Вы находитесь на странице: 1из 36

STATISTISCH ZAKBOEKJE 2012

Concurrentievermogen Mismatch Arbeidsmarkt Pensioenen Sociale zekerheid

Sociaal departement

VBO vzw Ravensteinstraat 4, 1000 Brussel T + 32 2 515 08 11 F + 32 2 515 09 99 info@vbo-feb.be Alice Defauw Vanessa Solymosi, www.landmarks.be DRUK: Geers Offset VERANTWOORDELIJKE UITGEVER: Charles Gheur Ravensteinstraat 4, 1000 Brussel WETTELIJK DEPOT: D/0140/2012/6
REDACTIE: VORMGEVING:

De inhoud van deze publicatie vindt u op www.vbo.be


Cette brochure est galement disponible en franais.

Brussel, juni 2012 Beste lezer, Onze economie, arbeidsmarkt en sociale zekerheid worden geconfronteerd met vele uitdagingen op economisch en sociaal vlak. De vergrijzing van de bevolking, de werkloosheid, de werkgelegenheidsgraad, de tekorten en de mismatch op de arbeidsmarkt, alsook het concurrentievermogen van de Belgische ondernemingen zijn allemaal themas waar ons land zich over moet buigen. Met het regeerakkoord werd besloten tot een aantal maatregelen om te kunnen inspelen op de nationale en Europese eisen en doelstellingen. Maar zullen die maatregelen wel volstaan? Dit Statistisch zakboekje tracht voor het zesde opeenvolgende jaar de structurele problemen op sociaaleconomisch gebied te duiden. Aan de hand van cijfers en feiten gaan wij hierna dieper in op de huidige moeilijkheden met betrekking tot de volgende domeinen: 1) Het concurrentievermogen van onze ondernemingen 2) De mismatch tussen de vraag naar en het aanbod van werk 3) De arbeidsmarkt 4) De genomen pensioenmaatregelen 5) Het socialezekerheidsstelsel Om u als bedrijfsleider, partner in het sociaaleconomisch overleg of journalist te gidsen door bepaalde cijfers op het gebied van arbeidsverhoudingen en sociale zekerheid, heeft het VBO dit Statistisch zakboekje opgesteld. Wij willen namelijk het debat over de te maken beleidskeuzes voeden en aanzwengelen. Dit Statistisch zakboekje is een werkstuk van het Sociaal departement en van het Economisch departement van het VBO. Voor verdere vragen en suggesties tot verbetering kunt u terecht bij Alice Defauw (ald@vbo-feb.be), cordinatrice van dit project. Het zakboekje is gratis te verkrijgen in gedrukte versie (zie colofon) en is ook terug te vinden op onze website www.vbo.be, onder de rubriek Publicaties / Cijfers en feiten. Wij wensen u veel leesplezier.
STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO

Pieter Timmermans, bestuurder-directeur-generaal VBO

INHOUDSOPGAVE
CONCURRENTIEVERMOGEN p. 6 p. 7 p. 8 p. 10 Loonkosten: meer dan 20% verschil Loonkostenontsporingen vooral te verklaren door ons indexeringssysteem We zijn meer kwetsbaar voor externe schokken Hervorming van de index zal onze economie weer op gang brengen MISMATCH p. 12 p. 14 p. 16 Schamele efficintie van de arbeidsmarkt Oproep tot mobiliteit Rol van de opleidingen ARBEIDSMARKT p. 18 p. 19 p. 20 Werkloosheid zal niet verminderen vr 2015 Atypische arbeidsvormen minder ontwikkeld in Belgi Activering van werkzoekgedrag werpt vruchten af PENSIOENEN p. 22 p. 24 p. 26
STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO

Een blik op de pensioenen in Europa Vergrijzing laat zich voelen Duurzaamheid van de stelsels SOCIALE ZEKERHEID

p. 28 p. 30 p. 31

Onze sociale zekerheid vandaag Breuk tussen ontwikkeling uitgaven en ontwikkeling bbp Globale prestatie van de sociale zekerheid KERNCIJFERS

p. 32 p. 34

Belgi Eurozone

CONCURRENTIEVERMOGEN MISMATCH ARBEIDSMARKT PENSIOENEN SOCIALE ZEKERHEID

CONCURRENTIEVERMOGEN

Loonkosten: meer dan 20% verschil


Een plaats bovenaan de rangschikking...
Volgens de gegevens die zijn gepubliceerd door Eurostat, staat Belgi zowel in 2008 als in 2011 bovenaan wat betreft de uurloonkosten van de arbeidskrachten in de handelseconomie. Er wordt opgemerkt dat de kosten voor een uur in de profitsector in 2008 in Belgi 35,6 euro beliepen. De handicap van Belgi op het vlak van de loonkosten ten aanzien van zijn drie buurlanden (Frankrijk, Nederland en Duitsland) bedroeg in 2008 aldus 19,4%.

Uurloonkosten in euro van de arbeidskrachten in de handelseconomie1 (Bron: Eurostat)

...die onze handicap op het vlak van de loonkosten verzwaart!


Naast het al hoge niveau van de uurloonkosten in 2008 heeft Belgi nog een bijkomende ontsporing meegemaakt, aangezien in de meeste landen van de eurozone de evolutie die tussen 2008 en 2011 werd waargenomen heel wat hoger lag. Met 39,3 euro uurloonkosten staat Belgi een eind voor Frankrijk (34,2 euro), Nederland (31,1 euro) en Duitsland (30,1 euro). Deze hogere evolutie van de uurloonkosten van de arbeidskrachten verzwaart onze handicap met betrekking tot de loonkosten, die in 2011 opliep tot 23,6%. Belgi was in 2008 al kampioen wat de loonkosten betreft en deze situatie is
STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO

sindsdien nog verergerd, waardoor de concurrentiepositie van onze economie is verslechterd.


