Вы находитесь на странице: 1из 3

Anke Schillemans

Kartelgroep 1 Ter Horst

2008-2009

Ter Horst
Herstel van het gewone leven en hoofdstuk 5 en 6 uit: Proeve van een orthopedagogisch theorieconcept
In zijn Proeve van een orthopedagogisch theorieconcept tracht Ter Horst een algemene orthopedagogiek te beschrijven en tot een correcte definitie van orthopedagogiek te komen. In dit proefschrift uit 1973, stelt hij zeer duidelijk de Problematische Opvoedingssituatie als veld van actie1. Hij gaat hiermee in tegen definities die het afwijkende kind als object van de orthopedagogie zien (Ruijssenaars e.a., 2008). Dit is een grote vooruitgang voor die tijd, omdat Ter Horst hiermee het einde wil inleiden van een defectgerichtheid in de (ortho)pedagogiek en ervoor pleit om het gedrag van het kind te bekijken in zijn context. (van der Ploeg, 2006). Ook in zijn meer praktisch gericht werk Herstel van het gewone leven komt dit zeer duidelijk naar voor. Zelfs uit de titel valt meteen op dat hij pleit tegen het beeld van het afwijkende kind en dat hij aan de context veel meer belang gaat hechten. Met het herstel van het gewone leven bedoelt hij dan dat er eerst gekeken moet worden naar welke aspecten van het alledaagse eventueel fout zitten en dat men zo soms tot een gemakkelijke oplossing kan komen, zonder het kind als slecht, moeilijk, onopvoedbaar of afwijkend te labelen. Dit laatste boek kan in dit opzicht dan ook gelezen worden als een soort checklist voor de opvoeder of hulpverlener, om eerst na te gaan of er in het alledaagse leven geen kleine, onopgemerkte problemen zijn, die op een eenvoudige manier opgelost zouden kunnen worden. Misschien slaapt de opvoeder niet genoeg waardoor hij te weinig vitaliteit overhoudt om aan het kind te geven, misschien heeft het kind last van een ziekte die nog niet eerder opgemerkt werd, of misschien heeft het kind te weinig toekomstperspectief om goed te kunnen functioneren? De definitie die Ter Horst geeft aan de problematische opvoedingssituatie, is niet altijd even objectief. Het gaat namelijk om het ervaren van een situatie als perspectiefloos, wat op zich al een interpretatie inhoudt. Volgens Rispens worden de grenzen van het onderzoeksterrein niet duidelijk aangeduid door dit begrip en hij pleit voor een terugkeer naar een meer traditionele omschrijving van het object van de orthopedagogiek, namelijk het verloop van de ontwikkeling van het kind in plaats van de beleving van de opvoeders (Ruijsenaars e.a., 2008). Later kwam uit de empirisch-analytische stroming de opvatting dat de orthopedagogiek zich, als handelingswetenschap bezig zou moeten houden met het werken aan technieken van gedragsmodificatie en het ontwikkelen van een arsenaal aan behandelingsmethoden die wetenschappelijk verworven zijn. Ter Horst reageert hierop door de vraag om duidelijke opdrachten die mechanisch kunnen worden uitgevoerd als een uiting van angst voor verantwoordelijkheid te bezien (Ruijssenaars e.a., 2008). De mate waarin deze definitie van een POS al dan niet bruikbaar is, werd ook tijdens het kartel besproken. Het viel ons op dat bijna iedereen POS automatisch associeerde met de bijzondere jeugdzorg, terwijl na het lezen van de twee hoofdstukken uit zijn proefschrift, duidelijk werd dat hij lke situatie, die ervaren wordt als perspectiefloos, bedoelde. Het begrip perspectiefloos moet volgens mij dan ook weer in de context van Ter Horsts theorie gezien worden. Het komt (gelukkig) niet zo heel veel voor dat een opvoedingssituatie als volledig perspectiefloos ervaren wordt, of toch niet door alle betrokkenen. Uit de twee hoofdstukken van het proefschrift van Ter Horst is dit minder duidelijk, maar het is naar mijn mening de taak van de hulpverlener om de opvoeders en kinderen terug dit perspectief te tonen. Dit lijkt mij dan ook een zeer optimistische kijk, die in fel contrast staat met de defectbenadering die voor Ter Horst gangbaar was. Een ander aspect waarin Ter Horst blijk geeft van een optimistische kijk op orthopedagogiek is dat hij alle situaties bekijkt als oplosbaar. Hij beschrijft verschillende werkingssferen, die allemaal in nauw verband staan met elkaar en samen meer zijn dan de som der delen (holonbenadering), waarin de oorzaak van een probleem vervat zou kunnen zitten. Het is dus de bedoeling dat de hulpverlener die oorzaak opspoort en samen met het gezin oplost. Dit is, mijns inziens, te simpel uitgedrukt en die oorzaak-

