Академический Документы
Профессиональный Документы
Культура Документы
Inhoudopgave
1.7 Stakeholders in kaart gebracht van Eindhoven, Tilburg en Breda Scriptie 2006 ............... 17
2
2. Festivals ........................................................................................................................................... 26
2.3 Onderzoek naar de Nederlandse, Belgische en Duitse festivalmarkt. Scriptie 2005 ......... 35
3.1 De beleving op en rond dance events in kaart gebracht scriptie 2008 ............................... 43
4.2 Host community EK zwemmen en Amstel gold race scriptie 2008 ..................................... 60
3
1. Cijfers gehele branche
4
1.1.2 Dagtochten naar kenmerk
Onderwerpen Dagtochten absoluut
Totaal aantal Bezoek attractiepunt en dergelijke Uitgaan
dagtochten Totaal bezoek Bezoek evenement Totaal Overig
attractiepunt uitgaan uitgaan
e.d. Totaal bezoek Bezoek Bezoek beurs, Bezoek overige Kermis,
evenement jaarmarkt, tentoonstelling, evenementen circus
braderie, corso, show
e.d.
Perioden Kenmerken x 1 000
2001/'02 Fiets 232 962 14 398 6 015 2 431 1 062 2 486 48 118 2 334
Auto 559 142 70 288 18 974 6 866 6 647 5 347 119 177 3 633
Openbaar
73 547 14 771 3 724 814 1 712 1 199 26 406 512
vervoer
Overig vervoer 8 968 355 237 104 31 102 1 606 121
Geen
107 005 10 017 5 262 2 784 599 1 849 28 340 1 686
vervoermiddel
Mannen 479 581 51 301 16 351 5 514 5 200 5 509 114 442 4 143
Vrouwen 502 044 58 529 17 861 7 486 4 851 5 473 109 205 4 143
0 tot 15 jaar 179 117 33 206 5 839 2 941 775 2 092 22 058 3 413
15 tot 25 jaar 159 704 9 527 4 595 1 506 544 2 544 66 174 1 164
25 tot 45 jaar 310 873 29 496 11 256 4 478 3 149 3 536 82 500 2 467
45 tot 65 jaar 231 016 25 333 9 397 2 983 4 089 2 270 39 483 1 095
65 jaar of ouder 100 914 12 267 3 125 1 092 1 493 540 13 431 147
2006/'07 Fiets 214 269 16 822 7 710 3 084 951 3 623 47 981 2 122
Auto 526 587 75 512 20 333 8 044 6 279 5 415 119 254 3 018
Openbaar
70 904 14 078 3 443 1 011 1 425 831 23 027 234
vervoer
Overig vervoer 6 005 172 74 - 39 36 811 -
Geen
88 878 12 431 6 009 3 308 508 2 102 25 223 2 178
vervoermiddel
Mannen 442 901 59 435 18 395 7 011 4 526 6 555 105 267 4 080
Vrouwen 463 741 59 581 19 174 8 436 4 676 5 452 111 030 3 472
0 tot 15 jaar 177 749 38 664 6 904 3 749 727 2 212 23 608 3 504
15 tot 25 jaar 144 494 8 769 4 700 923 886 2 758 56 796 882
25 tot 45 jaar 237 725 30 116 11 258 4 736 2 607 3 682 70 170 1 745
45 tot 65 jaar 229 131 26 135 10 340 4 138 3 312 2 699 47 123 1 129
65 jaar of ouder 117 543 15 331 4 367 1 900 1 671 656 18 600 292
5
© Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 17-1-2009
6
1.1.3 Dagtochten naar belangrijkste activiteit jaargetijde 2002 (toerisme en recreatie 2007)
7
1.1.4 Gemiddeld aantal dagtochten 2002 (toerisme en recreatie 2007)
1.1.5 Aantal dagtochten op een gemiddelde dag van de week 2002 (toerisme en recreatie 2007)
8
1.1.6 Dagtochten naar belangrijkste activiteit en provincie 2002 (toerisme en recreatie 2007)
9
1.1.7 Dagtochten naar belangrijkste activiteit en duur 2002 (toerisme en recreatie 2007)
10
1.1.8 Dagtochten per woonprovincie van bestemming 2002 (toerisme en recreatie 2007)
11
1.1.9 Professionele podiumkunsten evenementenhallen en beurszalen
12
1.2 Vrijetijdsbesteding
13
1.2.2 Consumentenprijsindices
1.3.1 Salarisniveau`s
Tijdens de Algemene Ledenvergadering van 30 september jl. werden de resultaten gepresenteerd van
het onderzoek dat IDEA liet uitvoeren naar salarisniveaus in de branche. Bij dit onderzoek zijn
functieprofielen en –niveaus gelinkt aan de hoogte van salarissen en andere arbeidsvoorwaarden.
Alleen IDEA-leden die gegevens hebben geleverd voor dit onderzoek, krijgen ook daadwerkelijk inzage
in de enquête-uitkomsten.
1.3.2 Omzet
Jaarlijks laat IDEA een omzetregistratie uitvoeren met het doel een helder beeld te krijgen van de
marktontwikkelingen. Ook in augustus 2008 zijn alle IDEA-leden weer gevraagd hun cijfers over 2007 in
te dienen. Het verzamelen en verwerken van alle gegevens is in handen van bureau Polder Financiële
Administraties. Zij rapporteren eind oktober aan het bestuur van IDEA wat de stand van zaken is -qua
omzetten, bruto bureau-inkomens en winstmarges- en hoe zich dat verhoudt tot de resultaten in
voorgaande jaren.2
1
http://www.ideaonline.nl/page/5/147/Onderzoek_salarisniveaus_afgerond.html
2
http://www.ideaonline.nl/page/5/140/Omzetregistratie_2008_uitgezet.html
14
1.4 Vakantie en vrije tijd monitor GFK Geen cijfers
Evenementen zijn een apart kopje onder dagrecreatie. Het onderzoek geeft antwoorden op vragen
zoals:
Wat is mijn marktaandeel en dat van mijn concurrenten, en hoe ontwikkelt dit zich in de tijd? Is het
oriëntatie- en boekingsgedrag van de consument veranderd in het afgelopen jaar?