1 Ramingen gebaseerd op de ondernemingen met meer dan 10 werknemers.

CONCURRENTIEVERMOGEN

Loonkostenontsporingen vooral te verklaren door ons indexeringssysteem


Een analyse van de samenstelling van de loonkostenevolutie blijkt interessant te zijn, aangezien ze het mogelijk maakt beter de oorsprong te begrijpen van de verschillen die hier ten opzichte van de situatie in onze buurlanden bestaan. Volgens de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven bedroeg de stijging van de uurloonkosten die tussen 2007 en 2008 werd waargenomen 6,9% in Belgi, tegenover 4,7% in onze buurlanden. Tussen 2009 en 2010 gingen deze kosten met 3,4% omhoog, tegenover 3,2% in onze buurlanden. Wat de recente evolutie, voor de periode 2011-2012, betreft, zou de groei in Belgi 0,3 procentpunt hoger liggen dan het gemiddelde van Duitsland, Frankrijk en Nederland. De in april door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven uitgevoerde update van de gegevens gaat in dezelfde richting als de hierboven verkregen resultaten.

Evolutie van de uurloonkosten in de privsector in Belgi (Bron: CRB)


* raming

De ontleding van deze evolutie geeft aan dat vooral de indexeringscomponent een grote rol speelt. Als we onze loonkostenhandicap willen verkleinen en aldus het concurrentievermogen van onze ondernemingen willen ver-

sterken, moet er op het vlak van de indexering ingegrepen worden.

STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO

CONCURRENTIEVERMOGEN

We zijn meer kwetsbaar voor externe schokken


Aanzienlijker tweederonde-effecten Belgi is kwetsbaarder voor externe schokken zoals de olieschokken. Het effect van een stijging van de olieprijs met 10% op de inflatie is heel wat groter in ons land dan in onze buurlanden. Hier ligt de verklaring in twee elementen: - enerzijds stellen we vast dat het directe effect op de consumptieprijzen van de energieproducten groter is in Belgi. Dat valt te verklaren door een sterkere variatie van het verbruik van energieproducten als antwoord op een verandering van de internationale energieprijzen. Bovendien wordt dit effect versterkt doordat deze producten ook een belangrijker plaats innemen in de consumptiekorf en zo zwaarder doorwegen in het GICP2; - anderzijds vergroot het loonindexeringsmechanisme van ons land de risicos op tweederonde-effecten door een inflatiespiraal met zich te brengen. De prijsstijgingen leiden tot hogere lonen, die op hun beurt de productiekosten van de ondernemingen verhogen en aldus aanleiding geven tot een nieuwe stijging van de prijzen. met 10% in Belgi 0,45 procentpunt bedragen en in onze buurlanden 0,37 procentpunt. Het verschil laat zich hier al voelen, maar wordt nog groter wanneer men de toestand onderzoekt wat de aan de reactie van de lonen te wijten effecten betreft. Het effect in Belgi bedraagt 0,26 procentpunt en is 3 keer groter dan dat wat gemiddeld wordt waargenomen in onze buurlanden (0,08) en in de eurozone (0,09). Het zijn dus de tweederonde-effecten, die heel wat groter zijn dan die in onze buurlanden, die Belgi de das omdoen.
2 Het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen verschaft een vergelijkbare meting van de inflatie voor de landen van de eurozone.

...die tot een sterkere stijging van het prijsindexcijfer leiden


Volgens de NBB en de ECB zou de impact zonder reactie van de lonen van een stijging van de olieprijzen

STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO

CONCURRENTIEVERMOGEN

Impact van een stijging met 10% van de prijs voor ruwe aardolie op het GICP*
* Gecumuleerd verschil in percentage na 3 jaar ten opzichte van het basisscenario zonder olieschok (Bron: ECB (2010), NBB voor Belgi)

STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO

CONCURRENTIEVERMOGEN

Hervorming van de index zal onze economie weer op gang brengen


Een geleidelijk ophalen van onze loonkostenhandicap
De regeringen interesseren zich voor drie sleutelelementen om de welvaart van hun economie te verzekeren: een positieve groei, een onder controle gehouden inflatiepeil en een groei van de werkgelegenheid. Een simulatie van het Planbureau3 toont aan dat het geleidelijk ophalen van onze loonkostenhandicap ten opzichte van de buurlanden onze economie positief zou benvloeden. Op korte termijn zou een vertraging van de groei van de lonen bepaalde negatieve effecten voor de economie kunnen hebben (onder andere wat de koopkracht voor de insiders betreft), maar die zouden over het geheel genomen meer dan gecompenseerd worden en zouden op lange termijn bijdragen tot de ontwikkeling van de Belgische economie.

Langetermijnimpact van een geleidelijk ophalen van de loonkostenhandicap (Bron: Planbureau, 2010)

Benvloedt positief de groei, de werkgelegenheid en de inflatie


De correctie van onze loonkostenhandicap zou ons concurrentievermogen gunstig benvloeden. Deze verbetering van de

10

concurrentiekracht zou zichtbaar worden in een stijging van de export (belangrijk element, aangezien het aandeel daarvan 80% van het bbp in 20104 uitmaakt ) die zou bijdragen tot een toename van de groei. Dat zou ons land onder andere in staat stellen een bijkomende groei van het bbp met 0,11% te verwezenlijken. Een gematigder evolutie van de loonkosten zou ook positief weerspiegeld worden in de inflatie, aangezien het niveau van het ICP met 0,85% zou dalen. Het derde positief effect betreft de werk-

STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO

gelegenheid en is niet van de geringste. Als we onze loonkostenhandicap wegwerken, zouden er tegen 2020 meer dan 40.000 banen5 kunnen gecreerd worden. Deze resultaten tonen aan dat een hervorming van ons loonindexeringssysteem zowel de groei als het prijspeil en de werkgelegenheid ten goede zou komen.
3 Een geleidelijke dichting van de loonkloof door de groei van het brutoloon exclusief index van 2012 tot 2015 te vertragen. 4 AMECO-databank (EC). 5 Dit resultaat is onderschat, aangezien deze simulatie gebaseerd is op het ophalen van een loonkostenhandicap van 3% terwijl deze voor 2012 4,6% bedraagt.

