Вы находитесь на странице: 1из 6

Het Koekoek Syndroom

De dagen der grote gezinnen zijn voorbij. De ongeordende vermenigvuldiging die


eeuwenlang tot meerdere eer en glorie van Kerk en Vaderland gepredikt werd, heeft in de
jaren zestig van de vorige eeuw dank zij de pil plaats geruimd voor de God van welvaart,
vrijheid en zorgeloosheid.

Kinderen spruiten sindsdien meer uit overleg voor dan uit sexueel verlangen. Een goede
zaak, want een georganiseerd huwelijksleven schept mogelijkheden voor een vrijere beleving
van de sexualiteit, vermindert drastisch het gevaar op ongewenste zwangerschappen en leidt
tot de geboorte van minder, maar met meer blijdschap verwachte baby’s.

Twee generaties gezinsplanning heeft ons vertrouwd gemaakt met deze voordelen. Wij
hebben het gebruik van anticonceptiva zien veralgemenen en in de schaduw daarvan de
samenleving zien veranderen. Nu is wellicht het gepaste moment om een bepaalde vorm van
gezinsplanning even onder de spreekwoordelijke loupe te houden.

Een aantal ouders laste om diverse redenen een geboortestop in na het eerste kind of de eerste
kinderen. Deze onderbreking kon tijdelijk zijn of definitief; vooraf gepland zijn of het gevolg
zijn van een trauma verbonden aan de zwangerschap, geboorte of opvoeding van de
eerstgeborene(n); veroorzaakt zijn door zorgen rond de gezondheid van moeder of kind,
carrièredruk, huwelijksproblemen, echtscheiding enz …

Hoe dan ook, als gevolg van deze beslissing ontstonden een grote hoeveelheid gezinnen die
getekend worden door een dubbele generatiekloof: die tussen de ouders en de “eerste
generatie” nakomelingen en die tussen de beide “generaties” nakomelingen onderling.

Er zijn nogal wat positieve gevolgen verbonden aan een dergelijke situatie: moeder de vrouw
kan haar werk vlugger hervatten want de oudere kinderen letten al vlug op de jongere. Met
plezier overigens, want huishouden spelen of schooltje houden worden nu eenmaal
interessanter naarmate het leeftijdsverschil tussen de “ouders” of “leraars” en “de kinderen”
groter is. Bovendien streelt de verantwoordelijke rol van “oppasser” het ego van de grotere
kinderen en werkt het de ontwikkeling van hun zin voor initiatief, organisatie, leiding en
verantwoordelijkheid in de hand.

De welvaart van het gezin is veilig gesteld, het maatschappelijk aanzien gaat crescendo, de
kinderen groeien op in verantwoordelijkheid … daar was het hem toch allemaal om te doen, -
of niet soms?

Jammer genoeg schuilt, zoals wel eens meer het geval is, ook hier de adder in het gras en zit
het venijn hem in de staart. Of, meer concreet: de jongere kinderen dreigen het kind van de
rekening te worden.

“Hoezo?” hoor ik U vragen: “Die hebben het toch precies het best?”

Daar lijkt het inderdaad op: Toegenomen materiële welstand; omringd door aandacht, liefde,
hulp en bijstand vanwege de ouders én vanwege de oudere broer(s) en zus(sen); geboren op
een ogenblik dat de tand des tijds de scherpste kanten van het karakter van de ouders al een
beetje afgesleten heeft en dat hun utopische dromen en verwachtingen onder invloed van de
dagdagelijkse ontnuchterende confrontatie met de werkelijkheid bezonken zijn tot een
gezonde, realistische levensopvatting; relatieve vrije opvoeding doordat de oudere kinderen
hun levenspad reeds van vele obstakels hebben bevrijd. Bovendien treden zij binnen in een
kring waar reeds plaats is voor kinderen en waar de rollenverdeling reeds op een
bevredigende wijze geregeld werd.

