Вы находитесь на странице: 1из 25

Biobrandstof

Het persen van purgeernootzaden tot jatropha-olie. Jatropha-olie is een biobrandstof waar flink in wordt genvesteerd. Het behoort tot de biobrandstoffen van de tweede generatie. Biobrandstof is een algemene verzamelnaam voor verschillende soorten brandstoffen die gemaakt worden uit biomassa. Biobrandstoffen in vaste, vloeibare of gasvormige toestand kunnen rekenen op toenemende interesse van het grote publiek en vanuit wetenschappelijke hoek. Als hernieuwbare brandstoffen vormen ze een alternatief voor fossiele brandstoffen, waarvan de voorraad eindig en dus niet hernieuwbaar is. Interesse komt onder andere vanwege het feit dat olieprijzen pieken en aardolieproducten sinds 2005 relatief gezien hoge prijzen kennen over langere tijd. Biobrandstoffen maakten in 2008 ongeveer 1,8% uit van de brandstoffen die gebruikt werden voor transport.

Geschiedenis

Rudolf Diesel gebruikte biobrandstof in zijn dieselmotor. Voor de ontdekking van fossiele brandstof (turf, bruinkool, steenkool, aardolie, teerzand en aardgas) gebruikte men alleen maar biobrandstoffen zoals hout, houtskool, gedroogde uitwerpselen, plantaardige olie of dierlijk vet), die wereldwijd nog steeds gebruikt worden als energiedrager. De originele auto's van Henry Ford waren gemaakt om op biobrandstof te rijden. Ook de eerste dieselmotor van de Franse uitvinder Rudolf Diesel liep op pure plantaardige olie, namelijk pindaolie. Voordat petroleum, geraffineerd uit aardolie, algemeen beschikbaar kwam was walvistraan een veel gebruikte olie voor olielampen.

Verschillende soorten biobrandstof


Biobrandstoffen zijn in verschillende aggregatietoestanden beschikbaar: vast, vloeibaar en gasvormig. Vloeibare en gasvormige biobrandstoffen worden verkregen uit (vaste) biomassa, zoals dode planten. Biomassa kan ook direct omgezet worden in groene stroom. De makkelijkste manier om biobrandstoffen in auto's te gebruiken is om er een vloeistof van te maken. Een onderzoek van drie Amerikaanse wetenschappers gepubliceerd in het weekblad Science, heeft aangetoond dat het efficinter is om biobrandstof direct om te zetten in groene stroom in plaats van er een vloeibare biobrandstof van te maken.

Vloeibare biobrandstoffen
Vloeibare biobrandstoffen worden vooral geproduceerd om de gangbare fossiele brandstoffen, zoals benzine, diesel en kerosine te vervangen. Als vervanger van benzine worden de volgende biobrandstoffen gebruikt: bio-ethanol, biobutanol, biomethanol, bio-ETBE, bio-MTBE en synthetische biobenzine.

Als vervanger van diesel gelden biodiesel, bio-dimethylether (of DME), puur plantaardige olie (of PPO) en synthetische biodiesel.

De Volvo FlexiFuel S40 uit 2005 was een van de eerste auto's die op E85 reden. Daarnaast worden ook veel mengbrandstoffen gemaakt. Hierbij wordt fossiele brandstof met biobrandstof gemengd in een bepaalde verhouding. Er zijn verschillende mengbrandstoffen op de markt verkrijgbaar. Deze producten bestaan vaak voor een (groot) deel uit fossiele brandstof en voor een (klein) deel uit biobrandstof. Soms worden deze brandstoffen ook wel flexifuel genoemd. Voorbeelden van deze mengbrandstoffen zijn:
y y

hE15 E85

Verschillende proeven zijn genomen om kerosine te vervangen door biobrandstof.

Gasvormige biobrandstoffen
Biogas kan direct of na verdere zuivering gebruikt worden als biobrandstof. Via industrile technieken, waaronder pyrolyse en vergassing, kunnen gasvormige biobrandstoffen uit vaste of vloeibare biomassa worden geproduceerd.

Balansen
Van biobrandstoffen zijn twee balansen van belang:
y y

De "ecobalans": de besparing van CO2 en andere emissies en toenemend ruimtegebruik ten opzichte van fossiele brandstoffen. De "energiebalans": hoeveel energie een liter brandstof oplevert in relatie tot de hoeveelheid energie die het kost om een liter van die brandstof te maken. (Een andere term die hiervoor wordt gebruikt is wel EROEI (Energy Returned on Energy Invested)

Voordelen van biobrandstoffen


Bij dit Duitse tankstation is de prijs voor biodiesel lager dan voor normale diesel. (Opmerking: belastingen en subsidies maken de werkelijke prijs van biodiesel onduidelijk voor de consument)

De voordelen van biobrandstoffen zijn:


y y y

y y y y y

Significante reducties (tot 70%) van roet en fijnstof bij bijvoorbeeld bij pure plantaardige olie (PPO), met aangepaste motoren. Het inzetten van landbouwgrond die tot nu toe moest worden 'braak'gelegd, om voedseloverschotten te voorkomen. Een grotere keus voor zogenoemde wisselteelten, waar granen en koolzaad elkaar afwisselen, die elkaar teelt-technisch ondersteunen en eventueel minder stikstof voor bemesting nodig is. Een betere grondstructuur, met name bij koolzaadteelten, waarbij de penwortels tot soms 1 m diep de structuur van de bodem verbeteren. Nieuwe mogelijkheden voor boeren over de hele wereld, die zowel de voedselmarkt als energiemarkt als afzetmogelijkheden hebben. Via de inzet van braakliggende landbouwgebieden en teelt van energiegewassen wordt de bij anders verbranding vrijkomende CO2 gerecirculeerd als nieuwe brandstof. De ontwikkelingslanden krijgen nieuwe kansen en mogelijkheden. Sommige zijn daar inmiddels volop mee bezig door de aanplant van bijvoorbeeld de purgeernoot. Bovenal helpen biobrandstoffen aan een afsluiting van het olietijdperk en geven nieuwe impulsen aan innovaties, werkgelegenheid, investeringen en zorgen voor onafhankelijkheid van Rusland en het Midden-Oosten . Gebruik van biobrandstoffen kan helpen bij het realiseren van energie-autarkie.

Nadelen van biobrandstoffen


Biobrandstoffen zijn gebaseerd op dezelfde energieopwekking (fotosynthese) als land- en bosbouw. Daardoor kan concurrentie ontstaan tussen landbouw voor voedsel en voor energie om de beschikbare productiemiddelen, zoals landbouwgrond, water en kunstmest. Opwekkingsmethoden met een veel hogere opbrengst en die geen goede grond, water of kunstmest behoeven, zoals het gebruik van zonnecellen, worden daarom -althans op langere termijn- door velen als een beter alternatief gezien. Vaak wordt kunstmest gebruikt om biobrandstoffen te telen. Het gebruik van kunstmest leidt echter tot de uitstoot van het broeikasgas lachgas (N2 O). Lachgas heeft een 310 keer sterkere broeikaswerking dan CO2. Omdat voor de productie van biobrandstoffen vaak veel grond nodig is wordt er getwijfeld of het grondoppervlak wel toereikend is voor de energiebehoefte. Voor de teelt van biobrandstoffen is ook relatief veel water benodigd.

Concurrentie met voedselgewassen


De toegenomen vraag naar biobrandstof leidt tot hogere voedselprijzen. Bij gewassen die zowel als voedingsmiddel als voor biobrandstof gebruikt kunnen worden, kan de voedselvoorziening in het geding komen waarbij het armste deel van de wereldbevolking het eerst de gevolgen ondervindt. In januari 2007 braken in Mexico protesten uit als gevolg van prijsstijgingen van 400% voor tortilla's door de toegenomen vraag in de Verenigde Staten naar mas voor biobrandstof.

