Академический Документы
Профессиональный Документы
Культура Документы
Hoofdstuk 1 ; terreinverkenning
1.2 Waarom recht?
Vier functies van het recht:
c J
; Gedragsregels(normen) worden in ethisch opzicht zo belangrijk
gevonden, dat er straf wordt opgesteld wanneer zij deze overtreden. Moord, diefstal,
verkrachting en terroristische aanvallen en discriminatie wegens ras of geslacht.
c a
; µoog om oog, tand om tand¶, is een vorm van eigenrichting. Wij
kennen een rechterlijke organisatie die bij uitsluiting oordeelt of iemand moet worden gestraft;
op welke wijze en langs welke procedure.
c
; Mensen werken niet alles in de puntjes uit. De Wet heeft
aanvullende regelingen. Bijvoorbeeld je koopt een stoel, maar hoeft pas een week later te
betalen. In die week word de stoel gestolen, moet jij dan die stoel alsnog betalen? Art. 7:10
BW.
c Instrumentele functie; ³Zo doen wij het en niet anders.´
1.3.1 De wet c
R
·rivaatrecht; Recht dat geldt tussen burgers onderling.
·rivaatrecht word ook wel het civiele recht of burgerlijk recht genoemd. ·rivaatrecht bestaat uit twee
delen: ?
Het personen- en familierecht regelt zaken als geboorte, huwelijk/geregistreerd partnerschap,
echtscheiding, adoptie, ondercuratelestelling en de regeling van het vermogen tussen echtgenoten
(BW1).
Vermogens recht vallen alle op geld waardeerbare handelingen tussen burgers onderling waaraan
juridische gevolgen verbonden zijn. Daarnaast kun je denken aan talloze ongevallen en ongelukjes die
dagelijks plaatsvinden. Zaken als de aanschaf van een machinepark of kantoorinventaris behoren tot
dit rechtsgebied. Er wordt vaak schade geleden en die wordt via de rechter verhaald op degene die de
schade heeft toegebracht. 3,5 en 6 BW.
R
Wetten worden niet alleen vanuit Den Haag uitgevaardigd, veel regelgeving komt van andere organen
of instanties.
Wetgever op centraal niveau is met name de nationale wetgever, die is samengesteld uit enerzijds de
regering en anderzijds de Staten-Generaal (2e +1e Kamer). De wetten van de nationale wetgever
vormen tezamen de hiervoor genoemde regelgeving uit Den Haag(Binnenhof).
Decentrale wetgevers treffen we onder meer aan op provinciaal en gemeentelijk niveau. Ook
provincies en gemeenten vaardigen dus wetten uit. Door hen uitgevaardigde regels dragen echter niet
de naam µwet¶, maar µverordening¶. Op provinciaal niveau zijn ·rovinciale Staten bevoegd
verordeningen voor hun provincie tot stand te brengen. Op gemeentelijk niveau is de gemeenteraad
bevoegd voor de gemeente in kwestie regels te maken.
De nationale wetgever kondigt op alle rechtsgebieden regels af. Op provinciaal en gemeentelijk niveau
met name op bestuursrecht en het strafrecht.
De Sociaal-Economische Raad en waterschappen kunnen ook wetten uitvaardigen.
c
r
1.c Hogere regels gaan boven lager regels
als een gemeentelijke verordening in strijd is met een verordening van de provincie
waarbinnen de gemeente zich bevindt, dan zal de rechter de gemeentelijke verordening
onverbindend verklaren. Een wet in formele zin gaat weer boven een provinciale verordening.
2.c Jongere regels gaan boven oude regels
Zijn twee wetten van gelijk niveau met elkaar in strijd, dan zal de rechter de meeste recente
toepassen.
3.c Bijzondere regels gaan boven algemene regels
R
ü is een wet die tot stand is gekomen op grond van samenwerking tussen regering
en Staten-Generaal, de nationale wetgever.
ü is ieder wetgevend besluit dat bestemd is voor een onbepaald aantal en dus
niet bij name genoemde personen.
c Een groot aantal wetten is en wet in formele zin en wet in materiële zin, want de wetten die
door de centrale wetgever (Den Haag) worden uitgevaardigd, zijn meestal tot niet bij name
genoemde mensen gericht.
c Sommige wetten zijn wel wet in formele zin, maar geen wet in materiële zin want wetten
afkomstig van de centrale wetgever richten zich soms tot bij name genoemde personen of
concreet gemaakte onderwerpen. Bv. Begroting goedgekeurd/huwelijk kroonprins
goedkeuring.
c Een groot aantal wetten is geen wet in formele zin maar wel in materiële zin, want veel wetten c
op provinciaal en gemeentelijk niveau richten zich tot een onbepaald aantal mensen.
c Een besluit niet afkomstig van de centrale overheid en niet gericht tot een onbepaald aantal
mensen is noch een wet in formele zin noch een wet in materiële zin. Bv. Verstrekken van een
vergunning.
