Академический Документы
Профессиональный Документы
Культура Документы
Het persen van purgeernootzaden tot jatropha-olie. Jatropha-olie is een biobrandstof waar flink in wordt genvesteerd. Het behoort tot de biobrandstoffen van de tweede generatie. Biobrandstof is een algemene verzamelnaam voor verschillende soorten brandstoffen die gemaakt worden uit biomassa. Biobrandstoffen in vaste, vloeibare of gasvormige toestand kunnen rekenen op toenemende interesse van het grote publiek en vanuit wetenschappelijke hoek. Als hernieuwbare brandstoffen vormen ze een alternatief voor fossiele brandstoffen, waarvan de voorraad eindig en dus niet hernieuwbaar is. Interesse komt onder andere vanwege het feit dat olieprijzen pieken en aardolieproducten sinds 2005 relatief gezien hoge prijzen kennen over langere tijd. Biobrandstoffen maakten in 2008 ongeveer 1,8% uit van de brandstoffen die gebruikt werden voor transport.
Geschiedenis
Rudolf Diesel gebruikte biobrandstof in zijn dieselmotor. Voor de ontdekking van fossiele brandstof (turf, bruinkool, steenkool, aardolie, teerzand en aardgas) gebruikte men alleen maar biobrandstoffen zoals hout, houtskool, gedroogde uitwerpselen, plantaardige olie of dierlijk vet), die wereldwijd nog steeds gebruikt worden als energiedrager. De originele auto's van Henry Ford waren gemaakt om op biobrandstof te rijden. Ook de eerste dieselmotor van de Franse uitvinder Rudolf Diesel liep op pure plantaardige olie, namelijk pindaolie. Voordat petroleum, geraffineerd uit aardolie, algemeen beschikbaar kwam was walvistraan een veel gebruikte olie voor olielampen.
Vloeibare biobrandstoffen
Vloeibare biobrandstoffen worden vooral geproduceerd om de gangbare fossiele brandstoffen, zoals benzine, diesel en kerosine te vervangen. Als vervanger van benzine worden de volgende biobrandstoffen gebruikt: bio-ethanol, biobutanol, biomethanol, bio-ETBE, bio-MTBE en synthetische biobenzine.
Als vervanger van diesel gelden biodiesel, bio-dimethylether (of DME), puur plantaardige olie (of PPO) en synthetische biodiesel.
De Volvo FlexiFuel S40 uit 2005 was een van de eerste auto's die op E85 reden. Daarnaast worden ook veel mengbrandstoffen gemaakt. Hierbij wordt fossiele brandstof met biobrandstof gemengd in een bepaalde verhouding. Er zijn verschillende mengbrandstoffen op de markt verkrijgbaar. Deze producten bestaan vaak voor een (groot) deel uit fossiele brandstof en voor een (klein) deel uit biobrandstof. Soms worden deze brandstoffen ook wel flexifuel genoemd. Voorbeelden van deze mengbrandstoffen zijn:
y y
hE15 E85
Gasvormige biobrandstoffen
Biogas kan direct of na verdere zuivering gebruikt worden als biobrandstof. Via industrile technieken, waaronder pyrolyse en vergassing, kunnen gasvormige biobrandstoffen uit vaste of vloeibare biomassa worden geproduceerd.
Balansen
Van biobrandstoffen zijn twee balansen van belang:
y y
De "ecobalans": de besparing van CO2 en andere emissies en toenemend ruimtegebruik ten opzichte van fossiele brandstoffen. De "energiebalans": hoeveel energie een liter brandstof oplevert in relatie tot de hoeveelheid energie die het kost om een liter van die brandstof te maken. (Een andere term die hiervoor wordt gebruikt is wel EROEI (Energy Returned on Energy Invested)
y y y y y
Significante reducties (tot 70%) van roet en fijnstof bij bijvoorbeeld bij pure plantaardige olie (PPO), met aangepaste motoren. Het inzetten van landbouwgrond die tot nu toe moest worden 'braak'gelegd, om voedseloverschotten te voorkomen. Een grotere keus voor zogenoemde wisselteelten, waar granen en koolzaad elkaar afwisselen, die elkaar teelt-technisch ondersteunen en eventueel minder stikstof voor bemesting nodig is. Een betere grondstructuur, met name bij koolzaadteelten, waarbij de penwortels tot soms 1 m diep de structuur van de bodem verbeteren. Nieuwe mogelijkheden voor boeren over de hele wereld, die zowel de voedselmarkt als energiemarkt als afzetmogelijkheden hebben. Via de inzet van braakliggende landbouwgebieden en teelt van energiegewassen wordt de bij anders verbranding vrijkomende CO2 gerecirculeerd als nieuwe brandstof. De ontwikkelingslanden krijgen nieuwe kansen en mogelijkheden. Sommige zijn daar inmiddels volop mee bezig door de aanplant van bijvoorbeeld de purgeernoot. Bovenal helpen biobrandstoffen aan een afsluiting van het olietijdperk en geven nieuwe impulsen aan innovaties, werkgelegenheid, investeringen en zorgen voor onafhankelijkheid van Rusland en het Midden-Oosten . Gebruik van biobrandstoffen kan helpen bij het realiseren van energie-autarkie.
De Wereldbank concludeerde in een eerste rapport in april 2008 dat de vraag naar biobrandstoffen n van de oorzaken was van de stijging van de wereldwijde voedselprijzen. In een later rapport wijzigde de Wereldbank haar conclusie en stelde zij vast dat de vraag naar biobrandstoffen weliswaar een van de oorzaken was, maar dat speculatie op de wereldmarkt de belangrijkste oorzaak voor de stijging was. De hulporganisatie Oxfam concludeerde in juni 2008 dat biobrandstoffen tot een toename van wereldwijde armoede leiden. De speciale rapporteur van de Verenigde Naties die dit probleem onderzocht, noemde biobrandstoffen zelfs een "misdaad tegen de menselijkheid", omdat biobrandstoffen honger zouden veroorzaken.
