestempelt als een formulering van de Drie-eenheid. Lees het
aandachtig en eerlijk: “één lichaam en één geest, zoals u één hoop hebt op grond van uw roeping,
één Heer, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die boven allen, door allen en in allen
is” (NBV). Deze verzen benoemen slechts “één” als God. Het is geen formulering van een drie-
eenheid, maar in plaats daarvan hebben we hier zeven “enen”. Alleen die “ene God” is “boven allen”
— en tot die allen behoren ook het “ene lichaam” van Christus, de “ene Geest” en de “ene Heer”.
[Rode letters origineel.] Hier is de “ene Heer” niet Jezus.
Uit http://www.nazarene-friends.org/articles/NE_Is%20God%20One%20or%20Three.php

Als illustratie: moeten we als hetzelfde met het begrip “evangelie” dat soms
toegeschreven is aan de Vader, een andere maal aan de Zoon denken aan twee evangeliën
verschillend van elkaar?? (Rom.1:1,9 / 15:16,19) Neen!

Epheziers 4:1-6 in de HSV vertaling: “1 Zo roep ik, de gevangene in de Heere, u op tot een
wandel die de roeping waarmee u geroepen bent, waardig is,
2 in alle nederigheid en zachtmoedigheid, met geduld, door elkaar in liefde te verdragen,
3 en u te beijveren om de eenheid van de Geest te bewaren door de band van de vrede:
4 één lichaam en één Geest, zoals u ook geroepen bent tot één hoop van uw roeping,
5 één Heere, één geloof, één doop
6 één God en Vader van allen, Die boven allen en door allen en in u allen is.”

In dit gedeelte, grotendeels slechts Bijbelteksten uit de HSV. We benadrukken enkele zaken door
ze in hoofdletters weer te geven.

VERS 5: EEN HEER = GRIEKS EIS KURIOS.


[Kurios = HEER in dit vers verwijst uiteraard naar Christus.]

Hij is boven alles verheven, want Hij is Heer (Philippenzen 2:11). De redding van de mensheid is
gebaseerd op de verklaring dat Christus Heer is (zie Romeinen 10:9,10). Toen Thomas de verrezen
Jezus zag, riep hij Hem aan en beleid hem als Heer en God (Johannes 20:28). De apostel Paulus zegt
zondermeer dat niemand Jezus als “Heer” kan noemen, tenzij de Heilige Geest die persoon dat
657

inzicht gaf (1 Cor.12:3). Die identiteit van Jezus Christus met de Geest is het duidelijkst te zien in 2
Cor.3:17-18. De apostel Paulus begroet de gemeente in zijn brieven meestal in de naam van de
Heer (Romeinen 1:7 / 1 Cor.1:3 / 2 Cor.1:3 / Philippenzen 1:2). Een concept dat het vaakst in het
boek Philippenzen (Phil.2:1,19 / 3:1,9,14 / 4:4, 19) weergegeven luid: wij zijn “in de Heer”, en daar
lig de bron van de kracht voor ons christelijk leven.

Handelingen 2:36: “Laat dan heel het huis van Israël zeker weten dat God Hem TOT EEN HEERE EN
CHRISTUS GEMAAKT heeft, namelijk deze Jezus, Die u gekruisigd hebt.”

Handelingen 10:36: “Dit is het woord dat Hij gezonden heeft tot de Israëlieten, waardoor Hij vrede
verkondigt door Jezus Christus; DEZE IS DE HEERE VAN ALLEN.”

Romeinen 14:8,9: “8 Want als wij leven, leven wij voor de Heere en als wij sterven, sterven wij voor
de Heere. OF WIJ DAN LEVEN OF STERVEN, WIJ ZIJN VAN DE HEERE. 9 Want met dit doel is Christus
ook gestorven en opgestaan en weer levend geworden, dat Hij zowel over doden als levenden zou
heersen.”

1 Corinthiërs 1:2,13: “2 aan de gemeente van God die in Korinthe is, aan de geheiligden in Christus
Jezus, geroepen heiligen, met allen DIE DE NAAM VAN ONZE HEERE JEZUS CHRISTUS AANROEPEN,
in elke plaats, zowel hun als onze Heere: 13 IS CHRISTUS VERDEELD? Is Paulus soms voor u
gekruisigd? Of bent u in de naam van Paulus gedoopt?”

1 Corinthiërs 8:6: “toch is er voor ons maar ÉÉN GOD: DE VADER, uit Wie alle dingen zijn, en wij
voor Hem, en ÉÉN HEERE: JEZUS CHRISTUS, door Wie alle dingen zijn en wij door Hem.” [Het zou
wel gortig zijn om te negeren dat we deze tekst aanhalen om te bewijzen dat er maar EEN is die
we moeten geloven en aanbidden.]

1 Corinthiërs 10:4,9: “4 en allen dezelfde geestelijke drank gedronken hebben. Zij dronken
namelijk uit een geestelijke rots, die hen volgde; EN DIE ROTS WAS CHRISTUS. 9 En laten wij
Christus niet verzoeken, ZOALS OOK SOMMIGEN VAN HEN HEM VERZOCHT HEBBEN en door de
slangen omgekomen zijn.” [De wolkkolom, de Engel des Heren, De God die werd verzocht in de
woestijn door Israël: is deze die we nu kennen als Jezus.]

Philippenzen 2:11: “en ELKE TONG ZOU BELIJDEN DAT JEZUS CHRISTUS DE HEERE IS, tot
heerlijkheid van God de Vader.”

Philippenzen 3:8: “Ja, beslist, ik beschouw ook alles als schade vanwege de voortreffelijkheid van
de kennis van CHRISTUS JEZUS, MIJN HEERE, om Wie ik dat alles als schade ervaren heb. En ik
beschouw het als vuiligheid, opdat ik Christus mag winnen.”

^^^^^^

VERS 5: EEN GELOOF = GRIEKS MIA PISTIS.


658

[IN DEZE ZEVENVOUDIGE verklaringen van dit gedeelte is staat het geloof in JEZUS centraal. Men
mag dit gedeelte gerust gebruiken om naar het geloof in Jezus te verwijzen. Het geloof dat hij
redder is en centraal punt van het evangelie.]
Eph.4:13: “totdat wij allen komen tot de eenheid van het geloof en van de kennis van de Zoon van
God, tot een volwassen man, tot de maat van de grootte VAN DE VOLHEID VAN CHRISTUS,”

2 Cor.11:4: “Want als er iemand komt die EEN ANDERE JEZUS PREDIKT, DIE WIJ NIET GEPREDIKT
HEBBEN, of als u een andere geest ontvangt dan die u ontvangen hebt, of een ander Evangelie, dat
u niet aangenomen hebt, dan verdraagt u dat best.”

Galaten 1:6,7: “6 Ik verwonder mij erover dat u zich zo snel afwendt van Hem Die u in de genade
van Christus geroepen heeft, naar een ander evangelie, terwijl er geen ander is; al zijn er ook
sommigen die u in verwarring brengen en HET EVANGELIE VAN CHRISTUS WILLEN VERDRAAIEN.”

Galaten 5:6: “IN CHRISTUS JEZUS heeft namelijk niet het besneden zijn enige kracht, en ook niet
het onbesneden zijn, maar het geloof, dat door de liefde werkzaam is.”

Titus 1:1,4: “Paulus, een dienstknecht van God en een apostel van Jezus Christus, overeenkomstig
het geloof van de uitverkorenen van God en de kennis van de waarheid, die in overeenstemming
met de godsvrucht is, … genade, barmhartigheid en vrede zij u van God de Vader en van de HEERE
JEZUS CHRISTUS, ONZE ZALIGMAKER.”

Hebreeën 13:6: “Daarom zeggen wij met goede moed: DE HEERE IS VOOR MIJ EEN HELPER en ik
zal niet vrezen. Wat zal een mens mij doen?”

Jacobus 2:1: “Mijn broeders, heb het geloof in ONZE HEERE JEZUS CHRISTUS, DE HEERE DER
HEERLIJKHEID, zonder aanzien des persoons.”

2 Petrus 1:1: “Simeon Petrus, een dienstknecht en apostel van Jezus Christus, aan hen die een even
kostbaar geloof ontvangen hebben als wij, DOOR DE GERECHTIGHEID VAN ONZE GOD EN
ZALIGMAKER, JEZUS CHRISTUS.”

Judas 1:4,21: “Want er zijn sommige mensen binnengeslopen, die tot dit oordeel al lang tevoren
opgeschreven zijn, goddelozen, die de genade van onze God veranderen in losbandigheid, en DIE
DE ENIGE HEERSER, GOD EN ONZE HEERE JEZUS CHRISTUS, VERLOOCHENEN. … bewaar uzelf in de
liefde van God en verwacht DE BARMHARTIGHEID VAN ONZE HEERE JEZUS CHRISTUS, tot het
eeuwige leven.”

^^^^^^

VERS 5: EEN DOOP = GRIEKS BAPTISMA.


[Er is 1 tekst spreekt over de doop in de ENE NAAM van de Vader, de Zoon en de Heilige geest,
maar dan horen we alleen nog van doop in de Heilige Geest en in Jezus.]
659

Matthéüs 28:19: “Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen DOPEND IN DE NAAM VAN DE VADER
EN VAN DE ZOON EN VAN DE HEILIGE GEEST, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te
nemen.”

Romeinen 6:3,4: “3 OF WEET U NIET DAT WIJ ALLEN DIE IN CHRISTUS JEZUS GEDOOPT ZIJN, IN ZIJN
DOOD GEDOOPT ZIJN? 4 Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat evenals
Christus uit de doden is opgewekt tot de heerlijkheid van de Vader, zo ook wij in een nieuw leven
zouden wandelen.”

1 Corinthiërs 12:13: “Ook wij allen immers zijn DOOR ÉÉN GEEST TOT ÉÉN LICHAAM GEDOOPT,
hetzij dat wij Joden zijn, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen; en wij allen zijn van één Geest
doordrenkt.”

Galaten 3:26,27,28: “26 Want u bent allen kinderen van God door het geloof in Christus Jezus.
27 WANT U ALLEN DIE IN CHRISTUS GEDOOPT BENT, HEBT ZICH MET CHRISTUS BEKLEED.
28 Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men
slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in
Christus Jezus.”

Col.2:12: “U bent immers MET HEM BEGRAVEN IN DE DOOP, waarin u ook met Hem bent
opgewekt, door het geloof van de werking van God, Die Hem uit de doden heeft opgewekt.”

1 Petrus 3:21: “HET TEGENBEELD DAARVAN, DE DOOP, BEHOUDT NU OOK ONS. Maar niet als een
verwijderen van het vuil van het lichaam, maar als vraag aan God van een goed geweten, door de
opstanding van Jezus Christus,”

^^^^^^

VERS 6: EEN GOD EN VADER VAN ALLEN = GRIEKS EIS THEOS KAI PATER PANTON.

[dat word zowel van de Vader als de Zoon gezegd]

Eph.6:23: “Vrede zij de broeders, en liefde met geloof, van GOD DE VADER en van de Heere Jezus
Christus.”

Numeri 16:22: “Maar zij wierpen zich met hun gezicht ter aarde en zeiden: O God! GOD VAN DE
GEESTEN VAN ALLE VLEES! Als één man zondigt, zult U dan zeer toornig worden op heel de
gemeenschap?”

Jesaja 63:16: “Toch bent U onze Vader, want Abraham weet van ons niet en Israël kent ons niet.
U, HEERE, BENT ONZE VADER; onze Verlosser van oude tijden af is Uw Naam.”
660

Maleachi 2:10: “HEBBEN WIJ NIET ALLEN ÉÉN VADER? HEEFT NIET ÉÉN GOD ONS GESCHAPEN?
Waarom handelen wij dan trouweloos, eenieder tegen zijn broeder, door het verbond met onze
vaderen te ontheiligen? “

Johannes 20:17: “Jezus zei tegen haar: Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar
Mijn Vader, maar ga naar Mijn broeders en zeg tegen hen: Ik vaar op naar MIJN VADER EN UW
VADER, EN NAAR MIJN GOD EN UW GOD.”

1 Corinthiërs 8:6: “toch is er voor ons maar ÉÉN GOD: DE VADER, uit Wie alle dingen zijn, en wij
voor Hem, en ÉÉN HEERE: JEZUS CHRISTUS, door Wie alle dingen zijn en wij door Hem.”

1 Corinthiërs 12: 4-6: “4 Er is verscheidenheid van genadegaven, maar het is DEZELFDE GEEST. 5 Er
is verscheidenheid van bedieningen, en het is DEZELFDE HEERE. 6 Er is verscheidenheid van
werkingen, maar het is DEZELFDE GOD, Die alles in allen werkt.”

Galaten 3:26-29: “26 Want u bent allen KINDEREN VAN GOD DOOR HET GELOOF IN CHRISTUS
JEZUS. 27 Want u allen die in Christus gedoopt bent, HEBT ZICH MET CHRISTUS BEKLEED.
28 Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men
slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; WANT ALLEN BENT U ÉÉN
IN CHRISTUS JEZUS. 29 En ALS U VAN CHRISTUS BENT, dan bent u Abrahams nageslacht en
overeenkomstig de belofte erfgenamen.”

Galaten 4:3-7: “4 Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, zond God Zijn Zoon uit, geboren
uit een vrouw, geboren onder de wet, 5 om hen die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij
DE AANNEMING TOT KINDEREN zouden ontvangen. 6 Nu, omdat u kinderen bent, HEEFT GOD DE
GEEST VAN ZIJN ZOON UITGEZONDEN IN UW HARTEN, DIE ROEPT: ABBA, VADER! 7 Dus nu bent u
geen slaaf meer, maar een zoon; en als u een zoon bent, dan bent u ook ERFGENAAM VAN GOD
DOOR CHRISTUS.”