De Wereldbank concludeerde in een eerste rapport in april 2008 dat de vraag naar biobrandstoffen n van de oorzaken was van de stijging van de wereldwijde voedselprijzen. In een later rapport wijzigde de Wereldbank haar conclusie en stelde zij vast dat de vraag naar biobrandstoffen weliswaar een van de oorzaken was, maar dat speculatie op de wereldmarkt de belangrijkste oorzaak voor de stijging was. De hulporganisatie Oxfam concludeerde in juni 2008 dat biobrandstoffen tot een toename van wereldwijde armoede leiden. De speciale rapporteur van de Verenigde Naties die dit probleem onderzocht, noemde biobrandstoffen zelfs een "misdaad tegen de menselijkheid", omdat biobrandstoffen honger zouden veroorzaken.

Generaties biobrandstoffen
Biobrandstof van de eerste generatie
Biobrandstoffen van de eerste generatie zijn gebaseerd op suikers, zetmeel, plantaardige olie of dierlijke vetten, die met conventionele chemische processen of vergisting worden omgezet in brandstoffen. Het gaat hier meestal om voedselgewassen als brandstof. Biodiesel wordt onder andere verkregen uit mais (maisolie), koolzaad (koolzaadolie), oliepalm (palmolie) en uit soja (sojaolie). Bio-ethanol wordt onder andere verkregen uit suikerbiet, suikerriet, suikerpalm en ook uit graan.

Biobrandstof van de tweede generatie

Oogsten van wilgen Biobrandstoffen die niet aan voedsel gerelateerd zijn, worden meestal de tweede generatie genoemd. Deze worden gemaakt uit planten die hiervoor geteeld worden (energiegewassen) of uit oneetbare gedeelten van voedselgewassen. Onderstaande planten bevatten veel cellulose en dat is relatief lastig om te zetten in energie. Biobrandstoffen van de tweede generatie zijn onder andere:
y y y y

Energiegewassen zoals wilgen en Pongamia pinnata. Vruchten van niet voor consumptie geschikte planten, zoals de purgeernoot. Houtsnippers Stro

y y y y

Oneetbare gedeelten van voedselgewassen Dierlijk vet Gebruikt frituurvet Afval

Deze hebben niet de nadelen van de eerste generatie. Verscheidene cellulose-ethanol testfabrieken zijn reeds operationeel, maar de eerste echte commercile celluloseethanolfabrieken, zullen in 2009/2010 van start gaan Een voorbeeld is jatropha-olie. De geperste olie is op conventionele wijze tot brandstof te verwerken, maar de plant, de purgeernoot is geen voedselgewas (de zaden zijn giftig), en hoeft daar ook niet mee te concurreren omdat deze nog op zeer droge grond kan groeien. Gemaakte claims dat de plant een hoge olieproductie zou hebben en weinig arbeidsintensief zou zijn, lijken echter niet zonder meer gerechtvaardigd Naast plantaardig materiaal wordt ook afval gebruikt als biobrandstof. De soorten afval die te verwerken zijn, mogen zich voordoen als zwaar organisch belast afvalwater, maar ook stroperige afvalstromen of zelfs vaste afvalstromen. De enige voorwaarde is dat ze van organisch-biologische aard zijn en dus geen giftige stoffen bevatten die de anaerobe bacterin zouden doden.

Biobrandstof van de derde generatie


Ter onderscheiding van de tweede generatie wordt naar diverse nieuwe ontwikkelingen verwezen als 'derde generatie' biobrandstof. In Nederland wordt hieronder vaak biobrandstof uit algen verstaan. Gebruik van algen als biobrandstof heeft als voordeel dat het niet concurreert met voedsel of ander gebruik van planten. De algen worden speciaal voor dit doel gekweekt. Algen worden nog maar op beperkte schaal gebruikt, maar zijn wel in opkomst. Er wordt op het moment veel onderzoek gedaan en gexperimenteerd naar biobrandstof uit algen. Ook de KLM wil nu experimenteren met biobrandstoffen. Dit om schoon en goedkoop te kunnen vliegen. Met behulp van genetische technologie kan de productie door algen en/of bacterin verder verhoogd worden. In Amerika kijkt men breder en wordt soms een indeling gehanteerd waarbij de tweede generatie chemische conversie gebruikt, terwijl de derde generatie genetische modificatie gebruikt.Doordat de indeling in generaties onvoldoende inzicht geeft om verschillende biobrandstoffen te vergelijken, wordt tegenwoordig steeds meer gekeken naar de duurzaamheidsaspecten en wordt onder meer vergeleken op basis van de ecobalans.

Methoden voor het maken van biobrandstoffen


Er zijn verschillende methoden om biomassa om te zetten naar een biobrandstof. Hieronder worden de belangrijkste methoden beschreven.

Alcoholische vergisting

Vergisting is een vrij beproefd proces dat al zeer lang wordt toegepast om plantaardige grondstoffen om te zetten in vloeibare of gasvormige brandstoffen. Het is een biologisch omzetting, die in de vrije natuur ook veel voorkomt. Zo ontstaat er bij vergisting van suikers ethanol (alcohol). In Brazili rijden veel auto's op ethanol. Deze ethanol wordt gewonnen uit vergist sap van suikerriet met behulp van destillatie. In landen zoals Brazili, de VS en anderen, wordt ethanol ook vermengd met gewone benzine. De brandstof krijgt een benaming verwijzend naar het percentage ethanol. Het gebruik van dit type brandstof vereist dan meestal wel een kleine aanpassing van de motor, aangezien ethanol een lagere energiedichtheid heeft dan benzine. Het belangrijkste voordeel van alcoholen is de zuivere branding, waardoor vrij weinig roetdeeltjes vrijkomen en de motor langer mee zou gaan. Bovendien brengt ethanol door het lage vriespunt (-114C) bij toevoeging aan benzine een vriespuntsdaling teweeg en heeft hierdoor hetzelfde effect als antivries.

Andere vergisting
Bij een andere vergisting van organisch materiaal ontstaat biogas voornamelijk (kooldioxide) en bio- (methaan). Dit proces wordt onder meer toegepast bij zuivering van rioolwater en bij de verwerking van mest, maar biogaswinning is ook mogelijk vanuit voedselresten, stro en andere vergistbare stromen. Met het vrijgekomen biogas wordt bijvoorbeeld een warmtekrachtkoppeling (WKK) gestookt, die elektriciteit en warmte produceert. Na gedeeltelijke zuivering kan het biogas (groen gas geheten) ook aan het Nederlandse aardgasnet worden geleverd. Het biogas kan ook verder worden opgewaardeerd tot biomethaan en vervolgens vloeibaar gemaakt. Dit bio-LNG (vloeibaar biomethaan) is een schone en goedkope vloeibare biobrandstof van de tweede generatie. De productie van biomethaan kost veel minder energie dan andere tweede generatie biobrandstoffen en bewerkstelligt daardoor een veel hogere CO2 reductie.

Pyrolyse
Pyrolyse is een van de oudste methoden. Het was lange tijd de enige manier om methanol te winnen uit bijvoorbeeld hout, met houtteer of -olie en houtskool als nevenproducten. Pyrolyse is ook het proces waarmee de houtgasgenerator werkte, waarmee men tijdens de Tweede Wereldoorlog auto's op hout en turf liet rijden (vanwege benzineschaarste). Door middel van pyrolyse kan biobrandstof gewonnen worden uit gewassen en gewasresten, maar ook diermeel kan hiervoor gebruikt worden.

Het Carbo-V-proces
Het Carbo-V-proces verloopt in twee stappen:
y y

In de eerste stap wordt bij ongeveer 450 C de biomassa omgezet in cokes en een teerhoudend gas. Vervolgens wordt de cokes gemalen. In de tweede stap wordt bij ongeveer 1500 C het teerhoudende gas omgezet in een gas dat bestaat uit kleinere moleculen. Dit gas wordt gebruikt voor het verhitten van de gemalen cokes, waardoor deze ook omgezet wordt in gas. Na het zuiveren van dit gas is het vergelijkbaar met synthesegas.

Het Carbo-V-proces is ontwikkeld door CHOREN Industries.