Wie is mijn doelgroep en hoe bereik ik deze beter?
Wat zijn de ontwikkelingen ten aanzien van vakanties in aantallen, tijds- en geldbestedingen?
Wat zijn de trends in de markt?3
1.5 RESPONS
Om het bestand niet al te groot te laten worden heb ik de tabellen van Respons niet toegevoegd. Deze
zijn wel te bezichtigen op hun website www.respons.nl, gebruiksnaam: nhtv, wachtwoord: mediatheek.
Jongeren Monitor
Top 100 Monitor
Strand Monitor4
3
https://www.gfk.com/ps_benelux/markets/qol/tourism/vakantievrijetijdmonitor/index.nl.html
4
http://www.respons.nl/
15
Waardering bezoekers.
Evenement rapportcijfer:
Bloemencorso 8,2
Bevrijdingspop 7,9
Stripdagen 7,9
Houtfestival 7,8
Zomerpodium 7,5
Haarlem Jazzstad 7,7
Gemiddeld 7,8
Gemiddeld geven deze bezoekers € 15,-- tot €42,-- uit in sedentaire horeca en € 9,-- tot € 27,-- in
tijdelijke, mobiele horecavoorzieningen. Bij de muziekevenementen Haarlem Jazzstad (€ 42,--) en
Bevrijdingspop (€ 25,--) wordt het meest uitgegeven in sedentaire horeca. De gemiddelde bedragen die
deze bezoekers in winkels uitgeven, lopen uit een van € 13,-- tot € 81,--. Door bezoekers van Haarlem
Jazzstad (€ 81,--) en het Zomerpodium (€ 70,--) wordt gemiddeld het meest besteed.
5
http://www.kvk.nl/regio/amsterdam/Images/evenementenmonitor_haarlem_rapport_tcm40-180593.pdf
16
1.7 Stakeholders in kaart gebracht van Eindhoven, Tilburg en Breda Scriptie 2006
http://brochures.nhtv.nl/scriptiebank/documenten/Het%20belang%20van%20publieksevenementen%20voor%20de%20stakeh
olders-Marneffe,M..pdf
17
1.8 Onderzoek Marktbeschrijving Podiumkunsten 2006
Samenvatting en conclusies
TNS NIPO
Bureau Promotie Podiumkunsten
Het aantal mensen dat podiumkunsten bezoekt is in 2006 (62%) groter dan in 2004 (41%) en 2002
(40%). Ook gaan ze vaker (3,6 keer per jaar, tegenover 3,2 en 2,9 keer). Of dat er echt meer zijn is
moeilijk te zeggen omdat in 2006 over een heel jaar is gemeten en in 2004 en 2002 , maar over een
half jaar. Dat maakt frequentie van bezoek niet goed vergelijkbaar. Wel is op basis van de meting van
2002 een schatting gemaakt, waaruit toen naar voren kwam dat in een jaar tijd zo’n 47% van de
Nederlanders een voorstelling had bezocht.
Opvallend verschil tussen de resultaten van 2006 vergeleken met die van 2002 en 2004 is het veel
grotere aantal bezoekers aan popconcerten (pop/rock is meest bezocht genre geworden) en het sterk
toegenomen aantal bezoeken aan stadions en hallen. Dit wordt naar alle waarschijnlijkheid verklaard
door het toegenomen aantal stadionconcerten en optredens in grote hallen (o.a. Ahoy) door
buitenlandse en vooral Nederlandse artiesten. Zo waren De Toppers (Gerard Joling, René Froger en
Gordon), de optredens van Marco Borsato in Gelredome en die van Guus Meeuwis in het
Philipsstadion in 2006 alleen al goed voor bijna een miljoen (extra) bezoeken. Deze ‘golf’ is in de cijfers
terug te vinden.
18
1.8.3 Opleiding, inkomen en sociale klasse: hoe hoger, hoe meer en hoe vaker
Van deze kenmerken blijkt de genoten opleiding tot de grootste verschillen aanleiding te geven
Inkomen en sociale klasse maken minder verschil, maar de verschillen werken wel in dezelfde richting.
-
cabaret/kleinkunst, klassieke muziek, wereldmuziek en festivals; hoger opgeleiden bezoeken
deze genres juist vaker; daarnaast gaan hoger opgeleiden ook veel meer en vaker naar
opera/operette en toneel.
- rock en
harmonieën en fanfares; alle bevolkingskenmerken zijn in deze genres evenredig aanwezig;
- het aantal 1 persoonshuishoudens dat podiumkunsten bezoekt is iets hoger dan huishoudens
met meerdere personen, maar ze gaan wel veel vaker;
- 2 persoonshuishoudens gaan vaker naar voorstellingen van cabaret/kleinkunst en veel vaker naar
opera/operette, klassieke muziek, wereldmuziek en ballet/dans. Zij gaan minder naar pop/rock
concerten en naar kinder- en jeugdvoorstellingen;
- in de grote steden en in het westen van het land gaat men iets vaker naar een voorstelling of
concert;
- wat de genres betreft maakt de woonplaats weinig of niets uit, met uitzondering van opera en
klassieke muziek, waar meer mensen uit grote steden naar toe gaan;
- in de regio ‘rest westen’ gaan iets meer mensen naar wereldmuziek en iets minder mensen naar
ballet en dans;
- in het zuiden gaan meer mensen naar festivals en veel meer mensen naar harmonie en fanfare
concerten.