Ñ
De rechter bezit een aantal hulpmiddelen bij het specificeren van de betekenis van een woord of
zinsnede.
c
c De grammaticale interpretatiemethode
Bij de uitleg van een woord knoopt de rechter aan bij de betekenis die het heeft in het alledaagse
spraakgebruik.
c Wetshistorische interpretatiemethode
De rechter beroept zich bij dit hulpmiddel op een passage uit de parlementaire geschiedenis van de
betreffende wet. Over iedere wet wordt in de Eerste en Tweede kamer beraadslaagd. Wanneer nu een
woord of zinsnede onduidelijk is, kan de rechter de parlementaire stukken raadplegen teneinde na te
gaan wat de wetgever over het artikel waarin de onduidelijkheid staat, heet betoogd.
c Anticiperende interpretatiemethode
Bij het formuleren van zijn regel baseert de rechter zich in dit geval op toekomstig recht, op bijna-
recht dus.
c De rechtsvergelijkende interpretatiemethode
Als de rechter deze methode hanteert, verwijst hij naar de uitleg van een woord of zinsnede zoals die
in het buitenland gegeven wordt.
r
Een redeneerwijze is een bepaalde manier van denken om tot een bepaalde uitspraak te komen,
1.c Bij de A-contrarioredenering gaat de rechter ervan uit dat een bepaalde rechtsregel niet van
toepassing is, omdat die regel uitsluitend geschreven is voor de gevallen die uitdrukkelijk in
die regel worden genoemd.
2.c Bij de redenering naar analogie stelt de rechter zich op het standpunt dat een bepaalde kwestie
(die niet wettelijk geregeld is) zoveel lijkt op een kwestie waarin de wet wel voorziet, dat die
laatste regel ook van toepassing wordt verklaard op de niet-geregelde kwestie.
c
1.3.4 De gewoonte
Ook de gewoonte ten slotte kan als bron van recht fungeren. Twee voorwaarden :
Allereerst moet er sprake zijn van een
: binnen de groep in kwestie handelt men
conform de gegroeide opvatting. Daarnaast moeten de betrokkenen het als hun
beschouwen overeenkomstig de regel te handelen; moreel achten zij zich verplicht de regel te volgen.
Is aan deze twee voorwaarde voldaan, dan is er sprake van gewoonterecht.
Wanneer het werkwoord MOETEN in het wetsartikel voorkomt, bevat het dwingend recht. KUNNEN
daarentegen duidt op aanvullend recht. Nietigheid, met andere woorden, impliceerteen regel van
dwingend recht.
2; Verbintenissenrecht ± de overeenkomst
2.1 ·raktijkvoorbeelden
2.2 Wanneer ontstaat er een overeenkomst?
Een overeenkomst, art. 217 boek6 BW, komt tot stand door een en daarvan. Kan
je je bod intrekken; 2 voorwaarden. Aanbod mag nog niet aanvaard zijn (art. 6:219 lid 2 BW) of de
aanbieder mag zijn bod niet onherroepelijk hebben gemaakt (6:219 lid 1 BW)
Er ontstaat geen overeenkomst als er geen aanbod, maar een uitnodiging tot het doen van een aanbod
wordt gedaan (prijs n.o.t.k.).
De vraag wanneer een overeenkomst tot stand komt, kan ook nog vanuit een andere invalshoek
worden bekeken (art. 3:33 BW), de wilsverklaringen van beide partijen moet met elkaar
overeenkomen.
wet zegt in art. 3:40 lid1 BW dat een dergelijke overeenkomst is. Nietigheid houdt in dat de
overeenkomst geacht wordt nooit te hebben bestaan.
Een overeenkomst is een overeenkomst die rechtskracht bezit tot het moment waarop
deze door de partij die wordt beschermd, vernietigd wordt.
2.4.2 De wet
Sluiten partijen een overeenkomst, dan kunnen daaruit ook rechten en plichten op grond van de wet
voortvloeien. De wet heeft aanvullende regels.
2.4.3 De gewoonte
Op gelijke wijze kunnen gewoonteregels van toepassing zijn op een contractuele verhouding, zonder
dat de partijen daarover iets hebben afgesproken.
ü ; beding waarbij een van de contracterende partijen haar aansprakelijkheid voor
mogelijke schade van de wederpartij heeft uitgesloten.
Ë
µEen tekortkoming kan de schuldenaar niet worden toegerekend, indien zij niet is te wijten
aan zijn schuld¶« art. 6:75 BW
-> art. 6:76+77 BW
In art. 76 staat dat men aansprakelijk is voor de schade die is veroorzaakt door personen die men heeft
ingeschakeld bij de uitvoering van een uit een overeenkomst voortvloeiende verbintenis.
