Вы находитесь на странице: 1из 2

V O O R S C H R I F T E N

De berekening van kortsluitstromen.

De kortsluitstromen die in een installatie kunnen optreden, spelen een belangrijke rol bij het ontwerp. Bij grote stromen ontstaan grote krachten tussen stroomvoerende delen. Hiermee moet bij het ontwerp rekening worden gehouden. Tevens dienen de toegepaste schakel- en beveiligingscomponenten op de maximale kortsluitstroom te worden uitgelegd, zodat een kortsluitstroom in alle gevallen snel en goed kan worden afgeschakeld en de installatie daarna niet 'in puin ligt'. In Holectuur 95-4 is in het artikel Stromenland al aandacht besteed aan kortsluitstromen. Met name is gewezen op de stroompieken die bij het ontstaan van een kortsluiting kunnen optreden. In de praktijk zien we verder dat voor installaties hogere kortsluitstromen worden gespeciceerd dan in de installatie kunnen voorkomen. Een eenvoudige berekening zou dan uitkomst bieden. Hiervoor geeft dit artikel een handreiking. Mogelijke kortsluitingen binnen elektrische installaties zijn fase-nul sluiting, 2-fase sluiting, 2-fase sluiting met nul en 3-fase sluiting (al dan niet met nul). In de praktijk zal een fasenul sluiting het meest voorkomen. Voor de berekening van kortsluitstromen wordt uitgegaan van een 3-fase sluiting. Deze levert namelijk de hoogste waarde op. Wordt de installatie voor die waarde ontworpen, dan is hij bestand tegen alle voorkomende sluitingen. Voor een 3-fase sluiting geldt de volgende formule: Transformatoren. Een eerste schatting voor de kortsluitstroom praktisch op de klemmen van de transformator is: en voor de reactantie XT: Voor de weerstand RT van de transformator geldt dan:

In deze formule is ek de kortsluitspanning van de transformator. In tabel 1 zijn de berekende waarden voor de kortsluitstromen van normtransformatoren gegeven. Bij berekeningen op grotere afstand van de transformatoren dient o.a. de impedantie van de transformator bepaald te worden. Hiervoor geldt:

In tabel 2 is een overzicht van de waarden gegeven. Kabels. De weerstand van een kabel wordt berekend met

Hierin is Ug de gekoppelde spanning, doorgaans 400 V. Zf is de totale impedantie, die zich in het foutcircuit bevindt. Bij een 3-fase sluiting is dit de impedantie in n van de fasen. Berekening van de kortsluitstromen is niets meer dan het bepalen van de grootte van deze impedantie. Hierna worden vuistregels gegeven voor transformatoren, kabels en railsystemen. Dit betekent dat er wat impedantie over het hoofd gezien wordt, bijv. de impedanties van automaten. Praktisch betekent dit echter dat er een hogere en dus veilige waarde van de kortsluitstroom berekend wordt. met:

ek : procentuele kortsluitspanning [%] U : gekoppelde spanning [V] NT : vermogen van de transformator [kVA]

met: r: soortelijke weerstand [.m] l: lengte kabel [m] A: doorsnede kabel [m2 = 10-6 mm2] Tabel 3 geeft voor de standaarddoorsneden de weerstand per meter. De reactantie van kabel is afhankelijk van de conguratie van de kabel zelf. Voor laagspanningskabels kan voor een eerste aanname van 0,08 m/m worden uitgegaan. Railsystemen. De weerstand R van railsystemen wordt op dezelfde manier als voor kabels berekend. De reactantie X van railsystemen is afhankelijk van de conguratie. Voor een eerste schatting kan echter 0,17 m/m worden

Tabel 1 geeft een overzicht van de waarden voor ZT van normtransformatoren. Voor een juiste berekening is een splitsing in X en R nodig. Voor de bepaling van R dient de procentuele
eR van de transformator bekend te

zijn. Een gemiddelde waarde hiervoor is 1.5%.