19
1.8.6 In 2006 werden gemiddeld 3,6 voorstellingen bezocht
De gemiddelde bezoekfrequentie in 2006 was 3,6 bezoeken per jaar per persoon. Dit is hoger dan in
2004 en 2002 (3,2 en 2,9 keer), maar dat is niet te vergelijken, aangezien nu over een jaar is gemeten
in plaats van over een half jaar. Vraag is of er verschillen zijn per genre.
- het vaakst gaan bezoekers aan opera (7,8), wereldmuziek (7,5) en het minst vaak gaan bezoekers
aan musical (4,2) en pop/rock (4,3) en kinder- en jeugdvoorstellingen (5,0). N.B. dat al deze
frequenties per discipline hoger zijn dan het totaal gemiddelde van 3,6 bezoeken per bezoeker komt
omdat mensen die naar meerdere disciplines gaan daar opnieuw worden geteld;
- 29% van de bezoekers heeft in 2006 niet meer dan 1 bezoek afgelegd; bij cabaret/kleinkunst,
musical, pop/rock concerten en kinder- en jeugdvoorstellingen is het aantal mensen dat niet vaker
dan 1 keer gaat het grootst; dat aantal is het kleinst bij bezoekers van toneelvoorstellingen,
opera/operette, wereldmuziek, ballet/dans, festivals en harmonie- en fanfare concerten;
1.8.7 Bezoekers gaan (en willen) niet alleen naar een voorstelling of concert
Bezoekers gaan niet alleen. Slechts 4% komt alleen terwijl 17% van de bevolking een
eenpersoonshuishouden vormt. Bezoekers willen ook niet alleen naar een voorstelling of concert. ‘Niet
alleen willen’ blijkt ook één van de belangrijkste obstakels. Opvallende verschillen naar genre zijn:
- naar opera/ operette, klassieke muziek en fanfares gaan mensen veel vaker met z’n tweeën.
- naar popconcerten gaat men veel vaker in een groepje;
- naar kinder- en jeugdvoorstellingen gaan men logischerwijs veel vaker dan gemiddeld met
kinderen, maar omgekeerd gaat men veel minder vaak met kinderen naar toneel, opera/operette
of klassieke muziek.
- het verst wordt gereisd voor pop/rock concerten, (46 minuten) en musicals;
- het meest dichtbij gaat men naar harmonie/fanfareconcerten (25 minuten), toneel en
jeugdvoorstellingen (27 minuten) en cabaret/kleinkunst (30 minuten).
1.8.9 Mono- of multicultureel: bijna iedereen bezoekt meer dan één genre
Men gaat gemiddeld 3,6 keer per jaar naar een voorstelling. Vraag is of mensen zich daarbij beperken
tot één genre, of dat er van meerdere soorten podiumkunst wordt genoten. Hoe mono- of multicultureel
worden de podiumkunsten bezocht en zijn er genres die meer of minder bezoekersverwantschap
hebben ?
- cabaret/kleinkunstbezoekers gaan iets meer dan gemiddeld naar toneel en wereldmuziek, maar
iets minder dan gemiddeld naar klassieke muziek, pop/rock en musical;
- musicalbezoekers zijn tamelijk monocultureel; zij gaan minder dan gemiddeld naar klassieke
muziek, pop/rockconcerten, wereldmuziek en dansvoorstellingen;
- opera en operette bezoek houdt van vrijwel alle soorten podiumkunst en gaat veel meer dan
gemiddeld naar vrijwel alle andere genres, met uitzondering van pop/rock concerten waar zij
veel minder dan gemiddeld heen gaan;
- toneelbezoekers zijn ook omnivoor en gaan meer dan gemiddeld naar bijna alle andere genres,
eveneens met uitzondering van pop/rock concerten;
- klassieke muziekbezoekers gaan ook naar veel verschillende genres; opera, toneel, klassiek
ballet, wereldmuziek en harmonie- en fanfare concerten bezoeken zij meer dan gemiddeld;
cabaret en musical bezoeken zij minder dan gemiddeld en pop/rock concerten zelfs veel minder
dan gemiddeld;
- pop/rock bezoekers zijn het meest monocultureel; hiervoor zagen we al dat bezoekers van
andere genres (veel) minder dan gemiddeld naar pop/rock concerten gaan, ook het omgekeerde
geldt: bezoekers aan pop/rockconcerten gaan veel minder dan gemiddeld naar andere genres,
met uitzondering van festivals;
20
- wereldmuziek bezoekers gaan meer dan gemiddeld naar voorstellingen/concerten van
cabaret/kleinkunst, opera, klassieke muziek, klassiek ballet en festivals, en veel minder dan
gemiddeld pop/rock concerten en musicals;
- ballet/dans bezoekers gaan veel meer dan gemiddeld naar de opera, toneel en klassieke
muziek, maar minder dan gemiddeld naar musical en pop/rockconcerten;
- kinder/jeugdvoorstellingen bezoek heeft geen bijzondere verwantschap met of afkeer van
andere genres;
- festivalbezoekers gaan meer dan gemiddeld naar pop/rock concerten,wereldmuziek en naar
optredens van harmonie- en fanfareorkesten (concoursen);
- harmonie- en fanfare bezoekers gaan meer dan gemiddeld naar de opera, toneel, klassieke
muziek en festivals.
