Вы находитесь на странице: 1из 6

Bezoek aan de Roger Van Overstraeten-Society

Toespraak Frank Vandenbroucke


Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming
Leuven, 3 februari 2006

Jongens en meisjes,

Ik ben erg opgetogen over wat jullie me hebben laten zien. Jullie zijn geïnteresseerd
in technische zaken en niet van de gemakkelijkste! Ik vind dat héél prettig want dat is
precies waar ik zo hard aan werk, dat leerlingen van het 6de leerjaar zoals jullie niet
alleen klaar zijn om straks in de secundaire school het goed te doen voor Frans,
lichamelijke opvoeding en aardrijkskunde, maar dat jullie ook willen weten wat er
technisch gebeurt als je belt met je gsm, hoe het kan dat een gsm tekstjes en foto’s
doorstuurt of dat je je afvraagt of er niet iemand anders jouw gesprek horen kan.
Ik geef het voorbeeld van de gsm: ik had ook jullie mp3-speler of jullie televisietoestel
kunnen kiezen of waarom niet, de stofzuiger of de wasmachine: daar zitten ook leuke
dingen in. Als je geïnteresseerd bent in techniek gaat een nieuwe, onverwachte
wereld voor je open. Misschien kies je dan verder in het secundair onderwijs een
studierichting die daarop verder gaat en word je later ingenieur of vaatwashersteller.
De kans is dan zéér groot dat je dan makkelijk werk vindt én houdt. Ik hoop dat je dat
doet want dan ben ik en al die andere mensen hier er zeker van dat onze toestellen
later zullen blijven werken en hersteld worden als dat nodig is.

Juist kiezen is zó belangrijk. Dames en heren, en nu richt ik me veeleer tot de


volwassen aanwezigen, de recentste PISA-gegevens bewijzen dat het Vlaamse
onderwijs het goed doet maar ook dat niet voldoende knappe koppen technisch
kiezen. Dat is niet logisch en niet wenselijk. Er is jaren geleden in het SO een sterke
studiekeuzetendens ontstaan naar studierichtingen van het ASO en dus investeren
we veel te weinig in technisch en technologisch talent. Eigenlijk geldt zulke evolutie
ook in het hoger onderwijs, met bv. te weinig ingenieurs tot gevolg.

!" " # $% " &


Onze economie heeft een grote behoefte aan mensen die technisch en praktisch
geschoold zijn. Daardoor ontstonden in vele landen van de Europese Unie
hardnekkige knelpuntberoepen. De EU schuift daarom de kenniseconomie naar
voren als na te streven model. Daarom moeten er voldoende diploma’s worden
afgeleverd in de wetenschappen en de technologie. We hebben nood aan ingenieurs
en technici van allerlei niveaus. We wensen creativiteit, innovatie, goede nieuwe
ideeën en de technisch-technologische uitwerking ervan tot en met de
commercialisering van de nieuwe producten en diensten. Dat vereist technisch en
technologisch talent, reeds van in de schoolbanken.

Ook dit is een verhaal van gelijke kansen: voor wie technisch kiest, erdoor
uitgedaagd wordt en over de hoge lat gaat, vinden we gegarandeerd werk en creëren
we upward mobility. Een te eenzijdige studiekeuze is sociaal én economisch
schadelijk voor de samenleving en werkt gelijke kansen tegen. Naarmate ik langer
met onderwijs bezig ben, ervaar ik steeds duidelijker hoe belangrijk talentontdekking
en –ontwikkeling, studiekeuze en de loopbaanbegeleiding van leerlingen wel is.

Vandaag zijn we te gast bij een belangrijke partner die een en ander wil aanpakken.
Het is duidelijk dat we hier in de schoot van de RvO-Society een mooi voorbeeld
hebben van een intensieve en kwalitatief voorbeeldige samenwerking tussen
bedrijfsleven en onderwijsinstellingen, waarbij eenieders positie kan worden
verbeterd. Zulke synergieën, die een multiplicatoreffect genereren, kunnen we alleen
maar waarderen en sterk aanmoedigen.