Allemaal best mogelijk. Maar wij dreigen hier iets belangrijks over het hoofd te zien:

De jongere kinderen worden veel meer de kinderen van hun oudere broer(s) en zus(sen) dan
van hun ouders, met alle gevolgen van dien :

Genetisch: Immers, waar jij, als ouder, slechts voor 50% het genetisch materiaal aanleverde,
tappen de kinderen mits ongewijzigde gezinssituatie 100% uit dezelfde vaatjes !

“Niet ter zake” merk je op, “want dit geldt voor alle broers en zusters”.
Dat klopt. Maar het feit krijgt hier een extra dimensie door het bijzondere van de inter-
relaties tussen de verschillende leden van een gezin met dubbele generatiekloof, waar ik
hierna nog op terugkeer.

Net als op dat andere vermeldenswaardige aspect trouwens: dat de generatiekloof tussen de
kinderen onderling altijd een stuk minder diep is dan deze die de ouders van de beide groepen
scheidt. Ook op de gevolgen van dit historisch kader, kom ik nog terug.

Het is echter vooral op sociaal vlak dat de gevolgen van de tweedeling van het gezin zich
laten gelden.

Hier stel ik met name vast dat de oudere kinderen met de tijd steeds meer toezicht uitoefenen
op de jongere en de ouders steeds meer verdringen. Aanvankelijk springen zij even in tijdens
de afwezigheid van de ouders. Naarmate zij dat goed doen, dragen de ouders uit gemakzucht
al vlug meer verantwoordelijkheid over, ook wanneer zij wel thuis zijn. “Wil je even, want ik
moet nog gauw dit, ik moet nog gauw dat …”

Bovendien is de afstand in leefwereld tussen de kinderen onderling een stuk beperkter dan
deze tussen de ouders en de kinderen, waardoor het steeds meer de oudere kinderen zullen
zijn die als eersten in vertrouwen genomen worden door de jongere kinderen en als eersten
een verdacht gedrag bij een van de kleineren zullen opmerken.

Opmerken is één zaak. Doordat de ouders er niet altijd zijn, worden de oudere kinderen vaak
ook gedwongen om zelf te handelen. Bijgevolg treden zij op als mini-ouders.

Voor het jongere kind wordt het oudere kind oppasser, beschermer, leraar, ouder, maar ook
bondgenoot en vriend, want met één voet blijft hij toch in hun kamp wortelen.

Van de oudere ontvangen de kleintjes lessen, raadgevingen, beloningen, berispingen en


straffen, ook wanneer de ouders aanwezig zijn, want die zijn maar wàt blij dat “hun oudste”
zich ontpopte tot een zo oplettende en actieve telg … en hen in één adem door van een massa
werk en beslommeringen bevrijdt als ze ’s avonds – moe gewerkt - nog de huishoudelijke
beslommeringen het hoofd moeten bieden.

Waar, bij geringer verschil in leeftijd, de jongeren zich al vlug zullen verzetten tegen de
overheersing van de ouderen en er een spontane rivaliteit ontstaat om de aandacht en
goedkeuring van de ouders te bekomen, verhindert de kloof tussen ouderen en jongeren dit
van zodra het leeftijdsverschil voldoende groot is. In de praktijk zien we dat bij een
leeftijdsverschil tot 3 jaar, alle kinderen zich op de ouders oriënteren, om hun genegenheid
kampen en zich door het voorbeeld en de idealen van de ouders laten inspireren.

Zelfs een leeftijdsverschil van vier jaar tussen het oudste en jongste kind zal in regel niet tot
een werkelijke kloof leiden, op voorwaarde dat de kloof overbrugd wordt door de
aanwezigheid van een derde kind, dat qua leeftijd tussen de beiden instaat. In dit geval zullen
de kinderen zich tegenover de ouders gemeenschappelijk als “de kinderen” blijven zien en
gedragen. Is er geen “tussenstaand” kind, dan zien we al vanaf een leeftijdsverschil van vier
jaar een andere situatie.

