Вы находитесь на странице: 1из 76

 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

 
Profielwerkstuk 
F
​ ietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 

Ouidad Oujjit, Sytze Winius, Daan van Asperen, Mischa Kockman. 

Calandlyceum, 6V Technasium 

Opdrachtgever: 

Sweco, Mike Smit 

Expert: 

Next Architects. Wiebe Strick 

PWS-begeleider: 

Maria Luken 

Meesterproefbegeleider: 

Rosmarijn Smink 

Februari 2019 

 
Calandlyceum, 6 VWO 

 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

Voorwoord 
 
Wat voor een onderwerp je moet kiezen voor je profielwerkstuk is altijd een lastige vraag, met 
name als je profielwerkstuk ook nog verstrikt zit in je meesterproef. Je zal er al gauw 200 uur aan 
moeten zitten, dus is het handig iets te kiezen wat je enorm bevalt. Na onze interesses bij elkaar 
gelegd te hebben kwamen wij tot de conclusie dat we iets wilden bouwen of ontwerpen voor 
onze meesterproef. Na potentiële opdrachtgevers te hebben gemaild kwamen we uit bij een 
ontzettend leuke opdracht van Sweco Nederland. Deze opdracht houdt in om een 
fietsonderdoorgang te ontwerpen voor de Aalsmeerderbrug. In dit profielwerkstuk zullen we ons 
vooral bezighouden met het vooronderzoek dat wij nodig hebben voordat we echt een ontwerp 
kunnen maken van deze onderdoorgang. 
 
Tijdens dit profielwerkstuk werden wij bijgestaan en begeleid door Sweco Nederland, Mike Smit 
en Next Architects, Wiebe Strick. Zij zijn respectievelijk onze opdrachtgever en expert. Daarnaast 
zijn wij op school begeleid door mevrouw Luken (PWS-begeleider) en mevrouw Smink 
(Meesterproef-begeleider). Bij dezen willen we ze graag bedanken voor de begeleiding en steun 
gedurende dit traject. 
 
Wij wensen u veel leesplezier toe. 
 
Ouidad Oujjit, Daan van Asperen, Sytze Winius, Mischa Kockman 
 
Amsterdam, 31 januari 2019 

 
Calandlyceum, 6 VWO 

 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

Samenvatting 

Op het moment gaat al het fiets- en voetgangersverkeer rondom de Aalsmeerderbrug via het 
kruispunt Kruisweg- Aalsmeerderdijk. Dit vindt de gemeente echter te gevaarlijk, daarom wordt 
er gedoeld op een fiets- en voetgangersonderdoorgang onder de Aalsmeerderbrug. De 
opdrachtgever Sweco heeft de opdracht gegeven om deze fiets- en voetgangersonderdoorgang 
te ontwerpen. Om gevaarlijke situaties te voorkomen is het van groot belang dat het bedachte 
ontwerp een stabiele constructie heeft. De materiaalkeuze speelt een grote rol bij de stabiliteit 
van een constructie. In dit profielwerkstuk wordt de onderzoeksvraag ’Welke materialen zijn het 
best toepasbaar voor specifieke objecten van een brug?‘ beantwoord. Om deze vraag te kunnen 
beantwoorden zijn er veel verschillende kleine stappen gezet om tot een grote geheel te komen. 
Het antwoord is voortgekomen uit een grootschalig materiaalonderzoek, waarin veel 
verschillende, belangrijke materiaaleigenschappen onderzocht zijn. Hiernaast zijn de 
verschillende objecten en functies van een brug onderzocht en verwerkt in een objectenboom en 
een functieboom. Om overzicht te creëren, zijn deze gegevens nog samengevoegd in een 
kruistabel. Op deze manier zijn de verschillende objecten van een brug ook gekoppeld aan hun 
functie. De uiteindelijk gekozen pontjesbrug bestaat uit een aantal specifieke onderdelen. De 
onderdelen van de pontjesbrug komen voor een groot deel overeen met de onderdelen van de 
eerder onderzochte bruggen. De materialen waarvan de objecten gemaakt moeten worden zijn 
gekozen aan de hand van hun eigenschappen en de functies die zij moeten vervullen.  

 
Calandlyceum, 6 VWO 

 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

Inhoudsopgave 

1. Inleiding 7 

2. Introductie 8 
2.1 Probleemsituatie 8 
2.2 Introductie bruggen 9 
2.2.1 Geschiedenis 9 
2.2.2 Soorten bruggen 10 
2.2.3 Bekende bruggen 11 

3. Specificatie & functie 13 


3.1 Introductie specificatie & functie 13 
3.2 Omschrijving objectenboom 13 
3.2.1 De fundering 14 
3.2.2 De onderbouw 14 
3.2.3 De bovenbouw 14 
3.2.4 De omgeving 15 
3.2.5 Verdere onderdelen 15 
3.2.6 Andere bruggen 17 
3.2.6.1 Hangbrug 17 
3.2.6.2 Boogbrug 17 
3.2.7 De objectenboom 19 
3.3 Koppelpunten 20 
3.3.1 De brug met pijlers 20 
3.3.2 De hangbrug 20 
3.3.3 De boogbrug 21 
3.4 Functieboom 21 
3.4.1 De bovenkant, de autoweg 22 
3.4.2 De kruising 22 
3.4.3 De informatievoorziening 23 
3.4.4 De toekomstige onderdoorgang 23 
3.4.5 De ringvaart 23 
3.4.6 Andere bruggen 24 
3.4.6.1 Hangbrug 24 
3.4.6.2 Boogbrug 24 
3.4.7 De functieboom 25 
3.5 Kruistabel 26 

 
Calandlyceum, 6 VWO 

 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

4. Materiaalonderzoek 27 
4.1 Introductie 27 
4.2 Materiaaleigenschappen 27 
4.2.1 Mechanische eigenschappen 28 
4.2.1.1 Spanning 28 
4.2.1.2 Sterkte 29 
4.2.1.3 Elasticiteit 29 
4.2.1.4 Trekproef 31 
4.2.1.5 Rekgrens 35 
4.2.1.6 Druksterkte 35 
4.2.1.7 Treksterkte 35 
4.2.1.8 Percentage verlenging 36 
4.2.1.9 Hardheid 36 
4.2.1.10 Afschuifsterkte 38 
4.2.1.11 Slijtvastheid 39 
4.2.2 Chemische eigenschappen 40 
4.2.2.1 Corrosiebestendigheid 40 
4.2.2.2 Molecuulformule 40 
4.2.2.3 Structuurformule 41 
4.2.3 Fysische eigenschappen 41 
4.2.3.1 Smeltpunt 41 
4.2.3.2 Ferromagnetisme 42 
4.2.3.3 Dichtheid 42 
4.2.3.4 Fase 42 
4.2.3.5 Uitzettingscoëfficiënt 42 
4.2.3.6 Akoestisch 43 
4.3 Materialen 43 
4.3.1 Legenda van de tabellen 44 
4.3.2 Staal 44 
4.3.2.1 Mechanische eigenschappen van staal: 45 
4.3.2.2 Chemische eigenschappen van staal: 45 
4.3.2.3 Fysische eigenschappen van staal: 46 
4.3.2.4 Mechanische eigenschappen van roestvrij staal: 47 
4.3.2.5 Chemische eigenschappen van roestvrij staal: 47 
4.3.2.6 Fysische eigenschappen van roestvrij staal: 49 
4.3.3 Composieten 50 
4.3.3.1 Mechanische eigenschappen van composieten: 51 

 
Calandlyceum, 6 VWO 

 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 
4.3.3.2 Chemische eigenschappen van composieten: 51 
4.3.3.3 Fysische eigenschappen van composieten: 53 
4.3.4 Beton 54 
4.3.4.1 Mechanische eigenschappen van beton: 54 
4.3.4.2 Chemische eigenschappen van beton: 55 
4.3.4.3 Fysische eigenschappen beton: 58 

5. Resultaten 59 
5.1 Brug met pijlers 59 
5.2 Hangbrug 62 
5.3 Boogbrug 65 

6. Conclusie 67 

7. Discussie 69 

8. Logboek 70 
8.1 Mischa Kockmann, logboek 70 
8.2 Daan van Asperen, logboek 71 
8.3 Sytze Winius, logboek 72 
8.4 Ouidad Oujjit, logboek 73 

9. Literatuurlijst 74 

 
Calandlyceum, 6 VWO 

 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

1. Inleiding 

Ons profielwerkstuk (PWS) gaat over de stabiliteit en constructie van bruggen. Wij hebben dit 
onderwerp gekozen naar aanleiding van de opdracht van onze opdrachtgever, Sweco Nederland. 
Zij hadden een interessante opdracht voor ons klaar liggen waar dit PWS onderdeel van is. 
Bruggen zijn een belangrijk onderdeel van de huidige infrastructuur. Het is nauwelijks meer 
mogelijk om een stukje naar werk of school te fietsen zonder een brug tegen te komen. Het is 
belangrijk dat bruggen veilig zijn en alle druk waaronder ze komen te staan goed aankunnen. 
Mocht dit niet zo zijn dan kan een brug instorten. Een voorbeeld hiervan is de recent ingestorte 
brug: Ponte Mirandi, in Genua. Waarbij 43 doden en nog eens 15 gewonden vielen. Dit was een 
desastreus ongeluk dat voornamelijk werd veroorzaakt door slecht onderhoud. Dit is natuurlijk 
iets wat je nooit meer wilt laten voorkomen. Het is essentieel dat dit in de toekomst niet 
nogmaals gebeurd. Daarom is het belangrijk dat alles aan een brug klopt. Het is belangrijk dat 
alle (natuurkundige) berekeningen kloppen, maar ook dat de juiste materiaalkeuze wordt 
gemaakt voor het juiste onderdeel van de brug. Daarom luidt onze onderzoeksvraag: ’Welke 
materialen zijn het best toepasbaar voor specifieke objecten van een brug?‘ Deze 
onderzoeksvraag brengt natuurlijk ook nog een aantal deelvragen met zich mee:   

1. Uit welke onderdelen bestaat een brug?  


2. Welke functies hebben de onderdelen van een brug?  
3. Uit welke materialen kan een brug bestaan?  
4. Hoe kies je het geschikte materiaal voor een object van een brug?  

In ons profielwerkstuk proberen wij deze vragen op een zo duidelijk mogelijke manier te 
onderzoeken en te beantwoorden.  

   

 
Calandlyceum, 6 VWO 

 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

2. Introductie  

2.1 Probleemsituatie 

Op het moment gaat al het fiets- en 


voetgangersverkeer rondom de 
Aalsmeerderbrug via het kruispunt Kruisweg- 
Aalsmeerderdijk, zie afbeelding 2.1. Dit vindt de 
gemeente echter te gevaarlijk, daarom wordt er 
gedoeld op een fiets- en 
voetgangersonderdoorgang onder de 
Aalsmeerderbrug. Dit moet een veiligere optie 
worden dan het gebruik van het kruispunt . Dat 
het kruispunt als onveilig wordt beschouwd, ​Afbeelding 2.1: De huidige oversteek situatie voor fietsers
komt mede doordat het onoverzichtelijk is, 
maar ook doordat het een enorm drukke weg is. Er rijden namelijk zo’n 4790 auto’s per uur.1 
Nog een probleem aan de huidige situatie is de drukte; als fietser moet je vrij lang wachten 
totdat je kan oversteken. Dit heeft als gevolg dat sommige fietsers door rood gaan rijden, wat 
weer leidt tot onveilige situaties binnen het verkeer.
Uit een afgenomen enquête blijkt dat 75% van de mensen die het kruispunt dagelijks passeren 
de huidige situatie in elk geval niet ideaal vinden. 60% van de geënquêteerden vindt het onveilig 
en 25% vindt het kruispunt zelfs erg gevaarlijk voor fietsers. Vrijwel alle geënquêteerden (90%) 
vindt dan ook dat het kruispunt aan vernieuwing toe is. Deze getallen zeggen alles over de 
huidige situatie op het kruispunt, het gaat zo niet langer. Daarom is er door Sweco de opdracht 
gegeven om een veiligere situatie te creëren door een fietsonderdoorgang ter hoogte van de 
Aalsmeerderbrug te ontwerpen. Het autoverkeer zal hierdoor sneller door kunnen rijden en het 
fiets- en voetgangersverkeer zal de drukke weg veiliger kunnen oversteken.  

1
​Dit zijn de populairste autokleuren van Nederland. (z.d.). Geraadpleegd op 19 december 2018, van
https://www.autobahn.eu/cookie-consent/?target_url=%2F7524%2Fdit-zijn-de-populairste-autokleure
n-van-nederland%2F%253F 
 
Calandlyceum, 6 VWO 

 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

2.2 Introductie bruggen 

Een brug kan onder vele benamingen voorkomen: aquaduct, viaduct, ophaalbrug of kantelbrug. 
Deze zijn in de loop van de afgelopen duizenden jaren ontstaan en hebben de mens enorm 
geholpen. Toch kan het handig zijn om te weten waar het idee van bruggen dan vandaan komt, 
wat voor soorten er allemaal zijn en welke verschillende functies deze allemaal hebben. In dit 
hoofdstuk wordt er naar de bijzonderste en bekendste bruggen van de miljoenen die er zijn in 
de wereld gekeken. 

2.2.1 Geschiedenis 

Een brug is een belangrijk onderdeel 


geworden van de infrastructuur van 
tegenwoordig. Een brug is eigenlijk om de 100 
meter wel ergens te vinden. Toch is het een 
vraag hoe men het bedacht heeft om zoveel 
gebruik te maken van bruggen. Waar komen 
bruggen eigenlijk vandaan en wat is er zo  ​Afbeelding 2.2: Pont du Gard, Frankrijk. ±​ 1-100 N.C.
bijzonder aan? Om hier antwoord op te krijgen is het nodig terug in de tijd te gaan. Om te 
beginnen bij de tijd van de jagers en boeren (3000 v.C.) waar de bewoners van de aarde al 
planten of stammen gebruikten om een beekje of stroompje te overbruggen. Deze stammen 
waren de eerste beginselen van de brug zoals we die nu kennen. Als men de tijdbalk 
chronologisch blijft volgen is er te zien dat de brug net zoals de bewoners mee evolueerde, de 
stammen en planten maakten plaats voor stenen en houten verbindingen om het water te 
overbruggen. In de tijd van het Romeinse rijk kwam toch echt wel het eerste hoogtepunt van de 
brug. De romeinen bouwden de boogbrug die gemaakt werd van natuursteen en cement. Veel 
van deze bruggen hebben de eeuwen doorstaan en staan er tegenwoordig nog steeds. Denk 
bijvoorbeeld aan de Pont du Gard in Frankrijk. Sindsdien is er nog veel veranderd, mensen 
begonnen bruggen te bouwen van bakstenen, maar het echte hoogtepunt van de bruggen 
begon met de Industriële revolutie (1779). In die tijd werd staal uitgevonden en begon het echte 
werk van grote overspanningen die gemaakt werden van gietijzer en staal.  