Hydro Thermal Upgrading


Het HTU-proces is, simpel voorgesteld, te vergelijken met de vorming van aardolie, maar dan veel sneller. Biomassa wordt, vermengd met water, verhit tot ongeveer 350 C bij een druk van ongeveer 160 bar, gedurende zo'n 15 minuten. Hierbij ontstaat een drab die vergelijkbaar is met ruwe aardolie. Na een raffinageproces is hier dieselolie, kerosine en zelfs benzine uit te halen, die wat kwaliteit en eigenschappen betreft vergelijkbaar zijn met dezelfde producten uit aardolie. Omdat het proces in water plaatsvindt, gelden er weinig eisen voor de grondstof. Deze hoeft bijvoorbeeld niet droog te zijn, zodat er een ruime keuze is uit allerlei reststromen van organisch afval. Het vormt daarom een uitstekend alternatief voor composteren. Bij composteren komt uiteindelijk net zoveel CO2 vrij als bij verbranding, maar wanneer het materiaal, in plaats van te composteren, wordt omgezet in bruikbare brandstof is er nuttige arbeid uit te halen. Echter, de CO2 afgifte is bij verbranding direct terwijl dit bij composteren een veel geleidelijker proces is van maanden tot jaren. De buffer capaciteit van CO2 bij composteren is derhalve vele malen groter dan bij een verbrandingsproces.

Duurzaamheid van biobrandstoffen


Biobrandstoffen zijn hernieuwbaar. Als planten groeien, gebruiken ze met fotosynthese zonlicht voor het opslaan van koolstofdioxide (CO2). De hoeveelheid CO2 die vrij komt bij het verbranden van deze brandstof is gelijk aan de hoeveelheid CO2 die de planten tijdens hun leven hebben opgenomen. Toch is het niet zo dat biobrandstoffen klimaatneutraal zijn. Tijdens de productie en transport van biobrandstoffen worden fossiele brandstoffen gebruikt, maar vooral het gebruik van kunstmest zorgt voor de uitstoot van het broeikasgas distikstofoxide N2 O. De invloed van biobrandstoffen op het klimaat hangt sterk af van de manier waarop ze geproduceerd worden.

Alternatief voor fossiele brandstoffen


Fossiele brandstofvoorraden zijn in tegenstelling tot biobrandstoffen eindig. Doordat er ruim 100 jaar hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van fossiele brandstoffen, zijn infrastructuur en verbruikers daarop ingericht. Om biobrandstoffen gemakkelijk toepasbaar te maken moet het als energiedrager op dezelfde manier te gebruiken zijn als aardolieproducten, aardgas of steenkool.

Duurzaamheidscriteria biobrandstof

Jacqueline Cramer opent in juli 2008 een tankstation waar hE15 verkrijgbaar is. Een commissie onder leiding van Jacqueline Cramer (toen nog geen minister, sinds 20-022010 ex-minister VROM) stelde in 2006 de volgende zes duurzaamheidscriteria op voor biobrandstoffen: 1. Gerekend over de hele keten, moet het gebruik van biomassa netto minder emissie van broeikasgassen opleveren dan gemiddeld bij fossiele brandstof. 2. De productie van biomassa voor energie mag de voedselvoorziening en andere lokale toepassingen (zoals voor medicijnen of bouwmaterialen) niet in gevaar brengen. 3. Biomassaproductie zal geen beschermde of kwetsbare biodiversiteit mogen aantasten en zal waar mogelijk de biodiversiteit versterken. 4. Bij de productie en verwerking van biomassa moet de kwaliteit van bodem, oppervlakte- en grondwater en lucht behouden blijven of zelfs worden verhoogd. 5. De productie van biomassa moet bijdragen aan de lokale welvaart. 6. De productie van biomassa moet bijdragen aan het welzijn van de werknemers en de lokale bevolking.

Duurzaamheid volgens het well-to-wheel-principe


Bij de vergelijking met fossiele brandstoffen is het reler om ook fossiele brandstoffen volgens het well to wheel principe te beoordelen. Momenteel wordt in deze vergelijking door de overheid uitsluitend uitgegaan van de CO2 die aanwezig is in de fossiele brandstof zelf en die vrijkomt bij verbranding. Dit is echter maar een gedeelte van de totale hoeveelheid CO2uitstoot die fossiele brandstof als product veroorzaakt. Volgens de well to wheel methodiek wordt alle CO2 die ontstaat bij het opsporen, produceren, raffineren, transporteren en opslaan van benzine en diesel, en dat is nogal wat, toegerekend aan de CO2-uitstoot van benzine resp. diesel. Dat kan wel zo'n 30% bedragen. Per slot van rekening worden biobrandstoffen op een vergelijkbare wijze beoordeeld (zie 1). Het is niet meer dan fair om dit principe ook op fossiele brandstoffen toe te passen bij de vaststelling van hun CO2-uitstoot. Anders worden deze ten onrechte bevoordeeld en dat kan nooit de bedoeling zijn.

Overheidsbeleid voor biobrandstoffen

Biobrandstoffen worden over de hele wereld gebruikt en kennen een sterk stijgend gebruik. Ze worden meestal gebruikt als brandstof voor voertuigen. De doelstelling van de Europese Unie is dat in 2010 5,75% van de brandstof in het vervoer van biologische afkomst is. Hieraan heeft de Nederlandse overheid invulling gegeven door middel van het Besluit biobrandstoffen wegverkeer 2007. In 2007 moest 2% van de benzine en diesel als biobrandstof worden geleverd, meestal in de vorm van bijmenging. Vanaf dat jaar neemt het aandeel jaarlijks met 1,25% van het totaal toe. De bijmengverplichting bij diesel en benzine afzonderlijk stijgt jaarlijks met 0,5%. Vanaf 1 januari 2008 kan extra biobrandstof bij diesel worden bijgemengd om daarmee aan een deel van de verplichting voor benzine invulling te geven. In maart 2008 luidde Natuur en Milieu de noodklok in reactie op het door het Milieu- en Natuurplanbureau gepresenteerde rapport Local and global consequences of the EU renewable directive for biofuels: testing the sustainability criteria. De onderzoekers concluderen dat de huidige biobrandstoffen niet bijdragen aan een duurzaam transport. Er is volgens het rapport meer klimaatwinst te halen door biomassa in stroom om te zetten, dan als vervanging van benzine of diesel. Het rapport maakt duidelijk dat doorgaan met "voedsel in de tank stoppen" onverantwoord is. Natuur en Milieu vindt dat de plannen van de Europese Commissie voor tien procent biobrandstoffen in auto's onmiddellijk van tafel moeten.[19][20] Begin mei 2008 riep de Zwitserse VN-voedselrapporteur Jean Ziegler op tot een stop op de productie van biobrandstoffen, om de explosieve stijging van de voedselprijzen te doorbreken. Uit een op 10 september 2008 gepubliceerde studie van CE Delft, die is gemaakt in opdracht van Stichting Natuur en Milieu, blijkt dat het mogelijk is tegen vergelijkbare kosten met alternatieve maatregelen meer milieuwinst te bereiken. Nadat hierover door het kabinet op Prinsjesdag al was vooruitgelopen, maakte Minister Cramer op 13 oktober 2008 in een brief aan de tweede kamer officieel bekend de norm voor bijmenging te zullen stellen op 3,75% in 2009 en 4% in 2010.

Biodiesel
Biodiesel is een type biobrandstof, een duurzame energiebron, die gemaakt wordt uit plantaardige olie of dierlijk vet. Biodiesel wordt vaak toegepast in een mengvorm met uit aardolie verkregen diesel. De benaming die men er aan geeft is dan B5 (5% biodiesel) of B20 (bij 20% bijmenging). Bij gebruik van pure biodiesel spreekt men van B100. Toen Rudolf Diesel zijn eerste dieselmotor bouwde, was deze bedoeld voor olie geperst uit pinda's. Tegenwoordig zijn dieselmotoren niet meer geschikt om zonder aanpassingen te werken op pure plantaardige olin (PPO) of gebruikte plantaardige olin (Waste Vegetable Oil). Deze zijn te stroperig en geven veel roet. Om deze reden worden de olin chemisch met een korte alcohol (zoals ethanol, of methanol) omgezet door transesterificatie.