Alfred Adler, die als eerste het belang van de volgorde in de kinderrij bestudeerde, gaat er van
uit dat de gevolgen van de plaats in de kinderrij vooral spelen tussen kinderen met een beperkt
leeftijdsverschil en maakt hierbij vooral het onderscheid “oudste kind – volgende kinderen”.

Stel je een gezin voor van vier kinderen, waarbij de eerste twee kort na mekaar geboren
werden. Vervolgens is er een tussenperiode van drie of vier jaar, waarna er nog twee
kinderen geboren worden. Adler bestudeert dit gezin alsof het in werkelijkheid twee gezinnen
zijn. Bij het oudste kind van elke leeftijdsgroep neemt hij een aantal gemeenschappelijke
kenmerken waar, waardoor hij beiden als “oudste” beschouwt. Het tweede kind in elke groep
beschouwt hij als “jongste”.

Voor een stuk, met name voor zover enkel met de kinderen uit de eigen groep vergeleken
wordt, kan ik hem daarin volgen. Hij gaat evenwel licht voorbij aan de gevolgen van de
verhoudingen tussen de beide groepen kinderen in.

Enerzijds mag aangenomen worden dat voor elke groep geldt wat hij als oorzaak voor de
verschillen tussen individuele kinderen ziet:
- Als surrogaat-ouder, oppasser en onderwijzer van de jongeren, ontwikkelen de
ouderen extra gevoel voor verantwoordelijkheid en zin voor initiatief
- Als “volgers”, zoeken de leden van de tweede groep terreinen waarop zij zichzelf
kunnen bevestigen zonder direct in het vaarwater van de eerste groep terecht te
komen.
- De “Volgers” zijn socialer en creatiever dan “oudsten”
- De “Volgers” hebben een grotere behoefte aan bevestiging van buiten af (in eerste
instantie door de oudere kinderen).

Anderzijds is er een belangrijk bijkomende oorzaak van verschillen tussen de beide groepen:
De kinderen uit de tweede groep wedijveren niet echt met de oudsten, daarvoor is het
leeftijdsverschil te groot. In tegendeel: waar de oudsten de ouders als voornaamste rolmodel
nemen, spiegelen de kinderen uit de volg-groep zich voor een belangrijk deel aan de groep
oudste kinderen.

De gevolgen hiervan zijn velerlei: zij nemen de gedragingen van andere kinderen – uit het
oogpunt van de volwassenen uit gezien nauwelijks ouder dan zijzelf – als leidraad en
richtpunt voor hun leven.

In concreto:
- Ongehoorzaamheid wordt heldhaftig verzet tegen de wereld van de volwassenen.
- In plaats van gestimuleerd te worden door de voorbeelden van de volwassenen: een
gezin stichten, sparen, een eigen huis verwerven, conflicten oplossen, … worden zij
geïnspireerd door de dromen van totale vrijheid, overheersing, consumeren en dolce
far niente zoals die in de harten van hun “idolen” leven. Gelijktijdig worden afkeer
van blijvende bindingen en van verplichtingen, toegeeflijkheid en aantrekkingskracht
van uitdagingen als spijbelen, roken, uitgaan, … sterk aangemoedigd door de vonken
die overslaan van het laaiend jeugdvuur van de oudere kinderen.

Daar komt nog bij dat de geldingsdrang die de oudere kinderen manifesteren ten opzichte van
de jongere, veel groter is dan deze van de ouders. Het geringe leeftijdsverschil verplicht de
oudste kinderen tot enige kordaatheid en zelfs wat puur machtsvertoon af en toe om het gezag
tegenover de jongsten veilig te stellen. De ouders daartegenover, menen het zich te kunnen
veroorloven om wat lakser te zijn. Een keuze die zij zich niet zelden achteraf beklagen,
wanneer blijkt dat de jongeren gemakkelijker tegen hen in opstand komen dan tegenover de
oudere kinderen.