1.8.10 Professioneel/amateur
De overgrote meerderheid van de voorstellingen die men heeft bezocht wordt gegeven door een
professionele groep (84%). Wel zijn er grote verschillen per genre:
- wereldmuziek, pop/rock, musical en kleinkunst bestaan voor meer dan 90% uit professionele
voorstellingen (gebaseerd op het idee dat de bezoeker ervan heeft);
- voorstellingen van ballet/dans, opera/ operette en klassieke muziek en festivals die zijn bezocht
werden volgens de bezoekers voor 70% tot 80% door professionele groepen gegeven;
- toneelvoorstellingen en kinder/en jeugdvoorstellingen zijn voor zo’n tweederde professioneel en
een derde amateur;
- harmonie en fanfare hebben volgens de bezoekers ervan verreweg het grootste
amateuraandeel: 88% amateur en 12% professioneel
1.8.12 Tevredenheid
Men is ook in 2006 weer zeer tevreden over de kwaliteit van de voorstelling (97% tevreden of zeer
tevreden) en de locatie (97% tevreden of zeer tevreden). Dit was in 2002 en 2004 ook het geval.
Over de prijs is men minder tevreden. 9% is daar (zeer) ontevreden over. De (hoge) prijs van een
kaartje blijkt ook de belangrijkste reden voor de geïnteresseerde niet bezoeker te zijn om niet te gaan.
1.8.13 Beleving
Deze marktbeschrijving 2006 heeft voor het eerst vragen opgenomen naar de beleving van
podiumkunst. Aan mensen is eerst ongestuurd gevraagd een trefwoord aan de beleving van hun laatste
voorstelling mee te geven en vervolgens werd een aantal gekozen belevingsmogelijkheden voorgelegd
met de vraag in hoeverre men vond dat deze beleving van toepassing is/was (schaal van 1 – 5) op de
laatst bezochte voorstelling. Deze uitbreiding van de vragenlijst is bedoeld als een eerste poging om
iets te kunnen zeggen over hetgeen waar de podiumkunsten zich collectief voor inzet: het teweeg
brengen van een bijzondere beleving. De keuzemogelijkheden zijn tot stand gekomen in onderling
overleg tussen TNS/NIPO, Bureau promotie podiumkunsten en de VSCD.
- alle voorgelegde positieve vormen van beleving blijken van toepassing, maar niet allemaal in
dezelfde mate;
- niet van toepassing waren de drie negatieve belevingen overbodig/belachelijk,
weerzinwekkend/schokkend en ergerniswekkend/boosmakend (score 1,1)
- het meest van toepassing voor alle podiumkunst zijn de belevingen ‘ontspanning’ (4,1), ‘aan het
lachen gemaakt, blij vrolijk’ (3,6), ‘nieuwe energie gegeven’(3,1) en ‘de dagelijkse zorg even
doen vergeten, boven alles uitgetild’ (3,1)
- minder van toepassing waren de voorgelegde belevingen ‘ontroering, emotie’ (2,3),
‘troost/verzoening’(1,9),. ‘aan het denken gezet’ (1,8) en ‘opwindend, erotisch’(1,6);
21
- cabaret/kleinkunst scoorde meer dan gemiddeld op ‘lachen, blij vrolijk gemaakt’.
- toneel scoorde minder dan gemiddeld op ontspanning (hoewel ontspanning ook daar het meest
genoemd werd) en op ‘vergeten van de dagelijkse zorg, boven alles uittillen’ (2,7 tegenover 3,1),
en meer dan gemiddeld op ‘aan het denken gezet’ (2,2 tegenover 1,8);
- klassieke muziek scoorde veel minder dan gemiddeld op ‘lachen, blij, vrolijk’(score 2,5
tegenover 3,6), hoewel ook vrolijkheid door mensen aan klassieke muziek wordt
verbonden, maar ‘ontroering en emotie’ werd juist veel meer dan gemiddeld genoemd (score 3,2
tegenover 2,3);
- pop/rockmuziek scoorde meer dan gemiddeld op ‘boven alles uitgetild’ (3,5 tegenover 3,1) en
iets meer op ‘opwindend/erotisch’ (1,8 tegenover 1,6);
- alle andere genres (wereldmuziek, ballet/dans, kinder/jeugd, festival en harmonie/fanfare)
wijken niet substantieel af van de gemiddelde belevingen voor alle podiumkunsten.
- kinder- en jeugdvoorstellingen worden iets minder dan gemiddeld verbonden aan de beleving
‘ontspanning’ (score 3,8 tegenover 4,1).
1.8.14 Inspiratiebron
Net als in de vorige metingen is gevraagd naar de manier waarop mensen op het idee zijn gekomen
een voorstelling of concert te bezoeken. Deze vraag is in 2006 echter uitvoeriger en meer in détail
gesteld om beter inzicht te krijgen in de manier waarop mensen tot een bezoek worden geïnspireerd.
Gemiddeld worden 1,4 bronnen genoemd.
- jongeren worden veel minder dan gemiddeld tot een bezoek gebracht door het abonnement, en door
uitnodigingen per post, maar veel meer dan gemiddeld door internet en de omgeving;
-
en uitnodigingen per post en (veel) minder dan gemiddeld door radio, TV, internet en de omgeving;
- niet alle bronnen spreken lager opgeleiden (en mensen uit de lagere sociale klassen) evenveel aan:
tijdschriften, abonnementen, internet, eerdere optredens en mailings zijn voor lager opgeleiden
minder vaak een inspiratiebron dan andere bronnen.