Proces om biodiesel te maken


Productie van biodiesel op basis van plantaardige olie (bestaande uit triglyceride moleculen) vindt in twee stappen plaats. In de eerste stap worden de esterverbindingen verbroken door bijvoeging van een base (veelal KOH en soms NaOH). Hierbij ontstaan glycerol en vrije vetzuren. De vetzuren worden vervolgens veresterd met de alcohol. Dit gehele proces wordt ook wel transesterificatie genoemd. Omdat de-esterificatie met base ook de verzeping bevordert wordt de transesterificatie in moderne installaties in 1 stap gedaan met ethanol of methanol en het kaliumzout ervan als katalysator. Beide reacties zijn evenwichtsreacties. De reacties zijn dus niet volledig. De olie wordt hierdoor minder visceus en geeft tevens minder roet bij verbranding. Glycerol kan als bijproduct worden afgescheiden en doorverkocht aan de voedingsindustrie of andere bedrijfstakken. De base doet mee aan de reactie, maar wordt niet verbruikt en werkt dus als katalysator. Vaak wordt een loog eerst opgelost in de methanol alvorens deze twee componenten toe gevoegd worden aan de olie. Bij de oplossingensreactie ontstaat methoxide, natrium-ionen en water. De methoxide is de reactieve stof die ervoor zorgt dat het vetzuur loslaat van de glycerol. Ook is hier spraken van een evenwicht. Het is daarom ook belangrijk dat watervrije loog gebruikt wordt om het evenwicht zoveel mogelijk naar rechts te laten lopen. Na het produceren van de biodiesel zijn 2 lagen ontstaan. De polaire laag en de apolaire laag. De apolaire laag bestaat uit biodiesel en eventueel niet weggereageerde olie. De polaire laag bestaat uit glycerol, de katalysator en het overgebleven methanol. Deze lagen moeten van elkaar gescheiden worden. Vervolgens is het belangrijk dat de biodiesel gewassen wordt. De reden hiervoor is dat de laatste verontreinigingen verwijderd moeten worden. Het nadeel bij deze stap is dat er een klein deel water oplost in de biodiesel. Als laatste stap moet de biodiesel worden gedroogd.

Grondstoffen voor biodiesel


Biodiesel wordt gemaakt uit de combinatie van een natuurlijke olie of vet en een korte alcoholketen. Hiervoor zijn verschillende grondstoffen, die verschillen per werelddeel. De precieze grondstof hangt af van het klimaat: de planten die in een bepaalde streek de hoogste olieopbrengsten geven worden in plantages gekweekt. In de lage landen wordt voornamelijk koolzaad gebruikt. Andere grondstoffen zijn:
y y

sojaolie (wereldwijd) masolie (o.a. Verenigde Staten, gedeeltelijk door een (historisch) masoverschot)

y y y y y y y y

palmolie (tropische landen) jatropha-olie (van de purgeernoot (Jatropha curcas), India en andere sub-tropische landen) karanj (vooral India) eucalyptusolie (o.a. Thailand) huttentut Camelina sativa dierlijk vet gebruikt frituurvet algen, zie biobrandstof uit algen

Als korte keten alcohol worden (bio)methanol en (bio)ethanol gebruikt.

Milieuvoordeel

Op 27 juni 2008 brak de op biodiesel lopende Earthrace het wereldrecord voor powerboten door de circumnavigatie te voltooien in 60 dagen, 23 uur en 49 minuten. Het belangrijkste milieuvoordeel van biodiesel is dat de basisgrondstof (PPO, pure plantaardige olie) biologisch afbreekbaar is, niet giftig is en geen zwavel en aromaten bevat. Daarentegen zijn de benodigde chemicalin voor de verestering dan wel weer toxisch. Bij verbranding komt veel minder zwaveloxide en koolstofmonoxide vrij dan bij gewone brandstoffen. Maar er komen wel meer stikstofoxiden vrij, die bijdragen tot de vorming van zure regen. Met een katalysatorsysteem in autouitlaten zijn deze stikstofoxiden goed te verwijderen. De belangrijkste drijfveer voor het gebruik van biodiesel is de neutralisering van de CO2-uitstoot, veronderstellend dat de hoeveelheid CO2 die geproduceerd wordt door verbranding, eerder door de plantaardige bron uit de lucht werd gehaald tijdens het groeiproces. Een gedeelte van deze milieuwinst wordt tenietgedaan door het energieverbruik tijdens productie en transport van de grondstoffen. Verder gaat dit alleen maar op als de voor de biodiesel benodigde aanplant geplant wordt op een plek waar voorheen geen beplanting stond. Vaak wordt hiervoor echter bos gekapt (dat al CO2 uit de lucht haalde), waardoor er niet mr CO2 uit de lucht wordt gehaald dan voorheen. Wel komt er minder CO2 in de lucht omdat er nu geen aanspraak wordt gedaan op de 'C-voorraad' in de aardbodem. Het voordeel van biodiesel ten opzichte van pure plantaardige olie is dat de viscositeit ervan goed overeenkomt met die van conventionele dieselolie. Daardoor kunnen de meeste motoren er zonder aanpassingen op lopen. Echter voor permanent biodieselgebruik moeten brandstofleidingen en pakkingen van een materiaal zijn dat zich niet laat aantasten door de hogere zuurgraad van biodiesel. Dit vraagt in veel gevallen om aanpassing. Een nadeel is dat biodiesel een iets lagere energiewaarde heeft dan diesel, m.a.w. je komt minder ver met een volle tank. Verder moet, zoals gezegd, de grondstof voor biodiesel eerst bewerkt worden,

hetgeen milieubelastend is, terwijl deze grondstof ook in pure vorm gebruikt kan worden als PPO.

Nadelen en risico's
Het toenemende gebruik van biodiesel en bio-ethanol zorgt voor veel extra vraag naar gewassen waaruit olie kan worden gewonnen. Een van de grootste zorgen is met name het kappen van tropische wouden om zo ruimte te maken voor de aanbouw van de lucratieve oliepalm, zoals in de Filipijnen en op Indonesi. Naast ontbossing en erosie komen daardoor bijzondere plantensoorten en beschermde diersoorten zoals de oerang-oetang in het gedrang. Bovendien kost het transport van dit tropische biodiesel ook de nodige brandstof voor het in Nederland aan de pomp verkrijgbaar is. Economisch gezien heeft de grote vraag in westerse landen naar biobrandstoffen vergaande gevolgen. Zo was in het voorjaar van 2007, door de grote vraag naar mas voor gebruik als biobrandstof in bijvoorbeeld Amerika, de prijs voor mas en tortilla's in Mexico meer dan verdubbeld Ook in Nederland is al gewaarschuwd voor hogere prijzen voor grondstoffen door de toenemende vraag naar biobrandstoffen. Denk hierbij door de toenemende vraag naar mas, aan prijsstijgingen van producten als eieren en kippenvlees. Bierproducent Heineken waarschuwde al begin 2007 dat de prijzen voor het in Nederland geliefde biertje, door de toenemende vraag naar o.a. tarwe, zullen gaan stijgen. Voor westerse consumenten betekent de opkomst en wettelijke verplichting van biobrandstoffen een stijging van de voedselprijzen, in de derde wereld zal dit mogelijk tot een voedselcrisis leiden. Een oplossing kan zijn om (agrarische)rest producten te benutten, in plaats van plantaardige olie te gebruiken voor de energievoorziening. Diverse processen maken dit mogelijk; vergisting (CH4), vergassing (CO,H2), pyrolyse (bio-olie) en verkoling (kool) bijvoorbeeld. Met het FischerTropsch proces kunnen zogenoemde "tweede generatie" biobrandstoffen (diesel en ethanol) geproduceerd worden uit afvalstromen.