1 Johannes 3:1-3: “1 Zie, hoe groot is de liefde die de Vader ons gegeven heeft: DAT WIJ KINDEREN
VAN GOD WORDEN GENOEMD. Daarom kent de wereld ons niet, omdat zij Hem niet kent.
2 Geliefden, NU ZIJN WIJ KINDEREN VAN GOD, en het is nog niet geopenbaard wat wij zullen zijn.
Maar wij weten dat, als Hij geopenbaard zal worden, wij Hem gelijk zullen zijn; want wij zullen Hem
zien zoals Hij is. 3 En ieder die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, zoals Hij rein is.”

^^^^^^

VERS 6: DIE BOVEN ALLEN IS = GRIEKS O EPI PANTON.

[dat word zowel van de Vader als de Zoon gezegd]

Eph.1:20,21: “20 die Hij gewerkt heeft in Christus, toen Hij Hem uit de doden opwekte en aan Zijn
rechterhand zette in de hemelse gewesten, 21 VER BOVEN ALLE OVERHEID EN MACHT EN KRACHT
661

EN HEERSCHAPPIJ en elke naam die genoemd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de
komende.”

Genesis 14:19: “En hij zegende hem en zei: Gezegend zij Abram door GOD, DE ALLERHOOGSTE, Die
hemel en aarde bezit!”

1 Kronieken 29:11: “Van U, HEERE, is de grootheid, de macht, de luister, de kracht en de majesteit.


Want alles wat in de hemel en op de aarde is, is van U. Van U, HEERE, is het Koninkrijk, en U HEBT
ZICH VERHEVEN TOT EEN HOOFD BOVEN ALLES.”

Psalm 95:3-5: “3 WANT DE HEERE IS EEN GROOT GOD, JA, EEN GROOT KONING BOVEN ALLE
GODEN. 4 In Zijn hand zijn de diepste plaatsen van de aarde en de toppen van de bergen zijn van
Hem. 5 Van Hem is ook de zee, want Híj heeft haar gemaakt, Zijn handen hebben het droge
gevormd.”

Jesaja 40:11-14,21,22,23: “12 Wie heeft de wateren met de holte van zijn hand opgemeten, of van
de hemel met een span de maat genomen, of het stof van de aarde met een maatbeker gevat, of
de bergen gewogen in een waag, of de heuvels op een weegschaal? 13 Wie heeft de Geest van de
HEERE gepeild en wie heeft Hem als Zijn raadsman onderwezen? 14 Met wie heeft Hij beraadslaagd
dat hij Hem inzicht zou geven, Hem het pad van het recht zou leren, Hem kennis bij zou brengen
of Hem de weg van veel verstand zou doen kennen? … 21 Weet u het niet? Hoort u het niet? Is het
u vanaf het begin niet bekendgemaakt? Hebt u niet gelet op de fundamenten van de aarde? 22 Hij
is het Die zetelt boven de omtrek van de aarde, waarvan de bewoners als sprinkhanen zijn. Hij is
het Die de hemel uitspant als een dunne doek en uitspreidt als een tent om in te wonen. 23 Hij is
het Die vorsten maakt tot niets, rechters van de aarde maakt tot leegheid.” [Dit vers13 ”Wie heeft
de Geest van de HEERE gepeild en wie heeft Hem als Zijn raadsman onderwezen?” geeft duidelijk
aan dat de uitleg van de Wachttoren over Spreuken 8 in verband met Jezus niet steekhoudend is.
YaHWeH had GEEN raadsman bij de schepping.]

Jeremia 10:10-12: “10 De HEERE God is echter de Waarheid, Hij is de levende God, een eeuwig
Koning. Voor Zijn grote toorn beeft de aarde, de heidenvolken kunnen Zijn gramschap niet
verdragen. 11 Dit moet u tegen hen zeggen: De goden die de hemel en de aarde niet gemaakt
hebben, die zullen van de aarde en van onder deze hemel vergaan. 12 HIJ MAAKTE DE AARDE
DOOR ZIJN KRACHT, GRONDVESTTE DE WERELD DOOR ZIJN WIJSHEID, HIJ HEEFT DE HEMEL DOOR
ZIJN INZICHT UITGESPANNEN.”

Daniel 4:34,35: “34 Na verloop van die dagen sloeg ík, Nebukadnezar, mijn ogen op naar de hemel,
want mijn verstand kwam in mij terug, en ik loofde de Allerhoogste en prees en verheerlijkte Hem
Die eeuwig leeft. ZIJN HEERSCHAPPIJ IS IMMERS EEN EEUWIGE HEERSCHAPPIJ, EN ZIJN KONINKRIJK
IS VAN GENERATIE OP GENERATIE. 35 Al de bewoners van de aarde worden als niets geacht. Hij
doet naar Zijn wil met de legermacht in de hemel en de bewoners van de aarde. Er is niemand die
Zijn hand kan wegslaan of tegen Hem kan zeggen: Wat doet U?”
662

Matthéüs 6:13: “En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want van U is het
Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Amen.” [We horen hetzelfde zeggen
van de opgestane Jezus. Eph.5:5 heeft het over 1 koninkrijk zowel van de Vader als Christus: “Want
dit moet u weten, dat geen enkele ontuchtpleger, onreine of hebzuchtige, die een afgodendienaar
is, een erfdeel heeft IN HET KONINKRIJK VAN CHRISTUS EN VAN GOD.” En 2 Tim.4:1: “Ik bezweer
u, ten overstaan van God en de Heere Jezus Christus, Die levenden en doden zal oordelen bij Zijn
verschijning en in ZIJN KONINKRIJK.”]

Romeinen 11:36: “Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid,
tot in eeuwigheid. Amen.” [We horen hetzelfde zeggen van de opgestane Jezus in Col.1:15-17.
“15 Hij is het Beeld van de onzichtbare God, de Eerstgeborene van heel de schepping. 16 Want
DOOR HEM ZIJN ALLE DINGEN GESCHAPEN die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zichtbaar
en die onzichtbaar zijn: tronen, heerschappijen, overheden of machten; alle dingen zijn DOOR HEM
EN VOOR HEM GESCHAPEN. 17 En Hij is vóór alle dingen, en ALLE DINGEN BESTAAN TEZAMEN
DOOR HEM.”]

Openbaring 4:8,9,10,11: “8 En de vier dieren hadden elk voor zich zes vleugels rondom, en van
binnen waren die vol ogen. Ze hadden geen rust en zeiden dag en nacht: Heilig, heilig, heilig is de
Heere God, de Almachtige, Die was, Die is, en Die komt! 9 En telkens wanneer de dieren
heerlijkheid, eer en dank brachten aan Hem Die op de troon zat en Die leeft in alle eeuwigheid,
10 wierpen de vierentwintig ouderlingen zich neer voor Hem Die op de troon zat, aanbaden Hem
Die leeft in alle eeuwigheid, en wierpen hun kronen neer vóór de troon en zeiden: 11 U BENT HET
WAARD, HEERE, TE ONTVANGEN DE HEERLIJKHEID, DE EER EN DE KRACHT, WANT U HEBT ALLE
DINGEN GESCHAPEN, EN DOOR UW WIL BESTAAN ZIJ EN ZIJN ZIJ GESCHAPEN.” [We horen
hetzelfde zeggen van de opgestane Jezus in Openbaring 5: “13 En elk schepsel dat in de hemel, op
de aarde, onder de aarde en op de zee is, en alles wat daarin is, hoorde ik zeggen: Aan Hem Die op
de troon zit, EN AAN HET LAM zij de dankzegging, de eer, de heerlijkheid en de kracht in alle
eeuwigheid. 14 En de vier dieren zeiden: Amen. En de vierentwintig ouderlingen wierpen zich neer
en aanbaden Hem Die leeft in alle eeuwigheid.”]

^^^^^^

VERS 6: EN DOOR ALLEN EN IN U ALLEN IS: KAI DIA PANTON KAI EN PASIN. [dat word zowel van
de Vader als de Zoon gezegd]

Eph.2:20-22: “20 gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus
Christus Zelf de hoeksteen is, 21 en op Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, verrijst tot een
heilige tempel in de Heere; 22 OP WIE OOK U MEDE GEBOUWD WORDT TOT EEN WONING VAN
GOD, IN DE GEEST.”

Eph.3:16,17: “16 opdat Hij u geeft, naar de rijkdom van Zijn heerlijkheid, met kracht gesterkt te
worden door Zijn Geest in de innerlijke mens, 17 OPDAT CHRISTUS DOOR HET GELOOF IN UW
HARTEN WOONT en u in de liefde geworteld en gefundeerd bent.”
663

Johannes 14:23: “23 Jezus antwoordde en zei tegen hem: Als iemand Mij liefheeft, zal hij Mijn
woord in acht nemen; en Mijn Vader zal hem liefhebben, en WIJ ZULLEN NAAR HEM TOE KOMEN
EN BIJ HEM INTREK NEMEN.”

Johannes 17:26: “En Ik heb hun Uw Naam bekendgemaakt, en zal die bekendmaken, opdat de
liefde waarmee U Mij hebt liefgehad, in hen is, EN IK IN HEN.”

2 Cor.6:16: “Of welk verband is er tussen de tempel van God en de afgoden? Want U BENT DE
TEMPEL VAN DE LEVENDE GOD, zoals God gezegd heeft: Ik zal in hun midden wonen en onder hen
wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen Mijn volk zijn.”

1 Johannes 3:23,24: “23 En dit is Zijn gebod: DAT WIJ GELOVEN IN DE NAAM VAN ZIJN ZOON, Jezus
Christus, en dat wij elkaar liefhebben, zoals Hij ons een gebod gegeven heeft.24 En wie Zijn
geboden in acht neemt, blijft in Hem en Hij in hem. EN HIERAAN WETEN WIJ DAT HIJ IN ONS BLIJFT,
NAMELIJK AAN DE GEEST, DIE HIJ ONS GEGEVEN HEEFT.”

1 Johannes 4:12-15: “12 Niemand heeft ooit God gezien. Als wij elkaar liefhebben, blijft God in ons
en is Zijn liefde in ons volmaakt geworden. 13 Hieraan weten wij dat wij in Hem blijven en Hij in
ons, doordat Hij ons van Zijn Geest gegeven heeft. 14 EN WIJ HEBBEN GEZIEN EN GETUIGEN DAT
DE VADER DE ZOON GEZONDEN HEEFT ALS ZALIGMAKER VAN DE WERELD. 15 Al wie belijdt dat
Jezus de Zoon van God is, GOD BLIJFT IN HEM, EN HIJ IN GOD.”

Een samenvatting vanuit een citaat uit Geisler, N. L. (1999). Trinity. In Baker encyclopedia
of Christian apologetics (blz.730–732). Baker Books.

“Dat de drie leden van de Drie-eenheid verschillende personen zijn, blijkt duidelijk uit het feit dat
elk apart wordt genoemd van de anderen. De Zoon bad tot de Vader (vgl. Joh. 17). De Vader sprak
vanuit de hemel over de Zoon bij zijn doop (Matt. 3:15-17). Inderdaad, de Heilige Geest was
tegelijkertijd aanwezig en onthulde dat ze naast elkaar bestaan. Verder geeft het feit dat ze aparte
titels hebben (Vader, Zoon en Geest) aan dat ze niet één persoon zijn. Ook heeft elk lid van de Drie-
eenheid speciale functies die ons helpen ze te identificeren. De Vader plande bijvoorbeeld redding
(Johannes 3:16; Efeziërs 1:4); de Zoon volbracht het aan het kruis (Joh. 17:4; 19:30; Hebr. 1:1-2) en
bij de opstanding (Rom. 4:25; 1 Kor. 15:1-6), en de Heilige Geest past het toe op het leven van de
gelovigen (Joh. 3:5; Ef. 4:30; Titus 3:5-7). De Zoon onderwerpt zich aan de Vader (1 Kor. 11:3; 15:28),
en de Heilige Geest verheerlijkt de Zoon (Johannes 16:14).”

12.8 VERLOREN ZONDER CHRISTUS

Waarom begrijpen Jehovah’s Getuigen dit allemaal dan niet? Daar zijn meerdere redenen
bij aan te halen. De grote massa van hun leden zijn onkundig over de ware aard van deze zaken en
zoals Paulus zegt: “hoe kunnen ze geloven zonder gehoord te hebben” (Rom.10:17). Dit is het
ongeloof uit onkunde, waarin de kerk eigenlijk te kort geschoten is. Dialoog met de Jehovah’s
Getuigen is daarom niet genoeg. Het moet gepaard gaan met getuigenis, een getuige voor Christus
zijn. Anderen onder hen willen niet geloven, stoppen hun oren en hart voor de waarheid van de
664

Schrift. Dit is de moeilijkheid, dezen leven in openlijke rebellie tegenover God. Natuurlijk gebruiken
ze, zoals iedere ketter zijn letter heeft, ook wel eens een schriftuurplaats. Maar het blijft bij het
lezen (en herlezen) van de eigen publicaties van de WT. En deze worden zo goedkoop en kwistig
op de markt gebracht dat vele WT-aanhangers er nooit toe komen een ander boek ter hand te
nemen. Er zijn ook de echte ware fanatieker, in feite de misleide gelovigen. Voor hem kan de WT
gewoonweg niets verkeerd doen. En wellicht is deze wel op de hoogte van de fouten (valse
profetieën en voortdurende wijzigingen in leerstellingen) die zijn geestelijke moeder heeft begaan.
Maar dat deert niet, alle religie behalve deze van hem is nog corrupter, zegt hij. Natuurlijk is dit
lang niet altijd waar. In het hoekje gedreven zou hij liever sterven dan toegeven. Dat is zoals de
Heer het ergens zegt: men heeft liefde voor de duisternis i.p.v. liefde voor het licht (Joh.3:19,20).

Een andere groep mensen blijft contact houden met Jehovah’s Getuigen zogenaamd
omwille van de logica der leerstellingen der Jehovah’s Getuigen. Maar zoiets mag niet op zijn minst
onze keuze bepalen voor wat een levensbelangrijke zaak is, namelijk onze relatie tot God
(Jes.55:8,9). Want de Getuigen prediken nu juist niet de God van de Bijbel maar een substituut.
Hun evangelie is slechts een modern surrogaat van de werkelijke boodschap van de Schrift.
Anderen blijven dan verbonden met de WT omdat men, zoals ze prediken, bij hen ware liefde vindt.
Maar ook dat is een lachertje. Het boek van Josy Doyon een ex-Jehovah Getuige is hiervan het
bewijs. (‘Herders zonder erbarmen’, Bosch & Keuning N.V. Baarn, 1967.)