- abonnementen en tijdschriften zijn voor hoger opgeleiden juist vaker dan andere zaken de
inspiratiebron voor een bezoek aan podiumkunsten. In mindere mate geldt dit ook voor de omgeving
en eerdere optredens.
- cabaret/kleinkunst bezoekers laten zich veel meer dan gemiddeld tot een bezoek brengen door
een abonnement en minder dan gemiddeld door radio, TV, internet en posters;
- musicalbezoekers laten zich juist veel meer dan gemiddeld verleiden door de TV of zijn
meegenomen of uitgenodigd. Zij worden minder vaak geïnspireerd door internet en eerdere
optredens;
- opera en operettebezoekers maken veel meer dan gemiddeld gebruik van een abonnement;
- toneelbezoekers maken ook veel meer dan gemiddeld gebruik van een abonnement en minder
dan gemiddeld van radio, TV, internet, posters en de omgeving;
- ook klassieke muziekbezoekers maken veel meer dan gemiddeld gebruik van een abonnement
en laten zich iets meer dan gemiddeld inspireren door hun familie en vrienden en uitnodigingen
per post, maar maken veel minder gebruik van internet, radio en TV;
- pop/rock bezoekers maken veel minder gebruik van een abonnement (maar doen dat toch ook);
ook familie en vrienden en uitnodigingen per post worden door hen minder dan gemiddeld
22
gebruikt; daartegenover maken zij opvallend veel meer gebruik van de radio en internet; ook
posters en de omgeving vormen meer dan gemiddeld een inspiratiebron om te gaan;
- wereldmuziekbezoekers maken meer dan gemiddeld gebruik van een abonnement;
- ook ballet/dans bezoekers gebruiken het abonnement veel meer dan gemiddeld, evenals
tijdschriften;
- kinder- en jeugdvoorstellingen worden vooral geïnspireerd door familie/ bekenden die meedoen
aan de voorstelling;
- bezoekers van harmonie- en fanfare concerten gaan meer dan gemiddeld af op eerdere
optredens en familie en vrienden. Internet speelt voor harmonie en fanfare bezoek nauwelijks
een rol;
2,3 miljoen mensen willen wel, maar gaan niet: redenen om niet te komen
38% van de bevolking is in 2006 niet naar enige voorstelling van podiumkunst geweest. Dat zijn er
minder dan in 2004 als gevolg van ondervraging over een jaar. Dat heeft tot gevolg dat van het aantal
mensen dat geen podiumkunst heeft bezocht, maar zegt daar wel belangstelling voor te hebben is
gedaald van 62% naar 55%. Het aantal geïnteresseerden dat niet gaat, bedraagt daarmee ca. 2,3
miljoen (45% van 38% van de bevolking van 12 jaar en ouder). Dit waren er in 2004 2,5 miljoen. De
oorzaak daarvan is dat deze keer over een heel jaar is gevraagd. Mensen die in over het afgelopen half
jaar nog geen voorstelling hebben bezocht, hebben dat over een heel jaar wel gedaan. Wat zijn de
belangrijkste redenen waarom deze geïnteresseerde niet-bezoekers toch niet gaan ?
- de belangrijkste redenen zijn dat een kaartje te duur is (64%) en men liever niet in zijn eentje
gaat (45%)
- daarna komen de slechte bereikbaarheid (32%), niet weten wat er te doen is (30%) , weinig
voorstellingen die de eigen interesse hebben (29%) en dat het teveel moeite kost om een
kaartje te bemachtigen (24%);
- het minst vaak worden genoemd dat het altijd is uitverkocht (16%) en geen keuze kunnen
maken uit het aanbod (7%)
1.8.15 Trends
Het onderzoek Marktbeschrijving Podiumkunsten is ook in 2002 en 2004 gehouden. De belangrijkste
verschillen met deze eerdere onderzoeken zijn:
- bezoek aan pop/rock concerten is van de derde op de eerste plaats gekomen (40%); musical en
cabaret staan nu op de tweede (33%) en derde (32%) plaats, terwijl cabaret in 2004 nog op de
eerste plaats stond (33%); de eerder genoemde hausse aan stadionconcerten van grote
nationale en internationale artiesten is daar vermoedelijk de oorzaak van;
- het aandeel van voorstellingen in stadions en sporthallen is gestegen van 7% in 2002, 11% in
2004 naar 15% in 2006 (oorzaak idem);
- het aandeel van concerten in de open lucht (festivals) is gedaald van 19% in 2004 naar 6% in
2006; dat wordt vermoedelijk veroorzaakt door het moment van ondervraging; dat vond in 2002
en 2004 plaats vlak na de zomer, waarin er veel festivals zijn;
- de omgeving (mond op oor) is als inspiratiebron om naar podiumkunsten te gaan gedaald van
27% naar 20%;
23
- de media (opgeteld radio, TV, kranten, tijdschriften) zijn met 31% de belangrijkste
informatie/inspiratiebron en belangrijker dan in 2004 (26%); dit kan echter ook het gevolg zijn
van het feit dat deze keer elke uiting apart is ondervraagd;
- het gebruik van internet is opnieuw sterk gestegen; in 2002 was dat nog 3%, in 2004 6% en in
2006 is dat 13%;
- de rol van abonnementen is opnieuw gedaald, van 16% in 2002 naar 13% in 2004, naar 10% in
2006;
- de gemiddelde prijs per kaartje is iets gedaald ten opzichte van 2004 (- € 1,-), maar was in 2004
scherp gestegen ten opzichte van 2002 (2002: € 27,40, 2004: € 33,30 en 2006: € 32,30); wel
zijn er aanzienlijke verschillen per genre.