Niet alleen is de relatie met de oudere kinderen veel intenser, zij hebben ook veel meer schrik
voor de gevolgen van een opstand tegen de oudere kinderen, welke wel eens veel directer en
pijnlijker zouden kunnen zijn dan bij een verzet tegen de ouders mag verwacht worden. In de
kinderwereld heersen nu eenmaal andere normen dan bij volwassenen. Enige “wreedheid” is
op dit niveau gewoon niet uit te sluiten. Sommige oudere kinderen scheppen er een duivels
genoegen in om hun ongehoorzame “onderhorigen” te straffen, te plagen en te sarren zonder
hierbij het medelijden te tonen dat de volwassene haast automatisch opbrengt tegenover een
wenend kind.

Desondanks zijn juist deze “wreedheden” mee bepalend voor het beeld van stoerheid, kracht
en volwassenheid waarmee de jongere kinderen hun oudere broer(s) en zus(sen) tooien en
waarmee zij zullen proberen zich te identificeren.

De kinderen uit de volg-groep worden niet langer zo sterk als hun pa – Zij worden zo sterk als
hun oudere broer. Indirect heeft dit trouwens ook een invloed op die oudere broer. Bij een
confrontatie met de ouders zal die namelijk extra gemotiveerd zijn om niet toe te geven aan de
ouders, ten einde geen afbreuk te doen aan het imago dat hij bij zijn jongere broer(s) en
zus(sen) heeft opgebouwd.

Naarmate de kinderen opgroeien, worden de ouders zich bewust van de grotere afstand die
hen van hun jongste snaken scheidt: zij worden minder betrokken bij de problemen van de
kinderen, zijn minder op de hoogte van hun leven, delen minder in hun vreugden en verdriet
en ontdekken op een goeie dag dat de jongsten een stuk vlugger volwassen schijnen dan bij de
oudsten het geval was.

“Schijnen” is hier niet bij toeval gebruikt, want achter de assertieve houding waarmee ze
reageren, schuilt over het algemeen een pak onzekerheid. Gelukkig voor hen – of precies niet
zo gelukkig – werken de ouders vaak spontaan mee en halen ze verschrikt bakzeil tegenover
de plotse air van zelfzekerheid, soms zelfs ronduit agressiviteit, die op hen komt toegewaaid.
Op deze wijze krijgen de kinderen de bevestiging die ze zo nodig hebben. Bij een volgend
meningsverschil is het dus al direct “koekenbak”.

De ouders wiegen zichzelf in slaap door een en ander toe te schrijven aan “verwendheid”. Ze
kloppen zichzelf aanvaardend op de borst : “Ach ja, ze zijn ondertussen een jaartje ouder, het
leven is een stuk drukker geworden … ze zijn misschien wat té toegeeflijk geweest …” en ze
geloven dat het probleem daarmee opgelost is.

Op deze manier bevorderen ze in werkelijkheid alleen maar de verwijding van de breuk met
hun kinderen, want onder het deksel van het zelfbedrog rijst het gist …

Want dan doet een volgende fase in de ontwikkeling van de situatie haar intrede. Is het
verschil tussen een peuter van 2 en zijn broer van 6 gigantisch groot, de afstand die een jonge
man van 18 scheidt van zijn broer van 22 is een heel stuk minder opvallend. Hierdoor
ontstaan langzamerhand totaal nieuwe verhoudingen.

Is de oudste zeer dominant geweest, dan zal de jongere zich van zijn juk proberen te ontdoen.
Mogelijks blijven de twee de rest van hun leven als kemphanen tegenover mekaar staan.

Maar, als de oudste zich begripvol heeft opgesteld, gebeurt het omgekeerde: de twee groeien
naar mekaar toe. Soms tot op het punt dat er van clanvorming kan gesproken worden en dat
het gevaar dreigt dat ze zich opsluiten in een eigen wereldje. Door de jaren heen kan de band
dermate hecht geworden zijn dat de buitenstaander verwonderd vaststelt dat de leden van het
gezin op bepaalde ogenblikken haast als één geheel reageren tegenover de buitenwereld.