CONCURRENTIEVERMOGEN MISMATCH ARBEIDSMARKT PENSIOENEN SOCIALE ZEKERHEID

MISMATCH

Schamele efficintie van de arbeidsmarkt


De arbeidsmarkt wordt gekenmerkt door een paradox: ondanks een groot aantal werkzoekenden blijft het aantal vacatures hoog. De matching tussen de twee komt almaar moeilijker tot stand. Er wordt vastgesteld dat de door de werkgevers gezochte competenties niet diegene zijn die bij de werkzoekenden (onder andere bij de jonge afgestudeerden) aanwezig zijn. Het vacaturecijfer geeft ons aan hoe efficint de arbeidsmarkt is bij deze koppeling van vraag en aanbod. Hoe hoger het is, hoe groter de spanningen op de arbeidsmarkt zijn. Volgens Eurostat8 hebben Belgi (2,1) en Duitsland (2,5) in het 3de kwartaal van 2011 de hoogste vacaturecijfers van de Europese Unie (1,6). Binnen Belgi zijn er regionale verschillen. Vlaanderen (2,77) bekleedt de minst gunstige positie, gevolgd door het Brussels Hoofdstedelijk gewest (2,11) en ten slotte Walloni (0,97). Bovendien stellen we vast, als

Vacaturecijfer per Gewest en in Belgi


(Bron: VDAB, FOREM, ACTIRIS, Ideaconsult, Eurostat, ADSEI EAK, NBB)

STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO

we naar de evolutie ten opzichte van het voorgaande jaar kijken, dat de toestand verslechterd is, aangezien deze cijfers zijn gestegen.

6 Dit cijfer geeft ons het aantal vacatures per 100 banen. Hoe hoger het is, hoe meer spanningen er zijn op de arbeidsmarkt en hoe minder efficint de markt is wat het matchen van vraag en aanbod betreft. 7 Gemiddelde van januari tot oktober 2011. 8 Enqute naar de arbeidskrachten.

12

MISMATCH

Een toestand die wel eens zou kunnen blijven aanslepen


Met de vergrijzing van de bevolking gaan de tekorten duidelijker worden naarmate de vraag naar vervanging van de 50-plussers stijgt. Het op pensioenleeftijd komen van de groep van de naoorlogse babyboomers doet de uitstroom uit de arbeidsmarkt fors toenemen. Dat gaat het aantal posten die moeten ingevuld worden om hen te vervangen doen groeien. Volgens de raming van professor Luc Sels van de KUL tijdens het VBO-Forum (september 2011) zullen tussen 2010 en 2015 zowat 500.000 50-plussers de arbeidsmarkt verlaten. Bovendien gaat de kloof wat de mismatch betreft die tussen de Gewesten bestaat, in de toekomst nog meer uitgediept worden, aangezien volgens de voorspelde evoluties de vervangingsvraag heel wat groter zal zijn in Vlaanderen dan in de andere Gewesten.

Vervangingsvraag voor de 50-plussers


(Bron: L. Sels, KU Leuven)

De inefficintie bij de koppeling van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, alsook de vergrijzing van de bevolking versterken het vraagstuk van de aanwezigheid van de knelpuntberoepen. Onder deze vele functies staan ingenieurs, verple-

gend personeel, IT-personeel en technici bovenaan in de rangschikking.

13

STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO

MISMATCH

Oproep tot mobiliteit


De proportie vacatures varieert naargelang van de Gewesten. Ruim 85% van de aanbiedingen is in het Vlaamse gewest te vinden, terwijl bijna 45% van de werkzoekenden in Walloni verblijft. In dit laatste Gewest is de proportie vacatures relatief klein. Op grond van deze vaststellingen lijkt een ontwikkeling van de intergewestelijke mobiliteit aangewezen. Als we de toestand op het gebied van woon-werkverkeer onderzoeken, stellen we vast dat het de Walen zijn die, met een proportie van 17,4%, het talrijkst in een ander Gewest en in het buitenland werken. 10% van de inwoners van Walloni gaat werken in het Brussels Hoofdstedelijk gewest, 3,1% in Vlaanderen en 4,3% in het buitenland. Op basis van de gegevens over de vacatures zijn wij vooral genteresseerd in het pendelverkeer naar Vlaanderen. Terwijl 1/10 van de

Verdeling van de werkzoekenden en van de lopende werkaanbiedingen per Gewest en in Belgi (Bron: RVA, FOREM,
VDAB, ACTIRIS)

14

STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO

bevolking die in Brussel woont in Vlaanderen gaat werken, bedraagt deze proportie slechts 3,1% voor de inwoners van Walloni.

MISMATCH

Dagelijks pendelverkeer tussen de Gewesten in 2010


(Bronnen: ADSEI, Enqute naar de arbeidskrachten)

De werknemersstromen naar de Gewesten tonen ons dat de meerderheid van de pendelaars naar het Brussels Hoofdstedelijk gewest (61%) trekt, wat geen verrassing is. Slechts 13,6% van de pendelaars gaat naar het Vlaamse gewest (waar de meeste vacatures voorhanden zijn). Deze resultaten volstaan niet om het hoofd

te bieden aan de vastgestelde mismatch. De samenwerking tussen de gewestelijke diensten voor arbeidsvoorziening is een eerste stap in de goede richting. Zij heeft het mogelijk gemaakt om in 2011 iets minder dan 1.500 Waalse werkzoekenden aan het werk te zetten in Vlaanderen. Dat

15

STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO

is een toename met 13% ten opzichte van 2010. Dergelijke initiatieven, die de mobiliteit van de arbeidskrachten stimuleren, verdienen om veralgemeend en versterkt te worden.