Verkrijgbaarheid

Diesel B5 aan de pomp (bij Argos Oil b-fuel genoemd) Biodiesel moet vandaag aan de internationaal geldende norm EN 14214 beantwoorden, die door de producenten en de automobielindustrie gemeenschappelijk uitgewerkt werd. Biodiesel wordt in Duitsland op relatief grote schaal toegepast en is daar bij zo'n 1700 tankstations beschikbaar. Ook in Frankrijk is biodiesel, gemengd met gewone diesel, al op veel plaatsen te verkrijgen. In Nederland is biodiesel nog maar zeer beperkt beschikbaar. Half oktober 2006 is in Emmen de eerste biodieselfabriek van Nederland volledig in bedrijf

genomen. De tweede fabriek staat in Kampen, hier wordt biodiesel uit gebruikte olin geproduceerd. Met ingang van 2007 moet er in Nederland verplicht 2% biobrandstoffen (in de praktijk biodiesel) worden bijgemengd bij de standaarddiesel aan de pomp. Jaarlijks neemt het bij te mengen percentage met 1,25% toe tot 5,75% in 2010. De doelstelling van de Europese Unie is dat in 2010 5,75% van het totale volume gebruikte brandstof van biologische afkomst is (biobrandstof). Voor benzine auto's kan ethanol als brandstof gebruikt worden.

Biomassa
Biomassa is het drooggewicht van organismen of delen ervan. Hieronder valt zowel plantaardig als dierlijk materiaal. Ook producten gewonnen uit plantaardig en dierlijk (rest)materiaal zoals onder andere suikerriet, mais, koolzaadolie, palmolie en dierlijke vetten, geproduceerd ten behoeve van energieopwekking en/of biobrandstof, worden gerekend tot het begrip biomassa. In de 'Europese richtlijn betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt' (Richtlijn 2001/77/EG) wordt de volgende definitie voor biomassa gehanteerd: 'De biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw (met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval.' Biomassa is vooral een begrip geworden omdat er op hernieuwbare basis elektriciteit mee kan worden opgewekt.

Verbranden
Biomassa kan als dood plantmateriaal verbrand worden. Biomassa in de vorm van brandhout wordt over de hele wereld en vooral in ontwikkelingslanden gebruikt om vuur te maken waarop bijvoorbeeld gekookt kan worden. In sommige landen, zoals de landen van de Sahel is dit een probleem omdat het kappen van hout leidt tot verwoestijning. In Nederland wordt het op kleine schaal toegepast in de opwekking van groene stroom. In Cuijk staat een kleine centrale waar houtsnippers verbrand worden. Ook wordt in afvalverbrandingsinstallaties niet gescheiden ingezameld papier verbrand. gftafval, dat als een vorm van natte biomassa beschouwd mag worden heeft bij verbranding een slecht energierendement.

De koolstofkringloop
Sinds kort mag biomassa zich in toenemende belangstelling verheugen, nu de aandacht voor het milieu toeneemt, evenals het besef dat onze fossiele brandstoffen aan het opraken zijn. Het grote voordeel van het verbranden van biomassa is dat het een vrijwel CO2-neutraal proces is. Bij verbranding van biomassa komt CO2 vrij, deze is echter recentelijk door de planten die worden verbrand aan de atmosfeer onttrokken. Dat is een groot verschil met de verbranding van fossiele brandstoffen, waarbij CO2 vrijkomt die zo lang was opgeslagen dat ze in praktische zin geen deel meer uitmaakte van de CO2-kringloop op deze wereld. Bij de verbranding kan echter stikstofdioxide vrijkomen. Er is discussie over de vraag of biomassa in onze toenemende energiebehoefte zou kunnen voorzien. Wel is 90% van alle groene stroom die wordt opgewekt in Nederland afkomstig van biomassa.

Biomassa als brandstof in elektriciteitscentrales


Verschillende Nederlandse elektriciteitscentrales voegen een deel biomassa toe in hun brandstof (meestal kolen). Daardoor mogen ze een deel van hun stroom als groene stroom verkopen. Dit bijmengen staat ter discussie, omdat de centrales de biomassa invoeren vanuit tropische landen. Daar wordt de lokale ecologie ontwricht door de productie van deze biomassa. Zo worden er grote stukken oerwoud gekapt voor palmolie plantages. Het ministerie van VROM werkt anno 2007 aan een toetsingskader voor duurzame biobrandstoffen. Er zijn ook enkele kleine centrales die alleen op biomassa gestookt worden. Dit is altijd lokaal gewonnen biomassa.

Verschillende generaties biobrandstof


Er wordt wel gesproken van biobrandstof van de tweede of derde generatie. Dat komt door de problemen die biobrandstof van de eerste generatie oplevert, zoals schade aan het oerwoud, lokaal verlies aan biodiversiteit, of zeer omvangrijk grondgebruik en waterverbruik. 1 kg droge stof vergt gemiddeld 2000 tot 5000 liter water. De nieuwe veerpont naar Texel moest op biodiesel varen. Helaas bleek dat daarvoor het halve eiland Texel altijd koolzaadakker zou moeten worden.
y y y

Eerste generatie: hout, suikerriet, mais, palmolie, koolzaadolie, rechtstreeks uit gewas afgeleide biomassa Tweede generatie: geraffineerde biodiesel of alcohol, met een chemisch proces uit biomassa geproduceerde stoffen, gebruikt frituurvet, dierlijk vet Derde generatie: biomassa die door speciaal geprepareerde organismen wordt voortgebracht, zoals algen die voor meer dan 30% uit olie kunnen bestaan.

Alhoewel algen volgens velen (een deel van) de oplossing kan zijn voor de wereldwijde vraag naar biomassa en energie, is er nog jaren onderzoek nodig om algen rendabel en duurzaam te telen op grote schaal. Doorgaans worden algen als bron voor biobrandstof niet op de markt verwacht voor 2020.

Omzetting

Er worden diverse omzettingsprocessen gebruikt om biomassa makkelijker bruikbaar te maken. Voorbeelden zijn:
y y y y y y

Fischer-Tropsch synthese Hydro Thermal Upgrading Pyrolyse Torrefactie Vergisting Fermentatie

Biogas

Voorbeeld van een installatie voor de productie van biogas Biogas of stortgas is een gasmengsel dat ontstaat als gevolg van biologische enzymatische processen. De hoofdbestanddelen van biogas zijn methaan en koolstofdioxide. Het gas ontstaat als gevolg van vergisting (een anaeroob proces) van organisch materiaal zoals mest, rioolslib, actief slib of gestort huisvuil. Als restproduct blijft digestaat over (het natte eindproduct). Een voorbeeld van een biogas dat op natuurlijke wijze ontstaat is moerasgas. Vanwege de biologische oorsprong is biogas een duurzame energiebron. Het gebruik van (gereinigd) biogas wordt daarnaast aangemoedigd vanwege de gunstige verbrandingseigenschappen van methaan. Ook kan door gebruik van het biogas het vrijkomen van methaan (een sterk broeikasgas) worden beperkt. Tegenwoordig wordt in ontwikkelde landen steeds meer biogas gebruikt van zowel afvalwaterzuiveringen als afvalstortplaatsen. In Nederland en Belgi is dit algemeen gangbaar. Door reiniging van biogas kan de kwaliteit van het biogas worden verbeterd (met name door verwijdering van water en waterstofsulfide). Toepassing vindt bijvoorbeeld plaats in WKKs en als autobrandstof (vergelijkbaar met CNG). In Nederland wordt opgewaardeerd biogas bijgemengd in het aardgasnet. In dat geval is ook verwijdering van het grootste deel van het aanwezige koolstofdioxide noodzakelijk om een voldoende hoge verbrandingswaarde te halen. Recent staat ook het maken van LNG van biogas in de belangstelling. De LNG is dan bedoeld als transportbrandstof voor zware voertuigen.