Generaties biobrandstoffen
Biobrandstof van de eerste generatie
Biobrandstoffen van de eerste generatie zijn gebaseerd op suikers, zetmeel, plantaardige olie of dierlijke vetten, die met conventionele chemische processen of vergisting worden omgezet in brandstoffen. Het gaat hier meestal om voedselgewassen als brandstof. Biodiesel wordt onder andere verkregen uit mais (maisolie), koolzaad (koolzaadolie), oliepalm (palmolie) en uit soja (sojaolie). Bio-ethanol wordt onder andere verkregen uit suikerbiet, suikerriet, suikerpalm en ook uit graan.
Oogsten van wilgen Biobrandstoffen die niet aan voedsel gerelateerd zijn, worden meestal de tweede generatie genoemd. Deze worden gemaakt uit planten die hiervoor geteeld worden (energiegewassen) of uit oneetbare gedeelten van voedselgewassen. Onderstaande planten bevatten veel cellulose en dat is relatief lastig om te zetten in energie. Biobrandstoffen van de tweede generatie zijn onder andere:
y y y y
Energiegewassen zoals wilgen en Pongamia pinnata. Vruchten van niet voor consumptie geschikte planten, zoals de purgeernoot. Houtsnippers Stro
y y y y
Deze hebben niet de nadelen van de eerste generatie. Verscheidene cellulose-ethanol testfabrieken zijn reeds operationeel, maar de eerste echte commercile celluloseethanolfabrieken, zullen in 2009/2010 van start gaan Een voorbeeld is jatropha-olie. De geperste olie is op conventionele wijze tot brandstof te verwerken, maar de plant, de purgeernoot is geen voedselgewas (de zaden zijn giftig), en hoeft daar ook niet mee te concurreren omdat deze nog op zeer droge grond kan groeien. Gemaakte claims dat de plant een hoge olieproductie zou hebben en weinig arbeidsintensief zou zijn, lijken echter niet zonder meer gerechtvaardigd Naast plantaardig materiaal wordt ook afval gebruikt als biobrandstof. De soorten afval die te verwerken zijn, mogen zich voordoen als zwaar organisch belast afvalwater, maar ook stroperige afvalstromen of zelfs vaste afvalstromen. De enige voorwaarde is dat ze van organisch-biologische aard zijn en dus geen giftige stoffen bevatten die de anaerobe bacterin zouden doden.
Alcoholische vergisting
Vergisting is een vrij beproefd proces dat al zeer lang wordt toegepast om plantaardige grondstoffen om te zetten in vloeibare of gasvormige brandstoffen. Het is een biologisch omzetting, die in de vrije natuur ook veel voorkomt. Zo ontstaat er bij vergisting van suikers ethanol (alcohol). In Brazili rijden veel auto's op ethanol. Deze ethanol wordt gewonnen uit vergist sap van suikerriet met behulp van destillatie. In landen zoals Brazili, de VS en anderen, wordt ethanol ook vermengd met gewone benzine. De brandstof krijgt een benaming verwijzend naar het percentage ethanol. Het gebruik van dit type brandstof vereist dan meestal wel een kleine aanpassing van de motor, aangezien ethanol een lagere energiedichtheid heeft dan benzine. Het belangrijkste voordeel van alcoholen is de zuivere branding, waardoor vrij weinig roetdeeltjes vrijkomen en de motor langer mee zou gaan. Bovendien brengt ethanol door het lage vriespunt (-114C) bij toevoeging aan benzine een vriespuntsdaling teweeg en heeft hierdoor hetzelfde effect als antivries.
Andere vergisting
Bij een andere vergisting van organisch materiaal ontstaat biogas voornamelijk (kooldioxide) en bio- (methaan). Dit proces wordt onder meer toegepast bij zuivering van rioolwater en bij de verwerking van mest, maar biogaswinning is ook mogelijk vanuit voedselresten, stro en andere vergistbare stromen. Met het vrijgekomen biogas wordt bijvoorbeeld een warmtekrachtkoppeling (WKK) gestookt, die elektriciteit en warmte produceert. Na gedeeltelijke zuivering kan het biogas (groen gas geheten) ook aan het Nederlandse aardgasnet worden geleverd. Het biogas kan ook verder worden opgewaardeerd tot biomethaan en vervolgens vloeibaar gemaakt. Dit bio-LNG (vloeibaar biomethaan) is een schone en goedkope vloeibare biobrandstof van de tweede generatie. De productie van biomethaan kost veel minder energie dan andere tweede generatie biobrandstoffen en bewerkstelligt daardoor een veel hogere CO2 reductie.
Pyrolyse
Pyrolyse is een van de oudste methoden. Het was lange tijd de enige manier om methanol te winnen uit bijvoorbeeld hout, met houtteer of -olie en houtskool als nevenproducten. Pyrolyse is ook het proces waarmee de houtgasgenerator werkte, waarmee men tijdens de Tweede Wereldoorlog auto's op hout en turf liet rijden (vanwege benzineschaarste). Door middel van pyrolyse kan biobrandstof gewonnen worden uit gewassen en gewasresten, maar ook diermeel kan hiervoor gebruikt worden.
Het Carbo-V-proces
Het Carbo-V-proces verloopt in twee stappen:
y y
In de eerste stap wordt bij ongeveer 450 C de biomassa omgezet in cokes en een teerhoudend gas. Vervolgens wordt de cokes gemalen. In de tweede stap wordt bij ongeveer 1500 C het teerhoudende gas omgezet in een gas dat bestaat uit kleinere moleculen. Dit gas wordt gebruikt voor het verhitten van de gemalen cokes, waardoor deze ook omgezet wordt in gas. Na het zuiveren van dit gas is het vergelijkbaar met synthesegas.