MISMATCH

Rol van de opleidingen


Onder mismatch wordt verstaan het niet op elkaar afgestemd zijn van de beschikbare competenties en die welke vereist zijn om bepaalde jobs uit te oefenen. Aan de aanbodzijde vinden we twee categorien van personen. Enerzijds hebben we de, vaak jonge, ongeschoolde werkzoekenden. Volgens de gegevens van de RVA9 zou de meerderheid van de werklozen (55%) het secundair onderwijs niet beindigd hebben. Er is hier dus manoeuvreerruimte. Anderzijds zijn er gediplomeerden met diplomas waar men moeilijk mee aan de bak komt op de arbeidsmarkt, omdat de verworven kwalificatie niet beantwoordt aan de behoeften van de ondernemingen. Aan de vraagzijde zijn er een heel aantal banen die moeten ingevuld worden, maar waar de ondernemingen geen of moeilijk kandidaten voor vinden. Dat is in het bijzonder het geval voor de zogenoemde STEM-beroepen10 (wetenschappen, techniek, engineering, wiskunde), maar ook voor vele knelpuntberoepen zoals elektricien, Proportie werklozen per studieniveau bakker, hulpboekhouder, verin 2011 (Bron: RVA) pleegkundige, enz. Om deze mismatch op te lossen, zou er bijvoorbeeld over gedacht kunnen worden de voorrang te geven aan alternerende opleidingen. De jongeren moeten ook beter ingelicht worden over de mogelijkheden om aan de slag te raken met de gekozen studies en over de impact die het gekozen diploma zal hebben op hun loopbaan en op hun toekomstige lonen, opdat zij verstandige en toekomstgerichte keuzes maken. Er moeten nauwere banden tot stand worden gebracht tussen de onderwijswereld en de arbeidsmarkt, opdat de den over de beschikbare beroepen, de kinderen al van in het lager onderwijs via vereiste kwalificaties, de mogelijkheden bedrijfsbezoeken of andere activiteiten in op de arbeidsmarkt, en zou de mismatch contact worden gebracht met een verkunnen aangepakt worden. scheidenheid van ondernemingen en beroepen. Daarmee zouden opvoeders 9 RVA, jaarverslag 2011. 10 Sciences, technology, engineering and mathematics. en kinderen genformeerd kunnen wor-

16

STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO

CONCURRENTIEVERMOGEN MISMATCH ARBEIDSMARKT PENSIOENEN SOCIALE ZEKERHEID

ARBEIDSMARKT

Werkloosheid zal niet verminderen vr 2015


Het jaar 2011 werd gekenmerkt door een sterkere verandering van de binnenlandse werkgelegenheid dan die van de beroepsbevolking, wat tot uiting kwam in een vermindering van de werkloosheid. Naast deze mooie vermindering die vorig jaar werd waargenomen, stijgt het aantal werklozen opnieuw vanaf 2012 en blijft het de daaropvolgende jaren onrustwekkend evolueren. De toename van het aantal werklozen zal het grootst zijn in 2013; in dat jaar zal hun aantal met meer dan 30.000 aangroeien. Pas vanaf 2016 en 2017 komt er een echte vermindering. Deze projectie toont ons aan dat er inspanningen nodig zijn als we de werkloosheid meer en sneller willen terugdringen. Ook al is de werkgelegenheidsgraad in Belgi sinds het begin van de jaren 2000 positief gevolueerd, toch blijft er nog een weg af te leggen. In 2011 bedroeg de werkgelegenheidsgraad van de 20tot 64-jarigen 67,3%, wat een stijging is met 1,5 procentpunt ten opzichte van het in 2000 opgetekend cijfer (65,8%). Volgens de raming van het Planbureau zal

Verandering in duizenden van de beroepsbevolking, van de binnenlandse werkgelegenheid en van de werkloosheid


(Bron: Planbureau, Economische vooruitzichten 2012-2017)

18

de werkgelegenheidsgraad relatief weinig stijgen aangezien hij in 2017 68,5% zal belopen. Als we kijken naar de Belgische doelstelling die voor 2020 werd vastgesteld, 73,2%, dan zijn we daar nog ver af. Om deze doelstelling te halen, zullen er tegen 2020 iets meer dan 560.000 banen11 moeten gecreerd worden.

Er moeten dan ook maatregelen komen om de groei en de werkgelegenheid in onze economie te bevorderen en tot een dynamische arbeidsmarkt te komen. Om het vastgestelde doel te halen, moeten wij doorgaan met de hervormingen van ons systeem.
11 Nationaal hervormingsprogramma 2012.

STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO

ARBEIDSMARKT

Atypische arbeidsvormen minder ontwikkeld in Belgi


Volgens Eurostat zijn bepaalde vormen van werkorganisatie in Belgi minder ontwikkeld. Dat is het geval met weekendwerk, met nacht- en ploegenarbeid, maar ook met tijdelijke tewerkstelling. We stellen vast dat deze laatste arbeidsvorm minder wordt gebruikt, aangezien 9% van de Belgen een tijdelijke betrekking heeft, terwijl die proportie in onze buurlanden bijna 15% bedraagt. Toch moet deze vaststelling wat het gebruik van de vormen van werkorganisatie betreft, genuanceerd worden. Bij het tijdelijk werk stellen we vast dat de uitzendactiviteit in ons land over de periode 2010-2011 met 10% is toegenomen. Dit soort activiteit is belangrijk omdat ze het mogelijk maakt meer banen te scheppen. De ondernemingen maken namelijk van uitzendarbeid gebruik als middel om mensen in dienst te nemen bij moeilijke situaties, in perioden van economische onzekerheid. Bovendien kan een uitzendovereenkomst voor de werknemers een springplank naar een vaste betrekking vormen.

Vormen van werkorganisatie in Belgi, in de buurlanden en in de EU-15 in 2011 (Bron: Eurostat, VBO-berekeningen)

Ons land beschikt voor de vormen van werkorganisatie over een zekere manoeuvreerruimte. De bestaande oplossingen maken het mogelijk de arbeidsmarkt te dynamiseren en vormen een kans voor zowel werkgevers als werknemers en werkzoekenden. Vrij ingewikkelde en stroeve procedures

remmen echter de toegang tot deze vormen van werkgelegenheid. Een modernere en aldus soepeler werkorganisatie stelt de ondernemingen in staat zich beter aan te passen en beter in te spelen op de behoeften en op de conjunctuur.