In een oude zangbundel die Jehovah’s Getuigen vroeger gebruikten tijdens hun diensten
stond een lied (nummer 38) dat aan hun leden loyaliteit aanprijst. De tekst van dat lied met de titel
‘Loyaliteit tonen’ (Psalm 18:25) zegt in het vierde vers: (4) Onbetrouwbaar is de wereld. Blijf
daarom altijd loyaal jegens ieder wie dit toekomt; Satan wordt zo telkenmaal als een leugenaar
gebrandmerkt, maar Jehovah krijgt gelijk. Dit bereidt Jehovah vreugde en òns wacht zijn
Vrederijk.” ‘DE WACHTTOREN’ van 1 november 1998 heeft op pagina 12, paragraaf 15 het
volgende gezegd: “Wanneer wij bijbelstudenten onderwijzen, dienen wij nooit mensen boven
Jehovah God te stellen. Het is niet ons doel hen te onderwijzen dat zij ons als de voornaamste
bron van wijsheid bezien. Wij willen dat zij voor leiding naar Jehovah, zijn Woord en zijn
organisatie opzien.” Vanuit deze laatste opmerking is het duidelijk, je kunt niet zonder “zijn
organisatie.” Juist dat maakt een groep tot een sekte. Wie behalve God en zijn woord nog wat
anders erbij wil, heeft de Bijbelse boodschap niet begrepen.
Nog eens herhaald waar het schoentje wringt: “Wij willen dat zij voor leiding naar Jehovah, zijn
Woord en zijn organisatie opzien.” Als ze het echt zo bedoelen dan is men niet beter dan de
Roomse kerk die ze verketteren . De gelijkenis is namelijk: Katholieken geloven in de macht van de
paus en Jehovah’s Getuigen in de macht van hun bestuursleden.,

Wie deze argumenten gebruiken, of andere, beseffen niet in welke erbarmelijke toestand
ze verzeild geraakt zijn. Ze prediken (?) een vreemde boodschap. Een goed nieuws dat gebaseerd
is op een fundament van menselijke stellingen (1 Cor.1:19,21). De overdreven liefde van hun
organisatie heeft hen vervreemd van het ware fundament, Christus Jezus (1 Cor.3:10,11). En toch:
een andere naam voor redding is er niet (Hand.4:12). Indien we Hem verwerpen als redding blijft
er niets over (Heb.2:3). Men is zolang in de duisternis totdat men, evenals Paulus uitroept: “ook te
665

sterven voor de naam van de Heer Jezus” (Hand.21:13). Maar indien ik dát beweer dan impliceert
het ook dat ik de absolute godheid aanneem van de Christus. Het is niet alleen absurd te willen
sterven voor een volmaakt mens of een god in de betekenis van de WT-leer, men heeft tevens
geen enkele garantie dat Gods belofte van eeuwig leven aan ons, ooit in vervulling zal gaan. Maar
geen nood. Alle dingen die de Vader heeft behoren de Zoon toe en deze geeft de stellige belofte:
“en Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand
zal ze uit mijn hand roven” (Joh.10:28 / 16:15). Christus is de hoeksteen van het christelijke
gebouw. Neem je Hem niet aan dan kom je dat gebouw niet binnen.

Laat ons niet rond de pot draaien, hier is de stelling van Maarten Luther aan de orde: “Wie
Christus niet predikt is niet apostolisch, zelfs indien St. Petrus of St. Paulus het leren. En bovendien,
wie Christus predikt is apostolisch, zelfs wanneer Judas, Annas of Pilatus het zeggen” (Luther’s
Works, vol. 35, Theodore Bachmann, ed. (Philadelphia: Muhlenberg Press, 1960, blz.396.)

APPENDIX 12: JODEN EN DE MESSIAANSE INTERPRETATIE VAN HET OT

Hieronder acht bladzijden die we hebben overgenomen uit de internetsite van de USA-
theoloog Glenn Miller. Zelf komt het uit A. Edersheim, honderddertig jaar na het verschijnen van
zijn boek dat nog steeds een bestseller is. Het geeft de verbanden aan die Rabbijnen gelegd hebben
tussen de Messias David en enkele andere teksten. We hebben zoals G. Miller dit niet nagegaan,
maar we weten dat Ederscheim degelijk werk levert. Het enige probleem zou de nummering
kunnen zijn van verwijzingen naar de Talmud, want de schrijver leefde zelf einde 19 de eeuw en
sommige boeken hadden toen een andere nummering. Het boek van Alfred Edersheim is het
mooiste boek dat een Messias-belijdende Jood ooit schreef over Jezus. Natuurlijk de schrijvers van
het NT niet ingerekend. Het staat op Internet en is permanent in herdruk.

“A List of OT passages interpreted messianically in the Rabbinical writings (from Edersheim’s


Appendix 9, not verified by me):

• Gen 1.2 (Isa 11.2, Lam. 2.19)


• Gen 2.4 (Gen 3.15, Ruth 4.18)
• Gen 4.25 (Ber. R. 23; m. Ruth 4.19)
• Gen 14.1 (Ber. R. 42)
• Gen 15.18 (Ber. R. 44)
• Gen 19.32 (Ber. R. 51)
• Gen 22.18 (Bemid. R. 2)
• Gen 33.1 (the midrash co-joins this with Is 66.7, notes that before the first oppressor was born,
the last Redeemer was already born.
• Gen 38.1,2 (Ber. R. 85)
• Gen 49.1 (Ber. R. 98)
• Gen 49.9 (Yalkut 160 and Ber. R. 98)
• Gen 49.10 (Yalkut u.s.; midrash on Gen 49.10, on Prov 19.21, or Lan 1.16; all the targums)
666

• Gen 49.12 (targum ps-jon and the jeru.targ)


• Gen 49.17 (last clause, in the Midrash--Ber.R.98)
• Gen 49.19 (Ber. R. 99, but cf. Ber. R. 71)
• Gen 50.10 (at the close of Ber.R.)
• Ex 4.22 (midr on Ps 2.7)
• Ex 12.2 (Shem r. 15)
• Ex 12.42 (jeru.targ)
• Ex 15.1 (mekilta)
• Ex 16.25 (Jer. Taan. 64a)
• Ex 16.33 (Mechil)
• Ex 17.16 (ps-J.targ)
• Ex 21.1 (Shem R. 30)
• Ex 40.9,11 (ps-J.targ)
• Lev 26.12 (Yalkut 62)
• Lev 26.13 (Ber. R. 12)
• Num 6.26 (Siphre on Num par. 42)
• Num 7.12 (Bem. R. 13)
• Num 11.26 (J.targ)
• Num 23.21 (ps-J.targ; see also Num 24.7 in the J.targ)
• Num 24.17 (onk.targ; ps-J.targ; Jer. Taan. 4.8; Deb r. 1; Midr. on Lament 2.2)
• Num 24.20,24 (ps-J.targ)
• Num 27.16 (Yalkut)
• Dt 1.8 (Sirhre 67a)
• Dt 8.1 (comments of Tanchuma)
• Dt 11.21 (siphre par 47)
• Dt 16.3 (siphre , par 130; see also Ber 1.5)
• Dt 19.8,9 (Siphre, par 185; Jer.Macc 2.7)
• Dt 20.10 (Tanchuma par 19)
• Dt 23.11 (Tanchuma on Par. Ki Thetse 3)
• Dt 25.19 and 30.4 (ps-J.targ; cf. last 3 lines of Bem. R.)
• Dt 32.7 (Siphre)
• Dt 32.20 (Siphre)
• Dt 33.5 (jer.targ)
• Dt 33.17 (Tanchuma on Gen 1, par.1; Bemidb. R. 14)
• Dt 33.12 (Sebach. 118b)
• Judg. 5.31 (Ber R 12; see also Gen 2.4)
• Ruth 2.14 (Midr R. Ruth 5; Midr on Cant 2.9; Pesik 49a,b; Shabb. 113b)
• Ruth 1.1 (targ)
• Ruth 3.15 (targ)
• Ruth 4.18,20 (see refs under Gen 2.4)
• 1 Sam 2.10 (targ, plus various midr.)
667

• 2 Sam 22.28 (Sanh, 98a)


• 2 Sam 23.1 (targ.)
• 2 Sam 23.3 (targ.)
• 2 Sam 23.4 (midrash, par 29)
• 1 Kgs 4.33 (targ)
• 1 Chr 3.24 (targ; plus Tanchuma, par. Toledoth 14)
• Ps 2 (Berach 7b; Abhod. Zarah 3b; midrash on Ps 2; midrash on ps 112.11; Pirqe de R. Eliez c.28;
Yalkut; individual verses below)
• Ps 2.4 (Talmud--Abhod. Z. u.s.)
• Ps 2.6 (midrash on 1 Sam 16.1--connects the suffering of the Messiah with Is 53!)
• Ps 2.7 (talmud--Sukk. 52a)
• Ps 2.8 (Ber. R. 88; talmud-Sukk 52a)
• Ps 2.9 (see Ps 120)
• Ps 16.6 (Ber R. 88)
• Ps 16.9 (midr)
• Ps 18.31 (in the Hebrew, verse 32: targ)
• Ps 18.50 (Jer.talmud--Ber 2.4; midr on Lam 1.16)
• Ps 21.1 [Heb 2] (targ; midr)
• Ps 21.2 (midrash)
• Ps 21.3 [4] (midr; cf. Shemoth R. 8)
• Ps 21.4 (Sukk.52a)
• Ps 21.5 [6] (Yalkut on Num 27.20; Beidbar R. 15)
• Ps 21.7 [8] (targ)
• Ps 22.7 [8] (Yalkut on Is 60, applies this verse to the messiah, using almost the same words as
the gospels)
• Ps 22.15 [16] (Yalkut)
• Ps 23.5 (Bemid R. 21)
• Ps 31.19 [20] (midr; pesiqta, p149)
• Ps 36.9 (Yalkut on Is 60)
• Ps 40.7 (see refs at Gen 4.25)
• Ps 45.2 [3] (targ.)
• Ps 45.3 [4] (talmud--Shabb 63a)
• Ps 45.6 [7] (targ; in Ber.R.99 a connection with non-departing sceptre is made!)
• Ps 45.7 (some eds of targ)
• Ps 50.2 (siphre)
• Ps 60.7 (Bemidbar R. on Num 7.28)
• Ps 61.6 [7] (targ; pirqe de R. Eliez c.19)
• Ps 61.8 [9] (targ.)
• Ps 68.31 [32] (talmud-Pes. 118b; Sheoth R. on Ex 26.15)
• Ps 72.1 (targ.; midr.)
• Ps 72.16 (Talmud--Shabb.30b; Midr on Eccl 1.9)
668

• Ps 72.17 (Sanh 98b; Pes. 54a;Ned. 39b; Ber.R. 1; midr on Lam 1.16; Pirqe de. R. Eliez.c.3)
• Ps 72.8 (Pirqe d. R. Eliez.c.11; Yalkut on Is 55.8; Midr. Bemidbar R.13)
• Ps 72.10 (Midr. Ber. R 78; Midr. Bemidbar R.13)
• Ps 80.17 [18] (targ.)
• Ps 89.22-25 [23-26] (Yalkut on Is 60.1)
• Ps 89.27 [28] (Shemoth R. 19)
• Ps 89.51 [52] (Midr on Ps 18)
• Ps 89.53 (midr. on Cant 2.13)
• Ps 90.15 (midr)
• Ps 92.8,11,13 [7,10,12] (pirqe d. R. Eliez.c.19; midrash)
• Ps 95.7, last clause (Shem R. 25; Midr on Cant 5.2; cf. Sanh 98a and Jer. Taan. 64a)
• Ps 102.16 [17] (Bereshith R. 56)
• Ps 106.44 (midrash)
• Ps 110 (targ; midr on ps.2; midra on Ps 36 [35])
• Ps 110.2 (Beresh. R. 85; Bemid. R. 18; Yalkut)
• Ps 110.7 (Yalkut)
• Ps 116.9 (Ber. R. 96)
• Ps 116.13
• Ps 119.33 (midr)
• Ps 120.7 (Midr)
• Ps 121.1 (tanchuma--par.Toledoth 14; cf. Yalkut)
• Ps 126.2 (tanchuma on Ex 15.1)
• Ps 132.18 (pirke d. R. Eliez.c.28)
• Ps 132.14 (Ber. R. 56)
• Ps 133.3 (Ber. R. 65, closing lines)
• Ps 142.5 (Ber. R. 74)
• Prv 6.22 (Siphre on Deut)
• Eccl 1.9 (midr)
• Eccl 1.11 (targ)
• Eccl 7.24 (targ)
• Eccl 11.8 (midr)
• Eccl 12.1 (midr)
• Cabt (all refs to Solomon are applied to the messiah in Talmud--Sheb 35b)
• Cant 1.8 (targ)
• Cant 1.17 (targ)
• Cant 2.8 (Shir haShirim R.; Pesiqta)
• Cant 2.9-10,12 (Pesiqta)
• Cant 2.13 (midrash)
• Cant 3.11 (Yalkut)
• Cant 4.5 (targ)
• Cant 4.16 (midrash; Bemidbar R. 13)
669

• Cant 5.10 (Yalkut)