 
Calandlyceum, 6 VWO 

 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

Een voorbeeld hiervan is de Iron Bridge in het Verenigd 


Koninkrijk. Tegenwoordig worden bruggen ook gemaakt van 
beton en vezelversterkt kunststof. De techniek ontwikkelt zich 
steeds verder en daarmee worden de bruggen ook steeds 
langer en gecompliceerder. 

2.2.2 Soorten bruggen 

Er zijn een groot aantal verschillende soorten bruggen te  ​Afbeelding 2.3: Iron Bridge   

vinden in de wereld, met verschillende functies in 


verschillende omgevingen (waar toch het meeste nut uit de 
brug moet worden gehaald). Je hebt bruggen die over het 
water gaan, bruggen die het verkeer in twee splitsen om zo 
een veilige doorgang te bieden, maar ook bruggen die zijn 
gemaakt om ruimte te besparen en gelijkvloerse kruisingen te 
voorkomen. In dit kopje zullen er allemaal verschillende 
soorten bruggen worden besproken en de desbetreffende 
functies en eisen daarbij. Om te beginnen zijn er bruggen die 
kunnen openen of roteren om bijvoorbeeld vervoer te laten 
passeren, maar er zijn ook bruggen die niet beweegbaar zijn. 
In afbeelding 2.4 zijn een aantal voorbeelden te zien van hoe 
bruggen kunnen bewegen.  ​Afbeelding 2.4: Verschillende soorten 
beweegbare bruggen    

 
Calandlyceum, 6 VWO 
10 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

Niet alle bruggen zijn voor menselijk gebruik, er zijn namelijk 


ook bruggen gebouwd om sneller objecten te kunnen vervoeren, 
denk hierbij aan een aquaduct, dat bedoeld is om water te 
vervoeren. Sindskort zijn er ook bruggen gemaakt voor dieren, ook 
wel de ecopassages genoemd. Deze zijn gebouwd over een snelweg 
of andere drukke weg heen, en zijn gebruiksvriendelijk gemaakt. Zo 
zijn de passages die omgeven zijn door bossen bekleed met groen, 
en de passages die in een andere natuuromgeving liggen bedekt 
met zand. De functie van deze brug is om de dieren veilig naar de  Afbeelding 2.5: Natuurlijke 
andere kant te krijgen zonder dat zij het risico lopen aangereden  bruggen  
te worden door een vervoermiddel op de drukke weg of het spoor. 

2.2.3 Bekende bruggen 

Als er aan iemand wordt gevraagd naar een brug dan komt er meestal binnen twee seconden 
wel eentje in zijn gedachte binnen. De memorabele bruggen die worden herinnerd, omdat ze 
heel gek zijn gevormd, heel mooi zijn, er een speciale herinnering aan is overgehouden of omdat 
die gewoon vaak worden gezien. Veel mensen zullen dan 
wel aan dezelfde bruggen denken, want sommige bruggen 
zijn natuurlijk boegbeelden van steden. Er zijn een aantal 
bruggen die iedereen wel kent. Neem bijvoorbeeld de 
Golden Gate bridge, in San Francisco, waarop men een 
enorm mooi uitzicht heeft op de bay en op San Francisco 
zelf, of de Tower Bridge, in London, die toch samen met de 
Big Ben symbool staat voor London. In dit kopje worden een Afbeelding 2.6: Golden gate bridge
aantal bruggen laten zien en beschreven die het de 
herinnering waard zijn. Om te beginnen bij de Brooklyn 
Bridge, dit is net als de twee eerder behandelde bruggen 
een enorm mooi kunstwerk die Brooklyn met Manhattan 
verbindt. Ook niet te vergeten zijn onze eigen grachten 
bruggetjes die ontzettend symbool staan voor    ​Afbeelding 2.7: Tower bridge 
Amsterdam zelf. Andere enerverende bruggen zijn J​ iaozhou Bay Bridge​ in China die zichzelf de 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
11 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 
langste brug van de wereld mag noemen met maar liefst 42,5 
kilometers aan lengte. De Koningin Emmabrug en de Koningin 
Julianabrug in Curaçao. Waar de eerstgenoemde op een aantal 
bootjes ligt die naar de zijkant kunnen varen waardoor de 
doorgang vrij is voor het vaarverkeer. Dit is totaal uniek en is echt 
bijna nergens anders te zien. Deze brug wordt ook wel de 
pontjesbrug genoemd omdat hij dus op een aantal pontjes ligt. ​ fbeelding 2.8: Koningin   
A
De Koningin Julianabrug daarentegen is totaal anders. Deze brug ​ mmabrug, Curacao 
E  
verbindt de twee stadsdelen van Curaçao met elkaar. Het unieke van deze brug is dat deze in 
een bepaalde hoek omhoog loopt tot uiteindelijk een van wel 55 meter hoogte.  

 
Calandlyceum, 6 VWO 
12 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

3. Specificatie & functie 

3.1 Introductie specificatie & functie 

Bij een project waarbij je een product ontwerpt heb je altijd te maken met materialen en 
onderdelen, daarbij is het van groot belang om een goed overzicht te krijgen van de situatie. De 
materialen moeten immers zorgvuldig geselecteerd worden, en precies goed zijn voor de 
situatie. Daar komen de objecten- en functieboom van pas. Deze twee grafieken zijn erg geschikt 
om een goed overzicht te krijgen van de situatie om zo de beste materialen voor de onderdelen 
te vinden. 

Voor de selectie van de ideale brug is er onderzoek gedaan naar de verschillende soorten 
bruggen en welke dan het best toepasbaar zijn in de huidige situatie. Zo zijn er een aantal 
soorten afgevallen, bijvoorbeeld de kraagbrug. Dit is een brug met een constructie van een kraag 
eromheen. Echter is deze brug niet toepasbaar voor de situatie, hier is namelijk niet genoeg 
ruimte voor. De liggerbrug is nog een soort die afvalt, de liggerbrug is namelijk een brug die 
steunt op pijlers. Dit vormt geen probleem, alleen is het essentieel voor die brug dat het 
wegoppervlak geen helling heeft, dat is niet mogelijk. De drie bruggen die wel als geschikte 
kandidaat uit het onderzoek kwamen zijn: de brug op pijlers, de hangbrug en de boogbrug. Het 
voordeel van al deze bruggen is dat er weinig ruimte nodig is voor de constructie ervan. Daarom 
is de objectenboom beperkt tot deze drie soorten.  

3.2 Omschrijving objectenboom  


Een standaard brug valt onder te verdelen in drie delen: de fundering, de onderbouw en de 
bovenbouw. Onder dit kopje wordt er uitgelegd waaruit zo een brug bestaat en worden deze 
onderdelen nader uitgelegd. Verder is de omgeving ook onderdeel van de brug, ook al wordt dit 
in de bouwkunde niet meteen daarmee geassocieerd. De onderdelen van een standaard brug 
zijn eigenlijk terug te vinden in 4 subonderdelen die hieronder een voor een behandeld worden. 
 
 
 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
13 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 
3.2.1 De fundering   
De fundering is bedoeld om de brug te dragen. De lading van de andere onderdelen, deze 
worden later behandeld, vallen op de fundering, deze moet dus goed sterk zijn. De fundering zit 
bij de landhoofden onder de beginpunten van de brug. Er is een verschil tussen een hoog en een 
laag gefungeerd landhoofd: een laag gefundeerd 
landhoofd bevindt zich niet bij een helling (talud) en 
is daarom over het algemeen een kleine brug, bij een 
hoog gefundeerd landhoofd bevindt zich wel een 
helling en daarom zijn hoog gefundeerde bruggen 
meestal groter. 
 
 
Afbeelding 3.1: Het bovenste plaatje is een 
landhoofd dat hoog is gefundeerd  
en het onderste plaatje is een landhoofd 
dat laag is gefundeerd.   
 
3.2.2 De onderbouw 
De onderbouw heeft vooral de functie om de bovenbouw te dragen. Dit doet het mede door 
onderdelen zoals pijlers, lagers en caps. In afbeelding 3.2, op de volgende pagina, valt alles goed 
te zien. Hierin wordt duidelijk dat op de pijlers een cap zit. Op deze wordt vervolgens weer een 
ander stel pijlers gezet, die ook weer bij elkaar gehouden worden door een cap. Als laatste zit er 
tussen het wegdek en de pijlercap nog een lager. Dit zijn allemaal onderdelen waar de rest van 
de brug op rust.  
 
3.2.3 De bovenbouw 
De bovenbouw bestaat verder uit alle andere delen van de brug die op de ondersteunende 
onderbouw zijn gemonteerd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de boog en alles boven het wegdek 
zoals verkeerslichten, lantaarnpalen, kabels en balustrades. Dit zijn nog maar een paar 
voorbeelden, er zijn nog veel meer onderdelen te verzinnen die de bovenbouw van een brug 
completeren. 
 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
14 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 
 
3.2.4 De omgeving 
De omgeving van de brug wordt vaak over het hoofd gezien, terwijl dit onderdeel net zo 
belangrijk is als de rest van de onderdelen. Daarom is het belangrijk dat men naar de omgeving, 
van de in dit geval Aalsmeerderbrug, kijkt voor de bouw van de brug van start gaat. Na bij de 
Aalsmeerderbrug te zijn geweest zijn er al genoeg dingen op te merken, zo heb is er sprake van 
de autoweg, het fietspad en het voetpad, de op- en afrit, maar ook de ringvaart dat niet te 
vergeten is. Om het verkeer overzichtelijk te houden wordt iedereen duidelijk geïnformeerd door 
de informatievoorzieningen, waarover later meer. 
 
3.2.5 Verdere onderdelen 
Een verdere lijst waar de onderdelen wat verder worden uitgelegd: 
- Landhoofden zijn dragers van een brug. Die zo versterkt zijn dat ze ook grote zijwaartse 
druk kunnen verdragen.  
- De informatievoorzieningen zijn 
onderdelen van het verkeer die er voor 
zorgen dat het verkeer niet chaotisch 
loopt en dat alles veilig blijft. 
Informatievoorzieningen zijn 
bijvoorbeeld de stoplichten, de 
verkeerslijnen op de weg en alle 
verkeersborden.  
- Pijlers zijn betonnen palen die de ​Afbeelding 3.2: Een weergave van een boogbrug  
grond in worden gedrukt om de brug  met de naamgeving van enkele onderdelen   
te ondersteunen. De afstand tussen de pijlers wordt zo berekend dat de rest van de brug 
er op kan leunen. 
- Cap is een onderdeel van de brug dat boven op pijlers zit. Het biedt extra ondersteuning 
en verdeelt de belasting van de brug over de pijlers. De combinatie van een pijler met een 
cap heet ‘Bent’. 
- Een balk is een van de hoofdcomponenten van een brug. De balk zit nog onder het 
wegdek, hierover wordt later meer uitgelegd. Kijk voor een beter beeld naar afbeelding 
3.2. 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
15 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 
- De dekplaat, oftewel het wegdek, ligt bovenop de balk. De 
dekplaat is het oppervlak waar je op loopt of rijdt. De 
dekbalk bestaat uit bijvoorbeeld de stoep, het wegdek en 
het fietspad. Ook heeft deze een naderingsvlak, de plek 
waar de plaat samenkomt met de grond. Dit naderingsvlak 
wordt ook wel de stootplaat genoemd. 
- Balustrades zitten op de bovenbouw van de brug en 
meestal op het wegdek. Denk bijvoorbeeld aan leuningen.​ Afbeelding 3.3: Brug met een 
gesloten spandrels 
- De bogen op de bruggen onderscheiden zich door   
het aantal scharnieren dat ze hebben, die bepalen hoeveel 
spanning en belasting ze maximaal kunnen dragen, en het 
type materiaal waarvan de boog is gebouwd. Er bestaan 
ook bogen onder de brug, deze heten: ‘spandrel-braced’. 
Een spandrel is de bijna driehoekige ruimte tussen de 
boog van de brug en het dek. Stenen bruggen gebruiken 
“gesloten” spandrels (afbeelding 3.3), terwijl     
moderne bruggen die van metaal zijn gemaakt vaak  Afbeelding 3.4: Brug met    
een open spandrel hebben (afbeelding 3.4). ​ ​open spandrels   -  
- Truss is een structuur waarbij twee delen zodanig met elkaar verbonden zijn dat het als 
een geheel gedraagt. Deze structuur wordt vaak gebruikt om zware onderdelen te dragen 
en om de spanningskrachten te verdelen.     
   

 
Calandlyceum, 6 VWO 
16 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

3.2.6 Andere bruggen 

Er zijn ook andere soorten bruggen waarvoor weer andere onderdelen nodig zijn. Deze andere 
bruggen met de bijbehorende onderdelen zullen hier onder de loep worden genomen. 

3.2.6.1 Hangbrug 

Hangbruggen bevatten net zoals de standaard brug een 


fundering, onderbouw en wegdek. De fundering is niets anders 
dan die van een standaard brug. Hij bevat dan ook landhoofden 
om de druk van de brug te dragen. De onderbouw en het 
wegdek daarentegen zijn wel anders dan de standaard brug. De 
onderbouw wordt gedragen door pylonen en dus niet door 
pijlers. Deze pylonen zitten onder de brug en lopen door tot 
boven het wegdek, waarover later meer. Het deel van de pyloon 
dat zich onder het wegdek bevindt wordt de basis van de pyloon ​ Afbeelding 3.5: Een hangbrug
genoemd. Ook aan de zijkant van de brug zitten  ​met pylonen en zijpylonen
zulke pylonen, de zijpylonen. Daarnaast bestaat ook het wegdek uit onderdelen die afwijken van 
de onderdelen van de andere bruggen. Deze andere onderdelen zijn vrij makkelijk te ontdekken. 
Zo heeft het wegdek van de hangbrug kabels, dat is het grote verschil. Deze kabels worden 
onderverdeeld in draagkabels en in hangkabels. De draagkabels zijn de kabels die vanaf de top 
van de pylon naar beneden strijken. Aan deze draagkabels hangen de hangkabels die naast het 
wegdek vastzitten.  