19

STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO

ARBEIDSMARKT

Activering van werkzoekgedrag werpt vruchten af


Een andere piste om de werkgelegenheidsgraad te verhogen en iets te doen aan de tekorten aan arbeidskrachten ligt in de activering van de werklozen. Het systeem om het werkzoekgedrag te activeren, werd sinds 2004 geleidelijk ingevoerd voor de werklozen beneden de 30 jaar, vervolgens in 2005 voor de werklozen van minder dan 40 jaar en in 2006 voor die onder de 50 jaar. De activeringsmaatregel heeft het mogelijk gemaakt de uitstroom van de doelgroepen uit de werkloosheid fors te verhogen aangezien die met 50% gegroeid is ten opzichte van de uitstroom die vr de invoering van de maatregel werd vastgesteld. Terwijl in 2003 nauwelijks 1/10 van de langdurig werklozen van 45 tot 49 jaar een kans had om uit de werkloosheid te raken, is deze verhouding in 2010 gestegen tot 1/4. Ook voor de lagere leeftijdsklassen wordt een sterkere groei van de uitstroom waargenomen. De positieve effecten van de activering houden aan, aangezien van eind 2010 tot eind 2011 nog een vermindering van het

Uitstroom van de langdurig werklozen (2 jaar en meer)


(Bron: RVA)

20

aantal vergoede werkzoekenden is vastgesteld. Het verschil in situatie met de niet-gerechtigden (van meer dan 50 jaar) is goed zichtbaar. Aangezien het regeerakkoord voorziet in de uitbreiding van de toepassing van deze maatregel tot de werklozen van 50 jaar en ouder12 alsook in de vermindering van de opvolgingstermijnen, mogen we nog een verbetering van de uitstroom uit de werkloosheid verwachten.

Twee positieve vaststellingen komen uit dit activeringsbeleid naar voren. Ten eerste werpt de maatregel vruchten af aangezien zelfs tijdens de crisis een daling van de langdurige werkloosheid bij de gerechtigden wordt vastgesteld. Hoe de conjunctuur er ook aan toe is, de resultaten blijven positief. Deze vaststelling wordt bovendien versterkt door een tweede element: slechts een uiterst klein deel van de uitstroom gaat naar de sociale bijstand (2,3%).
12 Tot 56 jaar in 2013 en tot 58 jaar in 2016.

STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO

CONCURRENTIEVERMOGEN MISMATCH ARBEIDSMARKT PENSIOENEN SOCIALE ZEKERHEID

PENSIOENEN

Een blik op de pensioenen in Europa


De tabel bevestigt het belang dat de Europese landen aan het probleem van vervroegde pensionering moeten hechten. De effectieve pensioenleeftijd blijft in Belgi laag. Ons land staat onderaan in de rangschikking, naast Frankrijk. De afhankelijkheidsratio13 weerspiegelt het gewicht van ouderen in de bevolking. Hij kan van land tot land sterk verschillen; hij bedraagt 23,3% in Nederland en 31,2% in Duitsland. Om het hoofd te bieden aan deze toestand, hebben de meeste landen besloten om hun pensioentoegangssysteem te hervormen. De ingevoerde maatregelen kunnen betrekking hebben op de pensioentoegangsleeftijd en op de wettelijke pensioenleeftijd. Heel wat landen hebben voor dit tweede alternatief gekozen door de wettelijke pensioenleeftijd op 67 jaar te brengen tegen 2020-2030. Dat is een grote verandering, want momenteel stelt men vast dat de wettelijke leeftijd in de meeste landen 65 jaar is. Ondanks een effectieve uittredeleeftijd die al dicht bij de wettelijke pensioen-

Overzicht pensioenleeftijden en afhankelijkheidsratios in Europa


* 2010 De gegevens hebben betrekking op mannen. (Bronnen: OESO14, EC15 en Eurostat)

22

STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO

PENSIOENEN

leeftijd zit, onderscheiden Denemarken en het Verenigd Koninkrijk zich van de andere landen met hun betrekkelijk grote hervormingen. Denemarken is een van de enige landen die maatregelen nemen op zowel het vlak van de pensioengerechtigde leeftijd als op dat van de wettelijke pensioenleeftijd. Het Zweedse systeem: is een gemengd repartitie- en kapitalisatiestelsel. Het pensioenbedrag hangt af van de pensioneringsdatum en van de levensverwachting. Op 61 jaar kiest het individu ervoor om zijn rustpensioen op te nemen ofwel zijn activiteit voort te zetten; in dit laatste geval zal het pensioenbedrag hoger zijn. Andere landen, zoals Zweden, hebben besloten hun hervormingen toe te spitsen op de parameters voor de berekening van het pensioen, veeleer dan op de pensioenleeftijd als dusdanig. De vergrijzing van de bevolking zorgt voor rele problemen op het gebied van de houdbaarheid van de bestaande sys-

Pensioenleeftijden gaan omhoog (Bronnen: OESO en EC)

temen. De maatregelen die vandaag in Belgi en in de andere landen genomen worden, zijn ongetwijfeld een stap in de richting van een verbetering van de toestand. Men moet zich afvragen of deze maatregelen zullen volstaan. Er zijn een groot aantal parameters (leeftijd, meetellen van loopbaan- en bijdragejaren, bonus-malusregeling, enz.) in het spel die

13 Deze ratio geeft de verhouding weer tussen het aantal 65plussers en het aantal personen op arbeidsleeftijd (van 15 tot 64 jaar). 14 Pensions at a Glance 2011: retirement-income systems in OECD and G20 countries, OECD. 15 White paper: an agenda for adequate, safe and sustainable pensions, CE, February 2012.

23

STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO

dus in aanmerking moeten worden genomen wanneer men het heeft over de betaalbaarheid van het systeem.

PENSIOENEN

Vergrijzing laat zich voelen


Hoe groot zal de instroom van ouderen zijn? Om alle genomen maatregelen te beoordelen, zullen we ook aandacht moeten besteden aan de ouderenafhankelijkheidsratio. Deze ratio geeft de verhouding weer tussen het aantal 65-plussers en de 15- tot 64-jarigen. Om de omvang van het vergrijzingsprobleem in te schatten, kijken wij zowel naar de huidige ratio als naar de verwachting en de evolutie ervan. Voor Duitsland en Itali zijn het zowel hun huidige positie als hun verwachting voor 2020 die aantonen dat het nodig is hun systeem te hervormen, aangezien hun ratio nu al groter is dan 30%. Met een huidige ratio van 26% behoort Belgi tot het Europese gemiddelde. Voor 2020 wordt een afhankelijkheidsratio verwacht van iets meer dan 30%, wat een stijging met 4,5 pp. betekent in vergelijking met de huidige situatie. Deze evolutie is minder groot dan in de meeste andere landen, maar blijft toch onrustwekkend. De landen waar het aandeel ouderen het sterkst zal evolueren, zijn Nederland en Frankrijk met een evolutie van meer dan 7 pp. in de loop van de volgende jaren. De afhankelijkheidsratio van deze twee landen zal sterk veranderen. Nederland zal overgaan van een situatie met een betrekkelijk gering aandeel ouderen (23%) naar een situatie die vergelijkbaar is met de overige Europese landen (31%).