Toepassingen in Nederland

In Nederland nam de vergisting van mest toe als gevolg van de zogenoemde MEP-subsidie. Door afschaffing van deze subsidie door het vorige kabinet Balkenende kwamen de meeste initiatieven echter in de ijskast te liggen. In 2008 is de MEP opgevolgd door de Stimuleringsregeling duurzame energieproductie (SDE). De SDE kent een opsplitsing op basis van verschillende typen installatie. Biogasproductie uit GFT en rioolslib kwam dankzij de SDE in 2008 weer op gang, maar door een te lage vergoeding bleef de productie uit mest stilliggen. In juni 2006 waren er in Nederland zo'n 30 agrarische biogasinstallaties. Het door mestvergisting geproduceerde biogas wordt over het algemeen gebruikt in een warmtekrachtcentrale. En biogasinstallatie van een boerenbedrijf kan tussen de 300 en 500 gezinnen van elektriciteit voorzien. In veehouderijen wordt bij mestvergisting soms ook plantaardig materiaal toegevoegd om het vergistingsproces te verbeteren (covergisting).

Toepassingen in Belgi
In Belgi neemt vergisting momenteel juist sterk toe door gunstige ondersteuningsmaatregelen. Er zijn onder andere installatie op sites in Leuven (Interbrew), Dendermonde (Oudegem Papier), Ardooie (Unifrost), Wevelgem (Alpro), Quvy (Vanheede). In 2011 werken er in Vlaanderen 29 biogasinstallaties. Samen zijn ze op jaarbasis goed voor een totaal elektrisch vermogen van 38 megawatt, omgerekend is dat genoeg voor de elektriciteitsvoorziening aan 95.000 gezinnen. Naast de 29 werkende biogasinstallaties zijn er op dit ogenblik nog 23 andere installaties vergund. Die verkeren nog in de studiefase of zijn in aanbouw. Er zijn tevens 7 initiatieven die om diverse redenen stilliggen. Belgi wil binnen 10 jaar 13% van alle geproduceerde energie uit hernieuwbare bronnen halen (bron: VILT).

Toepassingen in andere landen


Binnen Europa is met name Duitsland een voorloper op het gebied van de toepassing van biogasinstallaties. Op boerderijschaal en grotere schaal staan er reeds duizenden installaties. Met name tussen 2003 en 2008 zijn veel installaties gerealiseerd. Het merendeel zijn installaties met een vermogen van 500 kW. Dit door de subsidiestructuur die in Duitsland gehanteerd wordt. Kleinere installaties krijgen hierbij een hogere vergoeding per kWh dan grotere installaties. Veel investeerders hebben dit probleem omzeild door meerdere 500 kW installaties bij elkaar te plaatsen zoals bijvoorbeeld in Penkun bij de Poolse grens waar 40 installaties van 500 kW bij elkaar geplaatst zijn. In Denemarken is vooral in de jaren negentig van de 20e eeuw een groot aantal centrale biogasinstallaties gerealiseerd. Doel hierbij was om de energievoorziening onafhankelijker te maken van de fossiele brandstoffen. De meeste installaties zijn aangesloten op een warmtenet waardoor niet alleen de elektriciteit nuttig wordt gebruikt maar ook de warmte. In veel ontwikkelingslanden is biogas een goed alternatief voor dure elektriciteit of houtskool (zorgt mede voor ontbossing). Een aantal dieren en een biogastank met een diameter van n tot enkele meters kan een goed alternatief zijn om aan energie te komen. Eigen ontlasting is ook bruikbaar. Het gas kan bijv. gebruikt worden om op te koken. In 2007 heeft een biogasproject van de Stichting Nederlandse Vrijwilligers (SNV) in Vietnam de Energy Globe Award gewonnen. Ongeveer 25.000 Vietnamese gezinnen zijn voorzien in energie voor koken, verlichting en toilet.

Productie
Typische samenstelling van biogas Product Molecuulformule % Methaan CH4 60 (30-80) Koolstofdioxide CO2 35 Waterstofsulfide H2S 02 Ammoniak NH3 02 Waterdamp H2 O 02 Biogas kan geproduceerd worden in verschillende processen, zoals:
y y y

Vergistingsinstallaties (mest, energiemais, slib-vergisters bij rioolwaterzuiveringsinstallaties, ... ) Anarobe waterzuivering Industrile vergisting van onder andere supermarktafval, horeca-afval en andere industrile reststromen

Voor de productie van biogas worden in de meeste gevallen dan ook de volgende grondstoffen gebruikt:
y

afvalstromen o slib van waterzuiveringstations o organisch afval  plantaardig afval  slachthuisafval o stortplaatsafval energiegewassen o energiemas o olifantsgras (beide varianten) o glycerine bijproduct biodiesel van koolzaad of sojabonen

Groen gas
Groen gas staat voor methaanhoudend gas dat is geproduceerd uit biomassa en kan dienen als alternatief voor aardgas. Groen gas kan worden geproduceerd via:
y y

chemische processen (bio-SNG, Substitute Natural Gas); biologische processen (biogas).

De synthetische processen zijn nog niet marktrijp, vandaar dat op korte termijn vooral over biogas wordt gesproken. Biogas wordt tot nog toe hoofdzakelijk gebruikt voor elektriciteitsproductie. Als de restwarmte niet goed benut kan worden is dat echter niet de optimale oplossing. Vandaar dat de overheid er naar streeft groen gas bij te mengen in het normale aardgasdistributienet. Voor biogas betekent dit dat het eerst in zuiverheid en energiewaarde moet worden opgewaardeerd, zodat die overeenkomen met de waarden voor

aardgas. Vanaf 1 januari 2008 kan voor de productie van groen gas subsidie worden gekregen via de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE). Vanuit de Energietransitie is er een werkgroep Groen Gas opgezet (binnen het Platform Nieuw Gas) welke met plannen komt om groen gas te stimuleren. Op 19 december 2007 heeft deze werkgroep haar rapport "Vol gas vooruit" aangeboden aan de minister van Economische Zaken. In Nederland kan over twaalf jaar 8 tot 12 procent van het aardgas worden vervangen door groen gas', en in het jaar 2050 kan dit zijn opgelopen tot 50 procent. Om productie van groen gas op termijn zonder subsidie rendabel te maken, moet die op enige schaal tot stand worden gebracht. Bovendien moet de productie voldoen aan criteria rond duurzaamheid. Op korte termijn kan groen gas ingezet worden om voertuigen te laten rijden in de buurt van vergistingsinstallaties. Op een aantal plaatsen wordt al groen gas ingevoerd in het regionale aardgasdistributienet. Volgens de werkgroep moeten belemmeringen worden weggenomen om hierbij alle betrokken partijen goed te laten samenwerken. Om de productie van Groen Gas flink op te voeren is naast biogas ook SNG nodig. Hiervoor is het noodzakelijk dat het onderzoek naar vergassing van biomassa op gang komt.

Start van de Nederlandse markt voor groen gas


Op 1 juli 2009 ging in Nederland de markt voor groen gas van start. Op die dag reikte minister Maria van der Hoeven de eerste certificaten uit aan drie producenten van groen gas. De groengascertificaten worden uitgegeven door certificeringsbedrijf Vertogas. Het groene gas wordt bijgemengd in het gewone gasnet en de eindgebruiker merkt verder geen verschil.

Klimaatgecompenseerd gas
De term "groen gas" wordt ook als marketingterm gebruikt door energiebedrijven. Hiermee wordt aardgas bedoeld waarbij het energiebedrijf ervoor zorgt dat de CO2-uitstoot volledig wordt gecompenseerd en niet bijdraagt aan het broeikaseffect. Men spreekt daarom ook wel van "klimaatgecompenseerd gas". Zo kan de CO2-productie bij verbranding, gecompenseerd worden door elders in de wereld bomen te planten, die het gas opnemen. Een andere methode is het gebruik van in het Kyoto-protocol geschapen mogelijkheid om CO2-certificaten te kopen, waardoor de CO2 -uitstoot van groen aardgas elders in de wereld middels beschermende maatregelen wordt gecompenseerd. Deze CO2-certificaten worden onder toezicht van de Verenigde Naties uitgegeven.