3.2.6.2 Boogbrug 

De boogbrug is net zoals de hangbrug net iets anders dan de standaard brug. De boogbrug is 
qua onderbouw en fundering hetzelfde als de standaard brug, daarom zal het daar verder niet 
meer over gaan bij de boogbrug. In het kader van de boogbrug zijn er twee verschillende versies: 
Je hebt de zuivere boogbrug en de boogbrug met trekband. Bij een zuivere boogbrug ligt het 
wegdek in principe boven de boog. De zuivere boogbrug lijkt qua onderdelen en bouw in 
principe op de standaard brug. Daarom zal er meer ingegaan worden op de boogbrug met 
trekband. Bij de boogbrug met trekband is de zogenoemde trekband de boog die boven het 
wegdek uitkomt. Aan deze boog hangen hangers naar beneden. Deze hangers kunnen op 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
17 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 
verschillende manieren gespannen worden. Zo zijn er de standaard hangers, linker 
onderstaande afbeelding, die recht naar beneden hangen. De andere twee manieren zijn iets 
artistieker: De diagonale hangers, middelste afbeelding, zijn over de hele boog diagonaal 
gespannen en mogen maximaal maar een andere hanger kruisen. De netwerk hangers, rechter 
afbeelding, hangen ook diagonaal maar mogen in plaats van maximaal een ander paar meerdere 
paren kruisen.  

  

Afbeelding 3.6: Diverse soorten boogbruggen met op verschillende manier gespannen hangers 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
18 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

 
3.2.7 De objectenboom 

Figuur 1: Objectenboom van verschillende type bruggen 

In figuur 1 is de objectenboom van verschillende type bruggen weergegeven. Deze wordt 


opgedeeld in drie verschillende soorten bruggen, namelijk de hangbrug, de brug die steunt op 
pijlers, ook wel de standaard brug genoemd in dit onderzoek, en de boogbrug. Zowel de brug 
met pijlers als de hangbrug hebben een boven- en onderbouw, de boogbrug heeft enkel een 
onderbouw. Algemene specificaties zijn weergeven bij de ‘’Brug met Pijlers’’ en weggelaten bij de 
andere soorten omdat dit zou resulteren in een onoverzichtelijke objectenboom. 

   

 
Calandlyceum, 6 VWO 
19 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

3.3 Koppelpunten 
 
Voor de selectie van de materialen is het belangrijk dat de koppelpunten van elke soort brug 
duidelijk zijn, stel een brug heeft veel punten waar gelast moet worden, dan kan er gekozen 
worden voor een materiaal met een hoge lasweerstand.  
 
3.3.1 De brug met pijlers 

Bij deze brug steunt het wegdek voornamelijk op de pijlers. De pijlers 


hebben dan ook een aantal belangrijke koppelpunten. Het belangrijkste 
koppelpunt is die van de bovenkant van de pijler met de onderzijde van 
het wegdek. Aangezien een pijler vaak gemaakt wordt van beton en de 
constructie van de brug van metaal, worden deze delen aan elkaar gelast. 
Daarom is het belangrijk om een betonsoort te kiezen met een hoge 
lasweerstand, dan is de brug op zijn stevigst.  

Nog een koppelpunt dat cruciaal is voor de stevigheid van de brug is het 
oprijdpunt. Op deze plaats zijn het asfalt van de weg en dat van de brug 
verbonden. Het is vooral belangrijk dat het asfalt hier dik is en goed vast ​Afbeelding 3.8:
kan plakken aan het asfalt van de weg.  ​Koppelpunt in de 
  ​in de vorm van pijlers 

3.3.2 De hangbrug 

De basis van een hangbrug bestaat uit pylonen, deze objecten verzorgen de stevigheid van de 
gehele constructie. De pylonen zijn hoger dan de brug, hieraan zitten staalkabels bevestigd die 
het wegdek omhoog houden. De bevestiging aan het wegdek is een belangrijk koppelpunt, de 
staalkabels zitten vast aan grote draadklemmen. De draadklemmen zitten met bouten in het 
wegdek gevestigd. Het is dus belangrijk dat de draadklemmen goed vastzitten, anders kunnen de 
draadklemmen hun werk niet verrichten. Het materiaal waar de draadklemmen in bevestigd 
zitten, moet dan ook erg stevig zijn en niet uiteen brokkelen wanneer er een bout in geboord 
wordt. Verder is het wegdek ook aan de pylonen zelf gekoppeld, dit wordt gedaan door deze 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
20 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 
twee objecten aan elkaar te lassen. Dus de materialen van zowel het wegdek als de pyloon moet 
een goede lasweerstand hebben. 

3.3.3 De boogbrug 

Een boogbrug wordt volledig ondersteund door een frame van een stevig materiaal. Dit is direct 
een belangrijk punt om het materiaal op te selecteren. Het frame bestaat uit een grote boog met 
daaronder stevige balken. De onderkant van deze balken is bevestigd aan het wegdek en de 
bovenkant aan de grote boog. De balken worden aan de boog bevestigd door enkele dikke 
bouten, het is daarom belangrijk dat er bouten in het materiaal geboord kunnen worden en 
goed blijven zitten. De balken zitten aan het wegdek bevestigd door te lassen. Beide materialen 
moeten dus een hoge lasweerstand hebben.  

3.4 Functieboom  

Een brug moet voldoen aan een aantal eisen om goed te kunnen functioneren. Deze functies 
worden in dit verslag beschreven op een zo duidelijk mogelijke manier.  
De brug moet doorstroming bieden voor het verkeer op de hoofdweg, het kanaal, voetpaden en 
de parallelweg. Mocht dit niet het geval zijn dan wordt het verkeer een grote, onoverzichtelijke 
boel. Dit kan leiden tot gevaarlijke situaties voor de verkeersdeelnemers. Daarom is het 
belangrijk voor de veiligheid dat er een duidelijke, onbelemmerde doorstroming is voor al het 
verkeer. Omdat het hier gaat om een ongelijkvloerse 
kruising, ​een kruising van twee of meerdere 
verkeersstromen (weg, waterweg, spoorweg, fietspad 
of voetpad) waarbij gebruikgemaakt wordt van 
kunstwerken (zoals bruggen, viaducten en tunnels) 
zodat de stroom of het verkeer niet gehinderd wordt, 
is het belangrijk dat het verkeer op beide hoogtes 
overzichtelijk is2.  Afbeelding 3.9: Ongelijkvloerse kruising 
 

2
​Coinsweb: Ongelijkvloerse kruising. Geraadpleegd op 30 november 2018, van
http://www.coinsweb.nl/wiki/index.php/Voorbeeld_%E2%80%98Ongelijkvloerse_Kruising_Van_Harinx
makanaal%E2%80%99  
 
Calandlyceum, 6 VWO 
21 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 
Overzichtelijkheid op zowel het fietspad, dat zich onder de Aalsmeerderbrug bevindt, als op de 
hoofdweg en stoep, die zich bovenop de Aalsmeerderbrug bevinden. 
Onder dit kopje zullen de verschillende delen van de (toekomstige) brug en de functies die zij 
uitoefenen worden beschreven3.     
 
3.4.1 De bovenkant, de autoweg 
Om de functies van de autoweg te kunnen verklaren is het van belang om te achterhalen hoe het 
verkeer momenteel over de kruising gaat. De gebieden die het verkeer passeert zullen hieronder 
eerst worden beschreven. Aan de hand hiervan kunnen de functies worden uitgewerkt.   
Om hier antwoord op te krijgen moeten de HW-vragen worden gesteld. (hoe, wie, wat, waar etc.). 
Men kan zich afvragen: Hoe komt het verkeer ‘het systeem’ binnen en wat gebeurd er daarna4. 
Het verkeer komt binnen op de autoweg en wordt geïnformeerd door de 
informatievoorzieningen, deze zijn in het vorige hoofdstuk reeds behandeld. Hierna zal het 
verkeer over de brug rijden en aan de andere kant van de vaart terecht komen. De autoweg 
biedt een onbelemmerde doorgang voor het verkeer en klimt omhoog van de hoogte van het 
land tot aan de passage hoogte, de hoogte waar de brug over het water spant. Verder heeft de 
autoweg ook nog de functie om ruimte en doorgang te bieden aan hulpverleners en 
onderhoudspersoneel.  
 
3.4.2 De kruising 
Wat de functies van de kruising zelf zijn en aan welke eisen een kruising moet voldoen zal hier 
kort worden beschreven. Wanneer er wordt gekeken naar de kruising zelf hebben we het niet 
over de wegen zelf, maar meer over het fundament. De kruising heeft eigenlijk maar twee 
belangrijke taken: het gewicht dragen van de auto’s en de autoweg en een onbelemmerde 
doorgang geven aan het fietspad. Mocht de onderdoorgang er daadwerkelijk komen dan zouden 
dit de functies zijn waaraan voldaan moet worden.  
 
   

3
Sommige delen die beschreven worden zijn momenteel nog niet aanwezig bij de Aalsmeerderbrug, zoals de
fietsonderdoorgang. Toch zullen hiervan de functies worden beschreven zodat het duidelijk is wat de functies
zijn waaraan de onderdoorgang moet gaan voldoen.
4
Met het systeem wordt de kruising bedoeld.
 
Calandlyceum, 6 VWO 
22 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 
3.4.3 De informatievoorziening 
De informatievoorzieningen hebben een belangrijke functie: Het informeren van het verkeer. De 
informatie voorzieningen zijn bijvoorbeeld de stoplichten, de verkeerslijnen op de weg en alle 
verkeersborden. Deze functie speelt een belangrijke rol in het verkeer, zonder de 
informatievoorzieningen zal het verkeer namelijk resulteren in chaos. 
  
3.4.4 De toekomstige onderdoorgang 
Bij de onderdoorgang wordt dezelfde manier van denken gehanteerd als bij de bovenkant van 
de brug. Eerst wordt er bepaald welke gebieden en wegen het verkeer passeert en daarna 
worden aan de hand daarvan de functies geformuleerd. Het verkeer komt het systeem binnen 
via het fietspad dat onder de brug, naast de ringvaart zal lopen. Dit zal op een eigen niveau zijn, 
dat los van de autoweg staat en lager ligt dan het passage niveau van de autoweg. Het verkeer 
onderlangs passeert onbelemmerd de kruising en zal ook op het eigen niveau het systeem weer 
verlaten. Mocht er iets kapot zijn gegaan aan de onderdoorgang of mocht er een ongeval zijn 
gebeurd, dan moet de onderdoorgang ruimte en een doorgang bieden voor hulpverlening en 
onderhoudspersoneel. De functies van het fietspad zijn het onderlangse verkeer dragen, leiden, 
ruimte en doorgang verlenen aan hulpverleners en onderhoudspersoneel.  
 
3.4.5 De ringvaart 
Over de ringvaart varen dagelijks tientallen boten. Hieronder vallen kleine en grote boten. De 
kleine boten varen zonder enkel probleem onder de brug door, maar de grote daarentegen 
moeten wachten tot de brug open gaat. De vaart moet dus een duidelijke en onbelemmerde 
doorgang bieden aan het vaarverkeer. De vaart heeft daarom als functie om het vaarverkeer te 
leiden en te dragen.  
 
 
 
 
 
 
 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
23 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 
3.4.6 Andere bruggen 

3.4.6.1 Hangbrug 

Een hangbrug heeft omdat het andere onderdelen heeft, ook een aantal andere functies. Zo 
heeft de basis van de pyloon dezelfde functie als de pijlers. Namelijk het dragen van de brug, 
deze krijgen alle druk van de brug op zich. De rest van de pyloon die boven het wegdek uitkomt 
heeft weer een andere functie: een aanknooppunt voor de kabels. De rest van de pyloon heeft 
dus niet zo zeer een functie maar is meer een punt waar de kabels aan vast zitten. Deze kabels 
hebben wel een belangrijke functie. Deze moeten er namelijk voor zorgen dat de brug 
horizontaal blijft. Op deze kabels zit een enorm sterke trekkracht. Doordat deze trekkracht aan 
het begin en aan het einde van de brug hetzelfde is, zorgen deze kabels ervoor dat de brug 
recht overeind blijft staan. Aan de kleine kabels is vervolgens het brugdek opgehangen. Dit wil 
dus zeggen dat de kleine kabels, hangers genoemd, het wegdek praktisch tillen. Doordat op deze 
manier de druk goed wordt verdeeld kunnen er met dit type brug hele lange kunstwerken 
gemaakt worden.  

3.4.6.2 Boogbrug 

Op de zuivere boogbrug zal ook in de functieboom niet verder worden ingegaan, omdat deze in 
de standaard functies ook al zo wat compleet wordt beschreven. De boogbrug met trekband zal 
wel op in worden gegaan. De boogbrug met trekband heeft een speciale specificatie die dan ook 
een speciale functie uitoefent. De zogenoemde boog zorgt ervoor dat op een gelijk belaste boog 
alleen nog maar drukkracht(en) wordt uitgevoerd. De drukkracht in de boog zal zo groot zijn dat 
deze de trekspanning wegstreept. Hierdoor zal er geen sprake meer zijn van een trekspanning in 
de boog. De grootte van de drukkracht bepaalt de dikte van de boog. Daarom zullen voor het 
bouwen van boogbruggen ook alleen materialen worden gebruikt die veel drukkracht kunnen 
verdragen.  
 
   

 
Calandlyceum, 6 VWO 
24 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 
3.4.7 De functieboom  

Hierboven is de functieboom weergegeven. In het tweede kopje van bovenstaande grafiek staat 
de belangrijkste functie van een brug, namelijk een onbelemmerde verkeersstroom creëren. 
Deze functie is opgedeeld in de twee categorieën, onder- en bovenlangs. Daaronder zijn bij 
beiden de vier belangrijkste functies gegeven, verder naar beneden staan de functies specifieker 
weergegeven. 