Duurzaamheidscriteria biobrandstof
Jacqueline Cramer opent in juli 2008 een tankstation waar hE15 verkrijgbaar is. Een commissie onder leiding van Jacqueline Cramer (toen nog geen minister, sinds 20-022010 ex-minister VROM) stelde in 2006 de volgende zes duurzaamheidscriteria op voor biobrandstoffen: 1. Gerekend over de hele keten, moet het gebruik van biomassa netto minder emissie van broeikasgassen opleveren dan gemiddeld bij fossiele brandstof. 2. De productie van biomassa voor energie mag de voedselvoorziening en andere lokale toepassingen (zoals voor medicijnen of bouwmaterialen) niet in gevaar brengen. 3. Biomassaproductie zal geen beschermde of kwetsbare biodiversiteit mogen aantasten en zal waar mogelijk de biodiversiteit versterken. 4. Bij de productie en verwerking van biomassa moet de kwaliteit van bodem, oppervlakte- en grondwater en lucht behouden blijven of zelfs worden verhoogd. 5. De productie van biomassa moet bijdragen aan de lokale welvaart. 6. De productie van biomassa moet bijdragen aan het welzijn van de werknemers en de lokale bevolking.
Biobrandstoffen worden over de hele wereld gebruikt en kennen een sterk stijgend gebruik. Ze worden meestal gebruikt als brandstof voor voertuigen. De doelstelling van de Europese Unie is dat in 2010 5,75% van de brandstof in het vervoer van biologische afkomst is. Hieraan heeft de Nederlandse overheid invulling gegeven door middel van het Besluit biobrandstoffen wegverkeer 2007. In 2007 moest 2% van de benzine en diesel als biobrandstof worden geleverd, meestal in de vorm van bijmenging. Vanaf dat jaar neemt het aandeel jaarlijks met 1,25% van het totaal toe. De bijmengverplichting bij diesel en benzine afzonderlijk stijgt jaarlijks met 0,5%. Vanaf 1 januari 2008 kan extra biobrandstof bij diesel worden bijgemengd om daarmee aan een deel van de verplichting voor benzine invulling te geven. In maart 2008 luidde Natuur en Milieu de noodklok in reactie op het door het Milieu- en Natuurplanbureau gepresenteerde rapport Local and global consequences of the EU renewable directive for biofuels: testing the sustainability criteria. De onderzoekers concluderen dat de huidige biobrandstoffen niet bijdragen aan een duurzaam transport. Er is volgens het rapport meer klimaatwinst te halen door biomassa in stroom om te zetten, dan als vervanging van benzine of diesel. Het rapport maakt duidelijk dat doorgaan met "voedsel in de tank stoppen" onverantwoord is. Natuur en Milieu vindt dat de plannen van de Europese Commissie voor tien procent biobrandstoffen in auto's onmiddellijk van tafel moeten.[19][20] Begin mei 2008 riep de Zwitserse VN-voedselrapporteur Jean Ziegler op tot een stop op de productie van biobrandstoffen, om de explosieve stijging van de voedselprijzen te doorbreken. Uit een op 10 september 2008 gepubliceerde studie van CE Delft, die is gemaakt in opdracht van Stichting Natuur en Milieu, blijkt dat het mogelijk is tegen vergelijkbare kosten met alternatieve maatregelen meer milieuwinst te bereiken. Nadat hierover door het kabinet op Prinsjesdag al was vooruitgelopen, maakte Minister Cramer op 13 oktober 2008 in een brief aan de tweede kamer officieel bekend de norm voor bijmenging te zullen stellen op 3,75% in 2009 en 4% in 2010.
Biodiesel
Biodiesel is een type biobrandstof, een duurzame energiebron, die gemaakt wordt uit plantaardige olie of dierlijk vet. Biodiesel wordt vaak toegepast in een mengvorm met uit aardolie verkregen diesel. De benaming die men er aan geeft is dan B5 (5% biodiesel) of B20 (bij 20% bijmenging). Bij gebruik van pure biodiesel spreekt men van B100. Toen Rudolf Diesel zijn eerste dieselmotor bouwde, was deze bedoeld voor olie geperst uit pinda's. Tegenwoordig zijn dieselmotoren niet meer geschikt om zonder aanpassingen te werken op pure plantaardige olin (PPO) of gebruikte plantaardige olin (Waste Vegetable Oil). Deze zijn te stroperig en geven veel roet. Om deze reden worden de olin chemisch met een korte alcohol (zoals ethanol, of methanol) omgezet door transesterificatie.
sojaolie (wereldwijd) masolie (o.a. Verenigde Staten, gedeeltelijk door een (historisch) masoverschot)
y y y y y y y y
palmolie (tropische landen) jatropha-olie (van de purgeernoot (Jatropha curcas), India en andere sub-tropische landen) karanj (vooral India) eucalyptusolie (o.a. Thailand) huttentut Camelina sativa dierlijk vet gebruikt frituurvet algen, zie biobrandstof uit algen
Milieuvoordeel
Op 27 juni 2008 brak de op biodiesel lopende Earthrace het wereldrecord voor powerboten door de circumnavigatie te voltooien in 60 dagen, 23 uur en 49 minuten. Het belangrijkste milieuvoordeel van biodiesel is dat de basisgrondstof (PPO, pure plantaardige olie) biologisch afbreekbaar is, niet giftig is en geen zwavel en aromaten bevat. Daarentegen zijn de benodigde chemicalin voor de verestering dan wel weer toxisch. Bij verbranding komt veel minder zwaveloxide en koolstofmonoxide vrij dan bij gewone brandstoffen. Maar er komen wel meer stikstofoxiden vrij, die bijdragen tot de vorming van zure regen. Met een katalysatorsysteem in autouitlaten zijn deze stikstofoxiden goed te verwijderen. De belangrijkste drijfveer voor het gebruik van biodiesel is de neutralisering van de CO2-uitstoot, veronderstellend dat de hoeveelheid CO2 die geproduceerd wordt door verbranding, eerder door de plantaardige bron uit de lucht werd gehaald tijdens het groeiproces. Een gedeelte van deze milieuwinst wordt tenietgedaan door het energieverbruik tijdens productie en transport van de grondstoffen. Verder gaat dit alleen maar op als de voor de biodiesel benodigde aanplant geplant wordt op een plek waar voorheen geen beplanting stond. Vaak wordt hiervoor echter bos gekapt (dat al CO2 uit de lucht haalde), waardoor er niet mr CO2 uit de lucht wordt gehaald dan voorheen. Wel komt er minder CO2 in de lucht omdat er nu geen aanspraak wordt gedaan op de 'C-voorraad' in de aardbodem. Het voordeel van biodiesel ten opzichte van pure plantaardige olie is dat de viscositeit ervan goed overeenkomt met die van conventionele dieselolie. Daardoor kunnen de meeste motoren er zonder aanpassingen op lopen. Echter voor permanent biodieselgebruik moeten brandstofleidingen en pakkingen van een materiaal zijn dat zich niet laat aantasten door de hogere zuurgraad van biodiesel. Dit vraagt in veel gevallen om aanpassing. Een nadeel is dat biodiesel een iets lagere energiewaarde heeft dan diesel, m.a.w. je komt minder ver met een volle tank. Verder moet, zoals gezegd, de grondstof voor biodiesel eerst bewerkt worden,
hetgeen milieubelastend is, terwijl deze grondstof ook in pure vorm gebruikt kan worden als PPO.