- deze daling is het sterkst bij musical (van € 53,- naar € 48,70) en opera (van € 44,80 naar €
37,30) en festivals (van € 43,20 naar € 30,70);
- de prijzen zijn gestegen voor klassieke muziek (van € 17,60 tot € 24,00) en toneel (van € 14,40
tot € 17,10);
- de prijs van het kaartje is de belangrijkste reden geworden voor de geïnteresseerde niet-
bezoeker om niet te gaan (64%);
- dat men niet weet wat er te doen is wordt veel minder vaak genoemd als reden om niet te gaan
(2006: 30% en 42% in 2002); 7
1.9 NBTC
Het aantal evenementen is de afgelopen 10 jaar verdubbeld. Per jaar zijn er gemiddeld in
Nederland 2.500 evenementen met meer dan 10.000 bezoekers wat neerkomt op zo’n 50
grote evenementen per week. 80% van de Nederlanders bezoekt eén of meer evenementen
en 33% bezoekt vier of meer evenementen. Men bezoekt evenementen met een partner of
met een groep. De gemiddelde besteding is € 35,00 per bezoek, bestaande uit 38% horeca,
20% reiskosten, 19% uit aankopen bij het evenement [merchandising] en 17% aan
entreegelden. De besteding loopt uiteen per evenement. Gemiddeld verblijven bezoekers 4
uur op een evenement. De economische betekenis van een evenement is groot voor de
stedelijke voorzieningen (horeca en middenstand). De totale besteding was in 2002 1,6
miljard euro. Het gaat hier om bestedingen die worden gedaan voor het meemaken van een
evenement. Bestedingen bij langer verblijf in een stad of bij herhalingsbezoeken zijn niet
inbegrepen.8
In april 2008 is NBTC-NIPO Research gestart met een grootschalig onderzoek naar het vrijetijdsgedrag
van de Nederlandse bevolking. Het onderzoek geeft een breed en diepgaand inzicht in de structuur, de
ontwikkelingen en de trends op de vrijetijdsmarkt. Daarbij worden de meest uiteenlopende activiteiten
op een continue basis en gespreid over het gehele jaar in kaart gebracht. Het onderzoek vormt een
herhaling van eerder gehouden onderzoeken in 2004/2005 en 2006/2007.
Onderzoeksopzet
Het CVTO vindt evenals het CVO plaats middels het geavanceerde TNS NIPO BASE. De
onderzoeksopzet van het CVTO bestaat uit twee onderdelen. Wekelijks vindt er een meting plaats bij
350 respondenten (netto), waarbij het vrijetijdsgedrag in de achterliggende week in kaart wordt
gebracht. Daarnaast vindt aan het eind van het onderzoeksjaar een meting plaats (n = 5.000), waarbij
onder meer de deelname aan de diverse vrijetijdsactiviteiten op jaarbasis wordt gemeten.
7
http://www.vscd.nl/cms_files/system/publicaties/Samenvatting_TNS_Nipo_2006.pdf
8
(Bron: NBTC 2003/CVTO 2004)
24
Vraagpunten
In het ContinuVrijeTijdsOnderzoek (CVTO) wordt de deelname aan een groot aantal vrijetijdsactiviteiten
in kaart gebracht. De volgende 11 hoofdclusters van activiteiten worden onderscheiden :
buitenrecreatie
bezoek evenement (deze is weer verder onderverdeeld)
waterrecreatie en -sport
recreatief winkelen
zelf sporten
cultuur
bezoek sportwedstrijd
bezoek attractie
uitgaan
verenigingsleven
beauty / wellness
Indien een activiteit is ondernomen, worden onder meer de volgende aspecten geregistreerd: dag en
dagdeel waarop de activiteit is ondernomen, de duur van de activiteit, de locatie, afstand tot het
woonadres, vervoermiddel, bestedingen, samenstelling van het reisgezelschap, enz.
Profielkenmerken
De uitkomsten van het CVTO kunnen worden gecombineerd met een groot aantal profielkenmerken
van de respondenten zoals socio-economische en demografische kenmerken, maar ook mediagebruik
en life-style kenmerken.
9
http://www.nbtcniporesearch.nl/cvo/producten/cvto/
25
2. Festivals
Huidig aanbod
Anno 2002 telt Nederland circa 3.500 evenementen met meer dan 5.000
bezoekers10. Voor ruim 95% geldt dat het jaarlijks terugkerende evenementen
zijn. Slechts een klein aandeel van nog geen 5% heeft een incidenteel karakter.
Als verder gekeken wordt naar de aard en betekenis van de evenementen dan
kan verder gesteld worden dat:
26
Economische betekenis
De vele bezoeken aan evenementen en festivals gaan gepaard met bestedingen
voor bijvoorbeeld vervoer, entrees, logies, horeca en detailhandel. De totale
bestedingen van eendaags evenementenbezoek in 2002 worden geraamd op
ruim € 450 mln. Deze bestedingen genereren een werkgelegenheid, zowel direct
als indirect van in totaal ruim 5.650 fulltime equivalenten (FTE)10. Veel van het
werk heeft een parttime of tijdelijk karakter, waardoor het aantal banen
beduidend hoger zal zijn (7.500-8.500 banen). Onderstaande tabel geeft de
opbouw van de economische betekenis naar sector weer.
10
Inclusief het meerdaagse evenementenbezoek bedraagt de economische betekenis naar
schatting circa € 0,5 miljard en ruim 6.000 FTE.