24

STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO

PENSIOENEN

Projectie van de evolutie van de ouderenafhankelijkheidsratio over de periode 2011-2020


* 2010 ** Toename in procentpunt (pp.) (Bronnen: EC en Eurostat)

25

STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO

PENSIOENEN

Duurzaamheid van de stelsels


Zal de toename van de werkgelegenheid volstaan voor de financiering?
Wanneer we willen bepalen of het huidige stelsel met de geplande hervormingen op lange termijn houdbaar is, kijken we naar de werkgelegenheidsgraad. Deze geeft aan welke de financieringsmiddelen van het stelsel zijn aangezien het een repartitiestelsel is. Na een eerder positieve vaststelling op het vlak van afhankelijkheidsratio, positioneert Belgi zich minder goed in termen van werkgelegenheidsgraad. Met een huidige werkgelegenheidsgraad van 67,3% zit ons land onder het gemiddelde van de Europese Unie (68,6%), maar vooral een flink stuk onder de percentages die in onze buurlanden worden vastgesteld. Nederland staat aan de kop met een werkgelegenheidsgraad van meer dan 9 pp. boven die van Belgi. Dan volgen Duitsland met een werkgelegenheidsgraad die boven de Europese doelstelling van 75% ligt en Frankrijk met 69,1%. De grafiek toont zowel het huidige niveau als de verwachting voor 2020 en het te

Vooruitzichten en doelstellingen werkgelegenheidsgraad voor 2020 (Bron: EC)

26

bereiken doel voor de verschillende landen. Hieraan kan men zien in welke mate de landen hun eigen doelstelling in termen van werkgelegenheidsgraad voor 2020 zullen halen. Zweden en Duitsland zullen de enige twee landen zijn die hun doel zullen bereiken. De projecties voor 2020 tonen aan dat wij in Belgi, zoals in vele andere landen, een stuk onder het doel van het Nationaal hervormingsplan (73,2%) zullen blijven. Wij zitten namelijk nu op 5,9 pp. van het in 2020

te bereiken doel. Volgens het Planbureau zullen wij bij ongewijzigd beleid een werkgelegenheidsgraad van 70,3% halen in 2020, wat 2,9 pp. te weinig is. We moeten ons afvragen of de huidige hervormingen zullen volstaan in het licht van de toestand van vandaag en van de vooruitzichten. Indien de werkgelegenheidsgraad niet voldoende stijgt, zullen er niet genoeg financieringsmiddelen zijn en zal dit het voortbestaan van het pensioenstelsel in gevaar brengen.

STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO

CONCURRENTIEVERMOGEN MISMATCH ARBEIDSMARKT PENSIOENEN SOCIALE ZEKERHEID

SOCIALE ZEKERHEID

Onze sociale zekerheid vandaag


Waartoe dienen onze bijdragen? In 2011 zijn de ontvangsten van de sociale zekerheid voor 61,7% afkomstig van de bijdragen die door de ondernemingen zijn betaald. Met andere woorden, de ondernemingen storten voor 42,3 miljard bijdragen in de sociale zekerheid van de loontrekkenden. In dit bedrag zijn de bijdrageverminderingen niet begrepen. De bijdrageverminderingen die de ondernemingen genieten, belopen 6,7 miljard, waarvan 6 miljard op de werkgeversbijdragen en 700 miljoen op de persoonlijke bijdragen. Met deze bijdragen kan een deel van de uitgaven worden gefinancierd, maar ze volstaan niet om de uitgaven volledig te dekken. Er is dus een overheidstegemoetkoming en een alternatieve financiering nodig (respectievelijk 7 en 15,2 miljard). Het bedrag van de overheidstegemoetkoming varieert naargelang van het tekort dat moet worden aangevuld. Wij mogen ons voor 2012 dan

Uitsplitsing socialezekerheidsontvangsten in 2011


(Bron: FOD Sociale Zekerheid)

STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO

28

ook aan een verhoging van deze tegemoetkoming verwachten die zou kunnen oplopen tot 10 miljard. Dit deel van de ontvangsten is de sluitpost, aangezien hij de sociale zekerheid in evenwicht kan brengen.

Aangezien deze post een zeer zware parameter is voor de begroting van de federale overheid, kan dit de betaalbaarheid van het stelsel in het gedrang brengen.

SOCIALE ZEKERHEID

Uitsplitsing socialezekerheidsuitgaven in 2011 (Bron: FOD Sociale Zekerheid)

Onder de te financieren uitgaven steken er twee posten als de zwaarste boven uit. De uitgaven voor gezondheidszorg vormen 32% van het totaal en belopen 22,3 miljard. 19,3 miljard gaat naar de pensioenen. Dit is goed

voor 28% van alle uitgaven. De vergrijzing zal waarschijnlijk bijdragen tot een verhoging van deze twee uitgavenposten in de toekomst. Naast deze twee grote posten vinden wij in volgorde van grootte werkloosheid,

arbeidsongeschiktheid en invaliditeit, en kinderbijslag.

29

STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO

SOCIALE ZEKERHEID

Breuk tussen ontwikkeling uitgaven en ontwikkeling bbp


Een betrekkelijk gelijklopende evolutie van de sociale prestaties en het bbp kenmerkt ons land in het begin van de jaren 2000. Sinds de jaren 2006 is er echter verandering in de toestand gekomen; de verschillende posten van de sociale prestaties komen steeds meer los van de evolutie van het bbp. De twee belangrijkste posten van de sociale zekerheid, met name pensioenen en gezondheidszorg, evolueren ook veel sneller dan onze economie. Sinds het begin van de jaren 2000 stegen de pensioenuitgaven met 30%, de uitgaven voor gezondheidszorg met iets meer dan 40% en de ziekte- en invaliditeitsuitkeringen met 60%. Op Europees vlak staat Belgi bovenaan in het klassement met zijn socialezekerheidsuitgaven16 in 2008 (28,1% van het bbp). Sommige van onze buurlanden behalen gelijkaardige resultaten. Dit is het geval voor Frankrijk en Nederland (respectievelijk 31% en 28,5%).