Lpg (brandstof)
Lpg staat voor Liquefied Petroleum Gas (ook wel liquid propane gas). In Belgi en Nederland wordt hiermee in het algemeen autogas bedoeld.

Gebruik

Autogas wordt gebruikt als brandstof in mengselmotoren voor onder andere auto's. Autogas is een mengsel van propaan (C3 H8) en butaan (C4 H10). Afhankelijk van de buitentemperatuur worden de twee gassen in een bepaalde verhouding gemengd. Bij hogere temperaturen wordt meer butaan gebruikt, terwijl bij lagere temperaturen meer propaan aan het mengsel wordt toegevoegd omdat butaan bij lage temperaturen niet genoeg verdampt. Propaan/butaanmengsels wordt ook gebruikt als drijfgas in spuitbussen, waarbij de verhouding tussen propaan en butaan gebruikt wordt om de gewenste dampdruk te bereiken. Ook kan er gekookt worden op lpg, maar in Nederland wordt hiervoor meestal zuiver propaan gebruikt. Het zit dan opgeslagen in de bekende gasflessen of in de minder bekende propaantanks die voor grootverbruik bedoeld zijn. Propaan wordt ook gebruikt voor het verwarmen van woningen en bedrijfspanden en/of als warmwatervoorziening, met name waar geen aardgasnet is of door particulieren in de recreatie zoals in de caravan met de herkenbare gasfles in de disselbak. Propaan wordt verder gebruikt voor heteluchtballonnen.

Schonere en goedkopere brandstof


Autogas is een schonere brandstof dan benzine of diesel, het verbrandt gelijkmatiger in de motor. Dit leidt tot schonere uitlaatgassen dan bijvoorbeeld van benzine- of dieselmotoren. Lpg stoot wel meer NOx uit dan benzinemotoren, maar minder dan diesels.[1][2] Lpg stoot per energie-eenheid minder CO2 uit dan diesel of benzine. Daarnaast heeft lpg een klopvastheid van 108-110, veel hoger dan superbenzine. De hoge kosten voor de inbouw van een lpg-tank, de hogere motorrijtuigenbelasting voor auto's die geen G3-installatie hebben en het iets hogere brandstofverbruik (10 tot 20%) worden vaak genoemd als nadelen. Lpg is een zeer goedkope brandstof. Doordat Europa en de Nederlandse regering gebruik van schonere brandstoffen willen stimuleren, wordt er een lagere accijns geheven over lpg (9% tegen 50% op benzine).

Herkomst
Lpg ontstaat bij productie en behandeling van aardgas en aardolie[4] en is dus een fossiele brandstof. Tegenwoordig wordt ongeveer 60% van de lpg gewonnen uit gasvelden tegen 40% uit raffinage van olie. Ook bij het vloeibaar maken van aardgas wordt de lpg van het gasmengsel gescheiden omdat het mengsel anders zou bevriezen. In Nederland werd in 1955 lpg gentroduceerd door Bessel-Kok (BK Gas).

G3-installaties
De derde generatie autogasinstallaties worden G3-installaties genoemd. Tegenwoordig bestaan er verschillende soorten G3-installaties. Deze maken gebruik van de aansturingstijden voor de benzine-injectoren berekend door de boordcomputer. Deze tijden worden omgerekend naar stuurtijden voor de gasinjectoren. Hierdoor is er nauwelijks nog sprake van vermogensverlies, zoals bij oudere generaties het geval was. G3-installaties worden via de wegenbelasting gesubsidieerd. Deze is aanzienlijk lager dan voor auto's met dieselmotor.

Sequentile installaties

Sequentile installaties hebben een eigen doseerventiel per cilinder. Deze moderne installaties hebben meestal geen eigen rekenmodule, maar rekenen het door de boordcomputer berekende kenveld om naar equivalente gasvolumes. Daarom is de ombouw en programmering eenvoudiger. Een multi-point injectiesysteem is echter een voorwaarde. Nieuwere auto's hadden al sinds halverwege negentiger jaren deze technologie. Met deze installaties kon het Euro-On-Board-Diagnostics (EOBD) gebruikt worden. Hierbij zijn de uitlaatgassen schoner dan die bij verbranding van benzine.

VSI-Installatie
VSI is de afkorting van Vapour Sequential Injection, vrij vertaald "dampvormige sequentile injectie". Met deze ontwikkeling is er een nieuw tijdperk aangebroken op het gebied van alternatieve brandstofsystemen, zoals lpg en CNG. Het systeem werkt volledig gentegreerd met het benzinemanagement van de wagen, wat als voordeel heeft dat de EOBD-functie van de wagen niet benvloed wordt door het lpg-systeem. Door net zo als op benzine per cilinder de lpg te injecteren is er geen merkbaar verschil meer tussen het rijden op benzine of lpg. De ECM is zo ontworpen zodat deze geschikt is voor 3, 4 ,5 ,6, 8 en 10 cilinder motoren. In combinatie met software kunnen er optimale emissies en rijeigenschappen bereikt worden. De Nederlandse producent Prins Autogassystemen in Eindhoven heeft de naam VSI als merknaam geregistreerd.

LPI-Installaties
LPI is de afkorting van Liquid Propane Injection en betekent vloeibaarpropaaninjectie. De sequentile gasinjectie in vloeibare vorm kan gezien worden als de nieuwste generatie gassystemen (de zogenaamde vijfde generatie). Het grote voordeel van vloeibare injectie is de koelende werking van het verdampen van het gas in de cilinder. Zo ontstaat een betere vullingsgraad van de cilinders en daarmee een betere prestatie van de motor. Een nadeel is een iets hoger brandstofverbruik. Deze techniek was al aan het begin van de jaren negentig bekend. De Nederlandse producent Vialle Alternative Fuel Systems BV heeft de naam LPi als merknaam geregistreerd. Daarom noemt de firma ICOM deze techniek JTG.

LPdi-Installaties
Het zogenaamde LPdi-systeem (Liquid Propane Direct Injection) maakt voor het eerst mogelijk dat het lpg, net als bij de benzinemotor, direct in de cilinder wordt ingespoten. Het LPdi-systeem komt voor verschillende merken, motoren en directe inspuitingtechnologien beschikbaar, waardoor nu meer nieuwe auto's technisch in aanmerking komen voor autogas. Aanpassingen aan het koelsysteem van de motor zijn niet nodig, daarnaast behoeft LPditechniek geen onderhoud. Ook blijft de emissiegoedkeuring (Euro-norm) ongewijzigd van kracht.

Lpg en hoge brandstofprijzen


In de zomer en het najaar van 2005 begon lpg steeds populairder te worden, wat een rechtstreeks gevolg van de stijgende brandstofprijzen was, omdat de prijs van benzine binnen korte tijd veel toenam, terwijl de prijs van lpg gelijk bleef. De installateurs van de lpginstallaties werkten zelfs met wachttijden, omdat ze niet aan de vraag konden voldoen.

Het inbouwen van een lpg-installatie kost tussen 1.000 en 2.700. Afhankelijk van inbouwkosten, motorrijtuigenbelasting en benzine/lpg-prijs, is het bij ongeveer 10.000 km/jaar al voordeliger om op lpg te rijden. Bij aanschaf van een tweedehands-auto op lpg ligt deze afstand aanzienlijk lager omdat de inbouw van de lpg-installatie al is afgeschreven. Voor auto's op lpg tot 850 kg wordt geen extra motorrijtuigenbelasting geheven, waardoor er voor die auto's geen minimum aantal terugverdienkilometers per jaar is, en een lpg-installatie zich uiteindelijk altijd terug verdient. Motoren van oudere auto's die niet geschikt zijn voor loodvrije benzine, kunnen niet langdurig op lpg lopen. Hier moet loodvervanger aan de benzine worden toegevoegd of er moeten klepzittingen van hard staal (stellite of inconel) in de cilinderkop worden gemonteerd. Een G3-status wordt enkel verleend op omgebouwde auto's die qua uitstoot voldoen aan emissienorm 94/12. Praktisch betekent dit dat alle auto's vanaf 1 januari 1995 die omgebouwd zijn naar lpg in aanmerking komen voor de belastingkorting.