   

 
Calandlyceum, 6 VWO 
25 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

3.5 Kruistabel 

In de kruistabel worden de functies aan de objecten gekoppeld. Dit wordt gedaan door ze in een 
tabel te zetten, met de objecten op de ene as en de functies op de andere as. Hierna wordt er 
een kruisje gezet bij de objecten die nodig zijn om een bepaalde functie te vervullen. Dit is erg 
handig om te weten omdat er dan achterhaald kan worden welke objecten bepaalde functies 
vervullen. 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
26 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

4. Materiaalonderzoek 

4.1 Introductie  

Zoals al eerder vermeld in dit verslag luidt de onderzoeksvraag: ’Welke materialen zijn het best 
toepasbaar voor specifieke objecten van een brug?‘ Om de gestelde onderzoeksvraag te 
beantwoorden is het van essentieel belang dat er grondig onderzoek wordt verricht naar 
constructiematerialen. Om die reden is er een materiaalonderzoek verricht. In dit onderzoek 
komen de verschillende materiaaleigenschappen aan bod die een rol spelen bij de keuze van het 
geschikte materiaal. Al deze eigenschappen worden uitvoerig beschreven. Daarnaast wordt er 
ook vermeld hoe deze eigenschappen de kwaliteit van het materiaal beïnvloeden. 

4.2 Materiaaleigenschappen 
Bruggen moeten een aantal technische functies vervullen. Dit kunnen functies zijn zoals het 
mechanisch in stand blijven, het geleiden van het verkeer, het verlenen van doorgang aan het 
verkeer en het informeren van de verkeersdeelnemers. Deze functies zijn nader uitgelegd in het 
hoofdstuk ‘functieboom’. Het bouwmateriaal moet zo gekozen en toegepast worden dat het met 
de berekeningen die op voorhand zijn gemaakt deze functies kan vervullen. 
Hoe geschikt een constructiemateriaal is hangt af van twee factoren: 
1. De wijze waarop het materiaal bepaalde functies vervult. 
2. De wijze waarop de samenwerking met andere constructiematerialen en 
omgevingsfactoren verloopt. 
Om te achterhalen of een bepaald materiaal aan deze factoren voldoet, wordt er gekeken 
naar de eigenschappen van dit materiaal. Deze eigenschappen dienen als een indicatie voor de 
kwaliteit en sterkte voor het materiaal. In de materiaalkunde worden mechanische, fysische en 
chemische materiaaleigenschappen onderscheiden. Ook deze eigenschappen zijn weer onder te 
verdelen in specifiekere eigenschappen. Om een juiste selectie te kunnen maken voor de 
materiaalkeuze, is het van belang om al deze eigenschappen, en de invloeden hiervan, op het 
materiaal goed te begrijpen. In de volgende hoofdstukken worden deze eigenschappen en hun 
essentie in de materiaalkunde behandeld. 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
27 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

4.2.1 Mechanische eigenschappen 


Mechanische eigenschappen zijn materiaaleigenschappen die hun aanwezigheid laten blijken 
wanneer er een bepaalde kracht wordt uitgeoefend op het materiaal. Het meten van deze 
mechanische eigenschappen vereist in veel gevallen beschadiging van het materiaal. Dit soort 
eigenschappen hebben hun naam te danken aan het feit dat zij aangeven of het materiaal 
geschikt is voor mechanische toepassingen. Met de mechanische toepassingen worden de 
onderdelen bedoeld waarop een belasting wordt uitgeoefend. Deze onderdelen moeten 
schokken opvangen of slijtage tegengaan en dergelijke. In dit verslag onderscheiden we de 
mechanische eigenschappen sterkte, vervormbaarheid, stijfheid, taaiheid en duurzaamheid.  

4.2.1.1 Spanning 
Voordat de verschillende mechanische eigenschappen worden behandeld, is het van belang dat 
de grootheid spanning eerst nader wordt toegelicht. Deze speelt namelijk een essentiële rol bij 
een groot aantal mechanische materiaaleigenschappen. 
Mechanische onderdelen worden blootgesteld aan krachten die trekken, duwen, schuiven, 
draaien of buigen. Deze uitwendige krachten die op een onderdeel worden uitgeoefend, 
veroorzaken spanningen binnen het materiaal.5 Een spanning is een relatieve maat voor de 
intensiteit van de kracht in een onderdeel ten opzichte van de doorsnede-oppervlakte waarover 
de kracht wordt uitgeoefend. Dit kan weergeven worden in de volgende formule:  

σ = FA , hierbij is σ (sigma) de spanning, F de kracht en A de doorsnede-oppervlakte. De eenheid 

van de mechanische spanning is de eenheid van de kracht gedeeld door de eenheid van de  
doorsnede-oppervlakte: N/m². Een andere benaming voor N/m² is de Pascal, afgekort Pa. 
    

5
​Budinski, K. G. (2009). ​Materiaalkunde​ (8e ed.). Amsterdam, Nederland: Pearson Education
Benelux.
 
Calandlyceum, 6 VWO 
28 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 
 
Er bestaan vijf basistypes van spanning: 
1. Trekspanning ​trekt een voorwerp uit elkaar. 
2. Drukspanning ​verpulvert een voorwerp, laat 
het in elkaar klappen of leidt tot knik. 
3. Schuifspanning ​splijt een voorwerp. 
4. Torsiespanning ​verdraait een voorwerp. 
5. Buigspanning ​verbuigt een voorwerp.6 
In afbeelding 4.1 zijn de vijf basistypes van spanning 
g​eïllustreerd ter verduidelijking.  
Een mechanisch onderdeel kan afhankelijk van de 
lokalisatie van de krachten op het onderdeel ​Afbeelding 4.1: Vijf basistypes van spanning 
verschillende spanningen ondergaan. In veel gevallen ontstaan er combinaties van verschillende 
spanningen in een onderdeel. Dit resulteert in een gecombineerde spanning, die hoger is dan de 
afzonderlijke spanningen.  

4.2.1.2 Sterkte 
De sterkte van een materiaal wordt gedefinieerd als de weerstand tegen breuk. Krachten van 
buitenaf beïnvloeden het materiaal waardoor er onder andere doorbuiging, kromming en 
vervorming kan ontstaan. De sterktewaarden van materialen die in dit verslag worden gebruikt, 
zijn de waarden die de materialen bereiken net voor het moment dat zij het zullen begeven. De 
sterkte van een materiaal wordt aangegeven met de spanning in het materiaal waarbij het 
bezwijkt, hierdoor gaat de samenhang geheel verloren. 7 Sterkte is onder te verdelen in 
treksterkte, druksterkte, buigsterkte en schuifsterkte. Deze waarden zijn een indicatie van de 
kwaliteit van een materiaal. 

4.2.1.3 Elasticiteit 
Het merendeel van de mechanische materialen is elastisch, dit houdt in dat ze zich kunnen 
gedragen als een veer. Wanneer er een belasting op het materiaal werkt zal het tijdelijk 
vervormen, nadat de belasting wordt verwijderd keert het materiaal terug naar de originele 

6
​Budinski, K. G. (2009). ​Materiaalkunde​ (8e ed.). Amsterdam, Nederland: Pearson Education
Benelux.
7
​Verver, M. W., & Fraaij, A. L. A. (2015a). ​Materiaalkunde : de kern van duurzame bouwkunde en
civiele techniek​ (4e ed.). Groningen, Nederland: Noordhoff Uitgevers.
 
Calandlyceum, 6 VWO 
29 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 
staat. De elasticiteitsmodulus, ook wel E-modulus genoemd, is een maat voor de stijfheid van het 
materiaal. Deze evenredigheidsconstante speelt een uiterst belangrijke rol bij het selecteren van 
het juiste materiaal. De elasticiteitsmodulus bepaalt namelijk hoe ver een materiaal onder 
belasting elastisch kan afbuigen.    

 
Calandlyceum, 6 VWO 
30 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 
Volgens de wet van Hooke is de elasticiteitsmodulus met de volgende formule te berekenen: E =
σ
, waarbij E de elasticiteitsmodulus is, σ de spanning is en ε de rek is. De elasticiteitsmodulus 
ε
wordt uitgedrukt als kracht per oppervlak, N/m², of als Pascal, Pa. 
Materialen die een hoge waarde hebben voor de E-modulus worden stijf genoemd, materialen 
met een lage E-modulus worden slap genoemd. Als men een materiaal wil dat gemakkelijk 
meegeeft wanneer er een uitwendige belasting op werkt, zonder dat het permanent vervormd, 
moet er een materiaal gekozen worden met een lage elasticiteitsmodulus. Wil men een 
materiaal dat nauwelijks vervormt wanneer er een belasting op werkt, dan is de beste keuze een 
materiaal met een hoge elasticiteitsmodulus. Polymeren zijn stoffen die over het algemeen een 
uitermate lage elasticiteitsmodulus hebben, metalen en keramieken daarentegen hebben een 
relatief hoge elasticiteitsmodulus.  

4.2.1.4 Trekproef 
Trekproeven geven informatie wat betreft de 
stijfheid, sterkte en taaiheid van een materiaal. Om 
verschillende materialen te vergelijken en hieruit 
het best toepasbare materiaal te kiezen voor een 
mechanisch onderdeel, is het van belang om naar 
de sterkte van de verschillende materialen te kijken. 
Trekproeven worden gebruikt om sterktes van een 
materiaal te meten, zoals de trek-, druk- en 
schuifsterkte. De reactie van een materiaal op de 
trek-, druk- of schuifkrachten wordt bepaald met  ​Afbeelding 4.2: De trekproef
behulp van een universeel testapparaat, ook wel een trekbank genoemd. Men meet deze 
krachten op een bepaald materiaal door gebruik te maken van een proefmonster. In dit 
testapparaat ondergaat de proefstaaf een trekbelasting om de treksterkte te meten of een 
drukbelasting om de druksterkte te meten. De schuifsterkte wordt gemeten met een speciale 
klem die schuifspanningen uitoefent op een proefstaaf.8 
 

8
​Budinski, K. G. (2009). ​Materiaalkunde​ (8e ed.). Amsterdam, Nederland: Pearson Education
Benelux.
 
Calandlyceum, 6 VWO 
31 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 
Het proefmonster, ook wel trekproefmonster genoemd, is in principe 
een cilindervormige staaf met een verkleinde diameter in het midden 
van de staaf of een platte plaat met een verdund gedeelte in het midden 
van de staaf, zie afbeelding 4.3. Wanneer men de treksterkte wil meten, 
worden de dikke delen van de proefstaaf vastgeklemd, hierdoor treedt 
er alleen in het dunne middendeel van de staaf trekspanning op. 
Alvorens men van start gaat met de proef wordt de oorspronkelijke 
oppervlakte-diameter van de proefstaaf berekend en worden er 
ijkpunten opgesteld op een bekende afstand​ l₀​ van elkaar  ​Afbeelding 4.3: 
op het middendeel van de staaf.9 Op deze manier kunnen  ​Het trekproefmonster   
de krachten en verlenging tijdens de test worden gemeten. De verlenging wordt gemeten met 
klemmetjes en een rekopnemer op de ijkpunten. 
Wanneer de proef wordt uitgevoerd zal de staaf in 
eerste instantie elastisch reageren, hier wordt in 
het hoofdstuk elasticiteit nader op ingegaan.  
De staaf zal dus weer zijn oorspronkelijke lengte 
innemen wanneer de proef stopt en de spanning 
op de staaf wordt weggehaald. In dit geval is er dus 
geen sprake van blijvende vervorming. Wanneer 
de proef weer wordt voortgezet neemt de 
spanning toe en zo ook de rek. Bij metalen en 
keramieken zal deze situatie resulteren in een 
spanning-rek kromme die lineair is, de 
elasticiteitsmodulus, ook wel E-modulus genoemd, ​Afbeelding 4.4: Spanning-rek kromme  
is te berekenen uit de helling van deze kromme. Bij kunststoffen zal dit deel van de kromme 
geen rechte lijn zijn, de elasticitietsmodulus is hieruit te berekenen door gebruik te maken van 
een rechte lijn.  
 
 
 

9
​Budinski, K. G. (2009). ​Materiaalkunde​ (8e ed.). Amsterdam, Nederland: Pearson Education
Benelux.
 
Calandlyceum, 6 VWO 
32 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 
De E-modulus is gelijk aan de richtingscoefficient van het lineaire gedeelte van de spanning-rek 
grafiek. Deze kan worden berekend met behulp van de volgende formule: 
Δspanning
E= Δrek .   

Wanneer de spanning bij metalen en keramieken toeneemt zal de grafiek wat beginnen af te 
wijken van een lineaire lijn, deze situatie zal zich voordoen ondanks het feit dat de kromme zich 
nog bevindt in het elastische gebied. De spanning-rek grafiek zal lineair blijven lopen tot het de 
rekgrens bereikt. Op het moment dat het materiaal de rekgrens bereikt zal het zich niet meer 
elastisch en lineair gedragen. Bij keramische materialen stopt het verhaal hier, zij breken 
wanneer ze de rekgrens bereiken. De metallische materialen gaan wel door naar de volgende 
trajecten.  
In het volgende traject zal de spanning in de proefstaaf continu toenemen, hierbij wordt ook de 
rek steeds groter, tot het punt waarop de proefstaaf plastisch deformeert. Wanneer men de 
belasting van de proefstaaf wegneemt, dan zal de proefstaaf in de lengte wat toegenomen zijn. 
Deze toename in lengte wordt plastische deformatie genoemd, ook wel permanente vervorming 
genoemd. Het punt waarbij de deformatie van het materiaal overgaat van elastisch naar 
plastisch, heet de elasticiteitsgrens of de vloeigrens.10 De elasticiteitsgrens resulteert in 
kwaliteitsvermindering van het materiaal en zorgt voor blijvende vervorming, ook wel plastische 
vervorming genoemd. Doordat het lastig is om accuraat de elasticiteitsgrens te bepalen, wordt 
de elasticiteitsgrens vaak het moment genoemd waarbij er een blijvende rek van 0,2% wordt 
bereikt. De elasticiteitsgrens wordt doorgaans gemeten in megapascal, (Mpa). Wanneer een 
materiaal deze grens dus overschrijdt zal het materiaal blijvend vervormen. Na het vloeitraject is 
er geen mogelijkheid meer voor het materiaal om zich te vervormen​. 
In de tijd dat de proefstaaf verder wordt uitgerekt door de trekbank, neemt de trekkracht in de 
proefstaaf continu toe op een niet-lineaire wijze, dit is terug te zien in afbeelding 4.4. Hierdoor 
neemt de lengte van de proefstaaf toe, wat resulteert in een regelmatige vermindering van de 
diameter van de proefstaaf. Doordat het aantal vervormingsmogelijkheden in het materiaal 
uitgeput raken, wordt het materiaal continu harder en sterker. Er vindt versteviging van het 
materiaal plaats. Tegelijkertijd kan het materiaal steeds minder belasting verdragen, doordat de 
diameter kleiner en kleiner wordt. De spanning-rek grafiek zal een hoogtepunt bereiken, bij 

10
​Budinski, K. G. (2009). ​Materiaalkunde​ (8e ed.). Amsterdam, Nederland: Pearson Education
Benelux.
 