• Cant 6.10 (Yalkut)
• Cant 7.6 (midrash)
• Cant 7.13 (targ)
• Cant 8.2 (targ)
• Cant 8.4 (targ)
• Cant 8.11 (Talmud--Shebhu 35b)
• Cant 8.12 (targ)
• Isa 4.2 (targ)
• Isa 4.4 (see Gen 18.4, 5; Deut 23.11)
• Isa 4.5,6 (Yalkut, midr on Ps 13; midrash on ps 16.9)
• Is 6.13 (Talmud-Keth 112b)
• Is 7.21 (see Gen 18.7 refs)
• Is 8.14 (Talmud--Sanh 38a)
• Is 9.6 (targ; debarim R. 1; Bemidbar R. 11)
• Is 9.7 (see Num 6.26)
• Is 10.27 (targ)
• Is 10.34 (midrash on Lam 1.16)
• Is 11:1 (targ; Bereshith R. 85 on Gen 38.18--Ps 110.2 is quoted there also; Ber. R. 99; Yalkut)
• Is 11.2 (see Gen 1.2; Yalkut on Prov 3.19,20; Pirq. d. R. El.3)
• Is 11.3 (Talmud-Sanh 93b)
• Is 11.4 (midrash on Ps 2.2; midr. on Ruth 2.14; Yalkut on Is 60)
• Is 11.6 (targ.)
• Is 11.7 (see Ex 12.2)
• Is 11.10 (see Gen 49.10 nd Ps 21.1)
• Is 11.11 (yalkut; midr on Ps 107.2)
• Is 11.12 (Midr on Lam 1.2)
• Is 12.3 (cf. the ancient practice of pouring out the water on the Fast of Tabernacles)
• Is 12.5 (midr on Ps 118.23)
• Is 14.2 (see Gen 18.4,5)
• Is 14.29 (targ)
• Is 15.2 (targ)
• Is 16.1 (targ)
• Is 16.5 (targ)
• is 18.5 (talmud-Sanh 98a)
• Is 21.11,12 (Jer. Taan. 64a; Shem. R. 18)
• Is 23.8 (midr. on Eccl 1.7)
• Is 23.15 (talmud-Sanh 99a)
• Is 24.23 (Bemidbar R, quoted under Gen 22.18; Bemidbar R. 13)
• Is 25.8 (talmud-Moed Q. 28b; Siphra; Yalkut; Yalkut on Is 60.1; Debar. R. 2; Shem R. 30)
• Is 25.9 (Tanchuma on Deut)
670

• Is 26.19 (midr on Eccl 1.7)


• Is 27.10 (Shem R. 1; Tanchuma on Exod 2.5)
• Is 27.13 (Talmud--Rosh. haSh. 11b; Yalkut; Pirqe de R. El. c.31)
• Is 28.5 (targ)
• Is 28.16 (targ; Rashi)
• Is 28.15 (Jer. Taan. 1.1)
• Is 30.18 (Sanh 97b)
• Is 30.19 (Yalkut on Zech 3.8)
• Is 30.25 (see gen 18.4)
• Is 30.26 (Talmud--Pes. 68a and Sanh 91b; Pirqe de. R. El. 51; Shemoth R. 50; cf. also Ber. R. 12
and gen 2.4)
• Is 32.14,15 (midr. on Lam 3.49)
• Is 32.20 (Tanchuma; Deb R. 6)
• Is 35.1,2 (Tanchua on Deut 1.1)
• Is 30.5,6 (Yalkut 1.78c; Ber. R. 95; midr on Ps 146.8)
• Is 30.10 (midr on ps 107.1; yalkut on end of Chronicles; Shemoth R. 15,23)
• Is 40.1-3 (see Is 11.12 and 35.1)
• Is 40.5 (Vayyikra R. 1; Yalk 2.77b)
• Is 40.10 (Yalk on Ex 32.6)
• Is 41.18 (see gen 18.4-5)
• Is 41.25 (Bem R. 13)
• Is 41.27 (targum-Rashi; Bereshith R. 63; Vayyikra R. 30; Talmud--Pes 5a; Pesiqta)
• Is 42.1 (targ; midr on ps 2; yalkut)
• Is 43.10 (targ)
• Is 45.22 (see Is 11.12, midr on lam)
• Is 49.8 (Yalk.)
• Is 49.9 (Yalk.)
• Is 49.10 (midr on lam--quoted at is 11.12)
• Is 49.12 (see Ex 12.2)
• Is 49.13 (midr on prov 19.21)
• Is 49.14 (yalk.)
• Is 49.21 (midr on lam--see ps 11.12)
• Is 49.23 (Vayyikra R. 27; midr on Ps 2.2)
• Is 49.26 (Vayyikra R. 33)
• Is 51.12 (see Is 11.12, and Is 25.9)
• Is 51.17 (see Is 25.0)
• Is 52.2 (see Is 11.12--midr on Lam)
• Is 52.3 (talmud--Sanh 97b)
• Is 52.7 (yalkut; yalk on Ps 112.1; see also Cant 2.13)
• Is 52.8 (midr on lam--see Is 11.12)
• Is 52.12 (Shemoth R. 15, 19)
671

• Is 52.13 (targ; yalk(assoc. suffering with the messiah))


• Is 53 (the messianic name ‘Leprous’ (Sanh 98b) is expressly based on it)
• Is 53.10 (targ)
• Is 53.5 (midr on Samuel; see Ruth 2.14)
• Is 54.2 (Vayyikra R. 10)
• Is 54.5 (Shemoth R. 15)
• Is 54.11 (Shemoth R. 15; see also Ex 12.2)
• Is 54.13 (Yalk; midr. on Ps 21.2)
• Is 55.12 (midr on Ps 13)
• Is 56.1 (see Ex 21.1)
• Is 56.7 (see Is 11.12)
• Is 57.14 (Bemidbar R. 15)
• Is 57.16 (talmud--Yeb. 62a and 63b; midr on Eccl 1.6)
• Is 59.15 (talmud--Sanh 97a; midr on Cant 2.13)
• Is 59.19 (talmud-Sanh 98a)
• Is 59.17 (pesiqta)
• Is 59.20 (see Is 11.12)
• Is 59.19,20 (Sanh 98a; Pesiqta 166b)
• Is 60.1 (targ; Ber. R. 1 with ref to Dan 2.2; Ber. R. 2; Bemidbar R. 15,21; Yalkut on Exod 25.3;
yalk on this chapter)
• Is 60.2 (talmud-Sanh 99a; midr)
• Is 60.2-4 (midr)
• Is 60.4 (midr on cant 1.4--tied in with the Zec. prophs!)
• Is 60.7 (talmud-Abod. Sar. 24a)
• Is 60.8 (midr on Ps 48.13)
• Is 60.19 (yalk)
• Is 60.21 (talmud--Sanh 98a)
• Is 60.22 (talmud--Sanh 98a)
• Is 61.1 (see Is 32.14, 15)
• Is 61.5 (yalkut; midr on Eccl 2.7)
• Is 61.9
• Is 61.10 (tanchuma on deut 1.1--see Is 25.9; Pesiqta)
• Is 62.10 (see Is 57.14)
• Is 63 (Pirqe de. R. El. c.30)
• Is 63.2 (see Cant 5.10; Pesiqta)
• Is 63.4 (Sanh 99a; midr on Eccl 12.10)
• Is 64.4 [3] (yalk on Is 60)
• Is 65.17 (midr on lam--see Is 11.12)
• Is 65.19 (tanchuma on deut 1.1)
• Is 65.25 (Ber R. 20; midr)
• Is 66.7 (Vayyikra R. 14; midr on Gen 33.1)
672

• Is 68.22 (Ber. R. 12; see gen 2.4)


• Jer 3.17 (Yalku on Josh 3.9ff)
• Jer 3.18 (yalkut on Cant 1.16)
• Jer 5.19 (Introd. to Echa R.)
• Jer 12.9 (Pirque de R. Eliez c.28)
• Jer 16.13 (talmud--San 98b; midr on Lam 1.16)
• Jer 16.14 (Mechilta)
• Jer 23.5,6 (targ; talmud--Babha Bathra 75b; midr on Ps 21.1; midr on Prov 19.21; midr on Lam
1.16)
• Jer 23.7 (see Jer 16.14; talmud--Ber. 12b)
• Jer 30.9 (targ)
• Jer 30.21 (targ; midr on Ps 21.7)
• Jer 31.8 (yalkut)
• Jer 31.20 (yalk; yalk on Is 9.1)
• Jer 31.31,33,24 (yalk)
• Jer 33.13 (targum; yalkut)
• Lam 1.16 (Midrash R and in Jeru talmud)
• Lam 2.22 (targ)
• Lam 4.22 (targ)
• Ezek 11.19 (Deb. R. 6 et. al.)
• Ezek 16.55 (Shem R. 15)
• Ezek 17.22,23 (targ)
• Ezek 25.14 (Bemidbar R. on Num 2.32)
• Ezek 29.21 (Sanh 98a)
• Ezek 32.14 (Sanh 98a)
• Ezek 36.25 (targ; yalkut; talmud--Kidd. 72d)
• Ezek 36.27 (see Ezek 11.19)
• Ezek 39.2 (Bemidbar R. 13)
• Ezek 47.9 (Shem R. 15)
• Ezek 47.12 (Shem R. 15)
• Ezek 48.19 (Talmud--Baba R. 122a)
• Dan 2.22 (Ber. R. 1; midr on Lam 1.16)
• Dan 2.35 (Pirqe de R. Eliez c.11)
• Dan 2.44 (Pirqe de R. Eliez c.30)
• Dan 7.9 (interpreted by R. Akiba in Chag 14a)
• Dan 7.13 (talmud--Sanh 98a: if Israel behaved worthily, the Messiah would come in the clouds
of heaven; if otherwise, humble, and riding upon an ass!)
• Dan 7.27 (Bem. R. 11)
• Dan 8.13,14 (Ber. R. 21)
• Dan 1.24 (Naz 32b; Yalkut)
• Dan 12.3 (Shem R. 15)
673

• Dan 12.11,12 (Midr on ruth 2.14)


• Hos 2.2 (midr on Ps 45.1)
• Hos 2.13 (see Jer 5.19)
• Hos 2.18 (Shem R. 15 on Ex 12.2)
• Hos 3.5 (targ; Jer Talmud--Ber. 5a)
• Hos 6.2 (targ)
• Hos 13.14 (Yalk on Is, par. 269)
• Hos 14.7 (targ)
• Joel 2.28 (Bemidbar R. 15; Yalkut)
• Joel 3.18 (midr on Ps 13; midr on Eccl 1.9)
• Amos .7 (midr on cant 2.13)
• Amos 5.18 (talmud--sanh 98b)
• Amos 8.11 (Ber. R. 25)
• Amos 9.11 (talmud--Sanh 96b; Ber. R. 88; cf. Yalkut)
• Obadianh 18,21 (Deb R. 1)
• Micah 2.13 (see Gen 18.4,5; Midr on Prov 6)
• Micah 4.3 (Talmud--Shabb 63a)
• Micah 4.5 (Shemoth R. 15)
• Micah 4.8 (targ)
• Micah 5.2 (targ; Pirqe d. R. Eliez c.3; et.al.)
• Micah 5.3 (talmud--Yoma 10a; Sanh 98b)
• Micah 7.6 (Sanh 97a; Sotah 49b; midr on cant 2.13)
• Micah 7.15 (Yalkut)
• Micah 7.8 (Deb.R.11)
• Nahum 2.1 (see Is 52.7)
• Hab 2.3 (Sanh 97b; Yalk)
• Hab 3.18 (targ)
• Zeph 3.8 (Yalk)
• Zeph 3.9 (Talmud--Abhod.Zarah, 24a; Ber. R. 88)
• Zeph 3.11 (Sanh 98a)
• Haggai 2.6 (Deb. R. 1)
• Zech 1.20 (Talmud--Sukk. 52b; midr--bemidbar R. 14)
• Zech 2.10 (see Is 60.4; targ.)
• Zech 3.8 (targ)
• Zech 3.10 (midr on Ps 72)
• Zech 4.7 (targ; tanchuma (par. Toledoth 14)
• Zech 4.10 (tanchuma, u.s.)
• Zech 6.12 (targ; jers-talmud--Ber 5a; Pirqe de R. Eliez c.48; et. al.)
• Zech 7.13 (see Jer 5.19)
• Zech 8.12 (see gen 2.4)
• Zech 8.23 (see Is 60.1 in Yalkut)
674

• Zech 9.1 (Siphre on Deut, p.65a; Yalkut)


• Zech 9.9 (everywhere! Sanh 98a; Pirqe de R. Eliez c.31)
• Zech 9.10 (see Deut 20.10)
• Zech 10.4 (targ)
• Zech 11.12 (Ber. R. 98)
• Zech 12.10 (Talmud--Sukk. 52a)
• Zech 14.2-6 (many passages on the messianic wars)
• Zech 14.7 (yalkut on Ps 139.16,17; Pirqe d. R. Eliez c.28)
• Zech 14.8 (Ber R. 48; see also gen 18.4,5)
• Zech 14.9 (Yalkut; midr on Cant 1.13; et. al.)
• Mal 3.1 (Pirqe de R. Eliez c.29)
• Mal 3.4 (Bemidbar R. 17)
• Mal 3.16 (Vayyikra R. 34)
• Mal 3.17 (Shemoth R. 18)
• Mal 4.1 [3.19] (Bereshith R. 6)
• Mal 4.2 [3.20] (Shemoth R.31)
• Mal 4.5 (many places...Pirqe de R. Eliez. c.40; Debarim R. 3; midrash on Cant 1.1; talmud; yalkut)
Glenn Miller, 3/24/96.”

APPENDIX 13: Geloofsbelijdenissen (de nummering is niet origineel)

De Twaalf Artikelen

1. Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van de hemel en de aarde.


2. En in Jezus Christus, zijn eniggeboren Zoon, onze Here;
3. die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria;
4. die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven,
neergedaald in de hel;
5. op de derde dag opgestaan uit de doden;
6. opgevaren naar de hemel, en zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader;
7. vandaar zal Hij komen om te oordelen de levenden en de doden.
8. Ik geloof in de Heilige Geest.
9. Ik geloof een heilige, algemene, christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen;
10. vergeving van de zonden;
11. opstanding van het vlees;
12. en een eeuwig leven.