Evolutie van het bbp en van de uitgaven voor sociale prestaties over de periode 2001-2011 in rele termen (2001=100)
(Bron: NBB, VBO-berekeningen)

STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO

30

We dienen ons af te vragen of de omvang van de middelen die Belgi aan de sociale zekerheid besteedt, zich positief weerspiegelt in de behaalde resultaten (in termen van prestatie) en of deze middelen dus gerechtvaardigd zijn. De evolutie van de uitgaven zoals die nu

wordt waargenomen met andere woorden dat ze veel sneller evolueren dan het bbp is op lange termijn niet houdbaar. Dit dreigt op het voortbestaan van ons huidig stelsel te wegen.
16 Eurostat.

SOCIALE ZEKERHEID

Globale prestatie van de sociale zekerheid


Worden de bijdragen goed genvesteerd?
Een studie van het Institut de Recherches Economiques et Sociale17 (UCL) meet de prestatie van de welvaartsstaat van de Europese Unie aan de hand van een samengestelde indicator die rekening houdt met armoede, ongelijkheden, werkloosheid, schooluitval en levensverwachting.

Genormaliseerde prestatie-indicatoren* (Bron: IRES)


* Hoe dichter de waarde van de indicator de eenheid benadert, hoe groter de prestatie van het land op dit gebied is.

Van de top naar de middenmoot


Terwijl ons socialezekerheidsstelsel een twintigtal jaren terug een goede reputatie had in Europa, geven de resultaten van de studie een minder gunstig beeld te zien voor de huidige situatie. Belgi zit met een prestatie-indicator van 0,72 in het midden van het peloton op het niveau van het Europa van de 15. Met uitzondering van Duitsland halen onze buurlanden hogere scores: Nederland 0,86, Luxemburg 0,81 en Frankrijk 0,75. Deze cijfers geven aan dat onze buurlanden de neiging vertonen betere resultaten te behalen

op de vijf in aanmerking genomen gebieden. In Belgi worden veel middelen genvesteerd (28% van het bbp) en is de totale prestatie niet van de beste. Heel wat Europese landen, waaronder de meeste van onze buurlanden, staan voor ons gerangschikt. De twee voornaamste factoren die de prestatie-indi-

17 Meer weten over de studie: Lefebvre M., Perelman S. en Pestieau P., La performance de lEtat-providence europen. Quel enseignement pour la Belgique ?, Revue Regards conomiques van december 2011, gepubliceerd door het IRES.

31

STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO

cator voor Belgi neerwaarts benvloeden, zijn de werkloosheidsgraad en de armoedegraad.

KERNCIJFERS
LONEN
Indicator Bbp-groei Productiviteit Nominale loonkostengroei per eenheid product Nominale loonkostengroei uurlonen Belgi Nominale loonkostengroei uurlonen - buurlanden
Bronnen: Eurostat, CRB.

BELGI

2005 1,7% 0,3% 1,4% 1,5% 1,5%

2006 2,7% 1,6% 2% 3,5% 2,3%

2007 2,9% 1,3% 2,1% 3,8% 2,2%

2008 1,0% -0,8% 4,4% 3,0% 2,5%

2009 -2,8% -2,6% 3,8% 2,4% 2,1%

2010 2,3% 1,4% 0% 1,1% 1,0%

2011 2,4% 0,5% 2,5% 2,6% 3,1%

WERK
Indicator Werkzaamheidsgraad 20-64 jaar (EU 2020 = 75%) - Bij de vrouwen - Bij de mannen Werkzaamheidsgraad 55-64 jaar Deeltijds werk - Bij de vrouwen - Bij de mannen Contracten bepaalde duur (incl. interim) Loontrekkende tewerkstelling privsector (30 juni)
STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO

2005 66,5% 58,6% 74,3% 31,8% 22,0% 40,5% 7,6% 8,9% 731.185 695.000 215.136

2006 66,5% 58,8% 74,0% 32,0% 22,2% 41,1% 7,4% 8,7% 730.747 699.000 216.200

2007 67,7% 60,3% 75,0% 34,4% 22,1% 40,6% 7,5% 8,6% 721.588 706.000 219.218

2008 68,0% 61,3% 74,7% 34,5% 22,6% 40,9% 7,9% 8,3% 727.941 716.000 221.048

2009 67,1% 61,0% 73,2% 35,3% 23,4% 41,5% 8,6% 8,2% 734.192 720.000 220.454

2010 67,6% 61,6% 73,5% 37,3% 24,0% 42,3% 9,0% 8,1% 736.559 726.000 220.857

2011 67,3% 61,5% 73,0% 38,7% 25,1% 43,4% 9,8% 8,9% 731.767 736.000 222.127

2.468.485 2.507.803 2.570.621 2.639.287 2.607.908 2.637.261 2.694.554

Loontrekkende tewerkstelling publieke sector (30 juni) Zelfstandigen Werkgevers privsector met personeel (30 juni)
Bronnen : Eurostat, NBB, RSZ. N.b.: niet beschikbaar.

32

KERNCIJFERS
WERKLOOSHEID
Indicator Werkloosheidsgraad Langdurige werkloosheidsgraad ( 2 jaar) Werkzoekenden - Na voltijdse job - Na studies - Na deeltijdse job - Beschikbare bruggepensioneerden Vrijgestelde werklozen - Oudere werklozen - Sociale/familiale redenen - Bruggepensioneerden Ongekwalificeerde schoolverlaters (EU 2020: 10%) Jongeren met hogere scholing (EU 2020: 40%)
* Reeksbreuk. Bronnen: Eurostat, RVA. N.b.: niet beschikbaar.