Calandlyceum, 6 VWO 
33 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 
verdere uitrekking van de proefstaaf zal de grafiek hierna dalen. De berekende hoeveelheid 
spanning die bij dit hoogtepunt van de spanning-rek grafiek hoort, is de uiteindelijke treksterkte 
van het materiaal. 11 Zoals al eerder is aangegeven treedt er een vermindering op van de 
diameter van het materiaal. De diameterreductie bij de uiteindelijke treksterkte is vaak op een 
duidelijke plek op de proefstaaf waar te nemen. Deze plek op de proefstaaf wordt insnoering 
genoemd, zie afbeelding 4.4. 
Nadat de staaf is gebroken wordt deze uit de trekbank gehaald en worden de twee delen 
zo goed als mogelijk op elkaar aangesloten. Op dit moment kunnen er twee belangrijke 
metingen worden verricht: 
1. De uiteindelijke lengte van de ijklengte wordt opgemeten. 
2. De uiteindelijke diameter van het ingesnoerde gedeelte van de proefstaaf wordt 
gemeten.12 
 
Deze twee gegevens worden gebruikt om de taaiheid van een materiaal te bepalen. De taaiheid 
is een maat voor de kracht die aangeeft hoever een bepaald materiaal kan worden uitgetrokken 
tot het punt waarbij het breekt. Dit wordt normaliter vermeldt als percentage verlenging na 
breuk. Bij het gebruik van taaie materialen is er sprake van maximale vervorming. Als men 
gebruik maakt van brosse materialen zal er echter geen zichtbare vervorming optreden, in dit 
geval ontstaat er een brosse breuk. Een materiaal kan worden omschreven als bros wanneer het 
zonder rekken zal breken op het moment dat er een te grote kracht op wordt uitgeoefend.13  
 
 
 

11
​Budinski, K. G. (2009). ​Materiaalkunde​ (8e ed.). Amsterdam, Nederland: Pearson Education
Benelux.
12
​Budinski, K. G. (2009). ​Materiaalkunde​ (8e ed.). Amsterdam, Nederland: Pearson Education
Benelux.
13
​Geertsma, P. (z.d.). Wat zijn de verschillen tussen taai en bros materiaal? | TechnischWerken.
Geraadpleegd op 8 december 2018, van
http://www.technischwerken.nl/kennisbank/techniek-kennis/wat-zijn-de-verschillen-tussen-taai-en-bro
s-materiaal/
 
Calandlyceum, 6 VWO 
34 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

4.2.1.5 Rekgrens 
Zoals in het kopje “Elasticiteit” al kort is uitgelegd, is de rekgrens een maat voor de spanning 
waarbij een materiaal plastisch begint te vervormen. Tot een bepaalde spanning zal het 
materiaal elastisch terug kunnen keren naar de oorspronkelijke vorm, wanneer de rekgrens 
wordt overschreden treedt er plastische vervorming op. Wanneer een materiaal plastisch 
vervormd kan het niet meer terugkeren naar de oorspronkelijke vorm of lengte.  
De rek van een materiaal is te berekenen door de verandering in de lengte ∆​l​ van een proefstaaf 
te delen door de oorspronkelijke lengte ​l₀​. Deze formule kan als volgt worden weergegeven: ​ε = 
∆l
l₀ . Met deze gegevens berekend een computer een spanning-rek diagram. Hierin wordt de 
spanning σ uitgezet tegen de rek ε.  

4.2.1.6 Druksterkte  
De druksterkte van een materiaal is een 
maat voor de kracht die nodig is om een 
component, bestaand uit dit materiaal, 
bros te deformeren. Dit houdt in dat het 
materiaal de interne cohesie verliest en 
hierdoor samen kan worden gedrukt. 
Sommige materialen breken bij het limiet  ​Afbeelding 4.5: De uitleg van druk- en trekkracht  
van de druksterkte, andere worden permanent gedeformeerd. Deze constante wordt uitgedrukt 
in P a of N /mm2 .  

4.2.1.7 Treksterkte  
Treksterkte is een maat voor de de kracht die nodig is om een mechanisch component zo uit 
elkaar te trekken dat er een breuk ontstaat in het component, het biedt weerstand tegen 
spanningen. De treksterkte wordt bepaald met behulp van een trekproef, deze meet de sterkte 
van een materiaal, hier wordt in het hoofdstuk trekproef dieper op ingegaan. Sommige 
materialen breken bij het bereiken van de maximale treksterkte, bij andere materialen treedt er 
een plastische deformatie op. De eenheid van de treksterkte is N /mm2 of Pa. 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
35 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

4.2.1.8 Percentage verlenging 


Het percentage verlenging geeft de hoeveelheid aan waarmee de lengte van een component 
bestaand uit een bepaald materiaal is toegenomen als de treksterkte wordt bereikt. Het 
percentage verlenging is met de volgende formule te berekenen: 
Percentage verlenging = uiteindelijke lengte - oorspronkelijke lengte / oorspronkelijke lengte. Dit 
∆lbreuk
is ook als volgt weer te geven: εbreuk = l₀ x 100% . Het percentage verlenging is een 
indicatie voor de taaiheid van een materiaal. Wanneer een materiaal een hoog percentage 
verlenging geeft, geeft dit aan dat het een taai materiaal is. Wanneer men de percentages 
verlenging met elkaar vergelijkt, is het van belang dat er rekening wordt gehouden met de 
ijklengten die gebruikt zijn om dit percentage te berekenen. 

4.2.1.9 Hardheid 
Hardheid wordt vaak gebruikt door technici als selectiefactor. De hardheid van een materiaal 
geeft aan hoe goed objecten gemaakt van dit materiaal bestendig zijn tegen plastische 
vervorming. Dit kan worden gemeten in Brinell, Vickers, Rockwell en Shore. De hardheid van een 
materiaal wordt gemeten door middel van hardheidsproeven, hier bestaan heel wat van. Dit 
komt deels doordat het gedrag van de diverse materialen verschillend is. Hierdoor is het niet 
mogelijk om ze met ​éé​n methode allemaal goed te vergelijken. Dit zou resulteren in 
onbetrouwbare uitkomsten.  
De vier meest gebruikte methodes om de hardheid te meten zijn:  
1. De hardheidstest van Mohs. Hierbij wordt het oppervlak van een materiaal met 
verschillende soorten mineralen bekrast. Als er gemakkelijk krassen ontstaan is het 
materiaal zacht, is dat niet het geval dan is het materiaal 
hard. 
2. De hardheidsproef van Brinell en van Vickers, deze 
werken op een vergelijkbare manier. Bij deze proeven 
wordt een indruklichaam in het materiaal gedrukt en het 
effect hierbij gemeten. Er zijn verschilende soorten  ​Afbeelding 4.6: Indruklichamen 
indruklichamen. Hierdoor is de werking van de belasting en het gemeten effect anders in 
de diverse proeven. De hardheid van kunststoffen kan niet op deze wijze worden 
vastgesteld. Zij veren namelijk te veel terug wanneer ze worden ingedrukt. 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
36 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 
3. De hardheidsproef van Rockwell. Bij deze hardheidsproef wordt er een indruklichaam op 
het materiaal laten vallen. De diepte van de indrukking wordt gemeten door een machine 
en wordt omgezet in een hardheidswaarde. 
4. De durometerproef van Shore. Bij deze proef wordt de hardheid gemeten met behulp 
van een naald die door een veer in het materiaal wordt gedrukt. Dit is een veelgebruikte 
proef om de hardheid te bepalen voor polymeren en kunststoffen die zich gedragen als 
rubber. 
 
 
De hardheidsproeven die bij de materiaalselectie het belangrijkst zijn, staan in de 
onderstaande tabel weergegeven. Elke proef heeft zijn eigen indruklichamen, belastingen en 
toepassing. Daarnaast zijn er ook nog eens verschillende schalen, reikend van schaal A tot en 
met V, voor verschillende indruklichamen, belastingen en toepassingen.  
 

Hardheids Indruklichaam  Belasting  Toepassing 


proef  

Vickers  Diamant  1 g tot 2000 g  Microhardheid 


van zacht staal 
tot aan 
keramische 
materialen 

Brinell  Kogel  500 en 3000  Zacht staal en 


kg  metalen tot 40 
HRC* 

Rockwell B  Kogel  100 kg  Zacht metaal en 


non-ferrometalen 

Rockwell T  Kogel  15, 30 en 45  Dunne zachte 


kg  metalen 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
37 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

Rockwell N  Diamant  15, 30 en 45  Harde dunne 


kg  metaalplaten 

Rockwell A  Diamant  50 kg  Gecinterde 


carbide 

Rockwell R  Kogel  10 kg  Polymeren 

Shore  Naald  Veer  Elastomeren 


Durometer 

Rockwell C  Diamant  150 kg  Geharde metalen 


(dik) 

*40 op de hardheid Rockwell C-schaal14 

4.2.1.10 Afschuifsterkte 

De afschuifsterkte is de spanning waarbij een component waar schuifbelastingen op werken 


breekt. Deze schuifbelastingen komen in mechanische ontwerpen erg vaak voor. Denk 
bijvoorbeeld aan bouten en klinknagels, deze worden op zo 
een wijze met schuifbelastingen belast dat ze doormidden 
kunnen worden gespleten. De afschuifsterkte kan met de 
trekbank worden vastgesteld, hierbij wordt de proefstaaf 
vervangen door speciale klemmen.  
De afschuifsterkte is een eigenschap waar naar gekeken moet 
worden wanneer men een component wil ontwerpen of 
toepassen waarbij er sprake zal zijn van schuifbelasting(en), 
het gaat hier vaak om bevestigingsmaterialen en dergelijke. 
Polymeren en keramische materialen worden niet vaak 
gebruikt voor componenten waar deze belastingen op werken. ​Afbeelding 4.7: Torsiebelasting 
Dit ligt aan het feit dat ze over het algemeen geen hoge schuifbelastingen kunnen verdragen.   

​ ​Budinski,
14
K. G. (2009). ​Materiaalkunde​ (8e ed.). Amsterdam, Nederland: Pearson Education
Benelux. 
 
Calandlyceum, 6 VWO 
38 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 
Wanneer materialen de elasticitietsgrens nog niet hebben bereikt kunnen ze zich elastisch 
gedragen bij schuifbelastingen. Zo kunnen bepaalde materialen waarbij verdraaiing plaatsvindt 
zich elastisch gedragen. De spanningen door torsiebelastingen vallen onder schuifspanningen. 
De afschuiving is de hoeveelheid verdraaiing die ontstaat wanneer er schuifspanningen 
optreden. De schuifspanning kan worden berekend met de volgende formule: 
Schuifspanning = glijdingsmodulus x afschuiving 
De schijfspanning heeft N/m² als eenheid. De glijdingsmodulus is een grootheid die aangeeft wat 
de impact is op het materiaal wanneer er een schuifbelasting op werkt. 
 

4.2.1.11 Slijtvastheid 

De slijtvastheid geeft aan hoeveel moeite er gedaan moet worden om 


materiaal uit het oppervlak van een product te verwijderen. De 
slijtvastheid wordt onder andere bepaald door de hardheid, taaiheid, 
de sterkte en elasticiteit. De slijtvastheid dient als indicatie voor de 
duurzaamheid van een materiaal. 
Een van de methodes om de slijtvastheid te bepalen is met de ​Afbeelding 4.8: Slijtproef 
slijtproef. Hierbij wordt een materiaalsample tegen een ​opstelling   
ronddraaiend stalen wiel met een bepaalde kracht gedrukt. Gedurende de proef wordt er 
slijtpoeder toegevoegd. Deze eigenschap slijtvastheid is uit te drukken in volumeverlies. Nadat 
het materiaal is blootgesteld aan slijtage wordt er nauwkeurig gemeten met hoeveel de volume 
is verminderd.15 
 
 
 
 
 
 
 

15
​Slijtvastheid.
(z.d.). Geraadpleegd op 18 december 2018, van
https://www.nebest.nl/producten/slijtvastheid 
 
Calandlyceum, 6 VWO 
39 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

4.2.2 Chemische eigenschappen 

4.2.2.1 Corrosiebestendigheid 

Corrosie is een ander woord voor roesten of oxideren. Als een materiaal corrosiebestendig is 
betekent dit, dat het desbetreffende materiaal niet roest of gaat roesten. Om dit te 
verduidelijken wordt er eerst kort uitgelegd wat roest(en) nou eigenlijk is. 
Roesten oftewel corrosie is het proces dat wordt gestart als metalen langdurig met zuurstof in 
contact staan, dit gebeurt in het bijzijn van water. Roesten kan men zien als een soort slijtage. 
Tegenwoordig bestaat er ook roestvrij staal, rvs. Dit is een combinatie van ijzer, chroom, nikkel 
en koolstof. Wanneer deze in de juiste concentraties bij elkaar worden gevoegd zal er roestvrij 
staal ontstaan. Roestvrijstaal, de naam zegt het al, roest niet. Dit komt doordat op het moment 
dat de zuurstof met het chroom in aanraking komt, het chroom zich als een soort 
beschermlaagje over de rest van de metalen legt zodat de zuurstof niet kan doordringen. De 
koolstof in het metaal zorgt voor de hardheid. Hoe meer koolstof er in het metaal zit hoe harder 
het materiaal is en hoe moeilijker dit te bewerken. Roestvrijstaal is wel heel gevoelig voor 
chloor(oplossingen). Wanneer roestvrijstaal met chloor in aanraking komt zal het chloor het 
beschermlaagje van het metaal afbreken. Wanneer deze is afgebroken kan het geen 
bescherming meer bieden voor de rest van de metalen.  