pagina 1

Anke Schillemans

Kartelgroep 1 Ter Horst

2008-2009

oplossinggedachte lijkt niet te stroken met zijn holonbenadering. Als alle sferen namelijk invloed uitoefenen op elkaar en samen een geheel vormen, is het in mijn ogen niet mogelijk om een oorzaak te vinden in n sfeer. De manier waarop Ter Horst tracht een overkoepelende of algemene orthopedagogiek te schrijven, maakt dat hij langs een kant soms te abstract blijft. Vooral zijn definities van begrippen als situatie, werkelijkheid en dialoog, zoals hij die in het begin van hoofdstuk 5 omschrijft, zijn zeer vaag. Gelukkig zorgt zijn praktijkgerichtheid wel dat de rest van zijn tekst zeer herkenbaar en vlot leesbaar is. Een algemene orthopedagogiek moet m.i. zoveel mogelijk een objectief en universeel toepasbaar kader bieden. Toch heb ik het gevoel dat Ter Horst soms in enkele valkuilen trapt, zoals wanneer hij het heeft over het geloof, de schepper en de schepping. Hij zegt wel dat zijn stelling geldt voor alle religies, maar gaat er toch van uit dat zon religie maar n god kent en dat die religie ook vaste instanties als de kerk inhoudt. Misschien valt dit meer op in een tijd waar diversiteit en multiculturaliteit centrale begrippen zijn, maar ik vind dit toch een groot gemis in zijn werk. In zijn Herstel van het gewone leven schrijft hij op pagina 38 zelfs dat religie terug een onderdeel zouden moeten worden in gesprekken van opvoeders. Op pagina 83 gaat hij zelfs nog verder door expliciet de vraag te stellen Is God er? naast vragen als Zijn er mensen? en Zijn er dieren?. Hij had deze hindernis kunnen nemen door te praten over waarden en normen of cultuur, maar vanuit zijn eigen diepgelovigheid, lijkt hij hier niet de nodige afstand te kunnen bewaren. Dit gegeven mag overigens niet uit zijn context gezien worden. Ik ben me er ook van bewust dat ik zelf niet gelovig ben en zeer sceptisch sta tegen over religies, zeker als die een kerkelijke macht inhouden. Anderzijds is het ook zo dat Ter Horst zijn ideen ontwikkelde in een tijd dat er algemeen nog meer aandacht was voor het christendom dan nu. Bovendien was de invloed van de multiculturele samenleving nog niet zo groot als dat ze nu is. Tot slot wil ik besluiten met te zeggen dat ik het werk van Ter Horst zeer herkenbaar en interessant vond, waardoor zijn woorden lang blijven hangen. Hij zet je aan het denken en zijn werk boeit me enorm. In het boek van Ruijssenaars (2008) wordt over orthopedagogische theorien het volgende gezegd: [] Ze zijn eerder inspirerend dan empirisch overtuigend. Juist het inspirerende karakter maakt dat werkers in de praktijk er een bruikbaar kader in herkennen voor de problemen die zij dagelijks zien. (Ruijssenaars e.a., 2008) Hoewel mijn praktijkervaring eerder beperkt is, heb ik toch al twee lange en intensieve stages achter de rug in een dagcentrum voor opvoedingsondersteuning aan kansarme gezinnen. Vanuit die ervaringen vind ik dat dit citaat perfect toepasbaar is voor de werken van Ter Horst. Hij schreef namelijk geen perfecte algemene orthopedagogiek die compleet door onderzoek ondersteund wordt, maar hij inspireert wel en hij zet de lezer aan tot zelfreflectie en evaluatie.

Bronnen
Ruijsenaars, A., Schoorl, P., van den Bergh P. (2008). Orthopedagogiek. Ontwikkelingen, theorien en modellen: een inleiding. Garant, Antwerpen. Ter Horst, W. (1994). Herstel van het gewone leven. Wolters Noordhof, Groningen. Ter Horst, W. (1973). Proeve van een orthopedagogisch theorieconcept. Kok, Kampen. van der Ploeg, J. (2006) Kopstukken van de orthopedagogiek. Lemniscaat, Rotterdam.

pagina 2

Ter Horst gebruikt de term veld van actie in plaats van object van de orthopedagogie. Dit komt onder andere terug op pagina 101 van zijn proefschrift (1973), maar wordt ook vernoemd in de tekst van J.D. van der Ploeg (2006).

Вам также может понравиться