In mijn beleid tracht ik via proeftuinen de bakens te verzetten. Een aantal van deze
proeftuinen werken samen met de Roger Van Overstraeten-Society. We hebben één
ervan aan het werk gezien. Leerlingen zin doen krijgen in technologie is een van de
hoofddoelstellingen van de basisschoolproeftuinen van Hoegaarden en Overijse.

Deze proeftuinen zijn eigenlijk onmisbare aanvullingen van onderuit op beweging die
zich sinds het voorjaar van 2001 inzette.

!" " # $% " &


Ik heb het over het project Accent op talent van de Koning Boudewijnstichting dat
zich aanvankelijk tot doel stelde een nieuw elan te geven aan technische en
technologische beroepen en de opleidingen daartoe maar gaandeweg breder werd
en onderwijsvernieuwing in brede zin nastreeft, op basis van verschillende en te
weinig aangeboorde talenten waarover leerlingen beschikken.

Behalve Anders leren, Anders kiezen en Anders sturen of besturen is er ook een lijn
Anders werken. Eind november liep daarrond een eerste project af met een vijftiental
voortrekkersbedrijven. Dat leverde o.m. een lijvig en prima rapport op dat ,,Meer
techniek in algemene vorming’‘ heet. Net zoals hier was de focus het sensibiliseren
van jonge mensen voor techniek via het onderwijssysteem.

Ook de RVO-Society was via directeur Jo De Cuyper nauw betrokken bij dit werk.
Het bevat een goede en moderne definitiebepaling van technologische opleiding en
bevat prima aanbevelingen rond o.m. lerarenopleiding, samenwerking, gebruik van
materialen en de heroriëntering van technologische opvoeding.

Dat zijn precies ook de doelen van het TOS21-project. En ook binnen het TOS21-
project is de RVO-Society een prominente partner. Het is dus belangrijk dat we de
energie zuinig besteden en geen dubbel werk doen. TOS21 kan de nota ,,Méér
techniek in de algemene vorming’’ gebruiken als een belangrijk startdocument. Zo
kan er sneller worden overgegaan naar de handelingsgerichte doelstellingen.

Het samenwerkingsprotocol dat de missie van het TOS21-project bekrachtigt is een


gezamenlijk initiatief van collega Fientje Moerman, Vlaams minister van Economie,
Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel en van mezelf als
minister bevoegd voor Werk, Onderwijs en Vorming. Helemaal nieuw is TOS21 niet,
want het bouwt voort op de TOBO1- en TOSO-projecten die respectievelijk in 1999
en 2002 werden opgestart.

1
TOBO = Technologische Opvoeding BasisOnderwijs en TOSO = Technologische Opvoeding Secundair
Onderwijs

!" " # $% " &


TOS21 wil echter een aantal punten van de beide vorige projecten wijzigen. De
belangrijkste verandering is de overgang van de werking op microniveau naar het
intermediaire niveau. De pedagogische begeleidingsdiensten worden concreet in het
project betrokken. Dit moet inhoudelijke betrokkenheid én verzekerde doorstroming
naar het onderwijsveld garanderen. Op deze wijze bereiken we een bredere
consensus over de te nemen richting en halen we ook effect in veel meer scholen.

Het project TOS21 zal in eerste instantie een basisconcept aanbieden voor techniek
en wetenschappen in het onderwijs. En zal gebruik maken van bestaande expertise
in het veld om een groter draagvlak, een groter bereik en een groter effect bij de
doelgroep te genereren. De samenwerking met de RVO-Society biedt perspectieven
op een technologisch terrein dat voor vele leerlingen én leraren nog onontgonnen is.