; In plaats van krachtens rechtshandeling kan men beter
denken krachtens overeenkomst. Via de overeenkomst kunnen partijen het risico dat men
aansprakelijk zal zijn voor mogelijk te ontstane schade, vergoten of verkleinen. Door middel een
c
kan men zich vrijwaren tegen een bepaalde schadepost; het risico wordt daarmee
verkleind. Het tegenovergestelde beding heet de .
Voor zijn rekening krachtens verkeersopvattingen ; onder verkeersopvattingen verstaat men: hetgeen
in het algemeen wordt aanvaard, of: wat men doorgaans acceptabel acht.
ccc c
cc
cc &"c "# c
"
c
c c
c !c
%cc$c
c#c "
#c
cc
cc
cc
ccc
c cc cc c "
cc
!c c "
c $"
"#c "
c c ccc
$" "
c
c
3 De arbeidsovereenkomst en de koopovereenkomst
3.1 Het bijzondere van de arbeidsovereenkomst en de koopovereenkomst
Met betrekking tot de arbeidsovereenkomst en de koopovereenkomst geldt dat:
c De wetsartikelen van boek 3 en 6 BW van toepassing zijn en
c De wetsartikelen van boek 7 BW, voor zover ze althans op die specifieke overeenkomst
betrekking hebben.
3.2 De arbeidsovereenkomst
3.2.1 Definitie van arbeidsovereenkomst
De
is de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in
dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten.
Titel 10 van boek 7 BW(arbeidsovereenkomst) bevat veel ; hier mag niet van worden
afgeweken.
Er zijn nog twee overeenkomst waarin arbeid centraal staat nl.: de overeenkomst van de opdracht (art.
7:400 e.v. BW) en de overeenkomst tot aanneming van werk (art. 7:750 e.v. BW). Deze twee bevatten
voornamelijk
, waarvan partijen ten allen tijde kunnen afwijken. Is iemand werkzaam
op basis van een arbeidsovereenkomst, dan is diens wettelijke bescherming veel hoger dan wanneer
iemand een overeenkomst van opdracht of een overeenkomst tot aanneming van werk heeft gesloten.
Een gezagsverhouding is aanwezig als de werkgever bevoegd is tijdens het werk eenzijdig instructies
aan de werknemer te geven.
De hoogte van het te verdienen loon is voor een werknemer natuurlijk van het grootste belang. Even
belangrijk voor de werknemer is dat de werkgever het loon ook daadwerkelijk uitbetaalt.
In de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WMM) staan basisbedragen (minimumloon) die
de werkgever aan de werknemer verplicht ten minste moet betalen.
Wanneer de werkgever het loon niet op tijd betaalt, bepaalt art 7:625BW dat de werkgever de
wettelijke verhoging van maximaal de helft van het loon moet betalen aan de werknemer.
In art. 7:629 BW staat dat een werknemer gedurende maximaal 104 weken 70% van zijn
laatstverdiende loon krijgt als hij wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van de afgesproken
arbeid.
In de BW-regeling staat niks over de functie van een werknemer, blijkbaar kunnen werkgever en
werknemer over de functie en de werkzaamheden afspreken wat hun goeddunkt. Zij mogen daarbij
niet in strijd komen met de bepalingen van het verbintenissenrecht. En niet strijdig zijn met de goede
zeden of de openbare orde.
De Hoge Raad oordeelt dat een werknemer als een goed werknemer moet handelen en dat dit betekent
dat hij op redelijke voorstellen van zijn werkgever, verband houdende met gewijzigde omstandigheden
op het werk, behoort in te gaan, tenzij dit niet van de werknemer kan worden gevergd.
De regel µafspraak is afspraak¶ geldt niet wanneer gewijzigde omstandigheden op het werk tot
afwijking van die regel noodzaken.
c
R
De arbeidstijdenwet (ATW) ; in deze wet zijn de voor de werknemer geldende maximale werktijden
en de minimale rusttijden opgenomen.
?
Als een werkgever en een werknemer een arbeidsovereenkomst met elkaar hebben gesloten, willen zij
wel graag zeker weten dat zij zich niet in elkaar vergist hebben. Daarom heeft de wet het mogelijk
gemaakt dat partijen een proeftijd aangaan gedurende de eerste fase van de arbeidsovereenkomst.
Tijdens deze proeftijd is zowel de werkgever als de werknemer bevoegd de arbeidsovereenkomst met
onmiddellijke ingang op te zeggen (art. 7:676 BW).
De maximale duur van de proeftijd staat in art. 7:652 BW. Worden deze termijnen overschreden,d an
is het totale proeftijdbeding in het geheel .