Geloofsbelijdenis van Nicea

1. Wij geloven in één God, de almachtige Vader, Schepper van de hemel en de aarde, van
alle zichtbare en onzichtbare dingen.
675

2. En in één Here Jezus Christus, de eniggeboren Zoon van God, geboren uit de Vader voor
alle eeuwen, God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God; geboren,
niet geschapen, één van wezen met de Vader; door Hem zijn alle dingen geworden.
3. Terwille van ons mensen en van ons behoud is Hij neergedaald uit de hemel en vlees
geworden door de Heilige Geest uit de maagd Maria en is een mens geworden. Hij is ook
voor ons gekruisigd onder Pontius Pilatus, heeft geleden, is begraven. Op de derde dag is
Hij opgestaan overeenkomstig de Schriften. Hij is opgevaren naar de hemel, zit aan de
rechterhand van de Vader en zal in heerlijkheid weerkomen om te oordelen de levenden
en de doden. En zijn rijk zal geen einde hebben.
4. En in de Heilige Geest, die Here is en levend maakt, die van de Vader en de Zoon uitgaat,
die samen met de Vader en de Zoon aangebeden en verheerlijkt wordt, die gesproken
heeft door de profeten.
5. En een heilige, algemene en apostolische kerk.
6. Wij belijden een doop tot vergeving van de zonden.
7. Wij verwachten de opstanding van de doden en het leven van de komende eeuw.
Amen

Geloofsbelijdenis van Athanasius

1. Al wie behouden wil worden, moet voor alles het algemeen geloof vasthouden;
2. als iemand dit niet volledig en ongeschonden bewaart, zal hij ongetwijfeld voor eeuwig
verloren gaan.
3. Het algemeen geloof nu is dit, dat wij de ene God in de Drieheid en de Drieheid in de
Eenheid vereren,
4. zonder de Personen te vermengen of het wezen te delen.
5. Want de Persoon van de Vader en die van de Zoon en die van de Heilige Geest zijn van
elkaar onderscheiden,
6. maar de Vader en de Zoon en de Heilige Geest hebben één goddelijkheid, gelijke
heerlijkheid, dezelfde eeuwige majesteit.
7. Zoals de Vader is, zo is de Zoon, zo is ook de Heilige Geest.
8. Ongeschapen is de Vader, ongeschapen de Zoon, ongeschapen de Heilige Geest;
9. eeuwig is de Vader, eeuwig de Zoon, eeuwig de Heilige Geest.
10. En toch zijn Zij niet drie eeuwigen, maar één eeuwige;
11. zoals Zij niet drie ongeschapenen of drie onmetelijken zijn, maar één ongeschapene en
één onmetelijke.
12. Evenzo is de Vader almachtig, de Zoon almachtig, de Heilige Geest almachtig;
13. en toch zijn Zij niet drie almachtigen, maar één almachtige.
14. Zo is de Vader God, de Zoon God, de Heilige Geest God;
15. en toch zijn Zij niet drie Goden, maar één God.
16. Zo is de Vader Here, de Zoon Here, de Heilige Geest Here;
17. en toch zijn Zij niet drie Heren, maar één Here.
676

18. Want zoals de christelijke waarheid ons noodzaakt elke Persoon afzonderlijk als God en
als Here te belijden, zo belet het algemeen geloof ons van drie Goden of Heren te
spreken.
19. De Vader is door niemand gemaakt of geschapen of voortgebracht.
20. De Zoon is door de Vader alleen, niet gemaakt of geschapen, maar voortgebracht.
21. De Heilige Geest is door de Vader en de Zoon niet gemaakt of geschapen of
voortgebracht, maar Hij gaat van hen uit.
22. Eén Vader dus, niet drie Vaders; één Zoon, niet drie Zonen; één Heilige Geest, niet drie
Heilige Geesten.
23. En in deze Drieéenheid is geen sprake van eerder of later, noch van meer of minder, maar
alle drie Personen zijn aan elkaar gelijk in eeuwigheid en in hoedanigheid.
24. Daarom moet, zoals reeds gezegd werd, in alle opzichten zowel de Eenheid in de Drieheid
als de Drieheid in de Eenheid vereerd worden.
25. Wie dus behouden wil worden, moet wat betreft de Drieëenheid deze overtuiging
hebben.
26. Maar het is voor zijn eeuwig behoud noodzakelijk dat hij ook de vleeswording van onze
Here Jezus Christus oprecht gelooft.
27. Het ware geloof is nu, dat wij geloven en belijden, dat onze Here Jezus Christus, Gods
Zoon, God en mens is.
28. God is Hij uit het wezen van de Vader, voortgebracht voor de tijden, en mens is Hij uit het
wezen van zijn moeder, geboren in de tijd;
29. volkomen God en volkomen mens, met een menselijke ziel en een menselijk lichaam;
30. gelijk aan de Vader naar zijn goddelijke natuur, minder dan de Vader naar zijn menselijke
natuur.
31. En hoewel Hij God en mens is, is Hij toch niet twee, maar één Christus.
32. Eén is Hij, echter niet doordat zijn goddelijke natuur in de menselijke veranderde, maar
doordat Hij als God de menselijke natuur aannam.
33. Eén is Hij, volstrekt niet door vermenging van naturen, maar door eenheid van Persoon.
34. Want zoals ziel en lichaam één mens zijn, zo zijn God en mens één Christus.
35. Hij heeft geleden voor ons behoud, is neergedaald in de hel en op de derde dag
opgestaan uit de doden.
36. Hij is opgevaren naar de hemel en zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader;
vandaar zal Hij komen om te oordelen de levenden en de doden.
37. Bij zijn komst zullen alle mensen opstaan met hun lichaam en zij zullen rekenschap
afleggen van hun daden.
38. En zij die het goede gedaan hebben, zullen het eeuwige leven ingaan, maar zij die het
kwade gedaan hebben, het eeuwige vuur.
39. Dit is het algemeen geloof. Wie dit niet oprecht en standvastig gelooft, zal niet behouden
kunnen worden.

Hymne op Openbaring 4:8 van Charles Wesley (één uit tientallen).


Als dit niet trinitarisch is dan zijn woorden betekenisloos geworden.
677

1 HOLY, holy, holy Lord,


God the father, and the Word.
God the Comforter, receive
Blessings more than we can give!
Mixed with those beyond the sky,
Chanters to the Lord most high,
We our hearts and voices raise,
Echoing thy eternal praise.

2 One, inexplicably Three,


Three, in simplest Unity,
God, incline thy gracious ear,
Us, thy lisping creatures, hear!
Thee while man, the earth-born, sings,
Angels shrink within their wings,
Prostrate seraphim above
Breathe unutterable love.

3 Happy they who never rest,


With thy heavenly presence blest!
They the heights of glory see,
Sound the depths of Deity!
Fain with them our souls would vie,
Sink as low, and mount as high;
Fall o’erwhelmed with love, or soar,
Shout, or silently adore!

De Wachttoren als valse profeet


Er is veel te zeggen over dit onderwerp, maar beperken ons tot dit.

Een eerste opmerking.

Russell leerde dat Jezus in 1874 op de troon was gaan zitten om te regeren. Maar zoals de WT het
nu zeggen: dat was in 1914. Iemand was/is fout en je mag het zelf kiezen: Russell of de WT in haar
huidige vorm.
Russell leerde dat de koninkrijken letterlijk aan hun einde zouden gekomen zijn in 1914, maar dat
leert de WT niet meer. Het zou natuurlijk onzichtbaar in de hemel zijn en oncontroleerbaar.

^^^^^

Mijn tweede opmerking gaat over de visie van de WT in: “De Wachttoren 15 februari 2004, blz.17
het artikel “Pas op voor misleiding door afvalligen”
678

“Van welke methoden maken afvalligen gebruik om hun doel te bereiken?


Vaak nemen ze hun toevlucht tot verdraaiingen, halve waarheden en aperte leugens (...) Zulke
boosaardige tegenstanders zouden onwaarheden vertellen met de bedoeling anderen te
bedriegen.”

^^^^^^

Het is duidelijk dat de publicaties van de Wachttoren vol staan met voorspellingen die niet zijn
waar gemaakt.

EERSTE REEKS
Dit zijn er enkele met de vertaling van mezelf erbij.
1914: “...the ‘battle of the great day of God Almighty’ (Rev. 16:14), which will end in A.D. 1914 with
the complete overthrow of earth’s present rulership, is already commenced.” — The Time Is At
Hand, 1886, blz.101.
1914: “... de ‘slag van de grote dag van de Almachtige God” (Openb. 16:14), die in het jaar 1914 zal
afgesloten worden met de volledige omverwerping van de huidige heerschappij van de aarde, IS
AL BEGONNEN.” — De tijd is Hand, 1886, blz.101.

1915: “...the ‘battle of the great day of God Almighty’ (Rev. 16:14), which will end in A.D. 1915,
with the complete overthrow of earth’s present rulership, is already commenced.” —The Time Is
At Hand, 1915 edition, blz.101
1915: “... de ‘slag van de grote dag van de Almachtige God” (Openb. 16:14), die in het jaar 1914 zal
afgesloten worden met de volledige omverwerping van de huidige heerschappij van de aarde, IS
AL BEGONNEN.” — The Time Is In Hand, 1915 editie, blz.101

1918: “Also, in the year 1918, when God destroys the churches wholesale and the church members
by millions, it shall be that any that escape shall come to the works of Pastor Russell to learn the
meaning of the downfall of ‘Christianity.’” —The Finished Mystery, 1917, blz.485
1918: “Als in het jaar 1918, wanneer God de kerkelijke groothandel en de kerkleden met miljoenen
vernietigt, ZAL HET ZO ZIJN DAT EEN IEDER DIE ONTSNAPT TOT DE WERKEN VAN PASTOR RUSSELL
ZAL KOMEN OM DE BETEKENIS VAN DE VAL ‘HET CHRISTENDOM.’ TE LEREN.” — The Finished
Mystery, 1917, blz.485

^^^^^^

MAAR DE WT HAD HET NOG NIÉT VERLEERD NA DE DOOD VAN RUSSELL.

1925: “...1925 shall mark the resurrection of the faithful worthies of old ... based upon the promises
set forth in the divine Word, we must reach the positive and indisputable conclusion that millions
now living will never die.” — Millions Now Living Will Never Die, 1920, blz.97.
1925: “. ... 1925 zal de opstanding van de gelovige hoogwaardigheidsbekleders van de oude
getrouwen meemaken.... op basis van de beloften die in het goddelijke Woord zijn vastgesteld, dus
679

moeten we de positieve en ONBETWISTBARE CONCLUSIE bereiken dat miljoenen die nu leven,


nooit zullen sterven” — Miljoenen thans levenden zullen niet sterven, 1920, blz.97.

1940’s: “It would therefore appear that there is no reasonable or Scriptural injunction to bring
children into the world immediately before Armageddon, where we now are.” —The Watchtower,
November 1, 1938, p. 324.
1940: “Het lijkt er dus op dat er geen redelijk of Schriftuurlijk gebod om nu kinderen in de wereld
te brengen voor Armageddon, WAAR WE NU ZIJN” — De Wachttoren, 1 november, 1938,
blz.324.
1975: “Reports are heard of brothers selling their homes and property and planning to finish out
the rest of their days in this old system in the pioneer service. Certainly this is a fine way to spend
the short time remaining before the wicked world’s end.” — Kingdom Ministry, May 1974, blz.3.
1975: “Wij hoorden rapporten van broeders die hun huizen verkopen en hun bezittingen en de
planning hebben tot het einde en de rest van hun dagen in dit oude systeem in de pioniersdienst
te gaan. ZEKER IS DIT EEN PRIMA MANIER OM DE KORTE TIJD DIE NOG REST TOT HET EINDE VAN
DE GODDELOZE WERELD DOOR TE BRENGEN.” - Koninkrijksdienst, mei 1974, blz.3 (waarschijnlijk
bestaat hier een officiële versie van in het Nederlands.)

^^^^^^

TWEEDE REEKS
“The INTERPRETATION of prophecy, therefore, IS NOT FROM MAN, BUT IS FROM JEHOVAH; and
Jehovah causes events to come to pass in fulfillment of the prophecy in due time.”—The Watch-
tower, May 1, 1938. blz.143.
Onze vertaling: ”DE INTERPRETATIE van de profetie IS DUS NIET VAN DE MENS, MAAR IS VAN
JEHOVAH, en Jehovah zorgt ervoor dat gebeurtenissen ontstaan om tot de vervulling te komen van
de profetie te zijner tijd.” —The Watchtower, May 1, 1938. blz.143.

^^^^^^

“HE MERELY USES THE ‘SERVANT’ CLASS TO PUBLISH THE INTERPRETATION AFTER THE SUPREME
COURT BY CHRIST JESUS REVEALS IT.” —The Watchtower, July 1, 1943, blz.203.
Onze vertaling: “HIJ GEBRUIKT SLECHTS DE ‘DIENAAR’ KLASSE OM DE INTERPRETATIE TE
PUBLICEREN NADAT HET HOOGSTE HOF DOOR CHRISTUS JEZUS HET OPENBAART.” —The
Watchtower, July 1, 1943, blz.203.

^^^^^^

“THIS IS NOT GIVING ANY CREDIT TO THE MAGAZINE’S PUBLISHERS, but is due TO THE GREAT AU-
THOR OF THE BIBLE with its truths and prophecies, AND WHO NOW INTERPRETS ITS PROPHECIES.
HE IT IS THAT MAKES POSSIBLE THE MATERIAL THAT IS PUBLISHED IN THE COLUMNS OF THIS MAG-
AZINE....” —The Watchtower, April 15, 1943, blz.127.
680

Onze vertaling: “DIT IS NIET HET GEVEN VAN EENDER WELKE KREDIET AAN DE UITGEVERS VAN HET
TIJDSCHRIFT, maar is te wijten aan de grote Auteur van de Bijbel met zijn waarheden en profetieën,
EN DIE NU HAAR PROFETIEËN INTERPRETEERT. HIJ IS HET, DIE HET MOGELIJK MAAKT DAT HET
MATERIAAL WORDT GEPUBLICEERD IN DE KOLOMMEN VAN DIT BLAD .... “ —The Watchtower,
April 15, 1943, blz.127.