Nadelen en risico's
Het toenemende gebruik van biodiesel en bio-ethanol zorgt voor veel extra vraag naar gewassen waaruit olie kan worden gewonnen. Een van de grootste zorgen is met name het kappen van tropische wouden om zo ruimte te maken voor de aanbouw van de lucratieve oliepalm, zoals in de Filipijnen en op Indonesi. Naast ontbossing en erosie komen daardoor bijzondere plantensoorten en beschermde diersoorten zoals de oerang-oetang in het gedrang. Bovendien kost het transport van dit tropische biodiesel ook de nodige brandstof voor het in Nederland aan de pomp verkrijgbaar is. Economisch gezien heeft de grote vraag in westerse landen naar biobrandstoffen vergaande gevolgen. Zo was in het voorjaar van 2007, door de grote vraag naar mas voor gebruik als biobrandstof in bijvoorbeeld Amerika, de prijs voor mas en tortilla's in Mexico meer dan verdubbeld Ook in Nederland is al gewaarschuwd voor hogere prijzen voor grondstoffen door de toenemende vraag naar biobrandstoffen. Denk hierbij door de toenemende vraag naar mas, aan prijsstijgingen van producten als eieren en kippenvlees. Bierproducent Heineken waarschuwde al begin 2007 dat de prijzen voor het in Nederland geliefde biertje, door de toenemende vraag naar o.a. tarwe, zullen gaan stijgen. Voor westerse consumenten betekent de opkomst en wettelijke verplichting van biobrandstoffen een stijging van de voedselprijzen, in de derde wereld zal dit mogelijk tot een voedselcrisis leiden. Een oplossing kan zijn om (agrarische)rest producten te benutten, in plaats van plantaardige olie te gebruiken voor de energievoorziening. Diverse processen maken dit mogelijk; vergisting (CH4), vergassing (CO,H2), pyrolyse (bio-olie) en verkoling (kool) bijvoorbeeld. Met het FischerTropsch proces kunnen zogenoemde "tweede generatie" biobrandstoffen (diesel en ethanol) geproduceerd worden uit afvalstromen.
Verkrijgbaarheid
Diesel B5 aan de pomp (bij Argos Oil b-fuel genoemd) Biodiesel moet vandaag aan de internationaal geldende norm EN 14214 beantwoorden, die door de producenten en de automobielindustrie gemeenschappelijk uitgewerkt werd. Biodiesel wordt in Duitsland op relatief grote schaal toegepast en is daar bij zo'n 1700 tankstations beschikbaar. Ook in Frankrijk is biodiesel, gemengd met gewone diesel, al op veel plaatsen te verkrijgen. In Nederland is biodiesel nog maar zeer beperkt beschikbaar. Half oktober 2006 is in Emmen de eerste biodieselfabriek van Nederland volledig in bedrijf
genomen. De tweede fabriek staat in Kampen, hier wordt biodiesel uit gebruikte olin geproduceerd. Met ingang van 2007 moet er in Nederland verplicht 2% biobrandstoffen (in de praktijk biodiesel) worden bijgemengd bij de standaarddiesel aan de pomp. Jaarlijks neemt het bij te mengen percentage met 1,25% toe tot 5,75% in 2010. De doelstelling van de Europese Unie is dat in 2010 5,75% van het totale volume gebruikte brandstof van biologische afkomst is (biobrandstof). Voor benzine auto's kan ethanol als brandstof gebruikt worden.
Biomassa
Biomassa is het drooggewicht van organismen of delen ervan. Hieronder valt zowel plantaardig als dierlijk materiaal. Ook producten gewonnen uit plantaardig en dierlijk (rest)materiaal zoals onder andere suikerriet, mais, koolzaadolie, palmolie en dierlijke vetten, geproduceerd ten behoeve van energieopwekking en/of biobrandstof, worden gerekend tot het begrip biomassa. In de 'Europese richtlijn betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt' (Richtlijn 2001/77/EG) wordt de volgende definitie voor biomassa gehanteerd: 'De biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw (met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval.' Biomassa is vooral een begrip geworden omdat er op hernieuwbare basis elektriciteit mee kan worden opgewekt.
Verbranden
Biomassa kan als dood plantmateriaal verbrand worden. Biomassa in de vorm van brandhout wordt over de hele wereld en vooral in ontwikkelingslanden gebruikt om vuur te maken waarop bijvoorbeeld gekookt kan worden. In sommige landen, zoals de landen van de Sahel is dit een probleem omdat het kappen van hout leidt tot verwoestijning. In Nederland wordt het op kleine schaal toegepast in de opwekking van groene stroom. In Cuijk staat een kleine centrale waar houtsnippers verbrand worden. Ook wordt in afvalverbrandingsinstallaties niet gescheiden ingezameld papier verbrand. gftafval, dat als een vorm van natte biomassa beschouwd mag worden heeft bij verbranding een slecht energierendement.