±
!"#R
Concurrentiebeding ; een afspraak waarbij de werknemer wordt beperkt in zijn bevoegdheid om na het
einde van de overeenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn. Met andere woorden: in een
concurrentiebeding wordt het de werknemer gedurende een bepaalde tijd (jaar) onmogelijk gemaakt,
na afloop van de arbeidsovereenkomst bij een concurrent werkzaam te zijn.
Het beding moet schriftelijk worden overeengekomen en de werknemer moet meerderjarig zijn (art.
7:653BW).
De rechter kan het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigen wanneer de werknemer door
dat beding onbillijk wordt benadeeld, in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever.
De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt van rechtswege met het verstrijken van de tijd. Er
hoeven vooraf geen mededelingen daarover door de werkgever aan de werknemer te worden gedaan.
Bij een vierde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, wordt deze automatisch omgezet in
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Deze omzetting van een arbeidsovereenkomst voor
bepaalde tijd in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd geldt ook nog voor een tweede situatie:
de tijdelijke arbeidsovereenkomst die zijn gesloten, duren bij elkaar langer dan 36 maanden.
Een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kan op twee manieren eindigen. We gaan er daarbij
vanuit dat de werkgever wil dat de arbeidsovereenkomst ten einde komt. 1) De werkgever kan
toestemming aan de Centrale Organisatie voor Werk en Inkomen(CWI) vragen tot opzegging van de
arbeidsovereenkomst. De CWI onderzoekt of er een redelijke grond is voor de opzegging van de
arbeidsovereenkomst. Is de CWI van mening dat die redelijke grond aanwezig is, dan zal zij
toestemming tot opzegging aan de werkgever verlenen. Hij zal daarbij rekening moeten houden met
een opzeggingstermijn, duurt één tot vier maanden.
2) In plaats van toestemming aan de CWI vragen kan de werkgever ook de rechter verzoeken de
arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens de aanwezigheid van een gewichtige reden. Met de
opzeggingstermijn hoeft de rechter geen rekening te houden. Wanneer de rechter tot ontbinding
overgaat, kan hij de werkgever veroordelen tot het betalen van een vergoeding aan de werknemer.
Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd beëindigen heeft uitzonderingen:
c Opzegging van de arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd
c Ontslag op staande voet
c
3.3 De koopovereenkomst
3.3.1 Definitie van koop
Koop is de overeenkomst waarbij de een zich verbindt een zaak te geven en de ander om daarvoor een
prijs in geld te betalen. Het zal duidelijk zijn dat de verkoper zich verbindt tot het geven van een zaak.
De koper verbind zich tot het betalen van een prijs in geld. = wederkerige overeenkomst; zowel een
recht als een plicht. Als uitsluitend een van de partijen een zaak moet geven terwijl de ander daarvoor
geen prijs hoeft te betalen, spreken we van een schenkingsovereenkomst.
Is het geen consumentenkoop dan is het handelskoop. Twee verschillen; 1) bij een consumentenkoop
mag niet van de wettelijke regels worden afgeweken. Art.7:6 lid1 BW. Handelskoop = aanvullend
recht. 2) in boek 7 titel 1 zijn hier en daar bepalingen opgenomen die enkel en alleen op de
consumentenkoop van toepassing zijn.
Met betrekking tot de eis van conformiteit geeft de wet een extra regel voor de consumentenkoop.
Deze extra regel heeft te maken met het feit dat reclame voor een product vaak door een fabrikant
wordt gemaakt, terwijl de consument op grond van reclame het betreffende product bij een ander dan
de fabrikant koopt.
4.2.2 De toerekening
Het is niet voldoende om de onrechtmatigheid van de daad aan te tonen, wil men schadevergoeding
krijgen. Ook zal men moeten bewijzen dat de daad aan dader kan worden toegerekend. Art. 6:162 lid 3
BW:
c De dader schuld heeft aan het ontstaan van de onrechtmatige daad; hem moet een verwijt
kunnen worden gemaakt.
c De gevolgen van de onrechtmatige daad, ook al trof de dader geen enkele schuld, gewoon
voor zijn rekening komen en wel krachtens de wet of krachtens de verkeersopvattingen.
Schuldaansprakelijkheid
Risicoaansprakelijkheid;
Ook bij een vordering op grond van wanprestatie speelt de toerekening een rol. Alleen, de eiser hoeft
deze toerekening niet aan te tonen. Voldoende is als hij aangeeft dat de schuldenaar tekortgeschoten is
in de nakoming van zijn verbintenis. De schuldenaar kan zich vervolgens weren met stelling: maar
deze tekortkoming kan mij niet worden toegerekend. Dit beroep op overmacht wordt gehonoreerd
wanneer de debiteur bewijst dat hij en geen schuld heeft en de tekortkoming ook niet voor zijn
rekening komt krachtens de wet, een rechtshandeling of de verkeersopvattingen.