Maar ook omgekeerd voelen de kinderen duidelijk waar de afstand van mens tot mens het
kleinst is. De clangeest groeit; het bloed kruipt waar het niet gaan kan en de gezinsleden gaan
samen uit, nemen samen deel aan culturele activiteiten, zoeken steun bij mekaar in geval van
moeilijkheden met de ouders of derden, bespreken politieke en sociale ontwikkelingen samen,
doen beroep op mekaar bij onverwachte situaties … kortom: het gezin wordt een zich
zelfstandig ontwikkelend team waarbinnen derden, met name de vrienden en vriendjes van de
broers en zussen, welkom zijn onder het motto: hoe meer zielen, hoe meer vreugd; hoe meer
mensen, hoe meer ideeën, maar vrijwel nooit op dezelfde aandacht en interesse kunnen
rekenen als de gezinsleden zelf.

De oudere gezinsleden zijn, vaak vanuit het ideaalbeeld dat zij kopieerden van hun ouders,
conservatiever dan de jongeren. Waar zij er in hun leven nog zullen naar streven om de
dromen van hun ouders te realiseren, zal het vrouwtje-huisje-kindje-ideaal de inmiddels ook
volwassen geworden jongeren dikwijls veel minder aanspreken en aarzelen zij steeds meer
om de stap naar het huwelijk – en daarmee naar de bevestiging van een conventioneel
levenspatroon – te zetten.

Hun ganse leven bouwden zij immers niet rond het beeld van het gelukkig samenlevend paar
opgebouwd op, maar rond dromen van vrijheid. Het huwelijk van de oudere broer of zus
dreigt zo als een verraad aan de dag-na-dag opgebouwde clan-deontologie aangevoeld te
worden. Niet zelden krijgt de (toekomstige) schoonbroer of schoonzus het aanvankelijk hard
te verduren en wordt het spitsroeden lopen voordat hij of zij werkelijk geaccepteerd wordt
door de andere leden van het gezin … indien dat al gebeurt.

Lukt dit, dan ligt de weg open voor de jongeren om in het huwelijk van broer of zus
argumenten te vinden om zichzelf te overtuigen dat “ondanks” het huwelijk “toch nog” heel
wat kan opgebouwd worden en heel wat avontuur en pret mogelijk blijft. Hierdoor
gemotiveerd lukt het wellicht ook hen om zich te vinden in een blijvend engagement.
Anderzijds loopt het wanneer “de vreemde eend in de bijt” er niet in slaagt zich te laten
accepteren door de rest van de clan, of wanneer het huwelijk mislukt. Dan dreigen onderlinge
vervreemding en worden de deuren geopend tot experimentele levensstijlen en
samenlevingsvormen.

Of deze noodzakelijkerwijze slechter zijn dan de vorming van een klassiek gezinnetje is nog
maar de vraag. De kans is evenwel groot dat zij een veel intenser beroep zullen doen op hun
mentale, morele en fysische krachten dan het geval zou geweest zijn als de ganse
ontwikkeling ab ovo zou verhinderd geweest zijn.

We kunnen besluiten met de bedenking dat de vorming van “groepen” kinderen niet te
voorkomen is, eens er een onderbreking is van 3 jaar of meer tussen twee opeenvolgende
geboorten, noch trouwens in het geval van grotere gezinnen. Voor de ouder komt het er dan
ook op aan vooral niet gemakzuchtig te worden: als het de bedoeling is de geschetste
ontwikkeling tegen te gaan, zal dit enkel kunnen door deel te nemen aan de opvoeding van
àlle kinderen en ook in het leven van de “opvolgers” maximaal aanwezig te blijven.

Вам также может понравиться