De koolstofkringloop
Sinds kort mag biomassa zich in toenemende belangstelling verheugen, nu de aandacht voor het milieu toeneemt, evenals het besef dat onze fossiele brandstoffen aan het opraken zijn. Het grote voordeel van het verbranden van biomassa is dat het een vrijwel CO2-neutraal proces is. Bij verbranding van biomassa komt CO2 vrij, deze is echter recentelijk door de planten die worden verbrand aan de atmosfeer onttrokken. Dat is een groot verschil met de verbranding van fossiele brandstoffen, waarbij CO2 vrijkomt die zo lang was opgeslagen dat ze in praktische zin geen deel meer uitmaakte van de CO2-kringloop op deze wereld. Bij de verbranding kan echter stikstofdioxide vrijkomen. Er is discussie over de vraag of biomassa in onze toenemende energiebehoefte zou kunnen voorzien. Wel is 90% van alle groene stroom die wordt opgewekt in Nederland afkomstig van biomassa.
Eerste generatie: hout, suikerriet, mais, palmolie, koolzaadolie, rechtstreeks uit gewas afgeleide biomassa Tweede generatie: geraffineerde biodiesel of alcohol, met een chemisch proces uit biomassa geproduceerde stoffen, gebruikt frituurvet, dierlijk vet Derde generatie: biomassa die door speciaal geprepareerde organismen wordt voortgebracht, zoals algen die voor meer dan 30% uit olie kunnen bestaan.
Alhoewel algen volgens velen (een deel van) de oplossing kan zijn voor de wereldwijde vraag naar biomassa en energie, is er nog jaren onderzoek nodig om algen rendabel en duurzaam te telen op grote schaal. Doorgaans worden algen als bron voor biobrandstof niet op de markt verwacht voor 2020.
Omzetting
Er worden diverse omzettingsprocessen gebruikt om biomassa makkelijker bruikbaar te maken. Voorbeelden zijn:
y y y y y y
Biogas
Voorbeeld van een installatie voor de productie van biogas Biogas of stortgas is een gasmengsel dat ontstaat als gevolg van biologische enzymatische processen. De hoofdbestanddelen van biogas zijn methaan en koolstofdioxide. Het gas ontstaat als gevolg van vergisting (een anaeroob proces) van organisch materiaal zoals mest, rioolslib, actief slib of gestort huisvuil. Als restproduct blijft digestaat over (het natte eindproduct). Een voorbeeld van een biogas dat op natuurlijke wijze ontstaat is moerasgas. Vanwege de biologische oorsprong is biogas een duurzame energiebron. Het gebruik van (gereinigd) biogas wordt daarnaast aangemoedigd vanwege de gunstige verbrandingseigenschappen van methaan. Ook kan door gebruik van het biogas het vrijkomen van methaan (een sterk broeikasgas) worden beperkt. Tegenwoordig wordt in ontwikkelde landen steeds meer biogas gebruikt van zowel afvalwaterzuiveringen als afvalstortplaatsen. In Nederland en Belgi is dit algemeen gangbaar. Door reiniging van biogas kan de kwaliteit van het biogas worden verbeterd (met name door verwijdering van water en waterstofsulfide). Toepassing vindt bijvoorbeeld plaats in WKKs en als autobrandstof (vergelijkbaar met CNG). In Nederland wordt opgewaardeerd biogas bijgemengd in het aardgasnet. In dat geval is ook verwijdering van het grootste deel van het aanwezige koolstofdioxide noodzakelijk om een voldoende hoge verbrandingswaarde te halen. Recent staat ook het maken van LNG van biogas in de belangstelling. De LNG is dan bedoeld als transportbrandstof voor zware voertuigen.
Toepassingen in Nederland
In Nederland nam de vergisting van mest toe als gevolg van de zogenoemde MEP-subsidie. Door afschaffing van deze subsidie door het vorige kabinet Balkenende kwamen de meeste initiatieven echter in de ijskast te liggen. In 2008 is de MEP opgevolgd door de Stimuleringsregeling duurzame energieproductie (SDE). De SDE kent een opsplitsing op basis van verschillende typen installatie. Biogasproductie uit GFT en rioolslib kwam dankzij de SDE in 2008 weer op gang, maar door een te lage vergoeding bleef de productie uit mest stilliggen. In juni 2006 waren er in Nederland zo'n 30 agrarische biogasinstallaties. Het door mestvergisting geproduceerde biogas wordt over het algemeen gebruikt in een warmtekrachtcentrale. En biogasinstallatie van een boerenbedrijf kan tussen de 300 en 500 gezinnen van elektriciteit voorzien. In veehouderijen wordt bij mestvergisting soms ook plantaardig materiaal toegevoegd om het vergistingsproces te verbeteren (covergisting).
Toepassingen in Belgi
In Belgi neemt vergisting momenteel juist sterk toe door gunstige ondersteuningsmaatregelen. Er zijn onder andere installatie op sites in Leuven (Interbrew), Dendermonde (Oudegem Papier), Ardooie (Unifrost), Wevelgem (Alpro), Quvy (Vanheede). In 2011 werken er in Vlaanderen 29 biogasinstallaties. Samen zijn ze op jaarbasis goed voor een totaal elektrisch vermogen van 38 megawatt, omgerekend is dat genoeg voor de elektriciteitsvoorziening aan 95.000 gezinnen. Naast de 29 werkende biogasinstallaties zijn er op dit ogenblik nog 23 andere installaties vergund. Die verkeren nog in de studiefase of zijn in aanbouw. Er zijn tevens 7 initiatieven die om diverse redenen stilliggen. Belgi wil binnen 10 jaar 13% van alle geproduceerde energie uit hernieuwbare bronnen halen (bron: VILT).