4.2.3 Schade
Schade bestaat uit vermogensschade en ander nadeel. Vermogenschade omvat zowel geleden verlies
als gederfde winst.
c
Dit µander nadeel¶ heeft betrekking op de mogelijkheid tot het vorderen van immateriële schade, ook
wel smartengeld genoemd. Onder immateriële schade valt gederfde levensvreugde als verdriet,pijn of
teleurstelling als gevolg van de onrechtmatige daad.
Wel heeft een benadeelde recht op schadevergoeding wanneer:
c De aansprakelijke persoon het immateriële nadeel opzettelijk heeft toegebracht
c De benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op
andere wijze in zijn persoon is aangetast.
c De nagedachtenis van een overledene tot in een bepaalde graad is aangetast.
De tweede categorie is wel de belangrijkste. Steeds als men gewond raakt, kan men smartengeld
krijgen. Art. 6: 106 lid 1 BW.
4.3.1 De rechtvaardigingsgrond
Er zijn 4 rechtvaardigheidsgronden; ; iemand die door aan een maatschappelijke plicht
voldoet, een delict pleegt , iemand zich noodzakelijk verdedigt tegen een ogenblikkelijke,
wederrechtelijke aanranding,
en . Als iemand een daad pleegt die
in eerste instantie een onrechtmatige daad blijkt te zijn, maar deze daad wordt verricht als gevolg van
overmacht, noodweer, wettelijk voorschrift of ambtelijk bevel, dan ontvalt de onrechtmatigheid van de
daad.
c Art. 6:167 BW een veroordeling tot rectificatie ; kan alleen wanneer de benadeelde daarom
verzoekt.
c Art. 6:168BW de rechter kan een verbod uitvaardigen tot het (niet meer) plegen van een
onrechtmatige daad.
c Art. 3:302 BW, verklaring voor recht. De benadeeld verzoekt de rechter dat een bepaalde daad
het karakter van een onrechtmatige daad heeft.
Risicoaansprakelijkheid
Ouders/voogden werkgevers
Kinderen t/m 13 jaar alle medewerkers, mits is voldaan aan art. 6:170BW
c
c
"&
5.1 Onderscheid tussen verbintenissenrecht en goederenrecht
Ging het u in de koopfase primair om een persoon die moet doen wat hij heeft beloofd, na de
eigendomsoverdracht ging het u met name om het behoud van het object, in de staat waarin het zich
bevindt. Met dit gemaakte verschil is een belangrijke tweedeling binnen het vermogensrecht te
verduidelijken, namelijk tussen verbintenissenrecht en goederenrecht.
Bij het staat niet allereerst de juridische relatie tussen twee partijen centraal maar de
relatie tussen een persoon en zijn goed.
particulier, dan kan deze grond zo nodig tegen zijn zin worden onteigend. Tegen een reële
schadevergoeding.
c Regels van ongeschreven recht; Men moet denken aan de situatie dat men via de uitoefening
van eigendomsrechten een onrechtmatige daad kan plegen jegens een ander.
?
Art. 5:37BW; de eigenaar van een erf maf niet in een mate of op een wijze die volgens art. 6:162 BW
onrechtmatig is, aan eigenaars van andere erven hinder toebrengen zoals door het verspreiden van
rumoer, trillingen,stank,rook of gassen, door het onthouden van licht of lucht of door het ontnemen
van steun. Het moet dus gaan om hinder die een onrechtmatige daad oplevert.
c Het recht wordt met geen ander doel uitgeoefend dan om een ander schade te berokkenen.
c Het recht kan in redelijkheid niet worden uitgeoefend omdat er een te grote onevenredigheid
bestaat tussen het belang tot uitoefening van het eigendomsrecht en het belang dat daardoor
wordt geschaad.
5.5.2 Erfdienstbaarheid
Bij het recht van erfdienstbaarheid wordt een onderscheid gemaakt tussen een heersend erf en een
dienend erf. Het heersende erf bezit een erfdienstbaarheid ten laste van het andere, het dienende
erf(art. 5:70BW) . Het meest voorkomende voorbeeld van erfdienstbaarheid is het recht van overpad.
Retributie = geldsom.
5.5.3 Erfpacht
Erfpacht is een zakelijk recht dat de erfpacht de bevoegdheid geeft eens anders onroerende zaak te
houden en te gebruiken.
Er is echter een verschil tussen het recht van erfpacht en het eigendomsrecht: de erfpachter kan de
betreffende onroerende zaak niet in eigendom aan een ander overdragen, de eigenaar uiteraard wel.
Canon = geldsom
c
5.5.4 Opstal
Door dit absolute recht in het leven te roepen bewerkstelligt men dat iemand eigenaar van een huis
wordt, hoewel hij geen eigenaar is van de grond waarop dit huis staat. Een doorkruising van het
natrekkingprincipe. Het recht van opstal kan uitsluiten op een onroerende zaak worden gevestigd.