4.2.2.2 Molecuulformule 

De molecuulformule is een aanduiding voor een chemische stof om duidelijk te maken uit welke 
elementen deze bestaat. Dit wordt gedaan door gebruik te maken van letters, zo is koolstof, C, 
waterstof, H, en ijzer, Fe. Hierbij wordt ook het aantal atomen die in een stof zitten aangegeven 
met cijfers, dit wordt gedaan in subscript, bijvoorbeeld twee zuurstofatomen zijn O₂. Om verder 
ook nog duidelijk te maken in welke toestand het element zich bevindt wordt ook de fase 
aanduiding erbij geschreven. Dit wordt gedaan met de letters ‘s’, solid, vaste stof, ‘l’, liquid, 
vloeibaar, ‘g’, gas en ‘aq’, aqua, opgelost in water. De fase aanduiding wordt tussen haakjes 
achter het element geschreven, O₂ (g). Mochten er meerdere elementen voorkomen in een stof 
dan worden de letters in alfabetische volgorde gezet. Met deze informatie kan je nu zeggen dat 
de stof C₆H₁₂O₆ (s), glucose, bestaat uit 6 koolstofatomen, 12 waterstofatomen en 6 
zuurstofatomen en in een vaste toestand zit.  

 
Calandlyceum, 6 VWO 
40 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

4.2.2.3 Structuurformule 

Een structuurformule is een tweedimensionale weergave van de molecuulformule. De letters 


van de elementen staan erin met verbindingen ertussen (streepjes). 
Zo is een van de makkelijkste structuurformules die van water, H₂O, 
H-O-H, Hier staan de streepjes voor de gedeelde elektronen 
waterstof en zuurstof. De vrije elektronen worden in deze 
structuurformule niet meegenomen. Een andere manier om 
structuurformules weer te geven is als Lewisstructuur: hier worden 
de vrije elektronen weergegeven als een stipje en ​Afbeelding 4.9:  
de elektronen die gedeeld worden als een streepje.  ​Structuurformule van water, H2O 

4.2.2.4 Chemische reactiviteit 

Voor een brug is het belangrijk dat alle materialen een constante ondersteuning bieden, daarom 
mogen er geen blijvende veranderingen optreden in een materiaal. Dit verwijst naar de term 
‘’Chemische reactiviteit’’. Wanneer de moleculen in een materiaal makkelijk en snel kunnen 
reageren met andere moleculen, is de kans aanwezig dat het materiaal zijn eigenschappen 
verliest en hierdoor minder stevig wordt. Dat is natuurlijk nadelig voor de brug. Het is dan ook 
een belangrijke zaak om materialen te selecteren die niet snel een chemische reactie zullen 
aangaan en dus een lage chemische reactiviteit hebben.  

4.2.3 Fysische eigenschappen 

4.2.3.1 Smeltpunt 
Het smeltpunt geeft de temperatuurgrens aan, waarbij een materiaal van fase verandert. En 
overgaat van een vaste fase naar een vloeibare fase of andersom. Op dit punt zijn de vaste en 
vloeibare fase in evenwicht met elkaar. De bindingen in een molecuul hebben een grote invloed 
op het smeltpunt. Hoe sterker de onderlinge molecuulverbindingen zijn, hoe hoger het 
smeltpunt is. Daarnaast beïnvloedt de massa van een molecuul ook voor een groot deel het 
smeltpunt. Hoe groter de massa is, hoe hoger het smeltpunt. Deze twee factoren zorgen er dus 
voor, dat het moeilijker is om een molecuul van fase te laten veranderen. 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
41 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

4.2.3.2 Ferromagnetisme 
Ferromagnetische materialen zijn materialen die in staat zijn een sterk magnetisch veld te geleiden of 
vast te houden. ​Er zijn slechts vijf elementen die ferromagnetisch zijn: ijzer, nikkel, kobalt, gadolinium en 
dysprosium.  

4.2.3.3 Dichtheid 
De dichtheid van een materiaal is een grootheid die uitdrukt hoeveel massa er van het 
desbetreffende materiaal aanwezig is in een bepaald volume. De dichtheid is uit te drukken in 
kilogram per kubieke meter, (​kg/m​3​). De dichtheid kan dus aangeven hoe licht een bepaald 
materiaal is. 
Kennis van de dichtheid kan nuttig zijn om vast te stellen hoe poreus een materiaal is. In 
constructiematerialen is porositeit vaak ongewenst vanwege een verminderde sterkte. 

4.2.3.4 Fase 
Wanneer men kijkt naar mechanische materialen kunnen deze zich in de vast fase of vloeibare 
fase bevinden. Stoffen die zich in de vaste fase bevinden, noemt men ook wel vaste stoffen en 
stoffen die zich in de vloeibare fase bevinden, noemt men vloeibare stoffen. Vaste stoffen 
bestaan uit atomen die een onveranderlijke positie innemen ten opzichte van elkaar. Vloeibare 
stoffen daarentegen bestaan uit atomen die zich vrij kunnen bewegen door een vloeistof. 
Vloeibare stoffen kun je onderverdelen in vloeistoffen en gassen. Dit betekent echter niet dat de 
fases van materialen uiteenlopen. ​Zo kunnen sommige stoffen gemengd gedrag vertonen.  
In de bouw houdt men zich voornamelijk bezig met vaste stoffen, aangezien deze worden 
gebruikt om krachten op te vangen. 

4.2.3.5 Uitzettingscoëfficiënt 
De uitzettingscoëfficiënt is de mate waarin een materiaal uitzet of krimpt bij 
temperatuursverandering.16 Thermische uitzetting speelt een rol wanneer diverse materiaalsoorten 
aan elkaar gehecht of verwarmd worden. De thermische uitzetting wordt gemeten in 
centimeter/centimeter-graden Celsius, cm/cm ०C. 

16
​Uitzettingscoëfficiënt.
(z.d.). Geraadpleegd op 11 december 2018, van
http://betonlexicon.nl/U/Uitzettingscoefficient/
 
Calandlyceum, 6 VWO 
42 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

4.2.3.6 Akoestisch 

De akoestische eigenschap van een materiaal valt onder te verdelen in twee soorten, 
geluidabsorptie en isolerende eigenschappen. Geluidsabsorptie houdt in dat het geluid minder 
weerkaatst, maar opgenomen wordt. In een kale ruimte met harde materialen is de 
geluidsabsorptie erg slecht, het geluid weerkaatst veel en daar komt een holle klank uit voort. 
Dat is anders in een ruimte met ‘zachte' materialen, bijvoorbeeld gordijnen en een vloerkleed. In 
deze ruimte weerkaatst het geluid minder en klinkt het geluid dus ook zachter. De absorptie van 
een materiaal wordt aangegeven in een absorptiecoëfficiënt. Deze maat heeft een waarde 
tussen de nul en één, waarbij de nul staat voor een materiaal zonder absorptie, en de één voor 
een materiaal met volledige absorptie. De isolerende eigenschap van een materiaal geeft aan in 
welke mate het materiaal geluid al dan niet verzwakt doorlaat. De mate waarin een materiaal 
geluid isoleert wordt aangegeven met de geluidreductie-index, dat wordt gemeten in de 
R-waarde (in decibel). Een materiaal met een lage R-waarde zal weinig geluid isoleren en dus zal 
een materiaal met een hoge R-waarde veel geluid isoleren. Wanneer er in een brug gebruik 
wordt gemaakt van materialen met goede absorberende eigenschappen, zal een deel van het 
geluid gemaakt door auto’s gedempt worden. Dit is handig voor wanneer een brug in de buurt 
van een woonwijk staat.17 

4.3 Materialen 
Er zijn talloze materialen op deze wereld om bruggen mee te bouwen, maar niet al deze materialen 
zijn geschikt genoeg om de functies van een brug mee te vervullen. Hout is bijvoorbeeld een optie, 
het is een aangenaam materiaal om mee te werken en geeft een mooie natuurlijke sfeer aan de 
omgeving. Er is echter ook een nadeel aan het gebruik van hout, het kan namelijk niet zo veel 
belasting verdragen als staal bijvoorbeeld, dit materiaal valt dus af. Zo zijn er meerdere afwegingen 
gemaakt tussen verschillende materialen, en zijn hier uiteindelijk drie materialen uit voortgekomen 
die het meest geschikt bleken voor de onderdoorgang van de Aalsmeerderbrug. Dit zijn de 

17
​IZI-services. (z.d.). Akoestische materialen en eigenschappen - Gehorighuis. Geraadpleegd op 19
december 2018, van
http://www.gehorighuis.nl/begrijpen/akoestische-materialen-en-eigenschappen.html 
 
Calandlyceum, 6 VWO 
43 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 
materialen staal, beton en composiet. Van deze stoffen bestaan er natuurlijk ook verschillende 
typen. Elk type kenmerkt zich door de materiaaleigenschappen die het bezit. In dit hoofdstuk 
worden de verschillende typen weergegeven van staal, beton en composiet, met de daarbij 
behorende materiaaleigenschappen. 

4.3.1 Legenda van de tabellen 


In de onderstaande tabellen is er gebruik gemaakt van afkortingen om het geheel overzichtelijk te 
houden. Hieronder is de legenda van de afkortingen van de materiaaleigenschappen weergegeven: 
 
Treksterkte = TS 
Druksterkte = DS 
Elasticiteit = EC 
Rekgrens = RG 
Hardheid = HH 
Maximale uitrekking = MU 
Afschuifsterkte = AS 
 
Smeltpunt/traject = ST 
Thermische uitzetting = TU 
Soortelijke massa = SM 
Ferromagnetisch = FM 

4.3.2 Staal 

Staal is een van de meest gebruikte constructiematerialen, en met goede reden. Het is een mengsel 
van ijzer, koolstof en een collectie andere elementen. De aanwezige hoeveelheid van deze 
elementen kan per staalsoort behoorlijk verschillen, wat staal een enorm veelzijdig materiaal 
maakt. Sommige staalsoorten zijn bijna ongevoelig voor corrosie, sommige zijn vrijwel onkrasbaar 
en sommige zijn niet kapot te krijgen. Deze eigenschappen verschillen nogal van staalsoort tot 
staalsoort, waardoor het belangrijk is de juiste soort te kiezen voor het bijbehorend object. 
Hieronder volgen enkele staal- en roestvrij staalsoorten met hun mechanische, chemische en 
fysische eigenschappen. 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
44 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 
4.3.2.1 Mechanische eigenschappen van staal: 

Type  TS  DS  EC  RG  HH  MU  AM 


staal  (MPa)  (MPa)  (GPa)  (MPa)  (HV)  (%)  (GPa) 

1020  400  -  206  296  120  34  80 

1040  517  -  206  351  150  30  80 

4140  655  -  206  413  200  25  80 

4340  758  -  206  482  220  20  80 

 
 

 
 
4.3.2.2 Chemische eigenschappen van staal: 

Samen Fe  C (%)  Ni (%)  Cr  Mn  Si  S (%)  Mo  Cu  N (%)  P (%)  Nb (%) 
stelling   (%)  (%)  (%)  (%)  (%)  (%) 
 
Type 
staal 

1020  100 -  0.17- <0.4  <0.4  0.4- <0.4  <0.0 <0.1  0  0  <0.03  0 
rest  0.24  0.7  35 

1040  100 -  0.37- <0.4  <0.4  0.5- <0.4  <0.0 <0.1  0  0  <0.045  0 
rest  0.44  0.8  45 

4140  100 -  0.38- -  0.9- 0.6- <0.4  0.02- 0.15- 0  0  <0.025  0 


rest  0.45  1.2  0.9  0.04  0.3 

4340  100 -  0.3-  1.3-  1.3- 0.5- <0.4  <0.0  0.15- 0  0  <0.025  0 
rest  0.38  1.7  1.7  0.8  35  0.3 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
45 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 
 

Type staal  Structuur  Corrosieweerstand 

1020  Metaalrooster: Fe, C, Ni, Cr,  Resistentie tegen laslijncorrosie, 


Mn, Si, S, Mo en P.  gevoelig voor oxidatie 

1040  Metaalrooster: Fe, C, Ni, Cr,  Gevoelig voor oxidatie 


Mn, Si, S, Mo en P. 

4140  Metaalrooster: Fe, C, Cr, Mn,  Resistentie tegen laslijncorrosie, 


Si, S, Mo en P.  gevoelig voor oxidatie 

4340  Metaalrooster: Fe, C, Ni, Cr,  Gevoelig voor oxidatie 


Mn, Si, S, Mo en P. 