Productie
Typische samenstelling van biogas Product Molecuulformule % Methaan CH4 60 (30-80) Koolstofdioxide CO2 35 Waterstofsulfide H2S 02 Ammoniak NH3 02 Waterdamp H2 O 02 Biogas kan geproduceerd worden in verschillende processen, zoals:
y y y
Vergistingsinstallaties (mest, energiemais, slib-vergisters bij rioolwaterzuiveringsinstallaties, ... ) Anarobe waterzuivering Industrile vergisting van onder andere supermarktafval, horeca-afval en andere industrile reststromen
Voor de productie van biogas worden in de meeste gevallen dan ook de volgende grondstoffen gebruikt:
y
afvalstromen o slib van waterzuiveringstations o organisch afval plantaardig afval slachthuisafval o stortplaatsafval energiegewassen o energiemas o olifantsgras (beide varianten) o glycerine bijproduct biodiesel van koolzaad of sojabonen
Groen gas
Groen gas staat voor methaanhoudend gas dat is geproduceerd uit biomassa en kan dienen als alternatief voor aardgas. Groen gas kan worden geproduceerd via:
y y
De synthetische processen zijn nog niet marktrijp, vandaar dat op korte termijn vooral over biogas wordt gesproken. Biogas wordt tot nog toe hoofdzakelijk gebruikt voor elektriciteitsproductie. Als de restwarmte niet goed benut kan worden is dat echter niet de optimale oplossing. Vandaar dat de overheid er naar streeft groen gas bij te mengen in het normale aardgasdistributienet. Voor biogas betekent dit dat het eerst in zuiverheid en energiewaarde moet worden opgewaardeerd, zodat die overeenkomen met de waarden voor
aardgas. Vanaf 1 januari 2008 kan voor de productie van groen gas subsidie worden gekregen via de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE). Vanuit de Energietransitie is er een werkgroep Groen Gas opgezet (binnen het Platform Nieuw Gas) welke met plannen komt om groen gas te stimuleren. Op 19 december 2007 heeft deze werkgroep haar rapport "Vol gas vooruit" aangeboden aan de minister van Economische Zaken. In Nederland kan over twaalf jaar 8 tot 12 procent van het aardgas worden vervangen door groen gas', en in het jaar 2050 kan dit zijn opgelopen tot 50 procent. Om productie van groen gas op termijn zonder subsidie rendabel te maken, moet die op enige schaal tot stand worden gebracht. Bovendien moet de productie voldoen aan criteria rond duurzaamheid. Op korte termijn kan groen gas ingezet worden om voertuigen te laten rijden in de buurt van vergistingsinstallaties. Op een aantal plaatsen wordt al groen gas ingevoerd in het regionale aardgasdistributienet. Volgens de werkgroep moeten belemmeringen worden weggenomen om hierbij alle betrokken partijen goed te laten samenwerken. Om de productie van Groen Gas flink op te voeren is naast biogas ook SNG nodig. Hiervoor is het noodzakelijk dat het onderzoek naar vergassing van biomassa op gang komt.
Klimaatgecompenseerd gas
De term "groen gas" wordt ook als marketingterm gebruikt door energiebedrijven. Hiermee wordt aardgas bedoeld waarbij het energiebedrijf ervoor zorgt dat de CO2-uitstoot volledig wordt gecompenseerd en niet bijdraagt aan het broeikaseffect. Men spreekt daarom ook wel van "klimaatgecompenseerd gas". Zo kan de CO2-productie bij verbranding, gecompenseerd worden door elders in de wereld bomen te planten, die het gas opnemen. Een andere methode is het gebruik van in het Kyoto-protocol geschapen mogelijkheid om CO2-certificaten te kopen, waardoor de CO2 -uitstoot van groen aardgas elders in de wereld middels beschermende maatregelen wordt gecompenseerd. Deze CO2-certificaten worden onder toezicht van de Verenigde Naties uitgegeven.
Lpg (brandstof)
Lpg staat voor Liquefied Petroleum Gas (ook wel liquid propane gas). In Belgi en Nederland wordt hiermee in het algemeen autogas bedoeld.
Gebruik
Autogas wordt gebruikt als brandstof in mengselmotoren voor onder andere auto's. Autogas is een mengsel van propaan (C3 H8) en butaan (C4 H10). Afhankelijk van de buitentemperatuur worden de twee gassen in een bepaalde verhouding gemengd. Bij hogere temperaturen wordt meer butaan gebruikt, terwijl bij lagere temperaturen meer propaan aan het mengsel wordt toegevoegd omdat butaan bij lage temperaturen niet genoeg verdampt. Propaan/butaanmengsels wordt ook gebruikt als drijfgas in spuitbussen, waarbij de verhouding tussen propaan en butaan gebruikt wordt om de gewenste dampdruk te bereiken. Ook kan er gekookt worden op lpg, maar in Nederland wordt hiervoor meestal zuiver propaan gebruikt. Het zit dan opgeslagen in de bekende gasflessen of in de minder bekende propaantanks die voor grootverbruik bedoeld zijn. Propaan wordt ook gebruikt voor het verwarmen van woningen en bedrijfspanden en/of als warmwatervoorziening, met name waar geen aardgasnet is of door particulieren in de recreatie zoals in de caravan met de herkenbare gasfles in de disselbak. Propaan wordt verder gebruikt voor heteluchtballonnen.
Herkomst
Lpg ontstaat bij productie en behandeling van aardgas en aardolie[4] en is dus een fossiele brandstof. Tegenwoordig wordt ongeveer 60% van de lpg gewonnen uit gasvelden tegen 40% uit raffinage van olie. Ook bij het vloeibaar maken van aardgas wordt de lpg van het gasmengsel gescheiden omdat het mengsel anders zou bevriezen. In Nederland werd in 1955 lpg gentroduceerd door Bessel-Kok (BK Gas).