^^^^^^

“We see no reason for changing the figures — NOR COULD WE CHANGE THEM IF WE WOULD. THEY
ARE, WE BELIEVE, GOD’S DATES, NOT OURS. But bear in mind that the end of 1914 is not the date
for the beginning, but for the end of the time of trouble.” —Zion’s Watch Tower, July 15, 1894,
blz.226.
Onze vertaling: “Wij zien geen reden voor het veranderen van de cijfers -, NOCH KUNNEN WE ZE
VERANDEREN ALS WE DAT ZOUDEN KUNNEN DOEN. ZE ZIJN, WIJ GELOVEN DAT, GODS DATA, NIET
DE ONZE. Maar houd in gedachten dat het einde van 1914 niet de datum voor het begin is, maar
voor het einde van de tijd van onrust.” —Zion’s Watch Tower, July 15, 1894, blz.226

Dit zijn enkele regelingen van het NT hoe we naar profetie en profeten moeten kijken:

Mattheüs 7:15 HSV: “Maar wees op uw hoede voor de valse profeten, die in schapenvacht naar u
toe komen maar van binnen roofzuchtige wolven zijn.”

Mattheüs 24:24 HSV: “want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote
tekenen en wonderen doen, zó dat zij – als het mogelijk zou zijn – ook de uitverkorenen zouden
misleiden.”

Colossenzen 2:20-23 HSV: “20 Als u dan met Christus de grondbeginselen van de wereld bent
afgestorven, waarom laat u zich dan, alsof u nog in de wereld leeft, bepalingen opleggen 21 als:
Pak niet, proef niet en raak niet aan? 22 Dit zijn allemaal dingen die door het gebruik vergaan; ze
zijn ingevoerd volgens de geboden en leringen van de mensen. 23 Deze dingen hebben wel een
schijnreden van wijsheid, door eigenwillige godsdienst en nederigheid, en verachting van het
lichaam, maar ze zijn zonder enige waarde en dienen tot verzadiging van het vlees.”

1 Johannes 4:1 HSV: “Geliefden, geloof niet elke geest, maar beproef de geesten of zij uit God zijn;
want er zijn veel valse profeten in de wereld uitgegaan.”

Openbaring 22:18 HSV: “Want ik getuig aan ieder die de woorden van de profetie van dit boek
hoort: Als iemand iets aan deze dingen toevoegt, zal God hem de plagen toevoegen die in dit boek
geschreven zijn.”
681

Een van de grote verschillen van de WT met de christelijke theologie is dat voor
hen alles te maken heeft met 1914. Ze zeggen dat toen Mat.24:14 in vervulling
ging: de prediking van het opgerichte koninkrijk begon dan.

Maar de apostelen en eerste discipelen predikten al het koninkrijk als een


werkelijkheid aan wie het wou horen. Ook deze boodschap van het koninkrijk:
het was toen al opgericht. Dus enkele Bijbelteksten daarover kunnen geen
kwaad.

Hand.8;12 HSV: “12 Maar toen zij Filippus geloofden, die het Evangelie van het Koninkrijk van God
en van de Naam van Jezus Christus verkondigde, werden zij gedoopt, zowel mannen als vrouwen.”
Hand.14:22 HSV: “22 en zij versterkten de zielen van de discipelen, spoorden hen aan in het geloof
te blijven en zeiden dat wij door veel verdrukkingen in het Koninkrijk van God moeten ingaan.”
Hand.19:8 HSV: “8 En hij ging de synagoge binnen en sprak er vrijmoedig; drie maanden lang sprak
hij met hen en probeerde hen te overtuigen van de zaken van het Koninkrijk van God.”
Hand.20:25 HSV: “ En nu, zie, ik weet dat u allen, bij wie ik rondgegaan ben en het Koninkrijk van
God gepredikt heb, mijn gezicht niet meer zult zien.”
Hand.28:23 HSV: “ En nadat zij voor hem een dag vastgesteld hadden, kwamen er velen naar de
plaats waar hij verbleef. Hij legde het Koninkrijk van God aan hen uit en getuigde ervan, en hij
probeerde hen, van ‘s morgens vroeg tot de avond toe, zowel uit de Wet van Mozes als uit de
Profeten, te bewegen tot het geloof in Jezus.”
Hand.28:31 HSV: “Hij predikte het Koninkrijk van God en gaf onderwijs over de Heere Jezus
Christus, met alle vrijmoedigheid, ongehinderd.”

In een Wachttorenboek met de titel “The Finished Mystery”, is op pagina 31 van de 1917
editie dit gezegd: “De
speciale boodschapper voor het laatste tijdperk van de
Kerk was Charles T Russell, geboren 16 februari, 1852. Hij heeft persoonlijk
toegegeven als zijn overtuiging, dat hij reeds voor zijn geboorte werd
gekozen voor zijn geweldige werk.” [Origineel: “The special messenger to the last age
of the Church was Charles T Russell, born February 16, 1852. He has privately admitted his belief
that he was chosen for his great work from before his birth”.]

Later in een poging om te vluchten uit het verleden en afstand te nemen van wat eerdere
Wachttorens hadden geschreven over hem, zegt de Wachttoren van 1 mei 1989 dit: “In de
eerste jaren van onze twintigste eeuw, vóór 1919, moesten de Bijbelonderzoekers, zoals
Jehovah’s Getuigen toen bekendstonden, bevrijd worden uit een vorm van geestelijke
gevangenschap aan de denkbeelden en gebruiken van de valse religie. (…) SOMMIGEN
verheerlijkten schepselen door zich over te geven aan EEN PERSOONLIJKHEIDSCULTUS
RONDOM DE FIGUUR VAN CHARLES T. RUSSELL, de eerste president van het
682

Wachttorengenootschap. (…) Toen begon er in 1917, kort na de dood van Russell, een
belangrijke verandering plaats te vinden.” - bladzijde 3

Men mag hierbij de volgende vraag stellen: heeft de WT op dezelfde wijze afstand genomen
van diegenen die dat geschreven hadden? Want het was namelijk de LEIDING ZELF die dat
geschreven had in dat boek “The Finished Mystery”. Dus contradictie troef????

Een citaat over die mooie uitdrukking “de Christus” dus met nadruk van het lidwoord.
https://www.blueletterbible.org/lexicon/g5547/kjv/tr/0-1/ DE bedoeling is duidelijk: er is maar
één ware Messias. Beschreven in bijvoorbeeld Thayer’s Greek Lexicon = STRONGS G5547.
b. ὁ Χριστός is a proper name (cf. Winers Grammar, § 18, 9 N. 1; (as respects the use of a large or
a small initial letter the critical editions vary: Tdf. seems to use the capital initial in all cases; Treg.
is inconsistent (using a small letter, for instance, in all the examples under 1 above, except Luke
22:67 and John 4:29; in Matthew 1:1 a capital in Mark 1:1 a small letter, etc.); WH have adopted
the principle of using a capital when the article is absent and avoiding it when the article is present
(1 Pet. being intentionally excepted; the small letter being retained also in such examples as Luke
2:11; Luke 23:2; Acts 2:36, etc.); see WH. Introductory § 415])]): Matthew 1:17; Matthew 11:2;
Romans 1:16 Rec.; Romans 7:4; 9:5; 14:18 (here L omits; Tr brackets the article); Rom. 15:19; 1
Corinthians 1:6, etc. without the article, Mark 9:41; Romans 6:4; Romans 8:9, 17; 1 Corinthians
1:12; Galatians 2:16f, 19 (Galatians 2:20), Galatians 2:21; Galatians 3:27; Philippians 1:10, 13, 19-
21, 23; Philippians 2:16; Colossians 2:5, 8; Hebrews 3:6, and often. Ἰησοῦς Χριστός, Matthew 1:1,
18 (here Tr omits Ἰησοῦς; WH text brackets Ἰησοῦς; others have, ὁ Ἰησοῦς Χριστός which is unique;
see WH’s Appendix at the passage); Mark 1:1; John 1:17; Acts 2:38; Acts 3:6; Acts 4:10; Acts 8:12;
(Acts 9:34 L T Tr WH); Acts 10:36; 11:17; 15:26; 16:18,31 (R G); Acts 20:21 (here L WH text omit; Tr
brackets Χριστόν); Acts 28:31 (Tdf. omits Χριστόν); Romans 1:1 (R G WH text (see below)), Romans
1:6,8; Romans 2:16 (R G Tr text WH marginal reading (see below)); 1 Corinthians 1:7-9; 1 Corinthi-
ans 3:11 (G T Tr WH (Rec. Ἰησοῦς ὁ Χριστός)); 1 Corinthians 15:57, and very often in the Epistles of
Paul and Peter; Hebrews 13:8, 21; 1 John 1:3, 7 (R G); 1 John 2:1; (1 John 2:6 G T Tr WH); 2 John
1:7 ((see a. above)); Jude 1:4, 17, 21; Revelation 1:1, 5; Revelation 22:21 (Buttmann, G (WH brack-
ets others omit Χριστοῦ)). Χριστός Ἰησοῦς, Rom. (Romans 1:1 T Tr WH marginal reading (see
above); Rom 2:16 T Tr marginal reading WH text (see above)); Rom 6:3 (WH brackets Ἰησοῦς); 1
Corinthians 1:2, 30; (1 Corinthians 3:11 Lachmann (see above)); Galatians 3:14 (here Tr text; WH
text Ἰησοῦ Χριστῷ); Galatians 4:14; 5:6 (WH brackets Ἰησοῦ); Gal 6:15; Philippians 2:5; Philippians
3:3, 14; Colossians 2:6; 1 Timothy 1:2; 1 Timothy 2:5. Ἰησοῦς ὁ λεγόμενος Χριστός, surnamed
‘Christ’ ((cf. a. above)), Matthew 1:16. on the phrases ἐν Χριστῷ, ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ, see ἐν, I. 6 b.,
p. 211b (cf. Winer’s Grammar, § 20, 2 a.). Χριστός and Ἰησοῦς Χριστός ἐν τισίν, preached among, 2
Corinthians 1:19; Colossians 1:21 (others (so R. V.) would take ἐν here internally (as in the following
examples), within; cf. ἐν, I. 2); Χριστός ἐν τισίν is used of the person of Christ, who by his holy
power and Spirit lives in the souls of his followers, and so moulds their characters that they bear
his likeness, Romans 8:10 (cf. 9); 2 Corinthians 13:5; Galatians 2:20; Ephesians 3:17; a mind con-
formed to the mind of Christ, Galatians 4:19.
THAYER’S GREEK LEXICON, Electronic Database.
Copyright © 2002, 2003, 2006, 2011 by Biblesoft, Inc.
683

All rights reserved. Used by permission. BibleSoft.com

BIBLIOGRAFIE

Albers P., Handboek der algemene kerkgeschiedenis, Malmberg Nijmegen, 4de uitgave 1917,
2 delen.
Aldwincle R.F., More than Man, A study in Christology, Eerdmans, 1976. Een mooi werk over het
besluit van het Concilie van Chalcedon = Jezus God én mens.
Aldwincle R.F., Jesus-A savior or the Savior, Mercer Press 1982.
Anderson M., The Trinity, An Appreciation of the Oneness of God with Reference to the Son of
God and the Holy Spirit for Christians and Muslims, Copyright © 1996 by M. Anderson. Dit is
een prachtig artikel terug te vinden op het internet.
Arnold E., The early christians, reprint Baker, 1979. Engelse veel goedkopere vertaling van een
Duits werk.
Athanasius, Robert W. Thomson, trans., Contra Gentes and De Incarnatione, Oxford Clarendon
Press, 1971.
Baillie D. M., God Was in Christ, Charles Scribner’s Sons, 1948.
Bakhuizen J.N., van den Brink en J. Lindeboom, Handboek der kerkgeschiedenis, Daamens
uitgevermaatschappij, 3de druk 1946, 2 delen.
Basil the Great, On the Holy Spirit, trans. David Anderson Crestwood, NY St. Vladimir’s
Seminary Press, 1980.
Baus Edit. K., Hubert Jedin & John Dolan, Handbook of Chrurch history, Herder en Burns &
Oates, 1965, 5 delen.
Beet J. A., Through Christ to God: A Study in Scientific Theology, Hodder and Staughton, 1898.
Beisner E.C., God in three persons, Tyndale, 1984.
Berkhof L., The History of Christian Doctrines, 7th ed., The Banner of Truth Trust, 1997.
Bethune-Baker J.F., The meaning of Homoousios in the Constantinopolitan Creed, O.U.P.,1901. Be-
thune-Baker J.F., An introduction to the early history of christian doctrine, Methuen 2 de ,1920.
Bettenson H., The early christian Fathers, Oxford paperback n° 174.
Bettenson H., The latter christian Fathers, Oxford paperback n° 293.
Birhanu Gidebo, Exegesis on Colossians 1:15-20 Jesus Christ Is Not a Created Being; He Is
Eternal God, 2017. Staat op Academia site. Iemand uit de Pinksterkringen.
Bonner Gerald, Augustine’s Conception of Deification, Journal of Theological Studies, n.s., 37
(Oct. 1986), blz.369-386.
Borg M. J., Jesus: a New Vision: Spirit, Culture, and the Life of Discipleship, Harper,
1991. Jesus Seminar filosofie. Kan je geloof aantasten als een virus!
Borg M. J., Meeting Jesus Again for the First Time: the Historical Jesus and the Heart of Contem-
porary Faith, Harper Collins, 1994. Jesus Seminar-filosofie. Kan je geloof aantasten!
Borba Maikon, JESUS, name above all names COLOSSIANS 1:15-23, 2017. Staat op Academia-site.
Bornkamm G., Jesus of Nazareth, Harper, 1960.
Boularand E., L’Héresie d’Arius et la foi de Nicée, Letouzay et Ané, 1972. Onmisbaar.
Bourgeois D., La sagesse des anciens dans la mystère du verbe, Téqui, 1981.
Boyd G., Jesus Under Siege, Victor Books, 1995. Een degelijk antwoord aan de “Jesus Seminar.”
684