7 R = 19 m X = 33 m R = 6,8.l m X = 0,08.l m 6 5 4

gebruikt.
Voorbeeld 1

Transformator 250 kVA

ug = 230 3
Kabel 150 mm2 30m.
R = 6,8.l m X = 0,08.l m

I k [kA]
3 2 1 0 l meter tussen meterkast en sluiting huisaansluitkast 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20

Figuur 1 geeft een eenvoudig voorbeeld van een transformator en een


afstand tussen meterkast en sluiting [m].
Grootte van de kortsluitstroom als functie van de lengte 2.5mm2 bedrading in een 2-geleider installatie.

voedingskabel. De transformator heeft een vermogen van 250 kVA en is met een voedingskabel van

Figuur 1

Figuur 2

Figuur 3

OVERDRUK UIT HOLECTUUR 98/4

150 mm2 verbonden met de hoofdverdeler. Hoe groot is de kortsluitstroom ter plaatse van de voedingsschakelaar in de hoofdverdeler. Voor de 250 kVA transformator geldt (zie tabel 2):

Uitgaande van 2,5 mm2 draad in fase en nul kan als functie van de draadlengte tussen meterkast en belasting (praktisch de pijplengte) de kortsluitstroom worden bepaald. Figuur 2 geeft de waarden. In guur 3 zijn de resultaten in graekvorm opgenomen. Hieruit blijkt dat met slechts een geringe draadlengte de kort-

V O O R S C H R I F T E N
eerder uitzondering dan regel is.
Dit artikel is een overdruk uit het Holec Huisorgaan voor de Installateur Holectuur. Mocht u naar aanleiding van dit Holectuur-artikel meer informatie of documentatie nodig hebben, neem dan contact op met: Holec Laagspanning B.V. Verkoopsecretariaat, Postbus 36, 7550 AA Hengelo, Telefoon: 074-246 33 20, Fax: 074-246 33 22.

Voor de 30m kabel van 150mm2 geldt (zie tabel 3):

sluitstroom al veel kleiner wordt dan de 6 kA, die op de klemmen van de huisaansluitkast aanwezig is. Daar in woonhuizen de meeste sluitingen achter een wandcontactdoos plaats-

De totale R en X kunnen nu bepaald worden, waaruit de totale Zf afgeleid kan worden.

vinden , kan uit de g. worden afgeleid dat een stroom groter dan 1 kA
Tabel 1:

Voor de grootte van de kortsluitstroom geldt:

In voorbeeld 1 heeft de kabel nauwelijks invloed op de hoogte van de kortsluitstroom. De transformator is dus bepalend. Voorbeeld 2 geeft aan de hand van een dicht bij huis voorbeeld weer dat dit ook heel anders kan zijn.
Voorbeeld 2

Kortsluitstroom en kortsluitimpedantie transformatoren (400V) In ek Ik ZT NT [kVA] [A] [%] [kA] [m] 50 72 4 1,8 130 100 144 4 3,6 64 160 231 4 5,8 40 250 361 4 9,0 26 400 577 4 14 16 630 909 4 23 10 1000 1443 6 24 6,4 1250 1804 6 30 5,1 1600 2309 6 38 4,0 2000 2887 6 48 3,2 R en X van transformatoren. ek [%] 4 4 4 4 4 4 6 6 6 6 ZT [m] 128 64 40 26 16 10 6,4 5,1 4,0 3,2 eR [%] 1,5 1,5 1,5 1,5 1,5 1,5 1,5 1,5 1,5 1,5 RT [m] 48 24 15 9,6 6,0 3,8 2,4 1,9 1,5 1,2 XT [m] 120 59 37 24 15 9,4 9,3 7,4 5,8 4,7

Tabel 2: NT [kVA] 50 100 160 250 400 630 1000 1250 1600 2000 Tabel 3:

Neem aan dat het kortsluitvermogen op de klemmen van de huisaansluitkast 6 kA/ cosj = 0,5 bedraagt (dit is voor woningen in Nederland al een erg hoge waarde). De impedantie Z, en daaruit afgeleid de weerstand R en de reactantie X, kan eenvoudig worden berekend.

Nu is er in een woonhuis sprake van een 2-geleider installatie. Dit betekent dat de kortsluitstroom bij een fase-nul sluiting door de fase heen en door de nul terug gaat. De nul mag (in tegenstelling tot een 3-fase sluiting) niet worden verwaarloosd. Er geldt:

Weerstand R van kabels (20C) koper A R per meter [m/m] [mm2] 1,5 11 2,5 6,8 4 4,3 6 2,8 10 1,7 16 1,1 25 0,68 35 0,49 50 0,34 70 0,24 95 0,18 120 0,14 150 0,11 185 0,092 240 0,071 300 0,057 400 0,043 500 0,034

aluminium R per meter [m/m] 18 11 6,8 4,5 2,7 1,7 1,1 0,77 0,54 0,39 0,28 0,23 0,18 0,15 0,11 0,090 0,068 0,054

X=0.08 m/m, onafhankelijk van de doorsnede

OVERDRUK UIT HOLECTUUR 98/4

2 3

Вам также может понравиться