BELGI

2005 8,5% 4,4% 500.770 337.450 132.269 31.051 241.655 125.683 6.954 109.018 12,9% 39,1%

2006 8,3% 4,2% 490.175 33.586 126.010 30.579 236.488 116.169 9.250 111.069 12,6% 41,4%

2007 7,5% 3,8% 458.378 312.635 116.452 29.252 39 232.285 107.939 10.767 113.579 12,1% 41,5%

2008 7,0% 3,3% 432.498 295.443 108.403 27.456 1.196 226.092 100.844 11.097 114.151 12,0% 42,9%

2009 7,9% 3,5% 464.031 324.178 109.942 27.935 1.976 221.093 94.801 10.740 115.552 11,1% 42,0%

2010 8,3% 4,1% 469.628 328.458 109.967 28.391 2.812 216.563 89.193 9.861 117.509 11,9% 44,4%

2011 7,2% 3,5%* 453.960 316.160 105.663 28.114 4.023 207.263 83.077 8.990 115.196 n.d. n.d.

ARBEIDSORGANISATIE
Indicator Rva-verloven - Voltijds tijdskrediet - Deeltijds tijdskrediet - Voltijdse loopbaanonderbreking - Deeltijdse loopbaanonderbreking - Voltijdse thematische verloven - Deeltijdse thematische verloven Jaarlijkse arbeidsduur loontrekkenden Absentesme (0-1 maand)
Bronnen: RVA, OESO, Securex. N.b.: niet beschikbaar.

2005 194.848 12.884 76.131 9.014 65.296 7.083 24.440 1.450 1,99%

2006 210.960 12.268 89.896 8.859 63.466 7.700 28.771 1.454 1,99%

2007 223.319 11.452 100.216 8.447 63.334 8.171 31.699 1.454 2,13%

2008 235.680 10.332 108.526 8.028 64.358 8.681 35.755 1.469 2,19%

2009 252.429 9.006 118.740 7.029 65.220 9.319 43.116 1.453 2,26%

2010 265.575 8.397 123.922 6.326 65.882 9.962 51.086 1.446 2,19%

2011 271.290 7.794 6.296 66.186 10.190 52.830 n.d. 2,20%


STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO

127.992

33

KERNCIJFERS
SOCIALE ZEKERHEID
Indicator Armoederisico Working poor Inactiviteitsgraad (20-64 jaar) Effectieve uittredeleeftijd M Effectieve uittredeleeftijd V
Bronnen: Eurostat, OESO, FOD Sociale Zekerheid, RVA. N.b.: niet beschikbaar.

BELGI

2005 13,9% 3,9% 30,9% 58,7% 57,5%

2006 14,5% 4,2% 30,5% 59,0% 57,8%

2007 14,7% 4,4% 29,7% 59,6% 58,7%

2008 14,1% 4,8% 28,2% 59,8% 58,6%

2009 14,0% 4,6% 30,1% 59,1% 59,1%

2010 13,6% 4,5% 27,0% n.d. n.d.

2011 n.d. n.d. 27,6% n.d. n.d.

KERNCIJFERS
LONEN
Indicator (EU-27) Bbp-groei Productiviteit Nominale loonkostengroei per eenheid product
Bron: Eurostat.

EUROZONE

2005 1,7% 1,0% 1,6%

2006 3,2% 1,6% 1,1%

2007 2,9% 1,4% 1,9%

2008 0,3% -0,6*% 1,3%

2009 -4,3% -2,64% 1,3%

2010 1,9% 2,5% 0,6%

2011 1,5% 1,3% 0,9%

WERK
Indicator Werkzaamheidsgraad 20-64 jaar (EU 2020 = 75%)
STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO

2005 68,0% 59,4% 76,7% 40,5% 18,6% 33,8% 6,9% 16,0%

2006 69,0% 60,6% 77,4% 41,7% 19,1% 34,3% 7,3% 16,7%

2007 70,0% 61,8% 78,2% 43,3% 19,3% 34,6% 7,4% 16,6%

2008 70,3% 62,5% 78,1% 44,4% 19,4% 34,4% 7,5% 16,3%

2009 68,9% 62,1% 75,8% 45,3% 20,0% 34,8% 8,0% 15,4%

2010 68,6% 62,1% 75,2% 46,0% 20,4% 35,2% 8,4% 15,6%

2011 68,8% 62,5% 75,2% 47,5% 20,9% 35,5% 8,9% 15,8%

- Bij de vrouwen - Bij de mannen Werkzaamheidsgraad 55-64 jaar Deeltijds werk - Bij de vrouwen - Bij de mannen Contracten bepaalde duur (incl. interim)
Bron: Eurostat.

34

KERNCIJFERS
WERKLOOSHEID
Indicator Werkloosheidsgraad Langdurige werkloosheidsgraad ( 2 jaar) Ongekwalificeerde schoolverlaters (EU 2020: 10%) Jongeren met hogere scholing (EU 2020: 40%)
Bron: Eurostat. N.b.: niet beschikbaar.

EUROZONE

2005 9,2% 4,1% 17,7% 29,0%

2006 8,5% 3,9% 17,4% 29,7%

2007 7,6% 3,3% 16,8% 30,8%

2008 7,6% 3,0% 16,5% 31,5%

2009 9,6% 3,4% 15,9% 32,3%

2010 10,1% 4,3% 15,5% 33,3%

2011 10,2% 4,6% n.d. n.d.

ARBEIDSORGANISATIE
Indicator Jaarlijkse arbeidsduur loontrekkenden (EZ-11)
Bron: OESO. N.b.: niet beschikbaar.

2005
1.534

2006
1.533

2007
1.525

2008
1.533

2009
1.509

2010
1.534

2011
n.d.

SOCIALE ZEKERHEID
Indicator Armoederisico Working poor Inactiviteitsgraad (20-64 jaar) Effectieve uittredeleeftijd M Effectieve uittredeleeftijd V
Bronnen: Eurostat, OESO. N.b.: niet beschikbaar.

2005
14,7% 7,3% 23,5% 61,3 60,6

2006
15% 7,3% 22,3% 61,5 60,9

2007
15,7% 8,0% 22,4% 61,7 60,7

2008
15,2% 8,0% 22,1% 61,8 60,9

2009
15,2% 8,1% 21,5% 61,8 60,4

2010
15,2% 8,2% 21,6% n.d. n.d.

2011
n.d. n.d. 21,4% n.d. n.d.
STATISTISCH ZAKBOEKJE VBO

35

Verbond van Belgische Ondernemingen vzw Ravensteinstraat 4 1000 Brussel T + 32 2 515 08 11 F + 32 2 515 09 99 www.vbo.be

Вам также может понравиться