27
Bereikbaarheid
Voor het NET is de bereikbaarheid, zowel per auto als per openbaar vervoer,
een zeer essentieel criterium. De volgende eisen worden aan de bereikbaarheid
gesteld:
- Voor het water dient voldoende capaciteit te bestaan om ook de pieken in het
gebruik op te vangen. Vanuit de ervaring van Lowlands blijkt het
waterleidingnet op momenten van piekbelasting in totaal zo'n 170 tot 200 m3
per uur te moeten kunnen leveren. Per dag wordt circa 2.500 m3 water
verbruikt.
28
29
11
11
http://www.holland.com/files/hoco_cs/pdf/onderzoek_NET.pdf
30
2.2 Cross-over festivals
Inleiding
De VNPF wil meer weten over mogelijk publiek voor cross-overaanbod dat onder de overkoepelende
merknaam Special FX in de markt wordt gezet. Onderzoeksbureau Letty Ranshuysen is gevraagd om
een heranalyse uit te voeren op het databestand van de 3.553 poppodiumbezoekers, die in het najaar
van 2004 zijn ondervraagd. Er zijn twee vragen in de toen gehanteerde enquête opgenomen die de
interesse voor cross-over meten.
Antwoordcategorie 4 bij vraag 1e is door 793 poppodiumbezoekers (23% van het totale onderzochte
publiek) aangestreept. Antwoordcategorie 8 bij vraag 9b is door 641 poppodiumbezoekers (19% van
het totale onderzochte publiek) aangestreept. 9% van het publiek bezocht cross-overfestivals en wenst
ook meer cross-overaanbod in poppodia, 14% bezocht nooit cross-overfestivals, maar wenst wel meer
aandacht voor cross-over in poppodia en 10% bezocht wel cross-overfestivals, maar vraagt niet
expliciet om meer aandacht voor cross-over in poppodia. In totaal geeft dus 33% van het poppodium-
publiek op de ene of de andere of op beide manieren blijk van interesse voor cross-over. Uit de
navolgende tabellen blijkt dat zowel de groep cross-overfestivalbezoekers als de groep die meer
aandacht voor cross-over in poppodia wenst relatief weinig personen jonger dan 19 jaar omvat en
relatief veel 25 plussers (zie de bijlage voor een verdere uitsplitsing van de leeftijdsverdeling).
31
32
33
Met de heranalyse is tot slot nagegaan of het publiek van specifieke avonden kansrijk is als doelgroep
voor Special FX. Tabel 1 toont dat bezoekers van podiumkunsten het vaakst meer cross-over (29%)
wensen. Daarna komen achtereenvolgens: het swingavondenpubliek (23% wenst meer cross-over), het
concertpubliek (19%) en het dancepubliek (15%). Het dancepubliek is dus het minst geïnteresseerd.
Het dancepubliek bezocht dan ook het minst vaak cross-overfestivals: 21% versus 25% bij de andere
publieksgroepen (zie tabel 2). Dat de bezoekers die reeds naar podiumkunsten komen in het
poppodium de meest kansrijke doelgroep vormen binnen het reeds bereikte publiek ligt voor de hand.
Opvallender is dat het swingavondenpubliek kansrijker blijkt dan het concertpubliek. Wellicht komt dat
omdat het concertpubliek zich meer richt op één specifiek muziekgenre en de rest niet zo interessant
vindt. Het swingavondenpubliek heeft kennelijk een meer avontuurlijke houding.
34
12
2.3 Onderzoek naar de Nederlandse, Belgische en Duitse festivalmarkt op gebied van vraag en
aanbod. Scriptie 2005 (voor de Duitse en Belgische markt verwijs ik naar de onderstaande link:
http://brochures.nhtv.nl/scriptiebank/documenten/Drie%20decennia%20decibellen-Terpstra,E.pdf
In Nederland worden erg veel evenementen georganiseerd. In totaal staat de teller op jaarlijks
3.080.000 evenementen. Het aantal jaarlijks terugkerende niet reguliere publieksevenementen (waar
Pinkpop er één van is) bedraagt momenteel 3.500, uitgaande van een minimum van 5.000 bezoekers.
De markt van incidentele, niet reguliere publieksevenementen heeft een omvang van 2.500
evenementen. In zijn totaliteit is het aanbod van de markt van niet reguliere publieksevenementen
6000.
(Bron: Experience magazine, oktober 2003)13
Respondenten
Nederlandse respondenten is N= 1754. Om een representatief beeld te krijgen van de Nederlandse
doelgroep is er een minimum van 400 enquêtes gesteld. De gegevens van de Nederlandse
festivalliefhebbers zijn dus representatief. Allereerst zal er gekeken worden wie de respondenten zijn.
Vervolgens zal hun vrijetijdsbesteding behandeld worden en zal er gekeken worden naar wat voor
muziek zij luisteren. Aan concertbezoek zal aandacht worden besteed en ook zal er gekeken worden of
er een verband is tussen het bezoeken van concerten en festivals. Natuurlijk is het ook erg interessant
om te weten te komen wat hun
voorkeuren zijn als het gaat om festivals. Het doel van het onderzoek is om aanbevelingen te doen
hierover. Een belangrijk onderdeel is ook om inzicht te krijgen in hoe de potentiële doelgroep benaderd
wil worden en wat hun mediagedrag is. Als laatste punt zal er gekeken worden wat hun houding is ten
opzichte van Pinkpop.
57% van de ondervraagden was van het mannelijke geslacht tegenover 42% vrouwen. Een klein
percentage (1%) heeft geen antwoord gegeven op deze vraag.