G3-installaties
De derde generatie autogasinstallaties worden G3-installaties genoemd. Tegenwoordig bestaan er verschillende soorten G3-installaties. Deze maken gebruik van de aansturingstijden voor de benzine-injectoren berekend door de boordcomputer. Deze tijden worden omgerekend naar stuurtijden voor de gasinjectoren. Hierdoor is er nauwelijks nog sprake van vermogensverlies, zoals bij oudere generaties het geval was. G3-installaties worden via de wegenbelasting gesubsidieerd. Deze is aanzienlijk lager dan voor auto's met dieselmotor.
Sequentile installaties
Sequentile installaties hebben een eigen doseerventiel per cilinder. Deze moderne installaties hebben meestal geen eigen rekenmodule, maar rekenen het door de boordcomputer berekende kenveld om naar equivalente gasvolumes. Daarom is de ombouw en programmering eenvoudiger. Een multi-point injectiesysteem is echter een voorwaarde. Nieuwere auto's hadden al sinds halverwege negentiger jaren deze technologie. Met deze installaties kon het Euro-On-Board-Diagnostics (EOBD) gebruikt worden. Hierbij zijn de uitlaatgassen schoner dan die bij verbranding van benzine.
VSI-Installatie
VSI is de afkorting van Vapour Sequential Injection, vrij vertaald "dampvormige sequentile injectie". Met deze ontwikkeling is er een nieuw tijdperk aangebroken op het gebied van alternatieve brandstofsystemen, zoals lpg en CNG. Het systeem werkt volledig gentegreerd met het benzinemanagement van de wagen, wat als voordeel heeft dat de EOBD-functie van de wagen niet benvloed wordt door het lpg-systeem. Door net zo als op benzine per cilinder de lpg te injecteren is er geen merkbaar verschil meer tussen het rijden op benzine of lpg. De ECM is zo ontworpen zodat deze geschikt is voor 3, 4 ,5 ,6, 8 en 10 cilinder motoren. In combinatie met software kunnen er optimale emissies en rijeigenschappen bereikt worden. De Nederlandse producent Prins Autogassystemen in Eindhoven heeft de naam VSI als merknaam geregistreerd.
LPI-Installaties
LPI is de afkorting van Liquid Propane Injection en betekent vloeibaarpropaaninjectie. De sequentile gasinjectie in vloeibare vorm kan gezien worden als de nieuwste generatie gassystemen (de zogenaamde vijfde generatie). Het grote voordeel van vloeibare injectie is de koelende werking van het verdampen van het gas in de cilinder. Zo ontstaat een betere vullingsgraad van de cilinders en daarmee een betere prestatie van de motor. Een nadeel is een iets hoger brandstofverbruik. Deze techniek was al aan het begin van de jaren negentig bekend. De Nederlandse producent Vialle Alternative Fuel Systems BV heeft de naam LPi als merknaam geregistreerd. Daarom noemt de firma ICOM deze techniek JTG.
LPdi-Installaties
Het zogenaamde LPdi-systeem (Liquid Propane Direct Injection) maakt voor het eerst mogelijk dat het lpg, net als bij de benzinemotor, direct in de cilinder wordt ingespoten. Het LPdi-systeem komt voor verschillende merken, motoren en directe inspuitingtechnologien beschikbaar, waardoor nu meer nieuwe auto's technisch in aanmerking komen voor autogas. Aanpassingen aan het koelsysteem van de motor zijn niet nodig, daarnaast behoeft LPditechniek geen onderhoud. Ook blijft de emissiegoedkeuring (Euro-norm) ongewijzigd van kracht.
Het inbouwen van een lpg-installatie kost tussen 1.000 en 2.700. Afhankelijk van inbouwkosten, motorrijtuigenbelasting en benzine/lpg-prijs, is het bij ongeveer 10.000 km/jaar al voordeliger om op lpg te rijden. Bij aanschaf van een tweedehands-auto op lpg ligt deze afstand aanzienlijk lager omdat de inbouw van de lpg-installatie al is afgeschreven. Voor auto's op lpg tot 850 kg wordt geen extra motorrijtuigenbelasting geheven, waardoor er voor die auto's geen minimum aantal terugverdienkilometers per jaar is, en een lpg-installatie zich uiteindelijk altijd terug verdient. Motoren van oudere auto's die niet geschikt zijn voor loodvrije benzine, kunnen niet langdurig op lpg lopen. Hier moet loodvervanger aan de benzine worden toegevoegd of er moeten klepzittingen van hard staal (stellite of inconel) in de cilinderkop worden gemonteerd. Een G3-status wordt enkel verleend op omgebouwde auto's die qua uitstoot voldoen aan emissienorm 94/12. Praktisch betekent dit dat alle auto's vanaf 1 januari 1995 die omgebouwd zijn naar lpg in aanmerking komen voor de belastingkorting.
Explosiegevaar
Omdat lpg(-damp) in een bepaalde verhouding met lucht gemengd explosief is (zie explosiegrens), mogen tankstations met lpg in Nederland niet in de directe omgeving van woningen gebouwd worden. Het transport van lpg kan gevaar opleveren. Zo ontplofte in juni 2009 een treinwagon met lpg in het Italiaanse Viareggio. Daarom probeert men dit transport te beperken. Uit onderzoek is gebleken dat lpg-tanks in auto's dermate sterk zijn dat deze bij autoongelukken vrijwel nooit scheuren, in tegenstelling tot benzinetanks. Bovendien hebben lpgtanks een voorziening die de gasstroom uit een gescheurde gasleiding afsluit. Een lpg-tank mag om veiligheidsredenen voor maximaal 80% gevuld worden. Hiervoor zorgt een extra veiligheidsventiel in de tank. In sommige ondergrondse parkeergarages en tunnels (bv de Kanaaltunnel) zijn lpgvoertuigen, om veiligheidsredenen, niet toegelaten.