5.5.5 Appartementsrecht
Naar Nederlands recht is het niet mogelijk eigenaar te zijn van slecht één kamer uit een huis. Het
appartementsrecht is een aandeel in de goederen die gesplitst zijn, dat de bevoegdheid omvat tot het
uitsluitend gebruik van bepaalde gedeelten van het gebouw die blijkens hun inrichting bestemd zijn of
worden om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt. Medegebruiksrecht van de gemeenschappelijke
delen, zoals voorportaal, lift, trappenhuis en tuin.
5.5.7 ·andrecht
Een recht van pand kan zowel op een zaak als op een vermogensrecht worden gevestigd en dus is het
een recht met betrekking tot een goed. Als er een recht van pand op een zaak tot stand komt, dan kan
dit uitsluitend een roerende zaak zijn.
Bij een vuistpand heeft de pandgever het betreffende pand niet meer in zijn macht; hij heeft dit
feitelijk aan de schuldeiser overhandigd. Word er een bezitloos pandrecht gevestigd, dan blijft het
pand in de macht van de pandgever, maar dan moet er wel een authentiek(notariële) akte of een
geregistreerde onderhandse akte worden gemaakt.
Een pandrecht biedt het grote voordeel dat daaraan het recht van parate executie verbonden is.
Een pandrecht kan men niet alleen op een roerende zaak, mar ook op een vermogensrecht tot stand
brengen. Het recht van pand heeft een goed als object.
c
Een pandrecht vervalt automatisch op het moment dat de hoofdvordering voldaan is. Het pandrecht is
een afhankelijke recht.
5.8 De (eigendoms)overdracht
5.8.1 Beschikkingsbevoegdheid
Alleen een beschikkingsbevoegdheid kan een goed overdragen. De rechthebbende; in hetgeval van
een zaak is dat de eigenaar, betreft het een vorderingsrecht dan is dat de schuldeiser en gaat het om de
overdracht van een beperkt recht dan heet de rechthebbende beperkt gerechtigde. Bij faillissement is
het de curator.
5.8.3 Levering
Wie eigenaar/rechthebbende is : hij die het meest omvattende recht op een zaak/vermogensrecht heeft.
Een bezitter is iemand die pretendeert eigenaar/rechthebbende te zijn maar dit behoeft niet werkelijk
het geval te zijn.
Een houder is iemand die een goed onder zich heeft, geen eigenaar/rechthebbende is en dit ook in geen
enkel opzicht pretendeert.
Onroerende zaken moeten worden geleverd door middel van het opmaken van een notariële akte
(transportakte), die moet worden ingeschreven in de openbare registers. Vandaar ook dat onroerende
zaken vallen onder registergoederen. Art. 3:10BW; registergoederen zijn goederen voor welker c
overdracht of vestiging inschrijving in daartoe bestemde openbare registers noodzakelijk is.
De leveringshandeling met betrekking tot roerende zaken vindt plaats door middel van
bezitsverschaffing.
1.c De roerende zaak in kwestie wordt feitelijk in de gesteld.
2.c Je huurt iets en wil het daarna kopen; In juridisch opzicht was u houder en wordt u eigenaar =
. Tweezijdige verklaring zonder feitelijke handeling
3.c U was eigenaar maar wordt houder. ±
/c.p.levering. Tweezijdige
verklaring.
!c U huurt iets van een handelaar/eigenaar en deze wil de eigendom van het object aan een derde
overdragen, die instemt met continuering van de huurovereenkomst met u. U
Tweezijdige verklaring, maar met mededeling aan de houder.
1.c Vorderingen op naam: Iedere vordering waarbij de naam van de schuldeiser vaststaat, is een
vordering op naam. Allereerst moet een akte van cessie worden opgemaakt en vervolgens
dient de overdracht re worden meegedeeld aan de debiteur in kwestie. In deze akte moet staan
dat de schuldeiser de vordering overdraagt aan een derde. Ondertekening schuldeiser.
2.c Vordering op toonder: De schuldeiser moet betalen aan degene die hem het papier toont
waarop van de verordening met zoveel woorden melding is gemaakt. Het moet schriftelijk
worden vastgelegd. Feitelijk overgave van het stuk papier dat de vordering belichaamt.
3.c Vordering aan order: De naam van de schuldeiser is wel vermeld, maar achter deze naam staat
µof aan order¶. Daarmee is rekening gehouden met wisseling van de persoon van de
schuldeiser; de naam van de nieuwe crediteur moet met evenwel met zoveel woorden op
papier staan. Het moet schriftelijk worden vastgelegd. Op de achterkant van het papier staat
dan de schuldenaar niet aan de schuldeiser moet betalen maar aan de nieuwe schuldeiser (met
naam). = endossement.
c
c
c
'
7.1 Ondernemingsvormen
c Eenmanszaak
c ·ersonenassociaties; de bedrijfs- of beroepsuitoefening die gebaseerd is op een overeenkomst
van samenwerking
c Rechtspersonen; de naamloze vennootschap, de besloten vennootschap, de vereniging, de
coöperatie, de onderlinge waarborgmaatschappij, de stichting en de personenvennootschap
met rechtspersoonlijkheid.