Explosiegevaar
Omdat lpg(-damp) in een bepaalde verhouding met lucht gemengd explosief is (zie explosiegrens), mogen tankstations met lpg in Nederland niet in de directe omgeving van woningen gebouwd worden. Het transport van lpg kan gevaar opleveren. Zo ontplofte in juni 2009 een treinwagon met lpg in het Italiaanse Viareggio. Daarom probeert men dit transport te beperken. Uit onderzoek is gebleken dat lpg-tanks in auto's dermate sterk zijn dat deze bij autoongelukken vrijwel nooit scheuren, in tegenstelling tot benzinetanks. Bovendien hebben lpgtanks een voorziening die de gasstroom uit een gescheurde gasleiding afsluit. Een lpg-tank mag om veiligheidsredenen voor maximaal 80% gevuld worden. Hiervoor zorgt een extra veiligheidsventiel in de tank. In sommige ondergrondse parkeergarages en tunnels (bv de Kanaaltunnel) zijn lpgvoertuigen, om veiligheidsredenen, niet toegelaten.

Waterstofauto

Vulopening voor waterstof van een BMW in het Museum Autovision in Altluheim (Duitsland)

Tank voor vloeibare waterstof van Linde in het Museum Autovision in Altluheim (Duitsland)

Een waterstofauto is een auto die niet rijdt op fossiele brandstoffen zoals benzine of diesel, maar op waterstof (H2). De waterstof kan dienen als brandstof voor een traditionele verbrandingsmotor, of het wordt, bij een brandstofcelauto in een brandstofcel met zuurstof (O2) uit de lucht omgezet in water (H2 O). In het laatste geval wordt de auto dus aangedreven door elektromotoren. In beide gevallen is het enige restproduct waterdamp.

Productie van waterstof


Waterstof is een gas dat niet, zoals aardgas, uit de grond gehaald kan worden. Het moet geproduceerd worden. Dit gebeurt onder meer via elektrolyse, een proces waarbij water omgezet wordt in waterstof en zuurstof. Dat is het omgekeerde van de reactie die in een brandstofcel plaatsvindt. De reactie is 2 H2 O O2 + 2 H2. Waterstof is, in tegenstelling tot fossiele brandstoffen als aardolie, aardgas en steenkool geen energiebron, maar een energiedrager. Dit betekent dat de energie die vrijkomt bij gebruik als brandstof in een auto, er eerst in gestopt moet zijn. In de praktijk komt het erop neer dat voor de productie van waterstof door middel van elektrolyse, elektriciteit nodig is. De duurzaamheid van waterstof hangt dus grotendeels af van de duurzaamheid van die elektriciteit.

Voordelen
Het grote voordeel van de waterstofauto's is dat er geen regionale luchtverontreiniging ontstaat. Bij de verbranding van waterstof gas ontstaat uitsluitend waterdamp, in tegenstelling tot fossiele brandstoffen komt er geen koolstofdioxide (CO2) vrij. Dit is een broeikasgas dat bijdraagt aan het versterkte broeikaseffect, hetgeen klimaatverandering, zoals opwarming van de aarde, ten gevolge heeft. Waterstof heeft als tweede voordeel dat het quasi onuitputtelijk is. Er kan altijd nieuwe waterstof gemaakt worden uit water, echter met behulp van energie. De voorraad fossiele brandstoffen (en zeker aardolie) daarentegen, raakt langzamerhand uitgeput en nieuwe aardolie kan niet makkelijk gemaakt worden. Er moet dus gezocht worden naar een alternatief voor aardolie, om de benodigde energie op te wekken.

Derde voordeel is, bij gebruik van brandstofcellen, de stille aandrijving, als gevolg van het ontbreken van mechanische delen in de brandstofcel, die waterstof omzet in elektrische energie. Het enige geluid komt dan nog van de elektromotoren, die stiller zijn dan verbrandingsmotoren. Hierdoor zou geluidsoverlast als gevolg van verkeersdrukte voornamelijk in stedelijke gebieden aanzienlijk afnemen. Aan de andere kant heeft verkeerslawaai ook een nuttige functie, namelijk het waarschuwen van andere verkeersdeelnemers voor een (aankomend) gevaar. In stedelijke omgevingen, waar veel zwakke verkeersdeelnemers als fietsers en voetgangers zijn, kunnen te stille auto's gevaarlijke situaties opleveren, omdat deze weggebruikers een met een elektromotor aangedreven auto niet horen aankomen.

Nadelen
Het gebruik van waterstof als brandstof in de auto heeft ook nadelen. Waterstof is een gas met een zeer lage dichtheid, waardoor het opslaan van een kleine hoeveelheid waterstof al een enorme waterstoftank zou vragen en daarvoor is in een auto geen plaats. Met de stand van de techniek van 2011 passen met koolstofvezel versterkte waterstoftanks alleen in grotere auto's (SUV's). De koreaanse ix35 FCEV auto bijvoorbeeld is een SUV met een tank waar 5,6 kg waterstof in gaat met een druk van 70 MPa. De auto kan daarmee 650km ver komen. Tankstations hebben hetzelfde probleem als autobrandstoftanks: ze moeten werkelijk enorm zijn. Ook het vervoer van centrale opslagplaats naar deze tankstations vormt een probleem: vrachtautotanks kunnen ook niet veel groter worden en dus zullen de tankwagens vaker moeten rijden. Een ander nadeel van het gebruik van waterstof is dat er geen infrastructuur voor bestaat: er zijn nog weinig tankstations waar waterstof getankt kan worden. Ook een derde probleem is dat waterstof een ontplofbaar mengsel vormt als het in aanraking komt met zuurstof. De gevolgen van een klein lek kunnen dus vele malen erger zijn dan in een gewoon 'benzine'station. Dit laatste probleem zou opgelost kunnen worden door het waterstofgas met behulp van CO2 uit de atmosfeer om te zetten in mierenzuur (CH2O2). Mierenzuur is vloeibaar bij kamertemperatuur en niet ontvlambaar. Met een katalysator van ijzer zou het mierenzuur in de auto terug omgezet kunnen worden in CO2 en H2. De enige koolstofdioxide die bij dit proces vrijkomt is de CO2 die gebruikt werd om het waterstofgas om te zetten naar de tussenbrandstof (mierenzuur). (bron EPFL zwitserland) Bij de productie van grote hoeveelheden waterstof middels electrolyse komen eveneens grote hoeveelheden zuurstof vrij.

Oplossingen
Een oplossing voor de omvang van de tanks zou het comprimeren (samenpersen) van de waterstof kunnen zijn. Wetenschappers zijn druk bezig hiervoor een veilige en betaalbare methode te ontwikkelen. Een andere mogelijkheid is het opslaan van waterstof in minuscule bolletjes, waarmee de waterstof met een veel grotere dichtheid kan worden opgeslagen. Tevens zou deze opslagmethode veiliger zijn. Een derde mogelijkheid is het opslaan door gebruik te maken van een metaal. Een metaal vormt namelijk een kristalrooster waar het waterstof tussen zou kunnen gaan zitten. Op deze manier worden metaalhydriden gevormd. Ook dit is nog in ontwikkeling. Dit illustreert gelijktijdig een van de grootste problemen bij

het opslaan van gecomprimeerde waterstof in (goedkope) stalen tanks; het diffundeert in de tankwand en vormt gasbellen samen met de koolstof uit de chroomcarbiden. Een fijnmazig net van tankstations zal naar verwachting vanzelf ontstaan indien er goede waterstofauto's ontwikkeld worden en op de markt komen.

Bussen en touringcars
Niet alleen auto's kunnen gaan rijden op waterstof, ook (stads)bussen kunnen rijden op waterstof. Dit is vooral zinvol in steden, waar door de inzet van waterstofbussen de luchtkwaliteit kan verbeteren. Er lopen momenteel al projecten waarbij op proef met waterstofbussen wordt gereden. Zie verder: brandstofcelbus.

Вам также может понравиться