Waterstofauto
Vulopening voor waterstof van een BMW in het Museum Autovision in Altluheim (Duitsland)
Tank voor vloeibare waterstof van Linde in het Museum Autovision in Altluheim (Duitsland)
Een waterstofauto is een auto die niet rijdt op fossiele brandstoffen zoals benzine of diesel, maar op waterstof (H2). De waterstof kan dienen als brandstof voor een traditionele verbrandingsmotor, of het wordt, bij een brandstofcelauto in een brandstofcel met zuurstof (O2) uit de lucht omgezet in water (H2 O). In het laatste geval wordt de auto dus aangedreven door elektromotoren. In beide gevallen is het enige restproduct waterdamp.
Voordelen
Het grote voordeel van de waterstofauto's is dat er geen regionale luchtverontreiniging ontstaat. Bij de verbranding van waterstof gas ontstaat uitsluitend waterdamp, in tegenstelling tot fossiele brandstoffen komt er geen koolstofdioxide (CO2) vrij. Dit is een broeikasgas dat bijdraagt aan het versterkte broeikaseffect, hetgeen klimaatverandering, zoals opwarming van de aarde, ten gevolge heeft. Waterstof heeft als tweede voordeel dat het quasi onuitputtelijk is. Er kan altijd nieuwe waterstof gemaakt worden uit water, echter met behulp van energie. De voorraad fossiele brandstoffen (en zeker aardolie) daarentegen, raakt langzamerhand uitgeput en nieuwe aardolie kan niet makkelijk gemaakt worden. Er moet dus gezocht worden naar een alternatief voor aardolie, om de benodigde energie op te wekken.
Derde voordeel is, bij gebruik van brandstofcellen, de stille aandrijving, als gevolg van het ontbreken van mechanische delen in de brandstofcel, die waterstof omzet in elektrische energie. Het enige geluid komt dan nog van de elektromotoren, die stiller zijn dan verbrandingsmotoren. Hierdoor zou geluidsoverlast als gevolg van verkeersdrukte voornamelijk in stedelijke gebieden aanzienlijk afnemen. Aan de andere kant heeft verkeerslawaai ook een nuttige functie, namelijk het waarschuwen van andere verkeersdeelnemers voor een (aankomend) gevaar. In stedelijke omgevingen, waar veel zwakke verkeersdeelnemers als fietsers en voetgangers zijn, kunnen te stille auto's gevaarlijke situaties opleveren, omdat deze weggebruikers een met een elektromotor aangedreven auto niet horen aankomen.
Nadelen
Het gebruik van waterstof als brandstof in de auto heeft ook nadelen. Waterstof is een gas met een zeer lage dichtheid, waardoor het opslaan van een kleine hoeveelheid waterstof al een enorme waterstoftank zou vragen en daarvoor is in een auto geen plaats. Met de stand van de techniek van 2011 passen met koolstofvezel versterkte waterstoftanks alleen in grotere auto's (SUV's). De koreaanse ix35 FCEV auto bijvoorbeeld is een SUV met een tank waar 5,6 kg waterstof in gaat met een druk van 70 MPa. De auto kan daarmee 650km ver komen. Tankstations hebben hetzelfde probleem als autobrandstoftanks: ze moeten werkelijk enorm zijn. Ook het vervoer van centrale opslagplaats naar deze tankstations vormt een probleem: vrachtautotanks kunnen ook niet veel groter worden en dus zullen de tankwagens vaker moeten rijden. Een ander nadeel van het gebruik van waterstof is dat er geen infrastructuur voor bestaat: er zijn nog weinig tankstations waar waterstof getankt kan worden. Ook een derde probleem is dat waterstof een ontplofbaar mengsel vormt als het in aanraking komt met zuurstof. De gevolgen van een klein lek kunnen dus vele malen erger zijn dan in een gewoon 'benzine'station. Dit laatste probleem zou opgelost kunnen worden door het waterstofgas met behulp van CO2 uit de atmosfeer om te zetten in mierenzuur (CH2O2). Mierenzuur is vloeibaar bij kamertemperatuur en niet ontvlambaar. Met een katalysator van ijzer zou het mierenzuur in de auto terug omgezet kunnen worden in CO2 en H2. De enige koolstofdioxide die bij dit proces vrijkomt is de CO2 die gebruikt werd om het waterstofgas om te zetten naar de tussenbrandstof (mierenzuur). (bron EPFL zwitserland) Bij de productie van grote hoeveelheden waterstof middels electrolyse komen eveneens grote hoeveelheden zuurstof vrij.
Oplossingen
Een oplossing voor de omvang van de tanks zou het comprimeren (samenpersen) van de waterstof kunnen zijn. Wetenschappers zijn druk bezig hiervoor een veilige en betaalbare methode te ontwikkelen. Een andere mogelijkheid is het opslaan van waterstof in minuscule bolletjes, waarmee de waterstof met een veel grotere dichtheid kan worden opgeslagen. Tevens zou deze opslagmethode veiliger zijn. Een derde mogelijkheid is het opslaan door gebruik te maken van een metaal. Een metaal vormt namelijk een kristalrooster waar het waterstof tussen zou kunnen gaan zitten. Op deze manier worden metaalhydriden gevormd. Ook dit is nog in ontwikkeling. Dit illustreert gelijktijdig een van de grootste problemen bij
het opslaan van gecomprimeerde waterstof in (goedkope) stalen tanks; het diffundeert in de tankwand en vormt gasbellen samen met de koolstof uit de chroomcarbiden. Een fijnmazig net van tankstations zal naar verwachting vanzelf ontstaan indien er goede waterstofauto's ontwikkeld worden en op de markt komen.
Bussen en touringcars
Niet alleen auto's kunnen gaan rijden op waterstof, ook (stads)bussen kunnen rijden op waterstof. Dit is vooral zinvol in steden, waar door de inzet van waterstofbussen de luchtkwaliteit kan verbeteren. Er lopen momenteel al projecten waarbij op proef met waterstofbussen wordt gereden. Zie verder: brandstofcelbus.