De moedervennootschap wordt de holding genoemd. Deze houdt een aantal businessunits in stand. Zij
zijn de belangrijkste activiteiten van het concern.
7.3 De eenmanszaak
De eenmanszaak kenmerkt zich door het feit dat er één eigenaar is, die tegelijkertijd als enige
kapitaalverschaffer en leider van de onderneming optreedt. De ondernemingsschulden die hij maakt
kunnen crediteuren op zijn gehele vermogen verhalen.
c De ondernemer hoeft niet alleen in zijn zaak werkzaam te zijn. Hij kan met anderen
arbeidsovereenkomsten aangaan. Alleen hij is zelf aansprakelijk voor de nakoming van de
door hem gesloten arbeidsovereenkomst.
c Ook de eenmanszaak is een ondernemingsvorm, daarop kunnen bepaalde wetten welke voor
ondernemingen verplichtingen in het leven roepen, van toepassing zijn.
c De vestiging van een eenmanszaak moet worden ingeschreven in het handelsregister.
7.4.3 Vertegenwoordiging
Vertegenwoordigingsbevoegheid, onderscheid tussen beheersdaden en beschikkingshandelingen.
"
zijn die ondernemingsactiviteiten die als normaal zijn te beschouwen voor de
betreffende onderneming. Alle rechtshandelingen die geen beheersdaden zijn, noemen we
.
Zonder instemming is een vennoot niet vertegenwoordigingsbevoegd, en kan de vennootschap niet
binden.
c
7.6 Rechtspersonen: de NV en BV
7.6.1 De oprichting van een NV of BV
Aan de oprichting van een bv of nv moet eerst een besluit van de oprichter ten grondslagd liggen.
Vervolgens moet de oprichting bij notariële akte worden aangegaan. De notaris maakt een
ontwerpakte in concept. Gaat het ministerie akkoord met het ontwerpakte, is het verleden van de
oprichters/bestuurders/commissarissen in orde bevonden en is het wachtgeld voldaan, dan is het
verplicht om een af te geven.
1.c Rechtshandeling tot oprichting van nv/bv
2.c Conceptakte van oprichting gemaakt door notaris
3.c Concept naar ministerie van Justitie gestuurd
4.c Verklaring van geen bezwaar verstrekt
5.c Akte van oprichting bij notariële akte gepasseerd
6.c Inschrijving in het handelsregister c
7.c ·ublicatie in de Staatscourant
7.10 De structuurvennootschap
AB lij t
A
tlij
iti
tt
t
ij
:
ic
t
t
ic t
ic t
ic R
l
A t
t
t
t
t t ll
t ÷ ÷
t
t t t l
l ti
l
ijt i
i i
iil t
t tt
ic Ë : t i
t
t
lt ll t
i
l t
ij
t
ij
t
ic ± : ll
i
t/ !
t
t
l
i
i tli
it 2 ji
t
i
tt
it
t
it
!t
tti / tti
A ) R
;
; t tll
l
"
t i
R
!
" i l
it
t
t 2
Cti
t
ij R
c
c
±
c c
*tt
c "t
i
(+ t
t
t
c
Strafrecht
ic Hoofdregel luidt dat bevoegd is de sector kanton of de sector strafrecht van de plaats waar het delict is
begaan.
Civiel recht
ic Hoofdregel luidt dat bevoegd is de vestigingplaats van de sector kanton of sector civiel van de
woonplaats van de gedaagde.
ic Woonplaats = gemeente
ic In geval van rechtspersoon gaat het om de plaats waar deze statutair is gevestigd.
8.7 De rechtsmiddelen
8.7.1 Verzet
8.7.3 Cassatie
c
c
X
9.1 De staat
·ubliekrecht; de verhouding tussen overheid en burger staat centraal.
Een staat vertoont drie kenmerken:
c De aanwezigheid van een volksgemeenschap, een groep mensen die± vaak als gevolg van
historische gebeurtenissen ± bij elkaar hoort of willen horen (natie).
c Deze volksgemeenschap bevindt zich op een afgegrensd grondgebied.
c Binnen deze volksgemeenschap is er één orgaan dat de hoogste macht heeft en dat daartoe bij
macht is het volk via het uitvaardigen van regels zijn wil op te leggen.