 
4.3.2.3 Fysische eigenschappen van staal: 

Type staal  ST  TU  SM  FM 


(℃)  ( ℃−1 )  ( k g/m3 )   

1020  1516  11, 9 * 10−6   7870  Ja 

1040  1521  11, 3 * 10−6   7870  Ja 

4140  1427  12, 3 * 10−6   7870  Ja 

4340  1470  12, 3 * 10−6   7870  Ja 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
46 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

4.3.2.4 Mechanische eigenschappen van roestvrij staal:   

Type staal  TS  DS  EC  RG  HH  MU  AM 


(MPa)  (MPa)  (GPa)  (MPa)  (HV)  (%) 

303  690  -  193  415  240  35  77.2 

304  517  -  193  206  260  40  86 

304L  586  -  193  214  147  55  80 

316  517  -  193  206  260  40  82 

4.3.2.5 Chemische eigenschappen van roestvrij staal: 

Samenstelling   Fe (%)  C (%)  Ni (%)  Cr (%)  Mn  Si  S (%)  Mo  Cu  N (%)  P (%)  Nb 
  (%)  (%)  (%)  (%)  (%) 
Type staal 

303  100 -  <0.1  8-10  17-19  <2  <1  0.15-0.35  0  <1  <0.11  <0.045  0 
rest 

304  100 -  <0.07  8-10.5  17.5-19.5  <2  <1  <0.015  0  0  <0.11  <0.045  0 
rest 

304L  100 -  <0.03  8-10.5  17.5-19.5  <2  <1  <0.015  0  0  <0.11  <0.045  0 
rest 

316  100 -  <0.07  10-13  16.5-18.5  <2  <1  <0.015  2-2.5  0  <0.11  <0.045  0 
rest 

316L  100 -  <0.03  10-13  16.5-18.5  <2  <1  <0.015  2-2.5  0  <0.11  <0.045  0 
rest 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
47 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

316N  100 -  <0.03  10-12.5  16.5-18.5  <2  <1  <0.015  2-2.5  0  0.12- <0.045  0 
rest  0.22 

347  100 -  <0.08  9-12  17-19  <2  <1  <0.015  0  0  0  <0.045  <1 
rest 

414  100 -  <0.15  1.25-2. 11.5-13.5  <1  <1  <0.03  0  0  0  <0.040  0 


rest  5 

431  100 -  <0.20  1.25-2. 15-17  <1  <1  <0.03  0  0  0  <0.040  0 


rest  5 

 
 

Type staal  Structuur  Corrosieweerstand 

303  Metaalrooster: Fe, C, Ni, Cr, Mn,  Resistentie tegen interkristallijne 


Si, S, Cu, N en P.  corrosie 

304  Metaalrooster: Fe, C, Ni, Cr, Mn,  Resistentie tegen interkristallijne 


Si, S, N en P.  corrosie 

304L  Metaalrooster: Fe, C, Ni, Cr, Mn,  Verdere resistentie tegen 


Si, S, N en P.  interkristallijne corrosie en 
resistentie tegen laslijncorrosie 

316  Metaalrooster: Fe, C, Ni, Cr, Mn,  Resistentie tegen interkristallijne 


Si, S, Mo, N en P.  corrosie 

316L  Metaalrooster: Fe, C, Ni, Cr, Mn,  Verdere resistentie tegen 


Si, S, Mo, N en P.  interkristallijne corrosie en 
resistentie tegen laslijncorrosie 

316N  Metaalrooster: Fe, C, Ni, Cr, Mn,  Extreme resistentie tegen 


Si, S, Mo, N en P.  interkristallijne corrosie 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
48 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

347  Metaalrooster: Fe, C, Ni, Cr, Mn,  Resistentie tegen interkristallijne 


Si, S, P en Nb.  corrosie 

414  Metaalrooster: Fe, C, Ni, Cr, Mn,  Verdere resistentie tegen 


Si, S en P  interkristallijne corrosie 

431  Metaalrooster: Fe, C, Ni, Cr, Mn,  Resistentie tegen interkristallijne 


Si, S en P  corrosie en corrosie door zout 
water 

 
4.3.2.6 Fysische eigenschappen van roestvrij staal: 

Type staal  ST  TU  SM  FM 


(℃)  ( ℃−1 )  ( k g/m3 )   

303  1410  17, 2 * 10−6   7900  Nee 

304  1450  17, 3 * 10−6   8000  Nee 

304L  1450  17, 3 * 10−6   8000  Nee 

316  2590  16, 0 * 10−6   8000  Nee 

316L  2590  16, 0 * 10−6   8000  Nee 

316N  2590  16, 0 * 10−6   8000  Nee 

347  1423  16, 0 * 10−6   7900  Nee 

414  1420  10, 4 * 10−6   7800  Ja 

431  1482  12, 1 * 10−6   7800  Ja 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
49 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

4.3.3 Composieten 

Composieten zijn kunststoffen die op verschillende manieren versterkt en verbeterd zijn. Dit 
leidt tot een verzamelingen stoffen met ongelofelijke sterktes en eigenschappen. Composieten 
zijn nog relatief nieuwe materialen en dus nog niet extreem populair in de bouwwereld, maar ze 
kunnen hier zeker wel voor gebruikt worden. Een groot voordeel van composiet bruggen is dat 
ze weinig onderhoud nodig hebben en erg licht zijn, om deze redenen zie je ze ook in Nederland 
steeds meer gebouwd worden. Het materiaal composiet roest daarnaast niet. Er zijn geen 
beestjes die het opeten, dus hoef je het niet te verven of op andere manieren te beschermen. 
Tenslotte gaat het erg lang mee. Je betaalt er aanvankelijk wat meer voor, maar aan reparatie en 
onderhoud wordt dit vele malen terug verdient in de levensduur van een project. Het materiaal 
is dus licht en heeft een lange levensduur; dit is tegenwoordig steeds belangrijker.​ ​Hieronder 
volgen enkele veelbelovende composieten met hun mechanische, chemische en fysische 
eigenschappen.18 

18
​Nijse,
R. (z.d.). Draagconstructies - TU Delft OCW [Video]. Geraadpleegd op 12 november 2018,
van https://ocw.tudelft.nl/course-lectures/draagconstructies/?course_id=15134 
 
Calandlyceum, 6 VWO 
50 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

4.3.3.1 Mechanische eigenschappen van composieten: 

  TS  DS  EC  RG  HH  MU  AS 


Type vezel  (MPa)  (MPa)  (GPa)  (MPa)  (HV)  (%) 

Vinylester  85  -  3-3.5  -  -  5  25 

Epoxy  90  120  3.5  -  -  4-5  30 

C-glas  3450  1500  72  -  -  5.0  - 

HM-koolstof  3450  1300  440  -  -  0.5  - 

HS-koolstof  5300  2000  270  -  -  1.8  70 

HS-aramide  4000  868  130  -  -  2.8  24 

Schuimen               

MD-schuim  2.7  2.0  115  -  -  -  1.7 

Balsa  10  10  3230  -  -  -  10 

 
 
4.3.3.2 Chemische eigenschappen van composieten: 

Type vezel  Structuur  Corrosieweerstand 

Vinylester  Lamellen van vinyl samengehouden  Gevoelig voor uv-straling. 


door vezels. Thermoharder. 

Epoxy  Lamellen van epoxy samengehouden  Zeer resistent tegen chemische corrosie, 
door vezels. Thermoharder.  gevoelig voor uv-straling. 

C-glas  Kunststof versterkt met glasvezels.   

HM-koolstof  Kunststof versterkt met langgerekte  Zeer stijf en moeilijk te vervormen. 


koolstofkristallen.  Corrodeert niet, is bestendig tegen 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
51 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

temperatuurveranderingen en trillingen.   

HS-koolstof  Kunststof versterkt met langgerekte  Zeer sterk en moeilijk te breken. 


koolstofkristallen.  Corrodeert niet, is bestendig tegen 
temperatuurveranderingen en trillingen. 

HS-aramide  Kunststof versterkt met aromatische  Zeer sterk en moeilijk te breken. Kan slecht 
polyamide, dit zijn stoffen waar  tegen uv-straling en chemische corrosie. 
amine-groepen en aromatische 
koolstofringen aanwezig zijn. 

Kernen     

MD-schuim  Kernschuim met middelmatige  - 


dichtheid en sterkte. 

Balsa  Speciaal soort hout dat goed  - 


bruikbaar is als kern. 

   

 
Calandlyceum, 6 VWO 
52 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 
4.3.3.3 Fysische eigenschappen van composieten: 

Type vezels  ST  TU  SM 


(℃)  ( ℃−1 )  ( k g/m3 ) 

Vinylester  -  -  7900 

Epoxy  120-160  65 * 10−6   8000 

C-glas  -  7, 3 * 10−6   8000 

HM-koolstof  -  − 0, 75 * 10−6   8000 

HS-koolstof  -  − 0, 6 * 10−6   8000 

HS-aramide  -  − 2, 0 * 10−6   8000 

Schuimen       

MD-schuim  -  -  7800 

Balsa  -  -  7800 

 
 

   

 
Calandlyceum, 6 VWO 
53 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

4.3.4 Beton 

Beton is een mix van cement en vulmiddelen zoals zand en grind dat wordt versterkt door water. 
Het is een van de meest gebruikte bouwmaterialen omdat het makkelijk aan te brengen is en 
enorm sterk kan zijn. Cement heeft een speciale eigenschap dat het water toe kan laten in de 
structuur en de structuur hiermee kan versterken. Dit leidt tot een stof die net zo sterk is als 
natuursteen en soms nog wel sterker. Hieronder volgen enkele betonsoorten met hun 
mechanische, chemische en fysische eigenschappen. 

4.3.4.1 Mechanische eigenschappen van beton: 

Type  TS  DS  EC  RG  HH  MU  AS 


beton  (MPa)  (MPa)  (GPa)  (MPa)  (HV)  (%)  (MPa) 

XC1  1.4  21  26  -  240  -  0.34 


C28/35 

XC1  2.35  50  39.3  -  260  -  0.72 


C70/85 

XC4  1.4  21  26  -  147  -  0.34 


C28/35 

XC4  2.35  50  39.3  -  260  -  0.72 


C70/85 

XF2  1.4  21  26  -  218  -  0.34 


C28/35 

XF2  2.35  50  39.3  -  199  -  0.72 


C70/85 

XF4  1.4  21  26  -  168  -  0.34 


C28/35 

XF4  2.35  50  39.3  -  245  -  0.72 


C70/85 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
54 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 
 
4.3.4.2 Chemische eigenschappen van beton: 

Samenstelling   Maximale  Minimaal  Maximale diameter toegevoegde 


  water-cementfactor  cementgehalte  korrels 
Type beton  ( k g/m3 )  (mm) 

XC1  0.65  260  - 


C28/35 

XC1  0.65  260  - 


C70/85 

XC4  0.50  300  - 


C28/35 

XC4  0.50  300  - 


C70/85 

XF2  0.55  300  8-63 


C28/35 

XF2  0.55  300  8-63 


C70/85 

XF4  0.45  300  8-63 


C28/35 

XF4  0.45  300  8-63 


C70/85 

   

 
Calandlyceum, 6 VWO 
55 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 
 

Type beton  Structuur  Corrosieweerstand 

XC1  Kristalrooster: Cement en opvulkorrels  Resistentie tegen corrosie 


C28/35  die Si bevatten, zoals zand of  door carbonatatie. Kan 
steengruis. Versterkt door toevoeging  blijven functioneren in 
van water aan het rooster.  constant contact met water.  

XC1  Kristalrooster: Cement en opvulkorrels  Resistentie tegen corrosie 


C70/85  die Si bevatten, zoals zand of  door carbonatatie. Kan 
steengruis. Versterkt door toevoeging  blijven functioneren in 
van water aan het rooster.  constant contact met water. 

XC4  Kristalrooster: Cement en opvulkorrels  Resistentie tegen corrosie 


C28/35  die Si bevatten, zoals zand of  door carbonatatie. Kan 
steengruis. Versterkt door toevoeging  blijven functioneren bij 
van water aan het rooster.  afwisselend contact met 
water. 

XC4  Kristalrooster: Cement en opvulkorrels  Resistentie tegen corrosie 


C70/85  die Si bevatten, zoals zand of  door carbonatatie. Kan 
steengruis. Versterkt door toevoeging  blijven functioneren bij 
van water aan het rooster.  afwisselend contact met 
water. 

XF2  Kristalrooster: Cement en opvulkorrels  Resistentie tegen corrosie 


C28/35  die Si bevatten, zoals zand of  door vorst, dooi en 
steengruis. Deze korrels hebben een  dooizouten. Kan blijven 
maximale diameter van 8-63 mm.  functioneren wanneer 
Versterkt door toevoeging van water  behandeld met dooizouten. 
aan het rooster. 

XF2  Kristalrooster: Cement en opvulkorrels  Resistentie tegen corrosie 


C70/85  die Si bevatten, zoals zand of  door vorst, dooi en 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
56 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

steengruis. Deze korrels hebben een  dooizouten. Kan blijven 


maximale diameter van 8-63 mm.  functioneren wanneer 
Versterkt door toevoeging van water  behandeld met dooizouten. 
aan het rooster. 

XF4  Kristalrooster: Cement en opvulkorrels  Resistentie tegen corrosie 


C28/35  die Si bevatten, zoals zand of  door vorst, dooi en 
steengruis. Deze korrels hebben een  dooizouten. Kan blijven 
maximale diameter van 8-63 mm.  functioneren wanneer 
Versterkt door toevoeging van water  behandeld met dooizouten 
aan het rooster.  en in constant contact met 
water. 

XF4  Kristalrooster: Cement en opvulkorrels  Resistentie tegen corrosie 


C70/85  die Si bevatten, zoals zand of  door vorst, dooi en 
steengruis. Deze korrels hebben een  dooizouten. Kan blijven 
maximale diameter van 8-63 mm.  functioneren wanneer 
Versterkt door toevoeging van water  behandeld met dooizouten 
aan het rooster.  en in constant contact met 
water. 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
57 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 
4.3.4.3 Fysische eigenschappen beton: 

  ST  TU  SM 


(℃)  ( ℃−1 )  ( k g/m3 ) 

XC1  1410  12 * 10−6   2000-2600 


C28/35 

XC1  1450  12 * 10−6   >2600 


C70/85 

XC4  1450  12 * 10−6   2000-2600 


C28/35 

XC4  2590  12 * 10−6   >2600 


C70/85 

XF2  2590  12 * 10−6   2000-2600 


C28/35 

XF2  2590  12 * 10−6   >2600 


C70/85 

XF4  1423  12 * 10−6   2000-2600 


C28/35 

XF4  1420  12 * 10−6   >2600 


C70/85 
19
 

19
​Budinski, K. G. (2009). Materiaalkunde (8e ed.). Amsterdam, Nederland: Pearson Education Benelux. 
 
Calandlyceum, 6 VWO 
58 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

5. Resultaten  

In de resultaten worden de specifieke objecten van de besproken bruggen gecombineerd met de 
best toepasbare materialen, hierbij wordt ook een reden voor de keuze gegeven. Bij het 
combineren van deze objecten met de verschillende materialen is er rekening gehouden met de 
functies die deze objecten moeten vervullen. Hoe goed een object met een specifiek materiaal een 
bepaalde functie kan vervullen is te bepalen door middel van het gebruik van de 
materiaaleigenschappen. Deze materiaaleigenschappen zijn namelijk een indicatie voor de sterkte 
en kwaliteit van het materiaal, en dus ook voor het object. Aangezien er verschillende bruggen 
bestaan die ook weer uit verschillende materialen bestaan, zijn voor alle drie de materialen de 
meest geschikte typen voor de onderdoorgang van de Aalsmeerderbrug genoteerd. 