Het project heeft tot doel:

• voor wetenschappen, techniek en technologische innovatie een degelijke


inhoudelijke basis te voorzien in het onderwijs,
• de onderwijspartners toe te laten dit onderwerp pedagogisch-didactisch en
wetenschappelijk verantwoord aan te pakken,
• een visie op techniek en wetenschappen (op school) te ontwikkelen,
• de essentiële bouwstenen aan te leveren voor een degelijke
curriculumontwikkeling,
• een referentiekader uit te werken dat kan worden gehanteerd voor de
validering, screening en ontwikkeling van projecten, die betrekking hebben op
de popularisering van wetenschap, techniek en technologische innovatie.

Techniek is multidisciplinair en mag niet verengd worden tot toegepaste


natuurwetenschappen. Wil men zich oriënteren op de techniek in het leven van elke
dag, dan moet men in de leerprocessen de leerlingen confronteren met technische
systemen, hen technische producten leren ontwerpen met de daarbijhorende
vaardigheden zoals probleemoplossend denken. Dit leerproces doorloopt 4 fases,
die dynamisch-affectieve, motorische, cognitieve en sociale vaardigheden vereisen:

!" " # $% " &


• het analyseren van een technisch probleem, waarbij waarnemen en
manipuleren, scheiden en onderscheiden, hulpmiddelen hanteren, …
belangrijk zijn;
• de ontwerpfase, waarin men kennis verwerft over eigenschappen van de
materie en het gereedschap, rekening houdt met bereidingswijzen,
constructies, montages, …;
• tijdens de uitvoeringsfase wordt het logisch redeneren, het ruimtelijk denken,
het beoordelen en beslissen, het samenwerken gestimuleerd;
• tenslotte moet tijdens het evaluatiemoment de functionaliteit worden
afgetoetst, dient gereflecteerd op het ontwikkelingsproces en het product en
moet men kunnen omgaan met kwaliteitscontrolerende instrumenten om te
meten en te vergelijken.

Het gaat er dus om een eigentijds concept van technologie-onderwijs te ontwikkelen,


dat toelaat bij leerlingen potentieel talent te ontdekken, het te ontwikkelen, de band
met wetenschappen te leggen, de studie- en beroepskeuze te bevorderen en
competenties met betrekking tot wetenschap, techniek en technologische innovatie
op te bouwen. Dat houdt o.m. de ontwikkeling in van een vernieuwende vakdidactiek,
met aandacht voor de transfer van wetenschappen naar technologie en omgekeerd.

Sensibilisering, nascholing, begeleiding en het detecteren en verspreiden van good


practices zijn belangrijke afgeleide doelstellingen. Om technologie-onderwijs te
bevorderen en het project te implementeren moeten samenwerkingsverbanden
worden ontwikkeld tussen scholen en bedrijven, wetenschappelijke diensten en
instellingen en actoren op het vlak van de popularisering van wetenschap.

Het onderwijsbelang speelt voor ons nadrukkelijk ook in de openstelling van de


expertise die over de jaren heen is opgebouwd bij wetenschapsbeleid en innovatie;
die kan nu ter beschikking worden gesteld van onderwijsinstellingen.

!" " # $% " &


Het uiteindelijke doel van het project is voor wat de onderwijszijde betreft de
ontwikkeling van een leerlijn van 3 tot 18 jaar m.b.t. een introductie in de wereld van
techniek en technologie. Voor zulke leerlijn technologie (die de beide
onderwijsniveaus omspant) kunnen aangepaste eindtermen de ijkpunten zijn. Ik kijk
echt uit naar de resultaten en verwacht geregeld te horen hoe we vorderen. Ik nodig
jullie daarom uit collega Moerman en mezelf hierover geregeld te informeren.

Maar dat alles is een top down-verhaal. Met zijn allen hebben we vandaag kunnen
vaststellen dat de werkelijkheid vaak de regelgeving voorafgaat. Precies dankzij de
inspanningen van de RVO-Society en de betrokken scholen kunnen we er juist voor
zorgen dat de noodzakelijke regelgeving eigentijds en doelmatig zal zijn.

Ik bedank u allen daarvoor ten zeerste.

Frank Vandenbroucke
Vlaams Minister van Werk, Onderwijs en Vorming

!" " # $% " &

Вам также может понравиться