9.4.2 De regering
9.4.3 De minister
9.4.4 De staatssecretaris
9.5.2 De regering
c
9.5.3 De minister
9.9 (Sub)delegatie
9.14 De provincie
9.14.1 ·rovinciale Staten
9.15 De gemeente
c
c
10.2 Overheidshandelingen
10.3 De beschikking
10.6 Beleidsregels
c
10.7 Het plan
c
c
11 Strafrecht en strafprocesrecht
11.1 Het bereik van het strafrecht
Strafrecht gaat niet alleen over boeven vangen, maar bijvoorbeeld ook over economische delicten.
11.2.2 De vervolging
De officier van Justitie zorgt voor de vervolging. Opportuniteitsbeginsel; de officier van Justitie mag
maar hoeft de zaak niet perse voort te zetten. De vervolgingsfase treedt daarentegen in wanneer de
OvJ:
c Voorlopige hechtenis vordert bij de rechter
c Een gerechtelijk vooronderzoek vordert bij de rechter-commissaris.
Voorlopige hechtenis kan alleen wanneer voor het misdrijf vier of meer jaar gevangenisstraf staat of
wanneer er ernstig vluchtgevaar dreigt dan wel gevaar voor de maatschappij. Be voorlopige hechtenis
bestaat uit 2 componenten.: c
c De bewaring (14dagen)
c De gevangenhouding (30dagen, verlenging is 2x mogelijk)
11.2.3 De terechtzitting
Besluit de OvJ om de zaak aan de rechter ter berechting voor te leggen, dan zal hij een dagvaarding
laten uitgaan : de verdachte wordt opgeroepen om op een bepaalde dag en op een bepaald uur voor de
rechter te verschijnen. Tenlastelegging: waarvan wordt de verdachte beschuldigd.
betrekking op de straf en/of maatregel die de rechter maximaal kan opleggen wanneer voldaan is aan
de delictomschrijving.
Heeft de OvJ niet kunnen bewijzen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, dan volgt
.
Heeft de OvJ wel kunnen bewijzen dat de verdacht de ten laste gelegde feiten heeft begaan, maar zijn
desondanks niet alle bestandsdelen van het betreffende delict vervuld, dan volgt
Een bestaat uit de bestanddelen van het gronddelict, aangevuld met één of meer
extra bestanddelen. Maximale straf is hoger dan bij een gronddelict.
Moord kan worden omschreven als doodslag + de voorbedachte rade en vormt derhalve een
gekwalificeerd delict ten opzichte van doodslag.
11.8 De strafuitsluitingsgronden
11.8.1 Rechtvaardigingsgronden
c Overmacht ; niet strafbaar is hij die een feit begaat waartoe hij door overmacht is gedrongen.
Een drang van buitenaf waaraan de verdachte geen weerstand heeft kunnen bieden en zou
behoeven te bieden, omdat hij aan een maatschappelijke plicht voldoet.
c Noodweer ; Noodzakelijk verdediging die geboden is van lijf, eerbaarheid of goed tegen een
ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding.
c Wettelijk voorschrift ; niet strafbaar is hij die een feit begaat ter uitvoering van een wettelijk
voorschrift.
c Ambtelijk bevel ; Wanneer het bevoegd gezag een bevel geeft en men overtreedt de wet door
dit bevel op te volgen, dan is dat niet strafbaar.
c Ontbreken van materiële wederrechtelijkheid ; het feit dat ik heb gepleegd is niet strafbaar,
hoewel de bestanddelen van de delictomschrijving zijn vervuld en er geen wettelijke
rechtvaardigheidsgrond valt aan te wijzen.
11.8.2 Schulduitsluitingsgronden
c
c Overmacht ; dwingt een maatschappelijke verplichting al dan niet tot overtreding van een
strafbaar feit?
c Noodweerexces ; de reactie die men tegenover de wederrechtelijke aanranding stelt, moet in
beginsel redelijk zijn.
c Onbevoegd gegeven ambtelijk bevel ; Wanneer iemand beseft dat een ander hem een bevel
geeft waartoe deze niet bevoegd is, dan zal straf volgen.
c Niet-toerekeningsvatbaarheid ; degene die een feit begaat hem wegens gebrekkige
ontwikkeling of ziekelijke storing van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend, niet
strafbaar.
c Afwezigheid van alle schuld (AVAS) ; doet zich nooit voor als het om misdrijven gaat!
11.10 De strafoplegging
Hoofdstraffen;
c gevangenisstraf, misdrijf
c hechtenis, overtreding
c taakstraf die kan bestaan uit een werkstraf/leerstraf,
c geldboete.
Bijkomende straffen;
c ontzetting van bepaalde rechten,
c verbeurdverklaring van bepaalde voorwerpen,
c openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
c
Naast straffen kan een rechter maatregelen opleggen ->TBS, terbeschikkingstelling.
Y(
)
12.1 Invloed vanuit het buitenland
12.5 EEG, EG en EU
12.6.2 De EU-geschiedenis
12.6.3 De EU-organisatie
c
12.7 Richtlijnen en verordeningen
12.7.1 Compromissen