5.1 Brug met pijlers 

Objecten  Geschikte materialen 

1. Fundering   

1.1 Landhoofden  Deze stoffen beschikken over de sterkte die 


landhoofden nodig hebben: 
Staal: 303, 347, 414, 4140 en 4340 
Composieten: HS-koolstof 
Beton: XC4 C70/85, XF2 C70/85 

​ 2. Onderbouw   

2.1 Pijlers  Deze stoffen hebben zowel de sterkte als de 


corrosiebestendigheid die voor pijlers nodig 
is: 
Staal: 304, 316 
Composieten: HS-koolstof 
Beton: XC1 C70/85, XF4 C70/85 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
59 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

2.2 Truss  Deze stoffen kunnen de kracht aan en star 


blijven, wat een truss moet kunnen: 
Staal: 304, 316N, 414 
Composieten: HM-koolstof 
Beton: - 
 

2.3 Caps  Deze stoffen kunnen de krachten aan en deze 


herverdelen: 
Staal: 303, 347, 414, 4140 en 4340 
Composieten: HS-koolstof, HS-aramide 
Beton: - 
 

2.4 Lager  Deze stoffen kunnen de krachten aan en deze 


herverdelen: 
Staal: 303, 347, 414, 4140 en 4340 
Composieten: HS-koolstof, HS-aramide 
Beton: - 
 

2.5 Spandrel  Deze stoffen zijn toereikend sterk om de 


structuur in stand te houden: 
Staal: 303, 304, 431, 1020, 1040 
Composieten HM-koolstof 
Beton: XC4 C28/35, XF2 C28/35 
 

2.6 Balk   Deze stoffen hebben de sterkte die balken 


nodig hebben: 
Staal: 303, 347, 414, 4140 en 4340 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
60 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

Composieten: HS-koolstof 
Beton: - 
 

2.7 Landhoofden  Deze stoffen hebben de sterkte die 


landhoofden nodig hebben: 
Staal: 303, 347, 414, 4140 en 4340 
Composieten: HS-koolstof 
Beton: XC4 C70/85, XF2 C70/85 

​ 3. Bovenbouw   

3.1 Bogen  Deze stoffen hebben de sterktes die een boog 


nodig heeft: 
Staal: 303, 347, 414, 4140 en 4340 
Composieten: HS-koolstof 
Beton: XC4 C70/85, XF2 C70/85 
 

3.2 Balustrades  Deze stoffen zijn toereikend sterk genoeg om 


als balustrade te functioneren: 
Staal: 303, 304, 431, 1020, 1040 
Composieten: Vinylester, Epoxy 
Beton: - 
 

3.3 Wegdek  Deze stoffen hebben de eigenschappen en de 


corrosieweerstanden die nodig zijn: 
Staal: - 
Composieten: HS-koolstof (MD-schuim, Balsa) 
Beton: XC4 C28/35, XF2 
 

3.4 Kabels   

 
Calandlyceum, 6 VWO 
61 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

​ 4. Wegdek  Deze stoffen hebben de eigenschappen en de 


corrosieweerstanden die nodig zijn: 
Staal: - 
Composieten: HS-koolstof (MD-schuim, Balsa) 
Beton: XC4 C28/35, XF2 
 

5. Koppelpunten   

5.1 Koppelpunt pijler met wegdek  Deze stoffen beschikken over de benodigde 
corrosieweerstanden: 
Staal: 304L, 316L 
Composieten: - 
Beton: XC4 C70/85 
 

5.2 Koppelpunt oprijdpunt  Deze stoffen zijn toereikend in sterke en 


beschikken over de benodigde 
corrosieweerstanden: 
Staal: - 
Composieten: - 
Beton: XC4 28/35, XF2 28/35 
 

​ 6. Informatievoorzieningen  - 

5.2 Hangbrug 

Objecten  Geschikte materialen 

1. Fundering   

1.1 Landhoofden  Deze stoffen hebben de sterkte die 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
62 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

landhoofden nodig hebben: 


Staal: 303, 347, 414, 4140 en 4340 
Composieten: HS-koolstof 
Beton: XC4 C70/85, XF2 C70/85 
 

​ 2. Onderbouw   

2.1 Basis van pyloon  Deze stoffen hebben de benodigde sterkte en 
de benodigde corrosieweerstanden: 
Staal: 303, 347, 414 
Composieten: HS-koolstof 
Beton: XC1 C70/85, XF4 C70/85 
 

2.2 Zijpyloon  Deze stoffen hebben de benodigde sterkte: 


Staal: 303, 347, 414, 4140 en 4340 
Composieten: HS-koolstof 
Beton: XC4 C70/85, XF2 C70/85 
 

​ 3. Wegdek   

3.1 Pyloon  Deze stoffen hebben de benodigde sterkte en 


corrosieweerstanden: 
Staal: 303, 347, 414, 4140 en 4340 
Composieten: HS-koolstof 
Beton: XC4 C70/85, XF2 C70/85 
 
 

3.2 Draagkabel  Deze stoffen hebben de sterkte die nodig is 


voor kabels: 
Staal: 303, 316N, 414, 431 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
63 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

Composieten: HS-koolstof, HS-aramide, C-glas 


Beton: - 
 

3.3 Hangkabel  Deze stoffen hebben de sterkte die nodig is 


voor kabels: 
Staal: 303, 316N, 414, 431 
Composieten: HS-koolstof, HS-aramide, C-glas 
Beton: - 
 

4. Koppelpunten   

4.1 Koppelpunt pyloon met kabels  Deze stoffen hebben de afschuifsterkte die 
nodig is voor dit onderdeel: 
Staal: 304, 316 
Composieten: HS-koolstof 
Beton: - 
 

4.2 Koppelpunt kabels met wegdek  Deze stoffen hebben de afschuifsterkte die 
nodig is voor dit onderdeel: 
Staal: 304, 316 
Composieten: HS-koolstof 
Beton: - 
 

4.3 Koppelpunt pyloon met wegdek  Deze stoffen hebben de afschuifsterkte die 
nodig is voor dit onderdeel: 
Staal: 304, 316 
Composieten: HS-koolstof 
Beton: - 
 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
64 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

5.3 Boogbrug 

Objecten  Geschikte materialen 

1. Steunend wegdek   

1.1 Frame  Deze stoffen hebben de sterkte nodig voor 


een goed frame: 
Staal: 303, 304, 347, 414, 4140, 4340 
Composiet: HS-koolstof (MD-schuim, Balsa) 
Beton: XC4 70/85, XF2 70/85 
 

1.1.1 Boog  Deze stoffen hebben de sterktes die een boog 


nodig heeft: 
Staal: 303, 347, 414, 4140 en 4340 
Composieten: HS-koolstof 
Beton: XC4 C70/85, XF2 C70/85 
 

1.1.2 Balken  Deze materialen zijn structureel het meest 


bruikbaar voor het vormen van balken: 
Staal: 303, 347, 414, 4140 en 4340 
Composieten: HS-koolstof 
Beton: - 
 

​ 2. Onderbouw   

3. Koppelpunten   

3.1 Koppelpunt balken en boog  Deze stoffen beschikken over de juiste 


corrosieweerstanden voor deze onderdelen: 
Staal: 304L, 316L 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
65 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

Composieten: - 
Beton: XC4 28/35, XF2 28/35 
 

3.2 Koppelpunt balken en wegdek  Deze stoffen beschikken over de juiste 


corrosieweerstanden voor deze onderdelen: 
Staal: 304L, 316L 
Composieten: - 
Beton: XC4 28/35, XF2 28/35 
 

   

 
Calandlyceum, 6 VWO 
66 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

6. Conclusie 

De uiteindelijk gekozen pontjesbrug bevat een aantal specifieke onderdelen waarvoor onze 
onderzoeksvraag, ’Welke materialen zijn het best toepasbaar voor specifieke objecten van een 
brug?‘ beantwoord moet worden. 
Om deze vraag te kunnen 
beantwoorden is er een 
uitgebreid literatuuronderzoek 
verricht. Gelukkig komen de 
onderdelen van de pontjesbrug 
voor een groot deel overeen met 
de onderdelen van de eerder 
onderzochte bruggen. De ​Afbeelding 6.1: Schets van de pontjesbrug
materialen waarvan de onderdelen gemaakt moeten worden zijn gekozen aan de hand van hun 
eigenschappen en de functies die zij moeten vervullen. Hieronder de belangrijkste onderdelen 
en de beste materialen hiervoor. 

Frame  Het frame moet de basis vormen van de 


brug en een deel van de last op zich 
nemen. Ook komt het waarschijnlijk in 
contact met water. De beste materialen 
hiervoor zijn: 
Staal: 304, 316 
Composieten: HS-koolstof 
Beton: XC1 C70/85, XF4 C70/85 

Pijlers   De pijlers dragen het voornamelijkste 


  deel van de last en moeten dit dus goed 
aankunnen. De materialen hiervoor zijn: 
Staal: 303, 347, 414, 4140 en 4340 
Composieten: HS-koolstof 
Beton: XC4 C70/85, XF2 C70/85 

Drijvers  De drijvers zitten onderaan en zorgen 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
67 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

ervoor dat de brugdelen kunnen blijven 


drijven. Omdat dit onderdeel uniek is aan 
dit type brug moeten hier nog specifieke 
materialen voor worden gezocht. 

Wegoppervlak  Het wegoppervlak moet voldoende kracht 


kunnen leveren en goed berijdbaar zijn. 
Hiervoor kunnen de volgende materialen 
worden gebruikt: 
Staal: - 
Composieten: HS-koolstof (MD-schuim, 
Balsa) 
Beton: XC4 C28/35, XF2 

Koppelpunten weg/pijlers  Deze koppelpunten verbinden het de weg 


met de pijlers die uitlopen in de drijvers, 
deze koppelpunten moeten een 
behoorlijke last dragen en dus zullen de 
volgende materialen de beste keuze 
hiervoor zijn: 
Staal: 304L, 316L 
Composieten: - 
Beton: XC4 70/85, XF2 70/85 
 

Koppelpunten brugdelen  Deze koppelpunten moeten de brugdelen 


met elkaar verbinden. Omdat deze 
koppelingen ook open moeten en omdat 
deze uniek zijn aan dit ontwerp moet hier 
nog verder onderzoek naar worden 
gedaan en specifieke mechanieken voor 
bedacht worden. 

 
 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
68 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

7. Discussie 

In dit profielwerkstuk is er een uitgebreid literatuuronderzoek verricht. Er zijn meerdere 


typen bruggen en de daarbij behorende objecten in beschouwing genomen. Dit heeft het 
mogelijk gemaakt dat alle potentiële concepten voor de fietsonderdoorgang uitgewerkt 
konden worden. Uiteindelijk is er gekozen voor een pontjesbrug. Doordat de details van dit 
concept nog niet zijn uitgewerkt is er voor gekozen om alle drie de materialen (staal, 
composieten en beton) te benoemen in de beantwoording van de onderzoeksvraag.  

Doordat het nu duidelijk is welke soort brug verder zal worden uitgewerkt. Is het advies 
voor het vervolgonderzoek om de focus te leggen op de specifieke objecten van de 
pontjesbrug. Daarnaast is het een mogelijkheid om een enkele materiaalsoort te kiezen en 
deze te koppelen aan de objecten van de pontjesbrug. Dit zal specifiekere resultaten 
opleveren. 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
69 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

8. Logboek 

8.1 Mischa Kockmann, logboek 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
70 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

8.2 Daan van Asperen, logboek  

 
Calandlyceum, 6 VWO 
71 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

8.3 Sytze Winius, logboek 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
72 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

8.4 Ouidad Oujjit, logboek 

 
 
Calandlyceum, 6 VWO 
73 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

9. Literatuurlijst 

[1] Dit zijn de populairste autokleuren van Nederland. (z.d.). Geraadpleegd op 19 december 2018, 
van 
https://www.autobahn.eu/cookie-consent/?target_url=%2F7524%2Fdit-zijn-de-populairste-autokleur
en-van-nederland%2F%253F 

[2] Coinsweb: Ongelijkvloerse kruising. Geraadpleegd op 30 november 2018, van, 


http://www.coinsweb.nl/wiki/index.php/Voorbeeld_%E2%80%98Ongelijkvloerse_Kruising_Van_Harin
xmakanaal%E2%80%99  

[5] Budinski, K. G. (2009). Materiaalkunde (8e ed.). Amsterdam, Nederland: Pearson Education 
Benelux. 

[6] Budinski, K. G. (2009). Materiaalkunde (8e ed.). Amsterdam, Nederland: Pearson Education 
Benelux. 

[7] Verver, M. W., & Fraaij, A. L. A. (2015a). Materiaalkunde : de kern van duurzame bouwkunde en 
civiele techniek (4e ed.). Groningen, Nederland: Noordhoff Uitgevers.  

[8] Budinski, K. G. (2009). Materiaalkunde (8e ed.). Amsterdam, Nederland: Pearson Education 
Benelux. 

[9] Budinski, K. G. (2009). Materiaalkunde (8e ed.). Amsterdam, Nederland: Pearson Education 
Benelux. 

[10] Budinski, K. G. (2009). Materiaalkunde (8e ed.). Amsterdam, Nederland: Pearson Education 
Benelux. 

[11] Budinski, K. G. (2009). Materiaalkunde (8e ed.). Amsterdam, Nederland: Pearson Education 
Benelux. 

[12] Budinski, K. G. (2009). Materiaalkunde (8e ed.). Amsterdam, Nederland: Pearson Education 
Benelux. 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
74 
 

Fietsonderdoorgang Aalsmeerderbrug 
 

[13] Geertsma, P. (z.d.). Wat zijn de verschillen tussen taai en bros materiaal? | TechnischWerken. 
Geraadpleegd op 8 december 2018, van 
http://www.technischwerken.nl/kennisbank/techniek-kennis/wat-zijn-de-verschillen-tussen-taai-en-
bros-materiaal/  

[14] Budinski, K. G. (2009). Materiaalkunde (8e ed.). Amsterdam, Nederland: Pearson Education 
Benelux. 

[15] Slijtvastheid. (z.d.). Geraadpleegd op 18 december 2018, van 


https://www.nebest.nl/producten/slijtvastheid 

[16] Ensie. (2017, 30 oktober). Wat is de betekenis van zuurbestendig. Geraadpleegd op 19 
december 2018, van https://www.ensie.nl/betekenis/zuurbestendig 

[17] IZI-services. (z.d.). Akoestische materialen en eigenschappen - Gehorighuis. Geraadpleegd op 


19 december 2018, van 
http://www.gehorighuis.nl/begrijpen/akoestische-materialen-en-eigenschappen.html 
 
[18] Nijse, R. (z.d.). Draagconstructies - TU Delft OCW [Video]. Geraadpleegd op 12 november 2018, van 
https://ocw.tudelft.nl/course-lectures/draagconstructies/?course_id=15134  
 

[19] Budinski, K. G. (2009). Materiaalkunde (8e ed.). Amsterdam, Nederland: Pearson Education 
Benelux. 

 
Calandlyceum, 6 VWO 
75 

Вам также может понравиться