Boyd G., God of the Possible: A Biblical Introduction to the Open View of God, Baker, 2000. Dit
is het enige boek van Gregory Boyd dat we niet aanbevelen. Er is de laatste jaren een hyper-
Arminiaans system op poten gezet dat in het Engels de term kreeg van “open theism.” Het
goede antwoord hierop schreef; Ware Bruce A., God’s Lesser Glory: The Diminished God of
Open Theism, Crossway Books, 2000.
Brauns M., Het geheim der goddelijke persoonlijkheden, Beyaert, 1958. Dit hebben we met veel
aandacht gelezen omwille van de nieuwe termen van de schrijver, die verdergaan en Bijbelser
klinken dan Karl Rahner en zijn latere volgelingen. Hij was ook een ongewone figuur, Jezuïet en
Vlaming in hart en nieren, maar docent Nederlands aan de Notre Dame de la Paix in het
franstalige Namen.
Brown Raymond E., An Introduction to New Testament Christology Paulist Press, 1994.
Brown Raymond E., The Birth of the Messiah A Commentary on the Infancy Narratives of
Matthew and Luke Doubleday, 1977.
Brown Raymond E., The Death of the Messiah A Commentary on the Passian Narratives of the
Four Gospels Doubleday, 1994.
Bruce S., Church History in Plain Language, 2nd Edition, Word Publishing, 1994.
Brumback C., God in Three Persons, Pathway Press, 1959.
Buell J.A. & O. Quentin Hyder, Jesus: God, Ghost or Guru?, Zondervan, 1978.
Burns J. P. & Gerald M. Fagin, ed., The Holy Spirit, Message of the Fathers 3 Collegeville, MN
Liturgical Press, 1984.
Carcopino J., De Pythagore aux Apôtres, Flammarion, 1956.
Cayré F., Patrologie et histoire de la theologie, 2 delen, 3de uitgave, Desclée, 1938.
Charlesworth J. H., Jesus Within Judaism New Light from Exciting Archeological Discoveries,
Anchor Bible Reference Doubleday, 1988.
Charlesworth J. H., ed., Jesus’ Jewishness Exploring the Place of Jesus within Early Judaism,
Crossroad, 1991.
Charlesworth J. H., Jesus and the Dead Sea Scrolls, Anchor Bible Reference, Doubleday, 1992.
Chemnitz M., The two Natures in Christ, Concordia Publishing House, 1971. Voor de Lutherse
Christologie, geschreven in 1578.
Christologische perspectieven, Exegetische en hermeneutische studies van en voor Prof. Dr.
Heinrich Baarlink, Kok, 1992.
Crossan J. D., The Historical Jesus: the Life of a Mediterranean Jewish Peasant, Harper Collins,
1992. Jesus Seminar filosofie. Kan/zal je geloof aantasten!
Crossan J. D., Who Killed Jesus? Harper Collins, 1996. Volgens dit boek is het lichaam van
Jezus niet begraven maar was gegeten van de vogels en de rest van het lichaam ging naar
de vuilhoop van Jeruzalem.
Crul B., Bestaat God als een persoonlijk wezen? Hypothesen over hoedanigheden van God,
Tijdschrift GAMMA - jrg.6 nr. 4 (1999).
Cunningham’s homepage, een internetsite heeft een mooi antwoord aan een Jehovah Getuige
(Rick Stamp) over hoe de Kerkvaders moeten gelezen worden. Tevens een goede aanklacht van
de patristische visie van criticus A. Harnack en zijn dogmenleer. Aanbevolen.
Dalferth I. U., Der auferweckte Gekreuzigte. Zur Grammatik der Christologie,
Verlag J. C. B. Mohr, 1994.
685

Danièlou J., Message evangélique et culture hellenistique aux IIe et IIIe siècle, Desclée, 1958.
Danièlou J., Les origines du christianisme latin, du Cerf, 1978.
Davis L. D., The First Seven Ecumenical Councils 325-787, Their History and Theology,
Collegeville, MN Liturgical Press.
Demarest B A., Jesus Christ: The God-Man, Victor Books, 1978.
Devries H., The Incarnate Son of God, Christian Publications, 1921.
DiBerardino A. & Basil Studer, ed., History of Theology I, The Patristic Period, trans., Matthew J.
O’Connell Collegeville Liturgical Press, 1996.
Edinburgh T & T Clark, 1988.
Dodson Jonathan, CREATION IN COLOSSIANS, Thesis aan the Faculty of Biblical Studies
Gordon-Conwell Theological Seminary, 2005. Staat op Academia site.
Dudley D., History of the first council of Nice, Reprint Health Research, Mokelumne Hill U.S.A.,
Reprint, 1975. Is een kritisch werk over Nicea vooreerst uitgegeven in 1886.
Dulière W.L., De la Dyade à l’unité par la triade, Maisonneuve, 1965. Indien Jehovah Getuigen
het aan het rechte eind hebben dan zou dit boek het ook kunnen hebben.
En waar gaat het dan naartoe!
Dunn J.D.G., Unity and Diversity in the New Testament, SCM, 1977. Stelling van de schrijver is
dat in het primitieve christendom verscheidene theologische opvattingen zij aan zij floreerden
maar deze stelling klopt niet. Zie o.a. C.H. Pinnock, The Scripture principle, Harper & Row,
1984, hoofdstuk drie en D. Guthrie ref. hier onder.
Edersheim A., The life and times of Jesus the Messiah, permanent in herdruk door Eerdmans,
eendelige uitgave van 1971, is een belangrijk boek over het leven van Christus ondanks zijn
ouderdom.
Easter Josh, Is Jesus Really Divine in Light of Mark 13:32 and John 14:28? Staat op Academia site.
Easter Josh, The Christology of Luke-Acts. Staat op Academia site.
Farrington P., The Orthodox Christology of St Severus of Antioch, Quodlibet Journal: Volume 3
Number 3, Summer 2001, http://www.Quodlibet.net
Fedwick P. J., ed., Basil of Caesarea Christian, Humanist, Ascetic, 2 volumes, Toronto Pontifical
Institute of Medieval Studies, 1981.
Filoramo G., A history of Gnosticism, Basil Blackwell, 1990.
Fitzmyer J. A., A Christological Catechism: New Testament Answers, revised edition,
Paulist Press, 1991.
Florovsky G., Holy Scripture and Councils, Sobornost 7 (1984), blz.111-116.
Florovsky G., Paradosis: the Orthodox Understanding of Tradition, Sobornost 4 (1982), blz.30-37.
Foakes F.J. Edit. Jackson & Deighton, History of the Christian Church to A.D. 461, Bell en Co
Ltd., 6e uitgave 1951.
Fortman E., The Triune God, Hutchinson, 1972. Een belangrijk werk voor de dogma-
ontwikkeling.
Gregory of Nazianzus, trans. Meehan Denis Molaise, Three Poems, Fathers of the Church #75
Washington Catholic University Press, 1987
Geisler N. L., Primitive Monotheism, Christian Apologetics Journal, Volume 1, No.1, Spring 1998.
Een mooie inleiding tot het probleem. Gratis op internet.
Grilmeier A. en Bacht, H., Das Konzil von Chalkedon, (3 delen) (2700 blz.), Echter-Verslag
686

Würzberg, 1954.
France R.., Jesus and the Old Testament: His appilication of Old Testament Passages to Himself
and His Mission, Tyndale Press, 1971.
Franks R. S., The Doctrine of the Trinity, Gerald Duckworth and Company, 1953.
Geschiedenis van de Kerk, varia, Kok-Kampen, 1963, 10 delen.
Green M., Evangelie-verkondiging in de eerste eeuwen, Buyten en Schippersheyn, 1979, een
treffend en ongewoon boek.
González J.L., A history of christian thought, 3 delen, Abingdon, 1970.
González J. L., The Story of Christianity, Volume I: The Early Church to the Dawn of the
Reformation, Harper Collins Publications, 1984.
Goodspeed E.J., A history of early christian Litterature, Phoenix books n° P 220, University of
Chicago.
Gore C., The Incarnation of the Son of God, Scribner’s, 1894.
Groothuis D., Searching for the Real Jesus in an Age of Controversy, Harvest House, 1996.
Grillmeier A. en Bacht H., Das Konzil von Chalcedon, 3 delen, Echter Verlag, Würzberg, 1953.
Grillmeier A., Le Christ dans la tradition chrétienne, Edit. du Cerf, 1973.
Guthrie D., New Testament Introduction, Tyndale Press, 1970.
Guthrie D., New Testament Theology, Tyndale Press, 1981.
Grillmeier A., Christ in christian tradition, John Knox Press, 1975. Dit is een herwerkte uitgave.
Gwatkin H.M., The Arian controversy, Longmans Green & Co, 1903.
Halverson R. C., The Timelessness of Jesus Christ, Regal Books, 1982.
Hanson R.P.C., The Search for the Christian Doctrine of God: the Arian Controversy, 318-381
AD, T & T Clark, 1988. Prijzig boek maar waar voor zijn geld.
Hardy E., ed. Christology of the Later Fathers, Library of Christian Classics Philadelphia
Westminster Press, 1954.
Hare D. R. A., The Son of Man Tradition, Fortress, 1990.
Gregg R. en Groh D., Pro Arians, Early Arianism, SCM Press, 1981.
Hanson R.P.C., The Search for the Christian Doctrine of God the Arian Controversy, 318-381 AD
Harnack A., History of Dogma, Dover Books, 1961, 7 delen.
Hengel M., Acts and the history of earliest Christianity, SCM, 1979.
Heick O., A History of Christian Thought, Fortress Press, 1965.
Hugedé N., Saint Paul et la culture grecque, Labor et Fides, 1966.
Janssens A., De H. Drievuldigheid, 3de uitgave Standaard, 1936. Waarschijnlijk de énige echte
theoloog van de Missionarissen van Scheut.
Johnson L. T., The Real Jesus the Misguided Quest for the Historical Jesus and the Truth of the
Traditional Gospels, HarperCollins, 1995.
Johnston Luke A, Exegesis of Colossians 1:15-20, 2016. Staat op Academia site.
Jones A.H.M., Constantine and the conversion of Europe, The English Universities Press, 4 de
uitgave 1965 (Teach yourself books).
Kannengiesser C., ed., Politique et Theologie chez Athanase d’Alexandre, Théologie
historique 27 Paris Beauchesne, 1974.
Kannengiesser C., Athanase d’Alexandre, Évêque et Écrivain: Une lecture des traités Contre
les Ariens, Theologie historique 70, Beauchesne, 1983.
687

Kawerau P., Geschichte der Alte Kirche, Elwert Verlag, Marburg, 1967.
Kelly J.N.D., Early Christian Doctrines, 5th edition Harper Collins, 1978.
Keay R., The Old Testament background of the firstborn: A PRELIMINARY STUDY FOR UNDER-
STANDING, THE FIRSTBORN OF ALL CREATION, (COLOSSIANS 1:15), Christian Apologetics
Journal, Volume 1, No.1, Spring 1998. Geschreven contra de WT. Gratis op en aanbevolen.
Kidd B.J., Documents Illustrative of the history of the church, (2 delen) S.P.C.K., 1920.
Kieffer R. & Rybbeck L., Existence Païenne au debut du Christianisme, Cerf, 1983.
Kleisen K., God als persoon, religieus gezien, Tijdschrift GAMMA - jrg. 6 - nr. 6 (1999).
Klijn A.F.J., Na het Nieuwe Testament, Ten Have, 1973.
Korff F.W.A., Christologie, de leer van het komen Gods, G.F. Callenbach N.V., 1940/ 41
(2 delen).
Kuitert H.M., Jezus, nalatenschap van het christendom, Ten Have, 1998 .
Kuitert H.M., Beek, A. van de, ea. Jezus bij hoog en bij laag. De christologie van Van de
Beek en Kuitert, Kok, 1999.
Labriolle P. De, La Reaction païnne, L’Artisan du livre, 1948.
Lassiat H., Jeunesse de l’Eglise, la foi au 2è siècle, (2 delen) Mame, 1979.
Latourette K., A History of Christianity, Harper and Row, 1953.
Lebreton J., Histoire du dogme de la trinité, (2 delen), Gabiël Beachesne, 8ste uitgave,
1927 / 1928. Katholieke visie op de leer vanuit het allerhoogste niveau.
Leidsche Lezingen, Jezus’ visie op Zichzelf – In discussie met de Jonge’s christologie,
Callenbach, 1991.
Liebaert J., L’incarnation, des origines au Concile de Chalcedoine, Edit. du Cerf, 1966.
Lietzmann H., Histoire de l’Eglise Ancienne, Payot, Paris, 4 delen.
Mackintosh H. R., The Doctrine of the Person of Jesus Christ, T. & T Clark, 1912.
Mannermaa T., Der im Glauben gegenwaertige Christus. Rechtfertigung und Vergottung. Zum
oekumenischen Dialog, (Arbeiten zur Geschichte und Theologie des Luthertums N. F., Bd. 8),
Lutherisches Verlagshaus, 1989.
Marquardt F.-W., Das christliche Bekenntnis zu Jesus dem Juden. Eine Christologie, Bd. 1+2,
Chr. Kaiser Verlag, 1990 en 1991. Marshall I. H., The Origins of New Testament Christology, In-
terVarsity Press, 1976.
Martin W. J., The Deity of Christ, Moody Press, 1964.
McDonald H. D., Jesus: Human and Divine, Zondervan, 1968.
McDowell J., More Than a Carpenter, Tyndale House, 1977.
McGregor Wright R. K., The Deity of Christ and the essence of the gospel,
op de internetsite van, AQUILA AND PRISCILLA STUDY CENTER, 2002. De schrijver
gaat in op de vraag of het geloof in de godheid van Jezus hoofdzaak is of bijzaak. Een aanrader.
Meier John P., A Marginal Jew: Rethinking the Historical Jesus, Doubleday, 2 volumes
1991-1994.
Meredith A., The Cappadocians Crestwood, NY St. Vladimir’s Seminary Press 1996.
Meredith A., Gregory of Nyssa, Early Church Fathers Series, Routledge, 1999.
Meyendorff J., Christ in Eastern Christian Thought Crestwood, NY St. Vladimir’s Seminary
Press, 1987.
Moltmann J., Der Weg Jesu Christi. Christologie in messianischen Dimensionen, Chr. Kaiser
688