12
http://www.lettyranshuysen.nl/pdf/2006_crossover.pdf
13
http://brochures.nhtv.nl/scriptiebank/documenten/Drie%20decennia%20decibellen-Terpstra,E.pdf
35
36
Favoriete muziek
37
Frequentie per jaar
38
Festivalprogramma
Het programma van een festival is erg belangrijk. Eerder is al gebleken dat dit voor velen de
doorslaggevende factor is. Belangrijk is het om te weten waar een dergelijk programma volgens de
respondenten uit zou moeten bestaan. Iedereen (100%) vond muziek het belangrijkste onderdeel van
het festival. Het festivalprogramma zou volgens de respondenten daarnaast moeten bestaan uit nieuw
talent (13,7%), een festivalmarkt (13,4%), een dj (9%), cabaret (7,2%) en demonstraties (7%).
Opvallend is dat het lijkt alsof nieuw talent belangrijker gevonden wordt dan bekende artiesten.
Bekende artiesten scoren 3,3%.
De respondenten willen de artiesten het liefst zien op een op een open air podium. Het aantal dat voor
deze optie koos was 69%.
39
Actieradius
Het merendeel (73,2%) van de respondenten zou meer dan 100 kilometer willen reizen voor een
festival. Toch wordt in de meeste gevallen (55%) de landsgrens niet overschreden. 41% heeft echter
wel eens een festival in het buitenland bezocht.
40
41
14
14
http://brochures.nhtv.nl/scriptiebank/documenten/Drie%20decennia%20decibellen-Terpstra,E.pdf
42
3. Dance- evenementen
Zoals eerder gesteld hebben 208 personen de enquête ingevuld. Van deze
respondenten waren er 70,2 % mannen en 29,8% vrouwen, wat neer komt op
respectievelijk 146 en 62 respondenten. De leeftijd van de respondenten is zeer divers;
26,9% is tussen de 15 en 20, 47,6% is tussen de 21 en 25, 17,8% is tussen de 26 en
30 en 7,7% is ouder dan 31.
Kijkend naar de hoogst genoten opleiding waarbij alle respondenten zijn meegenomen
is te zien dat 52,4% van de respondenten al een middelbare of hogere
beroepsopleiding heeft afgerond.
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
15
15
http://brochures.nhtv.nl/scriptiebank/documenten/Dance%20Experience-Pollman,%20J..pdf
57
3.2 Dance in Nederland KPMG 2002
In het geval van dance kan men beter spreken over liefhebbers in plaats van een doelgroep.
Binnen deze groep liefhebbers kan je drie subgroepen onderscheiden. KPMG maakt bij haar
rapport uit 2002 het volgende onderscheid, waarbij groep 3 onderdeel uitmaakt van groep 2 en
groep 2 onderdeel uitmaakt van groep 1;
58
16
16
Kpmg dance rapport 2002
59
4. Losse evenementen/organisatie informatie
17
http://www.marketingfacts.nl/berichten/20090109_10_miljoen_nederlanders_beleven_3fm_serious_request/
60
61
62
18
18
http://brochures.nhtv.nl/scriptiebank/documenten/BELEVING%20VAN%20SPORT-Willemsen,%20H..pdf
63
4.3 Tilburgse kermis marketingplan 2005-2007 scriptie 2004
19
19
http://brochures.nhtv.nl//scriptiebank/documenten/Marketing%20communicatieplan%20tilburgse%20kermis,Smissen,Svan%20
der.pdf
64
4.4 Onderzoek voor Q dance, Q travel Scriptie 2006
20
21
20
http://brochures.nhtv.nl/scriptiebank/documenten/Travel%20to%20dance,%20Bressers,%20J.pdf
21
http://brochures.nhtv.nl/scriptiebank/documenten/NJOY%20de%20campagne-Ouden%20van%20den,Ilona.pdf
65
4.6 Veilig evenementen organiseren op het Almeerderstrand
22
http://www.cot.nl/nl/productmenu/Rapporten/Evenementen%20Almeerderstrand.pdf
66
5. Behoefte aan een brancheorganisatie
Ruim 50% van de gemeenten met 20.000 tot 30.000 heeft geen behoefte aan een
brancheorganisatie. Ruim 50% van de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners
staan neutraal tegenover een brancheorganisatie en een kwart heeft wel behoefte aan
een brancheorganisatie.
67
Lidmaatschap gemeente
Ruim 40% van de gemeenten met 20.000 tot 30.000
inwoners geen lid wil worden of er maximaal € 100,- voor over heeft.
Slechts een kleine 15% wil er meer dan € 100,- voor betalen.
Ze vinden de vraagbaak dus wel belangrijk maar dat is voor hen geen reden om lid te worden.
Lidmaatschap gemeente
Ruim 40% van de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners geen lid wil worden of er maximaal €
100,- voor over heeft. Slechts een kleine 15% wil er meer dan € 100,- voor betalen. Ze vinden de
vraagbaak dus wel belangrijk maar dat is voor hen geen reden om lid te worden.23
23
http://brochures.nhtv.nl/scriptiebank/documenten/BEzint%20eer%20ge%20begint-Bergmans,L.pdf
68
Helpen oplossen problemen
Van de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners vindt dat een brancheorganisatie kan helpen bij het
oplossen of voorkomen van problemen. Dit tegenover 60% van de gemeenten met 30.000 tot 150.000
inwoners. Voor de gemeenten die denken dat een brancheorganisatie daarbij niet kan helpen is het
respectievelijk 59% en 40%. In figuur 3.35 wordt eerst
gekeken of dit verschil significant is en daarna wordt gekeken of de verschillen met andere statistiek te
verklaren zijn.24
24
http://brochures.nhtv.nl/scriptiebank/documenten/BEzint%20eer%20ge%20begint-Bergmans,L.pdf
69