Verlag, 1989.
Mûller J.P., Geschiedenis der ontwikkeling van het christologische dogma, Privé uitg., 1865.
Nestorius, First Sermon Against the Theotokos, The Christological Controversy, ed. Richard A.
Norris, Jr., Fortress Press, 1980.
Newman J.H., Arians of the fourth century, Pickering, 1876.
Nolan A., Jesus Before Christianity, rev. ed., Orbis Books, 1992.
Noll M., Turning Points: Decisive Moments in Christian History, Baker Books, 1997.
Norris R. A., Manhood and Christ A Study in the Christology of Theodore of Mopsuestia Oxford
Clarendon Press.
Norris R. A., ed., The Christological Controversy, Sources of Early Christian Thought,
Fortress Press, 1980.
Ohlig Karl-Heinz (Hg.), Christologie I. Von den Anfaengen bis zur Spaetantike; II. Vom
Mittelalter bis zur Gegenwart, Styria Verlag, Graz 1989.
Ortiz de Urbina I., Nicée et Constantinople, Ed. de l’Orante, 1963.
Passantino R., The Nature and Attributes of God, CARIS, 1980.
Pelikan J., Jesus Through the Centuries, Yale University Press, 1985.
Pelikan J., The christian tradition, The University of Chicago Press, meerdere delen, vanaf 1971.
Pelikan J., Christianity and Classical Culture The Metamorphosis of Natural Theology, in
the Christian Encounter with Hellenism, New Haven Yale University Press, 1993.
Perry J., Dissolving the Inerrancy Debate: How Modern Philosophy Shaped the Evangelical View
of Scripture, Quodlibet Journal: Volume 3 Number 4, Fall 2001, http://www.Quodlibet.net
Perry Matt, Athanasius and his Influence at the Council of Nicaea, Quodlibet Journal: Volume 5,
Number 2-3, July 2003, http://www.Quodlibet.net
Peters F.E., The harvest of Hellenism, G. Allen and Unwin, 1970 (vooral hoofdstuk 19).
Pettersen A., Athanasius, Harrisburg, PA: Morehouse Publishing, 1995.
Pinnock C.H., The Scripture principle, Harper & Row, 1984. Over de openbaring van de Schrift.
Platinga C.Jr., artikel Trinity in The International Standard Bible Encyclopedia, Reprint Eerdmans
1988.
Poulsen F., Glimpses of Roman culture, E.J. Brill, 1950 (hoofdstuk 8).
Powell, J. P. The Principle of the Incarnation, Longmans, Green, and Co., 1896.
Prestige G.L., Fathers and Heretics: Six Studies in Dogmatic Faith, SPCK, 1940.
Quasten J., Patrology, 3 delen, 4de uitgave, Spectrum, 1966.
Rahner K., artikel, “Triniteit” en “ Triniteitstheologie” in Sacramentum Mundi, deel 12,
blz.74- 100, Paul Brand, 1971. Een voorbeeld van moderne (toen nog gematigde) opvattingen
over de Drie-eenheid van een Katholiek theoloog.
Ramsay W.M., The cities of Saint Paul, their influence on his Life and thought, Reprint James
Family, Minneapolis 1978 (of Baker, 1979).
Rauser R. Is the Trinity a True Contradiction?, Quodlibet Journal: Volume 4 Number 4, November
2002, http://www.Quodlibet.net
Robertson A. T., The Divinity of Christ in the Gospel of John, Baker Book House, 1916.
Robinson Perry, schreef een artikel over ‘Augustine and the Pnuematomachi’ en nog enkele
andere Kerkvaders aan een Jehovah Getuige, Rick Stamp, over diens misbruik van teksten
van de Kerkvaders. U kunt het vinden op Cunningham’s Homepage. Een van de betere
689

artikelen.
Roessler A., Steht Gottes Himmel allen offen? Zum Symbol des kosmischen Christus,
Quell Verlag, Stuttgart 1990.
Roldanus J., Le Christ et l’homme dans la théologie d’Athanase d’Alexandre, Studies in
the History of Christian Thought 4, Leiden E.J. Brill, 1977.
Runciman S., De goddelijke keizers, Fibula-Van Dishoeck, 1979.
Sanders E.P., Jesus and Judaism, Fortress Press, 1985.
Sanders E.P., The Historical Figure of Jesus, Allan Lane / Penguin Books, 1993.
Schonenberg P., Het geloof van ons doopsel, deel 3 = De mensgeworden Zoon van God,
L.C.G. Malmberg, 1958. Deze Jezuit schreef toen een mooi boek als u de Katholieke eigenhe-
den weglaat, over o.a. Maria en is dan ook nog een aanrader. Wat hij later op papier heeft gezet
tart wel alle Bijbelse leer over God en Christus.
Schoeps P., The Theology of the Apostle in the Light of Jewish Religious History, Westminster, 1961.
Servetus M., On the Errors of the Trinity (1531) and Dialogues on the Trinity (1532), rpt. in James
Ropes and Kirsopp Lake (eds.), The Two Treatises of Servetus on the Trinity, Earl Morse Wil-
burn, trans. 1932; rpt, Kraus Reprint, 1969. Staat ook ergens op Internet.
Simonetti M., La crisi ariana nel iv secolo, Studia Ephemerides, Augustianum, 1975.
Skarsaune O., The Proof from Prophecy. A Study in Justin Martyr’s Proof-Text Tradition,
(NovTestSup 56), Brill, 1987.
Skarsaune O., Incarnation: Myth of Fact, St Louis, 1991.
Skarsaune O., Is Christianity Monotheïstic?, in E. Livingstone (ed.) ‘Studia Patristica XXIX,
Leuven, Peeters, 1997, blz.340-363.
Sloyan G., Jesus in Focus A Life in its Setting Mystic, CN Twenty-Third Publications, 1983.
Stead C., Divine Substance, O.U.P., 1977. Voor het begrip “homoousios” enz.
Steenberg M.C., A World Full of Arians, A study of the Arian debate and the Trinitarian
Controversy from AD 360-380. Op http://www.monachos.net/
Studer B., Trinity and Incarnation The Faith of the Early Church, ed. Andrew Louth Collegeville
Liturgical Press, 1994.
Svoboda Oldřich, The Cosmic Aspect Of Reconciliation in Christological Hymn Col. 1:15-20, 2018.
Staat op Academia site. Leraar aan het Czecho-Slovakian Union Adventist Theological Institute.
Timothy H.B., The early christian apologists and greek philosophy, Van Gorum, 1973.
Torrance T.F., Theology in Reconciliation, Chapman, 1975 (hoofdstuk 5).
Turner D., The Darkness of God Negativity in Christian Mysticism Cambridge, 1995.
Turner H.E.W., Pattern of Christian Truth, A.R. Mowbary, 1954. Dit zijn de Bampton Lectures
voor het jaar 1954. Zeer goed is zijn kritiek op Bauer van wien hier enkele zwakke punten uit de
doeken gedaan worden. Bauer’s trinitarische visie loopt zeker mank.
Van Bakel H.A., Circa Sacra, Tjeenk, Willink & Zoon, Haarlem, 1935 (hoofdstukken 2 en 3).
Van der Heide G.J., Christendom en politiek in de tijd van Keizer Constantijn de Grote, Kok,
Kampen, 1980.
Van Roey A, La controverse trithéite jusqu’a l’excommunication de Conon et d’Eugène
(557-569), Orientalia Lovaniensia Periodica n°16/1985, blz.141-165. Echte driegoden-
aanhangers zijn er slechts met mondjesmaat geweest. Dezen die in dit artikel besproken zijn
(op prachtige wijze) worden getoetst aan wat de leer van de orthodoxie was in die dagen.
690

Vermes Geza, The Religion of Jesus the Jew, Fortress Press, 1993. Een Joodse visie.
Vermes Geza, Jesus the Jew: a Historians Reading of the Gospels, Fortress Press, 1981.
Vogsland R., Rediscovering the Trinity, The Biblical Basis for Proclaiming the Deity of the
Father, Son, and Holy Spirit. Een mooi verhaal, resultaat van gesprekken met een Jehovah
Getuige. © Copyright 1996 & 2002 Gratis op http://www.swcp.com/~vogs/trinity.html
Walvoord J. F., Jesus Christ Our Lord, Moody Press, 1969.
Wells P.R., James Barr and the Bible, critique of New Liberalism, Presbytarian and Reformed,
1974. Paul Wells blijft een boeiend dogmaticus.
Wenham J.W., Christ and the Bible, Tyndale Press, 1972.
White J., Historical Dishonesty and the Watchtower Society. A Review of the Watchtower’s
Comments Concerning the View of Ignatius of Antioch and the Deity of Christ, Internet: Alpha
and Omega Ministries.
Wickham L. R., ed., Cyril of Alexandria: Selected Letters, Oxford: Clarendon Press, 1983.
Widdicombe P., The Fatherhood of God from Origen to Athanasius, Oxford Theological Mono-
graphs, Clarendon Press / Oxford U. Press, 1994.
Wilken Robert., The Christians as the Romans Saw Them, Yale U. Press, 1984.
Wilkins M. J., and Moreland James P., editors, Jesus Under Fire: Modern Scholarship Reinvents
the Historical Jesus, Zondervan Publishing House, 1996.
Williams I.P., “The Cappadocians,” The Cambridge History of Late Greek and Early Medieval
Philosophy, ed. A.H. Armstrong Cambridge, Cambridge University Press, 1967, blz.432-456.
Williams R., “Macrina’s Deathbed Revisited Gregory of Nyssa on Mind and Passion,” in L.
Wickham and C. Bammel, Christian Faith and Greek Philosophy in Late Antiquity, Supplement
to Vigiliae Christianae 19 Leiden Brill, 1993.
Winslow D. F., The Dynamics of Salvation A Study in Gregory of Nazianzus, Patristic
Monograph Series Cambridge, MA Philadelphia Patristic Foundation, 1979.
Wolfson H.A., The Philosophy of the Church Fathers, Harvard University Press, 1970.
Wright N.T., Jesus and the Victory of God, Vol 2 of Christian Origins and the Question of God
Minneapolis Fortress Press, 1997. Bij voorkeur te lezen voordat men de Jesus Seminar
wil onderzoeken.
Yamauchi E., Pre-christian Gnosticism, Eerdmans, 1973.
Young F., The Making of the Creeds, Trinity Press, 1991. De Nederlandse versie verscheen bij
Ten Have in hetzelfde jaar. We gaan niet steeds akkoord met de conclusies van de schrijfster,
maar het in niettemin een van de beste inleidende werkjes tot de vroegere Kerkvaders op de
markt.
Young F., The Making of the Creeds Philadelphia Trinity Press, 1991.
Young F., From Nicaea to Chalcedon London SCM, 1983.
Zodhiates S., Was Christ God?, Eerdmans, 1966.

Contra de stelling dat het evangelie vervalst zou zijn door de Griekse filosofie zie vooral:
De Vogel C.J., De grondslag van onze zekerheid, Van Gorcum, 1977. Een zeer belangrijk boek dat
consequent de lijnen doortrekt naar de moderne theologie. De schrijfster (R.K.) heeft een
dodelijke kritiek op o.a. E. Schillebeeckx en H. Kung. Ook de Reformatie in haar huidige
vorm heeft ze onder de loep genomen en te licht bevonden. Ze was in haar dagen een
691

vermaard specialist op de filosoof Plato.


Een man die steeds opduikt in de literatuur van Jehovah’s Getuigen is Alexander Gibbon en zijn
geschiedenis over de val van het Romeinse Rijk. Deze historicus (18 e eeuw) is echter
onbetrouwbaar als bron. Zie Mc Cloy Shelly T., Gibbons antagonism to christianity, Burt Franklin
Reprint, rond 1970.
Voor de nieuwere christologische terminologie en triniteitstheologie in de RKK zie o.a.:
Tijdschrift voor theologie, 6e jaargang 1966, blz.238-306 / 8e jaargang blz.243-259 / 9e jaargang blz.
375-405 enz. … de jaren nadien. Persoonlijk willen we wel onze distantie behouden bij deze
artikelen. Zij zijn geschreven vanuit een kritische visie zowel op de Bijbel, Kerkvaders en
kerkgeschiedenis. Positief is er weinig nieuw bijgedragen. In 1984 en 1985 verscheen ook een
Nederlandse vertaling van de studie van de Katholieke Prof. J.A. Fitzmyer, ‘Nieuw Testament en
christologie. Actuele vragen’ in ‘Collationes, Vlaams tijdschrift van Theologie en Pastoraal.’ Dit is
één pot nat met E. Schillebeeckx en H. Kung.

En dus contra E. Schillebeeckx (en zijn vrienden) zie vooral:


Duchemin A., L’Affaire des trois théologiens, Téqui, 1981.
Duquoc C., God anders. De betekenis van de Drieëenheid, Gooi en Sticht, 1980.
Steltenpool Th., De Jezus van Prof. Schillebeeckx, uitg. van Spijk, Venlo, 1977.
Van de Beek A., De menselijke persoon van Christus, Callenbach, 1980.
Van Dijk M.P., Edward Schillebeeckx, hoofdlijnen in de christologie van zijn Jezus boeken, Kok,
Kampen, 1980.

Geschiedenis van de WT
692

Johannes 10:7,27-30: “7 Jezus dan zei opnieuw tegen hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ik
ben de Deur voor de schapen. 27 Mijn schapen horen Mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij. 28
En Ik geef hun eeuwig leven; en zij zullen beslist niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal
ze uit Mijn hand rukken. 29 Mijn Vader, Die hen aan Mij gegeven heeft, is meer dan allen, en
niemand kan hen uit de hand van Mijn Vader rukken. 30 Ik en de Vader zijn Één.”

^^^^^^

Вам также может понравиться